21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1906 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 november 2022

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 november 2022 te Brussel.

In het verslag wordt tevens ingegaan op de toezegging uit het Commissiedebat marco-economische ontwikkelingen in Europees perspectief (incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1895) om na te denken over de vraag hoe het beleid van de ECB duidelijker gezien en ervaren kan worden als passend binnen het mandaat. Daarnaast gaat het verslag in op twee toezeggingen uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. Dit betreffen de toezegging om beschikbare informatie openbare informatie over het Transmission Protection Instrument (TPI) na te sturen en een schriftelijke reactie op het nieuwsbericht inzake de ING aandeleninkoop.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 7 en 8 november 2022 en enkele toezeggingen uit Commissiedebatten Eurogroep/Ecofinraad

Eurogroep

Reguliere samenstelling

Economische ontwikkelingen en vooruitzichten voor de eurozone, update over ontwerpbegrotingsprocessen en budgettaire maatregelen om hoge energieprijzen te mitigeren

De drie separaat geagendeerde items: (1) economische ontwikkelingen en vooruitzichten voor de eurozone, (2) begrotingsbeleid in de eurozone: update over ontwerpbegrotingsproces, en (3) budgettaire maatregelen om hoge energieprijzen te mitigeren: update van de Commissie, zijn door de Eurogroepvoorzitter gecombineerd tot één gedachtewisseling.

De Ministers hebben van gedachten gewisseld over de huidige macro-economische situatie en de genomen maatregelen om de hoge energieprijzen te mitigeren. De Europese Commissie (de Commissie) gaf aan dat op 11 november jl. de herfstraming gepubliceerd zou worden. De Commissie lichtte toe dat het beeld over de economische ontwikkelingen minder positief zal zijn, waarbij er een minder hoge groei wordt verwacht dan eerder geraamd en een hogere inflatie. Positief aspect is de arbeidsmarkt, aangezien er relatief weinig werkloosheid is. Dit blijkt ook uit de uiteindelijke herfstraming van 11 november jl., waarin de Commissie in 2022 een economische groei verwacht van 3,3% gemiddeld in de EU.1 Dat is een hogere groei dan in de zomer werd verwacht, maar voor 2023 wordt nog slechts een economische groei verwacht van gemiddeld 0,3% in de EU. Verder komt de verwachte inflatie in de eurozone voor 2022 op 8,5% uit, voor 2023 en 2024 daalt dit naar respectievelijk 6,8 en 2,6%. De verwachting is dus dat inflatie zal dalen, maar ook volgend jaar hoog zal blijven.

Daarnaast gaf de Commissie aan dat de energieprijzen iets zijn gedaald door onder andere milde temperaturen, maar dat er grote onzekerheid blijft over de prijzen in de toekomst. Lidstaten hebben in 2022 gezamenlijk ongeveer 1,25% van het Europese Bruto Binnenlandse Product (BBP) uitgegeven aan steun om de hoge energieprijzen te mitigeren (zo’n 200 miljard). De voorzitter van de Eurogroep gaf aan dat in december een verklaring over de ontwerpbegrotingen zal volgen.

Door meerdere lidstaten werd in de gedachtewisseling het belang genoemd om de juiste balans te vinden tussen het terugdringen van de hoge inflatie en het beschermen van bedrijven en burgers benoemd. Daarnaast is door veel lidstaten, waaronder Nederland, het belang van de coördinatie van maatregelen en het uitwisselen van best-practices genoemd.

Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken en de IMF-jaarvergadering

De voorzitter van de Eurogroep, de Commissie, het voorzitterschap van de G7 (Duitsland) en het voorzitterschap van de International Monetary and Financial Committee (IMFC, Spanje) hebben een terugkoppeling gegeven van de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden in de week van 12 tot 14 oktober jl. in Washington D.C. De vergaderingen stonden in het teken van de wereldwijde (financieel-economische) uitdagingen, waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, hoge inflatie, schuldenproblematiek en klimaatverandering. Centraal stond de wisselwerking tussen monetair en budgettair beleid: hoe kan de inflatie worden bestreden en tegelijkertijd steun worden geboden aan kwetsbare groepen? In de discussies werd het belang benadrukt van tijdelijke steun, gericht op de meest kwetsbare groepen, zodat budgettair en monetair beleid elkaar niet tegenwerken.

Op 14 oktober jl. kwam het IMFC bijeen. Het IMF presenteerde een neerwaartse bijstelling van de groeiverwachtingen voor de mondiale economie, veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, de hoger dan verwachte inflatie en de langzamere groei in China. Om kwetsbare landen die geraakt worden door de stijgende voedselprijzen te ondersteunen heeft het IMF daarom het bestaande instrumentarium voor noodliquiditeit uitgebreid met het Food Shock Window. Tijdens de jaarvergadering werd ook officieel besloten de Resilience and Sustainability Trust te operationaliseren om structurele uitdagingen van lidstaten te adresseren, zoals de gevolgen van klimaatverandering en pandemieën.

Op 12-13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken onder het Indonesische voorzitterschap van de G20 plaats. G20-leden waren het met elkaar eens dat inflatiebestrijding een prioriteit moet zijn. Voor lage-inkomenslanden die te maken krijgen met schuldproblematiek benadrukten G20-leden het belang van spoedige, gecoördineerde schuldverlichting onder het Common Framework, dat hiervoor door de G20 en de Club van Parijs is opgericht. Met de goedkeuring van het Sustainable Finance Report benadrukten G20-leden het belang van duurzame financiering en de adequate betrokkenheid van de private sector daarbij.

Overig – beleidsprioriteiten Italië en verkiezing nieuwe voorzitter Eurogroep

De nieuwe Minister van Financiën van Italië, Giancarlo Giorgetti, heeft de beleidsprioriteiten van de nieuwe regering in Italië gepresenteerd. Dit gebeurt standaard in de Eurogroep bij het aantreden van nieuwe regeringen. Tevens verwelkomde de Eurogroep de nieuwe Minister van Financiën van Estland.

Daarnaast heeft de voorzitter van de Eurogroep aangekondigd dat tijdens de volgende Eurogroep (op 5 december a.s.) de verkiezing voor Eurogroepvoorzitter zal plaatsvinden. De (eerste) termijn van de huidige voorzitter loopt in januari 2023 af. De huidige voorzitter heeft kenbaar gemaakt zichzelf verkiesbaar te stellen. Ook nodigde de voorzitter van de Eurogroep de lidstaten uit om een kandidaat voor de positie van directeur van het ESM aan te dragen.

Samenstelling in Bankenunie-format (met Bulgarije en Kroatië)

Rapportage over de operationele aspecten van de Bankenunie door voorzitters van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Op grond van een memorandum van overeenstemming tussen de Ecofinraad en de Europese Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (SSM) twee keer per jaar deel aan de Eurogroep om van gedachten te wisselen. Tijdens de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (SRB) elk halfjaar een toelichting geeft over de werkzaamheden van de SRB, waaronder de resolutieplanning en de opbouw van het gemeenschappelijk resolutiefonds (SRF).

De voorzitter van het SSM, Andrea Enria, gaf in de Eurogroep aan dat banken er op dit moment goed voor staan; zowel de kapitaal- als liquiditeitsbuffers zijn op orde en ook met de winstgevendheid van banken is het goed gesteld. Wel gaf Enria aan dat het belangrijk is voor de banken en toezichthouders om de situatie goed te blijven monitoren aangezien er wel risico’s zijn, zoals het risico dat de macro-economische verwachtingen negatiever worden dan nu voorspeld.

De voorzitter van de SRB, Elke König, gaf aan dat verdere voortgang is geboekt in de afwikkelbaarheid van banken. In 2022 is bijna 14 miljard euro bijgedragen aan het SRF. Daarmee komt het totaal op 66 miljard euro. 2023 is het laatste opbouwjaar voor het SRF. Naar verwachting zal er dan 80 miljard euro in het SRF zitten. Daarnaast ging König in op de geleerde lessen uit de resolutie van Sberbank en reflecteerde ze op de afwijzing van het beroep tegen de resolutie van Banco Popular door het Europese Hof, dat laat zien dat het besluit voor resolutie juridisch stand houdt. König noemde daarnaast wel het belang van gerichte aanpassingen in het crisisraamwerk, die door de Commissie wordt herzien (verwachting Q1 2023). Enkele partijen benadrukten het belang van ratificatie van het ESM verdrag door alle landen.

EFTA-bijeenkomst

Op 8 november jl. vond de jaarlijkse bijeenkomst plaats met de Ministers van Financiën van de EFTA (European Free Trade Association). Bij deze bespreking waren de Ministers van Financiën van Noorwegen, Liechtenstein, IJsland en Zwitserland uitgenodigd om in gesprek te gaan met de Ecofinraad. Het thema dat deze keer centraal stond was de huidige geopolitieke situatie, energieprijzen en inflatie. De Ministers van Financiën van de EFTA-landen hebben een toelichting gegeven op de economische ontwikkelingen in hun land en daarbij aangegeven vergelijkbare uitdagingen te hebben als de Europese Unie.

Ecofinraad

Ecofinraad-ontbijt

Tijdens het Ecofinraad-ontbijt heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de Eurogroep. Tevens heeft de Europese Commissie een update gegeven over de economische situatie (zie ook het eerste agendapunt van de Eurogroep). De Commissie wees op een verschil tussen wat landen in internationaal verband zeggen en wat ze doen: veel steunmaatregelen zijn ongericht. 65% van de energie-steunmaatregelen zijn ongerichte maatregelen die de prijsvorming verstoren en daarmee de prikkels tot energiebesparing verminderen.

Daarnaast is de Commissie kort ingegaan op de Inflation Reducation Act (IRA) van de Verenigde Staten (VS). De IRA bevat onder meer een investeringspakket van ruim USD 350 miljard voor de verduurzaming van de Amerikaanse economie en infrastructuur. De Commissie gaf aan de klimaatambitie van de VS te verwelkomen. Daarbij gaf de Commissie aan dat wel een aantal elementen in de wetgeving is opgenomen dat op gespannen voet staat met het WTO-principe van non-discriminatie. Een EU-VS taskforce is opgericht om met de VS hierover te spreken.

A-punt – Vernieuwd mandaat en transparantie van de Gedragscodegroep

Tijdens de Ecofinraad is het nieuwe mandaat van de Gedragscodegroep en de begeleidende Raadsconclusies over dit mandaat als hamerpunt aangenomen. Het herziene mandaat wordt per 1 januari 2024 toegepast, waarbij gekeken zal worden naar potentiële schadelijke wetswijzigingen die in 2023 zijn ingevoerd.

Belangrijke reden voor de modernisering van het mandaat, is omdat het huidige mandaat van de Gedragscodegroep nu alleen ziet op specifieke fiscale regimes, die erop gericht zijn om bepaalde activiteiten of diensten fiscaal te stimuleren. Voorgesteld wordt om het bestaande mandaat uit te breiden met het toetsen van potentieel schadelijke generieke fiscale regimes. Deze uitbreiding is ingegeven doordat derde landen in het kader van de lijst van niet-coöperatieve jurisdicties hun nationale heffingsgrondslag zodanig inperkten dat ontvangen rente-inkomsten uit een ander land niet meer belast konden worden. Het huidige mandaat bleek te beperkt en daarom is de uitbreiding van het mandaat om dit soort generieke fiscale maatregelen ook op potentiële schadelijkheid te kunnen toetsen.

Verder is afgesproken dat de Gedragscodegroep verdere stappen op het gebied van verbetering van transparantie zal verkennen, met als doel om uiterlijk juni 2023 de uitkomsten hiervan te rapporteren. Het kabinet zal de komende periode zich onverkort blijven inzetten voor de verdere uitwerking van de te nemen maatregelen om de transparantie van de Gedragscodegroep te verbeteren.

Wijzigingsvoorstel Eurovignetrichtlijn

Het voorzitterschap heeft het voorstel uiteindelijk niet ter besluitvorming voorgelegd aan de Ecofinraad. In plaats daarvan heeft het voorzitterschap lidstaten tijdens de Ecofinraad de mogelijkheid geboden om eventuele zorgen met betrekking tot het voorstel toe te lichten, zodat naar een eventuele compromis kan worden toegewerkt.

Op 31 mei 2017 heeft de Commissie in het kader van het eerste Mobiliteitspakket twee wijzigingen van de Eurovignetrichtlijn voorgesteld.2 De eerste wijziging zag op het kader voor wegbeprijzing.3 Dit betrof onder meer een uitbreiding van de reikwijdte van de richtlijn van vrachtvoertuigen naar alle voertuigen en een overgang in de tariefstructuur voor vrachtvoertuigen van euro-emissieklassen naar CO2-emissieklassen. Dit voorstel is op 24 maart 2022 al in werking getreden.4

De tweede (fiscale) wijziging betrof een verlaging naar € 0 van de minimumtarieven in de motorrijtuigenbelasting (mrb) voor zware vrachtwagens boven de 12 ton.5 Dit voorstel biedt lidstaten de flexibiliteit om desgewenst de mrb op deze voertuigen naar € 0 te verlagen. Het blijft lidstaten echter vrijstaan om hogere tarieven dan de minimumtarieven te hanteren. De mogelijkheid tot het naar € 0 verlagen van de minimumtarieven van de mrb op vrachtwagens werd door de Commissie gezien als facilitering en stimulans voor lidstaten die graag een afstand gebaseerde heffing voor vrachtwagens willen invoeren. Deze tweede wijziging is na 2017 echter niet meer besproken in Europees verband, de focus lag na 2018 op het verder brengen van het eerste voorstel. Het Tsjechische voorzitterschap heeft aangegeven het tweede (fiscale) voorstel te willen agenderen omdat 1) meer lidstaten de voorkeur hebben voor een tol- of gebruiksheffing en het niet effectief is om zowel een tol- of gebruiksheffing en mrb te heffen, 2) een tolheffing beter past bij het «vervuiler-betaalt-principe», 3) de minimumtarieven in de mrb voor lidstaten een belemmering kunnen zijn om te kiezen voor een tol- of gebruiksheffing, 4) de budgettaire opbrengst bij het hanteren van de minimumtarieven beperkt is, en 5) de flexibiliteit om de mrb voor deze vrachtwagens (tijdelijk) naar € 0 te verlagen kan bijdragen aan het mitigeren van de gevolgen van de huidige energiecrisis.

Het voorzitterschap heeft recent drie wijzigingen geïntroduceerd ten opzichte van het richtlijnvoorstel uit 2017. Zo is de uiterste implementatiedatum mede op verzoek van Nederland aangepast naar 25 maart 2025 (i.p.v. 1 januari 2024). Daarnaast is een evaluatiebepaling toegevoegd waarin is opgenomen dat de Commissie in 2030 met een impact assessment komt van de gevolgen van het voorstel op het functioneren van de interne markt. Tot slot worden de minimumtarieven in één keer verlaagd, in plaats van stapsgewijs over vijf jaar.

Tijdens de gedachtewisseling bleek dat meerdere lidstaten niet konden instemmen met de compromistekst. Zo gaven verschillende lidstaten aan dat ze zorgen hebben dat het voorstel leidt tot een risico op een race naar de bodem waardoor concurrentieverstoring en ongelijkheid tussen lidstaten kan ontstaan. Ook werd door een aantal lidstaten de vrees voor het verlies aan overheidsinkomsten genoemd. Het voorzitterschap gaf aan dat op technisch niveau verder gewerkt zal worden aan dit voorstel en zal zich op basis daarvan beraden op het vervolg van dit voorstel.

Wijziging verordening en richtlijn kapitaalvereisten («Finale bazel 3 standaarden»)

De Ecofinraad heeft een akkoord bereikt over de herziening van de verordening en de richtlijn kapitaalvereisten.6 Op 27 oktober 2021 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor deze herziening in een pakket gepresenteerd. Het eerste onderdeel van dit pakket is een aanpassing van de verordening kapitaalvereisten voor de implementatie van de finale Bazel 3-standaarden. Het tweede onderdeel is een aanpassing van de richtlijn kapitaalvereisten ten behoeve van de integratie van duurzaamheidsrisico’s en verdere harmonisering van bevoegdheden en instrumenten van toezichthouders. Het pakket bevatte ook een voorstel voor aanpassing van de verordening kapitaalvereisten en de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Over dit onderdeel is al in juni 2022 een akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement (EP) bereikt.7

De inzet van het kabinet is erop gericht dat de prudentiële regels voor banken voldoende risicogebaseerd zijn en dat banken goed gekapitaliseerd zijn. Een sterke kapitalisatie van banken is van belang om de financiële stabiliteit binnen de EU te waarborgen. Hierdoor zijn banken in staat hun maatschappelijke rol als financier van burgers en bedrijven te blijven vervullen, ook als het economisch tegenzit. Hiervoor is het van belang dat de finale Bazel 3-standaarden van het Bazels comité voor bankentoezicht zo veel als mogelijk worden gevolgd. Het Raadsakkoord komt in belangrijke mate tegemoet aan de Nederlandse inzet, zoals geformuleerd in het BNC-fiche.8 Zo worden afwijkingen het Bazelraamwerk zo veel als mogelijk beperkt. Ook is er voldoende aandacht voor de financiering van de agrarische sector en aan duurzaamheid gerelateerde financiële risico’s.

De kapitaalvloer speelt in de finale Bazel 3-standaarden een centrale rol. De kapitaalvloer beperkt de variabiliteit van de kapitaalvereisten die volgen uit intern berekende risicogewichten, door een ondergrens vast te stellen voor de uitkomsten van interne modellen. In haar voorstel koos de Europese Commissie voor een zogenaamde single stack benadering die aansloot bij de vormgeving van de kapitaalvloer in het Bazel-akkoord. Het kabinet is tevreden dat is vastgehouden aan het voorstel dat de kapitaalvloer gebruikt dient te worden voor de berekening van de Bazel én Europese kapitaalvereisten.9 In het Commissievoorstel zou de kapitaalvloer enkel gelden voor de moederbank en niet voor alle dochterondernemingen. Het kabinet vindt het echter van belang dat ook dochterondernemingen voldoende gekapitaliseerd zijn. Daarom steunt het kabinet de aanpassing in het Raadsakkoord, waaruit volgt dat de kapitaalvloeren ook op het niveau van een dochteronderneming dient te worden toegepast. Dit is conform de Nederlandse inzet.

Op bepaalde vlakken is met dit Raadsakkoord het voorstel meer in lijn gebracht met de Bazel standaarden, bijvoorbeeld door het verwijderen van de lagere risicoweging voor hoge kwaliteit objectfinanciering. Ook wordt de mogelijkheid voor de Commissie om de parameters voor de introductie van de herziening van het handelsboek aan te passen in tijd beperkt tot drie jaar. Tegelijkertijd bevat ook het Raadsakkoord bepaalde uitzonderingen op de finale Bazel 3-standaarden. Deze uitzonderingen zijn met name van tijdelijke aard. Nederland heeft zich ervoor ingezet deze tijdelijke aard te behouden.

Ten aanzien van laag risicohypotheken, blijft het door de Commissie voorgestelde transitiepad en de lidstaatoptie onder de kapitaalvloer in het Raadsakkoord behouden. Hierdoor worden de Bazelstandaarden geleidelijk ingevoerd. Het kabinet heeft zich ingezet voor een aanscherping van dit transitiepad en voor behoud van het gelijk speelveld door een discretie bij de toezichthouder te plaatsen, maar dit leidde tot veel tegenstand in de Raad. Ook staat de tekst toe dat onderpand wordt geherwaardeerd op basis van gemiddelde marktwaardes. Hier kan het kabinet zich in vinden.

Het kabinet is tevreden dat in het Raadsakkoord is opgenomen dat de Europese Commissie een wetgevend voorstel dient in te dienen, als de resultaten van het EBA-onderzoek naar de opname van duurzaamheidsrisico’s in het generieke deel van het kapitaaleisenraamwerk daar aanleiding toe geven. Hierdoor kunnen de conclusies van dit rapport, dat medio 2023 wordt verwacht, snel opgevolgd worden en hoeft er niet op nieuwe herziening van de verordening en richtlijn kapitaalvereisten gewacht te worden. Daarnaast komt in het Raadsakkoord tot uitdrukking dat banken een strategie dienen te ontwikkelen om duurzaamheidsrisico’s te beheersen die ontstaan als het bedrijfsmodel niet in lijn is met de duurzame doelstellingen van de EU en de lidstaten.

Tijdens de Ecofinraad hebben verschillende landen expliciet hun steun voor het compromisvoorstel uitgesproken. Daarnaast grepen meerdere landen de gelegenheid aan om een aantal aandachtspunten voor bij de trilogen (onderhandelingen met het Europees Parlement, de Commissie en de Raad) te benoemen. Daarbij hebben sommige landen erop gewezen dat het belangrijk is om verdere afwijkingen van de Bazel-standaarden te voorkomen, terwijl andere landen voorkeur hebben voor het permanent maken van sommige uitzonderingen. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat er in de trioloogfase geen verdere afwijkingen van de Bazel standaarden worden geïntroduceerd.

Het Europees Parlement werkt op dit moment, onder leiding van dhr. José Manuel Fernandes, aan een eigen compromisvoorstel. De triloogonderhandelingen zullen starten nadat het Europees Parlement plenair heeft gestemd over een eigen tekst. De verwachting is dat het Europees Parlement medio december een akkoord zal bereiken.

Stand van de uitvoering van wetgeving inzake financiële diensten

Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.10

Economische en financiële impact van de Russische agressie jegens Oekraïne

De Ecofinraad heeft gesproken over de economische en financiële aspecten van de Russische inval in Oekraïne. De Europese Commissie heeft de Ministers voorzien in een update van de situatie in de Oekraïne, de door Europa ingestelde sancties en de (financieel-economische) ontwikkelingen in de EU.

De Commissie gaf aan dat Oekraïne te kampen heeft met hoge inflatie en grote tekorten dit jaar. Daarom is het belangrijk om door te gaan met liquiditeitssteun aan Oekraïne. De Commissie schetste de contouren van het voorstel over financiële steun aan Oekraïne dat op 9 november jl. gepubliceerd zou worden. Zo gaf de Commissie aan dat het gaat over een pakket aan 18 miljard euro macro-financiële bijstand via concessionele leningen aan Oekraïne, garantstelling voor deze leningen via de marge tussen het plafond uit het Eigenmiddelenbesluit en het MFK-plafond (de zogeheten headroom) en rentesubsidies via bilaterale bijdragen van lidstaten aan de EU-begroting. Ondertussen is het voorstel gepubliceerd.11 Uw Kamer wordt hier binnenkort nader over geïnformeerd. Onderdeel van dit voorstel is ook dat de steun aan Oekraïne gepaard gaat met het naleven van de rechtsstatelijkheid, goed bestuur, anti-fraude en anti-corruptie.

Onder de lidstaten was brede steun voor de benadering van de Commissie om financiële steun te verlenen aan Oekraïne in 2023. Een groot deel van de lidstaten gaf aan achter het gebruik van de headroom te staan en snel over te willen gaan tot besluitvorming. Alleen Hongarije gaf aan deze aanpak niet te kunnen steunen. Nederland heeft aangegeven een snelle aanname van het voorstel te steunen. Hierbij heeft Nederland wel om meer inzicht gevraagd in de bijdrages van lidstaten met betrekking tot rentesubsidies.

Economisch herstel: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Tijdens de Ecofinraad hebben de Ministers stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF).

De Commissie gaf aan dat de Ecofinraad reeds heeft ingestemd met 26 uitvoeringsbesluiten. De analyse van het Hongaarse herstel- en veerkrachtplan loopt nog. Naar verwachting wordt het voorstel van de Commissie voor een uitvoeringsbesluit van de Raad voor de goedkeuring van het Hongaarse herstelplan voor het einde van het jaar gepubliceerd. Daarnaast zijn tot op heden 18 betalingsverzoeken bij de Commissie ingediend. De Commissie ging in de update ook kort in op het rapport van de Europese Rekenkamer over de beoordeling van de herstelplannen door de Commissie.12

Jaarrapport 2022 van de Europese Begrotingsraad

De Ecofinraad heeft stilgestaan bij het jaarlijkse rapport van de Europese Begrotingsraad (European Fiscal Board; EFB) over de evaluatie van de toepassing van het Stabiliteits-en Groeipact (SGP) en de rol van nationale onafhankelijke begrotingsautoriteiten (Indendent Fiscal Institutions; IFIs).

De voorzitter van de EFB, Niels Thygesen, gaf een presentatie over het rapport. Hij gaf onder andere aan dat het begrotingsbeleid in de eurozone in 2021 met de kennis van nu te expansief is geweest. Het aggregeren van de nationale begrotingen kwam neer op een expansieve begrotingsimpuls in de eurozone van ongeveer 0,5% bbp. Dit kwam bovenop de reeds zeer ondersteunende begrotingskoers die werd overgenomen van het voorgaande jaar en accommoderend monetair beleid. De RRF droeg hieraan bij met een additionele impuls van ongeveer 0,33% bbp. Gezien het sterke economische herstel is de waargenomen expansieve impuls aan de hoge kant. Dat heeft bijgedragen aan opwaartse inflatie in 2021 en het verergeren van knelpunten aan aanbodzijde. Daarnaast riep Thygesen op tot een snelle herziening van het begrotingskader van de EU. Ook benadrukte hij de noodzaak om zo snel mogelijk terug te keren naar een op regels gebaseerde aanpak.

Een aantal lidstaten gaf aan dat de begrotingsimpuls van de lidstaten in 2021 juist heeft bijgedragen aan het snelle herstel uit de coronacrisis. Meerdere lidstaten noemden dat het voeren van begrotingsbeleid in 2021 onderhevig was aan grote onzekerheid. Daarnaast werd door een aantal lidstaten de discussie aangegrepen om in te gaan op hun standpunt ten aanzien van de herziening van het SGP. Sommige lidstaten benadrukten daarbij het belang van gedifferentieerde schuldafbouwpaden. Andere lidstaten uitten hun twijfels over een grotere rol voor nationale onafhankelijke begrotingscomités.

Raadsconclusies over EU-statistieken

De Ecofinraad heeft Raadsconclusies over EU-statistieken aangenomen.13

De Raad heeft dit keer vooral gekeken naar het antwoord vanuit de statistiek op de coronapandemie en de oorlog in de Oekraïne. Zo hebben Eurostat en de lidstaten richtsnoeren ontwikkeld over de statistische verwerking van nieuwe beleidsmaatregelen ter bestrijding van de pandemie. De oorlog in Oekraïne vergt nieuwe en tijdigere statistieken over onder meer migratie, arbeidsmarkt en energie. In de conclusies verwelkomt de Raad deze acties van Eurostat en de lidstaten.

Verder heeft de Raad aandacht voor de vooruitgang bij informatievereisten bij de statistieken over macro-economische onevenwichtigheden, statistieken voor het Stabiliteits- en Groeipact, statistieken over de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs) en de Europese Green Deal, de meting van woonlasten in de inflatie en bevolkings-en sociale statistieken. De Raad verwelkomt deze vooruitgang.

Een vast onderdeel van het autumn statistical package is het jaarlijkse rapport over de stand van zaken over de informatievereisten (op statistisch gebied) in de Economische en Monetaire Unie. Dit rapport geeft de stand van zaken weer als het gaat om beschikbaarheid en tijdigheid van economische indicatoren over onder meer bbp, arbeidsmarkt en internationale handel. De kern van het voortgangsrapport omvat ontwikkelingen bij de belangrijkste Europese economische indicatoren (Principal European Economic indicators; PEEIs). Aan de orde komen het monitoren van vooruitgang met de PEEIs en het beschrijven van plannen voor verdere kwaliteitsverbetering ervan. Het rapport laat verbeteringen zien bij de beschikbaarheid bij de PEEIs over landendekking bij de indicatoren over de verkoop van woningen. Voorts zijn de PEEI’s uitgebreid met indicatoren op maandbasis over omzet en productie van diensten en met indicatoren op kwartaalbasis over de arbeidsmarkt.

Terugkoppeling G20 vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken en de IMF-jaarvergadering

Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven van de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden in de week van 12 tot 14 oktober jl. in Washington D.C. De vergaderingen stonden in het teken van de wereldwijde (financieel-economische) uitdagingen, waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne, hoge inflatie, schuldenproblematiek en klimaatverandering. Centraal stond de wisselwerking tussen monetair en budgettair beleid: hoe kan de inflatie worden bestreden en tegelijkertijd steun worden geboden aan kwetsbare groepen? In de discussies werd het belang benadrukt van tijdelijke steun, gericht op de meest kwetsbare groepen, zodat budgettair en monetair beleid elkaar niet tegenwerken.

Op 14 oktober jl. kwam het International Monetary and Financial Committee (IMFC) bijeen. Het IMF presenteerde een neerwaartse bijstelling van de groeiverwachtingen voor de mondiale economie, veroorzaakt door de oorlog in Oekraïne, de hoger dan verwachte inflatie en de langzamere groei in China. Om kwetsbare landen die geraakt worden door de stijgende voedselprijzen te ondersteunen heeft het IMF daarom het bestaande instrumentarium voor noodliquiditeit uitgebreid met het Food Shock Window. Tijdens de jaarvergadering werd ook officieel besloten de Resilience and Sustainability Trust te operationaliseren om structurele uitdagingen van lidstaten te adresseren, zoals de gevolgen van klimaatverandering en pandemieën.

Op 12-13 oktober jl. vond de vierde G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken onder het Indonesische voorzitterschap van de G20 plaats. G20-leden waren het met elkaar eens dat inflatiebestrijding een prioriteit moet zijn. Voor lage-inkomenslanden die te maken krijgen met schuldproblematiek benadrukten G20-leden het belang van spoedige, gecoördineerde schuldverlichting onder het Common Framework, dat hiervoor door de G20 en de Club van Parijs is opgericht. Met de goedkeuring van het Sustainable Finance Report benadrukten G20-leden het belang van duurzame financiering en de adequate betrokkenheid van de private sector daarbij.

Overig

Toezegging Commissiedebat macro-economische ontwikkelingen in Europees perspectief (incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september jl. m.b.t. de vraag hoe het beleid van de ECB duidelijker gezien en ervaren wordt als passend binnen het mandaat

Tijdens het Commissiedebat Macro-economische ontwikkelingen in Europees perspectief (incl. Eurogroep/Ecofinraad) van 8 september jl. heb ik toegezegd na te zullen denken over wat gedaan kan worden om ervoor te zorgen dat het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) duidelijker gezien en ervaren wordt als passend binnen het mandaat. In de gedachtewisseling die tot deze toezegging leidde noemde het lid Alkaya eveneens dat hij graag meer inzicht krijgt in wat regeringen wel en niet over het monetaire beleid van de ECB kunnen zeggen. Daarom gaat deze bijdrage ook in op manieren waarop regeringen zich kunnen uitlaten over het ECB-beleid.14

De ECB is onafhankelijk in het bepalen van het monetaire beleid in de eurozone. Dit betekent volgens artikel 130 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU, in de rest van dit stuk ook «het Verdrag» genoemd) dat het noch de ECB, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen is toegestaan om bij de uitoefening van bevoegdheden en taken instructies te vragen dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de EU, van regeringen van lidstaten of van enig ander orgaan; en dat andere instanties van de Unie en de regeringen van de lidstaten niet trachten de leden van de besluitvormende organen van de ECB of van de nationale centrale banken bij de uitvoering van hun taken te beïnvloeden. De ECB is hierbij gehouden aan haar primaire mandaat van prijsstabiliteit en het verbod op monetaire financiering.

Het kabinet hecht grote waarde aan de primaire doelstelling van prijsstabiliteit, het verbod op monetaire financiering en de onafhankelijkheid van de ECB. Onafhankelijkheid voorkomt dat veranderlijke politieke voorkeuren het ECB-beleid beïnvloeden. Dit draagt bij aan stabiliteit. Desalniettemin kan de regering wel uitspraken over het monetaire beleid doen zonder daarbij de onafhankelijkheid van de ECB te ondermijnen.

Uitspraken over gevolgen van het ECB-beleid

Regeringen hebben allereerst ruimte om openlijk te spreken over de effecten van specifiek monetair beleid op de economie en het beleid van de lidstaten, ook wanneer dit in potentie negatieve effecten zijn. Dit kan echter alleen als regeringen zich daarbij niet expliciet over de wenselijkheid van het beleid zelf uitspreken. Te sterke uitspraken over de wenselijkheid kunnen immers gezien worden als een poging tot beïnvloeding van de ECB bij de uitvoering van haar taken. Er dient altijd afgewogen te worden in hoeverre publieke uitlatingen over het ECB-beleid afbreuk kunnen doen aan de in het Verdrag opgenomen en de door Nederland voorgestane onafhankelijkheid van de ECB. Hoe meer uitspraken van een regering opgevat kunnen worden als poging om beleid te beïnvloeden, des te terughoudender zij moet zijn.

Dialoog met ECB-bestuurders

Daarnaast staat het regeringen vrij om een dialoog te voeren met ECB-bestuursleden. In deze dialoog kunnen vragen worden gesteld over (voorgenomen) beleid en kan worden gewezen op de gevolgen van het gevoerde monetaire beleid, zolang de strekking van de dialoog geen poging tot beïnvloeding van het ECB-beleid behelst. Het Verdrag en de procedureregels van het Europees Parlement geven op verschillende manieren ruimte voor een dialoog. Zo is de president van de ECB geregeld te gast in de Eurogroep.15 Daarnaast kan de president van de ECB op uitnodiging deelnemen aan vergaderingen van de Raad wanneer deze aangelegenheden bespreekt met betrekking tot de doelstellingen en taken van de ECB.16 Ook kunnen de voorzitter van de Raad van de Europese Unie (de Raad) en een lid van de Europese Commissie (de Commissie) zonder stemrecht deelnemen aan vergaderingen van de Raad van bestuur van de ECB en staat het de voorzitter van de Raad vrij om aan de Raad van bestuur van de ECB een motie ter bespreking voor te leggen.17

De president van de ECB en de overige leden van de directie kunnen bovendien op verzoek van het Europees Parlement of op eigen initiatief door de bevoegde commissies van het Europees Parlement worden gehoord.18 Leden van het Europees Parlement hebben ook de mogelijkheid om schriftelijke vragen aan de ECB te stellen die binnen zes weken moeten worden beantwoord.19 Vanwege de onafhankelijkheid van de ECB kan het Europees Parlement echter geen oproep doen om het ECB-beleid aan te passen. Tot slot hebben ook nationale parlementen de mogelijkheid om de bestuursleden van de ECB uit te nodigen voor een monetaire dialoog.20 In het verlengde hiervan kan het Nederlandse parlement de president van De Nederlandsche Bank (DNB) horen over de taken en werkzaamheden van de DNB ter uitvoering van het monetair beleid.21

Nietigheidsberoep bij het Hof van Justitie van de EU

Ten derde is het voor een lidstaat mogelijk om – op basis van artikel 263 VWEU – een nietigheidsberoep aan te spannen bij het Hof van Justitie van de EU (het Hof) indien een ECB-besluit niet verenigbaar wordt geacht met EU-recht.22 Het gaat hierbij voornamelijk om de vraag of ECB-beleid strijdig is met bepalingen uit de EU-verdragen. Om de onafhankelijkheid van de ECB te waarborgen zou een lidstaat dit alleen moeten doen bij een evidente overschrijding van de grenzen van de EU-verdragen. Door een juridische procedure aan te spannen poogt de regering immers het handelen van de ECB via een rechtszaak aan te passen, wat al snel het effect heeft van een poging tot beïnvloeding van de ECB bij de uitvoering van haar taken.

Het Hof heeft zich in het verleden gebogen over het mandaat van de ECB en het verbod op monetaire financiering.23 Daarin wordt uitgebreid geanalyseerd hoe het mandaat en het verbod op monetaire financiering geïnterpreteerd moeten worden. Hierbij kijkt het Hof niet alleen naar de letterlijke tekst van het Verdrag maar ook naar handelen dat equivalent kan zijn aan de in het Verdrag opgenomen geboden en verboden en naar de politieke context waarin het Verdrag tot stand is gekomen.24 De jurisprudentie van het Hof schetst op die manier een nadere duiding en invulling van de betekenis van de verdragsbepalingen. Deze nadere duiding en invulling is relevant bij de vraag of sprake is van evidente overschrijding van de grenzen van de EU-verdragen.

Wijzigen van het verdrag en de ECB-statuten

Tot slot bestaat de mogelijkheid om de juridische kaders van het ECB-beleid aan te passen. Het ECB-mandaat en het verbod op monetaire financiering zijn opgenomen in de EU-verdragen. De lidstaten gaan als verdragspartijen over het Verdrag en wijzigingen daarvan. Het staat hen dus in principe vrij om tot een andere institutionele opzet voor de ECB te komen, het mandaat van de ECB aan te passen of delen van de verdragen aan te passen. Een verdragswijziging is echter een zeer vergaand middel waar instemming van alle lidstaten voor nodig is. Dit vergt een complex proces waar regeringen niet lichtzinnig toe kunnen besluiten. Daarnaast bestaat er een aantal artikelen over het ECB-beleid in de statuten van de ECB die aangepast kunnen worden zonder gebruik van de (gewone) verdragswijzigingsprocedure uit artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).25 Op deze manier is het mogelijk om het instrumentarium van de ECB nader te specificeren en in te perken. Een dergelijke wijziging vindt plaats op voorstel van de Commissie of na aanbeveling van de ECB, waarna deze moet worden aangenomen door een meerderheid van het Europees Parlement en een gekwalificeerde meerderheid in de Raad.

Uitspraken van regeringen over een wens tot aanpassing van de verdragsbepalingen of statuten zijn, gezien de positie van lidstaten als verdragspartij en ook (via de Raad) als medewetgever, in principe verenigbaar met de onafhankelijkheid van de ECB. Zulke uitspraken kunnen echter ook gezien worden als een poging tot beïnvloeding van het beleid doordat het signaal wordt afgegeven dat het beleid van de ECB in de ogen van de regering, hoewel verenigbaar met de verdragen, ongewenst is. Daarom is terughoudendheid geboden en worden deze uitspraken bij voorkeur alleen gedaan in zeer zwaarwegende gevallen of in de context van concrete gesprekken over de wijziging van het Verdrag of de statuten.

Verantwoording en communicatie vanuit de ECB

De manieren waarop de ECB verantwoording aflegt en communiceert over haar beleid helpen ervoor te zorgen dat het beleid van de ECB duidelijker gezien en ervaren wordt als passend binnen het mandaat en de overige verdragsbepalingen.

Zo is de ECB op basis van artikel 284 lid 3 VWEU verplicht om een jaarlijks rapport over haar werkzaamheden en het monetaire beleid van het voorgaande en lopende jaar op te stellen. Dit rapport wordt geadresseerd aan het Europees Parlement, de Commissie, de Raad en de Europese Raad. De president van de ECB legt dit verslag voor aan de Raad en aan het Europees Parlement, dat op basis daarvan een algemeen debat kan houden. Bovendien is de ECB onderworpen aan controle door de Europese Rekenkamer, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, de Europese Ombudsman en het Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).26 Hierboven is reeds ingegaan op de mogelijkheden van regeringen, de Raad, het Europees Parlement en nationale parlementen tot een dialoog met de bestuurders van de ECB. Ook is hierboven reeds gewezen op de rol van het Hof bij het toetsen van het beleid van de ECB aan het mandaat en het verbod op monetaire financiering.

Daarnaast publiceert de ECB op eigen initiatief regelmatig informatie over haar beleid.27 Zo hebben zowel de ECB als de DNB bij de introductie van het Transmission Protection Instrument (TPI) toegelicht hoe het instrument werkt en hoe het instrument nodig is om invulling te geven aan het primaire mandaat van prijsstabiliteit en welke waarborgen in het instrument opgenomen zijn.28 Dergelijke waarborgen speelden een belangrijke rol in de toetsing van het Hof van de Outright Monetary Transactions (OMT) en Public Sector Purchasing Programme (PSPP) programma’s.29 In de beantwoording van vragen van de Tweede Kamer heeft het kabinet gebruik gemaakt van deze toelichting van de ECB en DNB.30 Ook heeft de ECB als onderdeel van haar strategieherziening in 2020 luistersessies georganiseerd om met burgers en maatschappelijke organisaties over het monetaire beleid te bespreken, waarbij de ECB ook bevraagd kon worden over hoe het ECB-beleid past binnen haar mandaat. Nationale centrale banken zoals de DNB hebben dit ook gedaan. De ECB heeft aangegeven voornemens te zijn dergelijke sessies ook in de toekomst plaats te zullen laten vinden. Verder heeft de ECB bij de strategieherziening in 2020 besloten om de proportionaliteit van maatregelen explicieter te bespreken, bijvoorbeeld in de openbare notulen van ECB-vergaderingen.

Ter afsluiting

Het voorgaande laat zien dat regeringen verschillende mogelijkheden hebben om zich over de effecten van het monetaire beleid uit te spreken en om in dialoog met de ECB te treden. Daarnaast legt de ECB op verschillende manieren verantwoording af en communiceren zowel de DNB als de ECB regelmatig over het monetaire beleid. Het kabinet neemt deze toelichting ook mee in haar correspondentie richting het parlement.

Hoewel het kenbaar maken van de wens tot aanpassing van de EU-verdragen of de ECB-statuten en een nietigheidprocedure bij het Hof ook tot de mogelijkheden behoren voor een regering om zich uit te laten over het ECB-beleid moet worden opgemerkt dat deze maatregelen ultima remedia zijn. Het zijn ingrijpende maatregelen die al gauw in het gedrang met de onafhankelijkheid van de ECB komen. Ook lijkt de haalbaarheid hiervan gezien de zware procedures en het krachtenveld klein en regeringen dienen dus terughoudend met deze opties om te gaan.

Het kabinet heeft, nadat de ECB een nieuw instrument had aangekondigd om monetaire transmissie te waarborgen, gebruik gemaakt van de mogelijkheden tot een dialoog door in de Eurogroep aandacht te vestigen op het belang van het primaire mandaat van prijsstabiliteit en het verbod op monetaire financiering.31 In antwoorden op vragen van de Tweede Kamer en in de brief over de toekomst van de Europese en Monetaire Unie (EMU) heeft het kabinet bovendien toelichting gegeven op de uitleg die de ECB en DNB hebben gegeven over hoe het beleid en het instrumentarium van de ECB passen binnen het mandaat en zich verhouden tot het verbod op monetaire financiering, ook in het licht van de jurisprudentie van het Hof.32 Het kabinet ziet naar aanleiding van het gevoerde monetaire beleid en de bestaande en aangekondigde instrumenten om monetaire transmissie te waarborgen geen aanleiding om in het verweer te komen tegen het beleid van de ECB of aan te sturen op een wijziging van de relevante Verdragsbepalingen en de statuten van de ECB.33

Toezegging Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. om meer beschikbare openbare informatie over het Transmission Protection Instrument (TPI) na sturen aan de Tweede Kamer

Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. heb ik toegezegd om de Tweede Kamer beschikbare openbare informatie na te sturen over het Transmission Protection Instrument (TPI) van de ECB.

Allereerst verschaft het persbericht van de ECB waarin het TPI wordt aangekondigd informatie over het instrument.34 Daarnaast wordt door DNB ook de noodzaak en vormgeving van het instrument beschreven.35 Hieronder volgt een bondige samenvatting van de belangrijkste elementen van deze publicaties.

De ECB geeft expliciet aan dat het TPI niet bedoeld is om renteverschillen te drukken als gevolg van structurele verschillen tussen landen, zoals overheidsschulden. Wanneer renteverschillen echter verder oplopen dan verklaard kan worden door structurele factoren, dan kan dit volgens de ECB de gelijke doorwerking van het monetaire beleid schaden. En daarmee het vermogen om de doelstelling van prijsstabiliteit effectief na te streven. De ECB heeft aangekondigd het nieuwe TPI-instrument alleen in te zetten bij wanordelijke en zelfversterkende rentestijgingen. De ECB geeft hierbij aan de inzet van het TPI te laten afhangen van een bredere set van markt- en transmissie-indicatoren, inclusief een aantal toegangscriteria. De ECB heeft niet nader gespecificeerd naar welke indicatoren wordt gekeken en welke drempelwaardes daarbij worden gehanteerd. Volgens de ECB is het de bedoeling dat eventuele interventies tijdelijk van aard zijn en eindigen wanneer markten gekalmeerd zijn, óf als de ECB van mening is dat er fundamentele factoren ten grondslag liggen aan het aanhouden van de onrust.

De toegangscriteria zijn erop gericht om te voorkomen dat de ECB reageert op fundamentele rentebewegingen. Zo mogen lidstaten niet in een buitensporigtekortprocedure zitten óf moeten lidstaten voldoen aan de aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie (de Raad) om het buitensporige tekort terug te dringen, en de staatsschuld moet houdbaar zijn. Daarnaast mogen landen niet in een procedure bij buitensporige macro-economische onevenwichtigheden zitten of moeten zij voldoen aan aanbevelingen van de Raad om deze onevenwichtigheden te adresseren binnen deze procedure. Tot slot moeten ze voortgang blijven boeken op de mijlpalen en doelen zoals vastgelegd in hun herstel- en veerkrachtplannen, en moeten ze voldoen aan de landspecifieke aanbevelingen van de Raad op gebied van het begrotingsbeleid.

Toezegging Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 3 november jl. voor een schriftelijke reactie op het nieuwsbericht inzake de ING aandeleninkoop

ING heeft op 3 november jl. aangekondigd een aandeleninkoopprogramma op te starten. Hierbij is de bank voornemens om voor maximaal EUR 1,5 mld. aan aandelen terug te kopen. De kernkapitaalratio van ING groep bedroeg 14,7% aan het eind van het derde kwartaal van 2022. ING verwacht dat het terugkoopprogramma een impact van om en nabij 44 basispunten zal hebben op de kernkapitaalratio van de bank. Ook na de aandeleninkoop blijft ING-groep zich comfortabel verhouden tot de kernkapitaalratio’s van haar Europese peers en voldoen aan de geldende kapitaalvereisten.

De Europese Centrale Bank (ECB) houdt toezicht op ruim 110 grote banken van Europa, waaronder ING. Voor deze banken geldt op grond van Europese wetgeving een vastgestelde procedure voor de terugkoop van aandelen die bij de ECB doorlopen moet worden. Dit houdt in dat elke bank, waaronder ING, ruim van tevoren een aanvraag bij de ECB moet doen voor een dergelijke transactie. Vervolgens beziet de ECB in haar rol als toezichthouder of een individuele bank weerbaar genoeg is om na de transactie een (mogelijke) toename in kredietverliezen op te vangen. De toezichthouder gaat dus na of een mogelijke aandeleninkoop verantwoord is.

Een combinatie van lagere economische groei, hogere rente en een verdere stijging van de energiekosten kan tot betalingsproblemen bij bedrijven leiden. Dit kan op termijn een toename veroorzaken in de hoeveelheid kredietverliezen van banken. Het is daarom van belang dat banken een gezonde kapitaalpositie aanhouden om deze verliezen op te vangen. DNB doet in het licht van deze risico’s in het recent gepubliceerde Overzicht Financiële Stabiliteit een oproep aan banken om prudent te zijn voor wat betreft dividenduitbetalingen en aandeleninkopen om rekening te houden met bovengenoemde risico’s.36

Tegelijkertijd benadrukt DNB ook een voorkeur te hebben voor een zorgvuldige maatwerk benadering als het gaat om dividenduitkeringen en aandeleninkopen.37 Er dient hierbij rekening gehouden te worden met verschillen in kwetsbaarheid van een individuele bank voor mogelijke neerwaartse risico’s.

Aangezien de relevante stappen en procedures bij de ECB zijn ingezet, lijkt de bank in kwestie na de aandeleninkoop weerbaar genoeg om gegeven de huidige uitdagende omstandigheden nog steeds ruim aan de gestelde kapitaaleisen te voldoen.


X Noot
2

Kamerstuk 34 734, nr. 9.

X Noot
4

De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd. Bijvoorbeeld in de kamerbrieven: Kamerstuk 35 925 XII, nrs. 109 en 104.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1864.

X Noot
8

Kamerstuk 22 112, nr. 3250.

X Noot
9

Kamerstuk 22 112, nr. 3250.

X Noot
14

Deze verhandeling beperkt zich tot de verantwoordingsmechanismen van de ECB als centrale bank en gaat niet in op de bijzondere bepalingen voor de ECB als bankentoezichthouder in het kader van het Single Supervisory Mechanism (SSM).

X Noot
15

Zie Artikel 1 van het 14e Protocol bij het VWEU.

X Noot
16

Artikel 284(2) VWEU.

X Noot
17

Artikel 284(1) VWEU.

X Noot
18

Artikel 284(3) VWEU. In de praktijk neemt de president van de ECB ieder kwartaal deel aan hoorzittingen van de Commissie economische en monetaire zaken (ECON) van het Europees Parlement. Andere directieleden nemen ook deel indien relevant. Zie ook artikel 135.3 van het Reglement van het Europees Parlement.

X Noot
19

Zie artikel 140 van het Reglement van het Europees Parlement.

X Noot
20

Zo heeft oud ECB-president Draghi het nationale parlement van Duitsland, Frankrijk, Spanje, Finland, Italië en Nederland bezocht. Ook spreekt president van De Nederlandsche Bank (DNB) als lid van de Raad van bestuur van de ECB met enige regelmaat met de Tweede Kamer.

X Noot
21

Artikel 19 Bankwet.

X Noot
22

Natuurlijke personen en rechtspersonen worden doorgaans niet ontvankelijk verklaard als zij een nietigheidsberoep aanspannen tegen ECB-besluiten van algemene strekking. Zie ook C-64/14 P, paras. 39-41.

X Noot
23

Zie HvJ EU 16 juni 2015, C-62/14, ECLI:EU:C:2015:400 (Gauweiler) en HvJ EU 11 december 2018, C-493/17, ECLI:EU:C:2018:1000 (Weiss e.a.).

X Noot
24

Zie bijvoorbeeld para. 100 Gauweiler en para. 60 Weiss.

X Noot
25

Zie artikel 129(3) VWEU. Omdat de ESCB statuten in principe gelijk staan aan het Verdrag kunnen de statuten in beginsel alleen worden aangepast via gebruikmaking van de verdragswijzigingsprocedure uit artikel 48 VEU. Voor een aantal statuten geldt echter een afwijkende procedure.

X Noot
26

Op basis van Artikel 27.2 van de ESCB Statuten en artikel 287 VWEU beperkt het toezicht van de Europese Rekenkamer zich tot een doelmatigheidscontrole van het operationele beheer van de ECB. De onderzoeksbevoegdheden van OLAF zijn van toepassing op alle ECB-taken, zie ook Besluit ECB/2004/11.

X Noot
27

Zie bijvoorbeeld het Economisch Bulletin, de Weekstaat, informatie over persconferenties, interviews en toespraken via European Central Bank (europa.eu).

X Noot
29

HvJ EU 16 juni 2015, C-62/14, ECLI:EU:C:2015:400 (Gauweiler), o.a. paras. 115–127; HvJ EU 11 december 2018, C-493/17, ECLI:EU:C:2018:1000 (Weiss e.a.), o.a. paras. 111-128 en 131-144.

X Noot
30

Zie beantwoording op vragen over het Transmission Protection Instrument (TPI) van het lid Heinen (VVD), Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 3849.

X Noot
31

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1883.

X Noot
32

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr, 3849; Kamerstuk 21 501-20, nr. 1825.

X Noot
33

Zie ook het rapport «Economische en juridische aspecten van de ECB opkoopprogramma’s» namens de Studiegroep ECB.

Naar boven