21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

25 295 Infectieziektenbestrijding

Nr. 1687 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 april 2020

Hierbij zend ik u het verslag van de videoconferentie van de informele Ecofinraad van 16 april jl.

In dit verslag ga ik ook in op het verzoek van de vaste commissie voor Financiën van 9 april jl. naar aanleiding van mijn brief over de April 2020 notificatie van Nederland aan de Europese Commissie over het EMU-saldo en de EMU-schuld (Kamerstuk 35 300 IX, nr. 17).

Tevens wordt u middels dit verslag geïnformeerd over de verordening en richtlijn betreffende Europese aanbieders van crowdfundingdiensten voor ondernemingen.

Verder laat ik u weten dat de initieel geplande Eurogroep en informele Ecofinraad van 24 en 25 april geen doorgang zullen vinden. Indien een nieuwe Eurogroep of Ecofinraad gepland wordt zult u voorafgaand aan deze vergadering zoals gebruikelijk een geannoteerde agenda ontvangen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

VERSLAG INFORMELE ECOFINRAAD 16 APRIL 2020

Economisch Pakket COVID-19

Tijdens de informele Ecofinraad die per videoconferentie werd gehouden heeft de Europese Commissie een presentatie gegeven over de economische ontwikkelingen in relatie tot COVID-19 en de implementatie van de maatregelen die zij reeds heeft aangekondigd. Ook de Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Investeringsbank (EIB) hebben een update gegeven over de door hen getroffen maatregelen. Daarnaast is stilgestaan bij het pakket aan maatregelen dat de Eurogroep 9 april jl. is overeengekomen1. Over de verschillende Europese maatregelen is uw Kamer geïnformeerd middels recente verslagen van de Eurogroep en Ecofinraad2, de Kamerbrief Noodpakket banen en economie en de bijlage daarvan3, en de Kamerbrief appreciatie Commissievoorstellen economische respons op de COVID-19 uitbraak4.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan tevreden te zijn met het overeengekomen pakket aan maatregelen van de Eurogroep van 9 april jl. Het pakket vormt een goede balans tussen wat solidair en verstandig is. Nederland onderstreepte het belang van het financieren van het mkb in de EU, onder andere middels de aangekondigde maatregelen van de EIB. Daarbij riepen meerdere lidstaten op tot een snelle implementatie van de overeengekomen maatregelen. Het Kroatische voorzitterschap gaf aan met name snel werk te zullen maken van de uitwerking van het overeengekomen tijdelijke instrument waarmee financiële bijstand kan worden verleend in de vorm van leningen aan lidstaten tot maximaal 100 miljard euro, op basis van het SURE-voorstel van de Europese Commissie5. Ten aanzien van dit instrument onderstreepten verschillende lidstaten, waaronder Nederland, dat het een crisis-instrument betreft gezien de buitengewone omstandigheden en dat conform de afspraken in de Eurogroep de tijdelijkheid van het instrument gewaarborgd dient te zijn. Nederland heeft daarbij aangegeven dat het belangrijk is dat de uitwerking nauw aansluit bij het akkoord van de Eurogroep van 9 april jl.

Verder gaven meerdere lidstaten aan dat vooral een snel en duurzaam economisch herstel van de Europese economie van belang is. Ook Nederland heeft aangegeven oog te hebben voor de herstelfase nadat de COVID-19 uitbraak over is. Het is daarbij belangrijk dat er ook gekeken wordt naar mogelijkheden om de Europese economie veerkrachtiger en weerbaarder te maken op de middellange termijn. Nederland heeft daarbij ook aangegeven dat het herstellen van de interne Europese markt cruciaal is. Tot slot heeft Nederland nogmaals uitgedragen geen voorstander te zijn van eurobonds.

Verklaring over de ondersteuning van de reële economie door de financiële sector

De ministers van Financiën hebben een verklaring aangenomen over de ondersteuning van de reële economie door de financiële sector.6 In de verklaring wordt onderstreept dat het van belang is dat de financiële sector de reële economie ondersteunt om de effecten van COVID-19 zo veel als mogelijk op te vangen. Om ervoor te zorgen dat de financiële sector haar rol als financier kan blijven spelen hebben de (Europese) toezichthouders verschillende maatregelen genomen.7 In de verklaring wordt steun uitgesproken voor deze maatregelen, en wordt benadrukt dat het van belang is dat de flexibiliteit in de bestaande kaders wordt gebruikt om de financiële sector haar rol te kunnen laten spelen. Ook Nederland onderschrijft het belang van deze boodschap.

EU IMFC verklaring voor de jaarlijkse vergadering van het IMF

Het Kroatische voorzitterschap en de Europese Commissie informeerden de ministers van Financiën over de internationale voorjaarsbijeenkomsten en de EU IMFC-verklaring voor de jaarlijkse vergadering van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Op donderdag 16 april jl. vond voorafgaand aan de informele Ecofinraad een videoconferentie plaats van het International Monetary and Financial Committee (IMFC), ter gelegenheid van de voorjaarsvergadering van het IMF. Tijdens deze videoconferentie heeft ook de Europese Unie een verklaring afgegeven. De EU IMFC-verklaring beschrijft de precaire economische situatie die is ontstaan door de COVID-19 uitbraak. Het is allereerst van belang dat alle landen daadkrachtig optreden om de spreiding van het virus te beperken. Er wordt in de verklaring verder ingegaan op de maatrelen die door EU-lidstaten, de ECB en de Europese Commissie zijn genomen.

De EU IMFC-verklaring gaat vervolgens in op de respons van het IMF op de COVID-19 uitbraak. De mondiale verkrapping van financiële condities maakt het voor veel landen, vooral opkomende economieën, op de korte termijn lastig om aan hun buitenlandse financieringsverlichtingen te voldoen. Het IMF wordt opgeroepen om het volledige instrumentarium te gebruiken en de limieten voor noodfinanciering te verhogen. Ook staan EU-lidstaten open voor een discussie over mogelijke andere IMF-voorstellen, zoals introductie van een nieuw liquiditeitsinstrument of een eventuele SDR-allocatie. Deze instrumenten kunnen overwogen worden om lage-inkomenslanden en opkomende economieën, die een significante uitstroom van kapitaal ervaren, te ondersteunen. Tot slot ondersteunen EU-lidstaten mogelijke aanvullende maatregelen voor financieringsbehoeften van de armste landen.

COVID-19 uitbraak: de implicaties voor het Europees Semester

Tijdens de informele Ecofinraad zijn de implicaties van de COVID-19 uitbraak op (de tijdlijn van) het Europees Semester besproken. Overeengekomen is dat voor de cyclus van 2020 de bestaande tijdlijnen worden gehandhaafd, maar dat vereenvoudigde informatievereisten zullen gelden, waarbij rekening wordt gehouden met de buitengewone omstandigheden. Het betreft dan met name het aanleveren door lidstaten bij de Europese Commissie van de nationale hervormingsprogramma’s (NHP) voor 15 april en de stabiliteits- en convergentieprogramma’s (SCP), waarvoor de deadline 30 april is. Verschillende lidstaten hadden om uitstel van het SCP gevraagd omdat de COVID-19 uitbraak en de economische gevolgen ervan grote budgettaire gevolgen hebben die nu nog niet allemaal te overzien zijn. De Europese Commissie had al aangegeven de voorkeur te hebben om de rapporten zoveel mogelijk te actualiseren, maar dat zij zich flexibel op zal stellen.

Overig – Verzoek vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer over EMU-saldo en EMU-schuld van 9 april jl.

Naar aanleiding van de brief over de April 2020 notificatie van Nederland aan de Europese Commissie over het EMU-saldo en de EMU-schuld, heeft de vaste commissie voor Financiën van de Tweede Kamer op 9 april jl. gevraagd om een update m.b.t. de in de notificatie gepresenteerde gegevens over het EMU-saldo en de EMU-schuld, en om een actueel overzicht van deze cijfers in de overige eurolanden. Bij de betreffende notificatie gaat het om cijfers tot en met 2019. De notificatie van deze actuele cijfers tot en met het jaar 2019 zijn op 22 april door Eurostat gepubliceerd.8 De notificatie betreft dus niet de verwachtingen voor de cijfers voor het lopende jaar en volgende jaren. De cijfers voor de uitgaven in de Voorjaarsnota, de laatste budgettaire gegevens die met uw Kamer zijn gedeeld, zijn nog gebaseerd op de raming uit het Centraal Economisch Plan (CEP) van 17 maart jl. In deze raming werd nog aangenomen dat het virus snel onder controle zou komen en de gevolgen beperkt zouden blijven tot China. Als gevolg van de COVID-19 crisis is de economische situatie op zeer korte termijn enorm veranderd. Om een beeld te geven van de impact op de economie heeft het CPB op 26 maart jl. scenario’s gepubliceerd. Deze scenario’s zijn echter niet bedoeld en ook niet specifiek genoeg voor gebruik in de begroting. Daarom zijn ze niet gebruikt bij het opstellen van de begrotingscijfers. Voor een volledige doorrekening van de effecten op de economie en overheidsfinanciën moet eerst duidelijker zijn hoe de crisis zich verder zal ontwikkelen. Hiervoor wordt onder andere de volgende reguliere CPB-raming in juni afgewacht. Een actuele raming door de Europese Commissie voor de schuld- en tekortcijfers in 2020 en 2021 voor alle lidstaten wordt verwacht bij de voorjaarsraming van de Europese Commissie op 7 mei.

Overig – Verordening en richtlijn betreffende Europese aanbieders van crowdfundingdiensten voor ondernemingen

Bereiken triloogakkoord

Eind 2019 hebben Raad en Europees parlement overeenstemming bereikt over de verordening en de richtlijn betreffende Europese aanbieders van crowdfundingdiensten voor ondernemingen. Dit politiek akkoord is door de Raad op Coreper van 18 maart jongsleden bekrachtigd. Het in de Raad bereikte compromis doet recht aan de initiële zorgen van Nederland, zoals verwoord in het BNC-fiche van 13 april 2018.9

Het politiek akkoord dat tussen Raad en parlement is bereikt weerspiegelt in belangrijke mate de algemene inzet die medio vorig jaar binnen de Raad tot stand is gekomen. Uw Kamer is in juli 2019 hierover ingelicht.10 De belangrijkste zorgen van Nederland worden ook door het in de triloog bereikte akkoord geadresseerd. Ten opzichte van het initiële voorstel van de Commissie voorziet het akkoord in een scherpere afbakening tussen de verschillende regelgevingsdomeinen om (onvoorziene) samenloop en mogelijkheden van arbitrage zoveel mogelijk te voorkomen. Ook is afgesproken dat het toezicht door nationale toezichthouders wordt gehouden in plaats van toezicht door ESMA. Daar het bij crowdfunding nog veelal om kleine, lokale marktpartijen gaat en de dienstverlening zich voornamelijk tot consumenten richt, past nationaal toezicht beter.

Een ander voor Nederland belangrijk punt dat door het triloogakkoord wordt bestendigd, betreft de uitgebreide reikwijdte van het voorstel. De Verordening biedt nu een geharmoniseerd kader voor alle crowdfundingdiensten, ongeacht of deze grensoverschrijdend worden aangeboden. Het Commissievoorstel was specifiek bedoeld voor grensoverschrijdende verlening van crowdfundingdiensten. Een Europees geharmoniseerd kader draagt bij aan de kapitaalmarktunie doordat het een gemeenschappelijk speelveld biedt voor crowdfundingplatformen, tot verdere professionalisering van de markt leidt en tot een vergroting van de financieringsmogelijkheden voor het MKB.

Momenteel worden de teksten verder technisch in orde gemaakt en vertaald. Verwacht wordt dat de verordening en de richtlijn in het tweede of derde kwartaal officieel worden vastgesteld, waarna de regels een jaar later van toepassing zullen zijn.

Gevolgen voor Nederland – Toezegging AO Ecofin 16 januari 2020

Verder maak ik van deze gelegenheid graag gebruik om mijn tijdens het AO Ecofin van 16 januari jl. gedane toezegging gestand te doen om in te gaan op de praktische gevolgen van het nieuwe regelgevend kader voor crowdfunding.11

Met de komst van de verordening zal ten eerste de consumentenbescherming worden verbeterd, met name voor crowdfunding in onderhandse leningen. Zo wordt de informatievoorziening aan de geldgever verbeterd door het gebruik van een verplicht format voor essentiële informatie over de aangeboden projecten. Platformen zullen eveneens informatie moeten geven over mislukte projecten (default rates). Verder wordt een bedenktijd geïntroduceerd voor consumenten waarbij zij het recht hebben om hun reeds gedane investering binnen vier dagen zonder kosten in te trekken. Daarnaast zal de potentiële geldgever een test moeten doen om te zien of crowdfunding een goede investeringsmogelijkheid voor hem of haar is.

De crowdfundingverordening biedt een kader voor platformen om een prikbord op te zetten waarop (potentiële) geldgevers hun interesse kenbaar kunnen maken om leningen of aandelen/obligaties die op dat platform hun oorsprong hebben aan elkaar te kopen of te verkopen. Dit zou een impuls kunnen geven aan de secundaire handel in crowdfundingparticipaties. Hierdoor kan de populariteit van crowdfunding toenemen, doordat het mogelijk wordt als geldgever om vroegtijdig uit te stappen. Ook voorziet de verordening in regels omtrent de mogelijkheid voor platformen om leningportfoliobeheer aan te bieden. Hierbij kan het platform met inachtneming van bepaalde parameters zelfstandig investeringsbeslissingen nemen voor klanten, vergelijkbaar met individueel vermogensbeheer door beleggingsondernemingen. Hiermee kunnen geldgevers op eenvoudige wijze risico’s in hun crowdfundingportefeuille spreiden.

Een ander belangrijk gevolg is dat het verschil in regelgeving tussen crowdfunding in onderhandse leningen en crowdfunding in effecten verdwijnt; beide vormen zullen onder de crowdfundingverordening vallen. De eerstgenoemde vorm is in Nederland momenteel niet vergunningplichting: platformen dienen over een ontheffing van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) te beschikken om te «bemiddelen» bij het aantrekken van opvorderbaar geld van het publiek. De eisen die aan de ontheffing zijn verbonden zien hoofdzakelijk op het borgen van een integere en beheerste bedrijfsvoering. Crowdfunding in effecten valt momenteel onder het regelgevend kader voor het verlenen van beleggingsdiensten en is vergunningplichtig. Dit kader vloeit voort uit de richtlijn markten voor financiële instrumenten 2014 (Richtlijn 2014/65/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU, PbEU 2014, L 173). Naast bedrijfsvoeringeisen kent dit regime vereisten omtrent consumentenbescherming. Dit zou ervoor kunnen zorgen dat in de toekomt meer crowdfundingplatformen zich gaan richten op crowdfunding in effecten; thans is crowdfunding in onderhandse leningen verreweg de populairste vorm in Nederland.

Eind 2019 stonden er achtenveertig crowdfundingplatformen in het register van de AFM. Niet al deze platformen zijn ook echt actief; verreweg de meeste omzet wordt gegenereerd door de tien grootste platformen. Door de verordening zullen bestaande platformen na een overgangstermijn een vergunning onder het nieuwe regime moeten aanvragen indien zij hun activiteiten willen voorzetten. Het is de vraag of alle platformen dat zullen doen, mede gezien het uitgebreidere kader waaraan zal moeten worden voldaan. Een mogelijk gevolg van de verordening zou derhalve kunnen zijn dat platformen stoppen en dat enige consolidatie optreedt. Aan de andere kant zorgt de verordening voor een gelijk speelveld binnen de EU, hetgeen kan leiden tot de toetreding van partijen uit andere lidstaten. Uiteraard biedt de verordening ook de mogelijkheid voor Nederlandse crowdfundingplatformen om in de gehele EU hun diensten aan te bieden.

Naar boven