21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1339 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 januari 2016

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 10 september 2015 «Noodsteun voor eurolanden tijdens de crisis; Inzet van de Europese noodfondsen tussen 2010 en 2015» (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1307).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 12 januari 2016. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De waarnemend-griffier van de commissie, Van den Eeden

Vraag 1

Welke risico’s zijn er verbonden als het niet inzichtelijk is waaraan het uitgeleende geld is besteed?

Vraag 23

Op welke wijze is geborgd, dat de lidstaten die geld uit de noodfondsen lenen inzichtelijk maken waaraan dat geld is besteed?

Vraag 24

Waarom is slechts in het geval van de herkapitalisatie van de banken in Griekenland, Ierland en Spanje, en het eerste steunprogramma aan Griekenland bekend hoeveel van de noodsteun feitelijk besteed is? Welke mogelijkheden zijn er om bij deze informatie op te vragen bij de landen die steun hebben ontvangen?

Vraag 53

Hoe is het mogelijk dat het beperkt mogelijk is de besteding van de leningen uit de Europese noodfondsen te volgen?

Vraag 61

Is van de bilaterale leningen bekend welk aandeel van de steun feitelijk besteed is en volgbaar tot de eindbestemming? Kunt u hier een overzicht van geven?

Antwoord op vragen 1, 23, 24, 53 en 61

Het is eigen aan steunprogramma’s van het ESM en EFSF dat voor een deel de eindbestemming van de steun niet aangegeven kan worden. Er is immers geen sprake van projectfinanciering, maar van algemene begrotingsfinanciering, omdat de lidstaat geen of nauwelijks meer toegang heeft tot de kapitaalmarkt. Dit is ook conform de manier waarop het IMF zijn steunprogramma’s vormgeeft. De tegenprestatie voor de algemene begrotingsfinanciering is dat programmalanden een uitgebreid pakket aan begrotingsvereisten en hervormingen moeten doorvoeren. Steun wordt pas uitgekeerd als hier aan voldaan is. Hiermee is gewaarborgd dat steun ontvangende lidstaten de nodige stappen zetten om weer zelfstandig toegang tot de kapitaalmarkt verkrijgen waardoor steun uit een programma op termijn niet meer nodig is.

Naast deze algemene begrotingssteun die landen krijgen omdat er geen toegang meer is tot de kapitaalmarkt, is er in de programma’s voor Griekenland, Ierland en Spanje ook geld geoormerkt voor herkapitalisatie van de banken. Voor leningen bestemd voor de herkapitalisatie van de bankensector gelden vaak andere voorwaarden dan voor de leningen die bestemd zijn voor algemene begrotingssteun. Zo moet er in ieder geval een staatssteunbeslissing genomen worden door de Europese Commissie, omdat het gaat om het verstrekken van publiek kapitaal aan private ondernemingen.

Vraag 2

Hoe kan de doeltreffendheid van een steunprogramma worden herleid door het inzichtelijk maken van deze besteding?

Vraag 17

Kunt u aangeven hoe er op wordt toegezien dat het geld dat programmalanden ontvangen goed wordt besteed?

Vraag 29

Kan een overzicht worden gegeven van de reeds uitgevoerde evaluaties van afgeronde leningenprogramma’s?

Vraag 52:

Hoe is het mogelijk dat de effectiviteit van de steunprogramma’s door de betrokken organisaties weinig wordt onderzocht?

Vraag 54:

Wat voor zin heeft het om leningen uit de Europese noodfondsen te verstrekken nu gebleken is dat deze leningen moeilijk te volgen zijn en de effectiviteit van de steunprogramma’s weinig onderzocht wordt door de betrokken organisaties?

Vraag 62

U geeft aan dat het niet altijd mogelijk is om bestedingen uit de noodfondsen tot de eindbestemming te volgen. Hoe weten verstrekkers van steun/leningen dan of het geld wel goed besteed wordt?

Antwoord op de vragen 2, 17, 52, 54 en 62

Zoals al aangegeven in het antwoord op vraag 1 is het niet één-op-één te herleiden welke uitgave van een overheid door welke inkomstenstroom wordt gedekt. Het is dan ook niet het doel van een steunprogramma om specifieke uitgaven te financieren. Een steunprogramma wordt gebruikt voor landen die geen toegang meer hebben tot de kapitaalmarkt en daardoor hun lopende uitgaven niet meer kunnen financieren en/of hun aflopende schuld niet kunnen doorrollen. In ruil hiervoor moet het ontvangende land hervormingen doorvoeren zodat het op termijn weer op eigen benen kan staan. Om te kunnen beoordelen of een steunprogramma doelmatig is geweest moet dan ook breder gekeken worden dan de exacte besteding van de noodsteun. Aan het begin van het programma wordt in het zogenaamde Memorandum of Understanding beschreven welke maatregelen en beleidsacties de lidstaat moet nemen om in aanmerking te komen voor de noodleningen. Dit zijn specifieke maatregelen, die afgestemd worden op de problematiek in de betreffende lidstaat, gericht op herstel van financiële stabiliteit, structurele hervormingen en het op orde brengen van de begroting. Dat heeft als doel om de lidstaat weer op eigen benen te laten staan. Dit doel is in de leningenprogramma’s voor Spanje, Portugal en Ierland inmiddels bereikt. Deze landen hebben weer volledig en zelfstandig toegang tot de kapitaalmarkten en zijn daardoor niet meer aangewezen op steun uit één van de noodfondsen.

Naast het behalen van de hoofddoelstelling (toegang tot kapitaalmarkten) van een programma beoordelen de Commissie en het IMF in (ex post) programma evaluaties ook in hoeverre er succesvol is hervormd en of dit de gewenste effecten heeft gehad. Ook de opzet en werkwijze van een programma wordt in zo’n evaluatie tegen het licht gehouden. Afgelopen juli (2015) is de ex post evaluatie van het Ierse programma gepubliceerd door de Europese Commissie.1 Het IMF heeft in juni 2013 een evaluatie van het eerste Griekse programma en in januari 2015 een evaluatie van het Ierse programma gepubliceerd.2

Een beoordeling van de effectiviteit van de noodsteun vindt al gedurende een programmaplaats in de reguliere voortgangsmissies van de instituties. Hierbij wordt o.a. gekeken naar de ontwikkeling in de schuldhoudbaarheid en de budgettaire ontwikkeling. Hoewel deze indicatoren zonder meer relevant zijn, geven zij slechts een globale, eerste indruk over de huidige situatie en de effectiviteit van de noodsteun. De Griekse problematiek reikt bijvoorbeeld veel verder dan alleen de overheidsfinanciën en in het Spaanse geval is de situatie van de financiële sector cruciaal om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van de noodsteun. In een voortgangsmissie wordt daarom ook gekeken naar de implementatie van (structurele) hervormingen en de voorlopige effecten daarvan. Naast de beoordeling van de voortgang in een steunprogramma in een voortgangsmissie worden uitkeringen van geld uit een programma gekoppeld aan een lijst met hervormingen die eerst geïmplementeerd moeten worden. Pas als er in voldoende mate is hervormd wordt er tot uitkering overgegaan. Ik ben daarom van mening dat voortgang in de implementatie van maatregelen gedurende een programma voldoende gemonitord en beoordeeld wordt door de instituties alvorens er een tranche met geld uit het programma wordt uitgekeerd.

Vraag 3:

Welke financiële informatie van een ontvangende overheid dient als uitgangspunt voor een steunprogramma?

Antwoord vraag 3:

Voorafgaand aan een programma maken de instituties (in het geval van het ESM-programma: de Europese Commissie en de ECB in samenwerking met het IMF) een rapport op over de financieringsbehoefte van een land dat steun aanvraagt. De financieringsbehoefte bestaat bijvoorbeeld uit schuldaflossing, rentebetalingen, nationale betaalachterstanden, herkapitalisatiekosten voor banken en het aanhouden van een kasbuffer. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de opbrengsten uit privatiseringen, primair surplus en eventuele toekomstige inkomsten uit het uitgeven van obligaties. Deze gegevens vormen de basis voor de inschatting of en hoeveel geld er nodig is voor een programma. De financiële informatie die nodig is voor het maken van deze inschatting is afkomstig van ramingen en landenrapporten van bijvoorbeeld de Europese Commissie en van statistische informatie afkomstig van het betreffende bureau voor de statistiek en van Eurostat. Technische teams van de instituties gaan echter ook langs bij het betreffende Ministerie van Financiën om de boeken door te nemen en er wordt data opgevraagd bij het betreffende Agentschap om een beeld te krijgen van de verwachte kasstromen van de betreffende overheid.

Vraag 4:

Op welke punten kan de kwaliteit van deze financiële informatievoorziening worden verbetert?

Vraag 5:

Op welke manier wordt in de toekomst gewaarborgd dat deze informatievoorziening juist is?

Vraag 6:

Wat gaat u doen om het toezicht van de Europese Commissie op de kwaliteit van financiële informatie (die als uitgangspositie dient voor een steunprogramma) te verbeteren?

Antwoord vragen 4, 5 en 6:

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat het van belang is dat het toezicht van de Europese Commissie op de kwaliteit van financiële informatie wordt versterkt maar doet hiervoor geen concrete suggesties. Ik ben het eens met de Algemene Rekenkamer dat het cruciaal is dat de informatie die lidstaten aanleveren bij de Europese Commissie juist en volledig is. De Algemene Rekenkamer wijst in het rapport op de ervaringen onder het eerste Griekse leningenprogramma's, waar achteraf het Griekse overheidstekort van 2009 flink hoger bleek uit te vallen dan eerder was aangegeven. Specifiek voor de Griekse casus zijn afspraken in het MoU gemaakt om ervoor te zorgen dat het Griekse statistiek bureau onafhankelijk kan werken. Daarnaast geeft Eurostat assistentie aan lidstaten voor de ontwikkeling van statistiek en daar bovenop heeft Eurostat de afgelopen jaren voortdurend extra technische assistentie verleend aan Griekenland om de statistieken in Griekenland te verbeteren. Als een lidstaat toch nog (bewust) foute informatie aanlevert dan kan de Commissie in het uiterste geval een boete opleggen voor het frauderen met statistieken. Ik ben van mening dat de Commissie en Eurostat hiermee voldoende mogelijkheden hebben om een adequate informatievoorziening te waarborgen en om in te grijpen als er blijkt dat de informatievoorziening onvoldoende is.

Vraag 7

Welke politieke overweging lag ten grondslag aan het besluit om het ESM en de EFSF een intergouvernementeel karakter te geven?

Antwoord op vraag 7

Het ESM en EFSF zijn opgericht om financiële steun te verstrekken aan lidstaten van de Eurozone. De garanties en het storten van kapitaal die voor deze steun nodig zijn komen voor rekening van de lidstaten en staan bijvoorbeeld niet op de gemeenschappelijke EU-begroting. Dit was bij de oprichting een bewuste keuze van de deelnemende eurolidstaten. Aangezien het risico uiteindelijk voor de lidstaten is, lag een intergouvernementeel karakter waarbij de beslissingen ook door de nationale lidstaten genomen worden voor de hand. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het noodfonds EFSM, waar de garanties via de EU-begroting worden afgegeven en waarvan de risico’s gemeenschappelijk gedragen worden door de EU-lidstaten.

Vraag 8:

Wat is de toekomst van het ESM en past daar een andere grondslag bij?

Antwoord vraag 8:

Volgens het ESM-Verdrag, specifiek artikel 3 is het doel van het ESM het vrijmaken van middelen en het verstrekken van stabiliteitssteun, onder stringente voorwaarden die passend zijn voor het gekozen financiële bijstand instrument, ten gunste van ESM-leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen, indien zulks onontbeerlijk is om de financiële stabiliteit van de eurozone in haar geheel en van de lidstaten ervan te waarborgen. Wijziging van het ESM-Verdrag is op dit moment niet aan de orde en ik ben daar op dit moment ook geen voorstander van. In 2013 is in het EU-Werkingsverdrag een korte verwijzing opgenomen naar het ESM, die het mogelijk maakt voor de eurolanden om een stabiliteitsmechanisme op te richten indien nodig voor de stabiliteit van de euro.

Vraag 9:

Kunt u middels een tijdlijn voor alle landen die noodsteun hebben ontvangen aangeven wanneer en met hoeveel de termijnen voor terugbetaling zijn verlengd?

Vraag 10:

Kunt u tevens middels een tijdlijn voor alle landen die noodsteun hebben ontvangen aangeven wanneer en met hoeveel de rente is verlaagd?

Antwoord vragen 9 en 10:

Hieronder vindt u in de tabel de besluitvormingsmomenten wanneer de rente en/of de aflossingsperiode zijn aangepast voor de Europese noodfondsen.

Lidstaten die steun ontvangen uit het EFSF betalen aan het EFSF bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten (dit is 0,5% rente) per verstrekte lening. Daarnaast betaalt het steunontvangende land de financieringskosten die deze instellingen maken, een commitment fee plus een renteopslag. De gemiddelde financieringskosten van het EFSF zijn variabel. Het verschuldigde rentepercentage is een samenstelling van de rente die EFSF betaalt voor uitgiftes met verschillende looptijden; voor kortlopende leningen (looptijd 3–6 maanden) bedraagt de huidige rente circa 0%, voor driejaars leningen betaalde het EFSF in mei 2015 circa 0,25% rente en voor tienjaarsleningen betaalde het EFSF in april 2015 circa 0,2% rente3. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het EFSF op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden.

Lidstaten die steun ontvangen van het ESM betalen aan het ESM bij ontvangst van een lening een service fee van 50 basispunten (0,5% rente) en jaarlijks een service fee van 0,5 basispunten (0,005% rente). Daarnaast betaalt het steunontvangende land de financieringskosten die deze instellingen maken, ook een commitment fee plus een renteopslag. De renteopslagen die steunontvangende lidstaten betalen verschillen per instrument. De exacte opslagen zijn vastgelegd in de beprijzingsrichtsnoer van het ESM. 4 De gemiddelde financieringskosten van het ESM zijn, net als bij het EFSF, variabel. Voor kortlopende leningen (looptijd 3–6 maanden) bedraagt de huidige rente circa – 0,3%, voor 2,5-jaars leningen betaalde het ESM in maart 2015 circa 0% rente en voor tienjaarsleningen betaalde het ESM in september 2015 circa 1% rente5. Op basis van de op de markt aangetrokken middelen berekent het ESM op dagbasis de gemiddelde financieringskosten, welke worden doorberekend aan de programmalanden. De gemiddelde maximale looptijden van de ESM-leningen aan Spanje zijn vastgesteld op 12,5 jaar, voor Cyprus op 15 jaar en voor Griekenland op 32,5 jaar.

Griekenland betaalde aan de lidstaten die bilaterale leningen hebben verstrekt per verstrekte lening een service fee van 50 basispunten (0,5% rente). De rentekosten die Griekenland over de leningen betaalt is de 3-maands Euribor plus een renteopslag. Op 27 november 2015 was de 3-maands Euribor circa – 0,11%. In juni 2014 was de 3-maands Euribor circa 0,3% en in december 2011 was de Euribor circa 1,5%.

 

EFSF-leningen

EFSM-leningen

ESM-leningen

Bilaterale Leningen aan Griekenland

9-mei-2010

     

Eurolanden bereiken akkoord over bilaterale leningenpakket Griekenland.

– Rente die Griekenland betaalt is 3-maands Euribor rente+ renteopslag van 300 basispunten (3%).

– Looptijd van de leningen is 5 jaar.

nov-2010

Ierland doet als eerste land een aanvraag voor steun uit het EFSF.

– De rente die lidstaten betalen met een EFSF-programma wordt vastgelegd op de cost of funding (financierings-kosten van het EFSF) plus een rente opslag van 200 basispunten (2%) plus 100 basispunten (1%) voor bedragen die langer uitstaan dan 3 jaar.

– Looptijd van de leningen is 7,5 jaar.

Ierland doet als eerste land een aanvraag voor steun uit het EFSM.

– De rente die Ierland betaald is de cost of funding plus een renteopslag van 292,5 basispunten.

– Looptijd van de leningen is 7,5 jaar.

   

Maart-2011

     

– Eurozone top besluit tot verlaging van de renteopslag met 100 bp naar 200 bp (2%) in de eerste 3 jaar van een lening en 300 bp (3%) voor latere jaren.

– Looptijd van de leningen wordt verlengd van 5 naar 7,5 jaar.

Mei-2011

Portugal doet een aanvraag voor steun uit het EFSF.

– De renteopslag op de leningen van het EFSF wordt vastgesteld op 200 basispunten plus 100 basispunten voor bedragen die langer uitstaan dan 3 jaar.

– De looptijd van de leningen is 7,5 jaar.

Portugal doet ook een aanvraag voor steun uit het EFSM.

– De rente die Ierland betaald is de cost of funding plus een renteopslag van 215 basispunten.

– Looptijd van de leningen is 7,5 jaar.

 

Juli-2011

– Looptijden voor de toekomstige EFSF-leningen voor Griekenland (waar op dat moment over het 2e leningenprogramma onderhandeld wordt) worden vastgesteld op 15–30 jaar met grace periode (periode dat er niet afgelost hoeft te worden) van 10 jaar.

– Afgesproken door regeringsleiders van de eurozone wordt dat de steunontvangende lidstaten voortaan enkel de cost of funding op de EFSF-leningen moeten betalen (renteopslag wordt nul).

– Voor Ierland en Portugal gaan dezelfde looptijden voor EFSF-leningen gelden als voor Griekenland is afgesproken. Dit betekent dat de gemiddelde maximale looptijd op 15 jaar wordt vastgesteld.

Na besluit van regeringsleiders over afschaffen renteopslag op EFSF-leningen, wordt ook door Raad besloten de renteopslag op EFSM-leningen af te schaffen. Steunontvangende lidstaten betalen voortaan enkel de cost of funding op de EFSM-leningen (renteopslag wordt nul).

   

September-2011

 

In lijn met de afspraak uit juli 2011 dat voor Ierland en Portugal dezelfde leningvoorwaarden zullen gelden als voor Griekenland, worden ook de looptijden voor de EFSM-leningen aangepast naar looptijden tussen 15–30 jaar. De gemiddelde maximale looptijd wordt vastgesteld op 12,5 jaar.

 

Eurogroep bereikt akkoord over verlenging looptijd leningen naar 15 jaar met grace periode van 10 jaar.

Februari-2012

     

– Het restant van de bilaterale leningen (gedeelte dat nog niet is uitgekeerd) wordt overgeheveld naar EFSF.

– De renteopslag wordt verlaagd naar 150 bp (1,5%).

Juli-2012

Eurogroep keurt steunaanvraag Spanje goed. Spanje krijgt max. 100 miljard euro voor herkapitalisatie van de financiële sector. De steun zal door het ESM worden verstrekt, maar zolang het ESM niet in werking is getreden zal het EFSF de steun verstrekken. De rente is de cost of funding van het EFSF. Er worden echter geen leningen verstrekt door het EFSF aan Spanje.

     

Oktober- 2012

   

De beprijzingsrichtsnoer van het ESM wordt vastgesteld. Renteopslagen voor:

1. macro-economisch programma 10 bp.

2. preventieve kredietlijn 35 bp

3. programma herkapitalisatie banken 30 bp

4. primaire marktopkoop 10 bp onder macro-economisch programma en 35 bp preventieve kredietlijn

5. secundaire marktopkoop 5 bp.

 

November 2012

   

Programma voor Spanje tbv Spaanse banken wordt overgeheveld van EFSF naar ESM. Gemiddelde maximale looptijden van de ESM-leningen wordt vastgesteld op 12,5 jaar. De rente is conform de beprijzingsrichtsnoer.

 

December-2012

– Griekenland krijgt uitstel van de rentebetalingen aan het EFSF met 10 jaar. Vanaf 2022 betaalt GR weer rente aan het EFSF (dit is uitgestelde rente).

– Daarnaast wordt guarantee fee afgeschaft (dus lagere rente van 10 bp oftewel 0,1%).

– Gemiddelde maximale looptijden van leningen voor Griekenland worden verlengd met 15 jaar naar maximaal 32,5 jaar.

   

– Verlaging van de renteopslag op de bilaterale leningen van 150 bp naar 50 bp (0,5%).

– gemiddelde looptijden leningen verlengd met 15 jaar tot 30 jaar.

April-2013

De Eurogroep stemt in met verlenging van de gemiddelde maximale looptijden van de EFSF-leningen van Ierland en Portugal met 7 jaar naar 21,5 jaar.

De Ecofin Raad stemt in met verlenging van de gemiddelde maximale looptijden van de EFSM-leningen van Ierland en Portugal met 7 jaar naar 19,5 jaar.

De ESM BoG stemt in met een leningenprogramma voor Cyprus. Cyprus krijgt 3-jarig macro-economisch programma van max. 10 mrd euro. Gemiddelde maximale looptijd leningen is 15 jaar. De rente is conform de beprijzingsrichtsnoer.

 

Augustus 2015

   

De ESM BoG stemt in met een nieuw leningenprogramma voor Griekenland uit het ESM. Griekenland krijgt een 3-jarig macro-economisch programma van maximaal 86 miljard euro. Gemiddelde maximale looptijd van de leningen is 32,5 jaar. De rente is conform de beprijzingsrichtsnoer.

 

Vraag 11:

Kunt u per land een overzicht geven van hoeveel er uit de vier noodfondsen is toegezegd (en het Nederlands aandeel hierin), hoeveel er is uitgekeerd en nog uitgekeerd moet worden, hoeveel er al is afgelost en hoeveel er nog uitstaat?

Vraag 13:

Kunt u ook per land aangeven wat de bijdrage is geweest van het IMF?

Vraag 69:

Hoeveel miljard euro heeft Nederland aan ieder land uitgeleend en via welk fonds is dat gelopen?

Vraag 70:

Wanneer wordt aangevangen met de terugbetaling daarvan?

Antwoord vraag 11, 13, 69, 70:

U wordt regelmatig geïnformeerd over de blootstelling van Nederland aan de noodfondsen (bijvoorbeeld in de Miljoenennota 2016 box 4.1.1. pagina 88 en in de schriftelijke antwoorden op de vragen van de Algemene Financiële Beschouwingen over Begroting IX; Handelingen II 2015/16, nr. 9, item 11). De crediteuren ESM, EFSF, IMF en Europese Commissie (voor het EFSM) publiceren ook op hun websites de aflossingen en geplande aflossingen voor alle programmalanden6. Hieronder vindt u een globaal overzicht met de totaal gecommitteerde bedragen, het Nederlandse aandeel daarin, de aflossingen, uitstaande bedragen en de aflossingsperiode. Bedragen zijn in miljarden euro’s7.

Griekenland 1

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

Bilaterale leningen

52,9

3,2

0

52,9

2020–2041

IMF

22,3

nvt

17,9

4,4

2013–2016

Griekenland 2

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

EFSF

130,9

13,3

0

130,9

2023–2054

IMF

33,5

nvt

0

13,0

2016–2024

Griekenland 3

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

ESM

Max. 86,0

nvt

0

25,0

2034–2059

Ierland

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

EFSF

17,7

1,8

0

17,7

2029–2042

EFSM

22,5

1,1

0

22,5

2016–2042

IMF

24,7

nvt

19,9

4,8

2021–2023

Bilaterale leningen

4,8

nvt

0

4,8

n.b.

Portugal

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

EFSF

26,0

2,6

0

26,0

2025–2040

EFSM

24,3

1,2

0

24,3

2016–2042

IMF

29,1

nvt

8,3

20,8

2018–2024

Spanje

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

ESM

41,4

nvt

5,6

35,7

2022–2027

Cyprus

Totaal

NL aandeel

Afgelost

Uitstaand

Aflossingsperiode in jaren

ESM

9,0

nvt

0

6,3

2025–2031

IMF

1,1

Nvt

0

0,88

2017–2024

Onder het eerste leningenprogramma aan Griekenland hebben lidstaten van de eurozone bilaterale leningen verstrekt aan Griekenland. deze leningen zijn gebundeld onder de Greek Loan Facility. Nederland heeft in totaal voor 3,2 miljard euro aan bilaterale leningen verstrekt aan Griekenland in de periode 2010–2011 onder het eerste programma voor Griekenland.

Het Nederlandse aandeel in de garanties aan het EFSF bedraagt tussen de 6,1% en 6,2% van het totaal door EFSF aangegane verplichting aan garanties. Daarnaast staat Nederland garant voor de overgaranties om de kredietwaardigheid van het EFSF te garanderen (165%). Het Nederlandse aandeel in het EFSM is ongeveer 4,7%. Dit is het Nederlandse aandeel in het BNI-middel van de Europese begroting. Het huidige Nederlandse aandeel in het ESM is 5,70%. De steun die het ESM uitkeert komt niet ten laste van de lidstaten.

Spanje en Ierland hebben eind 2013 het leningenprogramma verlaten. Portugal heeft eind mei 2014 het leningenprogramma verlaten en heeft bovendien afgezien van de laatste tranche. Voor Spanje was maximaal 100 miljard euro beschikbaar onder het ESM, maar heeft dit bedrag niet volledig hoeven te gebruiken. Aan het einde van het programma had Spanje 41,4 miljard euro aan leningen uitstaan bij het ESM.

Aan de leningen die het IMF heeft geleend draagt Nederland niet direct bij, aangezien het om IMF financiering gaat. Van een «Nederlands aandeel» is dus geen sprake. Als lid heeft Nederland wel algemene middelen voor het IMF ter beschikking gesteld, waar het Fonds een beroep op kan doen.

Vraag 12:

Kunt u tevens per land een overzicht geven van de verleende garanties (inclusief overgarantie en rentegarantie) en het Nederlands aandeel hierin?

Antwoord:

Nederland verstrekt garanties aan het tijdelijke noodfonds EFSF. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gecommitteerde bedragen voor de drie leningenprogramma’s vanuit het EFSF.

Toegekende programma’s EFSF

Nederlands aandeel

tussen 6,1 – 6,2 procent1

Portugal:

26,0 miljard euro

Hoofdsomgarantie: circa 1,6 miljard euro

Overgarantie: circa 1 miljard euro

Rentegarantie: thans 3,2 miljard euro

Ierland:

17,7 miljard euro

Hoofdsomgarantie: circa 1,1 miljard euro

Overgarantie: circa 0,7 miljard euro

Rentegarantie: thans circa 1,5 miljard euro

Griekenland:

130,9 miljard euro

Hoofdsomgarantie: circa 8,0 miljard euro

Overgarantie: circa 5,2 miljard euro

Rentegarantie: thans circa 17,2 miljard euro

Garantie kasreserve EFSF: circa 6,4 miljard euro

X Noot
1

Het Nederlandse aandeel in de garanties aan het EFSF bedraagt tussen de 6,1 procent en 6,2 procent van het totaal door EFSF aangegane verplichting aan garanties.

Via de EU-begroting staan alle landen garant voor het EFSM. Het Nederlandse aandeel in het EFSM is ongeveer 4,7%. Dit is het Nederlandse aandeel in het BNI-middel van de Europese begroting. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gecommitteerde bedragen voor de twee leningenprogramma’s vanuit het EFSM.

Toegekende programma’s EFSM

Nederlands aandeel circa 4,8 procent

Portugal:

24,3 miljard euro

1,2 miljard euro

Ierland

22,5 miljard euro

1,1 miljard euro

Op 8 oktober 2012 is het permanente noodfonds ESM in werking getreden. Het kapitaal van het ESM bestaat uit gestort en oproepbaar kapitaal. Als gevolg van de kapitaalstructuur van het ESM, komt de steun die het ESM uitkeert ten laste van het ESM en niet van de lidstaten. Het huidige Nederlandse aandeel in het ESM is 5,70%. Dit aandeel bestaat voor 4,57 miljard euro uit gestort kapitaal en 35,5 miljard euro aan oproepbaar kapitaal.

Vraag 14:

Welke financiële bandbreedte kan Nederland in de toekomst dragen in ondersteuning van het ESM?

Antwoord vraag 14:

Het kapitaal van het ESM bestaat uit gestort en oproepbaar kapitaal. Het huidige Nederlandse aandeel in het ESM is 5,70%. Dit aandeel bestaat voor 4,57 miljard euro uit gestort kapitaal en 35,5 miljard euro aan oproepbaar kapitaal. Het gestort kapitaal en het oproepbaar kapitaal zijn opgenomen in de begroting.

Vraag 15:

Hoe verhouden de financiële risico’s van Nederland zich, die gemoeid zijn met ondersteuning van ESM, tot de risico’s van Nederland bij het faillissement van een EU-lidstaat?

Antwoord vraag 15:

Bij de oprichting van het ESM heeft Nederland kapitaal gestort in en garanties verstrekt aan het ESM. Het huidige Nederlandse aandeel in het ESM is 5,70%. Dit aandeel bestaat voor 4,57 miljard euro uit gestort kapitaal en 35,5 miljard euro aan oproepbaar kapitaal. Het daadwerkelijk verstrekken van leningen door het ESM heeft geen direct effect meer op de Nederlandse begroting. Nederland loopt pas risico zodra het ESM zijn investeerders niet meer kan betalen of wanneer het volgestort kapitaal als gevolg van verliezen is gedaald tot onder het niveau zoals bepaald in artikel 8 lid 2 van het ESM-Verdrag. Dan kan het ESM lidstaten verzoeken (een deel van) het niet-volgestorte kapitaal aan het ESM te voldoen. Dit is niet aan de orde.

Vraag 16:

Waarom is het totale financiële belang, als gevolg van de wijziging van de maximale uitleencapaciteit van € 440 miljard naar € 240 miljard, niet evenredig gewijzigd?

Antwoord vraag 16:

Het totale financiële belang was in eerste instantie vastgesteld op 780 miljard euro, waarmee het EFSF effectief 440 miljard euro aan leningen kon verstrekken. De hoogte van het financiële belang hangt af van de garanties op de hoofdsom, overgaranties en rentegarantie die lidstaten afgeven aan het EFSF. Omdat de Eurogroep had afgesproken dat het EFSF, met de komst van het ESM, vanaf juli 2013 geen nieuwe leningenprogramma’s meer aan kon gaan, is de uitleencapaciteit gelijk aan de uitstaande EFSF-leningenprogramma’s voor Griekenland, Ierland, Portugal en de kasreserve van het EFSF, waarmee ook de garantie voor het rente-uitstel van Griekenland op EFSF-leningen wordt gegeven.

Lidstaten moeten hiervoor nog steeds garanties aanhouden, maar de garanties die lidstaten aanhouden zijn na 1 juli 2013 ook neerwaarts bijgesteld. Zo heeft Nederland besloten eind 2013 om het garantieplafond neerwaarts bij te stellen tot de benodigde geraamde garanties aan het EFSF (garanties op de hoofdsom, overgaranties en rentegaranties) voor de huidige programma’s van Ierland, Portugal en Griekenland en de benodigde geraamde garantie voor het aanhouden van de kasreserve van het EFSF ten behoeve van het rente-uitstel van Griekenland aan het EFSF. Het garantieplafond bedraagt daarmee € 49,6 mld. De systematiek waarmee lidstaten de garanties op de begroting weergeven is echter niet in iedere lidstaat gelijk, waarmee het lastig is om het totale financiële belang te bepalen.

Vraag 18:

Hoe beoordeelt u dat er in het post-programma toezicht geen aanvullende beleidsvoorwaarden aan het financieel beleid kunnen worden gesteld?

Antwoord vraag 18:

Zoals ik ook heb aangegeven in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer is na afloop van het programma toezicht op de lidstaat van groot belang, omdat voorkomen moet worden dat de lidstaat in «oud» beleid vervalt. Het Stabiliteits- en Groeipact (SGP), de Macro-economische Onevenwichtigheden Procedure (MEOP) en het Europees Semester in combinatie met de post-programma evaluaties en het Early Warning Systeem van het ESM waarborgen dat lidstaten worden gestuurd op beleid dat bijdraagt aan structurele groei, financiële stabiliteit en houdbare overheidsfinanciën. De huidige post-programme monitoring missies van de Europese Commissie vinden elk half jaar plaats. In het voorjaar sluit de post programme monitoringmissie aan bij de diepteonderzoeken van de Europese Commissie, waarmee al desgewenst aanbevelingen aan lidstaten gegeven kunnen worden om onevenwichtigheden aan te pakken. Indien de begrotings- of macro-economische situatie in een lidstaat daartoe aanleiding geeft kan de Raad op voorstel van de Commissie een corrigerende aanbeveling doen. Indien een lidstaat onvoldoende opvolging geeft aan een dergelijke aanbeveling, is het mogelijk een financiële sanctie op te leggen. De afgelopen jaren zijn de procedures onder het SGP al sterk verbeterd en ik ben van mening dat lidstaten die een leningenprogramma verlaten door deze aangescherpte procedures voldoende onder toezicht staan.

Vraag 19:

Waarom is het niet precies bekend hoeveel geld er door de ECB is ingezet voor welk land en met welk instrument? Kan dit alsnog openbaar worden gemaakt en zo neen, waarom niet? Welke mogelijkheden zijn er om deze informatie op te vragen bij de ECB?

Antwoord vraag 19:

De ECB publiceert op geaggregeerd niveau informatie over de aankopen die zij heeft gedaan. Reden om niet op nog groter detailniveau informatie te verstrekken ligt volgens de ECB in de marktgevoeligheid van deze informatie. Enkele overzichten van de blootstelling van de ECB onder het Securities Markets Programme (SMP) zijn op de website van de ECB te vinden8.

Vraag 20:

Is bekend welk bedrag er gemoeid is met de interventies van de ECB zoals het opkopen van (staats)obligaties en herfinancieringsoperaties sinds 2009?

Antwoord vraag 20:

Alle beschikbare informatie hierover is te vinden op de website van de ECB. Daar worden onder meer overzichten gegeven van alle open markt operaties van de ECB die liquiditeit verstrekken aan de bankensector en van de totale omvang van het Securities Markets Programma en van de opkopen onder Quantitative Easing. De totale omvang van het SMP (stand 4 december 2015) is 123,045 miljard euro; van het Public Sector Purchase Programma (PSPP, hoofdonderdeel QE) is de omvang 461,913 miljard euro (stand 4 december 2015).

Vraag 21:

Hoe verhoudt de positie van de ECB zich tot die van de noodfondsen?

Antwoord vraag 21:

Het monetaire beleid van de ECB is onafhankelijk van de noodfondsen. Als een van de drie instituties (Europese Commissie, ECB, IMF) die onderhandelen met de programmalanden heeft de ECB wel contact met de noodfondsen over de vormgeving van de macro-economische aanpassingsprogramma’s voor de programmalanden. Bij het Outright Monetary Transactions (OMT) Programma heeft de ECB als voorwaarde gesteld dat een land een programma moet hebben van de Europese noodfondsen (minimaal een preventieve kredietlijn ECCL) om in aanmerking te kunnen komen voor het OMT9.

Vraag 22:

Wordt er bij de toezegging van noodsteun rekening gehouden met ingrepen van de ECB?

Antwoord vraag 22:

De ECB is onafhankelijk in haar beleid en doet vanuit die positie ook geen toezeggingen over toekomstige ingrepen door de ECB bij de verstrekking van noodsteun door de Europese noodfondsen. Op bepaalde momenten kan er wel een interactie zijn tussen het beleid dat de ECB voert en de consequenties daarvoor voor landen die in een programma zitten of die in onderhandeling zijn over een programma. Bij het vaststellen van een programma wordt er immers gekeken naar ondermeer de staat van de financiële/bancaire sector, waarvoor het beleid van de ECB van belang is.

Vraag 25:

Kunt u de cijfers over de besteding van de noodsteun in Griekenland die genoemd worden in de box «Weet iemand waar die miljarden zijn?» bevestigen?

Antwoord vraag 25:

Het NRC Next artikel waar de Algemene Rekenkamer aan refereert is van 20 februari 2015 en in het artikel wordt uitgesplitst waar de leningen onder het eerste en tweede leningenprogramma voor Griekenland aan besteed zijn. Uit het antwoord op vragen 11, 13, 69, 70 blijkt dat er in totaal onder het eerste leningenprogramma 75,2 miljard euro aan steun is verstrekt door de lidstaten van de eurozone en het IMF. Onder het tweede leningenprogramma is er in totaal voor 164,4 miljard euro aan steun verstrekt door het EFSF en het IMF. In totaal is er dus (rekening houdend met de wisselkoers van 14 december 2015) voor 239,6 miljard euro aan leningen verstrekt aan Griekenland onder het eerste en het tweede programma.

Onder zowel het eerste als het tweede programma is een gedeelte van het programmageld geoormerkt voor de herkapitalisatie van de Griekse bankensector. In totaal is er onder het eerste en tweede programma circa 39 miljard euro (i.p.v. de door NRC Next genoemde 48 miljard euro) gebruikt voor de herkapitalisatie van de bankensector. Dit is minder dan oorspronkelijk voorzien was onder de beide programma’s. Het is juist dat er, zoals genoemd door NRC Next, circa 35 miljard euro gebruikt is voor de herstructurering van de Griekse schuld aan de financiële sector. Dit betekent dat er circa 165 miljard euro is besteed aan algemene begrotingssteun (inclusief schuldaflossing, publieke uitgaven en rentebetalingen) onder het eerste en het tweede programma. Zoals ook in het antwoord op vraag 61 wordt aangegeven is het niet altijd mogelijk om verder uit te splitsen waar deze algemene begrotingssteun aan besteed is door de betreffende lidstaat. Er is immers geen sprake van projectfinanciering, maar van algemene begrotingsfinanciering, omdat de lidstaat geen of nauwelijks meer toegang heeft tot de kapitaalmarkt.

Vraag 26:

Hoe vaak is het Early Warning System gebruikt om correctieve acties af te dwingen?

Vraag 28:

Hoe vaak zijn er achterblijvende betalingen opgetreden?

Antwoord vragen 26 en 28:

De Raad kan in het kader van Post Programme Surveillance (PPS) aanbevelingen voor correctieve acties aannemen. Het Early Warning System van het ESM is één van de indicatoren die bij PPS wordt gebruikt om te kijken hoe een land er voor staat. Met het Early Warning System maakt het ESM een inschatting van het risico op wanbetaling door landen die steun hebben ontvangen uit het ESM of het EFSF.

In het kader van PPS zijn nog geen aanbevelingen aangenomen om correctieve acties af te dwingen. Lidstaten die financiële steun hebben ontvangen uit de Europese noodfondsen en het programma al succesvol hebben verlaten hebben tot nu toe aan alle betalingsverplichtingen voldaan. Wel heeft Griekenland in juni en juli 2015 twee betalingen aan het IMF gemist. Deze zijn inmiddels voldaan. Op dat moment was Griekenland echter al in gesprek over een nieuw steunprogramma en was er nog geen sprake van het opstarten van de reguliere PPS procedure.

Vraag 27:

Hoe vaak is binnen het post-programmatisch toezicht een aanbeveling gegeven aan landen? En in hoeverre zijn deze aanbevelingen opgevolgd?

Antwoord vraag 27:

Zoals in het antwoord op vraag 18 reeds is aangegeven lopen de lidstaten die uit een programma komen mee in de reguliere cyclus van het Europees semester, het Stabiliteits- en Groeipact en de MEOP. De aanbevelingen die lidstaten hebben gekregen van de Europese Commissie zijn te vinden op de website van de Europese Commissie10. Onder Post programme surveillance zijn geen additionele aanbevelingen gegeven aan landen.

Vraag 30

Welke evaluaties van afgeronde leningenprogramma’s worden nog verwacht?

Vraag 32

Komen er evaluaties van alle programma's van alle noodfondsen?

Vraag 59

Komen er ook ex-post evaluaties naar het leningenprogramma van andere programmalanden (net zoals bij Ierland het geval is geweest)?

Vraag 76

Wanneer kan er meer informatie worden verwacht over de effectiviteit van noodsteun aan Griekenland, Ierland en Spanje, en van welke instellingen zal deze informatie afkomstig zijn?

Antwoord op vragen 30, 32, 59 en 76

Naast de evaluatie van de Europese Commissie over het leningenprogramma voor Ierland komen nog evaluaties van de Commissie over de leningenprogramma’s van Spanje en Portugal. De programma’s van Cyprus en Griekenland lopen nog en een eventuele evaluatie zal dan ook pas plaatsvinden na afloop van het betreffende programma.

Vraag 31:

Welke mogelijkheden ziet u om op Europees niveau, in navolging van de werkwijze van het IMF, ex-post evaluaties over afgeronde steunprogramma’s uit te voeren, naast de reeds bestaande evaluaties die worden uitgevoerd door de stuurgroep van de Europese Commissie?

Antwoord op de vraag 31

De Algemene Rekenkamer geeft in het rapport aan dat er geen onafhankelijke Europese evaluaties worden verricht naar de effectiviteit van de noodsteun aan lidstaten in nood. De Europese Commissie kent geen apart onderdeel dat onafhankelijk evaluaties uitvoert, conform IMF-praktijk. Wel heeft de Europese Commissie eind 2014 een onafhankelijke stuurgroep opgericht om een ex-post evaluatie uit te voeren naar het leningenprogramma van Ierland. De evaluatie was in lijn met evaluatiestandaarden van de Commissie en conform internationale best practices. De stuurgroep bestond uit medewerkers van de Commissie die niets te maken hebben gehad met het Ierse leningenprogramma. In juli 2015 is dit onderzoek gepubliceerd.

Ik ben van mening dat de onafhankelijkheid van de werkwijze van de Commissie voldoende is gewaarborgd en steun de Commissie in het voornemen om ook voor de andere ESM-leningenprogramma’s een evaluatie uit te voeren.

Vraag 33:

Zou het volgens u wenselijk zijn als het ESM en de ECB zouden beschikken over een organisatieonderdeel dat zich bezighoudt met onafhankelijke evaluaties?

Antwoord vraag 33:

Zoals ik ook in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer heb aangegeven ben ik van mening dat het belangrijk is om te evalueren en lessen te trekken uit de afgesloten steunprogramma’s. Zoals al in de bestuurlijke reactie aangegeven vind ik dat de onafhankelijkheid in de werkwijze van de Europese Commissie en het IMF bij de evaluaties van de leningenprogramma’s naar Ierland en Griekenland voldoende is gewaarborgd. Ik pleit dus niet voor een onafhankelijk organisatieonderdeel bij het ESM en de ECB om zich bezig te houden met evaluaties van leningenprogramma’s van Europese noodfondsen. Zoals ook in de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer aangegeven zou ik het verwelkomen als het ESM-auditcomité een onderzoek kan doen naar de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de bestedingen van de noodleningen.

Vraag 34:

Welke lessen trekt u uit de drie casussen die genoemd worden in het hoofdstuk over de informatievoorziening aan de Tweede Kamer?

Antwoord vraag 34:

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat uit deze casussen blijkt dat de informatie die aan de Tweede Kamer is verstrekt in drie gevallen explicieter over het voetlicht had kunnen worden gebracht. Tegelijkertijd concludeert de Algemene Rekenkamer dat de Tweede Kamer over de totstandkoming van de steunprogramma’s en noodfondsen, en het Nederlandse aandeel daarin, goed is geïnformeerd. De Algemene Rekenkamer concludeert in het onderzoek dat de Minister van Financiën steeds een grote hoeveelheid informatie naar de Tweede Kamer heeft gezonden, waaronder ook onderbouwende studies van instanties zoals de Europese Commissie en het IMF. Hierdoor kan het voorkomen dat wel alle relevante informatie verstrekt is aan de Tweede Kamer, maar dit niet nog eens expliciet is gemeld in bijvoorbeeld een oplegbrief. Zoals ik ook heb aangegeven in de bestuurlijke reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (zie ook bladzijde 44 van het rapport van de Algemene Rekenkamer) ben ik verheugd dat uit het onderzoek blijkt dat de Tweede Kamer ondanks dat veel besluiten onder grote tijdsdruk moesten werden genomen, goed geïnformeerd is over de totstandkoming van de noodfondsen, het Nederlandse aandeel daarin en de steunprogramma’s.

Vraag 35:

Heeft u de Kamer onvolledig geïnformeerd gezien hetgeen vermeld staat in Voorbeeld 1?

Vraag 36:

Heeft u de Kamer onvolledig geïnformeerd gezien hetgeen vermeld staat in Voorbeeld 2?

Antwoorden vragen 35 en 36:

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat uit deze casussen blijkt dat de informatie die aan de Tweede Kamer is verstrekt in drie gevallen explicieter over het voetlicht had kunnen worden gebracht. De Algemene Rekenkamer concludeert niet dat de Tweede Kamer onvolledig is geïnformeerd. Ik ben ook van mening dat de Tweede Kamer voldoende is geïnformeerd. Bovendien concludeert de Algemene Rekenkamer dat de Tweede Kamer, ondanks de grote stroom aan informatie, over de totstandkoming van de steunprogramma’s en noodfondsen, en het Nederlandse aandeel daarin, goed is geïnformeerd.

In het geval van voorbeeld 1 beschrijft de Algemene Rekenkamer dat voor de Eurogroep een belangrijke voorwaarde was dat er sprake zou zijn van brede politieke overeenstemming over zowel het bestaande als het aanvullende leningenprogramma. Hiertoe hebben de regeringspartijen, alsmede de toen zittende Griekse regering, een schriftelijke reactie gestuurd aan de Trojka eind november 2011. De Algemene Rekenkamer stelt dat de Minister van Financiën bij één van de drie brieven van de Griekse regeringspartijen niet expliciet heeft aangegeven dat deze partij de voorgestelde belastingverhogingen niet steunt. In dit kader is het belangrijk om op te merken dat naast deze brieven het Griekse parlement (waaronder de drie partijen die de brieven hebben gestuurd) op 12 februari 2012 instemde met het aanpassingsprogramma. Tezamen met de brieven en de parlementaire instemming was de Eurogroep van mening dat er brede politieke steun in Griekenland was voor het leningenprogramma. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd op 25 februari 2012 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 885, d.d. 25 februari).

In het geval van voorbeeld 2 blijkt dat alle relevante informatie is verstrekt aan de Tweede Kamer, maar dit niet expliciet is gemeld in een oplegbrief. Het IMF en de Europese Commissie schetsen altijd diverse scenario’s in een schuldhoudbaarheidanalyse. Het IMF en de Europese Commissie werken wel altijd met een basisscenario. Dat is ook het scenario dat door de Eurogroep en de Ministers van Financiën als uitgangspunt wordt genomen voor het oordeel over de houdbaarheid van de schuld. In de Kamerbrief Vervolgverslag Eurogroep 20 februari (Kamerstuk 21 501-07, nr. 885 d.d. 25 februari) waarin verslag wordt gedaan over het bereikte akkoord tussen de Eurogroep, de instituties en Griekenland, beschrijft het kabinet de neerwaartse risico’s: «Volgens het IMF is onverkorte implementatie van het programma essentieel om de schuld op een pad naar een houdbaar niveau te houden, aangezien de schuldquote kwetsbaar is voor negatieve ontwikkelingen in met name de primaire balans, groei en snelle interne devaluatie. De neerwaartse risico’s zijn groot. Het IMF geeft aan dat wanneer implementatie van structurele hervormingen, budgettaire aanpassing en privatisering verder worden vertraagd, de schuldontwikkeling op een hoger pad komt en de doelstelling voor 2020 niet wordt bereikt. Overigens is het onzeker wanneer Griekenland weer markttoegang krijgt, zodat het niet uit te sluiten valt dat Griekenland extra publieke sectorsteun nodig heeft, zoals ik eerder al met de Tweede Kamer heb besproken. Al zijn de risico’s groot, het IMF is van mening dat de voorlopige schuldhoudbaarheidsanalyse gedegen is en realistische macro-economische uitgangspunten hanteert.»

Vraag 37:

Kunt u ingaan op de opmerking van de Algemene Rekenkamer over de trojka, die als geheel niet is onderworpen aan reguliere EU-mechanismen van democratische controle en verantwoording?

Vraag 38:

Hoe kan de democratische controle op besluiten van «een trojka» worden verbeterd?

Vraag 39:

Op welke manier kan de democratische controle op het ESM worden versterkt?

Antwoord vraag 37, 38 en 39:

De Algemene Rekenkamer geeft in het rapport aan dat de besluitvorming binnen de Trojka – bijvoorbeeld over de vraag of een lidstaat al dan niet heeft voldaan aan de voorwaarden die bij het steunprogramma horen – niet is onderworpen aan reguliere EU-mechanismen van democratische controle en verantwoording. De Trojka is volgens de Algemene Rekenkamer aan geen enkel parlementair orgaan – zoals het Europees parlement – verantwoording verschuldigd.

Zoals ik ook in de bestuurlijke reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heb aangegeven wil ik benadrukken dat het een politiek besluit is geweest om de noodfondsen EFSF en ESM een intergouvernementeel karakter te geven. Het EFSF en het ESM vallen daardoor niet onder het EU Werkingsverdrag en daardoor heeft het Europees parlement geen rol in de besluitvorming. Nationale parlementen hebben wel een rol in de besluitvorming rondom de noodfondsen. Zo hebben alle nationale parlementen van de eurozone het ESM-Verdrag geratificeerd. In Nederland hebben we daarnaast in het informatieprotocol afspraken gemaakt hoe het kabinet de Tweede Kamer informeert over ESM en EFSF-besluiten (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1217 d.d. 15 december 2014). Het Nederlandse parlement ontvangt van het kabinet (al dan niet op vertrouwelijke basis) de documenten waarop besluitvorming in de Eurogroep of ESM Raad van Gouverneurs plaats vindt over de steunprogramma’s. Daarnaast wordt het Nederlandse parlement altijd vooraf geïnformeerd over de agenda van de Eurogroep en de Nederlandse inzet in de geannoteerde agenda. Vervolgens is er in een Algemeen Overleg Eurogroep en Ecofinraad gelegenheid voor het parlement om met de Minister de Nederlandse inzet te bespreken. Na afloop van de Eurogroep en Ecofin ontvangt het parlement altijd een verslag. Ik ben van mening dat middels deze procedure het parlement goed betrokken is bij de besluitvormingsprocessen in de Eurogroep. Hierdoor leg ik als Minister van Financiën wel degelijk verantwoording af over het beleid dat de Trojka in opdracht van de Ministers van Financiën van de Eurozone uitvoert.

Het ESM is als intergouvernementele organisatie, niet aan EU-regelgeving gebonden en de controle op het ESM valt niet onder de bevoegdheid van Europese instituties. Het EFSF is een publiekrechtelijke organisatie onder Luxemburgs recht en is daarmee ook niet gebonden aan EU-regelgeving. Bij de uitvoering onder het ESM-Verdrag zal wel moeten worden gehandeld in overeenstemming met het EU-recht, zowel primaire als secundaire wetgeving. De EU-verdragen hebben hierbij voorrang op het ESM-Verdrag. Ook sluit het ESM waar mogelijk zoveel mogelijk aan bij EU-regelgeving. Ik zie momenteel geen aanleiding om het ESM-Verdrag te herzien.

Vraag 40:

Kunt u ingaan op de observatie van het Europees parlement dat de nationale parlementen vaak buiten de discussie zijn gehouden? Welke mogelijkheden ziet u om de betrokkenheid van nationale parlementen te verbeteren?

Vraag 41:

Kunt u ingaan op de opmerking van de Algemene Rekenkamer over de lacune inzake de democratische controle en verantwoording van de Eurogroep, die onder meer tot uiting komt in onduidelijke en weinig transparante besluitvormingsmechanismen?

Antwoord vragen 40 en 41:

De Algemene Rekenkamer geeft aan dat het Europees parlement stelt dat nationale parlementen vaak buiten de discussie zijn gehouden. Als ze werden geraadpleegd, hadden ze volgens het Europees parlement vaak de keuze tussen het aanvaarden van een uitonderhandeld pakket of het

faillissement van een lidstaat. Nationale parlementen hebben wel degelijk een rol in de besluitvorming rondom de noodfondsen en ik ben het niet eens met de observatie van het Europees parlement. Zo hebben alle nationale parlementen van de eurozone het ESM-Verdrag geratificeerd. In Nederland hebben we daarnaast in het informatieprotocol afspraken gemaakt hoe het kabinet de Tweede Kamer informeert over ESM en EFSF-besluiten (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1217 d.d. 15 december 2014). Het Nederlandse parlement ontvangt van het kabinet (al dan niet op vertrouwelijke basis) de documenten waarop besluitvorming in de Eurogroep of ESM Raad van Gouverneurs plaats vindt over de steunprogramma’s. Daarnaast wordt het Nederlandse parlement altijd vooraf geïnformeerd over de agenda van de Eurogroep en de Nederlandse inzet in de geannoteerde agenda. Vervolgens is er in een Algemeen Overleg Eurogroep en Ecofinraad gelegenheid voor het parlement om met de Minister de Nederlandse inzet te bespreken. Na afloop van de Eurogroep en Ecofin ontvangt het parlement altijd een verslag. Ik ben van mening dat middels deze procedure het parlement goed betrokken is bij de besluitvormingsprocessen in de Eurogroep.

Vraag 42

Waarom is bij de noodfondsen GLF en EFSF niet voorzien in een mogelijkheid voor onafhankelijke externe controle?

Vraag 49:

Zou er een rol weggelegd kunnen zijn voor de Europese Rekenkamer als het gaat om de controle van het EFSF en het ESM?

Vraag 50:

Kan de Europese Rekenkamer een rol krijgen bij het EFSF en het ESM?

Vraag 58:

Zou het onder Luxemburgs recht mogelijk zijn om het EFSF te laten controleren door een gremium dat ten dele bestaat uit andere personen dan de leden van de Board of Directors van het EFSF? Zo nee, kunt u verwijzen naar het desbetreffende artikel dat deze mogelijkheid blokkeert?

Vraag 67:

Hoe kan het dat de situatie blijft bestaan dat het EFSF geen onafhankelijke controle kent?

Antwoord vragen 42, 49, 50, 59 en 67:

Ik vind het belangrijk dat de controle op de noodfondsen voldoende gewaarborgd is. Het ESM is echter een intergouvernementele organisatie onder internationaal publiekrecht. Dit wil zeggen dat het ESM, als intergouvernementele organisatie, niet aan EU-regelgeving gebonden is. Het EFSF is een private onderneming onder Luxemburgs recht en is daarmee ook niet gebonden aan EU-regelgeving. Hierdoor is er dus geen rol weggelegd voor de Europese Rekenkamer als het gaat om de controle van het EFSF en het ESM. De Europese Rekenkamer kan alleen een rol krijgen in de controle van het EFSF en het ESM als beide noodfondsen onder het EU Werkingsverdrag vallen. Momenteel is dit niet aan de orde.

Ik ben van mening dat de controle op het ESM voldoende gewaarborgd is en zie momenteel geen reden om het ESM-Verdrag te wijzigen om de controle op een andere manier vorm te geven. In 2013 zijn reeds de mogelijkheden door het kabinet verkend om de onafhankelijke externe controle op het noodfonds EFSF onder te brengen bij de Board of Auditors van het ESM (u bent hierover al meerdere keren geïnformeerd o.a. in september 2013 via de memorie van toelichting op de begrotingsstaten van Financiën voor 2014, Kamerstuk 33 750 IX, nr. 2). Deze verkenning heeft uitgewezen dat dit niet mogelijk is; het EFSF kan als private onderneming onder Luxemburgs recht niet worden gecontroleerd door een gremium dat niet bestaat uit leden van de Board of Directors. Dit volgt uit art. 74 van de Luxemburgse wet van 18 december 2009 («»on the audit profession»») en aanbeveling 9.1 van de Principles of Corporate Governance van de Luxembourg Stock Exchange. Op aandringen van Nederland, heeft de Board of Directors van het EFSF op 17 december 2013 formeel besloten tot instelling van een EFSF-auditcomité. Dit auditcomité bestaat uit een aantal leden van de Board of Directors van het EFSF. Naar het oordeel van het kabinet is hiermee de controle op het EFSF op een gewenste manier versterkt en het maximaal haalbare gerealiseerd dat mogelijk is bij een private onderneming naar Luxemburgs recht.

De lidstaten die bilateraal steun hebben verstrekt (bijvoorbeeld via de GLF, Greek Loan Facility) hebben daarnaast geen onafhankelijke evaluatie uitgevoerd. Dit heeft te maken met de aard van deze leningen; het betreft een lening van een land aan een ander land. Omdat de leningen bilateraal zijn verstrekt ligt de evaluatie van het programma bij de landen en nationale rekenkamers zelf. De bilaterale leningen die Nederland aan Griekenland heeft verstrekt zouden onderwerp van onderzoek kunnen zijn voor de Algemene Rekenkamer. Een van de belangrijkste lessen uit het eerste leningenprogramma aan Griekenland is dat er een noodzaak was voor een permanent noodfonds met voldoende uitleencapaciteit om de stabiliteit van de eurozone te waarborgen.

Vraag 43:

Welke belemmeringen zijn er om de externe controle op het EFSF onder te brengen bij het ESM-auditcomité?

Vraag 66:

Waarom is de mogelijkheid voor onafhankelijke externe controle niet overgeheveld van het EFSF naar het ESM, in tegenstelling tot de rest van de «governance»?

Antwoord vragen 43 en 66:

Zoals ik ook in de bestuurlijke reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heb aangegeven zijn In 2013 reeds de mogelijkheden hiertoe door het kabinet verkend. Deze verkenning heeft uitgewezen dat dit niet mogelijk is; het EFSF kan als private onderneming onder Luxemburgs recht niet worden gecontroleerd door een gremium dat niet bestaat uit leden van de Board of Directors. Op aandringen van Nederland, heeft de Board of Directors van het EFSF op 17 december 2013 formeel besloten tot instelling van een EFSF-auditcomité. Dit auditcomité bestaat uit een aantal leden van de Board of Directors van het EFSF. Naar het oordeel van het kabinet is hiermee de controle op het EFSF op een gewenste manier versterkt en het maximaal haalbare gerealiseerd dat mogelijk is bij een private onderneming naar Luxemburgs recht.

Vraag 44:

Is de Algemene Rekenkamer in Nederland bevoegd om de inzet en handelen van de Minister van Financiën te onderzoeken bij bilaterale leningen?

Antwoord vraag 44:

Omdat de leningen bilateraal zijn verstrekt ligt de evaluatie van het programma bij de landen en nationale rekenkamers zelf. Zoals ik ook in de bestuurlijke reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer (pagina 41–44 van het onderzoeksrapport) heb aangegeven zouden de bilaterale leningen die Nederland aan Griekenland heeft verstrekt onderwerp van onderzoek kunnen zijn voor de Algemene Rekenkamer.

Vraag 45:

Hoe zou het ESM-auditcomité de onderzoeksmogelijkheden die het ESM-verdrag en de daarbij behorende «by-laws» bieden effectiever kunnen benutten?

Vraag 48:

Wanneer worden de onderzoeksmogelijkheden uit de bylaws van het ESM volledig benut?

Antwoord op vragen 45 en 48:

Dit is een aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, zoals verwoord in het rapport. Zoals ik in de bestuurlijke reactie op het onderzoek van de Algemene Rekenkamer heb aangegeven kan ik een onderzoek door het ESM-auditcomité naar de rechtmatigheid en doeltreffendheid van de bestedingen van de noodleningen verwelkomen. Het is echter aan de Board of Auditors om hierover te besluiten. Dit heb ik ook aangegeven in een gesprek met de voorzitter van de Board of Auditors. De voorzitter van de Board of Auditors gaf aan hier welwillend tegenover te staan en na zullen gaan hoe dit past binnen het mandaat van de Board of Auditors, zoals is voorgeschreven in de by-laws.

Vraag 46:

Is al bekend wanneer er een onderzoek komt naar het EFSM?

Antwoord vraag 46:

De president van de Europese Rekenkamer heeft de intentie uitgesproken om een onderzoek te doen naar het EFSM. Het is aan de Europese Rekenkamer om te besluiten wanneer zij een onderzoek willen doen. Het is mij niet bekend wat de status is van dit onderzoek door de Europese Rekenkamer.

Vraag 47:

Wanneer kunnen we meer informatie ontvangen over de bestendiging van het interne controleraamwerk van het ESM?

Antwoord vraag 47:

Op 7 juli 2015 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1279) en op 3 december 2015 (Antwoorden op vragen en opmerkingen van het schriftelijk overleg over het jaarverslag van het ESM over 2014 en antwoorden op vragen over de vertrouwelijke bijlagen bij het jaarverslag van het ESM over 2014 met Kamerstuk 21 501-07, nr. 1330). heb ik u geïnformeerd over het ESM jaarverslag 2014, het rapport van de Board of Auditors alsmede de reactie van het ESM Management op dit rapport. In het jaarverslag alsmede in het rapport van de Board of Auditors is aangegeven hoe het interne controleraamwerk van het ESM is weergegeven. Zoals ik ook in mijn antwoorden op de vragen en opmerkingen van het hierboven genoemde schriftelijk overleg heb gemeld heeft het ESM het interne controle raamwerk de afgelopen jaren sterk ontwikkeld. De aanbevelingen van de Board of Auditors en de opvolging daarvan door het ESM hebben daar naar mijn mening aan bijgedragen.

Vraag 51

Hoe vindt in andere landen de informatievoorziening plaats van het ESM-auditcomité?

Antwoord vraag 51

Volgens de by-laws van het ESM-Verdrag moeten alle gouverneurs van het ESM binnen 30 dagen na de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs het nationale parlement en de nationale Rekenkamer het jaarverslag van het ESM alsmede het rapport van de Board of Auditors over het jaarverslag toesturen. Het ESM stuurt deze documenten aan de Europese Rekenkamer en het Europees parlement. De by-laws schrijven niet voor dat het rapport van de Board of Auditors vertrouwelijk aan nationale parlementen, het Europees parlement, de Europese Rekenkamer en de nationale Rekenkamers verzonden moet worden. Zoals aangegeven in de antwoorden op vragen en opmerkingen van het schriftelijk overleg over het jaarverslag van het ESM over 2014 en antwoorden op vragen over de vertrouwelijke bijlagen bij het jaarverslag van het ESM over 2014 van 3 december 2015 met Kamerstuk 21 501-07, nr. 1330 kan de Raad van Gouverneurs hier zelf duidelijke afspraken over maken. Ik zal me in de vergadering van de Raad van gouverneurs sterk maken voor het openbaar maken van het rapport van de Board of Auditors en de reactie van het ESM management hierop.

Vraag 55:

Welke oplossingen zullen er aangedragen worden nu gebleken is dat de leningen uit de Europese noodfondsen moeilijk te volgen zijn en de effectiviteit van de steunprogramma’s weinig onderzocht wordt door de betrokken organisaties?

Vraag 56:

Welke lessen kunnen er voor toekomstig beleid worden getrokken nu gebleken is dat de leningen uit de Europese noodfondsen moeilijk te volgen zijn en de effectiviteit van de steunprogramma’s weinig onderzocht wordt door de betrokken organisaties?

Antwoord vragen 55 en 56:

Zoals reeds aangegeven is het eigen aan steunprogramma’s van zowel het ESM/EFSF als het IMF dat de uitkeringen uit een programma niet zijn te herleiden tot een specifieke uitgave. Dit komt omdat programmalanden algemene begrotingssteun nodig hebben omdat ze hun tekort en/of aflopende schuld niet meer op de kapitaalmarkt kunnen financieren. In ruil hiervoor voert een programmaland hervormingen door om bijvoorbeeld het begrotingstekort terug te dringen en de economie te versterken. Naar de toekomst toe is het dus vooral van belang om te kijken of programma’s ervoor zorgen dat steun ontvangende landen in voldoende mate hervormd hebben en of deze hervormingen hebben geleid tot gezondere overheidsfinanciën, een sterkere economie en een stabielere financiële sector. Een ex post evaluatie van een steunprogramma is het beste middel om te beoordelen of een programma het gewenste effect heeft gehad. Ik steun dan ook de inzet van de Commissie om voor elk ESM-leningenprogramma een evaluatie uit te voeren.

Vraag 57:

Waarom kunnen er bij het ontstaan van twijfels over de financiële stabiliteit en terugbetalingscapaciteit van landen die noodsteun hebben ontvangen slechts aanbevelingen tot corrigerende acties aan de betreffende landen worden gedaan? Waarom wordt er geen gebruikgemaakt van een zwaarder middel?

Vraag 68:

Vanaf wanneer worden de conclusies en aanbevelingen die binnen het Europees Semester worden geformuleerd, omgezet in daadwerkelijke consequenties voor de betreffende landen?

Antwoord op vragen 57 en 68:

Lidstaten die een steunprogramma hebben afgerond zijn onderhevig aan zogenaamde «post-programme surveillance», waarbij de Europese Commissie en de ECB regelmatig de economische, budgettaire en financiële situatie in deze lidstaten evalueert. Het doel van «post- programme surveillance» is het risico te verkleinen dat een land dat steun heeft ontvangen terugvalt op «oud beleid», wat risico’s voor de financiële stabiliteit met zich mee kan brengen en in het ergste geval de terugbetaalcapaciteit van een land in gevaar brengt.

Daarnaast wordt ook in deze landen het adresseren van economische onevenwichtigheden en het op orde brengen en houden van de overheidsfinanciën gemonitord met behulp van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en het Stabiliteits- en Groeipact (SGP).

Binnen het Europees Semester krijgen lidstaten indien noodzakelijk aanbevelingen om budgettaire en macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken. Lidstaten worden geacht om naar behoren rekening te houden met de aan hen gerichte aanbevelingen wanneer zij besluiten nemen met betrekking tot hun economisch, werkgelegenheids- en begrotingsbeleid. De Europese Commissie houdt toezicht op de vooruitgang. Indien lidstaten te weinig vooruitgang boeken kan dit leiden tot waarschuwingen en aanscherping van de monitoring van deze lidstaten.

Bij een nominaal tekort boven de 3% van het BBP, of bij een schuld die groter is dan 60% van het BBP en die niet snel genoeg wordt afgebouwd, kan de Commissie besluiten om de zogenaamde «buitensporigtekortprocedure» (correctieve arm van het SGP) te openen. Tevens kan, indien uit een zogenaamd diepteonderzoek volgt dat er sprake is van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden die een risico vormen voor de stabiliteit van de eurozone, worden overgaan tot plaatsing van een lidstaat in de buitensporige onevenwichtighedenprocedure (de correctieve arm van de MEOP). Bij plaatsing in de correctieve arm van het SGP of de MEOP worden lidstaten verplicht om hun budgettaire of macro-economische onevenwichtigheden aan te pakken. Indien lidstaten te weinig opvolging geven aan deze aanbevelingen kunnen er uiteindelijk financiële sancties worden opgelegd.

Vraag 60

In hoeverre wordt er samengewerkt met de Europese noodfondsen en andere instellingen die toezien op de effectiviteit van noodsteun als het gaat om de evaluatie van bilaterale leningen?

Antwoord op vraag 60

Bij het verstrekken van bilaterale leningen van het ene land aan het andere is evaluatie hiervan in eerste instantie een zaak voor de nationale instellingen. Een evaluatie van een bilaterale lening zal daarom eerder door bijvoorbeeld een nationale rekenkamer gedaan worden dan door een Europees noodfonds. Een samenwerking op dit gebied met het ESM of het EFSF is er dan ook niet.

Vraag 63:

Is bekend welk percentage van de noodfondsen is ingezet voor de banken?

Antwoord vraag 63:

Hieronder vindt u in een tabel (laatste kolom) de uitgekeerde steun aan banken als % van de totaal uitgekeerde steun onder de leningenprogramma’s. Getallen in de overige kolommen zijn in miljarden euro’s.

Bedragen in mrd euro’s

Totaal uitgekeerde steun/gecommitteerde steun uit noodfondsen (Europees+IMF)1

Oorspronkelijk voorzien onder het programma

Uitgekeerde steun aan banken

Uitgekeerde steun aan banken als % van totaal uitgekeerde steun

Griekenland 1

79,4

10

1,8

1,8%

Griekenland 2

164,4

48,8

37,3

22,7%

Griekenland 3

86,02

Max. 25

5,4

6,3%

Ierland

69,7

35

18,1

26,0%

Portugal

79,4

12

5,6

7,1%

Spanje

41,4

Max. 100

41,4

100%

Cyprus

10,13

0

0

0%

X Noot
1

De IMF-leningen zijn omgerekend van SDR naar euro’s met de wisselkoers van 14 december 2015. Als de wisselkoers veranderd, dan zullen ook het percentage uitgekeerde steun t.o.v. totaal aan uitgekeerde steun veranderen.

X Noot
2

In totaal is er voor het Griekse programma maximaal 86 miljard euro gereserveerd. Momenteel is daarvan circa 15 miljard euro uitgekeerd aan reguliere begrotingssteun en 10 miljard is gereserveerd voor de herkapitalisatie van de banken. Van deze 10 miljard euro is momenteel 5,4 miljard euro uitgekeerd aan het HFSF voor de herkapitalisatie van Pireaus en NBG.

X Noot
3

In totaal is er voor het Cypriotische programma maximaal 10,1 miljard gereserveerd (ESM en IMF). Hiervan is momenteel 7,2 miljard euro uitgekeerd.

Vraag 64:

Kunt u reageren op het nawoord van de Algemene Rekenkamer?

Vraag 65:

Kunt u specifiek ingaan op de opmerking van de Algemene Rekenkamer uit het nawoord, waarin wordt benadrukt dat de onafhankelijke evaluatie van afgeronde leningenprogramma onvoldoende gewaarborgd is door de stuurgroep van de Commissie?

Antwoord vraag 64 en 65:

Hiervoor verwijs ik u naar de bestuurlijke reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer (pagina’s 41 t/m 44 van het rapport).

Vraag 71:

Hoe verloopt de terugbetaling indien daar al mee begonnen is?

Antwoord vraag 71:

In de EFSF en ESM-leningdocumentatie is vastgelegd wat de maximale gemiddelde looptijd van leningen mag zijn. Er worden vervolgens bij de uitgifte van een lening afspraken gemaakt over de looptijd van de lening. Het aflossen van de lening kan in een keer gebeuren of er kan worden afgesproken dat de leningen in delen wordt terugbetaald. Dit verschilt per fonds, per programma en per verstrekte lening. Ook hebben lidstaten die financiële steun hebben ontvangen (Spanje, Ierland en Portugal) ervoor gekozen om leningen aan het ESM of IMF vervroegd af te lossen, dus voor de geplande aflossingsdatum. Hierover zijn ook afspraken gemaakt in de leningdocumentatie. Voor het actuele overzicht van aflossingen verwijs ik u naar het antwoord op vragen 11, 13, 69 en 70.

Vraag 72:

Zijn er problemen omtrent terugbetaling naar andere EU-lidstaten bekend?

Antwoord vraag 72

Nee.

Vraag 73

Welke instantie draagt volgens u de verantwoordelijkheid om de besteding van noodfondsen te controleren?

Antwoord op vraag 73

Zoals reeds aangegeven zijn uitkeringen uit een steunprogramma niet één-op-één te herleiden tot specifieke uitgaven door bijvoorbeeld de Griekse staat. Om tot uitkering over te gaan moet echter wel eerst voldaan worden aan hervormingen waar Griekenland zich in het Memorandum of Understanding aan heeft gecommitteerd. De Europese Commissie en de ECB (in samenwerking met het IMF) zijn door de Eurolanden aangesteld om toezicht te houden op de implementatie van hervormingen in Griekenland in het kader van het ESM-programma. Als implementatie van hervormingen in de ogen van deze zogenaamde instituties voldoende is dan is het vervolgens aan de lidstaten van de eurozone om goedkeuring te verlenen aan de betreffende uitkering vanuit het noodfonds. Op deze manier wordt alleen geld uit noodfondsen besteed als er concrete hervormingen van de steun ontvangende lidstaat tegenover staan.

Vraag 74:

Op basis van welke data moet volgens u de effectiviteit van noodsteun aan Griekenland, Ierland en Spanje worden beoordeeld?

Vraag 75

Hoe beoordeelt u de effectiviteit van noodsteun aan Griekenland, Ierland en Spanje?

Antwoord vraag 74:

De effectiviteit van noodsteun kan beoordeeld worden door te kijken naar de ontwikkeling van enkele kernvariabelen zoals economische groei, ontwikkeling van het begrotingstekort en de staatsschuld op de middellange tot lange termijn. Noodsteun heeft immers tot doel om een land tijd te geven om structurele problemen aan te pakken en hervormingen door te voeren die het land op termijn weer in staat stellen op eigen kracht verder te gaan. Hoewel deze indicatoren zonder meer relevant zijn, geven zij slechts een globale indruk over de situatie voorafgaand aan het programma en de effectiviteit van de noodsteun. De Griekse problematiek reikt bijvoorbeeld veel verder dan alleen de overheidsfinanciën en in het Spaanse geval is de situatie van de financiële sector cruciaal om een zinvolle uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van de noodsteun.

Ierland en Spanje hebben reeds het leningenprogramma verlaten. Deze landen hebben inmiddels weer volledige toegang tot de financiële markt. Daarnaast laten deze landen weer positieve groei zien, worden begrotingstekorten teruggedrongen en schulden afgebouwd. Ierland laat in de herfstraming van de Commissie voor 2015 zelfs de hoogste economische groei (6%) van de hele EU zien. Enkele voorbeelden die gezien kunnen worden als succesvolle elementen in het leningenprogramma voor Ierland zijn o.a. het herstructureren en herkapitaliseren van de Ierse banken en arbeidsmarkthervormingen (hervorming minimumloon en actiever participatiebeleid). Spanje heeft succesvol de banken geherkapitaliseerd en geherstructureerd. Het belangrijkste is echter dat deze twee landen nu zelfstandig en volledig toegang hebben tot de kapitaalmarkten en dat grote risico’s voor de financiële en economische stabiliteit in de eurozone zijn geadresseerd.

Griekenland heeft momenteel nog een leningenprogramma en het is daarom nog niet mogelijk om aan te geven wat het uiteindelijke effect van het leningenprogramma gaat zijn. Wel is in algemene zin te zeggen dat Griekenland gedurende de drie voorgaande programma’s en het lopende programma het begrotingstekort zeer sterk heeft weten terug te dringen. Verder was ook Griekenland halverwege 2014 in staat om zelfstandig weer obligaties uit te geven en was er een positieve groeiverwachting voor 2015. In 2015 was er, door politieke en economische onrust, een terugval maar ik ben er van overtuigd dat Griekenland bij uitvoering van het afgesproken programma weer de ingeslagen weg omhoog hervindt.

Vraag 77:

Waarom is van het eerste steunprogramma aan Griekenland veel meer bekend over de feitelijke besteding van de noodsteun dan van het tweede programma? Is het mogelijk om deze informatie alsnog op te vragen?

Antwoord vraag 77:

Zoals reeds aangegeven zijn uitkeringen uit een steunprogramma niet één-op-één te herleiden tot specifieke uitgaven door bijvoorbeeld de Griekse staat. Wel is er in de voortgangsrapporten altijd een overzicht te vinden van de financieringsbehoeften en de financieringsbronnen11. Deze overzichten geven een globaal beeld van de bestedingen.

Een overzicht van de bestedingen per categorie voor de EFSF-leningen onder het tweede Griekse programma is te vinden op de website van het EFSF12. Onderstaande tabel geeft weer waar het totaal uitgekeerde bedrag (130,9 miljard) aan is besteed. De categorie PSI geeft uitgaven weer die verband hielden met het omruilen van obligaties in handen van private investeerders voor obligaties met langere looptijden. Om private investeerders aan te sporen om akkoord te gaan met deze schuldomruil is er gewerkt met zogenaamde «»sweeteners»» die betaald werden door het EFSF. De post begrotingssteun bestaat met name uit financiering van het begrotingstekort gedurende het programma. Voor de IMF-leningen is deze uitsplitsing niet gemaakt, maar een feit is dat deze leningen niet besteed zijn aan de PSI en herkapitalisatie van de banken. Aangenomen kan worden dat de uitgekeerde 13 miljard euro onder het tweede programma aan algemene begrotingssteun en schuldaflossing is besteed.

Opbouw tweede programma (EFSF) Griekenland

Uitkering in miljard euro

PSI (private sector involvement)

34,6

Herkapitalisatie banken

37,3

Begrotingssteun

47,8

Schuldaflossing

11,3

Totaal

130,9

Opbouw tweede programma (IMF) Griekenland

Uitkering in miljard euro

Begrotingssteun en schuldaflossing

13,0

Totaal

13,0


X Noot
3

Zie de website van het EFSF voor de uitgiftes van kortlopend en langlopende obligaties: http://www.efsf.europa.eu/investor_relations/issues/index.htm

X Noot
5

Zie de website van het ESM voor de uitgiftes van kortlopend en langlopende obligaties: http://www.esm.europa.eu/investors/transactions/index.htm

X Noot
6

Zie voor de actuele stand over de uitgekeerde tranches ook de website van de Europese Commissie http://ec.europa.eu/economy_finance/eu_borrower/efsm/index_en.htm, de website van het IMF http://www.imf.org/external/country/index.htm, de website van het EFSF: www.efsf.europa.eu en de website van het ESM: www.esm.europa.eu.

X Noot
7

Door fluctuaties in de SDR-EUR wisselkoers kunnen er verschillen zijn in de cijfers van de IMF-leningen. In deze tabel is gerekend met de wisselkoers van 14 december 2015. Leningen worden door het IMF uitgegeven in SDR’s.

X Noot
9

Zie hiervoor ook de website van de ECB: http://www.ecb.europa.eu/press/pr/date/2012/html/pr120906_1.en.html

X Noot
10

Zie de website van de Europese Commissie over de aanbevelingen onder het Europees Semester http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_en.htm

X Noot
11

Zie bijvoorbeeld tabel 14 (blz 56) in het vijfde voortgangsrapport van het IMF onder het tweede leningenprogramma http://www.imf.org/external/pubs/ft/scr/2014/cr14151.pdf

Naar boven