Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-04 nr. 220 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 21501-04 nr. 220 |
Vastgesteld 4 januari 2019
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 20 november 2018 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 november 2018 inzake geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 218 );
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 september 2018 inzake verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 14 september 2018 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 216 );
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 31 mei 2018 inzake kabinetsreactie op consultatie Commissie inzake EU-beleidscoherentie voor ontwikkeling (Kamerstuk 22 112, nr. 2581 );
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 oktober 2018 inzake fiche: Mededeling nieuwe Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen (Kamerstuk 22 112, nr. 2712 );
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 19 oktober 2018 inzake fiche: Financiële architectuur voor investeringen buiten de EU (Kamerstuk 22 112, nr. 2713 );
– de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 14 november 2018 inzake rapportage economische missies en inkomende bezoeken, eerste helft 2018 (Kamerstuk 35 000 XVII, nr. 11 ).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Oosten
De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor
Voorzitter: Veldman
Griffier: Middelkoop
Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Bouali, Van Haga, Kuik en Veldman,
en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
Aanvang 16.33 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, welkom. Ik heet welkom de Minister en haar ondersteuning, de Kamerleden en de paar mensen op de tribune, maar zeker ook de mensen die dit online ergens volgen. Wij hebben vanmiddag een algemeen overleg over RBZ/Ontwikkelingssamenwerking. RBZ staat voor Raad Buitenlandse Zaken. Ik zie dat er twee leden aanwezig zijn. Wellicht dat er nog leden aanschuiven. Ik stel voor dat u zich beperkt tot een minuut of vier of vijf, als het bij twee leden blijft, en een paar interrupties. Ik kijk als eerste naar de heer Van Haga, namens de VVD, voor zijn inbreng.
De heer Van Haga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. De opkomst is een beetje mager en we hebben ook nog een soort niet-aanvalsverdrag, dus het kan heel kort.
De financiering van de EU-ontwikkelingssamenwerking zo veel mogelijk samenbrengen in één instrument, namelijk het NDICI, heeft uiteraard onze instemming. Hoe simpeler en overzichtelijker, hoe beter. Voorts wordt er gesteld dat het geld meer moet worden besteed aan migratiemanagement, klimaat en gender. De eerste twee punten hebben onze instemming, maar zoals altijd wil ik vragen waarom gender elke keer zo'n prominente plek krijgt. Als het oorlog is en je hebt geen eten en je kinderen gaan dood, dan heb je wel iets anders aan je hoofd dan gender.
U zou niet interrumperen. Dat is een mooi niet-aanvalsverdrag, voorzitter.
De voorzitter:
Een interruptie van mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ik snap dat het woord allerlei zaken oproept, maar het gaat erom dat meisjes en vrouwen minder goed toegang hebben tot basisvoorwaarden als voedsel en water.
De heer Van Haga (VVD):
Ik ben het helemaal met mijn collega Kuik eens dat dit ontzettend belangrijk is, maar in de piramide van Maslow komt het niet op de eerste plaats. Dan wil je eerst veilig zijn en eten hebben en niet doodgaan enz. Natuurlijk vinden wij het belangrijk om als dat allemaal goed geregeld is, ook aan gender te gaan denken. Ik hoop dat ik daarmee uw zorgen heb weggenomen.
Mevrouw Kuik (CDA):
Volgens mij zitten we wel op één lijn. Het is verweven met elkaar. Die basisvoorwaarden zoals veiligheid zijn ook heel erg belangrijk, juist voor die kwetsbare meisjes en vrouwen. Volgens mij zitten we dus op één lijn.
De heer Van Haga (VVD):
Dat is goed om te horen.
Ik heb twee vragen aan de Minister. Wat zou volgens de Minister echt prioriteit moeten krijgen bij het NDICI? Is de Minister het met de VVD eens dat budgetten niet altijd omhoog hoeven te gaan en dat we best kunnen vragen om de huidige 89 miljard wat beter te besteden?
Voorzitter. Dan de EU-Afrika-alliantie. De VVD steunt deze alliantie, uiteraard. De demografische ontwikkelingen op het Afrikaanse continent zijn verontrustend en wij willen er daarom nogmaals op wijzen dat het van groot belang is dat iedereen toegang krijgt tot anticonceptie en dat iedereen gevaccineerd wordt; allemaal acties met een zeer hoog rendement en daar zet de VVD op in. Maar wie schetst onze verbazing als wij lezen dat het speerpunt ligt bij het creëren van meer banen voor vrouwen en jongeren? Wij zijn het ermee eens dat vrijhandel en een bloeiende economie het beste medicijn zijn, maar de religieuze obsessie voor genderproblemen is ook hier misplaatst, met in het achterhoofd de kleine interventie van mevrouw Kuik van daarnet.
Ik lees ook niets over de rol van China op het Afrikaanse continent. Daarom heb ik een aantal vragen. Kan de Minister aangeven of de rol van China nog een punt van zorg is en of de EU-Afrika-alliantie hierop een bepaalde visie heeft? Vindt de Minister dat het tegengaan van ongewenste migratie door beide verdragspartijen ook een groot onderwerp zou moeten zijn? Zou de EU in dit kader moeten nadenken over het wegnemen van de pullfactoren in de EU, om ongewenste migratie tegen te gaan? Welke pushfactoren zouden we dan in de Afrikaanse landen zelf moeten aanpakken?
Voorzitter, dat was mijn eerste termijn. Volgens mij was ik binnen twee minuten klaar.
De voorzitter:
U was ruim binnen de tijd. Ik kijk naar mevrouw Kuik, namens het CDA.
Mevrouw Kuik (CDA):
Dank u, voorzitter. Ik begin met het EU-Afrikapartnerschap. Een belangrijk onderdeel van de Chinese buitenlandstrategie is het aanleggen en in handen krijgen van infrastructuur. In Europa koopt China ook havens op en legt het spoorwegen aan. Ook in Afrika rijdt men op Chinese wegen en Chinese sporen. Volgens het CDA is het van belang om te concurreren met China. Daarom zouden we willen inzetten op verbinding tussen het Afrikaanse continent en ons continent. Wat ons betreft gaat het om een brede benadering. Ik denk aan mobiliteit via wegen, over zee en in de lucht, maar ook aan een digitale verbinding. Maken dergelijke infrastructurele plannen deel uit van de Europese ambities? Is er binnen het Nederlands beleid ruimte om daar extra aandacht aan te geven?
Aanzetten tot meer Europese investeringen in Afrika ondersteunen wij als CDA van harte, maar dan moet er natuurlijk wel een gunstig investeringsklimaat zijn. Dat betekent betrouwbare overheden, goede financiële voorzieningen, opgeleide mensen en geen conflict of dreigend conflict. Vooral op het gebied van veiligheid moet er veel gebeuren in Afrika om het continent als geheel als partner te beschouwen. Gaat conflictbeheersing deel uitmaken van dit versterkte partnerschap?
Dan het punt waar mijn collega net ook al over begon, alleen net even vanuit een andere invalshoek. Het EU-Afrikapartnerschap moet betrekking hebben op het creëren van banen voor vrouwen en jongeren. Daarvoor heeft het CDA al eerder opgeroepen tot het uitbreiden van het ARC-fonds. Hoewel dat fonds vooral voor de grondoorzaken van migratie wordt ingezet, komt het eigenlijk op hetzelfde neer, namelijk toekomstperspectief bieden aan jongeren. Geldt deze ambitie van de EU voor het hele continent of wordt daarbij eveneens de focus gelegd op de migratielanden? Kan de Minister aangeven hoe de financiering van dit partnerschap gaat werken? Er moeten vooral private investeringen gegenereerd worden. Wordt er dan per lidstaat naar een bepaalde verwachte investering gekeken? Hoe gaan de lidstaten dit faciliteren?
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Ik kom toch even terug op het punt dat mevrouw Kuik maakte over China. Suggereerde u nu dat u op het gebied van infrastructuur de concurrentie met China wil aangaan op het Afrikaanse continent?
Mevrouw Kuik (CDA):
Wij denken dat het heel erg van belang is, zo zeg ik mede namens onze woordvoerder Handel, de heer Amhaouch, dat wij wel een partner zijn voor Afrika en tegenwicht bieden aan China. We zien nu dat dat land sporen en allerlei wegen in handen heeft. Daar moeten we wel iets tegenover zetten om tegenwicht te bieden. Dus ja, het aangaan van die concurrentie is voor het CDA zeker een onderdeel van de relatie.
De heer Van Haga (VVD):
Denkt u niet dat dat, op grond van het feit dat er door China veel meer geïnvesteerd wordt dan wij beschikbaar hebben, een verloren strijd is? Kunnen we niet beter inzetten op andere zaken, zoals gender – ik denk aan het net door u bewierookte genderverhaal – maar ook vaccinaties en al dat soort dingen? Die hebben een hoog rendement, maar ook een enorme impact.
Mevrouw Kuik (CDA):
Zeker, zeker. Dat is ook een onderdeel waar we op moeten inzetten, maar wij vinden het wel van belang om tegenwicht te bieden aan die Chinese invloeden, als het gaat om infrastructuur, maar ook als het gaat om het creëren van perspectief voor jongeren, gericht op banen.
Dan kom ik bij gender. Goed dat we het bestrijden van seksueel geweld zo hoog op de agenda van de EU hebben gezet. Graag zou het CDA ook aandacht vragen voor de situatie van vluchtelingen, specifiek voor de situatie in vluchtelingenkampen op Europees grondgebied. Het leven van meisjes en vrouwen lijkt in deze kampen soms ondraaglijk. Ze behoeven extra aandacht en bescherming. Kan de Minister aangeven in hoeverre dit probleem onderdeel zal zijn van het gesprek dat gevoerd gaat worden tijdens deze Raad? Is zij bereid dit op te werpen en te bekijken of de EU aangezet kan worden tot concrete acties om het leven van meisjes en vrouwen in vluchtelingenkampen in Europa te verbeteren?
Tot slot. In deze context wil ik eveneens aan de Minister vragen in hoeverre het bestrijden van mensenhandel tijdens deze lunch besproken zal worden. In hoeverre kunnen wij daar ook zelf op inzetten teneinde meer acties te ondernemen tegen mensenhandel?
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is de heer Bouali namens D66 ook nog aangeschoven.
De heer Bouali (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ontwikkelingssamenwerking is cruciaal om mensen perspectief te kunnen bieden op een waardig bestaan. Het is daarom ook positief om in ieder geval te zien dat dit kabinet de komende vier jaar daar extra investeringen voor pleegt, maar het is ook goed om te zien dat er voorziene bedragen voor het MFK opgenomen zijn in de EU-acties. De BNC-fiches die we hebben ontvangen, bevatten in ieder geval ook veelbelovende en hoop biedende ontwikkelingen voor de toekomst.
Als ik inzoom op EU-Afrika, in het bijzonder op onderwijs en op de handelsakkoorden, wil ik daar het volgende over zeggen. Onderwijs dient in ieder geval geen luxeproduct te zijn, want iedereen heeft recht op onderwijs. Als onderwijspartij zijn wij ook blij om te zien dat onderwijs een grotere plek krijgt in het OS-beleid door te investeren in opleidingsmogelijkheden en vaardigheden in Afrika. Maar ik wil hier ook een kanttekening bij plaatsen. De plannen zijn namelijk van een ambitieuze schaalgrootte, maar het is nog niet duidelijk wat er concreet gaat gebeuren. Kan de Minister daarom ook toelichten wat er precies gaat gebeuren en hoe en wanneer de plannen met betrekking tot onderwijs in Afrika tot uitvoering worden gebracht? Mijn tweede punt op onderwijs: wat zou het Erasmus+-programma hieraan nog kunnen bijdragen?
Voorzitter. Ook op lange termijn wordt er nagedacht over het realiseren van een handelsakkoord tussen de Europese Unie en Afrika. Kan de Minister schetsen welke termijn zij hierbij voor ogen heeft?
Meer algemeen over de plek van onderwijs in ontwikkelingssamenwerking wil ik ingaan op het budget voor onderwijs van de Europese Unie. Er gaat momenteel 7% van de OS-gelden naar onderwijs. Het streven van het Europees Parlement is om dit in 2020 10% te laten zijn. En het streven is dat het in 2030 maar liefst naar 20% gaat. Dat is, wat mij betreft, een positieve ontwikkeling. Hoe beoordeelt de Minister deze ambities? Welke mogelijkheden ziet zij om deze ambities tot uitvoering te brengen?
Voorzitter. Dan het meerjarig financieel kader. De Europese begroting moet echt anders. Daar heb ik vaker voor gepleit. Met het MFK krijgen we de kans om dit ook te realiseren. Het MFK moet in ieder geval democratischer, transparanter en eenvoudiger worden, zoals ik eerder in een vorig debat al heb aangegeven. Ook de Europese Rekenkamer benadrukt deze belangen. Het is daarom aan het Europees Parlement om controle uit te oefenen op OS-bestedingen van de Europese Unie. Hiermee kunnen we voorkomen dat het MFK een speelbal wordt van de politieke agenda's van de verschillende lidstaten. We zullen deze discussies natuurlijk met veel aandacht volgen en we komen er vast nog over te spreken.
De Minister heeft een lunch over gender en ontwikkelingssamenwerking, het lievelingsonderwerp van mijn VVD-collega. Ik ben blij met de inzet van deze Minister op gender en ontwikkeling, want er is veel werk aan de winkel. We moeten ernaar streven om alle vormen van seksueel en gendergerelateerd geweld de wereld uit te helpen. Mijn CDA-collega bepleitte dit net ook terecht. Genitale verminking bij vrouwen en kindhuwelijken moeten worden tegengegaan. Ook moeten vrouwen de mogelijkheid hebben om veilig abortus te plegen. Hoe ziet de Minister het draagvlak hiervoor binnen de Europese Unie? Delen alle lidstaten deze mening en ook de agenda van de Minister op dit specifieke thema? Ziet de Minister kans om hier in Europees verband gezamenlijk in op te trekken? Het EU Gender Action Plan klinkt ook heel veelbelovend. Kan de Minister toelichten hoe de implementatie eruitziet? Hoe krijgt deze implementatie vorm in Nederland?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn wij hiermee gekomen aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. De Minister heeft aangegeven direct tot beantwoording te kunnen overgaan. Ik geef het woord graag aan haar.
Minister Kaag:
Veel dank, in de eerste plaats voor de opkomst van de Kamerleden. Het gaat om kritieke massa. Ik maak natuurlijk geen negatieve opmerking over de afwezigen, want die hebben vast hele goede redenen. Ik ben blij dat hier zo veel aandacht voor blijft, ook op dit tijdstip.
Ik heb drie punten voordat ik op de vragen inga. Wij denken dat het EU-Afrika strategisch partnerschap heel goed aansluit bij de Nederlandse inzet op investeringen, onderwijs en banen. Dat komt helemaal voort uit het regeerakkoord en daarop wordt ook gereflecteerd in de BHOS-nota. Als Nederland zoeken wij samen met de EU-landen en de Commissie waar mogelijk naar een geïntegreerde benadering. We willen integratie an sich, maar we willen ook alle bronnen, inzet en technische steun bij elkaar laten komen.
Wat betreft het MFK extern en het EFSD: we vinden de ambities van de Europese Commissie om beter te onderzoeken wat de mogelijkheden en bronnen zijn voor innovatieve financiering ontzettend goed, maar we willen wel altijd kijken of het bijdraagt aan het behalen van de SDG's en of het de doelen van het extern beleid van de EU haalt. Innovatie en innovatieve financiering zijn geen doelen op zich. Ik denk dat we dat allemaal met elkaar eens zijn. Tegelijkertijd willen we ook graag dat de EU intern onderzoekt of zij voldoende bancaire en financiële expertise heeft om bijvoorbeeld die nieuwe opzet goed te begeleiden. Voor het onderdeel innovatie in de BHOS-agenda onderzoeken wij zelf hoe innovatieve financiering mogelijk is, maar we trekken daar ook externe expertise voor aan, want wij hebben die expertise ook niet per se binnen alle takken van sport van de overheid. We betrekken daarbij uiteraard het Ministerie van Financiën en anderen, maar het is altijd goed om ook extern te kijken.
Het derde grote kopje is OS en gender. Ik hoop dat aan het einde van onze termijn in deze commissie de heer Van Haga een frontrunner is, dé kampioen op het gebied van gender in alle situaties. Dat is namelijk heel belangrijk. Het gaat om 50% van de wereld. Vrouwen in kwetsbare situaties zijn meestal direct slachtoffer van seksueel geweld, uitbuiting of honger. Zij leven in de meest moeilijke omstandigheden en verdienen daarom extra aandacht. Vrouwen er beter bij betrekken heeft ook een economische waarde, maar daar kom ik zo op.
Dan wil ik eigenlijk meteen doorgaan met de vragen, meneer de voorzitter. Ik begin met een aantal vragen die zijn gesteld door de heer Van Haga. Wat zou de prioriteit moeten zijn in het MFK onder NDICI? Het fiche beschrijft het eigenlijk al. Nederland ondersteunt de voorgestelde focus van de Commissie op de nabuurschapregio en Afrika. Dat sluit ook echt aan bij het beleid van dit kabinet. Daarna willen we kijken hoe het voorstel de aansluiting zoekt bij thema's zoals het klimaat. Het wordt daarbij altijd overkoepeld door de SDG's, mensenrechten en gender. Dat is in lijn met het regeerakkoord en de elementen die zijn uitgespeld in de BHOS-nota.
Er werd een hele pertinente vraag gesteld over de rol van China. Ik denk dat de rol van China in alle AO's op de een of andere manier zal terugkomen. Ik noem de handel, de WTO, OS, de risicofactoren en de relevantie van de EU-bijdrage als het gaat om ontwikkelingssamenwerking op schaal, zeker omdat men moet opboksen tegen de relatief «makkelijke» investeringen die al zijn gedaan door China. Het is verleidelijk, maar zoals ik in een ander AO al heb gezegd: veel regeringsleiders en counterparts in veel Afrikaanse landen geven nu aan dat ze liever een grotere rol van de EU willen zien, de Commissie of de lidstaten, omdat ze geleerd hebben dat er ook een prijskaartje hangt aan de investeringen van China, niet alleen kwalitatief maar juist ook ten aanzien van de geopolitieke conditionaliteit.
De vraag is: doen wij genoeg? Dan gaat het eigenlijk om de schaal en niet alleen om de snelheid. Er zijn nog steeds veel klachten en soms zijn die terecht. Veelal hebben we een reden voor onze eigen processen, want we kijken naar mensenrechten, naar duurzaamheid en naar het bredere kader. Daarnaast willen we een harde aanpak van corruptie zien in veel landen waar duur betaald belastinggeld naartoe zou gaan. Ik denk dat de eenheid van grootte van de investeringen die de EU wil doen, ook voortbouwend op de EU-Afrikatop, ons genoeg leverage en invloed geeft om een deuk te kunnen slaan. Is het voldoende op termijn, gelet op de snelheid, het Belt and Road Initiative en alle andere elementen die China zelf meeneemt? Dat durf ik niet te zeggen, maar wij proberen verbinding te zoeken tussen veiligheid, handel, OS, ontwikkeling en mensenrechten. Het blijft relevant dat we als EU en op bilateraal niveau nog veel meer inzetten op het creëren van banen en perspectief, waardoor we de grondoorzaken van een aantal overkoepelende thema's, zoals irreguliere migratie en gevolgen van klimaatverandering, op een duurzame manier kunnen aanpakken. Ik zie hier enorme kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven, dat met kennis en technologie komt, ook vaak op terreinen waar daar specifieke vraag naar is in Afrikaanse landen. Daar ligt het differentiatiemoment waarop we kunnen opboksen tegen de volumevraag. Maar ik durf niet te zeggen dat dit afdoende zal blijken te zijn.
De voorzitter:
Dit leidt tot een vraag bij de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Ik heb dezelfde vraag als die ik net aan mevrouw Kuik stelde. Hoor ik u nu zeggen dat we feitelijk misschien niet hetzelfde gaan doen, maar wel naar vermogen veel gaan doen en bij voorkeur wel iets anders gaan doen? Wat gaan we anders doen in Afrika, zodat zij liever met ons in zee gaan dan met de Chinezen, die nu als een grote sprinkhanenplaag over het Afrikaanse continent trekken? Dat hebben we al geleerd en wordt nu bevestigd.
Minister Kaag:
Als ik het goed begrijp, vraagt de heer Van Haga of wij als EU-lidstaat en middels de EU op grotere schaal via de investeringslijnen en de OS-budgetten willen inzetten op Afrika. Het antwoord daarop is ja. Dat komt voort uit het EU-Afrika strategisch partnerschap. Daar horen heel veel financieringsbronnen bij. Het vloeit ook voort uit de EU-Afrikatop, waar eigenlijk een heel brede handels- en ontwikkelingsagenda op thematisch niveau is vastgelegd. Daar proberen wij natuurlijk gezamenlijk uitvoering aan te geven. Of dat afdoende zal zijn, durf ik niet te zeggen. Als we alleen maar kijken naar demografische ontwikkelingen, naar gevolgen van conflict en naar gevoel van onveiligheid, zal er nog heel veel fluïditeit en dynamiek in die relatie zitten. Dat komt door de omstandigheden in het veld. Maar ik denk dat het wel een heel ambitieus antwoord kan bieden.
De voorzitter:
De heer Van Haga heeft geen vervolgvraag. Minister, gaat u verder.
Minister Kaag:
De heer Van Haga heeft gevraagd of de EU-Afrika-alliantie voldoende aandacht geeft aan het tegengaan van ongewenste migratie. Ik wil hier zelf een ander adjectief gebruiken. «Ongewenste» migratie is misschien een beetje een persoonlijk perspectief. Ik kijk vooral naar irreguliere migratie. Bij officiële migratie gaat het bijvoorbeeld om mensen die met een visum komen op de arbeidsmarkt of die op basis van afspraken komen. Ongewenste migratie is meer onderhavig aan een waardeoordeel. Als het gaat om het tegengaan van irreguliere migratie en de gevolgen van irreguliere migratie, merk ik op dat het een breder partnerschap is en dat het gaat om investeringen. We willen natuurlijk met name inzetten op economische ontwikkeling vanuit de gedachte dat het een bijdrage levert als er meer banen en kansen worden gecreëerd voor een deel van de jonge bevolking, ook nog ondersteund door onderwijs en bredere kansen, door start-ups en door toegang tot kennis en technologie. Is dat het totale antwoord? Nee. Er is natuurlijk ook de veiligheidskant en er is een rol voor Frontex. Er zijn ook bredere migratieafspraken die binnen de EU worden gemaakt. Daarbij moet ik natuurlijk verwijzen naar mijn collega Harbers, die of nu in een AO zit of vanavond nog een AO heeft over zijn bredere migratieagenda en het daarbij passende budget.
Nog een vraag van de heer Van Haga: zou er in de EU niet meer aandacht moeten zijn voor het wegnemen van pullfactoren om irreguliere migratie tegen te gaan? U gebruikte het woord «ongewenste», maar ik gebruik «irreguliere». Zoals u weet is migratie gevolg van zowel pull als push. De pushfactor is – dat heb ik al een beetje beantwoord – gebrek aan perspectief. Dat is veelal de kern. Het gaat daarbij om banen, onderwijs, goede gezondheidszorg en vaak zorg om de volgende generatie: de kinderen. Je ziet dat vaak bij intern ontheemden en vluchtelingen. Zij willen vaak zelf nog terug naar het land van oorsprong, maar zij zeggen wegens het gebrek aan perspectief in de landen waarin ze langdurig worden opgevangen: het is het risico waard. We hebben al die verhalen gehoord. Ze zeggen: of ik nu verdrink of niet, ik heb nu een mensonwaardig bestaan; ik neem het risico. Het is heel fatalistisch en heel naar, maar het hoort bij de beschreven pushfactoren. Gebrek aan stabiliteit, vrede en veiligheid is natuurlijk ook altijd een factor.
De heer Van Haga (VVD):
Ik begrijp natuurlijk dat het een combinatie is van push en pull. Het is misschien een beetje flauw om de pull erbij te betrekken, want dat zit helemaal niet in uw portefeuille, maar we hebben wel invloed op de push. Ik begreep dat u dat goed ziet en dat u actief die pushfactoren ook gaat aanpakken, zodat we inderdaad de irreguliere migratie zoals u dat noemt kunnen verminderen. Dus dan zijn we het helemaal eens.
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar beantwoording.
Minister Kaag:
Dan ga ik niet verder door over pull en push, want dan zijn we het met elkaar eens. Tenzij ik nog verdere uitleg moet geven. Dank u.
Ik ga door op een vraag van mevrouw Kuik van het CDA hoe de financiering van het partnerschap gaat werken. Op dit moment worden de investeringen onder het huidig European Fund for Sustainable Development, het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling gedaan. Er zijn geen lidstatenbijdragen voor nodig, maar het wordt uit de EU-begroting gefinancierd. Dat vinden wij goed nieuws. Ik kom ook zo terug op het kopje MFK.
Dan heb ik ook een vraag van mevrouw Kuik over de situatie op de Griekse eilanden, inclusief de positie van vrouwen en meisjes. Ik denk dat we met zijn allen erkennen, en moeten erkennen helaas, dat de situatie daar een aanhoudend punt van zorg blijft. Het is ook een terugkerend punt in de contacten met de Griekse autoriteiten. Ik moet natuurlijk met name verwijzen naar de heer Harbers en natuurlijk ook naar collega Blok of naar premier Rutte, afhankelijk van de gesprekscontext. Collega Harbers zal natuurlijk met name spreken over versterking en het goed functioneren van het Griekse asielstelsel. Dat moet de basis zijn. Ik heb nog wat informatie, heel goed aangeleverd door de ambtenaren, maar ik vind het niet correct dat ik ga uitweiden op een terrein waar echt meneer Harbers waarschijnlijk op dit moment over spreekt of over één of twee uur. Maar ik erken, en ik zal ook weer terugkoppelen, dat ook in dit debat de enorme zorg is uitgesproken over de toch wel belabberde situatie, zoals we die ook zien via beelden en zoals wordt gerapporteerd. Het valt echter niet onder mijn mandaat, ook niet dat voor ODA-middelen.
Ik excuseer me dat ik soms inderdaad vragen teruggeef. Dat is niet vanwege onwil om ze te beantwoorden, maar het is ook goed binnen de lijnen van het kabinet dat we allemaal op ons al brede werkterrein blijven.
Dan een vraag van de heer Bouali, of wij de Nederlandse ambitie steunen voor meer EU-geld naar onderwijs in het volgende MFK. Zoals u weet heeft het de steun van deze coalitie, en heeft de heer Bouali zich er ook altijd voor ingezet, om onderwijs weer terug te brengen als sector van enorme aandacht, van emancipatoire waarde. Wij denken dat de EU daar ook zeker geld, en misschien meer geld, aan moet besteden. Het hoort bij de ambitie, maar we willen wel dat het MFK flexibel blijft. Als we het weer in een soort keurslijf gaan dwingen, dan wordt een beetje aanpassing op basis van ontwikkelingen en situaties steeds lastiger. Dat is natuurlijk ook gebleken als je terugkijkt naar het EU Trust Fund voor migratie uit Afrikaanse landen. Omdat het budget zo vastzat, hebben we een apart trust fund moeten laten oprichten. Dus ik denk dat we een beetje flexibiliteit moeten blijven houden, maar wij zullen erop inzetten om inderdaad via de EU ook eigenlijk ondersteuning te vinden voor de uitvoering van onze beleidsprioriteiten.
Dan kom ik even terug op het MFK, anders raak ik mijn eigen koers kwijt. Er was een punt van de heer Van Haga van de VVD en ik kom weer terug bij de heer Bouali over onderwijs en Afrika. Wat het MFK zelf betreft, ben ik het eens met de VVD, en ik meen ook met de andere leden van de Kamer, dat het budget niet omhoog moet. U kent allen het standpunt van het kabinet. De rekening voor Nederland met dit voorstel van de Commissie loopt veel te ver omhoog. Wij denken dat de Commissie meer bezuinigingen had moeten en kunnen voorstellen. Dat blijft ook de lijn. Wij denken ook dat de stijging niet verenigbaar is met het vertrek van het VK uit de Unie. En op extern beleid kan ook bezuinigd worden, want meer geld betekent niet per se beter beleid in dit geval. De EU is zoals dat in het Engels heet well-endowed: er is heel veel geld. De verhoging die is voorgesteld van 23% is wel heel erg heftig. We willen dus eerst zien wat de plannen zijn en de budgetten die daarbij horen en wij blijven in voor scherpere prioriteiten, coherentie en aansluiting, ook bij de inzet van lidstaten bijvoorbeeld, want dan krijg je uiteindelijk ook grotere impact. Dat betekent niet meer geld naar de Commissie. Overigens moet ik ook zeggen: als er meer geld naar de Commissie gaat, gaat dat consequent van de BHOS-begroting af. Dan is er ook minder slagkracht en ruimte voor het kabinet om de eigen, al vastgestelde beleidslijn uit te voeren. Dus dat is ook een punt van aandacht.
De heer Van Haga (VVD):
Dan ben ik toch benieuwd wat onze mogelijkheden zijn om daar wat aan te doen.
Minister Kaag:
Op dit moment hebben we niet de details van elk onderdeel van het budget van de Commissie; we hebben een totaalbeeld. De beleidslijn van het kabinet is vastgesteld in een eerder BNC-fiche over het gehele MFK. De inzet van Nederland wordt uitgevoerd door de coördinerend Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Blok, de Minister van Financiën en uiteindelijk door de Minister-President zelf. In de verschillende vergaderingen wordt deze lijn consequent uitgevoerd. Of we hem gaan halen durf ik niet te zeggen, maar dat is wel de inzet van het hele kabinet.
De voorzitter:
De Minister gaat verder.
Minister Kaag:
Dan kom ik terug op de vraag van de heer Bouali over onderwijs in Afrika en wanneer dit wordt uitgevoerd. Welke rol kan het Erasmus+-programma bijvoorbeeld spelen? De uitvoering is al gaande. Met het succesvolle Erasmus+-programma is het echt de ambitie van de Commissie om meer mogelijkheden te scheppen voor Afrikaanse studenten om in de EU te studeren en voor Afrikaanse onderzoekers om meer actief te zijn in de EU. Dat is kennisuitwisseling en capaciteitsopbouw. We hopen wel dat men terugkeert om die kennis weer te delen bij de (weder)opbouw van het eigen land. Dat is altijd de inzet van dat soort strategieën. Tot 2020 zijn er 35.000 studenten en academici. Daarna is het streven om er tot 2027 nog eens 70.000 belanghebbenden, dus studenten of academici, aan toe te voegen. We denken dat dat qua investering ontzettend belangrijk is, want zoals gezegd is er altijd de hoop en de verwachting dat men terugkeert naar eigen land. Veelal zie je bij Nuffic-beurzen dat dit wel gebeurt. Dat zijn vaak heel gemotiveerde mensen, die er echt aan hechten om weer terug te gaan naar eigen land om daar te werken. Mochten sommige mensen op basis van legale migratiemogelijkheden goede banen vinden in Nederland of elders in Europa, dan biedt dat weer een kans voor remittence management en voor het terugsturen van geld naar de eigen gemeenschap en de eigen familie. Als het legaal gebeurt, zijn dat vaak win-winmomenten. Maar daar wil ik verder geen uitspraken over doen.
De heer Bouali (D66):
Ik deel inderdaad de mening van de Minister dat het een goede investering is. Ik denk dat de meeste academici die hier studeren over het algemeen teruggaan, wat goed is voor de thuislanden, maar dat hoeft wat mij betreft niet per se het geval te zijn. Mensen kunnen ook hier blijven en in de ICT-sector aan de slag gaan om de Nederlandse economie een handje te helpen. Los daarvan is het in ieder geval goed dat we daaraan bijdrages leveren. Ik wil nog even terug naar de percentages die we bespraken met de Minister voor EU- en OS-gelden die naar onderwijs gaan. Ik gaf aan dat het Europees Parlement streeft naar 20%. We hoeven hier geen keurslijven te hebben. We hebben hier al eens een discussie gehad met collega Voordewind over welk percentage we nou geven aan het maatschappelijk middenveld. Maar deelt de Minister in ieder geval de ambitie van het Europees Parlement dat – laat ik het dan zo formuleren – onderwijs wel een significante rol en in ieder geval een groeiend aandeel moet hebben? Dan hoeft er geen percentage te worden genoemd.
Minister Kaag:
Ja, in principe deel ik dat. We moeten ook kijken naar de toegang tot het beroepsonderwijs en gedifferentieerd onderwijs: de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt moeten wel worden vergroot. Het probleem is vaak dat de meer ouderwetse onderwijsprogramma's investeren in een heel traditioneel onderwijssysteem, dat vaak diploma's afgeeft waar de student eigenlijk weinig tot niets aan heeft. Of er wordt niets geleerd op school. We moeten dus kijken naar kwaliteit en relevantie. Ik denk dat de EU daar juist een voortrekkersrol zou kunnen spelen.
De voorzitter:
Ik zie geen vervolgvraag bij de heer Bouali, dus gaat u verder.
Minister Kaag:
Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Kuik van het CDA of er ruimte is voor investeringen in infrastructuurprojecten. Die worden inderdaad op dit moment al gedaan via het EFSD. We denken dan aan duurzame energie, aan verbetering van bevoorradingsketens en financiële infrastructuur voor het mkb. Dat laatste is natuurlijk ook belangrijk, ook als we weer kijken naar de eigen BHOS-nota en de handelsbrief, met aandacht voor het Nederlandse mkb. Dit soort investeringen zijn er uiteindelijk altijd op gericht om moeilijk bereikbare groepen kansen te geven en daadwerkelijk wat lijntjes uit te kunnen zetten. Dat is in lijn met de BHOS-nota en het regeerakkoord.
Mevrouw Kuik had ook een vraag over de uitvoering of de implementatie van de slotverklaring van de AU-EU-top. Ik denk dat ik daar eigenlijk al wat over heb gezegd, maar nog even pro memorie: de slotverklaring van de top sprak over versterking van het AU-EU-partnerschap, dat natuurlijk veel tentakels heeft, en het stimuleren van private en publieke investeringen in Afrika. Dat is ook werk onder constructie, zou ik zeggen. De verklaring sprak ook over meer intensieve samenwerking met betrekking tot terrorisme, gewelddadig extremisme en georganiseerde misdaad. Ik meen me te herinneren dat daar ook elementen van corruptie, fraude en dergelijke bij horen. Dat is natuurlijk ook heel relevant. Die top was duidelijk toch wel een heel belangrijk moment in de relatie tussen de EU en Afrika. Zoals ik al meldde is al in de eerste projecten geïnvesteerd vanuit het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling. In mei jongstleden werd ook een memorandum of understanding, een MoU, getekend over vrede, veiligheid en bestuur door de AU en de EU. Die elementen waren al geïnitieerd tijdens de top. Er zijn natuurlijk een aantal andere landensituaties, zoals Libië en de migrantencrisis. Die stonden ook heel erg in de aandacht tijdens de top in Côte d'Ivoire. Er zijn inmiddels natuurlijk al een aantal programma's uitgevoerd. 15.000 personen zijn inmiddels al geëvacueerd uit Libië en met behulp van IOM en UNHRC via Niger grotendeels weer gerepatrieerd.
De heer Bouali had een vraag over het regionaal handelsakkoord tussen de EU en Afrika. Hij vroeg: wat is de termijn en wat zijn de perspectieven? Ik vrees dat dit zoals elk handelsakkoord toch wel een proces van de lange adem zal blijken te zijn. Ik hoop niet dat het richting de termijn van Mercosur zal gaan. Ik vergeet even of dat twaalf of vijftien jaar is, maar we hebben nog een tijdje te gaan. Dit moet toch echt sneller, ook gelet op de dilemma's en de uitdagingen. Op dit moment zijn nog niet alle economische partnerschapsakkoorden of EPA's geratificeerd. Een regionaal handelsakkoord zou, net zoals in andere gebieden, wel heel erg belangrijk kunnen zijn door juist stimulans te geven aan intra-Afrikaanse handel. Zoals u weet is de handel in veel gebieden verticaal, naar Europa, Amerika, Canada of Australië, al naar gelang de regio. De intracontinentale handel moet bevorderd worden. Daar heb je natuurlijk andere douanesystemen, grensbewaking en afspraken voor nodig. Daarin kan de EU misschien een belangrijke rol spelen middels technische assistentie, maar niet alleen. De African Continental Free Trade Area, die in maart van dit jaar is ondertekend, is in dit geval een positieve ontwikkeling. Hopelijk heeft die ook een voorbeeldfunctie en stimuleert ze anderen om dit voorbeeld te volgen. De landen zijn economisch nauw verweven, maar handelen niet met elkaar. Dat heeft ten dele te maken met concurrentie van producten, maar ook met de manier waarop de markten historisch zijn gegroeid en vergroeid.
Meneer de voorzitter. Dan heb ik als laatste, maar niet als minste, nog een paar punten over gender. De heer Bouali vroeg hoe de Minister steun in de EU voor onderwerpen als toegang tot abortus en bestrijding van genitale verminking ziet. Dat is in de EU vastgelegd in een actieplan en de Raadsconclusies. Dat wordt dus uitgevoerd. Dit is natuurlijk belangrijk. Dat wordt gedeeld door alle lidstaten. We hebben natuurlijk ook altijd nog een rol op nationaal niveau, aangezien er in Nederland – dat heb ik gelezen – net als in Engeland nog steeds zorgen zijn over genitale verminking van meisjes die hier wonen en dan op vakantie worden meegenomen et cetera. Dat zijn heel zorgwekkende situaties, maar dat weet ik alleen anekdotisch. Wij blijven ons hier hard voor maken via BHOS en de partnerschappen. Wij denken ook dat het ontzettend belangrijk is dat de EU hier echt heel duidelijk in optrekt.
Dan de vraag over concrete acties met betrekking tot het leven van meisjes en vrouwen in vluchtelingekampen in Europa. Ik vrees, mevrouw Kuik, dat ik toch weer een beetje moet verwijzen naar een ander terrein, namelijk dat van collega Harbers. Maar wij moeten inderdaad altijd blijven kijken naar de kwetsbaarheid van migranten. De opvang op de Griekse eilanden voldoet inderdaad niet. Dat heb ik eerder al benoemd. Terugkoppelend naar een breder terrein: waarom moeten we het altijd weer over gender hebben, bijvoorbeeld als het oorlog is? Ik begrijp de schets van de heer Van Haga. Als je probeert te overleven, hou je je niet bezig met genderkwesties. Maar u moet gender niet zien als een leuk koffieclubje waar vrouwen bij elkaar komen, van «goh hey, de oorlog is gaande». Het gaat juist om kwetsbaarheid en de totale overgeleverdheid van vrouwen en meisjes. Daarom is er ook VN-resolutie 1325, waar Nederland zich dit jaar ook in de Veiligheidsraad heel hard voor heeft ingezet. Het gaat er juist om dat vrouwen en meisjes in crisis- en oorlogssituaties beschermd worden, want verkrachting is een oorlogswapen. Daarom zet een aantal leden van de commissie voor Buitenlandse Zaken ook in op sanctieregimes tegen dit soort verschrikkelijke vormen van mensenrechtenschendingen. Als we het bekijken vanuit een oogpunt van overleven, denk ik dat we geheel op hetzelfde terrein zitten: bij dat overleven mag de kwetsbaarheid van vrouwen en meisjes geen middel van uitbuiting worden. Zo moet u dat ook zien. Daar zijn al jarenlang heldere afspraken over binnen successievelijke kabinetten-Rutte. Daar zit geen verschil tussen. Het is juist een kracht van Nederland dat we daarin onze stem verheffen en organisaties steunen. Een laatste voorbeeld is natuurlijk Nadia Murad, jezidi, ook overlevende. Zij heeft de Nobelprijs voor de Vrede gekregen omdat zij haar rol als slachtoffer tot de rol van overlevende wist te maken en omdat zij haar stem heeft verheven voor de vrouwenrechten en om vrouwen recht te doen, juist in situaties van oorlog en conflict, wanneer niemand anders dat in haar plaats doet.
De voorzitter:
De heer Van Haga heeft een vraag.
De heer Van Haga (VVD):
Het was inderdaad lichtelijk ironisch aan het begin, want gender gaat natuurlijk ook over genderneutrale wc's en zo, maar daar hebben we het nu natuurlijk helemaal niet over. Het is natuurlijk verschrikkelijk dat verkrachting en mutilatie als oorlogswapen worden gebruikt. Daar zijn we het volledig over eens. Waar ik mee worstel, en dat blijf ik voorlopig nog wel even doen, is dat u een beperkt budget heeft, een aantal miljarden die u kunt uitgeven, en dan worden het toch harde keuzes tussen het helpen van één verschrikkelijk geval – dat is ook weer gechargeerd natuurlijk – waarvan we allemaal vinden dat het niet kan, of het vaccineren van een hele generatie. Het is natuurlijk ook verschrikkelijk als mensen ziek worden en doodgaan en gezinnen gedestabiliseerd worden. Dus als u een onbeperkt budget zou hebben, dan was ik het helemaal met u eens. Maar u zit in die functie om die keuze te maken en dan is het wel hard om ervoor te kiezen, iets verschrikkelijks aan te pakken en te helpen, terwijl u weet dat dat geld dan dus niet gaat naar misschien wel honderdduizenden anderen, die dan niet gevaccineerd kunnen worden.
Minister Kaag:
Ja, dat klopt, maar gelukkig is er geen gebrek aan financiering voor vaccinatie. Dat komt ten dele dankzij de innovatieve financiering en omdat UNICEF altijd heel goed ondersteund wordt. Inderdaad een heel beperkt budget, dus ik kijk uit naar VVD-steun voor de ophoging van het budget tot we weer terug zijn bij die 0,7%. Dus daar reken ik dan op. Maar laat ik uw vraag nog wat serieuzer beantwoorden, al was wat ik net zei ook serieus. Wij doen niet aan individuele slachtofferhulp. Dus als wij het hebben over gender in crisis- en oorlogssituaties, dan gaat het om structurele steun en dan gaat het om opvang in de regio, waar er specifieke aandacht is voor vrouwen en meisjes en hun kansen. Maar de heren worden niet vergeten. Vaak is het in oorlogssituaties juist zo dat de heren aan het vechten zijn en de vrouwen, de meisjes en de kinderen zijn achtergelaten en zichzelf moeten redden in traditionele structuren, waar vaak de man als enige een stem en macht heeft en bescherming kan bieden. Daarom is het des te relevanter. Dat is gelukkig nooit een onderwerp van debat of van vragen geweest. Er zijn altijd beperkingen, maar de BHOS-nota toont ook aan dat wij keuzes maken en wij steunen de Commissie ook in die keuze.
De voorzitter:
Vervolgvraag van de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dat begrijp ik helemaal, maar mijn dilemma zit hem er specifiek in wát voor keuzes er gemaakt worden indien er keuzes gemaakt móéten worden, met het beperkte geld dat we hebben.
Minister Kaag:
Ik denk dat we nu in de begrotingsbehandeling zitten. De keuzes die wij gemaakt hebben, zijn helder: onderwijs, jeugd, banen creëren, alles wat uitvoering geeft aan de afspraken uit het regeerakkoord, aanpak van grondoorzaken en natuurlijk ook humanitaire hulp. We kijken naar bronnen van innovatieve financiering, we kijken ook naar digitalisering en een proactieve handelsagenda. Dat zijn de keuzes: focusregio's en een aantal focuslanden, stabiliteit en stabilisering. En om nog even terug te komen op gender: in het bijzonder seksuele rechten en seksuele gezondheid, aandacht voor minderheden en de lhbti-gemeenschap.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik constateer dat de Minister volgens mij alle vragen beantwoord heeft. Ik kijk even naar de leden of er behoefte is aan een tweede termijn. Die behoefte is er, dus dan starten we opnieuw met de heer Van Haga.
De heer Van Haga (VVD):
Dank voor de antwoorden. Al mijn vragen zijn beantwoord, dus ik ben uitermate tevreden, zoals gewoonlijk.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Kuik.
Mevrouw Kuik (CDA):
Ook dank voor de uitgebreide beantwoording. Ik snap dat het punt van de vluchtelingenkampen en de situaties waarin meisjes zitten op het snijvlak zit van verschillende portefeuilles. Maar het is wel de Raad en ik neem aan dat de heer Harbers het misschien ook aardig en fijn vindt dat dit thema naar voren wordt gebracht door Minister Kaag. Vandaar dat mijn oproep zou zijn, ook richting de heer Harbers, om dit thema gezamenlijk op te pakken, want de meisjes zitten ondertussen wel in een hachelijke situatie.
De voorzitter:
Voor de volledigheid: de heer Harbers is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Minister Kaag:
En coördinerend.
De voorzitter:
Zeker, maar dat doet hij in zijn rol als Staatssecretaris. Meneer Bouali, hebt u nog behoefte aan een tweede termijn?
De heer Bouali (D66):
Nee, dank u wel. Ik heb geen additionele vragen.
De voorzitter:
Dan kijk ik nog even naar de Minister.
Minister Kaag:
Veel dank voor een wederzijds heel prettige discussie, zoals altijd. Ik zeg toe dat ik het even kort zal bespreken met de heer Harbers, zodat het thema continu aandacht zal krijgen, want het is inderdaad een treurnis om te zien dat dit ook binnen de grenzen van de EU plaatsvindt.
Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. We ronden dit algemeen overleg af met één toezegging van de Minister.
– De Minister zal met haar collega de Staatssecretaris in gesprek gaan over de situatie in Griekenland.
Daarmee ronden we dit AO af. Ik dank de Minister, de leden, de ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit op een andere plek gevolgd hebben.
Sluiting 17.18 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-04-220.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.