21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 172 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2015

Hierbij bied ik u aan het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2015.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Verslag Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 26 mei 2015

Op 26 mei 2015 kwam de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking bijeen in Brussel. Op de agenda stonden de EU-inzet voor post-2015 en de financiering van deze nieuwe agenda, gender, migratie en ontwikkeling en de mededeling van de Commissie en EDEO over capaciteitsopbouw ter ondersteuning van veiligheid en ontwikkeling. Dit laatste onderwerp kwam uiteindelijk vanwege tijdgebrek te vervallen. Met de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, dhr. Ban Ki-Moon, die een deel van de Raad bijwoonde, werd gesproken over de post-2015 agenda en de ontwikkelingsaspecten van migratie. Voorafgaand aan de Raad vond een high-level meeting plaats over de Centraal-Afrikaanse Republiek in aanwezigheid van interim-president Samba-Panza.

Post-2015/Financing for Development

Ministers bespraken de inzet van de Europese Unie voor de derde internationale conferentie over financiering voor ontwikkeling (13-16 juli, Addis Abeba) en de daarop volgende top over de post-2015 duurzame ontwikkelingsagenda (25–27 september, New York). Deze inzet werd vastgelegd in Raadsconclusies. De conclusies omvatten een pakket aan financiële en niet-financiële middelen ter ondersteuning van de toekomstige duurzame ontwikkelingsagenda. Zij bieden – zo concludeerde Hoge Vertegenwoordiger Mogherini na een lange discussie -een goede basis voor een actieve en leidende rol voor de EU in het aankomende onderhandelingsproces.

Er was brede overeenstemming over het belang van een brede, ambitieuze EU-agenda met speciale aandacht voor fragiele staten, de Minst Ontwikkelde Landen en Afrika. De lijn uit de gezamenlijke mededeling van de Commissie en EDEO1 dat naast ODA vooral ook moet worden gekeken naar andere financieringsbronnen, zoals binnenlandse inkomsten, innovatieve financiering, de betrokkenheid van verschillende stakeholders, handel en private investeringen, werd breed gedeeld.

Ik heb tijdens de Raad benadrukt dat de EU naar Addis moet afreizen met een brede agenda, die verder kijkt en verder reikt dan de traditionele relaties tussen donoren en ontvangers. De wereld, en daarmee de context waarin ontwikkelingssamenwerking zich afspeelt, is immers ingrijpend veranderd sinds in 2000 de Millennium Verklaring tot stand kwam en in 2002 de Monterrey Consensus werd overeengekomen. We hebben nu te maken met andere verhoudingen, nieuwe spelers en een verscheidenheid aan financiële bronnen.

In dit verband heb ik een pleidooi gehouden voor het mobiliseren en duurzaam verhogen van binnenlandse inkomsten. Uiteindelijk ligt daar immers de meest bestendige bron voor financiering van de ontwikkelingsagenda. De EU moet landen hierin ondersteunen, bijvoorbeeld met technische assistentie om hogere belastinginkomsten voor ontwikkeling te werven, maar ook door bijvoorbeeld meer internationale samenwerking in het tegengaan van illegale geldstromen, belastingontduiking en een gezamenlijke aanpak van belastingontwijking. In dit kader heb ik aandacht gevraagd voor drie specifieke initiatieven: de actieve Nederlandse inzet om bilaterale belastingverdragen te heronderhandelen en anti-misbruikclausules op te nemen, het «Addis Tax Initiative» voor capaciteitsopbouw op belastinginning en het initiatief van Nederland, Denemarken, Zweden en Polen tot het opheffen van belastingvrijstelling op goederen en diensten op overheid-tot-overheidssteun. Nederland heeft andere landen opgeroepen zich aan te sluiten bij deze initiatieven die de binnenlandse belastinginkomsten van partnerlanden versterken en bovendien zouden laten zien dat we als EU-lidstaten consistent en coherent zijn, ook wanneer het ons geld kost. Luxemburg liet tijdens de Raad weten zich bij dit laatste initiatief aan te willen sluiten.

Juist om het brede karakter van de agenda voor Addis en New York te waarborgen, pleitte Hoge Vertegenwoordiger Mogherini voor een herbevestiging van de internationale norm van 0,7% BNP ODA al vroeg in het onderhandelingsproces. Het was van belang dat de EU met een helder mandaat naar Addis en New York kon afreizen. De HV wilde hiermee voorkomen dat de discussie zich in Addis zou beperken tot ODA, terwijl deze over veel meer zou moeten gaan dan de middelen die donoren beschikbaar stellen. Mogherini’s inzet was de EU als «player» neer te zetten en niet uitsluitend als «payer». De Raad stemde in met herbevestiging van de collectieve doelstelling voor ODA van 0,7% BNP binnen het bestek van de post-2015-agenda. Voor de Minst Ontwikkelde Landen werd een collectieve ODA-doelstelling overeengekomen van 0,15–0,2% BNP. Nederland heeft nota genomen van de EU consensus onder vermelding van het feit dat het huidige beleid van Nederland niet is gericht op het behalen van deze norm en inzet op de modernisering van het ODA-raamwerk. Overigens roept de EU in de raadsconclusies ook andere ontwikkelde landen, hoge middeninkomenslanden en opkomende economieën op zich te verbinden aan de doelstelling. Verder zeggen de raadsconclusies te zullen toewerken naar het verhogen van de hulp voor Afrika.

Gender

Zowel Hoge Vertegenwoordiger Mogherini als Commissaris Mimica gaven in hun inleidende woorden aan groot belang te hechten aan gendergelijkheid. Zij zien de formulering van een nieuw EU-actieplan als kans om de EU-agenda op dit belangrijke onderwerp te versterken en ambities neer te leggen op alle terreinen van het EU- extern beleid. Deze inzet vond zijn weerklank in de raadsconclusies die onder dit agendapunt werden aangenomen. Hierin wordt onder andere vastgelegd dat het actieplan op alle terreinen van het EU extern beleid van toepassing zal zijn, dat een hoge ambitie gepaard moet gaan met sterk leiderschap en voldoende middelen, dat dit vraagt om coherentie met andere beleidsplannen en gezamenlijke programmering en dat vrouwenrechten en gendergelijkheid een prominente plaats moeten krijgen in de post-2015-agenda, als eigenstandig doel èn als dwarsdoorsnijdend thema in de overige doelen. Ook zijn in de raadsconclusies belangrijke passages opgenomen met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en uitbanning van geweld tegen vrouwen, evenals het actief betrekken van vrouwen en vrouwenorganisaties bij vredesprocessen. Over de SRGR-passage ben ik bijzonder tevreden: SRGR is in de context van mensenrechten geplaatst, er is eindelijk een gemeenschappelijk EU standpunt op seksuele en reproductieve informatie, educatie en gezondheidsdiensten, èn op comprehensive sexuality education. Het zijn actie-georiënteerde conclusies geworden: de EU instellingen worden opgeroepen zich in te zetten voor dit thema, en de Commissie wordt gevraagd het komende jaar samen met de lidstaten te zoeken naar nog beter begrip en gemeenschappelijke positie op SRGR in het ontwikkelingsbeleid. Dit is weer een stap vooruit.

Migratie en Ontwikkeling

In opvolging van de speciale Europese Raad van 23 april jl. en de daarop volgende «Agenda voor Migratie» die 13 mei verscheen2 sprak de Raad over de ontwikkelingsaspecten van de EU-migratieagenda. Daarbij werd het belang van het adresseren van de grondoorzaken voor migratie benadrukt, als ook het ondersteunen van landen van herkomst en transitlanden in de aanpak van migratie- en vluchtelingenproblematiek. De brede aanpak die de EU voorziet behelst ook het werken aan de grondoorzaken van irreguliere migratie. De Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie gaven duidelijk aan de koppeling tussen migratie en ontwikkeling te willen versterken en tegelijkertijd te blijven werken aan het aanpakken van mensenrechtenschendingen en bij te dragen aan het oplossen van conflicten in landen van herkomst. HV Mogherini wees er daarbij op dat werken aan de grondoorzaken misschien wel het belangrijkste aspect is, maar tegelijkertijd wellicht ook het moeilijkste, waarbij resultaat zeker niet altijd op korte termijn zichtbaar zal zijn. Lidstaten benadrukten dat de Agenda voor Migratie een stap in de goede richting is, maar dat méér nodig is. De plannen moeten verder worden uitgewerkt om tot praktische, uitvoerbare resultaten te komen. Ook de «drivers» van migratie moeten duidelijker in kaart worden gebracht. De Raad verzocht de Hoge Vertegenwoordiger en de Commissie een concrete aanpak uit te werken voor migratie en ontwikkeling. Het belang van partnerschappen hierin, zoals in de Rabat- en Khartoumprocessen, en het verder versterken daarvan, werd breed omarmd. Daarbij wezen meerdere ministers er op dat migratie meerdere kanten heeft, waarbij ook de positieve effecten op ontwikkeling niet over het hoofd moeten worden gezien. Juist door op beide terreinen te werken (bestrijden van irreguliere migratie en samenwerking ten aanzien van legale migratie) zouden partnerschappen tot vruchtbare uitkomsten kunnen leiden.

In mijn interventie benadrukte ik het belang van een geïntegreerde aanpak. De externe instrumenten van de Europese Unie, waaronder ontwikkelingssamenwerking, spelen een belangrijke rol bij het aanpakken van de grondoorzaken van migratie. EU-programma’s vanuit deze instrumenten zijn gericht op het bevorderen van duurzame, inclusieve groei; vrede en veiligheid; mensenrechten; democratie en goed bestuur; en werkgelegenheid. Migratiekwesties moeten hier volledig in worden geïntegreerd wil een aanpak werkelijk effect kunnen sorteren. Zeker ten aanzien van de zuidelijke nabuurschapslanden biedt de huidige herziening van het nabuurschapsbeleid een goede gelegenheid tot precies zo’n aanpak te komen waarbij traditionele schotten tussen beleidsterreinen worden doorbroken en de instrumenten van de Unie op geïntegreerde wijze worden ingezet. Ik onderstreepte eveneens – en vele collega’s met mij – de noodzaak van werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren in Afrika. In dit kader noemde ik het Nederlandse initiatief om EUR 50 miljoen beschikbaar te stellen om werkgelegenheid te creëren in Noord, West en de Hoorn van Afrika, onder andere door samenwerking met en ondersteuning van lokale en Nederlandse ondernemers3. Dit initiatief werd positief ontvangen. Sommige lidstaten gaven aan dit goede voorbeeld te volgen.

High-level meeting Centraal-Afrikaanse Republiek

Voorafgaand aan de Raad vond een succesvolle high-level bijeenkomst plaats over de Centraal-Afrikaanse Republiek. De interim- president van de CAR, Catherine Samba-Panza, was aanwezig samen met andere ministers uit haar kabinet. Naast deelnemers van de EU (o.a. Commissarissen Mimica en Stylianides en mijn ambtsgenoten uit Duitsland en Frankrijk) waren er vertegenwoordigers van de VN, OECD, Japan, VS, Canada, Cordaid en het Rode Kruis. De dialoog spitste zich toe op de vraag hoe de CAR aan de situatie van fragiliteit kan ontsnappen. Ik heb in mijn toespraak het belang onderstreept van lange termijn betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij de ontwikkelingen in de CAR, maar ook benadrukt dat de regering van de CAR het goede voorbeeld dient te geven.

Er werd stilgestaan bij de eerste voorzichtige stappen die worden gezet om te komen tot verzoening en te werken aan een stabiele rechtsorde. De uitkomsten van het Bangui Forum van 4-11 mei jl. werden alom verwelkomd. Verschillende milities hebben toegezegd de wapens te zullen neerleggen en er is een eerste begin gemaakt met het vrijlaten van kindsoldaten. Tegelijkertijd werd er op gewezen dat de situatie fragiel blijft. Er zijn nog rond de 900.000 vluchtelingen en ontheemden en meer dan de helft van de bevolking is aangewezen op humanitaire hulp.

De CAR bungelt praktisch onderaan op de World Development Index, maar kent toch één van de laagste hulpcijfers per hoofd van de bevolking. Het was dan ook hoopgevend dat tijdens de conferentie 378 miljoen euro aan financiering werd toegezegd. Een groot gedeelte betreft noodhulp, maar er werd ook 40 mln. extra aangekondigd voor het EU Trustfund voor de CAR. Zoals uw Kamer al eerder is medegedeeld, heeft Nederland voor dit jaar 10 mln. Euro vrijgemaakt voor humanitaire hulp aan de CAR4. De EU heeft een belangrijke rol gespeeld in het stabiliseren van de situatie in de CAR door flexibele inzet van instrumenten. Onderdeel van deze aanpak was de oprichting van een EU Trustfund bijna een jaar geleden. In situaties van extreme fragiliteit is het van groot belang om snel te kunnen optreden en het Trustfund voorziet in deze behoefte. De eerste projecten werden binnen 6 maanden uitgerold en het fonds heeft inmiddels 6 projecten «up and running». Het fonds zet zich in voor grotere weerbaarheid van de bevolking en creëert 80.000 nieuwe banen in de CAR.


X Noot
1

Kamerstuk 22 112 nr. 1944

X Noot
2

Kabinetsappreciatie van de Agenda voor Migratie ging de Kamer op 26 mei jl. toe (Kamerstuk 22 112, nr. 1968).

X Noot
3

Kamerbrief van 27 mei jl. (Kamerstuk 33 625, nr. 165)

X Noot
4

Kamerbrief van 23 februari jl. (Kamerstuk 32 605, nr. 156)

Naar boven