21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 167 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 februari 2015

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 11 december 2014 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 4 december 2014 inzake aanbieding van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 12 december 2014; (Kamerstuk 21 501-04, nr. 165);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 24 juli 200 4 december 2014 met het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 14 en 15 juli 2014, d.d. 24 juli 2014 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 164);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 11 juli 2014 betreffende het fiche Mededeling een waardig leven voor iedereen, d.d. 11 juli 2014 (Kamerstuk 22 112, nr. 1880).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Van Laar, De Roon, Sjoerdsma en Smaling,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 14.00 uur.

De voorzitter: Hartelijk welkom bij dit overleg. Het onderwerp van bespreking is de Europese Raad Buitenlandse Zaken, die binnenkort over ontwikkelingssamenwerking bijeen zal komen. Ik merk op dat de tijdsduur van dit overleg wat is ingekort. Het duurt nu tot 15.30 uur, dus we zullen maar snel beginnen. De spreektijden zijn vijf minuten per fractie. Ik hoop dat we het in deze termijn met één interruptie per fractie kunnen doen.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. We staan aan de vooravond van de post-2015-agenda, een agenda met invloed op de levens van miljarden mensen over de hele wereld. Er zijn op dit moment zeventien doelstellingen geformuleerd. Wat is precies de laatste stand van zaken met betrekking tot die doelstellingen? Wat vindt de Minister van de doelstellingen? Hoe verhouden die zich tot haar eigen inzet? Het syntheserapport van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Ban, is inmiddels ook verschenen. Het heet The Road to Dignity by 2030: Ending Poverty, Transforming All Lives and Protecting the Planet. Een mooiere titel voor een dergelijk rapport hadden we ons, denk ik, niet kunnen voorstellen. Ik vraag de Minister of de inhoud net zo mooi is. Ban vat die inhoud samen in zes elementen. Dat klinkt behapbaar, maar blijven op die manier de zeventien doelen wel voldoende overeind? Verzwakt hij niet juist de inzet op bijvoorbeeld de taboedoorbrekende onderwerpen gender equality, vrouwenrechten, SRGR (seksuele reproductieve gezondheidszorg en rechten) en mensenrechten? Met welke inhoudelijke reactie op dit rapport vertrekt de Minister zo meteen naar Brussel? Vindt zij dat taboedoorbrekende onderwerpen voldoende sterk zijn verwoord in dit rapport?

De Raad komt vervolgens met een gezamenlijke Europese inzet voor de slotonderhandelingen. Ik vraag de Minister of zij de Nederlandse inzet daarin voldoende ziet terugkomen en of zij nog hete hangijzers ziet voor de discussie in Brussel. In juli zal de eerste vuurproef zijn in Addis Abeba. De boekhouding van de post-2015-agenda is dan aan de orde en dus eigenlijk ook het commitment aan ODA (Official Development Assistance). Welke aandachtspunten ziet de Minister hier? Hoe wil zij publiek-private financiering, natuurlijk cruciaal voor de financiering van deze agenda, hierbij in positie brengen?

In mei opende in Nederland de eerste Nederlandse vestiging van de Europese Investeringsbank (EIB). De EIB verblijdde Nederland meteen met een investering van 1 miljard euro. Dat is natuurlijk goed nieuws. Er is wel een aantal kwesties dat aandacht vraagt, zoals de Mopani-kwestie. De Minister zou de Europese Investeringsbank aanmoedigen om openheid van zaken te geven over het onderzoek naar vermeende belastingontduiking door de Zambiaanse firma Mopani. Heeft dat al wat opgeleverd?

Dan is er de Multraship-kwestie. Het Nederlandse sleep- en bergingsbedrijf Multraship heeft voor de Roemenen een wrak geruimd dat de doorgang van de Donau naar de Zwarte Zee versperde, maar heeft daar tot op de dag van vandaag helaas nog geen cent voor gezien. Het is een project dat is gecofinancierd met EIB-geld. De Minister heeft hierover een intensieve dialoog gevoerd met de Roemeense regering, waarvoor ik haar graag dank, maar een resultaat is er helaas nog niet. Wat doet de Europese Investeringsbank om de betaling van Roemenië aan Multraship toch nog te realiseren? Is het rapport van de onafhankelijke klachtencommissie van de EIB over de vraag of de EIB voldoende heeft ondernomen om de betaling aan Multraship te bewerkstelligen, inmiddels openbaar? Wat zijn dan de aanbevelingen? Ziet de Minister samen met de EIB mogelijkheden om de betalingsclaim van Multraship op Roemenië over te nemen, zodat het bedrijf in ieder geval financieel kan overleven?

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Laat ik beginnen met mij zo ongeveer woordelijk aan te sluiten bij de woorden van de heer Sjoerdsma. Ik denk dat ik al zijn punten in die verwoordingen kan onderschrijven.

Inzake de post-2015-agenda voor de nieuwe ontwikkelingsdoelstellingen valt het ons op dat

het stuk van de secretaris-generaal veel kwalitatiever is dan dat het kwantitatief is. Het enige wat erin staat, is dat de armoede in 2030 echt wel verdwenen zou moeten zijn. Er staan verder geen streefgetallen, streefpercentages, jaartallen of tijdspaden in; eigenlijk niets meer. De secretaris-generaal zegt dat dit aan de lidstaten is. De werkgroep die hiervoor actief was, had natuurlijk al heel wat voorstellen gedaan. Verwacht de Minister dat die leidend zullen zijn voor het werk van de lidstaten of verwacht zij daar heel grote verschillen in? Als dat laatste het geval is, moeten we een stevige inzet plegen op het overeind blijven van de ambities.

Als het gaat over SRGR zegt de secretaris-generaal van alles over reproductieve gezondheid en rechten en niets over seksuele gezondheid en rechten. Is dat een bewuste beleidswijziging? Heeft hij het bewust weggelaten? Tot nu toe was het altijd «seksuele en reproductieve gezondheid» en werden de rechten weggelaten. De rechten staan er nu bij, maar nu is «seksuele» weer afgevallen. Misschien kan de Minister hierin wat helderheid scheppen. Is het een beleidswijziging of kunnen we hierop vertrouwen? In haar brief aan de Hoge Vertegenwoordiger vraagt de Minister met haar collega's uit Denemarken, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden juist om een sterkere positie van de EU op het vlak van seksuele en reproductieve rechten en gezondheid. Hoe gaat de Minister zich inspannen om dit onderwerp in het geheel van de doelstellingen te krijgen?

Het is goed dat «goed bestuur» in het syntheserapport is behouden als essentieel element. Coherentie van beleid zien wij daarin echter een stuk minder terug. Over het meten van negatieve effecten van beleid op ontwikkelingsdoelstellingen hebben we het al eerder gehad in het kader van ODA. Dat geldt natuurlijk net zozeer voor de post-2015-doelstellingen. Als een land beleid heeft dat negatief werkt op het bereiken van die doelstellingen, moet dat in beeld worden gebracht en moet een land daarop kunnen worden aangesproken. Coherentie van beleid zou dus overkoepelend moeten zijn in het hele programma.

Elke partij heeft zo haar eigen dingen waarop ze let. Zo viel het ons op dat kinderarbeid helemaal niet wordt genoemd in het stuk. Het woord komt er gewoon niet in voor. Dat is typerend voor de discussie rond kinderarbeid. Aan de ene kant is geen enkel land vóór kinderarbeid, aan de andere kant is de discussie internationaal weggezakt, tot twee maanden geleden, toen de Nobelprijs voor de Vrede werd uitgereikt aan Kailash Satyarthi. Nu komt de discussie weer boven, maar ik vraag de Minister toch of zij specifiek aandacht hiervoor kan vragen. Alleen pleiten voor onderwijs of voor goed werk voor iedereen geeft onvoldoende houvast om een stap te zetten in de strijd tegen kinderarbeid. Wat ons betreft verdienen kinderarbeid en kindhuwelijken evenveel aandacht. Nu staan alleen de kindhuwelijken erin.

Er staat nog meer op de agenda, bijvoorbeeld migratie, vluchtelingen en ontwikkeling. De Partij van de Arbeid-fractie is blij dat de Minister aandacht zal vragen voor de problemen die worden veroorzaakt door de tijd tussen de toezegging en de overmaking van de middelen door donoren aan bijvoorbeeld het World Food Programme bij de opvang van vluchtelingen. Het is echt heel belangrijk dat dit wordt opgelost en dat er nieuwe manieren worden gevonden om het op te lossen. Als landen het om administratieve redenen niet snel rond kunnen krijgen, zou er via de Wereldbank of op een andere manier een instrument moeten komen waardoor landen toezeggingen kunnen doen die snel kunnen worden ingezet maar waarvan de betaling eventueel wat later geschiedt.

Ik kom te spreken over de samenwerking binnen de Commissie. De Partij van de Arbeid-fractie is benieuwd naar het verslag van de gecombineerde JBZ-, RBZ- en OS-Raad van 27 november. Het onderwerp migratie en ontwikkeling vraagt een goede samenwerking tussen de betrokken Commissarissen en Ministers. Wij hebben toch het idee dat alle Commissarissen nog vooral hun eigen ding aan het doen zijn, dat ze dat al jaren doen en dat er behoorlijk verkokerd en langs elkaar heen wordt gewerkt. Hoe is het in de praktijk gesteld met de samenwerking tussen de verschillende departementen? Is er voldoende samenhang in de inzet van de verschillende instrumenten? Kan daartoe een verbetervoorstel worden gedaan in het werkprogramma van de Europese Commissie?

Op 12 december zal de Raad ook conclusies aannemen over migratie en ontwikkeling. De fractie van de Partij van de Arbeid zou graag zien dat ook de ontwikkelingskant van de nexus duidelijk is terug te vinden in de conclusies. Het gaat vooral over migratie en terugkeer, maar de rol die migratie heeft en kan hebben voor ontwikkeling blijft onderbelicht. Kan de Minister toelichten hoe zij zich hiervoor zal inzetten?

Over ebola hebben we onlangs schriftelijke vragen gesteld. Het is goed om te horen dat de Karel Doorman in ieder geval weer is afgevaren voor een tweede vaart met hulpgoederen voor West-Afrika, maar het blijft van belang dat Europa hier flink op inzet.

De Partij van de Arbeid-fractie is tevreden met de inzet van de Minister ten aanzien van het nieuwe Gender Action Plan, die zij heeft verwoord in de eerdergenoemde brief.

De nieuwe set Raadsconclusies over de rol van de private sector in de ontwikkelingssamenwerking zal de internationale component van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (mvo) benadrukken. Kan de Minister toelichten op welke manier het ivmo zal terugkomen in de conclusies?

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Op de geannoteerde agenda staat een grote verscheidenheid aan onderwerpen, zoals de MDG's (Millennium Development Goals), vluchtelingen, ebola, EPA's (Economic Partnership Agreements) en gender. Als je op al deze onderwerpen daadwerkelijk inhoudelijke stappen wilt zetten, moet er al heel veel voorbereid of aangekaart zijn, anders komen we daar niet aan toe. Ik hoor graag van de Minister of dat zo is, dus of er al besluiten zijn afgekaart en, zo ja, welke. Of moet over al deze onderwerpen nog uitvoerig worden gesproken?

De concept-Millennium Development Goals klinken alsof we binnen vijftien jaar het paradijs op aarde willen creëren, zo algemeen en zo veelomvattend zijn ze. Dat geldt zeker als we naar het document van de secretaris-generaal van de VN kijken, die ook nog eens een keer met zes verschillende elementen is aangekomen. Ik dacht dat hierin wat meer zou worden gefocust, maar de focus was ook daar weg, want het was alleen groeperen en vervolgens bleef het nog heel algemeen. Het zijn dus ambitieuze doelen, maar zonder concrete resultaten en zonder concrete invulling. De Minister schrijft in de geannoteerde agenda dat Nederland bij de totstandkoming van de post-2015-agenda zal inzetten op de samenwerking met de private sector, op gender en op SRGR. Dit zijn bij uitstek onderwerpen die binnen het Nederlandse speerpuntenbeleid vallen. De VVD-fractie steunt deze inzet van harte, met de opmerking die ook collega Van Laar heeft gemaakt over de seksuele rechten, die toch weinig terug te vinden zijn in het document van de secretaris-generaal.

De Minister schrijft in de brief die zij samen met haar buitenlandse collega's heeft geschreven aan Commissaris Mogherini dat er een ambitieuze post-2015-agenda moet komen en dat de inzet moet aansluiten bij het EU Results Framework. De VVD is groot voorstander van een realistische agenda met meetbare doelen om de kans te vergroten dat deze ook daadwerkelijk worden gehaald. Over meetbaar gesproken: de Algemene Rekenkamer heeft kortgeleden aangegeven dat Nederland nog meer kan inzetten op meetbare doelen en meetbare resultaten. Ik hoor graag van de Minister hoe zij binnen Nederland en binnen Europa zal bewerkstelligen dat er meer op meetbare doelen wordt gestuurd. De VVD-fractie hoort ook graag van de Minister wat de inzet vanuit de EU wordt voor de nieuwe ontwikkelingsagenda, zeker omdat we nu nog niet beschikken over een reactie van de Minister op het rapport van de secretaris-generaal van de VN.

Na meer dan tien jaar onderhandelen is er eindelijk een EPA afgesloten tussen de EU en de West-Afrikaanse staten. De VVD vindt dit goed nieuws. Zij is al die tijd voorstander geweest van het afsluiten van zo veel mogelijk EPA's. Daarom hoor ik graag van de Minister welke van de nog openstaande EPA's op het punt staan om afgesloten te worden en binnen welke termijn dat naar verwachting zal gebeuren.

Mijn laatste punt betreft de begrotingssteun. De Minister schrijft dat de Commissie mondeling heeft laten weten dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden in de committeringen van algemene naar sectorale begrotingssteun. Hoewel deze verschuiving al een verbetering is, is er toch nog ontzettend veel sectorale begrotingssteun en daarmee dus nog veel begrotingssteun. De Minister heeft eerder al aangegeven dat dit voor de fragielestatenaanpak helaas ook zo zal moeten blijven, omdat je anders veel te veel projecten zou moeten opzetten. Daarvoor heb ik alle begrip, maar het is veel meer dan alleen de fragielestatenaanpak. Kan de Minister toezeggen zich in te zetten voor het zo veel mogelijk verminderen van de begrotingssteun?

De heer Sjoerdsma (D66): Ik vroeg me af op welke wijze mevrouw De Caluwé de financiering van de post-2015-agenda voor zich ziet.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Dat zal moeten komen uit de bijdrage die wij nu al ruimhartig leveren.

De heer Sjoerdsma (D66): Dat kan misschien iets breder. Mevrouw De Caluwé stelt een boel vragen aan de Minister over de wijze waarop de Minister een en ander ziet, bijvoorbeeld over de Europese inzet waarop moet worden doorgevraagd. Tegelijkertijd liggen er natuurlijk belangrijke vraagstukken voor over de financiering van de agenda. Dat is een nieuwe agenda die, zoals mevrouw De Caluwé zelf al benoemde, veel breder is dan bijvoorbeeld de huidige millenniumdoelstellingen. Ik vraag haar dus toch hoe zij die financiering voor zich ziet, kijkend naar zowel Nederland als naar de wereld.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Gezien de heel brede agenda heb ik aangegeven dat de ambitie lijkt te zijn om binnen vijftien jaar het paradijs op aarde te creëren. Ik zou dus willen pleiten voor meer focus. De focus die de Minister heeft aangegeven voor de Nederlandse inzet, juichen wij toe. Dat betekent echter ook dat je niet alles kunt aanpakken en dat je zult moeten kiezen. Dan wordt de financiering al wat behapbaarder dan wanneer je alles voor elkaar wily krijgen wat nu in de concept-MDG's staat.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik begin met de brief die de Minister met een aantal collega's heeft gestuurd aan de nieuwe Commissie. Ik ben blij dat zij zoekt naar gelijkgestemde buurlanden. De keuze van die landen is niet verwonderlijk, want het zijn landen waarmee we al lange tijd goed optrekken in het domein van de ontwikkelingssamenwerking. Ik ben wel een beetje verbaasd over de drie terreinen die worden genoemd. We hebben het lang gehad over «people, profit and planet». Sommigen hebben het over «trains, planes and automobiles», maar hier gaat het ineens over «trade, tax and textiles». Waar komt dat vandaan? Ze zijn niet irrelevant – laat dat duidelijk zijn – maar ik word nu wel weer geconfronteerd met drie nieuwe kernthema's. Ik hoor graag waar die vandaan komen. Hebben de andere landen het als prioriteit dat wij meedoen of is het een nieuw inzicht?

Wat ebola betreft wil ik de Minister en haar collega Schippers toch wel complimenteren. We hebben een vrij heftig AO gehad, maar daarna is er wel meteen concreet actie gekomen. Ik weet niet of dat te danken is aan onze toon, maar dat doet er ook niet toe. Het gaat erom dat de problemen daar zo snel mogelijk de kop in worden gedrukt. Een ambassadeur die Docter van zijn achternaam heet; een betere kun je eigenlijk niet hebben om de boel daar te coördineren! Ook de complimenten aan Hans Docter, zou ik dus willen zeggen. De vraag is wat er nu gebeurt. Komt er een opbouwmissie, ja of nee? Er komt een high level meeting over ebola. Dat lijkt me sowieso goed, maar we moeten wel concreet blijven en niet verslappen. Andere ziekten hebben de laatste tijd te weinig aandacht gehad. Heeft de Minister nog plannen om in de wat verdere toekomst op de een of andere manier een partnership aan te gaan met de drie landen, al dan niet tijdelijk?

De EPA's worden ook genoemd, met name het Economic Partnership Agreement met ECOWAS. In de agenda staat dat het kabinet tevreden is met het resultaat. Ik lees dat Nederland ook nog honest broker is geweest. De veren verdwijnen dus massaal in eigen reet, maar zijn de West-Afrikaanse landen ook tevreden? Zijn die vijftien, zestien staatshoofden ook tevreden, van Nigeria tot Senegal aan toe? Ik zou dat heel graag willen weten, met name omdat die landen niet allemaal meer een minst ontwikkeld land zijn. Je creëert ook ruzies; dat was althans zo in het verleden. Ik hoor dus heel graag of de tevredenheid wederzijds is. Ik zou graag zien dat de Minister dit op een of andere manier op schrift krijgt, of dat nu van ECOWAS als organisatie is of van meerdere staatshoofden zelf, misschien van de drie partnerlanden. Daar hecht mijn fractie echt waarde aan, anders is het een wat eenzijdig feestgedruis.

Over de post-2015-agenda is al het een en ander gezegd. Ik sluit me grotendeels aan bij wat mevrouw De Caluwé daarover heeft gezegd. We moeten wel uitkijken dat we niet alles willen. Over de Millennium Development Goals is altijd gedoe in de zin van «dit staat er niet in» en «dat halen we niet», maar ze werden mondiaal geaccepteerd als agenda. Dat is belangrijk, want het is niet zo eenvoudig, maar dat hoef ik de Minister niet te vertellen. Pas dus op dat er geen zes domeinen en zeventien onderwerpen zijn. Dat is erg veel. Ik denk dat we hier nog een apart AO aan moeten wijden, maar ik geloof dat dat al geagendeerd is. Dat lijkt me sowieso verstandig.

Ik hoor graag van de Minister wat onze inzet is inzake Financing for Development. Moeten we wachten op het BNC-fiche? Het is dermate belangrijk dat ik graag een tipje van de sluier opgelicht zie.

Bij het vorige debat over de Europese Raad heeft de Minister mij het volgende beloofd. Ik citeer uit het verslag: «Waar slaat het debat over de «regio tot regio»-samenwerking neer? Ik ga eens goed bekijken hoe ik dat het beste kan doen. Ik begrijp heel goed waarom de heer Smaling best wel tevreden wil zijn met een enkel zinnetje hier of daar, maar misschien is het toch beter om het wat structureler in de debatten in te brengen. Ik ga kijken naar de mogelijkheden die ik daarvoor heb.» Ik mis die «unie-tot-unie»-aanpak nog steeds. Ik zie de specifieke kracht van de Europese Unie. Die zou meer moeten worden ingezet, in het bijzonder ten opzichte van Afrika. Ik heb het dan zowel over de Afrikaanse Unie als over de regionale economische blokken, van ECOWAS tot de East African Community. De Minister belooft het wel, maar ik zie nog niets. Ik wil niet meteen met een VAO dreigen, want de Minister moet weg, maar ik wil echt graag dat er wat gebeurt.

De vergadering wordt van 14.20 uur tot 14.27 uur geschorst.

De voorzitter: We gaan luisteren naar het antwoord van de Minister. Ik zal per fractie twee interrupties toestaan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik doe de behandeling in vier blokken. In het eerste blok zoom ik in op de RBZ van morgen en de vier prioriteiten op de agenda. Het tweede blok gaat over een aantal kwesties die zijn gerelateerd aan de relatie tussen Nederland en de EU, bijvoorbeeld de brief aan de nieuwe Commissarissen. Het derde blok gaat over de Rekenkamer. Het vierde blok betreft een aantal vragen, met name van de heer Sjoerdsma, rondom de EIB.

Ik dank de commissie voor alle vragen en opmerkingen. Ik begin met de post-2015-agenda. Vorige week heeft de secretaris-generaal van de VN zijn syntheserapport uitgebracht. Ik vind het niet alleen een mooie titel, zoals de heer Sjoerdsma al zei, maar ben ook in grote lijnen tevreden over het rapport. De secretaris-generaal doet eigenlijk twee dingen. In het syntheserapport sluit hij zich nadrukkelijk aan bij het rapport van de Open Working Group. Hij herhaalt niet alles wat daarin staat, want het is tenslotte een syntheserapport, maar geeft daarmee wel belangrijke boodschappen af, ook op een onderwerp als seksuele en reproductieve rechten. Wij zijn er nadrukkelijk voorstander van om het scherper te verwoorden. In het syntheserapport verwijst de secretaris-generaal naar de uitkomsten van de Open Working Group. Hij geeft zijn instemming aan die uitkomsten, waar de SRGR nadrukkelijk in staan. Ik zou dus zeggen dat wij het heel scherp in de gaten houden, want de Kamer en ik delen het belang van SRGR nadrukkelijk. Wij zijn dus alert en zullen het blijven volgen. In de raadsconclusies van de Europese Unie zijn de SRGR wederom goed verankerd. Oplettendheid is vereist, maar ik denk dat de secretaris-generaal met de manier waarop hij het synthetiseert, het goede wil behouden maar ook weer niet meteen alles op slot wil gooien. Daarmee ben ik wel tevreden, al hadden wij het anders opgeschreven. Daarover moeten we ook gewoon helder zijn. Een ander aandachtspunt is wat mij betreft de rol van handel voor ontwikkeling. Die had er ook wat scherper in gekund. Die twee punten blijven wij inbrengen in de onderhandelingen.

De heer Van Laar vroeg naar het gebrek aan beleidscoherentie. Ook dat is een punt dat wij graag nadrukkelijk verankerd zien in de post-2015-agenda. Dat komt wat mij betreft ook weer terug in de agenda van Financing for Development. Ik zal zo nog even iets zeggen over het proces daar naartoe. Voor ons heeft het nadrukkelijk een plek. De potentieel negatieve effecten moeten wat ons betreft ook worden meegenomen. Coherentie is een mooi ding, maar we weten dat het voortkomt uit het besef dat niet alle maatregelen vanzelf een positief effect hebben op ontwikkeling of op derde landen.

Over Financing for Development spreken wij bij mijn weten voor de eerste keer. Ik zeg alvast tegen de Kamer dat het natuurlijk niet de laatste of de enige keer is. In januari verwachten we hierover een mededeling van de EU. Dat wil zeggen dat het BNC-fiche uiterlijk half maart beschikbaar komt. De conferentie is in de zomer van 2015. Nederland is in zijn rol als covoorzitter van het Global Partnership natuurlijk nog net wat nadrukkelijker betrokken, dus ik spreek de Kamer hier later nog heel graag over. Ik zal ervoor zorgen dat alle informatie beschikbaar is.

We beginnen niet helemaal in de duisternis. Voor nu zijn er in ieder geval drie kwesties die Nederland nadrukkelijk naar voren zal brengen. De eerste kwestie is het belang van de ODA-middelen voor de allerarmsten en voor de least developed countries. Dat debat hebben we hier een tijdje geleden gehad. De VN-norm is 0,15%-0,2% van de officiële ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen voor de landen met de laagste inkomens. Niet alle landen halen dat. Wij dringen daar nadrukkelijk op aan, maar het zal zeker een onderwerp zijn in Financing for Development, nog even los van de vraag hoe je het allemaal precies definieert. Voor ons is dit een belangrijk punt. De tweede kwestie is het belang van het genereren van binnenlandse inkomsten. Anders gezegd: het op een fatsoenlijke wijze heffen van belastingen en daartoe ook in staat zijn, alsmede een halt toeroepen aan illegale financiële stromen. Daarover hebben we al eerder gesproken. De derde kwestie is innovatieve financieringsvormen. We willen de Financing for Development-conferentie nadrukkelijk gebruiken om enerzijds een wat langer bestaande agenda te versterken zodat met name de allerarmsten een grote aanspraak op de middelen kunnen maken en anderzijds wat meer overkoepelende thema's te agenderen.

Misschien moet ik nog even specifiek ingaan op de presentatiewijze van het rapport van de secretaris-generaal. We hebben het net over de inhoud gehad en moeten het nu misschien even over de vorm hebben. Een aantal leden vroeg daarnaar. De secretaris-generaal heeft gekeken naar de zeventien doelstellingen en heeft een zekere herschikking gemaakt onder zes hoofdpunten. Ik denk dat dit verstandig is, ook met de opmerking van de heer Smaling in het achterhoofd, want wie kan straks die zeventien doelen uit het hoofd leren? Zo simpel moeten we toch denken. Met die zes gaat dat al stukken beter. Ik ben niet zo bevreesd voor het risico op verwatering, omdat de zes doelen redelijk welomschreven zijn en helder zijn van taal en toon. We hebben al eerder gezegd dat het aantal doelen niet zo heel relevant is. Er moet vooral in staan wat wij vinden dat erin moet staan. Ik denk dus dat die zes voor het spraakgebruik wel heel nuttig kunnen zijn, zonder dat ze ook maar iets afdoen aan de scherpte.

De heer Van Laar verwonderde zich over het feit dat kinderarbeid niet specifiek benoemd wordt. Ik moet zeggen dat ik die verwondering deel. Natuurlijk valt het allemaal onder «decent work» en onder de verwijzing naar rechten, ook de rechten van kinderen. Toch zal ik op de suggestie van de heer Van Laar extra inspanningen plegen. Ik zal bekijken of en hoe het mogelijk is om kinderrechten nadrukkelijk als zodanig in de agenda te benoemen, want ik zie daar zeer de meerwaarde van.

Ik kom bij het onderwerp migratie en samenwerking. Wordt er nu wel voldoende samengewerkt? Hoe staat het met de gecombineerde JBZ-, RBZ- en OS-Raad, waarin die samenwerking onder andere tot uitdrukking komt? Tot mijn verdriet was het een combinatie van de JBZ en de RBZ. De OS-Raad was er dit keer niet bij. Ik vind dat een gemiste kans. Nederland had zich daarvoor ingezet en dringt erop aan om de volgende keer dat er een gecombineerde raad komt, het wel gedrieën te doen. De heer Van Laar heeft op dit punt gewoon gelijk: dat heeft zeker toegevoegde waarde. Het verslag van die bijeenkomst gaat naar de Kamer toe gelijktijdig met het verslag van de JBZ-Raad van 4 en 5 december. Collega Teeven neemt dat verslag voor zijn rekening.

Wordt er genoeg samengewerkt? De nieuwe Commissie gaat op een net wat andere wijze opereren. Er komt meer samenhang in de inzet onder het externe cluster, dat onder leiding staat van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini. Ik heb goede hoop dat dit zal helpen om het beleid geïntegreerder te maken, want ik deel de wens die op dit punt is geuit. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini was aanwezig bij de Handelsraad van 21 november. In haar inleiding refereerde zij nadrukkelijk aan de onderwerpen die regelmatig op de agenda van de OS-Raad staan. De ontwikkelingsdimensie in handelsakkoorden bijvoorbeeld lijkt niet alleen iets te zijn waarover Nederland en een aantal like-minded landen zich druk maken, maar lijkt ook in de nieuwe Commissie te leven.

Tot de heer Smaling zeg ik dat de drie punten geen nieuwe punten zijn. Het zijn punten waarover Nederland zich binnen de kaders van het vastgestelde beleid al langer druk maakt, als ik het zo mag verwoorden. «Trade» gaat inderdaad over de ontwikkelingsdimensie van handelsakkoorden. Daarover heb ik vaak gesproken met deze commissie. «Textiles» behoeft geen betoog. Het concept van maatschappelijk verantwoord ondernemen moet nadrukkelijker op de agenda komen. Het gaat dan om textiel, maar het kan ook om andere waardeketens gaan. In die zin is het geen nieuw onderwerp. Het is wel een onderwerp waarop de Duitse en Deense collega's nadrukkelijk met mij samenwerken. «Tax» gaat bijvoorbeeld over Financing for Development. Nederland zet daarop al fors in door zijn bijdrage aan Tax Inspectors Without Borders en zijn heronderhandeling van belastingverdragen met ontwikkelingslanden. Ik vind nog steeds dat ook andere lidstaten dat zouden moeten doen. Ik zal dat ook blijven uitdragen. We hebben er een aantal onderwerpen uitgelicht die volgens ons meer aandacht moeten krijgen binnen de EU. Wij konden elkaar daar zeer in vinden. Nederland heeft daarin al forse stappen gezet.

Ik ga nog even terug naar het onderwerp migratie, vluchtelingen en ontwikkeling. De heer Van Laar was blij met onze inzet op het vereenvoudigen van procedures om tot financiering over te gaan. Ik hoop in het verslag van de RBZ te kunnen ingaan op wat we hebben bereikt. Wij zijn in ieder geval onze eigen procedures aan het herzien met de insteek of er toch nog mogelijkheden zijn tot vereenvoudiging. Het gaat om organisaties waarmee we een jarenlange samenwerking hebben en die elke keer worden beoordeeld op de scorecards. Het zou hier en daar misschien wat eenvoudiger kunnen. Ik wil dat allemaal in één pakket behandelen en daarover rapporteren. Wij zijn tevreden over de Raadsconclusies, met name omdat ermee wordt opgeroepen tot een bredere, geïntegreerde aanpak. In dat licht was het heel jammer dat het alleen JBZ en RBZ waren en niet OS.

Tot de heer Van Laar zeg ik dat wij ons met name hebben ingezet voor de bestrijding van mensensmokkel en mensenhandel, maar ook voor versterking van de opvang in de regio. Die punten komen er wat ons betreft stevig genoeg in terug. Voor imvo geldt hetzelfde. Ook dat wordt in de Raadconclusies opgenomen in het kader van de privatesectorontwikkeling. Nederland heeft specifiek gevraagd om de OESO-richtlijnen daarin op te nemen. Aan dat verzoek is gehoor gegeven.

Aan het eind van dit eerste blokje kom ik nog kort te spreken over ebola. Ik dank de heer Smaling voor zijn waarderende woorden. Natuurlijk helpt aanmoediging van de Kamer zeker. Tegelijkertijd was er al een aantal acties in voorbereiding, maar nog niet in een dusdanig vergevorderd stadium dat we ze al tijdens het AO konden melden. Samen met andere landen hebben we onze inzet fors versterkt.

Wat komt hierna, zo vroeg de heer Smaling. Behalve een evaluatie van de wijze waarop het zover heeft kunnen komen, is de EU voornemens om op de middellange en de lange termijn herstel en wederopbouw in de getroffen landen te ondersteunen. Het gaat dan om versterking van de bestuurlijke capaciteit in sectoren zoals gezondheidszorg en landbouw, maar ook om water, sanitaire voorzieningen en onderwijs. De middelen daarvoor komen met name uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Bekeken wordt hoe een deel van de gelden die al bestemd waren voor bijvoorbeeld Liberia, wat nadrukkelijker kunnen worden ingezet voor het herstel op de middellange en lange termijn. Binnen de EU wordt daar dus al over gesproken. Wij doen actief mee aan die gesprekken. Zelf heb ik al aangekondigd dat wij, zodra dat kan, met een handelsmissie willen afreizen naar de landen om de economische ontwikkeling een impuls te geven. Daar was men al heel goed op weg.

De heer Van Laar (PvdA): Vanwege tijdgebrek moest ik een onderwerp overslaan. Het lijkt me goed om dat nu in een interruptie te noemen. Voor de Centraal-Afrikaanse Republiek is een trustfonds gecreëerd waarmee landen makkelijker kunnen bijdragen aan de early recovery, dus het snelle herstel en de wederopbouw van het land. Hier is eigenlijk sprake van een soortgelijke situatie. De Minister heeft in de brief aan haar collega's gezegd dat er financiering moet komen. Wordt er dan gedacht aan zo'n trustfonds of aan een nieuw instrument of een nieuwe manier?

Minister Ploumen: Het trustfonds voor de Centraal-Afrikaanse Republiek was ook een manier om de bijdragen te stroomlijnen in een land waar geen enkele uitvoeringscapaciteit is en waar weinig organisaties werken. Als ik kijk hoe de discussies over ebola en de follow-up verlopen, wordt daar niet aan gedacht, vooral omdat er andere manieren zijn om het te doen. Een trustfonds zou dan weinig toegevoegde waarde hebben. Ik zal het echter zeker in gedachten houden, mochten er problemen ontstaan. Vooralsnog is de noodzaak tot een nieuw instrument er volgens ons niet.

De heer Van Laar (PvdA): Het zou wel interessant zijn om daar meer over te horen, misschien niet nu maar als we erover worden geïnformeerd. Wij horen en zien dat de ebola-aanpak faalt omdat een effectieve overheid ontbreekt. Voor zover de overheid actief is, speelt corruptie een grote rol. Zelfs de ebolacrisis wordt gebruikt om gelden weg te sluizen. Het lijkt mij dus goed om na te denken over de vraag hoe dat dan moet gebeuren. Misschien kan de Minister ons daar later over informeren.

Minister Ploumen: Daarmee ben ik het zeer eens. Het behoeft geen betoog dat er verbeterpunten zijn vanuit het perspectief van de internationale gemeenschap. Dat zal ook uit de evaluatie komen. Dat ontslaat niemand van de plicht om te kijken naar de capaciteit van de lokale overheden en ervoor te zorgen dat die worden versterkt en opgebouwd op een manier die van alle smetten vrij is, als ik het zo mag zeggen. Ik zeg heel graag toe de Kamer daarover nader te informeren. Wij leveren een reguliere update van de stand van zaken met betrekking tot ebola. Ik zal bekijken of het daarin past – dat lijkt mij wel – en of dat niet te lang duurt. Ik zal dit zeker graag doen.

Voorzitter. De heer Smaling vroeg hoe het zit met de EPA's. Is iedereen daar wel zo tevreden over? Mevrouw De Caluwé vroeg welke EPA's zullen volgen. De volgende EPA die ik verwacht, is die met Zuidelijk Afrika. Die is afgerond in juli 2014. Nu vindt de legal scrubbing plaats. Ik stel me daar altijd mensen met borsteltjes bij voor, maar het schijnt heel anders te gaan. Het is namelijk een legale controle op de teksten. Daarna komt de goedkeuring door de Raad en vervolgens de ratificering door het Europees parlement. De EPA met de Oostelijk Afrikaanse regio is in oktober afgerond en zal dat proces nu ook ingaan. In de onderhandeling over de EPA met de landen in Centraal-Afrika en de Stille Oceaan zit heel weinig voortgang. Op drie van de vijf gaat het vrij goed.

Zijn ze er tevreden over, ja of nee? Er is stevig over onderhandeld. Er waren ook last-minute onderhandelingen. Affijn, ik weet bijna zeker dat de heer Smaling het allemaal net nauwgezet heeft gevolgd als ik. Als de West-Afrikaanse leiders er niet tevreden over zouden zijn geweest, hadden ze niet getekend. Wel waren sommige landen eerder tevreden dan andere. Dat zou ook te maken kunnen hebben met de status van het land, dus of het een middeninkomensland is of een least developed land. Nigeria heeft problemen met het ondertekenen, wat met name is ingegeven door de zorgen die het vanuit zijn bedrijfsleven te horen krijgt. Ik wil de heer Smaling natuurlijk graag tegemoetkomen, maar als de Europese Raad 28 handtekeningen onder een akkoord zet en de Afrikaanse Unie vervolgens op schrift wil krijgen of Nederland wel net zo tevreden was als Duitsland, dan zegt de EU: nee hoor, dat kan niet, want wij spreken met één mond. Dat geldt, denk ik, ook voor deze regio's. Als de heer Smaling bedoelt dat ik er goed op moet letten dat de EPA's de regio's bij elkaar brengen en niet verder verdelen, zeg ik hem graag toe dat wij daar een open oog voor houden. Dat hebben we in het hele proces gehad om ervoor te zorgen dat niet alleen de verschillende typen stakeholders tevreden konden zijn, maar dat ook verschillen tussen landen zo veel mogelijk geaccommodeerd werden.

De heer Smaling (SP): Is er een creatieve variant mogelijk? Ik hoef het niet van alle zestien landen in de ECOWAS te horen – zoveel zijn het ongeveer, geloof ik – maar er zijn natuurlijk heel veel krantenartikelen in die landen geweest. Ik zou graag een overzicht krijgen van de pros and cons van de totstandkoming van zo'n EPA om wat meer gevoel te krijgen voor en inkleuring te hebben van de wijze waarop het wordt beleefd in de regio. Dan weet je ook waarmee je in het vervolg rekening moet houden. In Nigeria woont de helft van de betrokken mensen. Het is dus nogal wat als een land als Nigeria er moeite mee heeft.

Minister Ploumen: Mag ik dan het volgende voorstellen? Ik zie een beetje op tegen een uitvoerige media-analyse, omdat dat enorm veel capaciteit kost. Ik voel wel heel veel voor de suggestie van de heer Smaling om de lessen die wij nu trekken uit dit onderhandelingsproces, dat tien jaar heeft geduurd, nader te expliciteren. Daar valt best veel over te zeggen. Die inzichten zouden weleens heel behulpzaam kunnen zijn bij de onderhandelingen in het kader van de WTO, temeer daar bij de start van de EPA-onderhandelingen de wereld en met name Afrika er heel anders uitzagen dan nu.

Als de heer Smaling zich erin kan vinden dat ik een analyse maak van de lessen die we uit dat proces hebben getrokken, ook vanuit onze rol als honest broker waardoor we er redelijk dicht op hebben kunnen zitten, zeg ik hem dat heel graag toe.

Voorzitter. Mevrouw De Caluwé stelde een vraag over begrotingssteun. Ik krijg nu een papiertje aangereikt waarop de positie van Nederland op dit dossier in volstrekt ongebruikelijke heldere bewoordingen wordt benoemd. Ik zal dat de Kamer niet onthouden. We krijgen natuurlijk vaak diplomatieke eufemismen aangereikt, met alle waardering daarvoor. Ik lees voor: de commissie heeft, onder andere door ons gedram, toegezegd nog voor het einde van het jaar met een overzicht te komen van de begrotingssteuncijfers, uitgesplitst naar categorie, good governance contracts, sector reform contracts en state building contracts. Dat gedram slaat overigens op mij en niet op mevrouw De Caluwé! Als we dat overzicht hebben, zal ik het graag aan de Kamer doorgeven. Daaruit zal blijken dat begrotingssteun een belangrijk instrument is en blijft voor de Europese Unie, maar dat wij wel blijven aandringen op conditionaliteit, wortel en stok, gefaseerde financiering en dergelijke. Ik geef mevrouw De Caluwé ook nog even mee dat een voordeel van begrotingssteun is dat er minder transactiekosten worden gemaakt. Dat is elke keer een afweging. Misschien geeft haar dat meer informatie dan zij nu heeft.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik dank de Minister voor dat heldere antwoord en voor haar gedram in Brussel. Het feit dat Nederland de begrotingssteun behoorlijk heeft ingeperkt, ook de sectorale begrotingssteun, wil natuurlijk ook iets zeggen. Ik begrijp heel goed dat de Europese Commissie binnen de fragielestatenaanpak wil inzetten op begrotingssteun. Daarover hebben we al eerder van gedachten gewisseld. Men moet dat echter niet doen omdat het makkelijker is. Ik zou het dus willen omdraaien. Men moet niet alleen aangeven waarom men het doet, maar men moet ook aangeven waar het nodig is dat begrotingssteun wordt gegeven en het in andere gevallen niet doen.

Minister Ploumen: Mijn indruk is dat de EU veel scherper vanuit dat gedachtengoed werkt. Waar heeft sectorale begrotingssteun of begrotingssteun toegevoegde waarde vanuit de effectiviteit van de hulp? Daar gaat het natuurlijk altijd om. Door sectorale begrotingssteun te geven versterk je de capaciteit van de overheid om binnen de sector de leidende rol te nemen. Ook politiek is dat heel verstandig. Je geeft ook heel nadrukkelijk aan op welke wijze de gelden verantwoord moeten worden, niet alleen voor ons parlement maar zeer zeker ook voor de parlementen daar. Het kan dus ook bijdragen aan betere democratische controle in de landen die de begrotingssteun ontvangen. Onze inzet moge duidelijk zijn. Die zullen we blijven herhalen. Het geven van begrotingssteun is zeker geen business as usual. Dat heeft het gedram zeker opgeleverd. Dat is ook zoals wij het graag willen zien.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Verantwoording door de overheden moet natuurlijk in de eerste plaats plaatsvinden over de gelden die men zelf heeft gegenereerd door middel van bijvoorbeeld eigen belastinginkomsten. Ik begrijp het argument dat begrotingssteun de capaciteit van de overheid om een leidende rol te nemen, versterkt. Tegelijkertijd versterkt het ook het risico dat er andere dingen mee worden gedaan. Helaas komen we dat nog veel te vaak tegen. Ik ben echter bereid om te wachten op datgene waar de Europese Commissie mee komt, alsmede op de reactie van de Minister daarop. Daarna kunnen we erop terugkomen. Dan weten we precies waarover we praten.

Minister Ploumen: Dat zeg ik mevrouw De Caluwé graag toe.

De heer Van Laar (PvdA): Als de coalitiepartijen verdeeld zijn, mag je dat af en toe best laten zien. Mevrouw De Caluwé stelde als uitgangspunt: begrotingssteun waar nodig. Is het uitgangspunt niet veel meer: begrotingssteun waar mogelijk? Uiteindelijk is begrotingssteun, vanuit de donor gezien maar ook vanuit de ontvanger gezien, als het goed besteed wordt en als er goede projecten mee worden georganiseerd, wenselijker dan het allemaal zelf organiseren, parallelle structuren opzetten of het via multikanalen of ngo's te doen. Is het dus niet veel meer zaak dat de Europese Unie helder gaat maken wanneer sectorale begrotingssteun verantwoord en wenselijk is en wanneer niet? Dan wordt er een veel helderder beleid gevoerd. Nu wordt het soms ingetrokken. De ene keer geldt het ene criteria, de andere keer het andere. Er wordt nooit eens gezegd: als landen bepaalde stappen zetten, bijvoorbeeld het terugdringen van de corruptie tot een bepaald niveau, het doen van goede bestedingen en het laten zien van een track record, dan krijgen ze sectorale begrotingssteun en dan vertrouwen we er ook op dat het goed gaat.

Minister Ploumen: Ik zag de ogen van de heer Sjoerdsma al glimmen bij de suggestie van een mogelijke tegenstelling tussen de coalitiepartijen aan zijn kant van de tafel. Ik moet toch enige moeite doen om die tegenstelling tussen de heer Van Laar en mevrouw De Caluwé te zien, omdat ik beiden hoor pleiten voor een heel afgewogen, beargumenteerde inzet van begrotingssteun. Als ik ze goed beluister, zeggen beiden dat het geen vanzelfsprekendheid moet zijn om te kijken naar de inzet van het instrument begrotingssteun, maar dat dit beargumenteerd moet worden. Daarbij neigt de stok van de heer Van Laar misschien meer naar een wortel en die van mevrouw De Caluwé meer naar een stok, maar uiteindelijk blijft het een stok. Ik probeer nu zo veel mogelijk verwarring te zaaien, voorzitter! Het is duidelijk dat mevrouw De Caluwé zegt dat je het conditioneel moet maken, maar dat zegt de heer Van Laar ook. Alleen zou hij het ook in belonende zin willen zien en mevrouw De Caluwé misschien meer in bestraffende zin. De huidige praktijk van het Nederlandse beleid verhoudt zich een-op-een met wat hier wordt gezegd. In de EU is dat in steeds grotere mate het geval. Hoe preciezer je bekijkt of dit het juiste instrument is om in te zetten, hoe meer maatwerk je kunt leveren in termen van uitbetaling in tranches, conditionaliteiten et cetera. Volgens mij komen we daar dus wel uit. Als ik het overzicht stuur, zal ik goed kijken of ik recht kan doen aan de spijkers op laag water waarop volgens mij de verschillen tussen beiden neerkomen.

De heer Van Laar (PvdA): De Minister observeert scherper dan ik, want ik hoor ook van mevrouw De Caluwé dat we het eens zijn. Ik dank haar daarvoor.

De voorzitter: Ik vraag de Minister om haar betoog voort te zetten en om zo langzamerhand naar een afronding te gaan.

Minister Ploumen: Zeker, voorzitter, dat ga ik absoluut doen. Ik heb nog drie punten.

Mevrouw De Caluwé vroeg mij om meer te zeggen over de wijze waarop Nederland inzet op meetbare doelen. Daar gaat het natuurlijk allemaal om. Van elke euro die voor ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet, is duidelijk met welk doel hij wordt besteed en welke resultaten ermee worden behaald. Daarover maken we ook afspraken met de organisaties die het beleid uitvoeren, of dat nu multilateraal of bilateraal is dan wel gaat via het maatschappelijk middenveld. Wij hebben niet voor niets al jaren een goedkeurende accountantsverklaring. De Rekenkamer constateerde over 2013 nul onvolkomenheden in onze begroting. Dat lukte maar één ander ministerie. Zoals u weet is de Rekenkamer terecht tamelijk kritisch. Wij zijn transparant, want alle data zijn openbaar, ofwel via de website ofwel via resultatenrapportages en de resultatenbrief die de Kamer altijd in september krijgt. De EU is mede op ons aandringen bezig met een betere resultaatmeting. Er worden nu heldere indicatoren voor de doelstellingen vastgesteld. Dat stond allemaal centraal in de Agenda for Change van Commissaris Piebalgs. De Europese Commissie is aangesloten bij IATI (International Aid Transparency Initiative) en rapporteert volgens de IATI-normen. Er is ook een eigen Europese Rekenkamer, die net als onze Rekenkamer onderzoek doet. Wij moedigen de Commissie aan om daaruit lessen te trekken. Verbetering is altijd mogelijk, maar informatie is tot op detailniveau beschikbaar, zoals dat hoort.

Ik kom bij twee vragen van de heer Sjoerdsma over financiering via de EIB. Wat Multraship betreft, heb ik me in een gesprek met de Roemeense overheid inderdaad ingezet voor financiering. Dat blijven wij overigens ook gewoon doen, zo zeg ik tot de heer Sjoerdsma. We wachten de uitkomst van de klachtenprocedure bij de EIB af. Die wordt in de komende maanden verwacht. De Nederlandse bewindvoerder bij de EIB heeft herhaaldelijk aangedrongen op een spoedige afhandeling van deze klacht. We zijn dus zeer betrokken en houden het nauwgezet in de gaten.

Dan de casus in Zambia. De EIB heeft onderzoek gedaan naar het Zambiaanse bedrijf Mopani in het kader van fraude en belastingontduiking. Zoals we in antwoord op vragen van de heer Sjoerdsma hebben aangegeven, zou een algemeen beeld van de uitkomst wenselijk zijn. Volgens de regels van de EIB worden de uitkomsten echter niet gecommuniceerd. Daarin is geen verandering gekomen sinds de beantwoording van de Kamervragen. De EIB valt overigens onder het Ministerie van Financiën. De zorgen die de heer Sjoerdsma verwoordde in zijn brief, zijn aan dat ministerie overgebracht. Mopani heeft onze lening inmiddels wel terugbetaald. Het is misschien goed om te zeggen dat wij blijven aandringen op transparantie van de resultaten van al deze onderzoeken en niet alleen dat over Mopani.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik kom nog even terug op deze twee kwesties, te beginnen met Multraship. De Minister heeft het over de uitkomsten van de klachtenprocedure, die nog niet afgerond zou zijn. Ik neem aan dat de bilaterale dialogen ondertussen doorgaan. Zijn er aanwijzingen dat Roemenië bereid is om dit op korte termijn op te lossen? Het desbetreffende bedrijf staat er financieel helaas niet ontzettend goed voor. Dit is zo langzamerhand het slechtste voorbeeld van Europese financiering dat ik voorbij heb zien komen. Ik hoop dat er voortgang te melden valt.

Minister Ploumen: De gesprekken met de Roemeense overheid gaan zeker door. De laatste keer dat ik erover heb gesproken, overigens met een Minister die alweer is afgetreden, werd mij onmiddellijke actie beloofd. Hij kapittelde in mijn bijzijn de mensen in zijn delegatie die zich ermee bezighielden. Ik kan dus zeggen dat ze het beloven, maar ik wil ook oprecht zijn tegen de heer Sjoerdsma door te zeggen dat dit geen garantie is dat het ook daadwerkelijk gebeurt. In gesprekken hebben ze echter herhaaldelijk aangegeven dat ze de zaak op een zo kort mogelijke termijn willen oplossen. Hoewel onze betrekkingen met Roemenië verder heel prima zijn, is het toch niet gebeurd. In de gesprekken die we blijven voeren, zal ik daar wel op blijven aandringen.

De heer Sjoerdsma (D66): Dat waardeer ik zeer. Het roept bij mij een andere vraag op, namelijk of Nederland de enige Europese lidstaat is die een dergelijk voorval heeft gehad. Ik vraag de Minister uiteraard niet om een volledige zoektocht onder haar collega's uit te voeren, maar wellicht is het op een gegeven moment de moeite waard om dit in de Raad te bespreken. Ik vind het namelijk onuitlegbaar dat de financiering op deze manier eigenlijk is misbruikt en dat Nederlandse bedrijven daarvan schade ondervinden. Op een gegeven moment moeten we misschien overgaan van een bilaterale dialoog naar wat meer naming and shaming in een breder verband.

Minister Ploumen: Ik vind dat een goed idee van de heer Sjoerdsma. Ik zal het bespreken met collega Dijsselbloem, want dit zou in de Ecofin aan de orde moeten komen. We moeten eerst bekijken of er voldoende grond is om het te adresseren. De heer Sjoerdsma is daar ook duidelijk over geweest. Dit is zeker een suggestie die ons ultimo nog ter beschikking staat. Ik dank de heer Sjoerdsma hiervoor.

De voorzitter: Wij gaan over naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. De spreektijden zijn twee minuten per fractie. Ik sta geen interrupties toe.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik houd het dit keer heel kort. Ik dank de Minister voor haar antwoorden in eerste termijn, met name voor de antwoorden met betrekking tot Multraship. Zij is bereid om andere mogelijkheden te bekijken om deze kwestie aan de kaart te stellen.

Met betrekking tot de Mopani-kwestie stelt zij dat de regels van de EIB zodanig zijn dat er niet in verdergaande transparantie over kan worden gecommuniceerd. Ik vraag haar of zij dit wenselijk vindt.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitgebreide beantwoording en voor de gedane toezeggingen. Een aantal punten viel mij op, bijvoorbeeld dat het toch veelzeggend is dat de OS-Ministers niet zijn aangehaakt bij de raad over migratie en ontwikkeling. De Minister heeft de Kamer inmiddels een brief gestuurd over een nieuwe visie op migratie en ontwikkeling. Wij hebben onze inbreng daarop al geleverd. Daarin hebben wij de Minister en het kabinet als geheel nadrukkelijk uitgedaagd om de ontwikkelingscomponent stevig naar voren te laten komen in de uiteindelijke visie. Dat moet natuurlijk ook op Europees niveau zijn plek krijgen. Ik hoop dat de Minister daarin een voortrekkersrol zal spelen en ook zal doorpakken.

Ik ben blij met de toezegging dat de Minister het onderwerp kinderarbeid zal opnemen in haar inbreng bij de post-2015-doelstellingen en zal zeggen dat het apart moet terugkomen in de doelen. Kinderarbeid is natuurlijk nauw gerelateerd aan de textiel, maar het is wel jammer dat de textiel weer als enige is genoemd. Textiel is een heel belangrijke imvo-sector, maar het is zeker niet de enige. Als het over textiel gaat, gaat het al gauw over India en misschien nog Bangladesh, maar het moet ook gaan over Nepal, Burundi en alle andere landen waar het systemisch is. In Bolivia heeft men net een wet gemaakt waarmee het legaal wordt om vanaf tien jaar te werken en waartegen niemand bezwaar lijkt te maken. In al die landen speelt dit onderwerp. Het moet nadrukkelijk op de agenda worden gezet.

Hoewel ik er zelf niet om vroeg, ben ik heel blij met het antwoord van de Minister over de meetbaarheid, de resultaten en de transparantie in de sector. Ik hoop dat De Telegraaf heeft meegeluisterd.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Ik ben blij dat de Minister aangeeft zich te blijven inzetten voor handel en SRGR binnen de MDG's, vooral ook om de seksuele rechten blijvend onder de aandacht te brengen.

Ik ben het echter niet met de Minister eens dat de zes doelen die de heer Ban Ki-moon heeft aangegeven, helder van taal en toon zijn en, zoals zij zegt, nuttig zijn voor het spraakgebruik en niet afdoen aan de scherpte. Er zit juist helemaal geen scherpte in. Met MDG 3 bijvoorbeeld, to ensure healthy lives and promote well-being for all at all ages, hebben we ook gelijk het financieringsprobleem van de heer Sjoerdsma opgelost, want dan zou zelfs ons hele gezondheidszorgbudget un-ODA-ble worden. Dan hebben we dat ook meteen opgelost. Je kunt het heel breed trekken; het is ongelooflijk breed. Ik zou daar veel meer scherpte in willen zien.

Dan nog kort over de begrotingssteun. Het is fijn dat de Europese Commissie nog voor het einde van dit jaar, dus binnen drie weken, met een uitgesplitst overzicht komt. De Minister heeft geprobeerd om alle tegenstellingen heel handig te overbruggen, maar er zit natuurlijk wel een verschil tussen begrotingssteun waar mogelijk en begrotingssteun waar het niet anders kan. Ik wacht de uitsplitsing van de Commissie dus af.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik had gesproken over het unie-tot-unieverhaal. Ik was verrast dat de Minister klaar was met haar eerste termijn, want dat punt ligt er wat mij betreft nog en is toch wat anders dan de terugblik op de Economic Partnership Agreements. Ik vind het onbegrijpelijk dat de EU dit niet als corebusiness naar buiten toe propageert. We zijn ooit met zes landen begonnen aan een unie. Zoals bekend is de SP kritisch over de Europese Unie, maar er was wel wat voor te zeggen toen we ooit met zijn zessen begonnen. Het heeft ook best een aantal zinvolle dingen opgeleverd. Ik hoor de heer Sjoerdsma lachen. Ik ben echt dol op D66, maar als het over Europa gaat dan treffen we elkaar nog wel aan het schaakbord. In West-Afrika zijn er drie klimaatzones. Alle groeiende steden liggen in het zuiden. Al het vlees komt uit de Sahel. Hoe krijg je dat vlees op een goedkope manier naar de steden toe, zodat het niet uit Argentinië of Brazilië hoeft te worden gehaald? Er zijn zoveel zaken waarbij een interne markt voordelen kan bieden. De Franstalige landen hebben allemaal de CFA-frank, terwijl de Engelstalige landen hun eigen munteenheid hebben. Dit is een mooie proeftuin om de landen van de ECOWAS te laten leren van alles wat de Europese Unie ons heeft gebracht aan goeds en aan problemen. Tax, textiles en dat soort zaken zijn allemaal prima, maar ze zijn niet subsidiair. Dat is geen uniekracht, maar net zo goed een lidstaatkracht. Het irriteert me altijd dat we dit laten liggen.

De voorzitter: Voordat ik de Minister het woord geef, meld ik dat ik in haar termijn één interruptie per fractie toesta.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun vragen en opmerkingen. Mijn uitgangspositie is dat transparantie iets is wat je zou moeten willen, zo zeg ik tot de heer Sjoerdsma, ook als het gaat om resultaten van klachtenprocedures en onderzoeken. Soms staan er concurrentieoverwegingen in de weg, soms mag het niet van de mededingingsautoriteit. Ik blijf er bij de IEB op aandringen om transparanter te zijn over de uitkomsten van onderzoeken dan tot nu toe het geval is. Dat zeg ik de heer Sjoerdsma graag toe.

Ik ben het eens met de heer Van Laar dat kinderarbeid niet alleen in de textiel voorkomt, maar zeer zeker ook in de landbouw. De enige manier om het op tafel te krijgen en te houden is om er wat breder op in te zetten. Het voorstel van de heer Van Laar vind ik goed.

Over de post-2015-doelstellingen en de wijze waarop je die verwoordt, komen we later nog te spreken. Mevrouw De Caluwé zei daar een aantal dingen over. Ik geloof niet dat we nu tot een final agreement hoeven te komen, maar ik zal haar opmerkingen hierover zeker in het achterhoofd houden. Overigens worden de doelstellingen universeel. Ze gelden dus niet alleen voor Senegal, maar ook voor Nederland en België.

Als het gaat om «unie tot unie» heeft de heer Smaling natuurlijk gelijk met zijn oproep. De nieuwe Hoge Vertegenwoordiger is hier veel meer van geporteerd dan de vorige, als ik het zo mag zeggen. Sowieso is Mogherini meer gericht op versterking van de samenwerking met Afrika, dus met de economische regio's maar zeer zeker ook met de Afrikaanse Unie. Je ziet ook dat de regionale samenwerkingsverbanden in Afrika aan kracht winnen. Dat was misschien ook een reden voor enige terughoudendheid. Ik wil de heer Smaling graag iets concreets geven, zodat hij weet dat ik me er zeer voor zal inzetten. Laat ik in ieder geval zeggen dat ik dit onderwerp ter sprake zal brengen in de bilaterale gesprekken met mijn EU-collega's, maar ook bij de Commissarissen, die ik allemaal spreek in een kennismakingsronde. Als het logistiek mogelijk is, zal ik er ook zo snel mogelijk over spreken met een vertegenwoordiger van de Afrikaanse Unie. Tevens zal ik in de brief reflecteren op de geleerde lessen van het EPA-proces. Die hebben nadrukkelijk te maken met de manier waarop de regio's onderling met elkaar samenwerken en hoe zich dat verhoudt tot de Europese Unie. Ik ben het gewoon heel erg eens met de heer Smaling. Ik denk dat er in de toekomst meer mogelijkheden komen om het als vanzelfsprekend op die manier in te richten.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor de beantwoording in tweede termijn. Er zijn geen interrupties, dus ik ga over tot het samenvatten van de gedane toezeggingen. Dat zijn er volgens mij drie.

  • De Minister zal in de reguliere rapportage over ebola of op een ander moment de Kamer informeren over inzet en middelen voor de middellange en lange termijn ten behoeve van de capaciteitsopbouw in door ebola getroffen landen;

  • De Kamer ontvangt een analyse van de geleerde lessen uit het EPA-onderhandelingsproces;

  • De Kamer ontvangt de rapportage van de Europese Commissie over de stand van zaken met betrekking tot Europese begrotingssteun, waarover naar ik heb begrepen voor het einde van het jaar een publicatie komt.

Ik dank de leden voor de inbreng in dit overleg, de Minister voor de beantwoording en eenieder voor zijn of haar belangstelling.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Ik heb de allerlaatste bijdrage van de Minister ook opgevat als een toezegging. Ik was er heel blij mee, hoewel ik daar geen ruchtbaarheid meer aan heb gegeven. U hebt de toezegging net niet voorgelezen, maar ik zou haar er toch graag bij willen hebben.

De voorzitter: Ik dacht dat dat besloten lag in het tweede punt dat ik voorlas, maar ik zal het nog even aanvullen. «Unie tot unie» wordt meegenomen in de schriftelijke weergave van punt 2.

Sluiting 15.17 uur.

Naar boven