21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 164 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 juli 2014

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken OS van 14 en 15 juli 2014.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN/ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 14–15 JULI 2014

Centraal-Afrikaanse Republiek

Vanwege de ernstige politieke en humanitaire crisis in de Centraal-Afrikaanse Republiek (CAR) werd tijdens de Informele Raad, in aanwezigheid van de Minister van Buitenlandse Zaken van de CAR, een EU Trust Fund ingesteld. De EU, Frankrijk, Duitsland en Nederland zijn mede-oprichters van het fonds. Het financieel reglement van de EU biedt sinds kort de mogelijkheid voor de EU om zelf trust funds in te zetten. Nederland staat in beginsel positief tegenover de ontwikkeling van dergelijke fondsen mits ze zich niet richten op noodhulp (hier moet de VN leidend te blijven) en de meerwaarde van het Europese fonds aantoonbaar is. Het kabinet is van mening dat bij het EU trust fund voor de CAR aan deze voorwaarden wordt voldaan.

Doel van het fonds is om te werken aan de early recovery en wederopbouw van het land zodat deze goed aansluit op reeds bestaande noodhulpprogramma’s. Het is belangrijk dat de internationale gemeenschap in de eerste fases van de crisis ook werkt aan lange-termijn ontwikkelingsdoelen. Het fonds zal onder meer programma’s financieren om de instituties van de CAR weer op te bouwen en basisdienstverlening zoals onderwijs en gezondheidszorg weer op de rails te zetten. Naast de EU, die EUR 39 mln. bijdraagt vanuit het Europees Ontwikkelingsfonds, zal Nederland EUR 3 mln. aan het fonds bijdragen. Frankrijk en Duitsland dragen respectievelijk EUR 10 mln. en EUR 5 mln. bij aan het fonds.

Het fonds biedt Nederland de kans bij te dragen aan de ontwikkeling van deze fragiele staat, ook al is de CAR geen partnerland en is Nederland er niet vertegenwoordigd. Het kabinet kiest voor een bijdrage aan het trust fund van de EU in de verwachting dat er snel en flexibel kan worden ingespeeld op de noden van de bevolking en dat de gewenste geïntegreerde benadering ten aanzien van de CAR op deze wijze een impuls krijgt. De EU heeft immers verschillende instrumenten ingezet in de CAR.

Post 2015

De Raad sprak over de voortgang van het post-2015 proces. De onderhandelingen in de Open Working Group on Sustainable Development Goals (OWG) vonden gelijktijdig met de Raad plaats en zijn inmiddels afgerond. Op basis van deze laatste OWG zal een voorstel worden gepresenteerd aan de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties. De meeste lidstaten waren tevreden over de eerste opzet van dit voorstel welke op hoofdlijnen de prioriteiten van de EU en lidstaten reflecteert. Verder sluit deze opzet in hoofdlijnen aan op de 2 juni jl. verschenen mededeling van de Commissie «A decent life for all: from vision to collective action» waarin de EU-positie ten aanzien van doelen en indicatoren nader wordt vormgegeven. Gesteund door andere lidstaten, heb ik mijn tevredenheid uitgesproken over de opname van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in de mededeling van de Commissie. Ik heb aangegeven dat aandacht vanuit de EU en lidstaten nodig blijft om ervoor te zorgen dat dit onderwerp ook daadwerkelijk prominent naar voren komt in de post-2015 agenda.

Een belangrijk onderdeel van de post-2015 discussie is de vormgeving van de Means of Implementation (MoI) en een nieuw mondiaal partnerschap: de uitvoering van de post-2015 agenda in opvolging van MDG8. Ik heb, ook in mijn hoedanigheid als covoorzitter van het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC) aangegeven dat het GPDEC bij uitstek geschikt is voor een integrale en coherente aanpak van de uitvoering van de post-2015 agenda. Het GPDEC kan worden gebruikt om te werken aan meer vertrouwen richting de G77. Commissaris Piebalgs drong eveneens aan op het belang van «outreach» naar het maatschappelijk middenveld en de G77 en verwelkomde de rol van het GPDEC.

De Commissie gaf aan dat mensenrechten, gender gelijkheid, goed bestuur en vrede en veiligheid de belangrijke hoekstenen zijn van het EU-beleid. Bij de bepaling van de EU positie ligt daarom de nadruk op deze onderwerpen. De EU positie over het post-2015 proces wordt de komende periode verder uitgewerkt, waarbij de Raad in december van dit jaar conclusies zal aannemen. Uitdaging hierbij is om een balans te vinden tussen een stevige EU-positie en behoud van flexibiliteit; geconcludeerd werd dat de EU positie en raadsconclusies «firm in principle, but flexible in details» moeten zijn.

Private sectorontwikkeling (PSD)

Tijdens de Raad werd ingegaan op de uitwerking van de in mei jl. verschenen Commissiemededeling over de rol van de private sector in ontwikkelingssamenwerking. Raadsconclusies hierover werden op 23 juni jl. aangenomen. De Commissie onderstreepte nogmaals dat samenwerking met de private sector in dienst staat van het bereiken van de ontwikkelingsdoelen. De private sector speelt immers een essentiële rol in het creëren van werkgelegenheid en zonder de inbreng en betrokkenheid van de private sector zouden de post-2015 doelstellingen niet gehaald kunnen worden.

Het kabinet heeft ervoor gekozen om handel en ontwikkeling in nauwe samenhang te bezien en is ervan overtuigd dat dit betere resultaten oplevert. In onze Nederlandse bilaterale ontwikkelingssamenwerking hebben we reeds vele goede ervaringen opgedaan, met name in de landbouw en water sector. Tevens heb ik aangegeven dat ik als covoorzitter van het Global Partnership de private sector zal betrekken om inclusieve groei en beleidscoherentie voor ontwikkeling te bevorderen.

Verder heb ik aandacht gevraagd voor het Dutch Good Growth Fund dat onlangs van start is gegaan. Het kabinet richt zich middels dit fonds ook op het ondersteunen van jonge en vrouwelijke ondernemers, met name in fragiele staten. Het kabinet nodigt Europese partners van harte uit om met dit fonds samen te werken.

Duitsland onderstreepte dat belangrijke Europese waarden zoals mensenrechten zorgvuldig moeten worden geïntegreerd in het beleid voor private sectorontwikkeling. In dit kader zou volgens de Duitse Minister Müller een goede start gemaakt moeten worden met de textiel sector. De Nederlandse inzet om de textielsector in Bangladesh veiliger te maken en te verduurzamen sluit hierbij aan. Tevens bracht ik op dat ook EPA’s belangrijk zijn als instrument om duurzame (private) sectorontwikkeling te bevorderen. Duitsland vroeg ook aandacht voor de traceerbaarheid van producten en met name voedsel. De Commissie gaf aan dat er voor deze onderwerpen volledige ondersteuning vanuit zowel de Raad als de Commissie bestond. De EU zet dan ook graag in op verdere samenwerking met lidstaten.

Migratie

De Raad besprak het migratievraagstuk in aanwezigheid van Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voor internationale migratie Sutherland en Directeur-Generaal van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) Swing. Het Italiaanse voorzitterschap had zich ten doel gesteld aandacht te vragen voor het versterken van de positieve effecten die van migratie kunnen uitgaan op ontwikkeling, onder andere in de vorm van overmakingen (remittances) als bron van ontwikkelingsfinanciering. Nederland heeft ingebracht dat het migratievraagstuk geïntegreerd moet worden bezien: facilitering van legale migratie, het voorkomen van illegale migratie en tegelijkertijd bezien hoe het (Europese) ontwikkelingsinstrumentarium kan bijdragen aan het voorkomen van additionele vluchtelingen en ontheemden. Door het bevorderen van stabiliteit in de landen van herkomst wordt de vluchtelingenproblematiek aan de bron aangepakt. Deze integrale aanpak vereist nauwe samenwerking tussen de instellingen. In dit verband is het kabinet voorstander van een gecombineerde JBZ, RBZ en OS-Raad waaruit de noodzaak van betere coördinatie duidelijk zou spreken. Staatssecretaris Teeven heeft dit voorstel tijdens de informele JBZ-Raad van 8 en 9 juli jl. eveneens opgebracht. De uitwerking ervan zal door het Italiaanse voorzitterschap ter hand worden genomen.

Voedselzekerheid

De Commissie presenteerde tijdens de Raad het nieuwe Nutrition Action Plan. Dit actieplan is een uitwerking van de Mededeling «Enhancing maternal and child nutrition in external assistance» uit maart 2013 en zet uiteen hoe het gestelde doel van 7 miljoen minder ondervoede kinderen onder de 5 jaar in 2025 kan worden bereikt. Lidstaten verwelkomden het actieplan en steunden de gekozen strategie.

Naar boven