22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie

Nr. 1880 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 juli 2014

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche 1: Mededeling een waardig leven voor iedereen

Fiche 2: Aanpassing verordening inzake OLAF (Kamerstuk 33 974, nr. 3)

Fiche 3: mededeling burgerinitiatief «Eén van ons» (Kamerstuk 22 112, nr. 1881)

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Fiche: Mededeling een waardig leven voor iedereen

1. Algemene gegevens

Titel voorstel

Mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.

Een waardig leven voor iedereen: van wensbeeld naar collectieve maatregelen.

Datum ontvangst Commissiedocument

2 juni 2014

Nr. Commissiedocument

COM (2014) 335

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board

N.v.t.

Behandelingstraject Raad

Raad voor Buitenlandse Zaken-Ontwikkelingssamenwerking en/of Milieuraad

Eerstverantwoordelijk ministerie

Ministerie van Buitenlandse Zaken

2. Essentie voorstel

De mededeling heeft als doel het tot stand komen van een gezamenlijk EU standpunt betreffende een mondiale duurzame ontwikkelingsagenda na aflopen van de Millenniumdoelen (MDG’s)1 van de Verenigde Naties (VN) in 2015. De mededeling bouwt voort op het bestaande EU standpunt2, evaluaties van de Millenniumdoelen, het Rio+20 uitkomstdocument als ook het SG VN High Level Panel rapport over de post-2015 duurzame ontwikkelingsagenda.

De Commissie zet in op het samenbrengen van 1) de herziening van de Millenniumdoelen en 2) de formulering van duurzame ontwikkelingsdoelen binnen één overkoepelend raamwerk na 2015. Zo moet er een gezamenlijke aanpak komen om armoede uit te bannen en de wereld een duurzame toekomst te bieden.

De mededeling schetst een EU visie op het post-2015 raamwerk van duurzame ontwikkelingsdoelen en dient er toe een bijdrage te leveren aan de voorbereiding van de intergouvernementele onderhandelingen in de Algemene Vergadering van de VN, die dit najaar van start gaan.

In de mededeling staan drie principes aan de basis van de prioriteitsgebieden voor een nieuw raamwerk:

  • 1. Universele reikwijdte, d.w.z. de doelstellingen zijn van belang en geldig voor alle landen. Het raamwerk dient meetbaar en flexibel toepasbaar te zijn, rekening houdend met verschillende nationale omstandigheden.

  • 2. Hervormende agenda waarin de drie dimensies van duurzaamheid (sociaal, economisch en milieu) op een evenwichtige wijze zijn geïntegreerd. Het raamwerk dient van toepassing te zijn op iedereen, met aandacht voor mensenrechten, mondiale gelijkheid, fatsoenlijk werk en het uitbannen van armoede in alle vormen. Het nastreven van welvaart en welzijn dient nadrukkelijk de natuurlijke grenzen van de aarde te respecteren.

  • 3. Verantwoording, transparantie en monitoring zijn fundamenteel voor de implementatiefase en mechanismen hiervoor dienen in het raamwerk verankerd te zijn.

De Commissie stelt 17 prioriteitsgebieden voor het post-2015 raamwerk voor, die verder zijn onderverdeeld in (sub-)doelstellingen (targets). De prioriteitsgebieden zijn: a.) armoede, b.) ongelijkheid, c.) voedselzekerheid en duurzame landbouw, d.) gezondheid, e.) onderwijs, f.) gendergelijkheid, g.) water en sanitatie, h.) duurzame energie, i.) werkgelegenheid, j.) inclusieve groei, k.) steden, l.) duurzame consumptie en productie, m.) oceanen, n.) biodiversiteit, o.) landdegradatie, p.) goed bestuur, q.) vreedzame samenlevingen.

De Commissie geeft aan dat het clusteren van deze prioriteitsgebieden en het identificeren van kruisverbanden belangrijk zijn voor het komen tot een beperkte set aan doelstellingen evenals, voor efficiëntie en effectiviteit in de uitvoering van deze doelstellingen. Tot slot zet de mededeling randvoorwaarden voor een nieuw mondiaal partnerschap (in opvolging van MDG8) uiteen. Naast een gezamenlijke inzet van nationale, internationale, private en publieke middelen zijn ook niet-financiële middelen relevant voor de uitvoering van de post-2015 duurzame ontwikkelingsagenda. Overigens dienen, volgens de Commissie, binnenlandse inkomstenbronnen (zoals belastinginkomsten) de voornaamste financieringsbron te zijn voor ontwikkeling van landen, en de private sector de belangrijkste bron van groei.

Beleidscoherentie, capaciteitsversterking en samenwerkingsvormen op diverse niveaus (lokaal, regionaal, nationaal en internationaal) met een veelheid aan spelers (o.a. de private sector, het maatschappelijk middenveld en kennisinstellingen) hebben een belangrijke rol. In de mededeling wordt ook verwezen naar het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC), waar Nederland co-voorzitter van is.

3. Wat is de Nederlandse grondhouding ten aanzien van de bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit van deze mededeling en de eventueel daarin aangekondigde concrete wet- en regelgeving? Hoe schat Nederland de financiële gevolgen in, alsmede de gevolgen op het gebied van regeldruk en administratieve lasten?

In deze mededeling wordt geen wet-of regelgeving aangekondigd.

Bevoegdheid: De mededeling betreft primair het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Dit belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen (artikel 4, lid 4 VWEU). Daarnaast heeft het grote relevantie voor beleidsterreinen die betrekking hebben op de drie dimensies van duurzaamheid (sociaal, economisch en milieu). Op deze terreinen is de EU bevoegd op te treden. Ook voor wat betreft de sociale, economische en milieuaspecten in de mededeling geldt een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten (artikel 4, lid 2 VWEU).

Subsidiariteit: De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de subsidiariteit is positief. De EU is een geschikt platform waar gestreefd kan worden naar samenhang en synergie in de interventies van de lidstaten van de EU en om vanuit de EU te streven samen te werken met de internationale gemeenschap. EU-optreden heeft hier een meerwaarde, parallel aan de activiteiten van de lidstaten, door het gewicht van de EU in de internationale betrekkingen.

Proportionaliteit: De Nederlandse grondhouding ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De aanbevelingen die de Commissie doet laten voldoende ruimte voor nationale inzet en staan inhoudelijk in de juiste verhouding tot de geformuleerde doelstellingen. De voorgestelde aanpak is passend ten opzichte van het beoogde doel.

Financiële gevolgen: Zowel vanuit de EU-begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds als via nationale begrotingen van lidstaten wordt bijgedragen aan ontwikkelingslanden. In de mededeling worden geen concrete financiële gevolgen benoemd. Nederland is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Europees Ontwikkelingsfonds en de EU-begroting 2014–2020, en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. Nationale budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement, conform de regels van de budgetdiscipline.

4. Nederlandse positie over de mededeling

De mededeling bouwt voort op het bestaande EU standpunt dat in juni 2013 door de Raad werd aangenomen, n.a.v. de mededeling van 28 februari 2013 «Een waardig leven voor iedereen: Armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven». Het BNC-fiche van 5 april 20133 en de Kamerbrief van 4 juli 20134 met de Nederlandse visie op de post-2015 agenda hebben de basis voor de Nederlandse inzet op de nieuwe duurzame ontwikkelingsdoelen gevormd.

Een nieuw EU standpunt zal een juiste balans moeten vinden tussen het stellen van gemeenschappelijke prioriteiten en het behouden van flexibiliteit voor de EU en de lidstaten in de onderhandelingsfase. De VN Open Working Group on Sustainable Development Goals komt in de zomer van 2014 met een rapport met doelen en subdoelen (targets). In het najaar beginnen de onderhandelingen binnen de Algemene Vergadering van de VN over het nieuwe post-2015 raamwerk. Een uitgewerkt EU-standpunt biedt een kans om een positief politiek signaal te geven richting andere landen dat de EU gecommitteerd is aan de uitvoering van een universele post-2015 agenda.

De prioritaire gebieden, uitgangspunten en randvoorwaarden die in de mededeling worden genoemd komen in grote lijnen overeen met de Nederlandse inzet. In lijn met de Nederlandse visie staan het uitbannen van armoede en het bevorderen van duurzame ontwikkeling centraal. Hiertoe moet de nieuwe duurzame ontwikkelingsagenda groene en inclusieve groei bevorderen, met aandacht voor de allerarmste en meest kwetsbare mensen waarvan een groot deel leeft in zwakke staten of conflictlanden. Ook moet rekening gehouden worden met de urgente uitdagingen op het vlak van milieu en klimaatverandering. Nederland steunt de Commissie in haar visie oog te hebben voor de samenhang tussen de VN-onderhandelingsprocessen over het nieuwe klimaatakkoord en de post-2015 ontwikkelingsagenda, die in de tijd zullen samenvallen (najaar 2015).

Nederland zal bij de nadere uitwerking van de mededeling verder inzetten op de onderstaande punten.

Inhoud: post-2015 (sub-)doelstellingen

De onvoltooide agenda van de Millenniumdoelen (MDG’s), waar het gaat om armoedebestrijding, voedselzekerheid, gezondheid, gendergelijkheid, onderwijs, en water en sanitatie zijn goed uitgewerkt in de mededeling. Dat geldt ook voor thema’s die onvoldoende uitgewerkt waren in de Millenniumdoelen, zoals goed bestuur en mensenrechten, waaronder seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR), gender, vreedzame samenlevingen en rechtsorde, en de aanpak van verschillende vormen van ongelijkheid.Het blijft belangrijk aandacht te hebben voor de genderdimensie bij de inzet op thema's als armoede en ongelijkheid, maar ook bij kwetsbare groepen als vluchtelingen.

Bijzonder positief is een target op SRGR in de mededeling. De thema’s die onder SRGR vallen zijn cruciaal voor mensenrechten en ontwikkeling, maar liggen internationaal vaak gevoelig. Nederland zal inzetten op het gebruik van de ervaringen uit 20 jaar uitvoering van het actieprogramma van de International Conference on Population and Development (ICPD) en pleiten voor een solide plaats van SRGR en gelijke rechten en kansen voor vrouwen in de post-2015 agenda. Positief ten aanzien van dit laatste zijn o.a. de targets op preventie en uitbanning van geweld tegen vrouwen en meisjes, en de noodzaak tot participatie en leiderschap van vrouwen in besluitvormende organen.

De mededeling staat stil bij de multidimensionale benadering van armoede, die voor Nederland een belangrijke vernieuwing is ten opzichte van het MDG-raamwerk. Nederland steunt de mededeling in een overkoepelende aanpak van duurzame ontwikkeling met aandacht voor economische transformatie. Private sector ontwikkeling is een belangrijk instrument voor economische groei en zelfredzaamheid. De nadruk op groene en inclusieve groei en het tegengaan van de groeiende ongelijkheid binnen en tussen landen staat daarbij centraal. Het werk van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) op het terrein van fatsoenlijk werk en sociale bescherming verdient bijzondere aandacht. Nederland zal zich ervoor inzetten dat het nieuwe raamwerk een bestaansminimum voor iedereen biedt.

Nederland onderschrijft de aandacht voor de sociale en economische pijler van duurzame ontwikkeling in de mededeling. Positief is daarnaast concrete aandacht voor de bescherming van het natuurlijk kapitaal en de milieupijler van duurzaamheid, waaronder duurzame productie en consumptie, klimaat, oceanen, biodiversiteit en ecosysteemdiensten. Positief is ook de aandacht voor duurzame plattelandsontwikkeling (voedselzekerheid) en steden. Bij de uitwerking hiervan verdienen duurzame energie (en universele toegang), klimaat-slimme landbouw en duurzaam waterbeheer bijzondere aandacht. Onder de verschillende doelgebieden, waaronder water en sanitatie, vergt een goede verankering van Disaster Risk Reduction (DRR) in de mededeling nadere uitwerking. Nederland zal zich voor deze onderwerpen nadrukkelijk inzetten.

Uitvoering van de post-2015 agenda

Nederland deelt de visie van de Commissie dat een collectieve, universele agenda voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling de verantwoordelijkheid voor het behalen van de resultaten bij alle landen legt. De concrete uitwerking hiervan is, voor zowel de EU als voor de lidstaten afzonderlijk, in de mededeling onderbelicht gebleven. Universaliteit veronderstelt een gedeeld belang en een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering door alle landen: ontwikkelingslanden, opkomende en ontwikkelde landen. Uiteraard kan de manier waarop landen bijdragen aan het bereiken van de doelen per land verschillen, onder meer afhankelijk van hun vermogen en specifieke omstandigheden. Zo zal Nederland bijdragen door via haar beleid van hulp, handel en investeringen armoede tegen te gaan en duurzame ontwikkeling te bevorderen. EU lidstaten, waaronder Nederland, zullen door acties in eigen land meewerken aan de realisering van de doelstellingen, bijvoorbeeld op het vlak van duurzame economische groei, duurzame productie en consumptie, duurzame steden en op gendergelijkheid.

Nederland steunt de visie van de EU op een nieuw mondiaal partnerschap (in opvolging van MDG8) voor de post-2015 ontwikkelingsagenda. Nederland onderschrijft naast het belang van Official Development Assistance (ODA) de inzet van andere financieringsstromen. Positief is de aandacht voor het mobiliseren van nationale (en lokale) geldstromen, het versterken van de binnenlandse belastingcapaciteit, en de samenwerking met en inzet van het bedrijfsleven. Nederland steunt het principe dat ODA kan dienen als hefboom voor andere geldstromen. Mogelijkheden voor innovatieve financieringsvormen voor ontwikkeling hadden in de mededeling verder uitgewerkt kunnen worden. Het belang van ODA voor de allerarmsten en kwetsbare staten en de rol van handel in de uitvoering van de post-2015 agenda hadden explicieter benadrukt kunnen worden.

Door samenwerking tussen overheden op alle niveaus, de private sector, het maatschappelijk middenveld, filantropische organisaties en kennisinstellingen kunnen de uitdagingen van het nieuwe post-2015 raamwerk gezamenlijk aangepakt worden. Concrete uitwerking van dergelijke multi-stakeholder partnerschappen is in de mededeling achterwege gebleven. Positief is de verwijzing in de mededeling naar het Global Partnership for Effective Development Cooperation (GPEDC), waar Nederland als co-voorzitter een leidende positie heeft. Nederland zal zich blijven inzetten voor een relevante rol van het GPEDC in de uitvoering van de post-2015 agenda.

Nederland sluit aan bij de nadruk op beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling. Dit houdt in dat Nederland en andere lidstaten rekening houden met de effecten van o.a. EU- en nationaal beleid op ontwikkelingslanden. Beleidscoherentie in de post-2015 context doet verder een beroep op alle landen om in de uitvoering van eigen beleid coherent en consistent te zijn ten aanzien van de verwezenlijking van de post-2015 duurzame ontwikkelingsdoelen. Op Europees niveau moet de inzet op beleidscoherentie voor duurzame ontwikkeling verder uitgebouwd worden. Positief is dat in dit verband het mondiale handelssysteem, mondiale publieke goederen en het Europees beleid op het terrein van onderzoek en innovatie in de mededeling genoemd zijn.

Monitoring en verantwoording

Voorop staat dat alle landen verantwoording afleggen over voortgang aan de eigen bevolking en de internationale gemeenschap en inzichtelijk maken hoe wordt bijgedragen aan de uitvoering van de nieuwe internationale agenda. Dit impliceert meer aandacht voor manieren waarop de doelen in m.n. nationaal (en lokaal) beleid geïmplementeerd kunnen worden en de functie van overheden en andere spelers hierin. Heldere en meetbare indicatoren zijn hiertoe noodzakelijk. Nederland steunt de opvatting van de Commissie dat ten aanzien van indicatoren en monitoring beschikbare statistische informatie een goed startpunt is, en het verzamelen van nieuwe en betere data een essentieel aandachtspunt is. De beschikbaarheid van vergelijkbare en betrouwbare indicatoren is een belangrijke basis voor het opstellen van beleid, het maken van analyses en het meten van effecten van beleid op de verwezenlijking van de post-2015 duurzame ontwikkelingsdoelstellingen. Nationale statistische bureaus spelen hierbij een belangrijk rol. De mededeling staat beperkt stil bij concrete verantwoordingsmechanismen in een nieuw mondiaal partnerschap. Ook aan monitoring- en evaluatie (M&E) dient meer invulling te worden gegeven. Nederland zal zich hiervoor inzetten.


X Noot
1

Deze doelen werden geformuleerd op basis van de Millennium Verklaring van de Verenigde Naties (2000).

X Noot
2

Conclusies Raad van de Europese Unie, «The Overarching Post-2015 Agenda», 25 juni 2013; Commissie mededeling nr. COM (2013) 92, «Een waardig leven voor iedereen: Armoede uitroeien en de wereld een duurzame toekomst geven», 28 februari 2013.

X Noot
3

Kamerstuk 22.112 / 33.616, FW.

X Noot
4

Kamerstuk 32.605, nr. 125.

Naar boven