21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2860 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 maart 2024

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 8 maart 2024 over de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2841) en over de brief van 7 maart 2024 over het verslag van de Raad Algemene Zaken van 20 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2839).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 maart 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 13 maart 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bromet

Adjunct-griffier van de commissie, Hoedemaker

Inhoudsopgave

blz.

     

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

4

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

5

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

8

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

9

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

14

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

17

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon

18

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda die besproken gaat worden op 19 maart 2024. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden hebben zorgen over de instemming van de Minister in de Raad met de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader, terwijl de Tweede en Eerste Kamer de eerste incidentele suppletoire begroting 2024 nog niet hebben aangenomen. Voornoemde leden zijn van mening dat, ondanks de acute noden in Oekraïne, de Raad de nationale besluitvorming omtrent het aannemen van de eerste incidentele suppletoire begroting had moeten afwachten. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat het vooruitlopen hierop een inbreuk is op het nationale budgetrecht.

1. Antwoord van het kabinet:

Op 1 februari 2024 bereikte de Europese Raad (hierna: ER) een politiek akkoord over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (hierna: MFK)1, inclusief de oprichting van de Oekraïne-faciliteit. Uw Kamer is vooraf geïnformeerd2 over de Nederlandse inzet en achteraf over de uitkomst van de buitengewone ER van 1 februari3, inclusief de gevolgen voor de EU-afdrachten. Nederland heeft tijdens de ER formeel ingestemd met de tussentijdse herziening van het MFK, die aansluit bij de gedeelde Nederlandse inzet en past bij staand beleid van de EU. De daarop volgende (schriftelijke) procedure betreft uitsluitend de technische verwerking in de betreffende verordeningen van het bij de ER bereikte akkoord. De verzending van de Incidentele Suppletoire Begroting4 (hierna: ISB) heeft enkel tot doel het rechtmatig verwerken van de begrotingsmutaties die volgen uit de tussentijdse herziening van het MFK.

Volgens het standaardproces zou uw Kamer de ISB voorafgaand aan de afronding van de technische verwerking in de verordeningen hebben ontvangen. Dat blijft het uitgangspunt en het streven van het kabinet bij totstandkoming van toekomstige wetgeving. In dit specifieke geval bleek het niet haalbaar om de ISB tijdig te agenderen voor bespreking in de Tweede Kamer. Dit proces heb ik u toegelicht middels een Kamerbrief.5 Gezien de acute noden in Oekraïne is gekozen voor een versnelde procedure ter afronding van het akkoord op de tussentijdse herziening van het MFK. Vanwege de uitzonderlijk snelle procedure in Brussel is de situatie ontstaan, dat het besluitvormingsproces in Brussel is afgerond voordat de Tweede en Eerste Kamer de eerste ISB 2024 hebben aangenomen.

Ook vragen de aan het woord zijnde leden of er nu een precedent is geschapen en dat de Raad ook in de toekomst, bij hoge uitzondering, goedkeuring kan geven aan besluitvorming zonder ratificatie van nationale parlementen. Deelt de Minister dat dit uiterst ongewenst en onrechtsstatelijk is en kan de Minister toezeggen dat dit in de toekomst niet meer zal gebeuren?

2. Antwoord van het kabinet:

Het uitgangspunt voor het kabinet blijft dat uw Kamer volgens de gebruikelijke procedures voorafgaand aan besluitvorming in de ER wordt meegenomen in de Nederlandse standpuntbepaling. Volgens het standaardproces zou uw Kamer de Incidentele Suppletoire Begroting (ISB) voorafgaand aan de afronding van de technische verwerking in de verordeningen hebben ontvangen. Dat blijft het uitgangspunt en het streven van het kabinet bij totstandkoming van toekomstige wetgeving. Voor de tussentijdse herziening van het MFK is geen ratificatieprocedure van toepassing.

Tot slot willen de leden van de PVV-fractie graag opheldering over het voornemen van de Europese Commissie om de Europese Raad aan te bevelen dat de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina geopend kunnen worden. Deze leden willen graag weten wat de beweegredenen van de Europese Commissie zijn om halsoverkop tot deze aanbeveling te komen. Op welke termijn verwacht de Minister dat de Raad dit besluit gaat nemen en is zij voornemens om de Kamer hierover van tevoren te informeren?

3. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14 en 15 december 2023 is besloten dat de ER de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen wanneer in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan. De ER verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze rapportage is op dinsdag 12 maart gepubliceerd. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om uw Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GL-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de agenda van de Raad Algemene Zaken op 19 maart 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

Deze leden lezen dat het kabinet een positieve grondhouding heeft ten opzichte van de Europese defensie-strategie en het bijbehorende industrieplan. Gezien de acute noden wat betreft militair materieel en munitie is een gemeenschappelijke, strategische visie op de defensie-industrie noodzakelijk. Deze leden vragen zich echter wel af hoe de doelen echt gerealiseerd zullen worden. De doelstelling om defensiematerieel in grotere mate gezamenlijk in te kopen bestaat al langer onder enkele lidstaten, waaronder ook Nederland, maar lijkt nog niet van de grond te komen. Op welke manier gaat deze strategie ervoor zorgen dat deze doelstellingen wel worden gehaald? Hoe gaat het kabinet zich hiervoor inspannen? Het voorgestelde budget om de strategie te verwezenlijken is 1,5 miljard euro. Is het kabinet van mening dat dit budget toereikend is?

4. Antwoord van het kabinet:

De Russische agressie tegen Oekraïne toont aan dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Het is noodzakelijk en urgent de defensie-gereedheid van lidstaten te versterken en de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Dit vereist versterking van de Europese defensie-industrie.

Het kabinet acht gezamenlijke aanschaf van militaire producten van groot belang. Dit draagt bij aan de interoperabiliteit tussen de samenwerkende krijgsmachten en heeft zo een positief effect op het vermogen gezamenlijk op te treden. Ook worden verdringingseffecten op de markt beperkt waardoor het bijdraagt aan efficiëntere bestedingen van defensiebudgetten. Het kabinet zet zich hier, cf. de motie Dassen (Kamerstuk 36 410 X, nr. 68), actief voor in. Zo heeft het kabinet reeds 130 miljoen euro aan gezamenlijke aanschaf van munitie besteed via het EDA, het Europees Defensieagentschap, en 130 miljoen euro via het door Duitsland geleide inkoopproject. Daar komt dit jaar aanvullend nog 87 miljoen euro bij aan munitie voor Oekraïne via Duitse inkoopprojecten. Ook maakt Nederland, samen met Frankrijk en België, deel uit van het initiatief voor gezamenlijke aankoop van de mijnenbestrijdingscapaciteit (MCM). Verder draagt Nederland 250 miljoen euro bij aan het Tsjechische munitie initiatief om op korte termijn grote aantallen artillerie granaten aan Oekraïne te leveren.

De EU kan een belangrijke rol spelen in het stimuleren van gezamenlijke aanschaf. Lidstaten blijven echter verantwoordelijk voor hun eigen defensiebegroting. In het Europese Defensie-industrie Plan (EDIP) stelt de Commissie voor om de gezamenlijke aanschaf te stimuleren door de European Defence Industry Reinforcement through common Procurement Act (EDIRPA) voort te zetten en de reikwijdte van de wapensystemen die in aanmerking komen voor aanschaf uit te breiden. EDIRPA loopt in 2025 immers af. Daarnaast stelt de Commissie voor European Defence Projects of Common Interest (EDPCI) te identificeren om gezamenlijke capaciteitsontwikkeling te stimuleren. Ook introduceert het voorstel in EDIS (de Europese defensie-industrie Strategie) en EDIP een juridisch raamwerk (Structure for European Armament Programme of «SEAP») om materieelsamenwerking aantrekkelijker te maken voor lidstaten.

Het kabinet stuurt uw Kamer spoedig een BNC-fiche met een meer uitgebreide reactie op de voorstellen in EDIS en EDIP.

De aan het woord zijnde leden lezen in de brief over de implementatie van de aanpassing van het Meerjarig Financieel Kader over de uitzonderlijk snelle procedure die is gevolgd. Deze leden benadrukken de noodzaak van deze snelle procedure gezien de acute noden van Oekraïne en steunen hierbij de inzet van het kabinet. De leden van de GL-PvdA-fractie vragen echter nog steeds af of er met deze herziening voldoende is geïnvesteerd in de strategische autonomie van de EU, waar het Horizon programma een belangrijke rol in speelt. Is de Minister het met deze leden eens dat het ambitieniveau voor strategische autonomie van de EU met het huidige budget voor onderzoek en innovatie te laag ligt voor de geopolitieke uitdagingen waar de EU nu voor staat? Hoe gaat de Minister zich inzetten om dit ambitieniveau naar boven bij te stellen?

5. Antwoord van het kabinet:

De kabinetsinzet bij de tussentijdse herziening van het MFK was er op gericht om deze te beperken tot onvoorziene uitgaven. De vraag welke investeringen in de open strategische autonomie van de Unie nodig zijn, zal terugkomen bij de onderhandelingen over het volgende MFK. De Commissie zal daarvoor naar verwachting in 2025 voorstellen presenteren. In deze fase wil het kabinet niet vooruitlopen op een onderhandelingsinzet. Het kabinet onderschrijft dat de EU voor geopolitieke uitdagingen staat, waarbij investeringen in onderzoek en innovatie, onder meer via het Horizon Europe programma, een sleutelrol spelen in het versterken van de open strategische autonomie van de Unie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Zij hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

Deze leden hebben kennisgenomen van het voorstel van de Europese Commissie om te starten met toetredingsgesprekken met Bosnië en Herzegovina. Deze leden hechten eraan om te benadrukken dat dit – na de eerdere acceptatie van de aanvraag van het kandidaat-lidmaatschap – een kleine stap is van velen én dat hierover alvorens het kabinet een definitief standpunt inneemt met de Tweede Kamer van gedachten moet zijn gewisseld. Deze leden vragen het kabinet op welke punten Bosnië en Herzegovina overtuigend op merites is beoordeeld om voortgang te boeken en waar niet, en anderzijds welke geopolitieke argumenten hebben gespeeld bij de afweging van de Europese Commissie.

6. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14 en 15 december 2023 is besloten dat de ER de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen wanneer in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan. De ER verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze rapportage is op dinsdag 12 maart gepubliceerd. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om uw Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

De aan het woord zijnde leden begrijpen het belang van zeer stapsgewijze voortgang in het langdurige toetredingsproces ten aanzien van het voorkomen van buiten-Europese, geopolitieke beïnvloeding door bijvoorbeeld Rusland en China, maar wijzen er andermaal op dat het lid worden van de Europese Unie aan de meest hoge eisen op het gebied van rechtsstaat, democratie en (financiële) stabiliteit dient te voldoen. Kan de regering een overzicht geven van het krachtenveld in de Raad ten opzichte van het advies van de Europese Commissie om deze nieuwe stap te zetten? Kan de regering in algemene zin een reflectie geven op welke landen net als Nederland bij uitbreidingsdiscussies sterk hechten aan beoordeling op basis van merites en voor welke landen de nadruk ligt op geopolitieke argumenten? De leden van de VVD fractie laten bij iedere beoordeling over volgende stappen bij uitbreiding van welk land dan ook hoofdzakelijk hun oordeel vormen over voortgang op merites Heeft de regering er vertrouwen in dat dit binnen de Europese Raad van zwaarwegend belang zal blijven bij uitbreidingsdiscussies?

7. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 21 en 22 december 20236 vroeg een overgrote meerderheid van lidstaten om het zetten van een stap ten aanzien van Bosnië en Herzegovina. De Minister-President heeft er destijds op gewezen dat het toetredingsproces gebaseerd dient te blijven op merites en dat alleen als er significante voortgang is geboekt, de onderhandelingen met Bosnië en Herzegovina kunnen worden gestart. De ER verzocht de Commissie om uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. In de huidige EU-uitbreidingsmethodologie, die in 2020 is herzien, staan merites, conditionaliteit en omkeerbaarheid centraal. Conform deze methodologie, waarbij de Kopenhagen criteria en overname van het EU acquis leidend zijn, blijft de inzet van het kabinet om het proces te baseren op eigen merites.

De voornoemde leden spreken hun concrete zorgen uit over de opstelling van de leider van de Republika SRPSKA aangaande de basisfundamenten van de democratische rechtsstaat. Deze leden constateren dat Dodik eerder afstand neemt van de Europese waarden, dan dat hij deze omarmt. Daarnaast zoekt hij juist toenadering tot agressor Rusland. Voor deze leden is het een principiële zaak dat héél Bosnië en Herzegovina – dus ook Republika SRPSKA – achter de Europese waarden van rechtsstaat, democratie en stabiliteit staat. Kan de regering een reflectie geven op de opstelling van Dodik?

8. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft zorgen over de opstelling van de heer Dodik. Zijn ondermijning van de staatsinstellingen in Bosnië en Herzegovina en banden met de Russische Federatie dragen niet bij aan het hervormingsproces. De EU spreekt dhr. Dodik daar ook consequent op aan. De inzet van het kabinet is erop gericht om de hervormingsgezinde krachten in Bosnië en Herzegovina te steunen.

In de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken vernemen de leden van de VVD-fractie dat tijdens de informele RAZ van 29–30 april uitgebreider zal worden stilgestaan bij het zogenaamde thema «pre-enlargement reforms en policy reviews». De aangenomen motie van het lid Van Campen c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1999) verzocht de regering om de Nederlandse prioriteiten voor toekomstige hervormingen in kaart te brengen. Deze leden denken hierbij aan de thema’s geopolitiek, geo-economie, migratie, asiel en klimaat. Voor een zorgvuldige parlementaire betrokkenheid bij de Nederlandse inzet hiertoe zijn deze leden voornemens hierover al bij het komende debat over de Europese Raad inbreng te leveren. Kan de Minister op zijn minst al een toelichting geven op de contouren van de Nederlandse inzet hierbij, op een wijze waarmee recht wordt gedaan aan de verschillende onderdelen in de aangenomen Kamermotie?

9. Antwoord van het kabinet:

De publicatie van de «pre-enlargement reforms and policy reviews» mededeling van de Commissie is uitgesteld en wordt nu verwacht op 20 maart a.s. Naar verwachting zal de informele RAZ van 29–30 april uitgebreider stilstaan bij de toekomst van de EU en de vraag hoe de EU zich zal voorbereiden op uitbreiding. Ook dan wordt overigens verwacht dat de besprekingen vooral verkennend van aard zijn.

Wat het kabinet betreft zal het voorbereidende werk zich moeten richten op het voorkomen dat uitbreiding de EU en haar handelingsvermogen verzwakt. De EU moet een sterke en legitieme actor blijven, waarin de rechtsstaat en grondrechten worden gerespecteerd en met goed-functionerende instellingen, die effectief kan handelen om zo ambities waar te maken. Dit vergt verdieping op de volgende zes met elkaar samenhangende aspecten: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten; (2) geopolitiek en veiligheid; (3) financiën; (4) interne markt; (5) migratie; (6) institutionele architectuur. De institutionele architectuur volgt daarbij de inhoudelijke koers. Onder geopolitiek en veiligheid valt o.a. ook de economische veiligheid van de Unie. Klimaat is verweven met bijvoorbeeld de Nederlandse inzet voor de interne markt, aangezien uitbreiding van de Unie kansen biedt voor een verdere verspreiding van het Europese ambitieniveau en standaarden als het gaat om duurzaamheid. Tegelijk worden naast de kansen ook de uitdagingen erkend die uitbreiding met zich meebrengt.

Uw Kamer zal in de geannoteerde agenda voor de informele RAZ van 29–30 april uitgebreid worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor bovengenoemde thema’s, in overeenstemming met de motie Van Campen c.s.7 Mede omdat dan de voornoemde mededeling van de Commissie beschikbaar is en er dan naar verwachting een duidelijker beeld bestaat hoe het verdere traject eruit komt te zien richting de ER van juni 2024.

Waartoe dienen de in de zomer van 2024 aan te nemen conclusies over een routekaart in dit verband te leiden en welk realistisch tijdpad ziet de Minister voor hervormingen van de Europese Unie? Denkt de Minister dat 2030 hierbij een realistisch jaartal is?

10. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14–15 december 2023 is afgesproken dat de ER in de zomer van 2024 een routekaart zal opstellen om het voorbereidende werk te structureren. De ER concludeerde dat dit voorbereidende werk parallel zal plaatsvinden aan het toetredingstraject. Het is geen extra voorwaarde voor toetreding van kandidaat-lidstaten. Nederland zet in op een procedurele routekaart die aangeeft dat uitbreiding een weerslag heeft op achtereenvolgens EU beleid, het EU budget en de institutionele architectuur. Voor het kabinet blijft uitbreiding van de Unie een proces gebaseerd op merites. Zowel aan het uitbreidingsproces als aan de voorbereiding van de EU op uitbreiding dient geen jaartal te worden verbonden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

Deze leden merken op dat de structurele rentelasten van de leningen (33 miljard euro) aan Oekraïne tot 2027 uit de niet-terugbetaalbare steun binnen de Oekraïne-faciliteit worden bekostigd. Er is nog geen duidelijkheid hoe de EU deze structurele lasten wil dekken vanaf 2027. De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister kan aangeven hoe Nederland deze verplichtingen wil dekken vanaf 2027 in relatie tot onderhandelingen voor het volgende Meerjarig Financieel Kader.

11. Antwoord van het kabinet:

De rentebetalingen worden voor de periode 2024–2027 vergoed uit de 17 miljard euro aan niet-terugbetaalbare steun binnen de Oekraïne-faciliteit8. Dit loopt via de EU-afdrachten van de lidstaten. Eventuele vergoeding van de rentekosten voor de periode vanaf 2028 zal deel uitmaken van de onderhandelingen over het volgende MFK. De vraag hoe dit wordt gefinancierd moet te zijner tijd worden afgewogen als onderdeel van de inzet voor het volgende MFK.

De voornoemde leden vragen of de Minister besluitvorming over het openen van toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina verwacht tijdens de Europese Raad van 21 en 22 maart. Zo ja, kan de Minister het voortgangsverslag van de Europese Commissie, voorzien van een kabinetsappreciatie, nog voor het plenaire debat over de Europese Raad aan de Kamer toesturen?

12. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14 en 15 december 2024 is besloten dat de ER de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen wanneer in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan. De ER verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze rapportage is op dinsdag 12 maart gepubliceerd. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om de Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Europese Raad van 21 en 22 maart aanstaande. De leden zijn op de hoogte van de voornemens van de Raad Algemene Zaken om mogelijk stil te staan bij de European Defensie Industrial Strategy (EDIS) ter voorbereiding op de ER. De leden constateren dat de Minister over het algemeen een positieve houding inneemt ten aanzien van de gepubliceerde strategie en het bijbehorende plan.

Uit de geannoteerde agenda voor de RAZ kunnen de leden nog geen concrete inzet opmaken van het kabinet met betrekking tot de EDIS. Vooruitlopend op de gebruikelijke BNC-procedure vragen de leden daarom een nadere toelichting van de zijde van de Minister met betrekking tot verschillende punten uit deze strategie. In de eerste plaats stellen deze leden vast dat de EDIS voorstelt dat EU-lidstaten zich tegen 2030 committeren aan het gezamenlijk aanschaffen van minstens 40% van het defensiemateriaal, het besteden van minstens de helft van hun defensieaankoopbudget aan in Europa geproduceerde goederen, en het onderling verhandelen van minstens 35% van de defensiegoederen tussen EU-landen in plaats van met niet-EU-landen. Is de Minister het eens met deze doelen en deelt zij de mening van de leden dat Nederland bereid moet zijn om hierin het voortouw te nemen ter verwezenlijking ervan?Bovenkant formulier Ten tweede stelt de EDIS voor om een deel van de winst uit bevroren Russische assets aan te wenden ter financiering van wapenaankopen ten behoeve van Oekraïne. Steunt de Minister deze aanbevelingen, vragen deze leden zich af. Zo ja, hoe zal zij hier zo snel mogelijk concrete opvolging aan geven?

Tot slot lezen de leden van de D66-fractie dat de EDIS diverse plannen voorstelt ter bevordering van de Europese defensiesamenwerking, zoals het oprichten van een Defence Industrial Readiness Board, SEAP (een juridisch kader ter bevordering van defensiesamenwerking tussen EU-lidstaten), en een European Military Sales Mechanism om EU-materiaal meer beschikbaar te stellen. De leden beschouwen deze voorstellen als een positieve ontwikkeling voor de veiligheid van Europa en vragen of de Minister bereid is deze initiatieven te steunen en Nederland hierin een leidende rol te laten vervullen.

13. Antwoord van het kabinet:

Zie voor de algemene opstelling van het kabinet met betrekking tot EDIP ook het antwoord op vraag 4. De Russische agressie tegen Oekraïne toont aan dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Het is noodzakelijk en urgent de defensie-gereedheid van lidstaten te versterken en de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Dit vereist versterking van de Europese defensie-industrie. EDIS en EDIP vormen welkome initiatieven om dit doel te bereiken. Meer investeringen in Europese defensieproducten dragen bij aan de versterking van de Europese defensie-industrie. Het kabinet onderzoekt de voorstellen, inclusief de streefpercentages, nu in detail en informeert uw Kamer spoedig middels een BNC-fiche over de kabinetsappreciatie.

Daarnaast spant het kabinet zich ervoor in de (opbrengst van) Russische tegoeden zo spoedig mogelijk in te zetten voor Oekraïne. Daarvoor geldt dat allereerst juridische randvoorwaarden geschept moeten worden om dit mogelijk te maken. Die randvoorwaarden worden besproken in EU-verband en met G7-partners zoals de VS en het VK. Het kabinet werkt met al deze partners samen om snel tot vervolgstappen te komen.

Het kabinet werkt momenteel aan een reactie op de voorstellen over EDIS en EDIP, waaronder het oprichten van een Defence Industrial Readiness Board, SEAP en een European Military Sales Mechanism, waar het kabinet in algemene zin positief tegenover staat. De kabinetsreactie op de voorstellen wordt spoedig door middel van een BNC-fiche met uw Kamer gedeeld.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de aankondiging betreffende de geplande discussies over de Toekomst van de EU tijdens de lunch. Hoewel de precieze invulling van deze bijeenkomst nog niet bekend is, begrijpen de leden dat de mededeling over «pre-enlargement reforms en policy reviews» van de Europese Commissie ter sprake kan komen. De leden zijn ervan overtuigd dat uitbreiding van de EU noodzakelijk is om onze veiligheid en democratische stabiliteit te garanderen. Zij vragen of de Minister deze mening deelt.

14. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 9 is de publicatie van de «pre-enlargement reforms and policy reviews» mededeling van de Commissie uitgesteld. Deze wordt nu verwacht op 20 maart a.s. Naar verwachting zal de informele RAZ van 29–30 april uitgebreider stilstaan bij de toekomst van de EU en de vraag hoe de EU zich zal voorbereiden op uitbreiding. Ook dan wordt overigens verwacht dat de besprekingen vooral verkennend van aard zijn. Het kabinet onderkent de geopolitieke relevantie van toekomstige uitbreiding, en zet zich ervoor in dat het EU-toetredingsproces bijdraagt aan vrede, veiligheid en stabiliteit in Europa en aan bevordering van mensenrechten, democratisering en (internationale) rechtsorde. Een uitgebreide Unie met een goed werkende interne markt en stabiele en veilige grenzen kan ook zorgen voor grotere invloed van de EU in de wereld. Toekomstige uitbreiding moet de EU en haar handelingsvermogen niet verzwakken. De EU moet een sterke en legitieme actor blijven, waarin de rechtsstaat en grondrechten worden gerespecteerd en met goed-functionerende instellingen, die effectief kan handelen om zo ambities waar te maken. Uw Kamer zal in de geannoteerde agenda voor de informele RAZ van 29–30 april uitgebreider worden geïnformeerd over de Nederlandse inzet.

Voornoemde leden benadrukken de toenemende noodzaak om het bestuur van de Europese Unie te hervormen in het licht van mogelijke uitbreidingen. Bij de toetreding van landen zoals Oekraïne, dienen bijvoorbeeld cruciale aspecten zoals stemverhoudingen en budgetregelingen zorgvuldig te worden geregeld. De aan het woord zijnde leden benadrukken dat bij een groei van de EU haar instellingen effectief moeten blijven functioneren. De voornoemde leden zijn van mening dat uitbreiding en hervorming van de EU twee kanten van dezelfde medaille zijn en dat deze ontwikkelingen hand in hand moeten gaan. Zij vinden dan ook dat er bij de huidige discussie over de werkwijze van de Europese Unie al rekening moet worden gehouden met een toekomstige uitbreiding. In hoeverre deelt de Minister deze opvattingen? Kan de Minister op hoofdlijnen uiteenzetten wat de inbreng van Nederland zal zijn in de Raad met betrekking tot de uitbreiding van de EU en de bijbehorende institutionele hervormingen?

15. Antwoord van het kabinet:

De ER van 14–15 december 2023 concludeerde dat de EU zich parallel aan het uitbreidingsproces intern zal voorbereiden. Daarbij zal de EU in kaart moeten brengen hoe uitbreiding gevolgen heeft voor het beleid, budget en hoe het handelingsvermogen van de EU kan worden gewaarborgd. Goed functionerende instellingen en effectieve en legitieme besluitvorming zijn daarvoor belangrijk. Uitbreiding zal een weerslag hebben op de institutionele architectuur van de Unie. De samenstelling van instellingen zal wijzigen. Ook heeft uitbreiding mogelijk gevolgen voor besluitvorming. Bepaalde wensen op beleidsmatig en budgettair terrein kunnen te zijner tijd ook aanleiding zijn om de institutionele architectuur aan te passen. Zo is de wens voor een effectief EU buitenlandbeleid aanleiding voor het kabinet om te pleiten voor de invoering van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op onderdelen van het GBVB. Als alle wensen in kaart zijn gebracht kan in samenhang worden bezien welke hervormingen nodig zijn om het handelingsvermogen van een uitgebreide Unie te garanderen om deze ambities waar te maken.

Tot slot, gezien de verwachte uitspraak van de Raad van Algemene Zaken over dit onderwerp op de Raad Algemene Zaken van 29 en 30 april, vragen de leden naar de verwachtingen en standpunten van de Minister. Kan de Minister hier duidelijkheid over verschaffen?

16. Antwoord van het kabinet:

Naar verwachting zal de informele RAZ van 29–30 april uitgebreider stilstaan bij de toekomst van de EU en de vraag hoe de EU zich zal voorbereiden op uitbreiding. Op 20 maart a.s wordt de «pre-enlargement reforms and policy reviews» mededeling van de Commissie verwacht. Ook dan wordt overigens verwacht dat de besprekingen vooral verkennend van aard zijn. Omdat dit een informele RAZ betreft zullen er geen conclusies worden aangenomen. Uw Kamer zal in de geannoteerde agenda voor deze bijeenkomst de nadere Nederlandse inzet toegaan, in overeenstemming met de motie Van Campen c.s.9

De leden van de D66-fractie lezen dat tijdens de aanstaande Raad Algemene Zaken opnieuw de stand van zaken wordt besproken met betrekking tot de Artikel 7-procedure jegens Polen. Deze leden steunen net als het kabinet de ambities en voornemens van Polen om de rechtsstaat te herstellen, en kijken uit naar de beoordeling van het Actieplan door de Commissie. Eerder werd de motie-Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2766) ingediend om het bevroren geld van Polen vrij te geven zodra stappen gezet worden om de rechtsstaat te herstellen. Deze leden zijn blij om te zien dat het kabinet die inzet deelt. In het licht van recente ontwikkelingen hebben de leden een aantal vragen. Is het de Minister bekend hoe Polen momenteel staat ten opzichte van de Artikel 7-procedure tegen Hongarije? Heeft de nieuwe Poolse regering hier verandering in gebracht?

17. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet houdt het Europese krachtenveld inzake de Artikel 7-procedure tegen Hongarije nauwlettend in de gaten. Het is nog niet gebleken dat de politieke ontwikkelingen in Polen hebben geleid tot een significante verschuiving van het krachtenveld in relatie tot de Artikel 7-procedure tegen Hongarije. De vereiste viervijfde meerderheid om als Raad te constateren dat er ten aanzien van Hongarije een duidelijk gevaar bestaat voor ernstige schending van de waarden van de EU (artikel 7(1) VEU) is nog niet in zicht. Mochten wijzigingen in het krachtenveld aanleiding geven om te veronderstellen dat het nemen van een volgende stap in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou kunnen komen, dan wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.

Verder lijkt Polen nu terug te keren naar het juiste pad en actief te werken aan het herstellen van de rechtsstaat. Wat zijn de mogelijke stappen om een Artikel 7-procedure ongedaan te maken? Moet die altijd in stemming gebracht worden, of kan die door de Commissie worden ingetrokken wanneer het geconstateerde gebrek hersteld is? Het zou in de ogen van de leden van de leden van de D66-fractie het instrument meer kracht geven als het ook weer ingetrokken wordt op het moment dat stappen in de juiste richting gezet zijn. Hierop willen zij graag een reactie van de Minister.

18. Antwoord van het kabinet:

De procedure beschreven in Artikel 7(1) VEU kan inderdaad formeel worden beëindigd als de Commissie haar met redenen omkleed voorstel, waarmee de Artikel 7-procedure tegen Polen in 2017 in gang is gezet, intrekt. Dit vergt geen stemming van de Raad. Als Polen het herstel van de rechtsstaat doorzet, wordt het beëindigen van de Artikel 7-procedure voor het kabinet bespreekbaar. Daarbij is het wel van belang dat de resterende zorgpunten, zoals de problematiek rondom de Poolse Raad voor de Rechtspraak, effectief en duurzaam worden geadresseerd. In dit licht kijkt het kabinet uit naar de Commissiebeoordeling van het door Polen op 18 februari jl. gepresenteerde Actieplan, waarin een aantal concrete hervormingen wordt aangekondigd om tegemoet te komen aan de zorgen die ten grondslag liggen van de Artikel 7-procedure.

Tot slot lezen deze leden met interesse de reflecties met betrekking tot de MFK-rechtsstaatverordening. De aan het woord zijnde leden maken uit het rapport van de Europese Rekenkamer op dat die van mening is dat het instrument te beperkt gebruikt is. De Europese Commissie heeft het alleen willen inzetten wanneer het ging om het beschermen van de Europese financiën, terwijl het instrument juist in het leven is geroepen als instrument om de Europese rechtsstaat te beschermen. Hoe kijkt de Minister aan tegen deze constatering? Deelt zij de mening dat de Europese Commissie te terughoudend is geweest met de inzet van dit instrument? Hoe verklaart zij deze beperkte inzet door de Europese Commissie? Welke rol heeft de Europese Raad daarbij gespeeld in de afgelopen drie jaar? Is de Minister bereid om – al dan niet in samenspraak met andere lidstaten – de Europese Commissie te vragen haar gebruik van de MFK-rechtsstaatverordening te herzien met het oog op een bredere toepassing ter bescherming van de rechtsstaat en hier ook de richtsnoeren over toepassing van de MFK-rechtsstaatverordening op aan te passen?

19. Antwoord van het kabinet:

De MFK-rechtsstaatverordening is een instrument dat de EU de mogelijkheid geeft om Europese subsidies stop te zetten wanneer schendingen van de beginselen van de rechtsstaat in een lidstaat voldoende rechtstreekse gevolgen hebben of dreigen te hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. De inzet van het kabinet is erop gericht dat de MFK-rechtsstaatverordening zo volledig mogelijk wordt benut. Het kabinet plaatst daarbij wel de kanttekening dat de inzet van de MFK-rechtsstaatverordening beperkt is tot schendingen van de beginselen van de rechtsstaat die het financieel beheer of de bescherming van de financiële belangen van de Unie serieus dreigen aan te tasten. Handhaving van rechtsstatelijkheid in de Unie in den brede is daarmee geen direct doel van de MFK-rechtsstaatverordening. Daarmee zou overlapping met de Artikel 7-procedure ontstaan en dit is juridisch niet toegestaan.10 De Commissie heeft alleen in het geval van Hongarije aangetoond dat de schendingen van de beginselen van de rechtsstaat voldoende rechtstreekse gevolgen hebben of dreigen te hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. Daarop presenteerde de Commissie een voorstel voor een uitvoeringsbesluit van de Raad met maatregelen tegen Hongarije.11 De Raad besloot vervolgens op 15 december jl. tot het opleggen van maatregelen, waarmee circa 6,3 miljard van de EU-fondsen voor Hongarije werden opgeschort.12 Met dit besluit is aangetoond dat de MFK-rechtsstaatsverordening door de Commissie serieus is ingezet en werkt. Het kabinet blijft nadenken over de vraag hoe de effectiviteit van het bestaande (rechtsstaat)instrumentarium, inclusief de MFK-rechtsstaatsverordening, kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld.

Tot slot hebben de voornoemde leden nog een vraag over de door het Europees Parlement aangespannen rechtszaak tegen de Europese Commissie. Hoe duidt de Minister die rechtszaak? Is zij bereid om het EP te steunen in deze zaak? Zo niet, waarom niet? Steunt zij wel de positie van het Europees Parlement?

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is op de hoogte van het voornemen van het Europees Parlement om een beroep in te dienen tegen de Commissie over de vrijgave van de op grond van de Gemeenschappelijke Bepalingen Verordening (Common Provisions Regulation, hierna: CPR) 10,2 miljard euro aan Cohesiemiddelen aan Hongarije.13 Het kabinet zal het beroep van het Europees Parlement te zijner tijd zorgvuldig bestuderen en kan hier niet op vooruitlopen. In algemene zin heeft het kabinet er vertrouwen in dat de Commissie zorgvuldig heeft getoetst of de door Hongarije genomen maatregelen voldeden aan de horizontale randvoorwaarde met betrekking tot het Handvest van de Grondrechten. Voor meer informatie over de inzet van de CPR tegen Hongarije, de Commissie-beoordeling en de beoordelingstermijn verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 13 juni 2023, het verslag van het schriftelijk overleg van de Raad Algemene Zaken van 12 december 2023 en het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 7 en 8 december 2023.14

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 maart 2024. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De Europese Commissie stuurde onlangs een strategie voor de versterking van de Europese defensie-industrie, met daaraan gekoppeld een voorgesteld fonds van 1,5 miljard euro. Deze leden zijn daar kritisch over. De aan het woord zijnde leden willen op Europees niveau dat lidstaten goed met elkaar samenwerken, maar daar hoeft wat deze leden betreft geen Europees fonds aan gekoppeld te worden. Er leeft bij deze leden de angst dat de EU zich steeds meer aan het richten is op een Europese begroting voor defensie naar Frans model, met daaraan onlosmakelijk een Europees leger en een Eurocommissaris die zich daarmee bezighoudt.

De voornoemde leden zien dat lidstaat Frankrijk binnen de EU de grootste producent van wapens is. Zij vragen dan ook of een Europees plan voor méér gezamenlijke inkoop (40 procent) en méér inkoop bij Europese bedrijven (50 procent) niet simpelweg leidt tot méér inkoop bij Franse wapenbedrijven. Hoe ziet de Minister dit? Of ziet de Minister dit juist als een aanleiding om eindelijk werk te gaan maken van meer, eigen wapenproductie in Nederland zelf, wat goed is voor onze werkgelegenheid en ons vestigingsklimaat? Zou méér aankopen (50 procent) onder NAVO-bondgenoten niet een optimalere uitgangspositie moeten zijn die nieuwe energie en vertrouwen in het NAVO-bondgenootschap zou kunnen blazen?

21. Antwoord van het kabinet:

De Russische agressie tegen Oekraïne toont aan dat Europa meer verantwoordelijkheid moet nemen voor de eigen veiligheid. Het is noodzakelijk en urgent om de defensiegereedheid van lidstaten te versterken en de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Dit vereist een versterking van de Europese defensie-industrie. Daarom is het belangrijk om meer gezamenlijk aan te schaffen en om meer te investeren in de Europese defensie-industrie, zowel op nationaal als op Europees niveau. De Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische industriële basis (NLDTIB) kan een wezenlijke bijdrage leveren aan een versterkte Europese defensie-industrie. Het Ministerie van Defensie en het Ministerie van EZK zoeken actief naar mogelijkheden om de Nederlandse defensie-industrie te betrekken, onder meer door licentieproductie in Europa, consortiumvorming en afspraken m.b.t. industriële participatie. Het kabinet zet zich ervoor in dat Europese investeringen in gezamenlijke aanschaf en productiecapaciteit ook de NLDTIB ten goede komen. Dat laat onverlet dat het Nederland en andere EU-lidstaten geheel vrij staat om materieel buiten de EU te verwerven. Daarnaast blijft materieelsamenwerking met niet-geassocieerde partnerlanden van belang, zoals NAVO-bondgenoten die geen EU-lidstaat zijn. Het kabinet blijft zich daarnaast inzetten voor meer gezamenlijke aanschaf van defensiematerieel, zoals de gezamenlijke aanschaf van de mijnenbestrijdingscapaciteit (MCM) met België en Frankrijk.

Het kabinet werkt momenteel aan een reactie op de voorstellen in EDIS en EDIP. Deze wordt spoedig door middel van een BNC-fiche met uw Kamer gedeeld. Hierin komen de weging omtrent subsidiariteit, de vraag of het aan de EU is om dit probleem aan te pakken, en proportionaliteit expliciet aan bod.

De aan het woord zijnde leden hebben enkele vragen en opmerkingen over Bosnië en Herzegovina. Deze leden vinden het nog een «brug te ver» om Bosnië en Herzegovina in een versneld tempo toe te laten treden tot de Europese Unie, des te meer om te voorkomen dat er verwachtingen worden geschapen die men later niet na zou kunnen komen, zoals bij de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Dit land zit nog altijd in de wachtruimte, zonder enig perspectief op toetreding. Dat is voor zowel het kandidaat-lidstaat als de EU geen goed vooruitzicht. De EU moet daarom eerst goed gaan nadenken over het absorptievermogen van de EU op dit moment. Is de Minister het daarmee eens? En wat voor appreciatie geeft de Minister over het punt dat de Europese Raad over toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zou willen spreken?

22. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is tegen versnelde toetreding van kandidaat-lidstaten. Toetreding is op dit moment voor geen van de kandidaat-lidstaten aan de orde. Het kabinet blijft inzetten op een toetredingsproces gebaseerd op merites. De ER concludeerde op 14–15 december 2023 dat de EU zich parallel aan het toetredingstraject zal voorbereiden op uitbreiding. Dit voorbereidende werk aan de kant van de EU is geen voorwaarde voor toetreding van kandidaat lidstaten.

Tijdens de ER van 14–15 december 2023 is besloten dat de ER de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen wanneer in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan. De ER verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze rapportage is op dinsdag 12 maart gepubliceerd. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om de Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

In de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2023 en het groeiplan voor de Westelijke Balkan (Kamerstuk 23 987, nr. 395) staat over Bosnië en Herzegovina dat er slechts beperkte voortgang is geboekt op het grootste gedeelte van de 14 prioriteiten en achteruitgang op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. Hoe rijmen deze harde analyses met het nieuws van 12 maart 2024 dat de Europese Commissie met Bosnië en Herzegovina gesprekken over EU-lidmaatschap wil starten? Is de Minister het met de leden van de BBB-fractie eens dat de Europese Commissie hiermee echt haar mandaat voorbijgaat? En is de Minister bereid om de Europese Commissie op het matje te roepen vanwege dit beleid? Zo nee, waarom niet?

23. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14–15 december 2023 is besloten dat de Europese Raad de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen zodra in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan, en verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de vooruitgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze tussenrapportage is op dinsdag 12 maart jl. gepubliceerd. De Europese Commissie geeft met dit rapport gehoor aan de conclusies van de ER uit december 2023. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om de Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

Tot slot vragen de voornoemde leden wat het verdere traject is voor de hervormings- en groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan. Heeft de Kamer nog verdere invloed op de invulling en controle van deze faciliteit?

24. Antwoord van het kabinet:

Vorige week heeft de Raad een voorlopige positie bepaald ten aanzien van de Westelijke Balkanfaciliteit. Tijdens de onderhandelingen binnen de Raad heeft het kabinet de uitgangspunten gehanteerd zoals die beschreven zijn in de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2023.15 Zoals met de Kamer gedeeld16 is het voorstel in de onderhandelingen binnen de Raad goeddeels in lijn gebracht met de kabinetsinzet. Zo zijn de conditionaliteiten op het gebied van de rechtsstaat goed verankerd en is de rol van lidstaten vergroot. Het is nu aan het Europees Parlement om een positie over het voorstel te bepalen, waarna het voorstel de triloogfase ingaat.

Naast de betrokkenheid van de Raad bij de goedkeuring en de beoordeling van de Herstelagenda’s is in het huidige voorstel voorzien dat de Raad en het Europees Parlement op verschillende momenten door de Commissie geïnformeerd worden. Er is opgenomen dat de Commissie jaarlijks verslag uitbrengt over de voortgang in de realisatie van de doelstellingen van de faciliteit en verslag uitbrengt over de gedane uitbetalingen onder de faciliteit. Ook is een evaluatie voorzien na afloop van de faciliteit, na 2027. De Commissie zal de bevindingen en conclusies hiervan en haar opmerkingen aan het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten sturen. Deze evaluatie kan op verzoek van de lidstaten worden besproken. Het kabinet zal de Kamer op de hoogte houden over de uitvoering van de Faciliteit.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Raad Algemene Zaken gelezen en hebben de volgende opmerkingen en vragen.

Deze leden zijn benieuwd naar het pakket over de EU-hervormingen die bij uitbreiding nodig zijn. Helaas is de communicatie daarvan tot twee keer toe uitgesteld. De voorgenoemde leden zijn benieuwd of het kabinet al zicht heeft op wanneer deze ons zullen toekomen? Voorgenoemde leden vragen ook of het kabinet deze voorstellen kan appreciëren en daarbij ook de knelpunten bij uitbreiding kan toelichten. Met andere woorden vragen de leden van de SGP-fractie zich af of dit een middel is waarmee uitbreiding mogelijk wordt, of is dit iets wat uitbreidingen net haalbaar en werkbaar maakt of bestaan er alsnog institutionele uitdagingen bij uitbreiding en het pakket van hervormingen?

25. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 9 is de publicatie van de «pre-enlargement reforms and policy reviews» mededeling van de Commissie uitgesteld. Deze wordt nu verwacht op 20 maart a.s. De kabinetsappreciatie van deze mededeling zal uw Kamer via de reguliere informatieafspraken doen toekomen. In lijn met de conclusies van de ER van 14–15 december 2023 ziet het kabinet uitbreiding en interne hervormingen als twee parallelle trajecten.

Deze leden vragen hoe de Minister het Europese speelveld voor zich ziet inzake verdragswijziging. Zijn veel landen hiertoe bereid en is er eensgezindheid over welke wijzigingen?

26. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft geen aanwijzing dat het krachtenveld gewijzigd is ten opzichte van de bespreking in de RAZ van oktober 2023.17 Een meerderheid van lidstaten vindt een discussie over verdragswijziging op dit moment prematuur.

De aan het woord zijnde leden lazen het statement over Israël en Palestijnse gebieden van 26 EU-Ministers. Ze zijn daarbij verbaasd over de vraag om geen militaire actie te ondernemen in Rafah die mogelijk de humanitaire situatie daar verslechterd. De voorgenoemde leden zijn van mening dat een offensief mag plaatsvinden met naleving van het internationaal oorlogsrecht. Daarbij moet hulp worden doorgelaten na mogelijke inspecties en dient het geweld zelf proportioneel en onderscheidend te zijn. Dat omwille van de algemene humanitaire situatie van een offensief moet worden afgezien is een ander standpunt. Kan de Minister dat standpunt toelichten?

27. Antwoord van het kabinet:

De situatie in Rafah is zeer zorgwekkend. Het is moeilijk te zien hoe grootscheeps militair optreden in een klein gebied met zoveel mensen niet zal leiden tot vele nieuwe burgerslachtoffers en een nog grotere humanitaire catastrofe. Het kabinet vindt dat niet te rechtvaardigen. Nederland en een groot aantal andere landen, waaronder ook de VS, roepen Israël daarom op onder de huidige omstandigheden af te zien van een grondoffensief in Rafah.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 19 maart en hebben daarover enkele vragen.

Allereerst vragen de leden zich in het kader van de EU-toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië af hoe het kabinet aankijkt tegen het besluit van de Europese Commissie om het opstellen van het onderhandelingsraamwerk uit te stellen. Zij vragen zich af welke boodschap het kabinet uit in dit kader in de richting van de Commissie. Dringt het kabinet er bijvoorbeeld om uitstel te voorkomen?

28. Antwoord van het kabinet:

De Commissie heeft op 12 maart jl. de concept onderhandelingsraamwerken voor de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië gepresenteerd. Naar verwachting zullen vanaf april de onderhandelingen over de concept onderhandelingsraamwerken in de relevante raadswerkgroep aanvangen.

Ook vragen de aan het woord zijnde leden welke ontwikkelingen ten aanzien van het openen van de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina plaatsvinden. Verwacht de Minister besluitvorming over het openen van toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina tijdens de Europese Raad van 21–22 maart? Zo ja, kan de Minister het voortgangsverslag van de Europese Commissie voorzien van een kabinetsappreciatie, nog voor het plenaire debat over de Europese Raad, en aan de Kamer toesturen?

29. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de ER van 14–15 december 2023 is besloten dat de ER de toetredingsonderhandelingen met Bosnië en Herzegovina zal openen wanneer in de nodige mate aan de lidmaatschapscriteria is voldaan. De ER verzocht de Commissie uiterlijk in maart 2024 aan de Raad verslag uit te brengen over de voortgang, met het oog op het nemen van een besluit. Deze rapportage is op dinsdag 12 maart jl. gepubliceerd. Het kabinet bestudeert het rapport momenteel en is voornemens om de Kamer voorafgaand aan het plenair debat over de ER van 21 en 22 maart een kabinetsappreciatie toe te sturen.

Verder vragen de voornoemde leden in het kader van de mogelijke toetreding van meerdere landen tot de EU hoe het speelveld in de Raad eruitziet met betrekking tot de noodzaak tot hervormingen. Kan de Minister daarop reflecteren? Op welke terreinen ziet de Minister de noodzaak om te hervormen alvorens er overgegaan kan worden tot eventuele toetreding van nieuwe lidstaten? Is de Minister nog steeds van mening dat verdragswijziging niet uitgesloten is en kan plaatsvinden indien nodig? Hoe is de huidige verhouding in de Raad ten aanzien van verdragswijziging? Deze leden vragen bovendien of de resolutie van het Europees Parlement van 22 november jl. met voorstellen voor verdragswijziging, die in december via de Raad is doorgeleid aan de Europese Raad, nog tijdens het Belgische EU-voorzitterschap wordt geagendeerd in de Europese Raad.

30. Antwoord van het kabinet:

Zoals aangegeven in antwoord op vraag 24, ziet het kabinet uitbreiding en interne hervormingen als twee parallelle trajecten, in lijn met de ER conclusies van 14–15 december 2023. Het kabinet gaat graag de discussie aan in EU verband om te bezien welke interne hervormingen nodig zijn in het licht van uitbreiding. Op dit moment vindt een grote meerderheid van lidstaten een discussie over verdragswijziging prematuur. Het is op dit moment niet bekend wanneer de voorzitter van de Europese Raad de EP-resolutie wil agenderen.

De leden van de Volt-fractie hebben bovendien de vraag in hoeverre er sprake is van steeds verder toenemende Russische dreiging richting Moldavië. Kan de Minister hier nader op ingaan? Welke acties kunnen in bilateraal verband ondernomen worden om Moldavië te beschermen tegen Russische dreiging, zoals ook Frankrijk inmiddels bezig is met het sluiten van een defensiepact met Moldavië?

31. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Moldavië op de voet, waaronder ook de Russische veiligheidsdreigingen. Hierover is op diverse niveaus contact met de Moldavische autoriteiten. De Russische dreigingen die zich richten op destabilisatie en het ondermijnen van de EU-toetredingsagenda zullen zeer waarschijnlijk toenemen in de aanloop naar de Moldavische presidentsverkiezingen van 2024 en parlementsverkiezingen in 2025.

Het kabinet ondersteunt Moldavië bilateraal bij het versterken van de weerbaarheid, onder andere op het gebied van cyber. Via de EU draagt Nederland bij aan de EU civiele missie in Moldavië (EUPM) en is sinds 2021 87 miljoen euro aan steunmaatregelen uit de Europese Vredesfaciliteit beschikbaar gesteld. Ook wordt via het NAVO Defence Capacity Building Initiative een bijdrage geleverd aan versterking van de veiligheidssector van Moldavië. Het kabinet heeft een positieve grondhouding tot nadere steun en beziet continu de mogelijkheden hiertoe in bilateraal en multilateraal verband. Op 22 februari jl. vonden verkennende defensieveiligheidsconsultaties plaats tussen Moldavische hoogwaardigheidsbekleders en de Nederlandse Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie.

De aan het woord zijnde leden vragen tot slot of de Minister meer over de voortgang met betrekking tot de Europese Vredesfaciliteit kan schetsen. Is er zicht op een snelle doorbraak volgens de Minister? Hoeveel steun aan Oekraïne staat er momenteel in de wacht?

32. Antwoord van het kabinet:

Tijdens de buitengewone ER van 1 februari jl. verzochten de regeringsleiders de Raad om begin maart tot een akkoord te komen over de oprichting van een Ukraine Assistance Fund (UAF) onder de Europese Vredesfaciliteit (EPF). Op 13 maart hebben lidstaten in Coreper hierover overeenstemming bereikt. Naar verwachting zal de Raad Buitenlandse Zaken van 18 maart dit akkoord bekrachtigen. Uw Kamer zal op korte termijn over het UAF nader worden geïnformeerd.

Hiernaast houdt een lidstaat momenteel binnen het huidige financieringsplafond van de EPF de besluitvorming tegen over een 8e tranche EPF-steun voor Oekraïne. Het kabinet zet zich ervoor in om de steun onder de EPF aan Oekraïne zo spoedig mogelijk voort te zetten. Lidstaten blijven vooruitlopend hierop wel materieel aan Oekraïne leveren.


X Noot
1

Verslag van de Buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024, Kamerstuk 21 501–20, nr. 2018.

X Noot
2

Zie BNC-fiche Herziening MFK, Kamerstuk 22 112, nr. 3757, BNC-fiche Oekraïne-faciliteit, Kamerstuk 22 112, nr. 3758 d.d. 25 augustus 2023, BNC-fiche Strategic Technologies for Europe Platform, Kamerstuk 22 112, nr. 3759 d.d. 25 augustus 2023; antwoorden op het schriftelijke overleg inzake de tussentijdse herziening van het MFK, Kamerstuk 22 112, nr. 3780 en antwoorden op feitelijke vragen Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2024, Kamerstuk 36 410 V, nr. 31; Geannoteerde agenda van de EU Westelijke Balkan Top en Europese Raad van 13, 14 en 15 december 2023, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1977 en de Geannoteerde agenda buitengewone Europese Raad van 1 februari 2024, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2860.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2018.

X Noot
4

Wijziging van de beqrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2024 (Incidentele suppletoire begroting inzake tussentijdse herziening Meerjarig Financieel Kader) Kamerstuk 36 505

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2021, Kamerbrief «Implementatie politiek besluit aanpassing MFK-verordening naar aanleiding van midterm review MFK»

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2005.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1999

X Noot
8

Bijlage bij Kamerstukken 21 501-20 en 36 045, nr. 2017, Toetsingskader risicoregeling Headroomgarantie Oekraïne-faciliteit

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1999.

X Noot
10

Zie ook: Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426.

X Noot
11

Zie voor toelichting Commissievoorstel: Kamerstuk 21 501-20, nr.1903.

X Noot
12

Zie voor toelichting Raadsbesluit: Kamerstuk 21 501-07, nr.1914 en Kamerstuk 21 501-07, nr. 1916

X Noot
13

Zie voor toelichting van het Commissiebesluit: Kamerstuk 21 501-07, nr. 1991.

Zie voor meer info over inzet CPR Hongarije: Kamerstuk 21 501-20, nr. 1970.

X Noot
15

Kamerstuk 23 987, nr. 395.

X Noot
16

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2822.

X Noot
17

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2775.

Naar boven