21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2778 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2023

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan voor de Raad Algemene Zaken van 15 november 2023.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

GEANNOTEERDE AGENDA VOOR DE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 15 NOVEMBER

Op dinsdag 15 november a.s. vindt in Brussel de Raad Algemene Zaken (RAZ) plaats. Op de agenda staat het Commissiewerkprogramma 2024, een eerste bespreking van de concept geannoteerde agenda van de Europese Raad (ER) van 14 en 15 december, de artikel 7 hoorzitting van Polen en van Hongarije, de Toekomst van Europa, de Kiesakte, EU-VK relaties en onder overige zaken de strategie voor ultraperifere gebieden.1 De Minister van Buitenlandse Zaken is voornemens deel te nemen aan deze Raad.

Verder zal in deze brief, mede ter uitvoering van motie van het lid Dassen2, worden ingegaan op de huidige stand van zaken en verbetermogelijkheden van het spitzenkandidatensysteem.

Commissiewerkprogramma 2024

De Europese Commissie zal tijdens de RAZ haar werkprogramma 2024 toelichten, waarna de leden van de Raad erover van gedachten wisselen. Het Commissiewerkprogramma (CWP) verscheen op 17 oktober jl. en bevat de nieuwe (wetgevings) initiatieven van de Commissie die binnen haar zes prioriteiten vallen. Het CWP is beperkt door het aflopen van de legislatuur van deze Commissie. Het merendeel van de initiatieven valt binnen de prioriteiten van «een economie die werkt voor de mensen» en het vereenvoudigen van wet- en regelgeving. Uw Kamer zal naar verwachting begin december de kabinetsappreciatie over het CWP ontvangen, samen met de Kamerbrief Staat van de Unie 2024. Het kabinet zal tijdens de Raad aandacht vragen voor de prioriteiten uit de Nederlandse kamerbrief «Staat van de Unie 2023». In het verlengde daarvan, zal het kabinet ook aandacht vragen voor aansluiting bij de Strategische Agenda 2019–2024 die de ER in juni 2019 aannam.

Voorbereiding Europese Raad 14 en 15 december

Op de RAZ wordt gesproken over de voorbereiding voor de ER van 14 en 15 december a.s. op basis van een concept geannoteerde agenda die op het moment van schrijven nog niet bekend is. Naar verwachting staan op de agenda de volgende onderwerpen: de Russische agressie tegen Oekraïne, de situatie in het Midden-Oosten, (de herziening van) het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027, EU-uitbreiding, de Toekomst van Europa en migratie.

Russische agressie tegen Oekraïne

De Raad zal spreken over de Russische agressie tegen Oekraïne. Naar verwachting zal de discussie zich richten op onder meer de EU bijdrage aan de veiligheidsarrangementen voor Oekraïne, het versterken van de Europese defensie-industrie en het voorstel van HV Borrell om het Ukraine Assistance Fund te creëren. Tevens zullen de uitkomsten van de derde conferentie over de Vredesformule waarschijnlijk ter sprake komen.

De inzet van het kabinet blijft onverminderd gericht op enerzijds het zoveel mogelijk steunen van Oekraïne en anderzijds het vergroten van de druk op Rusland om zijn agressie te beëindigen.

Nederland bepleit snelle aanname van het 12e sanctiepakket, en zal wederom zijn inzet t.a.v. accountability voor Oekraïne benoemen.3

Situatie in het Midden-Oosten

De Raad zal vooruitblikken naar de bespreking van de situatie in het Midden-Oosten tijdens de ER van 14–15 december. Op moment van schrijven is het nog onduidelijk waar deze bespreking zich op zal toespitsen, omdat het verdere verloop van het conflict tussen Israël en Hamas uiterst onzeker is.

MFK

De ER zal de discussie hervatten over het Commissievoorstel voor een tussentijdse herziening van het MFK. Op welke wijze deze discussie zal worden ingevuld is afhankelijk van de eventuele voortgang van de besprekingen in de Raad in de aanloop naar de ER. Op dit moment is het krachtenveld in de Raad nog sterk verdeeld, met uitzondering van het voorstel voor een nieuw steunpakket voor Oekraïne, waarvoor in de Raad brede steun is. In zijn conclusies van 26–27 oktober jl. heeft de Europese Raad de Raad opgeroepen om voor het einde van dit jaar algehele overeenstemming te bereiken, zonder nadere specificering. De bespreking in de ER zal worden voorbereid door de Raad Algemene Zaken van 12 december a.s. Mochten er voordien substantiële ontwikkelingen zijn, dan zal het kabinet uw Kamer daarover tijdig informeren.

EU-uitbreiding

De voortgangsrapportages van de Europese Commissie over de (potentiële) kandidaat-lidstaten worden begin november verwacht. Deze rapportages en bijbehorende besluiten worden naar verwachting besproken op de RAZ van december en bekrachtigd door de ER van december. Het kabinet zal de voortgangsrapportages voorzien van een kabinetsappreciatie en deze via de geëigende wegen met de Kamer delen.

Toekomst EU en absorptiecapaciteit

De ER zal naar verwachting spreken over hoe de EU zich kan voorbereiden op toekomstige uitbreiding. Regeringsleiders spraken over dit onderwerp tijdens de informele ER van 6 oktober jl.4 Zoals met de Kamer gedeeld in relevante verslagen en geannoteerde agenda’s, hecht het kabinet waarde aan een gedegen proces, waarbij de EU in kaart brengt welke impact uitbreiding zal hebben op zes aspecten op beleidsmatig, budgettair en institutioneel terrein (zie hieronder).

Migratie

Naar verwachting staat migratie wederom op de agenda van de ER van 14–15 december. De inzet van het kabinet blijft ongewijzigd, en richt zich op het hoog op de Europese politieke agenda houden van migratie, de implementatie van de Raadsconclusies van de Europese Raden in februari en maart 2023, en de conclusies van de President van de Europese Raad na de ER van juni 2023. Het kabinet acht het van belang dat de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement over het Asiel- en Migratiepact op korte termijn worden afgerond en zal de Commissie blijven oproepen zich in te zetten voor het ontwikkelen van brede migratiepartnerschappen.

Artikel 7 (1) procedures Hongarije en Polen

De Artikel 7-procedures tegen Polen en Hongarije staan geagendeerd op de Raad. Het is op moment van schrijven nog niet duidelijk of het zal gaan om hoorzittingen of een bespreking van de stand van zaken. Bij hoorzittingen krijgen de lidstaten de gelegenheid om Hongarije en Polen direct te bevragen over de rechtsstaatsproblematiek die aan de twee verschillende procedures ten grondslag ligt.

Hongarije

De Artikel 7 procedure jegens Hongarije is gericht op de aanhoudende zorgen over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, corruptie en belangenverstrengeling, ruimte voor het maatschappelijk middenveld, gelijke rechten voor minderheden, academische vrijheid, privacy en gegevensbescherming, functioneren van constitutioneel en electoraal systeem, en mediavrijheid. Binnen de context van de toepassing van het financiële- en rechtsstaatinstrumentarium onderneemt Hongarije momenteel stappen om tegemoet te komen aan de zorgen op het terrein van corruptie en rechterlijke onafhankelijkheid. Uw Kamer ontving op 13 juni, in het verslag van de RAZ van 19 september,5 en in het Verslag van het Schriftelijk Overleg over de kabinetsappreciatie Rechtsstaatsrapport 2023 van de Europese Commissie van 26 oktober jl.6 een overzicht van de laatste stand van zaken hierover. Ten aanzien van de overige thema’s blijven de zorgen onverminderd groot, aangezien de onafhankelijkheid van instituties als de media, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld onder aanhoudende druk blijven staan. Het kabinet is voornemens om tijdens de Raad opnieuw aandacht te vragen voor de ernst van de problematiek rondom een aantal van deze thema’s.

Polen

De Artikel 7 procedure jegens Polen is gericht op de problematiek rondom de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Zoals ook vermeld in de geannoteerde agenda van de RAZ van 30 mei jl. stemde het Poolse parlement begin dit jaar in met additionele amendementen van de wet op het Hooggerechtshof. Dit volgde op wijzigingen van de wet op het Hooggerechtshof vorig jaar, die onder meer toezagen op de ontmanteling van de Tuchtkamer van het Hooggerechtshof en aanpassing van het tuchtregime voor rechters. Op 10 februari jl. besloot de Poolse president Duda de wet naar het Constitutioneel Hof te sturen ter controle. Het is te vroeg om conclusies te trekken over wat de uitslag van de verkiezingen in Polen betekent voor de rechtsstaat en de dialoog met Polen over dit belangrijke Europese thema. De impasse tussen de rechters van het Constitutioneel Hof is nog altijd niet doorbroken, waardoor de wet nog niet in behandeling is genomen. Tijdens de Raad zal het kabinet daarom wederom aandacht vragen voor de aanhoudende druk op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen. De procedure voor de benoeming van rechters op voordracht van de Nationale Raad voor de Rechtspraak en de samenstelling van deze Raad zijn nog altijd een belangrijk punt van zorg, evenals de gebrekkige naleving van het EU acquis en uitspraken van het EU Hof. Het is belangrijk dat een nieuwe Poolse regering het herstel van de rechtsstaat voortvarend oppakt.

Opvolging motie Sjoerdsma c.s.

Uw Kamer wordt via deze weg tevens geïnformeerd over de opvolging van de motie van het lid Sjoerdsma c.s. van 26 oktober jl.7 waarin de regering wordt verzocht om de Artikel 7-procedure tegen Hongarije zo snel mogelijk verder te brengen en Hongarije het stemrecht in de EU te ontnemen. Zoals ook vermeld in het Verslag van het Schriftelijk Overleg over de kabinetsappreciatie Rechtsstaatsrapport 2023 van de Europese Commissie van 26 oktober jl.8 zet het kabinet in op een zo effectief mogelijke voortzetting van de Artikel 7-procedure tegen Hongarije. Dit is een belangrijk rechtsstaatinstrument om de ernstige rechtsstatelijke problemen in Hongarije op politiek niveau te bespreken. Het kabinet houdt het krachtenveld nauwlettend in de gaten. De vereiste viervijfde meerderheid om als Raad te constateren dat er ten aanzien van Hongarije een duidelijk gevaar bestaat voor ernstige schending van de waarden van de EU is nog niet in zicht. Om daadwerkelijk over te kunnen gaan tot het opleggen van sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten is een unaniem besluit van de Raad nodig (minus de lidstaat in kwestie), en goedkeuring van het Europees Parlement, dat er sprake is van een «ernstige en voortdurende schending» (artikel 7(2) VEU). Pas daarna kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten om sancties in de vorm van schorsing van bepaalde Verdragsrechten op te leggen (artikel 7(3) VEU). Ook dit is nog niet aan de orde. Het is op dit moment niet te zeggen of de politieke ontwikkelingen in Polen leiden tot een verschuiving van het krachtenveld rond de inzet van de Artikel 7-procedure tegen Hongarije. Het kabinet zal de Poolse positie op dit dossier, en het eventuele effect daarvan op het bredere Europese krachtenveld, proactief blijven monitoren. Mochten wijzigingen in het Europese krachtenveld aanleiding geven om te veronderstellen dat het nemen van de bovengenoemde stap(pen) in de Artikel 7-procedure tegen Hongarije in beeld zou(den) kunnen komen, dan wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.

Toekomst EU en absorptiecapaciteit

Het Spaanse voorzitterschap zal naar verwachting een discussie over de toekomst van de EU en absorptiecapaciteit agenderen. Ook werd het thema besproken tijdens o.a. de informele RAZ van 27 en 28 september jl. en tijdens de lunch van de RAZ van 24 oktober jl.9 Het Spaanse voorzitterschap zal tijdens deze RAZ mogelijk een voorstel doen om de eerste kaders van dit voorbereidingswerk te schetsen, zowel wat betreft proces als inhoud. Voor het kabinet staat voorop dat de EU een sterke en legitieme actor moet blijven, waarin de rechtsstaat en grondrechten worden gerespecteerd en met goed-functionerende instellingen, die effectief kan handelen en zo ambities waar kan maken. Uitbreiding moet de Unie en haar handelingsvermogen niet verzwakken. Daarom is een gedegen voorbereiding cruciaal. Nederland is dan ook geen voorstander van het noemen van data. Verder zou de EU haar voorbereidende werk op in ieder geval zes met elkaar samenhangende aspecten moeten richten om uitbreiding tot een succes te maken: (1) rechtsstaat, democratie en grondrechten, (2) geopolitiek en veiligheid, (3) financiën, (4) interne markt, (5) migratie en (6) institutionele architectuur. De verantwoordelijkheid voor het in kaart brengen van de impact van uitbreiding en daarbij behorende absorptiecapaciteit ligt bij de EU en moet niet worden gezien als extra last voor de (potentiële) kandidaat-lidstaten. Daarbij blijft het belangrijk dat (potentiële) kandidaat-lidstaten voortgang maken met de eigen hervormingen om aan de eisen te voldoen voorafgaand aan toetreding: overname, implementatie en handhaving van het acquis en voldoen aan de Kopenhagencriteria. Nederland blijft hen hierbij steunen.

Kiesakte

Tijdens deze RAZ zal het Spaanse voorzitterschap de stand van zaken toelichten omtrent de Europese Kiesakte. Aangezien verschillende lidstaten nog steeds bezwaren hebben tegen elementen uit het initiatiefvoorstel van het Europees parlement en er binnen de Raad besloten wordt met unanimiteit op dit dossier, is er geen besluitvorming voorzien. De Nederlandse inzet is conform het kabinetsstandpunt in lijn met de aangenomen motie van het lid Strolenberg c.s.,10 en de overgenomen motie van het lid Bisschop.11 Ten aanzien van het spitzenkandidatensysteem is verderop in de bijlage van deze brief een overzicht opgenomen van de laatste stand van zaken en een uiteenzetting van verbetermogelijkheden ter uitvoering van motie van het lid Dassen.12

EU-VK relaties

De RAZ zal stilstaan bij de relatie tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK). In maart jl. hebben de EU en het VK het Windsor Raamwerk bekrachtigd. Sindsdien hebben de EU en het VK de nodige stappen genomen ter implementatie van het Windsor Raamwerk, waarvoor het tijdspad tot 2025 loopt. De Raad heeft op 30 mei jl. hiertoe drie verordeningen aangenomen.13 Verdragspartijen hebben in het Gezamenlijk Comité onder het Terugtrekkingsakkoord op 28 september jl. de voortgang verwelkomd en hun betrokkenheid bevestigd. Op basis hiervan is per 1 oktober jl. de eerste fase versoepelingen van douanecontroles voor handel tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië ingegaan. Het kabinet blijft eraan hechten dat de Europese Commissie de voortgang monitort.

Sinds het Windsor Raamwerk heeft de relatie tussen de EU en het VK een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De EU en het VK werken verder aan de volledige implementatie van de bestaande akkoorden. Zo is een politiek akkoord over associatie van het VK bij Horizon Europa en Copernicus per 2024 bereikt, dat voorligt in de Raad. Daarnaast is de start van de gestructureerde dialogen over cyberveiligheid en counter terrorisme voorzien voor dit jaar. In juni hebben de EU en het VK een Memorandum of Understanding over Financiële Dienstverlening afgesloten en de eerste bijeenkomst hiervan heeft op 19 oktober jl. plaatsgevonden. Het kabinet zal zich in de Raad blijven inzetten voor het volledig benutten van het potentieel van de bestaande EU akkoorden.

Voorstel aanpassing verordening tot regeling van het taalgebruik

Het Spaanse Voorzitterschap heeft een stand van zaken geagendeerd ten aanzien van het voorstel om de verordening tot regeling van het taalgebruik aan te passen. Deze verordening bepaalt welke talen de officiële EU-talen zijn en bepaalt voorts dat EU-wetgeving wordt opgesteld en gepubliceerd in deze talen.14 Het voorstel is om het Baskisch, Galicisch en Catalaans tot officiële EU-talen te maken. Tijdens de RAZ van 24 oktober jl.15 gaven meerdere lidstaten aan dat nadere onderbouwing en een effectenanalyse noodzakelijk zijn en dat de discussie op technisch niveau moet worden voortgezet. Het Voorzitterschap gaf aan met een gewijzigd voorstel te komen. Op het moment van schrijven is het gewijzigde voorstel nog niet ontvangen, maar gelet op de agendering tijdens deze RAZ is te verwachten dat het Voorzitterschap in aanloop naar de RAZ het gewijzigde voorstel zal delen en de discussie op technisch niveau zal starten (raadswerkgroep of Coreper). Tijdens de RAZ zal het Spaanse Voorzitterschap naar verwachting ingaan op de voortgang van het voorstel. Er is geen besluitvorming voorzien. Het kabinet onderschrijft het belang van het eerbiedigen van de taalverscheidenheid als een van de grondbeginselen van de EU. Tegelijkertijd is nadere onderbouwing en bestudering van de gevolgen noodzakelijk, inclusief de juridische en financiële implicaties en de verhouding tot andere regionale talen in de EU. Daar zal het kabinet op blijven inzetten.

Overige zaken: Strategie voor ultraperifere gebieden

Het voorzitterschap heeft als informatiepunt een vooruitblik op het strategische partnerschap met ultraperifere gebieden geagendeerd. De ultraperifere gebieden zijn de meest afgelegen delen van de EU. Er zijn negen ultraperifere gebieden in de EU: Martinique, Mayotte, Guadeloupe, Frans-Guyana, Réunion en Saint-Martin (Frankrijk); Madeira en de Azoren (Portugal); en de Canarische Eilanden (Spanje). Ultraperifere gebieden zijn niet hetzelfde als de landen en gebieden overzee (LGO’s). Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en Caribisch Nederland (Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) hebben een LGO-status. Het is de verwachting dat het voorzitterschap informatie zal geven over het strategische partnerschap met de ultraperifere gebieden, waarover de Commissie op 3 mei 2022 een mededeling over presenteerde.16 Uw Kamer ontving daarover een appreciatie.17 Daarin onderkent het kabinet het belang van deze gebieden en onderschrijft het de inzet om de duurzame ontwikkeling van deze gebieden te ondersteunen.

Overig: huidige stand van zaken en verbetermogelijkheden spitzenkandidatensysteem (uitvoering motie Dassen)

In Raadsverband wordt de discussie over het spitzenkandidatensysteem gevoerd in de context van het voorstel van het Europees Parlement (EP) voor een nieuwe Europese Kiesakte. In het spitzenkandidatensysteem zijn de lijststrekkers van de Europese fracties kandidaat voor de functie van voorzitter van de Europese Commissie. Dit systeem krijgt sinds 2014 beslag in een niet-bindende praktijk, waarin het EP probeert zich voor de EP-verkiezingen te committeren aan het systeem om per fractie een spitzenkandidaat naar voren te schuiven, om na de EP-verkiezingen met een meerderheid achter één spitzenkandidaat te gaan staan. Deze praktijk heeft vooralsnog wisselend succes.18

Het kabinet nam in het coalitieakkoord (bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) het voornemen op te onderzoeken hoe dit systeem kan worden verbeterd. Motie van het lid Dassen roept het kabinet op de kamer te informeren over welke verbeterpunten van het systeem de regering graag zou zien.19 Het navolgende strekt tot uitvoering van deze motie.

Het kabinet stelt voorop dat elke verbetering van het spitzenkandidatensysteem de bevoegdheden van de Europese Raad (ER) uit artikel 17, lid 7 VEU zal moeten respecteren. De ER is bevoegd een kandidaat voor de functie van voorzitter van de Commissie voor te dragen. De ER houdt daarbij rekening met de EP-verkiezingen en zal passende raadplegingen doen. Het EP kiest vervolgens de kandidaat met een meerderheid van zijn leden. Het kabinet hecht aan de hier genoemde bevoegdheid van de ER, die immers onderdeel is van democratische legitimiteit zoals verankerd in de EU-verdragen.20 Die democratische legitimiteit steunt op twee pijlers, namelijk het EP en de lidstaten, en komt ook tot uitdrukking in de institutionele balans bij de benoeming van de voorzitter van de Commissie. Het kabinet acht het van belang deze balans te behouden. Dit betekent ook dat de ER de mogelijkheid heeft en moet behouden om, indien opportuun, een niet-spitzenkandidaat voor te dragen.

Dit uitgangspunt in acht nemende, ziet het kabinet de volgende mogelijkheden voor verbetering van het spitzenkandidatensysteem met betrekking tot het EP zelf of met betrokkenheid (ook) van de lidstaten/de Europese Raad.

Aan de zijde van het EP kan de werking van het spitzenkandidatensysteem worden versterkt door een uitdrukkelijk en geloofwaardig commitment van het EP aan de goede uitvoering van het systeem voorafgaand en na de verkiezingen. Daartoe zou iedere politieke groep in het EP daadwerkelijk één spitzenkandidaat voor kunnen dragen. Ook zou het EP zich na de verkiezingen overtuigend en in meerderheid achter één kandidaat moeten scharen waardoor het spitzenkandidatensysteem als relevante factor meer kracht bij gezet wordt. Dit was in 2019 niet het geval.

Aan de zijde van de lidstaten/Europese Raad ziet het kabinet de mogelijkheid van het afgeven van een positieve collectieve boodschap. In deze boodschap kan het bestaan van het spitzenkandidatensysteem worden erkend, en kan worden onderstreept dat dit systeem een goede invulling kan zijn van de verplichting voor de ER om, bij de voordracht van een kandidaat voor de functie van Commissievoorzitter, rekening te houden met de uitkomst van de EP-verkiezingen (zie ook hiervoor). Deze boodschap kan worden opgenomen in bijvoorbeeld ER conclusies of in een gezamenlijke verklaring van de EU-lidstaten. Daarnaast kan het maken van een politieke afspraak tussen de ER en het EP worden overwogen waarin het spitzenkandidatensysteem, zijnde een onderdeel van de uitslag van de EP-verkiezingen, wordt aangemerkt als een relevante factor voor de keuze van de voorzitter van de Europese Commissie. Dit zou bijvoorbeeld kunnen via een gezamenlijk, juridisch niet-bindend, commitment zoals een verklaring of interinstitutioneel akkoord.

Voor zover bekend is er momenteel onvoldoende draagvlak onder lidstaten voor een sterker commitment vanuit de lidstaten en de ER aan het systeem van spitzenkandidaten. Recent riep de commissie constitutionele zaken (AFCO) van het EP de politieke groepen in het EP op om uiterlijk twaalf weken voor de EP-verkiezingen de spitzenkandidaten bekend te maken. Ook roept AFCO het EP en de ER op om voorafgaand aan de aankomende verkiezingen een akkoord te sluiten over de wijze waarop invulling kan worden gegeven aan het spitzenkandidatensysteem.21 Het kabinet zal in aanloop naar de komende verkiezingen het krachtenveld blijven verkennen en nagaan of steun voor versterking van het spitzenkandidatensysteem kan worden vergroot.


X Noot
2

Zie Kamerstuk 21 501–02, nr. 2673

X Noot
3

Zie ook de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november 2023 die u separaat toekomt (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2777.

X Noot
4

Zie Verslag van de Europese Politieke Gemeenschap en informele Europese Raad van 5 en 6 oktober 2023 https://open.overheid.nl/documenten/565e309b-f79f-4c3f-a6b7-bf9a2c08a5e3/file.

X Noot
5

Kamerstukken II 2022/2023, 21 501-02, nr. 2713.

X Noot
6

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 310

X Noot
7

Zie Kamerstuk 21501–02, nr. 2767.

X Noot
8

Zie Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2713

X Noot
10

Zie kamerstuknummer 36 104, nr. 6.

X Noot
11

Zie kamerstuknummer 36 104, nr. 4.

X Noot
12

Zie kamerstuknummer 21 501-02, nr. 2673.

X Noot
13

Het gaat om specifieke voorschriften betreffende geneesmiddelen bestemd voor Noord-Ierland; vereenvoudiging en vermindering van EU SPS maatregelen voor agro-food producten, van certificeringsvereisten voor zendingen planten en landbouwmachines, en van reizen met huisdieren tussen Groot Brittannië en Noord-Ierland; en regels voor het gebruik van EU-tariefcontingenten, met nummers COM(2023)122, COM(2023)124, COM(2023)125, Kabinetsappreciatie (2023), Kamerstuk 35 393, nr. 51.

X Noot
14

Verordening nr.1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (1958)

X Noot
15

Zie Verslag van de Raad Algemene Zaken, d.d. 31 oktober 2023. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2775

X Noot
17

Zie de Geannoteerde Agenda van de Raad Algemene Zaken van 21 juni 2022.

X Noot
18

Zie ook de brief aan de kamer van 17 juni 2022 over het voorstel van het EP voor een nieuwe Europese Kiesakte, Kamerstuknummer 36 104, nr. 2.

X Noot
19

Zie kamerstuknummer 21 501-02, nr. 2673.

X Noot
20

Zie in dit verband ook Verklaring 11 bij het Verdrag van Lissabon.

Naar boven