21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2335 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 mei 2021

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 29 april 2021 over de geannoteerde agenda van de leden van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2326).

De vragen en opmerkingen zijn op 6 mei 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 7 mei 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Wilders

De griffier van de commissie, Van Toor

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken op 10 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2326). Zij hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geagendeerde stukken voor de Raad Buitenlandse Zaken op 10 mei aanstaande. Deze leden hebben nog enkele vragen aan de Minister.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken, het verslag en de mededeling. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen hierover.

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog enkele vragen en opmerkingen

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda en hebben naar aanleiding hiervan nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinksfractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken. Zij hebben naar aanleiding daarvan de volgende vragen en opmerkingen.

Afghanistan

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de oproep van het kabinet tot een actieve inzet van de EU in het Afghaanse vredesproces en het verduurzamen van behaalde resultaten. Deze leden zijn het eens met het kabinet dat de aandacht uit moet gaan naar de veiligheidssector, de rechtstaat en de rechten van vrouwen en minderheden.

Voor de leden van de VVD-fractie blijft het hoofddoel van de toekomstige betrokkenheid in Afghanistan het voorkomen dat Afghanistan opnieuw een vrijhaven wordt voor terroristen die aanslagen op Westerse doelen kunnen voorbereiden. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit het hoofddoel moet zijn van de inzet van Europese landen? Zo ja, is de Minister bereid om dit expliciet uit te spreken tijdens de RBZ en er bij andere landen op aan te dringen dit ook als hoofddoel te beschouwen?

1. Antwoord van het kabinet

Het voorkomen dat Afghanistan opnieuw een vrijhaven wordt voor internationaal terrorisme is sinds 2002 een belangrijk doel van de Nederlandse inzet. Ook andere doelen staan daarbij centraal, waaronder het tegengaan van irreguliere migratie. Uiteindelijk zal een stabiel en vredig Afghanistan deze en andere doelen ten goede komen. Het kabinet acht het daarom van belang dat de toekomstige Europese inzet blijft bijdragen aan het bevorderen van stabiliteit en aan een succesvol Afghaans vredesproces. Het kabinet is voornemens dit tijdens de RBZ opnieuw te benadrukken.

In dat licht is het voor de leden van de VVD-fractie van belang dat in de toekomst voldoende inlichtingen worden verzameld om terroristische dreigingen vanuit Afghanistan te signaleren en te verstoren, en om Afghaanse veiligheidsdiensten in staat te stellen tegen deze dreigingen op te treden. Is de Minister voornemens om met andere gelijkgezinde landen afspraken te maken over het verzamelen en onderling delen van deze inlichtingen? En welke mogelijkheden ziet de Minister in de toekomst voor samenwerking met de Afghaanse regering op dit terrein? Ziet de Minister hierin een rol voor de EU of voor de NAVO, of betreft dit vooral bilaterale afspraken tussen Nederland en bondgenoten (inclusief de VS en andere relevante landen zoals Canada en Australië), en Afghanistan?

2. Antwoord van het kabinet

Zoals ook vermeld in het verslag van de extra ingelaste NAVO-Raad van 14 april (Kamerstuk 28 676, nr. 361), heeft Nederland in NAVO-verband benadrukt dat het van belang is om Afghanistan ook na een militaire terugtrekking te blijven steunen om de vooruitgang te behouden die de afgelopen twintig jaar is geboekt. Afghanistan is na 20 jaar NAVO-inzet geen uitvalsbasis meer voor internationaal terrorisme en de Afghaanse en internationale inzet moet erop gericht zijn dit te behouden. Naast ondersteuning van de veiligheidssector zijn de Afghaanse vredesonderhandelingen daarbij van groot belang. Een overeenkomst tussen de partijen in het conflict blijft de beste manier om duurzame vrede en stabiliteit in Afghanistan te bereiken, en daarmee ook effectievere bestrijding van internationaal terrorisme.

Het verzamelen en delen van inlichtingen is een taak van de AIVD en MIVD. De AIVD en MIVD doen in het openbaar geen uitspraken over de precieze invulling van de samenwerking met inlichtingen- of veiligheidsdiensten.

Het risico op instabiliteit in Afghanistan gaat gepaard met een risico op een toename in vluchtelingenstromen. De leden van de VVD-fractie vinden het daarom des te urgenter de migratieafspraken uit de Joint Way Forward van 2016 te bestendigen en verder uit te bouwen. Kan de Minister aangeven welke resultaten de Joint Way Forward heeft opgeleverd, in het bijzonder ook bij de terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers? Een integrale overeenkomst over de toekomstige relatie met Afghanistan (inclusief ontwikkelingshulp en financiële ondersteuning voor de veiligheidssector) biedt de mogelijkheid om migratie-afspraken (inclusief de terugname van uitgeprocedeerde asielzoekers) verder aan te scherpen. Is de Minister ook van mening dat scherpere migratie-afspraken onderdeel moeten zijn van de toekomstige overeenkomt tussen de EU en Afghanistan? Is de Minister bereid hierop aan te dringen bij zijn collega’s?

3. Antwoord van het kabinet

De Joint Way Forward faciliteert sinds 2016 terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers van de EU naar Afghanistan en ondersteunt het herintegratieproces van deze terugkeerders. Deze afspraken zijn verder uitgebouwd in de Joint Declaration for Migration Cooperation tussen de EU en Afghanistan, die op 26 april jl. door beide partijen is ondertekend. Dit document vervangt de Joint Way Forward en zal voor onbepaalde tijd gelden. Ook in de bredere Samenwerkingsovereenkomst inzake Partnerschap en Ontwikkeling tussen de EU en Afghanistan wordt aandacht besteed aan het voorkomen van irreguliere migratie en terugkeer van Afghanen die geen verblijfsrecht hebben in de EU. Het Kabinet is tevreden met deze afspraken.

Terugkeer vanuit Nederland naar Afghanistan vindt plaats op basis van een bilateraal Memorandum of Understanding (MoU) uit 2003. De EU-brede afspraken vullen dit MoU aan, maar vervangen deze niet. DT&V typeert de terugkeersamenwerking met Afghaanse autoriteiten momenteel, ook met het oog op de internationaal geldende reisrestricties, niet als onvoldoende.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een uitgebreidere toelichting te geven op het kabinetsstandpunt dat de EU een actieve inzet dient te plegen in het Afghaanse vredesproces, dan nu het geval is in de geannoteerde agenda, en daarbij in het bijzonder in te gaan op het streven om reeds geboekte resultaten te verduurzamen.

4. Antwoord van het kabinet

De EU en EU lidstaten zijn gezamenlijk de grootste donor van Afghanistan en zijn sinds 2001 nauw betrokken geweest bij Afghanistan. Het kabinet is daarom van mening dat het de EU past om een proactieve, constructieve rol te spelen in het vredesproces zodat de inzet sinds 2001 verduurzaamd kan worden. Het kabinet zal de EU oproepen zich via zowel via diplomatieke kanalen als de samenwerkingsrelatie met de Afghaanse overheid in te spannen voor het hervatten van de vredesonderhandelingen en behoud van de verworvenheden. De EU en EU lidstaten zullen o.a. een belangrijke rol spelen bij het monitoren van de afspraken die gemaakt zijn met de Afghaanse overheid t.a.v. corruptiebestrijding, mensenrechten en rechten van vrouwen en minderheden.

De leden van de PvdA-fractie zijn het eens met het kabinet dat een stabiel en veilig Afghanistan in het belang is van de EU. Deelt het kabinet ook de opvatting dat een stabiel en veilig Afghanistan minstens zo belangrijk is voor de inwoners van Afghanistan? En zo ja, is de Minister bereid dit in het bijzonder te benadrukken tijdens de Raad? En zo nee, waarom niet? Daarnaast wil het kabinet aandacht voor de veiligheidssector, het behoud van verworvenheden – in het bijzonder de gelijke rechten voor vrouwen en minderheden – alsook het waarborgen van de onafhankelijkheid van de rechtstaat. Maar het heeft geen enkel concreet voorstel over hoe het dit dat zou willen bereiken of welke inzet het kabinet zelf op deze onderwerpen heeft. In hoeverre is de Nederlandse inzet waarvan de Kamer voor de zomer een nader voorstel zal ontvangen afhankelijk van hetgeen tijdens de Raad besproken zal worden? Welke concrete voorstellen zal het kabinet zelf inbrengen tijdens de Raad? Het kabinet zal oproepen tot een actieve inzet van de EU in het Afghaanse vredesproces, in het bijzonder om reeds geboekte resultaten te verduurzamen. Wat verstaat het kabinet onder een actieve inzet?

5. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt het standpunt van de PvdA-fractie dat een stabiel en veilig Afghanistan in het belang is van de inwoners van Afghanistan en is voornemens om dit ook tijdens de RBZ te benadrukken. In de brief over de toekomstige inzet in Afghanistan die de Kamer voor het zomerreces zal ontvangen, zal ook worden ingegaan op de EU-inzet en de multilaterale inzet. Het kabinet is voornemens om tijdens de RBZ de EU op te roepen druk te zetten op alle partijen die betrokken zijn bij het Afghaanse vredesproces, zodat voortgang kan worden geboekt. Ook zal het kabinet het belang van de leidende rol van de EU in hervorming en versterking van de veiligheidssector onderstrepen.

Sahel

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het Nederlandse pleidooi voor een versterkte inzet op goed bestuur en hervormingen van de veiligheidssector. Daarnaast beschouwen de leden van de VVD-fractie het bestrijden van terrorisme en het beheersen van irreguliere migratiestromen als twee zeer belangrijke prioriteiten in de Europese Sahelstrategie. Deelt de Minister deze prioriteitstelling? Is de Minister bereid om erop aan te dringen dat deze twee thema’s in de implementatie van de Sahelstrategie nadrukkelijk prioriteit krijgen? Ziet de Minister noodzaak om bestaande migratie-afspraken met Sahel-landen verder aan te scherpen? Zo ja, ziet hij hiertoe mogelijkheden?

6. Antwoord van het kabinet

Nederland zet zich in voor een geïntegreerde benadering in de Sahel. Tegen die achtergrond heeft Nederland zich actief ingezet om de veiligheidsinzet, waaronder het tegengaan van terrorisme en gewelddadig extremisme, alsook migratiesamenwerking stevig te verankeren in de herziene Europese Sahel strategie. Bij de uitwerking van de strategie ziet Nederland samen met overige lidstaten toe op de verdere operationalisering van deze prioriteiten.

De inspanningen op het gebied van veiligheid en rechtsorde worden in de herziene strategie, mede op verzoek van Nederland, nadrukkelijk in onderlinge samenhang vormgegeven. Mensenrechten, het versterken van civiel toezicht en het versterken van de gehele strafrechtketen vormen daarbij belangrijke aandachtspunten.

De Europese migratiesamenwerking met de Sahelregio is constructief. De geïntegreerde aanpak omvat het investeren in grondoorzaken van irreguliere migratie, het tegengaan van mensenhandel en -smokkel, de bescherming van migranten en het bevorderen van terugkeer en re-integratie. In de afgelopen jaren zijn de irreguliere migratiestromen via de zogenaamde Centraal-Mediterrane migratieroute door Niger en Libië naar Italië aanzienlijk afgenomen. Daar staat tegenover dat er meer gebruik wordt gemaakt van de West-Mediterrane route naar Spanje, onder meer via Mali. Daarnaast keren irreguliere migranten, al dan niet vrijwillig, in toenemende mate vanuit Noord-Afrika via de Sahel terug naar hun land van herkomst (Kamerstukken 29 521 en 34 952, nr. 403).

In de migratiesamenwerking en afspraken wordt rekening gehouden met deze veranderende migratietrends. Zo steunt Nederland samen met Frankrijk en Spanje een recent EU initiatief gericht op de aanpak van mensenhandel in Mali. Daarnaast steunt Nederland de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in de Sahel ten behoeve van de opvang van migranten vanuit Noord-Afrika en het begeleiden van hun terugkeer naar hun land van oorsprong.

Specifiek wat betreft Tsjaad zijn de leden van de VVD-fractie het eens met het kabinet dat de stabiliteit van het land dient te worden gewaarborgd, aangezien Tsjaad een belangrijke rol speelt in de bestrijding van terrorisme in de regio. Hoe schat de Minister de risico’s in van de gevechten tussen het regeringsleger en rebellengroepen voor de stabiliteit in Tsjaad? Welke rol ziet de Minister voor de EU om de stabiliteit in Tsjaad te bevorderen?

7. Antwoord van het kabinet

De situatie in Tsjaad is nog erg onvoorspelbaar. Volgens de laatste berichten heeft het Tsjadische leger een militair overwicht over de rebellenbewegingen. Maar het vermogen van de militaire transitieraad om haar autoriteit te bestendigen, inclusief over onderdelen van het militaire- en veiligheidsapparaat, is onzeker. Verschillende rebellen en terreurgroepen zouden gebruik kunnen maken van de huidige situatie. Zij zijn vooral actief in de grensgebieden met Libië, Sudan, de Centraal Afrikaanse Republiek, en de Tsjaadmeer regio.

Een delegatie van de Afrikaanse Unie voert momenteel gesprekken in Tsjaad met de transitieraad en andere politieke en maatschappelijke actoren. De EU steunt de AU hierbij en heeft bij monde van de Hoge Vertegenwoordiger aangedrongen op een snelle terugkeer naar de constitutionele orde in Tsjaad, een brede inclusieve nationale dialoog, een transitie van beperkte duur en het respecteren van civiele en politieke vrijheden. Naast een diplomatieke inzet is het van belang om de EU steun die ten goede komt van de Tsjadische bevolking te continueren in deze onzekere periode.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Hoge Vertegenwoordiger niet naar Niger is afgereisd maar naar Tsjaad. Gezien het overlijden van president Déby is dit een begrijpelijke keuze. Echter zijn deze leden benieuwd of er alsnog een bezoek aan Niger gepland staat, dan wel door de Hoge Vertegenwoordiger zelf, dan wel door de Speciale Rapporteur voor de Sahelstaten, om ook de relatie met deze Sahelstaat te bestendigen? Kan de Minister toelichten op welke manier er in de Sahelstaten gewerkt moet worden aan een beter sociaal contract tussen burger en overheid? Wat voor initiatieven of trajecten heeft de Minister voor ogen om dit te bewerkstelligen?

8. Antwoord van het kabinet

Tijdens zijn bezoek aan Tsjaad heeft de Hoge Vertegenwoordiger, aan de vooravond van de begrafenis van President Déby, gesproken met de recent verkozen Nigerese President. Daarnaast onderhoudt de Speciale Rapporteur voor de Sahel nauw contact met de Nigerese autoriteten en legt regelmatig bezoeken af om de brede samenwerkingsrelatie te bestendigen.

Het versterken van het sociaal contract tussen burger en overheid in de Sahel vereist vooral een verbeterde toegang tot overheidsdiensten, zeker in afgelegen rurale gebieden, en vertrouwen in de overheid. Dit is een proces van lange adem dat Nederland samen met de EU en EU lidstaten in het kader van de herziene EU Sahel strategie steunt. Het decentraliseren van overheidsdiensten is een belangrijk proces in dit kader, net als bredere hervormingen gericht op het verbeteren van bestuur, de aanpak van corruptie en straffeloosheid. Nederland richt zich daarnaast ook nadrukkelijk op het ondersteunen van het maatschappelijk middenveld, met name jongeren, om nationale autoriteiten ter verantwoording te houden en het versterken van de rechtstaat.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre migratie een rol speelde in de reis van de Hoge vertegenwoordiger en verzoeken de Minister in te brengen dat de terugname capaciteiten en het «more for more, less for less» principe daarbij gehanteerd dient te worden. Deze leden vragen de Minister tevens om aan te geven hoe de aanbevelingen van de Hoge vertegenwoordiger aangaande de Sahel worden omgezet in beleidsmaatregelen en hoe dit binnen de Europese Team Europe aanpak past en bovendien aansluit op de Nederlandse Ontwikkelingssamenwerkingsagenda. Deze leden verzoeken de Minister aanbevelingen te doen in het verslag van deze RBZ over hoe de bevindingen van de Hoge vertegenwoordiger aansluiten bij de Nederlandse internationale agenda en waar Nederland kan bijdragen.

9. Antwoord van het kabinet

Migratie vormt, zoals hierboven aangegeven in antwoord 6, een belangrijk onderdeel van het partnerschap dat de EU met de Sahel regio onderhoudt en verder uitbouwt. Nederland onderstreept nadrukkelijk het belang van een geïntegreerde migratieaanpak met inzet van alle relevante instrumenten om migratiesamenwerking te versterken. Tevens blijft Nederland, ook in EU verband, erop aandringen dat de Sahellanden in Europa irregulier verblijvende onderdanen terugnemen. Overigens is het aantal mensen dat vanuit Nederland dient terug te keren naar de Sahel-landen zeer beperkt.

Tijdens de bovengenoemde reis van de Hoge Vertegenwoordiger aan de Sahel ging de meeste aandacht uit naar de politieke transities in Mali en Tsjaad, alsook de regionale veiligheidssituatie. De Hoge Vertegenwoordiger bracht enkele kernboodschappen uit de recent herziene Sahel strategie over aan de gesprekspartners. Zo onderstreepte hij onder andere dat de EU de belangrijkste internationale partner van de Sahellanden blijft, maar commitment verwacht van de autoriteiten om noodzakelijke hervormingen door te voeren in de veiligheidssector, op het gebied van goed bestuur en anti-corruptie, de aanpak van straffeloosheid en het waarborgen van democratische vrijheden van burgers.

Deze kernboodschappen zijn ook bepalend in de implementatie van de herziene Sahel strategie en de Team Europe aanpak. Ook de Nederlandse beleidsinzet in de regio, die tijdens de laatste kabinetsperiode aanzienlijk is geïntensiveerd, sluit hierbij aan. Nederland zoekt bovendien aansluiting bij bestaande programma’s van Europese en andere internationale partners. Op diverse beleidsterreinen zijn concrete samenwerkingsverbanden aangegaan om versnippering van de internationale inzet te voorkomen en de noodzakelijke schaalgrootte te bereiken.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister nadrukkelijk de Hoge Vertegenwoordiger verslag te laten doen van de situatie in de Sahel gerelateerd aan de pandemie en dit in het verslag op te nemen en hierbij eveneens aan te geven welke acties Nederland en de EU kunnen ondernemen om de gevolgen van de pandemie in de Sahel aan te pakken.

10. Antwoord van het kabinet

Zowel de coronapandemie als genomen maatregelen hebben de sociaaleconomische kwetsbaarheid van de Sahelregio en reeds bestaande spanningen versterkt. De kwaliteit van de gezondheidszorg in de regio is beperkt en staat als gevolg van de pandemie extra onder druk.

Het kabinet zal in het verslag van de RBZ een beknopte update van de situatie in de regio en de Europese response opnemen. Op dit moment draagt Nederland al 70 miljoen euro bij aan het multilaterale COVAX-vaccinatieprogramma om directe verspreiding van het virus in lage inkomenslanden, waaronder in de Sahelregio, tegen te gaan. Daarnaast draagt Nederland bij aan het mitigeren van het risico op toenemende druk op de zorg en politieke en sociale onrust als gevolg van de pandemie. Zo investeert dit kabinet nadrukkelijk in het versterken van de gezondheidszorg en in het verbeteren van toekomstperspectief van de jeugd in de regio.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de huidige situatie in Tsjaad bijzonder onvoorspelbaar is en de crisis onbeheersbare vormen dreigt aan te nemen. Voor het kabinet is het van belang dat in Tsjaad een democratische transitie plaatsvindt die de stabiliteit van het land waarborgt. Wat is de concrete inzet van de Minister tijdens de Raad op dit punt? Welke problemen voorziet het kabinet? Nu de junta een overgangsregering heeft benoemd, wat is de EU positie ten aanzien van verkiezingen? En hoe groot acht de Minister de kans dat er daadwerkelijk vrije verkiezingen worden gehouden binnen 18 maanden?

11. Antwoord van het kabinet

Het kabinet onderkent het belang van een democratische transitie die de stabiliteit van het land waarborgt. Het kabinet volgt dan ook de oproep vanuit de EU voor een brede nationale dialoog, inclusieve transitie van beperkte duur, het herstel van de constitutionele orde en het respecteren van zowel civiele als politieke vrijheden. Voor zowel het kabinet als de EU is het houden van eerlijke en vrije verkiezingen, zo mogelijk binnen 18 maanden, een belangrijk onderdeel van het transitieproces, zie ook antwoord 7.

Ook een delegatie van de Afrikaanse Unie spreekt met alle betrokkenen in Tsjaad over het transitieproces. Het is nog te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomst hiervan en om een afgewogen appreciatie te geven van het meest waarschijnlijke scenario. Hier zal in latere correspondentie aan de kamer op worden ingegaan. Dit kabinet heeft een ambassadekantoor in Tsjaad geopend. Hierdoor is Nederland nauw betrokken bij de internationale diplomatieke inspanningen in Tsjaad.

Tsjaad speelt een belangrijke rol in de bredere Sahel-regio. Wat is voor het kabinet de belangrijkste factor in de belangenafweging tussen de belangen van de bevolking van Tsjaad en die van de EU en op welke manier kunnen die belangen in overeenstemming gebracht worden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

12. Antwoord van het kabinet

De recent herziene EU Sahel strategie benadrukt dat Europa en de Sahel een gezamenlijk belang hebben om de onderlinge samenwerking te intensiveren en stabiliteit te bevorderen. Acute veiligheidsdreigingen en lange termijn trends zoals klimaatverandering, demografische druk in een context van onvoldoende economische groei, gebrek aan natuurlijke hulpbronnen, en de impact van COVID-19 hebben negatieve implicaties voor de belangen van de bevolking van de Sahel, waaronder die van Tsjaad, met mogelijke gevolgen voor de EU. Het strategisch belang van Tsjaad in de Sahel, als instabiele regio aan de randen van Europa, blijft daarom onverminderd groot.

Met het oog op de belangen van de bevolking in Tsjaad en op die van de EU, dient de EU-steun maximaal ten goede te komen aan burgers. De Hoge Vertegenwoordiger benadrukte tijdens zijn recente bezoek aan de regio dan ook dat «de EU geen blanco cheques uitschrijft.» In ruil voor Europese steun dienen de autoriteiten politieke en civiele rechten van de bevolking te respecteren, een inclusieve transitie vorm te geven en noodzakelijke hervormingen door te voeren die ten goede komen aan de lokale bevolking. Deze elementen zijn, mede op aandringen van Nederland, ook belangrijke pilaren onder de recent herziene Sahel strategie.

De leden van de GroenLinksfractie zien met lede ogen de verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel aan. Zij vinden het positief dat de Nederlandse beleidsprioriteiten omtrent goed bestuur ten behoeve van versterking van het sociaal contract tussen burger en staat en hervormingen van de veiligheidssector goed aan bod komen bij de Europese Sahelstrategie. Daarbij vragen zij zich af of de Minister kan toelichten welke gevolgen naar zijn mening de plotselinge dood van president Déby van Tsjaad heeft voor de Europese Sahelstrategie, onder andere ten aanzien van het bestrijden van terrorisme en jihadisme in de regio? Ziet de Minister naar aanleiding van onzekerheid over de nieuwe strategie van Tsjaad reden om de Europese Sahelstrategie te wijzigen, en zo ja hoe?

13. Antwoord van het kabinet

Op dit moment ziet het kabinet geen reden om de recent aangenomen herziene Sahel strategie te wijzigen. Het overlijden van President Déby heeft op dit moment geen repercussies op de regionale veiligheidsinzet ook al zijn de gevolgen daarvan op middellange termijn nog ongewis. Bovendien biedt de Europese Sahel strategie vooral een breder beleidskader voor EU-inzet in de Sahelregio. Als zodanig biedt de strategie voldoende ruimte om, waar nodig, het optreden aan te passen aan de ontwikkelingen in de regio en aan de opgedane ervaringen. De Raad zal de vorderingen ten aanzien van de prioriteiten van de EU regelmatig evalueren zodat het beleid ten aanzien van de Sahel waar nodig kan worden bijgesteld.

Op welke wijze gaan Nederland en de EU betrokken blijven bij de democratische transitie van Tsjaad, en is de Minister bereid om in komende Raad Buitenlandse Zaken te agenderen hoe hier vanuit de EU de druk zo hoog mogelijk kan worden opgevoerd om eerlijke en vrije verkiezingen te organiseren teneinde een daadwerkelijk democratische transitie mogelijk te maken?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt de situatie in Tsjaad en de bredere Sahel regio nauwgezet. Zoals hierboven aangegeven is tijdens deze kabinetsperiode een diplomatieke vertegenwoordiging in Tsjaad geopend. In de hoofdstad N’djamena werkt het Ambassadekantoor intensief samen met de lokale EU-delegatie. Betrokkenheid, in EU-verband, bij een democratisch transitieproces blijft vanzelfsprekend een prioriteit van de Nederlandse inzet.

Zoals hierboven aangegeven zal tijdens de Raad stilgestaan worden bij het recente bezoek van de Hoge Vertegenwoordiger aan Tsjaad en de Sahel regio. Het kabinet is voornemens de EU te verzoeken deze actieve inzet ten behoeve van een brede nationale dialoog, inclusieve transitie van beperkte duur, het herstel van de constitutionele orde en het respecteren van zowel civiele als politieke vrijheden te continueren. Zie ook antwoord 7 en 11.

Global Health

De leden van de VVD-fractie zijn verheugd dat onder current affairs over global health zal worden gesproken, aangezien de belangrijkste prioriteit van dit moment is om sterker uit de coronacrisis te komen. Welke lessen heeft het kabinet getrokken uit de COVID-19 pandemie en zouden moeten worden ingebracht tijdens de Global Health Summit op 21 mei, zowel ten aanzien van knelpunten op de korte termijn als issues op de lange termijn?

15. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal met belangstelling kennis nemen van de onafhankelijke evaluatierapporten over de respons op de COVID-19 pandemie, zoals het rapport van de Independent Panel for Pandemic Preparedness (IPPR), de Independent Oversight and Advisory Committee (IOAC) en de onafhankelijke evaluatie van de International Health Regulations (IHR). Deze rapporten zullen te vinden zijn via de website van de WHO1. Op basis van deze informatie zal het kabinet de inzet in de World Health Assembly (WHA) zelf en de Global Health Summit nader bepalen. Uw Kamer wordt separaat geïnformeerd over de bredere Nederlandse inzet tijdens de WHA.

Vooruitlopend hierop, heeft het kabinet al steun uitgesproken voor ontwikkeling van een mondiaal verdrag over paraatheid en respons op pandemieën ter ondersteuning van de implementatie van de IHR. Een dergelijk verdrag zou volgens het kabinet idealiter bepalingen moeten bevatten voor verbetering van de mondiale paraatheid, alertheid en respons tijdens een pandemie. Hiertoe bestaan al afspraken zoals de International Health Regulations (IHR), maar de huidige crisis laat zien dat deze afspraken niet afdoende zijn geweest.

Voor Nederland is vooral belangrijk dat landen tijdens daarbij commitment tonen om d.m.v. multilaterale samenwerking zowel beter voorbereid te zijn op mogelijk nieuwe pandemieën, als wel ten aanzien een gezamenlijke response hiertegen. Die response gaat verder dan de volksgezondheidssector alleen. Een zogenaamde «all of government» benadering is daarbij van belang.

De Global Health Summit zal zich echter vooral richten op de huidige crisis en de bijdragen die landen kunnen leveren om hier een antwoord op te geven. Landen zijn gevraagd welke bijdrage ze kunnen leveren, zowel in geld als in-kind (o.a. vaccins).

Wat zijn voor het kabinet belangrijke speerpunten voor de Rome Declaration of Principles en de WHA-resolutie? Wat moet hier volgens het kabinet wel of juist niet in worden opgenomen? En hoe wordt de Tweede Kamer hier tijdig bij betrokken, gezien uit de geannoteerde agenda de inhoud nog niet duidelijk wordt?

16. Antwoord van het kabinet

Momenteel worden de uitgangspunten van de verklaring nog besproken. Duidelijk is dat de verklaring richting moet geven aan een nieuw mondiaal verdrag gebaseerd op uitgangspunten van wereldwijde solidariteit en rechtvaardige en multilaterale samenwerking, effectieve en transparante governance inclusief toezicht en verantwoordingsplicht. Hierbij dient de mens centraal te staan, en moet het beleid gebaseerd zijn op ervaring en wetenschap. Tenslotte is er veel aandacht voor duurzame financiering van zowel de voorbereiding als respons.

Het kabinet zal na de Global Health Summit en de WHA uw kamer informeren over de uitkomsten daarvan en over het voorziene proces om te komen tot het mondiale verdrag.

De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland de bijdrage aan ACT-A (Access to Covid Tools Accelerator) met € 52 miljoen euro heeft verhoogd tot € 137 miljoen. Uit welke begroting(spost) wordt deze bijdrage gedekt? Welke bijdragen leveren andere landen (extra) aan ACT-A, waarmee lage- en middeninkomenslanden worden voorzien van vaccins, beschermende middelen, diagnostische tests en geneesmiddelen voor COVID-19? De ervaring leert dat Nederland vaak voorop loopt, maar andere landen helaas achterblijven.

17. Antwoord van het kabinet

De aanvullende Nederlandse bijdrage aan ACT-A komt ten laste van de BHOS-begroting, hiervan zal 40 miljoen euro ten goede komen aan de vaccinpilaar van COVAX en 12 miljoen euro aan het Global Fund for Aids, TB and Malaria waarmee landen worden ondersteund met de uitrol van diagnostische tests, beschermende middelen en geneesmiddelen, en het versterken van gezondheidssystemen.

Op de website van de WHO2 is, met lichte vertraging, te zien welke landen welke bedragen hebben toegezegd voor de Access to COVID Tools Accelerator (ACT-A). Ook staan de bijdragen van de Europese Commissie in dit overzicht. Nederland is met een totale bijdrage van 137 mln EUR de elfde publieke donor van ACT-A. Om de pandemie wereldwijd te kunnen indammen heeft ACT-A voor 2021 28,6 mld USD nodig. Donoren hebben tot nu toe 14,1 mld USD aan ACT-A bijgedragen.

De leden van de D66-fractie zijn positief over de aanstaande Global Health Summit, en zijn goed gestemd over het feit dat Europese staten hier een gezamenlijk geluid willen laten horen. Wel willen de leden vragen of de Minister de Nederlandse inzet voor deze Summit iets verder kan toelichten. Zal Nederland zich naast de inzet op multilateralisme in het algemeen ook focussen op de preventie van vergelijkbare pandemieën die veroorzaakt worden door zoönose? Welke globale afspraken wil Nederland maken om het risico op zoönosen te verkleinen? Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat de coronapandemie heeft laten zien dat de huidige omgang met dieren grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en dit alleen door middel van betere multilaterale afspraken verder ingeperkt kan worden? Kan de Minister hierbij de risico’s van de intensieve veehouderij en de handel in wilde dieren onder de aandacht van de Raad brengen?

18. Antwoord van het kabinet

Zie voor de Nederlandse inzet op de WHA en de Global Health Summit, het antwoord 15.

De Covid-19 pandemie laat de relevantie van constante aandacht voor zoönosen op internationaal niveau zien. En daarbij is voorkomen beter dan genezen; het onderwerp preventie is hierbij van belang. De Nederlandse manier van werken in de zoönosenstructuur wordt internationaal actief uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda (GHSA), om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen. Ook zet Nederland zich in multilateraal verband in op een «One Health»-aanpak bij voorbereidingen op een pandemie. Voor specifieke vragen over het Nederlandse beleid inzake de multilaterale inzet op zoönosen, verwijs ik graag naar de Ministers van VWS en LNV. Op 12 februari hebben zij de Kamer geïnformeerd over de stand van zaken aangaande het zoönosenbeleid (Kamerstuk 25 295, nr. 990). In deze kamerbrief is ook melding gemaakt van het instellen van een expertgroep zoönosen onder leiding van de heer H.J. (Henk) Bekedam. Deze expertgroep zal in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en omgeving, in beeld brengen wat er nodig is om risico’s op zoönotische uitbraken te verkleinen, ook internationaal gezien. Voor de zomer wordt hun rapport verwacht.

Deze Raad leent zich niet om specifiek in te gaan op de meer brede risico’s in relatie tot intensieve veehouderij en handel.

De leden van de CDA-fractie vragen wie namens het Nederlandse kabinet zal deelnemen aan de Global Health Summit. De EU heeft het initiatief genomen voor een WHA-resolutie (World Health Assembly) over «Strengthening WHO preparedness and response to health emergencies» staat in de geannoteerde agenda. De onderhandelingen over deze tekst zijn gaande valt te lezen. De leden van de CDA-fractie vragen of de tekst van deze resolutie reeds beschikbaar is. Deze leden vragen bovendien of de Nederlandse regering voornemens is deze resolutie te amenderen en de Kamer daarover te informeren.

19. Antwoord van het kabinet

De uitnodiging voor deelname aan de virtuele Global Health Summit is gericht aan de regeringsleiders. Voorzien is dat de Minister-President namens Nederland een videostatement zal geven.

De genoemde resolutie zal tot de World Health Assembly zelf (start 24 mei) nog in onderhandeling zijn. Nederland heeft een aantal aandachtpunten die het tracht terug te laten komen in de resolutie. Het gaat hierbij onder andere om voldoende aandacht voor mensenrechten, maar ook de eerder genoemde aandacht voor de link tussen de gezondheid van mensen en dieren, de «One Health»-approach. Daarnaast streeft Nederland bij discussies over «pandemic preparedness» dat de inzet hierop bijdraagt aan versterking van de reguliere gezondheidszorg. Ook de versterking van de WHO zelf is een punt van aandacht, waarbij de aanbevelingen van lopende evaluaties van de bredere COVID-19 respons betrokken zullen worden. Ten slotte is Nederland voorstander van een nieuw International Pandemic Treaty, om de aandacht in alle landen en samenwerkingsverbanden te behouden bij het zich beter voorbereiden en reageren op een volgende pandemie.

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre tijdens deze Top besproken wordt hoe lage inkomenslanden ondersteund kunnen worden in de strijd tegen de pandemie. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister als het gaat om Global Health in te zetten op het versterken van gezondheidsstructuren waardoor landen sneller en beter hulp geboden kan worden bij acute medische problemen, maar ook ten behoeve van het leveren van basiszorg. Tevens vragen deze leden de Minister in te zetten op behoud van structuren als COVAX na de pandemie zodat deze ook ingezet kan worden voor de bestrijding van andere ziekten. Tenslotte vragen deze leden aan te geven bij het aanpakken van welke mondiale ziekten of medische situaties de Nederlandse prioriteit dient te liggen volgens het Nederlands kabinet. De leden van de CDA-fractie verzoeken de Minister hierbij in ieder geval bacteriële resistentie hoog te prioriteren.

20. Antwoord van het kabinet

Het onderwerp Global Health zal beperkt aan de orde komen tijdens de Raad.

Wat versterking van gezondheidssystemen betreft: Nederland blijft met BHOS middelen zich inzetten om de veerkracht van deze systemen te versterken. Dit gebeurt onder meer via bijdragen aan landenprogramma’s, de Global Financing Facility, de WHO en door het versterken van het maatschappelijk middenveld. Om de impact van de Nederlandse inzet zo groot mogelijk te laten zijn, is hierbij gekozen voor een focus op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). In totaal draagt naar schatting 40% van de middelen ingezet voor gezondheid en SRGR direct bij aan gezondheidssysteemversterking.

Zoals terug is te lezen in antwoord 15, steunt Nederland ook het voornemen om structurele afspraken te maken over processen voor eerlijke toegang tot zogenaamde global public goods, inclusief de duurzame financiering hiervan, waarbij zeker voortgebouwd kan worden op de ervaringen met COVAX.

Het bestrijden van antimicrobiële resistentie is en blijft een prioritair onderwerp waar Nederlands in internationale gremia aandacht voor blijft vragen in lijn met het recent gepresenteerde Kamerbrief over voortgang aanpak antibioticaresistentie (Kamerstuk 32 793, nr. 267) . Voor wat betreft toekomstige prioriteiten, wacht het Kabinet graag het door uw Kamer gevraagde advies van de AIV over Global Health af.

De leden van de PvdA-fractie zijn met het kabinet van mening dat de huidige situatie het bredere belang van goede gezondheidssystemen en de noodzaak van investeringen in Global Health duidelijk hebben gemaakt. De huidige grote uitdaging is om een wereldwijde vaccinatiegraad te bereiken die genoeg bescherming biedt tegen het coronavirus. Wat is de inzet van het kabinet binnen de EU om bij te dragen aan snellere vaccinatie voor iedereen, zodat mensen in armere landen niet pas eind 2014 aan de beurt zijn?

21. Antwoord van het kabinet

De Europese Unie is een pleitbezorger van een multilaterale response op de COVID-19 crisis, waaronder nadrukkelijk ook de wereldwijde solidaire verdeling van vaccins. Hierin speelt de Access to Tools – Accelerator (ACT-A), met onder meer de pijler voor vaccins COVAX, een belangrijke rol. Nederland is met een totale bijdrage van 137 mln EUR elfde publieke donor van ACT-A, waarvan 70 mln EUR is bestemd voor COVAX. De Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijk hebben momenteel 2,2 miljard euro aan COVAX bijgedragen.

Daarnaast zet het kabinet in op een efficiënte en solidaire herverdeling van de toekomstige overtollige vaccins. Hiertoe is momenteel het Europese Vaccine Sharing Mechanism in ontwikkeling. Uitgangspunt hierbij is dat donaties zoveel mogelijk via COVAX lopen, maar uitzonderingen voor bilaterale donaties blijven evenwel mogelijk. Tot op heden zijn er nog geen concrete toezeggingen van landen aan het Vaccine Sharing Mechanism gedaan omdat de meeste Europese landen zelf nog bezig zijn met het uitrollen van hun eigen vaccinatieprogramma’s. Wel hebben inmiddels Frankrijk en Zweden direct vaccins gedoneerd aan COVAX. Aanvullend heeft de Commissie recentelijk financiering verstrekt voor de aankoop van 651.000 doses van BioNTech/Pfizer vaccins door de landen op de Westelijke Balkan. De vaccinlevering van Pfizer aan de Westelijke Balkan staat los van de aankoop van vaccins voor EU lidstaten en gaat ook niet ten koste van reeds gecommitteerde leveringen aan de EU. De levering wordt gefinancierd vanuit het EU-instrument voor pretoetredingssteun (IPA).

Het grootste knelpunt bij het toeleveren van vaccins aan Afrika lijkt momenteel vooral de beschikbaarheid van vaccins op de wereldmarkt te zijn. Daarnaast zijn nog niet alle landen gereed om grootschalige vaccinatiecampagnes uit te rollen. COVAX (met name via zijn partners WHO, UNICEF) en de Wereldbank ondersteunen landen hierbij. Op de korte termijn lijkt het niet zinvol om andere, parallelle steuntrajecten in te zetten. Wel kan op de lange termijn gekeken worden naar ondersteuning van capaciteitsopbouw in Afrika. De Europese Commissie is voornemens om dit samen met de lidstaten op te pakken onder het nieuwe EU-externe financieringsinstrument NDICI.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de Wereldgezondheidsorganisatie voorstander is van een TRIPS-ontheffing (Agreement on Trade-related Intellectual Property Rights) zodat meer producenten coronavaccins kunnen maken. Is het kabinet bereid zich hiervoor in te zetten binnen de EU? En zo niet, in welke noodsituatie acht het kabinet het wél een optie om in te zetten om tijdelijk af te zien van octrooirechten?

22. Antwoord van het kabinet

De doelstelling van het kabinet is glashelder: we moeten er voor zorgen dat zo snel mogelijk zo veel mogelijk vaccins worden geproduceerd en eerlijk verdeeld worden over de wereld. Over dit doel is iedereen het eens.

Het kabinet steunt daarom de nieuwe directeur-generaal van de WTO, dr. Ngozi Okonjo-Iweala, in haar pogingen om een «derde weg» te vinden binnen de discussie over de productie van vaccins. Ook verwelkomt het kabinet de constructieve opstelling van de Verenigde Staten. Zij geven aan zich binnen de WTO in te zetten voor een aangepaste waiver, beperkt tot COVID-19 vaccins. Zij geven daarbij eveneens aan dat verdere uitwerking daarvan vanwege de complexiteit van de vraagstukken niet eenvoudig zal zijn. Ook India en Zuid Afrika hebben inmiddels aangegeven met een aangepast waiver-voorstel te komen. Het kabinet zal dit ook verder op Europees niveau bespreken.

Daarbij merkt het kabinet wel op dat er bij een aangepaste waiver rekening gehouden moet worden met een aantal zaken. Zo geldt bij de productie van geneesmiddelen in het algemeen, en zeker voor vaccins, dat naast een eventuele licentie, met name overdracht van vertrouwelijke kennis nodig is. Het delen van dergelijke vertrouwelijke kennis kan, anders dan weleens wordt gesuggereerd, niet worden afgedwongen. Opschorting van intellectuele eigendomsrechten leidt niet tot het (verplicht) delen van voor productie benodigde kennis, en er bestaat zelfs een risico dat het de bestaande vrijwillige samenwerking en overdracht van knowhow kan verstoren. We moeten er daarnaast voor waken maatregelen te nemen die mogelijk afbreuk kunnen doen aan de prikkels voor innovatie en investeringen in nieuwe vaccins en geneesmiddelen of de bereidwilligheid van partijen om kennis te delen en (nieuwe) samenwerkingen aan te gaan. Over deze aspecten dient verder gesproken te worden binnen de WTO.

Om geen tijd te verliezen moet, terwijl verdere discussie over een aangepast waiver-voorstel loopt, de internationale gemeenschap zich inspannen om bestaande knelpunten voor de productie van vaccins, zoals een gebrek aan grondstoffen of gekwalificeerd personeel voor productielocaties, aan te pakken. Ook moet de internationale gemeenschap matchmaking tussen bedrijven met capaciteit en bedrijven met kennis van vaccinproductie verder op gang brengen, bijvoorbeeld via de recent aangekondigde COVAX manufacturing taskforce van de WHO.

De leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd wat het kabinet precies bedoelt met «een significante Team Europe bijdrage».

23. Antwoord van het kabinet

Zoals ook toegelicht in de Geannoteerde Agenda van de Raad Buitenlandse Zaken in juni 2020 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 231), is Team Europe de samenwerking tussen Europese Commissie, de Europese Investeringsbank, EU lidstaten en hun ontwikkelingsorganisaties en -banken om partnerlanden te steunen bij hun COVID-19 respons. Nederland hecht waarde aan deze Europese inzet. Gezamenlijke externe inzet is essentieel, ook om een wereldwijde solidaire verdeling van vaccins te waarborgen. In dit kader geldt dat Team Europe momenteel EUR 2,2 miljard aan COVAX heeft bijgedragen. Nederland zal een pleitbezorger blijven van een voortrekkersrol door Team Europe bij de adequate en afdoende financiële ondersteuning van een multilaterale respons op de coronacrisis.

Westelijke Balkan

De leden van de VVD-fractie onderstrepen het geopolitieke- en veiligheidsbelang van de Westelijke Balkan voor de EU. De leden delen daarom de inzet van het kabinet om actieve betrokkenheid van de EU bij de landen van de Westelijke Balkan te blijven tonen, mede in het licht van de invloed van derde landen zoals Rusland en China. Ook zijn de leden het ermee eens dat hierover samenwerking en afstemming met de VS dient plaats te vinden.

De leden van de VVD-fractie vragen hierbij aandacht voor landen die spijt hebben van de betrokkenheid bij het Chinese Belt & Road Initiative, wanneer deze nadelig blijkt uit te pakken (zoals in het geval van Montenegro). Welke mogelijkheden zijn er om deze landen te hulp te komen, zonder dat er een moral hazard ontstaat omdat de Europese Unie of andere Westerse landen een gemakkelijk vangnet bieden als onverantwoorde leningen slecht uitpakken?

24. Antwoord van het kabinet

Het is niet in het belang van de EU als buurlanden zich via onhoudbare schulden kwetsbaar maken voor invloed van derde landen. De houdbaarheid van de schuldenpositie van Montenegro is zorgelijk. Dit bleek ook uit eerder opgestelde monitoringsrapportages van de Europese Commissie. In het kader van de dialoog met partnerlanden in het toetredingsproces wordt er veelvuldig gesproken over noodzakelijke economische hervormingen en de manieren waarop het brede instrumentarium dat de EU reeds inzet in de regio van toepassing kan zijn. Tegelijkertijd is het niet aan de EU om de problematische schulden van derde landen af te betalen met EU-geld. De EU is de grootste investeerder en handelspartner in de regio en via het Pre-accessie instrument (IPA) ondersteunt het de landen op de Westelijke Balkan. Het kabinet blijft het belang van een geloofwaardig EU-alternatief voor dergelijke problematische leningen onderstrepen.

Welke mogelijkheden zijn er voor de EU, eventueel samen met de VS, om gekoppeld aan strenge voorwaarden (zoals verantwoording voor keuzes uit het verleden, corruptiebestrijding, goed bestuur, en beter financieel beleid in de toekomst) landen op de Westelijke Balkan bij te staan. Hoe kan worden voorkomen dat China controle krijgt over bijvoorbeeld belangrijke infrastructuur en landen politiek afhankelijk maakt? Wie binnen de Europese Unie dienen hier volgens het kabinet het voortouw in te nemen? Is de Minister bereid erop aan te dringen dat hier binnen de EU met een geopolitieke bril naar gekeken wordt?

25. Antwoord van het kabinet

De landen op de Westelijke Balkan worden door de EU en de lidstaten bijgestaan middels een groot aantal instrumenten. Via het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) worden kandidaat-lidstaten ondersteund in hun toetredingsproces en bij de daarvoor noodzakelijke hervormingen. Daarnaast streeft de Commissie ernaar om via het vorig jaar aangekondigde Economic Investment Plan (EIP) voor de Westelijke Balkan economische ontwikkeling te stimuleren via een brede sectorale aanpak, met plannen op het gebied van infrastructuur, diversificatie van energievoorzieningen, digitalisering, menselijk kapitaal en door middel van vergroening en aandacht voor het klimaat. In de door de Commissie in 2018 gepresenteerde Westelijke Balkan-strategie vormt ondersteuning van hervormingen op het gebied van transport- en energieverbindingen één van de zes kerninitiatieven van de Commissie. Daarnaast zijn er ook andere reguliere instrumenten van de EU die van toepassing zijn op de Westelijke Balkan, zoals bijvoorbeeld de energiegemeenschap, en die er vanuit hun aard op zijn gericht om eenzijdige afhankelijkheden te voorkomen.

Deze inzet zal ook bijdragen aan het voorkomen van een te grote afhankelijkheid van derde landen zoals China. Tijdens de Raad zullen de Benelux landen zich gezamenlijk uitspreken over het bredere geopolitieke belang van de relatie tussen de EU en de Westelijke Balkan.

NL acht het van belang dat landen oplettend blijven en geen onomkeerbare stappen zetten, bijvoorbeeld bij het aangaan van publieke schulden, en de lange termijn effecten hiervan goed in de gaten blijven houden.

De leden van de D66-fractie lezen dat er sprake is van Russische en Chinese beïnvloeding in de Westelijke Balkan, Nederland stelt voor om dit te bestrijden met strategische communicatie en publieksdiplomatie. Kan de Minister toelichten wat hier precies mee wordt bedoeld? En hoe staat dit in verband met het bredere EU-instrumentarium waar de Minister naar verwijst? Kan de Minister iets kwijt over de vormen waarin Russische en Chinese beïnvloeding in deze regio plaatsvindt?

26. Antwoord van het kabinet

Middels strategische communicatie en publieksdiplomatie draagt de EU in de Westelijke Balkan uit dat de EU en de lidstaten de belangrijkste partner zijn van de regio op een breed aantal terreinen, zoals handel, investeringen, hulpprogramma’s, rechtsstaat, veiligheid, klimaat etc. Deze relatie krijgt vorm door middel van inzet van het brede EU-instrumentarium en de inzet van de lidstaten. Het Kabinet acht het wenselijk dat de communicatie-inspanning hierover wordt geïntensiveerd, en de vertaalslag maakt naar de effecten op het dagelijks leven van de burgers van die landen.

Beïnvloeding door landen buiten de regio in de Westelijke Balkan vindt op diverse wijzen plaats. Dit kan op economisch terrein liggen middels investeringen en grootschalige leningen voor (infra)projecten. Dit herbergt het risico op schuldafhankelijkheid, en dit kan zich vertalen in politieke druk en zelfs in inbreuk op de soevereiniteit van een land. Beïnvloeding kan ook vorm krijgen door propaganda of (des-)informatie, bijvoorbeeld door middel van het manipuleren van lokale media, of recente communicatie rond vaccindiplomatie. Rusland investeert in de relatie met specifieke etnische groepen in de regio teneinde diplomatieke invloed te verwerven. Dergelijke vormen van beïnvloeding acht het Kabinet in het algemeen ongewenst.

Door de EU gestimuleerde hervormingen gericht op transparantie en corruptiebestrijding, zijn een belangrijk instrument om invloed van derde landen in de landen in de regio tegen te gaan.

Graag vragen de leden van de D66-fractie ook aandacht voor een andere vorm van Chinese beïnvloeding in de EU, namelijk het feit dat Oeigoeren zowel in Nederland als in andere Europese landen geïntimideerd en bedreigd worden door de Chinese overheid. Uiteraard is hier geen plaats voor in de Europese Unie en moet dit beter in kaart gebracht worden en vervolgens een halt toe worden geroepen. Kan de Minister dit Europese probleem aankaarten in de Raad?

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vindt intimidatie van Oeigoeren onacceptabel. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft diverse meldingen ontvangen van Nederlandse Oeigoeren of statushouders over in China vermiste familieleden en/of intimidatie door de Chinese overheid. Ik heb deze intimidatie bij mijn Chinese counterpart Wang Yi opgebracht, en recentelijk heeft onze Mensenrechtenambassadeur onze afkeuring over de intimidatie van Oeigoeren in de EU overgebracht aan de Chinese ambassadeur. Ik heb dit probleem, in lijn met de motie van het lid Koopmans c.s. over een gemeenschappelijke Europese positie inzake de situatie van de Oeigoeren (Kamerstuk 32 735, nr. 284), eerder in de Raad opgebracht en breng het waar mogelijk op in directe contacten met Europese collega’s. Ook op ambtelijk niveau is dit onderwerp al een aantal keren besproken in EU-kader en bilaterale contacten met EU-partners, en daarbij is aangedrongen op eensgezind EU-optreden in geval EU-burgers worden geïntimideerd. Nederland zal dit onderwerp in Europees kader blijven aankaarten.

Hoewel er geen besluiten worden genomen deze Raad, willen de leden van de PvdA-fractie dat het belang van de samenwerking met de Westelijke Balkan en actieve betrokkenheid van de EU bij deze landen wordt benadrukt. Wat is de verwachting van het kabinet ten aanzien van de start van de inter-gouvernementele conferenties (IGCs) met Noord-Macedonië en Albanië? En wordt er nog politieke druk uitgeoefend op Bulgarije om hun veto in te trekken? Zo nee, waarom niet?

28. Antwoord van het kabinet

De eerste Intergouvernementele Conferentie (IGC) met Noord-Macedonië kan wat het kabinet betreft plaatsvinden zodra er overeenstemming is over het onderhandelingsraamwerk. Zoals bekend besloot de Raad in maart 2020 dat de eerste IGC met Albanië kan plaatsvinden als is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de raadsconclusies van deze Raad. Pas als is voldaan aan deze voorwaarden, is het houden van een eerste IGC met Albanië voor het kabinet aan de orde. Het Portugese voorzitterschap probeert met ondersteuning van lidstaten een oplossing voor de Bulgaarse blokkade van het onderhandelingsraamwerk voor Noord-Macedonië te bewerkstelligen.

Wat is de appreciatie van het kabinet van de uitslag van de verkiezingen in Albanië en de mogelijke invloed daarvan op de start van de EU-onderhandelingen? Welke rol speelt het toekomstige voorzitterschap van Slovenië? Verwacht het kabinet hier nog bijzonderheden? En zo ja, welke?

29. Antwoord van het kabinet

De parlementaire verkiezingen in Albanië van 25 april zijn over het algemeen transparant verlopen. Het kabinet kan zich goed vinden in de verklaring van de EU Hoge Vertegenwoordiger Borrell van 27 april ten aanzien van de verkiezingen. Hierin wordt onder meer gesteld dat de verkiezingen goed georganiseerd en inclusief zijn verlopen; maar ook wordt opgeroepen om vermeende onregelmatigheden te laten onderzoeken door de Albanese kiesraad en competente autoriteiten. Op basis van de uitslag is het waarschijnlijk dat de Socialistische Partij van Premier Rama in september aan een derde termijn zal beginnen. Zoals bekend besloot de Raad in maart 2020 dat de eerste IGC met Albanië kan plaatsvinden als is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in de raadsconclusies van deze Raad. Pas als is voldaan aan deze voorwaarden, is het houden van een eerste IGC met Albanië voor het kabinet aan de orde. Slovenië zal tijdens zijn voorzitterschap een top over de Westelijke Balkan organiseren. De specifieke insteek hiervan is nog niet bekend. Wel heeft Slovenië aangegeven daarbij aandacht te willen besteden aan het uitbreidingsdossier.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat China honderden miljoenen euro’s aan leningen heeft uitstaan in de Westelijke Balkan-landen. Hoe kijkt het kabinet naar de afwijzing van de Europese Commissie om de Montenegrijnse regering financieel te helpen bij het afbetalen van de Chinese lening voor de bouw van een snelweg? Hoe zorgelijk vindt het kabinet het feit dat Montenegro inmiddels bijna 40% van de staatsschuld bij China heeft uitstaan? En hoe kan de EU Montenegro hierbij helpen?

30. Antwoord van het kabinet

De houdbaarheid van de schuldenpositie van Montenegro is zorgelijk. Dit bleek ook uit eerder opgestelde monitoringsrapportages van de Europese Commissie. Het is niet in het belang van de EU als buurlanden zich via onhoudbare schulden kwetsbaar maken voor invloed van derde landen. In het kader van de dialoog met partnerlanden in het toetredingsproces wordt er veelvuldig gesproken over noodzakelijke economische hervormingen en de manieren waarop het brede instrumentarium dat de EU reeds inzet in de regio van toepassing kan zijn. Tegelijkertijd is het niet aan de EU om de problematische schulden van derde landen af te betalen met EU-geld. De EU is de grootste investeerder en handelspartner in de regio en via het Pre-accessie instrument (IPA) ondersteunt het de landen op de Westelijke Balkan. Het kabinet blijft het belang van een geloofwaardig EU-alternatief voor dergelijke problematische leningen onderstrepen.

De leden van de PvdA-fractie vragen het kabinet om een overzicht te geven van de geleverde vaccins door de EU aan de landen in de Westelijke Balkan. En hoe staat dit in verhouding met de geleverde vaccins door Rusland en China?

31. Antwoord van het kabinet

Recentelijk is door de Europese Commissie financiering verstrekt voor de aankoop van 651.000 doses van BioNTech/Pfizer vaccins door de landen in de Westelijke Balkan. De eerste batch aan vaccins is op 4 mei jl, geleverd met geplande vervolgleveringen tot en met augustus. De vaccins zijn door de Europese Commissie verdeeld op basis van de huidige vaccinatiegraad in de landen. Op basis van deze methodiek ontvangt Bosnië en Herzegovina 214.000, Albanië 145.000, Noord-Macedonië 119.000, Kosovo 95.000, Montenegro 42.000 en Servië 36.000 vaccins. Daarnaast ontvingen de landen op de Westelijke Balkan in een eerder stadium al de volgende aantallen vaccins via het COVAX programma: Montenegro 24.000, Noord-Macedonië 24.000, Servië 57.600, Albanië 38.400, Bosnië en Herzegovina 49.800, Kosovo 24.000. Ook heeft een aantal landen van de Westelijke Balkan zelf EMA-goedgekeurde vaccins ingekocht. Via het COVAX programma zullen nog meerdere leveringen volgen. Het is complexer om een indicatie te geven van de aantallen Russische of Chinese vaccins die zijn aangekocht dan wel gedoneerd, ook omdat er soms derde landen betrokken zijn bij deze deals. Servië heeft op grote schaal vaccins uit Rusland en China ingekocht en heeft mede daarmee een hogere vaccinatiegraad ten opzichte van de andere Westelijke Balkanlanden weten te bereiken. Inmiddels is het land voornemens op korte termijn productiefaciliteiten voor de Spoetnik en Sinopharm vaccins te starten. Ook Albanië, Montenegro en Noord-Macedonië hebben grote hoeveelheden Chinese vaccins besteld en inmiddels deels ontvangen. Alle landen in de regio ontvingen eerder kleinere hoeveelheden Spoetnik vaccins.

Ook maken de leden van de PvdA fractie zich zorgen om de bedreigingen tegen journalisten in Servië, Noord-Macedonië en Bosnië-Herzegovina en het risico op politieke invloed op de onafhankelijke media. Is het kabinet bereid bijzondere nadruk te leggen op het belang van persvrijheid als een belangrijke pijler van rechtsstatelijkheid?

32. Antwoord van het kabinet

Berichten van bedreigingen tegen journalisten en verminderde persvrijheid in Servië, Noord-Macedonië en Bosnië en Herzegovina zijn zorgelijk. Nederland heeft internationaal een sterk profiel op persvrijheid en draagt dit ook in de landen van de Westelijke Balkan actief uit. Persvrijheid is zoals de PvdA fractie stelt een belangrijke pijler van een sterke rechtsstaat en het kabinet legt hier doorgaans bijzondere nadruk op en zal dit blijven doen.

In de drie genoemde landen hebben we ambassades die jaarlijks projecten en initiatieven gericht op het bevorderen van de persvrijheid steunen en zich daar regelmatig over uitspreken. Op 9 en 10 december 2020 organiseerde Nederland samen met UNESCO de World Press Freedom Conference, waar de veiligheid van journalisten het centrale thema was. De Ministers van Buitenlandse Zaken van Servië en Noord-Macedonië namen ook deel en ondertekenden de gezamenlijke verklaring.

Op de aankomende Raad Buitenlandse Zaken is de Benelux voornemens te pleiten voor een sterke focus van de EU op persvrijheid in de Westelijke Balkan, ook in het toetredingsproces van de (potentiële) kandidaat-lidstaten.

Vanuit het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) ondersteunt de EU diverse programma’s ter bevordering van mediavrijheid in de Westelijke Balkan. In de discussie over de toekenning van nieuwe IPA-fondsen (IPA III) zal het kabinet wederom inzetten op voldoende aandacht voor dit thema.

De leden van de GroenLinksfractie onderstrepen het geopolitieke belang van de Westelijke Balkan en de Nederlandse wens voor meer publieksdiplomatie van EU-zijde daarbij. Kan de Minister een toelichting geven over wat hij hier concreet van de zijde van de EU verwacht en op welke wijze hij dit precies gaat bepleiten bij de Raad Buitenlandse Zaken? Deze leden onderstrepen ook het belang van het krachtiger bestrijden van de georganiseerde misdaad en corruptie, en zij vragen welk EU-instrumentarium er wordt ingezet om dit mede namens de EU te helpen bestrijden?

33. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet in op meer proactieve en strategische communicatie en publieksdiplomatie vanuit de EU in de regio om het belang van de EU als voornaamste partner voor de regio te belichten. Zie ook antwoord 26.

De aanpak van georganiseerde misdaad en het bestrijden van corruptie zijn belangrijke prioriteiten in het toetredingsproces van (potentiële) kandidaat-lidstaten. Elk jaar wordt de voortgang van de individuele landen op de Westelijke Balkan geëvalueerd in de voortgangsrapportages van de Europese Commissie. Ondersteuning komt o.a. vanuit het Instrument voor Pre-toetredingssteun (IPA). Daarnaast is er ook ondersteuning mogelijk op project-basis vanuit EU lidstaten, ook wel Twinning genoemd. Op deze manier wordt de kennis van de overheden in de betreffende landen samengebracht. Daarnaast is er ook TAIEX, een instrument van de EU voor technische assistentie en informatie-uitwisseling. TAIEX helpt ook bij de toepassing van Europese regels en via dit instrument worden ervaringen met toepassing van regels gedeeld. Tot slot zijn er financiële middelen beschikbaar voor de bredere context van rechtsstaatopbouw, capaciteitsopbouw en veiligheidshervorming binnen de juridische instellingen in de respectievelijke landen waarvoor subsidies en tenderprocedure kunnen worden ingezet om de geschikte uitvoerende partijen te vinden.

De leden van de GroenLinksfractie vragen tot slot aandacht voor de verslechterende situatie omtrent de persvrijheid in Servië, Noord-Macedonië en Bosnia-Hercegovina, zowel wat betreft de veiligheid van journalisten als de afwezige of zeer marginale aanwezigheid van onafhankelijke media en journalistiek. Is de Minister bereid om bij aankomende Raad Buitenlandse Zaken te pleiten voor meer politieke druk om de pluriformiteit van het medialandschap te bevorderen en zo nodig onafhankelijke media en journalisten met daarvoor geschikte EU-fondsen te ondersteunen?

34. Antwoord van het kabinet

Berichten van bedreigingen tegen journalisten en verminderde persvrijheid in Servië, Noord-Macedonië en Bosnië en Herzegovina zijn zorgelijk. Nederland heeft internationaal een sterk profiel op persvrijheid en draagt dit ook in de landen van de Westelijke Balkan actief uit. Persvrijheid is een belangrijke pijler van een sterke rechtsstaat en het kabinet legt hier doorgaans bijzondere nadruk op en zal dit blijven doen. In de drie genoemde landen hebben we ambassades die jaarlijks projecten en initiatieven gericht op het bevorderen van de persvrijheid steunen en zich daar regelmatig over uitspreken. Op 9 en 10 december 2020 organiseerde Nederland samen met UNESCO de World Press Freedom Conference, waar de veiligheid van journalisten het centrale thema was. De Ministers van Buitenlandse Zaken van Servië en Noord-Macedonië namen ook deel en ondertekenden de gezamenlijke verklaring.

Op de aankomende Raad Buitenlandse Zaken zullen de Benelux landen pleiten voor een sterke focus van de EU op persvrijheid in de Westelijke Balkan, ook in het toetredingsproces van de (potentiële) kandidaat-lidstaten.

Vanuit het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA) ondersteunt de EU diverse programma’s ter bevordering van mediavrijheid in de Westelijke Balkan. In de discussie over de toekenning van nieuwe IPA-fondsen (IPA III) zal het kabinet wederom inzetten op voldoende aandacht voor dit thema.

Trans-Atlantische betrekkingen

De leden van de VVD-fractie hechten een groot belang aan de trans-Atlantische relatie en kijken uit naar een verstevigde samenwerking met de Biden/Harris-administratie in de komende jaren. Zij zijn dan ook verheugd dat de sanctiecoördinatie op deelterreinen reeds is verbeterd. Waar ziet het kabinet verder mogelijkheden tot verbeterde samenwerking met de VS? Wat vraagt het van de lidstaten zelf om deze samenwerking te kunnen intensiveren, bijvoorbeeld ten aanzien van nationale investeringen in Defensie? En welke rol kan Nederland spelen om de samenwerking tussen de EU en VS te verbeteren?

35. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht veel waarde aan het verder versterken van de trans-Atlantische betrekkingen, die gebaseerd zijn op gedeelde waarden en belangen. De VS is onze belangrijkste niet-Europese bondgenoot en op economisch en veiligheidsterrein is de samenwerking zeer intensief. In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 7 december 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2250) heeft het kabinet uiteengezet dat het de Gezamenlijke Mededeling «a new EU-US agenda for global change» een goed uitgangspunt acht voor het verbeteren van de samenwerking met de VS. Prioritaire dossiers voor NL zijn daarbij economische veiligheid, de relatie met China, de mogelijke terugkeer van de VS naar JCPOA en de Summit for Democracy. Ook een EU-VS veiligheidsdialoog biedt kansen om de samenwerking te intensiveren. De leden van de VVD-fractie merken terecht op dat versterking van de trans-Atlantische betrekkingen niet alleen een verantwoordelijkheid is van de Europese instellingen, maar ook van de lidstaten zelf. Hierbij kan gedacht worden aan defensie-investeringen, maar kunnen lidstaten ook zelf een bijdrage leveren aan het concretiseren van de trans-Atlantische gelijkgezindheid. Zo heeft Nederland een voortrekkersrol gespeeld in het mogelijk maken van o.a. Amerikaanse deelname aan het Europese PESCO-project inzake militaire mobiliteit. Op dit terrein en t.a.v. meer trans-Atlantische samenwerking op gebieden van o.a. economische veiligheid, sancties en cyber tracht NL, in zowel Europese overleggen als in bilateraal overleg met de VS, mogelijkheden voor gezamenlijk EU-VS optreden te identificeren en deze te bevorderen.

De leden van de VVD-fractie juichen het voornemen van een EU-VS top in juni toe. Welke thema’s wil Nederland agenderen voor deze top? De leden van de VVD-fractie zien China, Rusland, open strategische autonomie en moderne dreigingen als belangrijke thema’s om te bespreken. Deelt het kabinet deze prioriteitstelling?

36. Antwoord van het kabinet

De EU-VS Top zal de eerste fysieke bijeenkomst zijn van de leiders van de EU-instellingen en de Amerikaanse president Biden. Deze Top moet uitstralen dat er grote mate van gelijkgezindheid is tussen de EU en de VS over de geopolitieke uitdagingen van deze tijd en dat zij de ambitie hebben hierbij gezamenlijk op te trekken. Het kabinet deelt de mening van de VVD-fractie dat zowel de relaties met China als met Rusland belangrijke gespreksonderwerpen moeten zijn tijdens de EU-VS Top in juni. Alleen door samen te werken kunnen de EU en de VS effectief opkomen voor de gedeelde waarden en belangen waar het trans-Atlantische partnerschap op gestoeld is, dit raakt ook aan bijvoorbeeld multilateralisme, mensenrechten en economische veiligheid.

Bij het versterken van de open strategische autonomie van de EU is nauwe samenwerking met de VS en andere partners van belang. Een grotere Europese weerbaarheid en handelingsvermogen dragen bij aan een effectief en evenwichtig trans-Atlantisch partnerschap en viceversa. Het is voor het kabinet belangrijk dat de EU-VS Top dit ook uitdraagt. Het verbeteren van de EU-NAVO samenwerking, met name wat de gedeelde veiligheidsuitdagingen betreft, is daarbij eveneens van groot belang. Nederland draagt actief bij aan deze reflectie.

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister de Raad zal oproepen tot een integrale voorbereiding voor de EU-VS top, zodat deze tot concrete uitkomsten leidt. De leden van de D66-fractie vinden dit een goed voornemen. Wat voor onderwerpen zou Nederland graag geagendeerd zien op deze top, en wat voor concrete uitkomsten zijn voor Nederland, en voor de EU, wenselijk? Op welke beleidstreinen wordt voornamelijk vooruitgang verwacht?

37. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 36 voor een eerste uiteenzetting van verwachte onderwerpen op de EU-VS Top. Daarnaast is de Top ook een goede gelegenheid om met de VS de samenwerking te verdiepen op klimaat en handelspolitiek terrein. Met SPEC Kerry zal tijdens deze RBZ gesproken worden over EU-VS samenwerking op klimaatterrein in opvolging van de Amerikaanse Leaders Summit van 22 april jl. Op handelspolitiek terrein is het wenselijk om overeenstemming te bereiken over het oplossen van bestaande bilaterale handelspolitieke geschillen, voortbouwend op het besluit van afgelopen maart om de Airbus/Boeing tarieven voor vier maanden op te schorten. Verder is EU-VS samenwerking ook nodig om in WTO-verband en daarbuiten oneerlijke handelspraktijken effectiever aan te kunnen pakken.

De leden van de CDA-fractie vragen wat voor Nederland de belangrijkste punten zijn die geadresseerd dienen te worden tijdens de EU-VS top in juni en wat de Minister daaromtrent zal inbrengen tijdens deze Raad Buitenlandse Zaken. Deze leden vragen in hoeverre het VK wordt betrokken bij de versterking van de Trans-Atlantische betrekkingen. Zo vragen de genoemde leden of het wenselijk zou zijn dat het VK als derde Trans-Atlantische partner zou deelnemen aan de besprekingen en op welke manier het VK betrokken wordt bij conclusies van een EU-VS top.

38. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 36 en 37 voor een eerste uiteenzetting van verwachte onderwerpen op de EU-VS Top. Het VK wordt als niet-EU lidstaat niet betrokken bij deze EU-VS Top, waarbij opgemerkt kan worden dat er wel andere overlegorganen zijn, zoals de G7, waar de VS, de EU en het VK elkaar wel treffen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat met president Biden er weer ruimte is om de trans-Atlantische banden te versterken en te komen met gezamenlijke initiatieven. Wat ziet het kabinet als gewenste uitkomsten van de EU-VS Top in juni? En heeft het kabinet ook een eigen initiatieven voor de agenda van de Top? En zo ja, welke? En zo nee, waarom niet?

39. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 36 en 37 voor een eerste uiteenzetting van verwachte onderwerpen op de EU-VS Top.

Belarus

De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen om de situatie in Belarus en steunen het handhaven van de afgebouwde samenwerking met zittende Belarussische autoriteiten. Welke contacten tussen deze autoriteiten en de EU en Nederland zijn er nog wel, en hoe verlopen deze? Ook steunen de leden het opstellen van een vierde pakket EU-sanctiemaatregelen. Hoe evalueert de het kabinet de effectiviteit van de huidige EU-sancties tegen Belarus?

40. Antwoord van het kabinet

In EU-verband is besloten tot het afschalen van alle bilaterale samenwerking met de centrale autoriteiten in Belarus. Daarbij is ook besloten alle financiële steun aan de autoriteiten in Belarus zo veel mogelijk om te buigen naar steun voor het maatschappelijk middenveld in Belarus.

In het kader van de gefaseerde aanpak heeft de EU sinds augustus 2020 drie pakketten sancties aangenomen tegen in totaal 88 personen en zeven entiteiten in Belarus. Dit is bedoeld om stelselmatig de druk op het regime van Loekasjenko op te voeren zolang de repressie, o.a. door het neerslaan van vreedzame protesten en het beperken van journalistieke vrijheid, blijft voortduren of zelfs toeneemt. Vooralsnog is er geen indicatie dat het regime bereid is een serieuze dialoog met de oppositie aan te gaan. Sancties zijn een krachtig signaal aan Belarussische functionarissen dat hun bijdrage aan de repressie van het regime consequenties hebben. Ook ziet de oppositie de EU-sancties als een steun in de rug om op te komen voor hun democratische rechten. Er zijn indicaties dat de sancties effect hebben op de (economische) kring rond Loekasjenko, al heeft dat vooralsnog niet bijgedragen aan een verandering van het beleid door het regime. Samen met de overige maatregelen die de EU neemt wordt getracht met de sancties het regime van Loekasjenko te bewegen tot een serieuze dialoog met de oppositie.

Verder vinden de leden van de VVD-fractie dat het goed is het maatschappelijk middenveld, de onafhankelijke media en mensenrechtenverdedigers door de EU gesteund worden, evenals de economische stimulans aan hervormingsgezinde krachten. Hoe verloopt de uitwerking van het economisch steunplan? Hoe hard zijn de genoemde voorwaarden? Wat is het effect van een verdere toenadering van Rusland en Belarus (en mogelijk zelfs een aankondiging tot een fusie) op de Europese benadering van Belarus, bijvoorbeeld ten aanzien van sancties en het steunplan?

41. Antwoord van het kabinet

In de EU-Raadsconclusies over Belarus die werden aangenomen op 12 oktober 20203 kondigde de EU aan klaar te staan een vreedzame, democratische transitie in Belarus te ondersteunen. Indien er sprake zou zijn van zo’n transitie zou sectorale samenwerking hervat kunnen worden en zou een economisch steunplan kunnen worden ingericht. Binnen dit steunplan zou de EU financiële en technische ondersteuning kunnen bieden binnen het Meerjarig Financieel Kader. Daarnaast zouden gesprekken gestart kunnen worden over hervormingen die nodig zouden zijn om macro-financiële ondersteuning beschikbaar te stellen en zouden operaties vanuit de Europese Investeringsbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling kunnen worden opgeschaald. Hiermee kan de EU een positieve stimulans voor democratische transitie in Belarus creëren.

Dit plan wordt op dit moment door de Europese Commissie verder uitgewerkt. Zoals bij technische en financiële assistentie van de EU aan derde landen gebruikelijk is zou deze gekoppeld zijn aan strikte conditionaliteit. Het kabinet zal hier ook op toezien. Er kan geen sprake zijn van grootschalige EU-steun aan Belarus zonder dat er een betekenisvolle transitie heeft plaatsgevonden.

Rusland en Belarus onderhouden al langere tijd nauwe bestuurlijke banden. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in de relatie tussen Rusland en Belarus met aandacht en weegt dit vanzelfsprekend mee bij de vraag of een steunplan opportuun is.

De leden van de PVV-fractie willen helemaal niet dat geld van Nederlandse belastingbetalers wordt uitgegeven aan een economisch herstelplan voor Belarus. En al helemaal niet als Loekasjenko en trawanten nog in het zadel zitten. Het aftreden van Loekasjenko wordt in de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken niet als expliciete voorwaarde voor steun genoemd. Klopt het dat het lot van Loekasjenko c.s. niet direct is gekoppeld aan het al dan niet doorgaan van het economisch herstelplan? De leden van de PVV-fractie willen dat helder hebben. Graag vernemen deze leden hoe het precies zit en wat de beoogde omvang wordt (ook wat betreft Nederland) van dit beoogde economische herstelplan.

42. Antwoord van het kabinet

Zoals ook aangegeven in antwoord 41 wordt het EU-steunplan voor Belarus op dit moment nog uitgewerkt door de Europese Commissie. De voorziene omvang van het steunplan is nog niet bekend. Zoals bij technische en financiële assistentie van de EU aan derde landen gebruikelijk is zou deze gekoppeld zijn aan strikte conditionaliteit. Het kabinet zal hier ook op toezien. Er kan geen sprake zijn van grootschalige EU-steun aan Belarus zonder dat er een betekenisvolle democratische transitie heeft plaatsgevonden. Wat het kabinet betreft is zo’n betekenisvolle transitie niet mogelijk zonder dat de huidige politieke leiding van Belarus wordt vervangen.

De Minister schrijft over de situatie in Belarus: «In de afgelopen maanden is de repressie verder toegenomen. Daarbij is sprake van afbraak van de rechtstaat en ernstige mensenrechtenschendingen.» De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op basis van welke rapporten hij deze conclusie trekt. Deze leden vragen de Minister er in de Raad wederom voor te pleiten dat de EU verzoekt aan Belarus om waarnemers toe te laten in gevangenissen en bij rechtszaken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de nieuw te vormen sancties inhouden en of het verdergaande sancties betreft dan het beperken van beweegruimte van individuen uit het regime.

43. Antwoord van het kabinet

Het kabinet trekt de door het CDA genoemde conclusies op basis van informatie uit diverse rapporten. Zo blijkt uit recente berichtgeving door Human Rights Watch4 hoe ruimte voor vrijheid van meningsuiting via wetswijzigingen steeds verder wordt beperkt. Ook is het aantal politieke gevangenen in Belarus sinds begin januari gestegen van 220 naar meer dan 350, zo blijkt uit berichtgeving van Belarussische mensenrechtenorganisatie Viasna5. Het kabinet baseert zich daarnaast op EU-rapporten en waarnemingen van het Nederlandse Ambassadekantoor in Minsk.

Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief over de uitvoering van de motie van het lid Omtzigt c.s. over maatregelen in EU-verband tegen de repressie in Belarus (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2298) zijn in EU-verband herhaaldelijk verzoeken ingediend bij de Belarussische autoriteiten om oppositieleden en activisten te kunnen bezoeken in de gevangenis. Deze verzoeken zijn door de autoriteiten steeds afgewezen of onbeantwoord gebleven. Niettemin zal het kabinet in EU-verband blijven proberen om gedetineerden te bezoeken.

Wel coördineren de in Minsk aanwezige diplomaten van EU-lidstaten hun aanwezigheid bij zittingen van politieke gevangenen, oppositieleden en activisten, om te trachten een zo groot mogelijke diplomatieke aanwezigheid te bereiken.

In EU-verband wordt gewerkt aan een vierde pakket sancties. Het kabinet zet zich ervoor in dat met dit pakket, naast gerichte sancties tegen personen, ook economische entiteiten worden geraakt die betrokken zijn bij repressie en mensenrechtenschendingen in Belarus of deze (indirect) faciliteren.

In een symbolisch proces is de 17-jarige Mikita Zalatarou onlangs veroordeeld tot vijf jaar tuchtkolonie. In aanloop naar zijn hoger beroep roept Amnesty op tot zijn onmiddellijke vrijlating. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister deze zaak kent en verzoeken de Minister deze zaak aan te kaarten tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en vragen de Minister er voor te pleiten dat de EU zich uitspreekt voor een correcte rechtsgang voor Mikita Zalatarou in het bijzonder en alle verdachten in Belarus in het algemeen, zich bovendien uit te spreken tegen de veroordeling van minderjarigen naar een tuchtkolonie, en er bij Belarus op aan te dringen om EU-waarnemers in de zaak Mikita Zalatarou toe te laten.

44. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is bekend met de zaak van Mikita Zalatarou. Helaas is zijn veroordeling in hoger beroep reeds bevestigd. Het kabinet zal Belarus, ook in EU-verband, blijven oproepen tot onmiddellijke vrijlating van alle politieke gevangen, inclusief Mikita Zalatarou.

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in te gaan op het bericht dat een politieke unie in de maak is tussen Rusland en Belarus. Deze leden vragen welke gevolgen een dergelijke unie heeft voor de EU op geopolitiek en veiligheidsgebied.

45. Antwoord van het kabinet

Rusland en Belarus hebben in 1997 een verdrag gesloten voor een uniestaat, voornamelijk gericht op economische samenwerking. Het kabinet volgt besprekingen tussen Belarus en Rusland over nauwere samenwerking met aandacht. Op dit moment zijn er geen concrete indicaties dat politieke integratie tussen beide landen op handen is. De precieze gevolgen van een dergelijke unie zouden sterk afhankelijk zijn van de precieze aard ervan.

De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister tijdens de Raad bijzondere aandacht te besteden aan alle mensen die in administratieve detentie zijn gezet vanwege deelname aan vreedzame demonstraties en te benadrukken dat het van belang is hier continu aandacht aan te blijven besteden. Heeft het kabinet de afgelopen maanden ook unilaterale stappen gezet tegen het regime in Belarus en/of ter ondersteuning van de vreedzame demonstranten? Zo ja, welke stappen? Zo nee, waarom niet?

46. Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft de Belarussische autoriteiten, ook in EU-verband, oproepen om alle politieke gevangenen onmiddellijk vrij te laten en elke vorm van repressie tegen politieke activisten, het maatschappelijke middenveld en onafhankelijke pers onmiddellijk te staken.

Zoals aangegeven in antwoord 40 is in EU-verband besloten tot het afschalen van alle bilaterale samenwerking met de centrale autoriteiten in Belarus. Daarbij is ook besloten alle financiële steun aan de autoriteiten in Belarus zo veel mogelijk om te buigen naar steun voor het maatschappelijk middenveld in Belarus. Ook heeft het kabinet in 2020 extra steun beschikbaar gesteld voor het maatschappelijk middenveld in Belarus via het MATRA-fonds en het Mensenrechtenfonds.

Daarnaast heeft de EU in het kader van de gefaseerde aanpak sinds augustus 2020 drie pakketten sancties aangenomen tegen in totaal 88 personen en 7 entiteiten in Belarus. Dit is bedoeld om stelselmatig de druk op het regime van Loekasjenko op te voeren zolang de repressie, o.a. door het neerslaan van vreedzame protesten en het beperken van journalistieke vrijheid, blijft voortduren of zelfs toeneemt. Nederland speelt een actieve rol in de totstandkoming van deze en andere EU-maatregelen.

De leden van de GroenLinksfractie vinden het positief dat de EU nog steeds de democratisch gezinde krachten in Belarus ondersteunt, maar is wel van mening dat dit gezien de voortdurende situatie een krachtige extra impuls nodig heeft. Kan de Minister zich inspannen voor spoedige invoering van een vierde EU-pakket sanctiemaatregelen en een zo snel mogelijke uitwerking van een economisch steunplan voor de hervormingsgezinde krachten in Belarus? Wanneer verwacht de Minister de definitieve uitwerking en inwerkingtreding hiervan, zo vragen deze leden? Kan de Minister daarbij een inschatting geven om hoeveel middelen dit naar waarschijnlijkheid zal gaan en wat daarbij de inzet is van Nederland?

47. Antwoord van het kabinet

Het kabinet pleit in EU-verband actief voor spoedige aanname van een vierde sanctiepakket om verdere repressie te ontmoedigen, alsmede voor snelle uitwerking van het EU-steunpakket voor Belarus om democratische transitie aan te moedigen. Het kabinet spant zich ervoor in dat deze pakketten op korte termijn zullen worden afgerond.

Zoals ook aangegeven in het antwoord 41 wordt het economisch steunplan voor een democratisch Belarus op dit moment nog door de Europese Commissie uitgewerkt. Het is nog niet duidelijk wanneer dit plan zal worden gepubliceerd – Nederland en andere lidstaten pleiten voor een snelle publicatie. De precieze omvang van het pakket zal dan ook pas later bekend worden.

Rusland/Situatie Navalny

De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over het feit dat medewerkers van Navalny’s organisatie «Sichting Tegen Corruptie» zijn gearresteerd en gedetineerd. Kan de Minister er in de Raad op aandringen dat de EU de onrechtmatige inperkingen op burgerrechten in Rusland veroordeelt? Kan hij aansluitend zijn zorgen uiten over de Foreign Agents Law die in Rusland is aangenomen en daarmee de vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering steeds verder onrechtmatig aan banden legt? Kan hij aandringen op het vrijlaten van zowel Navalny als zijn medewerkers? Kan hij daarnaast aandringen op individuele sancties tegen Russische officials in de machtscirkel rondom Poetin?

48. Antwoord van het kabinet

De arrestatie en detentie van medewerkers van Navalny’s anti-corruptieorganisatie FBK zijn zeer verontrustend. Het Russische OM heeft aangegeven deze organisatie, alsmede betrokkenheid daarbij, «extremistisch» te willen verklaren. Hoewel een gerechtelijke uitspraak nog moet volgen, zijn er al wel vergaande beperkingen opgelegd. Dit is een zeer ernstige inbreuk op fundamentele vrijheden in Rusland. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet en zet zich er voor in dat EU-lidstaten en gelijkgezinde landen deze inbreuk in breed verband veroordelen en er bij Rusland op blijven aandringen zich te houden aan zijn internationale verplichtingen.

De EU heeft in maart reeds sancties afgekondigd tegen vier hooggeplaatste Russische functionarissen naar aanleiding van de arbitraire vervolging en veroordeling van Navalny. Daarnaast zijn er oktober jl. in reactie op het gebruik van met een zenuwgif uit de novitsjok-groep sancties ingesteld tegen zes personen en een entiteit die verantwoordelijk zijn voor het vergiftigen van Navalny. Het kabinet kan niet vooruitlopen op eventuele verdere stappen in EU-verband.

Sinds Rusland in 2017 wetgeving tegen zgn. «buitenlandse agenten» heeft aangenomen worden NGO’s die daarvan worden beschuldigd in Rusland gestigmatiseerd en beperkt in hun functioneren. In december 2020 is deze wet nog verder aangescherpt. Internationaal is deze wetgeving sindsdien talloze keren veroordeeld en aan de orde gesteld bij de Russische autoriteiten, ook door Nederland en de EU. Het kabinet blijft hier waar mogelijk aandacht voor vragen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat formeel Rusland niet op de agenda van de aankomende Raad staat ondanks de recente ontwikkeling van de sluiting van de kantoren van de organisatie van Navalny. Hiermee is naar de mening van de leden van de PvdA-fractie de onafhankelijke oppositie is Rusland feitelijk onklaar gemaakt, waarmee een nieuwe, zeer zorgelijke situatie is ontstaan die om een duidelijke reactie van de EU vraagt. Is de Minister bereid tijdens de Raad aan te dringen op een uitspraak waarin de EU zich onomwonden tegen de (voorlopige) sluiting van de organisaties van Navalny uitspreekt? En zo nee, waarom niet?

49. Antwoord van het kabinet

Het kabinet wijst erop dat ontwikkelingen in Rusland (inclusief de mensenrechtensituatie en de relaties tussen de EU en Rusland) op 25 mei a.s. zullen worden besproken tijdens de Europese Raad. Samen met EU-partners blijft het kabinet de mensenrechtensituatie nauwlettend volgen. Ook in EU-verband blijft het bevorderen en verdedigen van mensenrechten een prioriteit in de relatie met Rusland. De behandeling van Navalny en de manier waarop de Russische overheid omgaat met zijn anti-corruptieorganisatie FBK is daar onderdeel van. Zie antwoord 48.

Is de Minister ook bereid aandacht te vragen voor de arrestatie van de advocaat van onder meer de anticorruptie-organisatie FBK, Ivan Pavlov, en deze arrestatie te veroordelen onder meer met een beroep op de mensenrechtenverdragen waar Rusland partij is, waaronder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en het Internationaal Verdrag voor Burgerrechten en Politieke Rechten? En is de Minister bereid om te onderzoeken of de EU het onafhankelijke Russische journalisten platform Meduza project financieel kan ondersteunen nu de Russische regering het platform tot «buitenlands agent» heeft verklaard?

50. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in antwoorden 48 en 49 zet Nederland zich samen met EU-partners in voor Navalny en zijn anti-corruptieorganisatie FBK, verwijzend naar de mensenrechtenverdragen waar Rusland partij is. Waar mogelijk blijft het kabinet dat doen. Ook vrijheid van meningsuiting en vrije media behoren tot de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, zoals blijkt uit de inspanningen van het kabinet rond World Press Freedom Day en de stellingname van de Nederlandse mensenrechtenambassadeur op het nieuws dat journalisten van Meduza door de Russische overheid zijn gebrandmerkt als zgn. «buitenlandse agent». Het kabinet is bereid te onderzoeken op welke manier de EU kan bijdragen aan het ondersteunen van Meduza.

Fiche Multilateralisme

De leden van de D66-fractie staan positief tegenover de «mededeling versterken bijdrage EU aan op regels gebaseerd multilateralisme». De leden lezen dat de EU zich actiever moet inzetten voor het ondersteunen van het «denkproces» van de Secretaris-Generaal van de VN en de hervorming van de VN-organisatie zelf. Kan de Minister toelichten wat dit «denkproces» precies inhoudt, wat voor hervormingen worden er concreet besproken? Wat is het Nederlandse perspectief op deze gewenste vernieuwingen en op welke punten zal de Nederlandse bijdrage zich focussen? Wat wordt er bedoeld met een strengere benadering ten opzichte van het multilaterale stelsel? Betekent dit dat landen harder worden aangesproken als ze niet conform multilaterale afspraken of internationale verdragen handelen? Wat voor consequenties worden hier aan verbonden?

51. Antwoord van het kabinet

Het «denkproces» van de Secretaris Generaal van de VN betreft zowel het verbeteren van de efficiëntie en effectiviteit van de drie uitvoerende pijlers van de VN-organisatie (vrede en veiligheid, duurzame ontwikkeling en mensenrechten), als het overkoepelende niveau van het multilaterale stelsel zelf. Op het eerste niveau zijn concrete stappen gezet door onder andere de herstructurering van de VN-organisaties om de drie pilaren meer geïntegreerd te laten opereren en het herpositioneren van het ontwikkelingssysteem door versterking van de rol van VN-landenteams. Op het tweede vlak is nog minder voortgang geboekt, dat wordt in de komende VN-vergadering in september behandeld. Het kabinet ondersteunt de voorgestelde aanpak om de efficiëntie en effectiviteit van de VN-organisaties te verbeteren en ondersteunt een constructief multilateralisme, waar elkaar helder aanspreken onderdeel van uit maakt. De Nederlandse focus wordt bepaald in een nationale exercitie waarin onder meer risico’s voor Nederland in kaart worden gebracht die samenhangen met een minder op regels gebaseerde internationale orde. Ook zal in kaart worden gebracht welke prioriteiten Nederland wil stellen voor wat betreft de hervorming van multilaterale instellingen. Ook moet deze exercitie bijdragen aan het formuleren van een Nederlandse inzet voor wat betreft de wijze waarop de internationale multilaterale orde kan worden versterkt. Daarbij is van belang dat de nationale inzet in lijn is met de inzet van de Commissie en moet hiermee ook de multilaterale inzet van de EU versterkt worden.

De leden van de D66-fractie lezen dat ook het introduceren van QMV-besluitvorming (besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid) door het kabinet als manier wordt gezien om tactischer en flexibeler te kunnen opereren in internationale fora. Kan de Minister nogmaals in de Raad naar voren brengen dat het de Nederlandse wens is om wat betreft het Gemeenschappelijke Buitenland- en Veiligheidsbeleid af te zien van het vetorecht van lidstaten en over te gaan naar QMV-besluitvorming?

52. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft in het recente verleden tijdens EU-bijeenkomsten meermaals oproepen gedaan om vaker gebruik te maken van de mogelijkheden die de verdragen bieden om op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) niet per unanimiteit maar per gekwalificeerde meerderheid (QMV) besluiten te nemen. Zoals bekend bij uw Kamer ziet het kabinet die mogelijkheden vooral op het gebied van mensenrechtenverklaringen en sancties. Oproepen deed het kabinet recentelijk tijdens de Raad Buitenlandse Zaken en ook tijdens de Europese Raad van oktober 2020. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat vooralsnog onvoldoende draagvlak onder lidstaten bestaat om daadwerkelijk over te gaan tot besluitvorming per QMV binnen het GBVB. Het kabinet blijft zich er, in de context van vergaderingen van de Raad en onder andere via bilaterale gesprekken, voor inzetten dit draagvlak te vergroten.

De leden van de D66-fractie lezen dat ook internationale financiële instanties toe zijn aan vernieuwingen, hierbij willen deze leden opmerken dat er steeds vaker wordt gesproken over digitale munteenheden. Wat is het standpunt van Nederland ten aanzien van het integreren van digitale munteenheden in het bestaande internationale monetaire stelsel? Wat voor rol zouden de EU, het IMF en de Wereldbank volgens Nederland moeten spelen in de zoektocht naar nieuwe betaalmiddelen?

53. Antwoord van het kabinet

De afgelopen maanden is de Kamer geïnformeerd over de visie van het kabinet over de rol van digitaal centralebankgeld. Op dit moment wordt er in het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) onderzoek gedaan naar een mogelijke invoering van een digitale euro. Zoals de Minister van Financiën aan uw Kamer heeft gemeld, meest recentelijk in april6, heeft het kabinet een positieve grondhouding ten aanzien van een digitale euro, maar dient er eerst verder onderzoek gedaan te worden naar de concrete doelen die met een digitale euro behaald dienen te worden, wat de voor- en nadelen van een digitale euro zouden zijn en welke ontwerpkeuzes hierbij horen. Hiervoor is het belangrijk dat ook in Europees verband politieke discussie wordt gevoerd over de doelen die de eurozone met een digitale euro willen bereiken.

Als deze discussie gevoerd is, kan worden bekeken in hoeverre de digitale euro geïntegreerd kan worden in het bestaande internationale monetaire stelsel. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een digitale euro an sich geen volledig nieuwe munt hoeft te zijn.

Daarnaast doet het IMF in brede zin onderzoek naar nieuwe digitale betaalmiddelen en wordt er binnen het IMF gesproken over de invloed van nieuwe vormen van digitaal geld, onder andere vanuit de rol van het Fonds om de stabiliteit van het internationale monetaire systeem te bewaken. Ook de Wereldbank doet bijvoorbeeld via het Technology & Innovation Lab samen met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) onderzoek naar hoe verschillende nieuwe digitale betaalmiddelen met elkaar kunnen worden uitgewisseld, zoals in het huidige betaalsysteem mogelijk is (bijvoorbeeld transacties van EUR naar USD)7. Het kabinet ziet meerwaarde in dit onderzoek en deze gesprekken bij deze instellingen.

De leden van de D66-fractie vinden het teleurstellend dat het de EU-lidstaten niet lukt om in VN-gremia eenduidig te spreken over gender en willen de Minister vragen zich hard te blijven inzetten om er voor te zorgen dat de EU een plaats van tolerantie en respect blijft als het gaat om gender. Hoe gaat de Minister zich hiervoor inzetten binnen de komende Raad en bij toekomstige internationale gremia?

54. Antwoord van het kabinet

Inzet op gendergelijkheid is een van de speerpunten van het Nederlands buitenlands beleid, en Nederland zet zich er aanhoudend voor in dat de EU zich hiervoor eensgezin sterk maakt, conform staand EU-beleid. Ook de Secretaris Generaal van de VN heeft dit tot topprioriteit gemaakt, zowel intern qua gender-balans van de staf werkzaam bij de VN en aanpak van sexual harassment, als extern qua focus van de inzet bij duurzame ontwikkeling en vrede en veiligheid programma’s. Het belang hiervan wordt nog niet door alle landen gedeeld. Desondanks slaagt de EU er nog altijd in om, onder meer in de VN, een vuist te maken ten behoeve van gendergelijkheid. Nederlandse inzet bij alle internationale vergaderingen, binnen de EU en daarbuiten, is om strijdbaar en constructief gender-gelijkheid te bewerkstelligen.

Het is iedereen inmiddels wel bekend dat de PVV wil dat Nederland zich uit de EU terugtrekt. Het versterken van de EU zolang Nederland lid is, vinden de leden van de PVV-fractie dan ook geen goed idee: waar de EU wordt versterkt, worden de individuele natiestaten en democratieën namelijk verzwakt. Het versterken van de EU binnen het multilaterale stelsel, en de volgens de brief daarvoor gewenste besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid, gooit zand in de motor van onze democratie. De Kamer raakt nu al de grip kwijt op het buitenlandbeleid. Zie bijvoorbeeld het nalaten om onrechtvaardige anti-Israël resoluties bij de VN af te wijzen, of het feit dat Iran is verkozen als lid van de UN Commission on the Status of Women. Hoe kan de Kamer nog invloed uitoefenen op deze of vergelijkbare thema’s als de grijze EU-meerderheid in de EU uiteindelijk de koers bepaalt en de trein toch wel voort dendert ongeacht wat de leden van het Nederlandse parlement ook vinden?

55. Antwoord van het kabinet

Een sterkere EU in de wereld betekent een sterker Nederland in de wereld. Om krachtig in de wereld te kunnen opereren is het zaak dat de EU snel en scherp weet te reageren bijvoorbeeld in het geval van mensenrechtenschendingen. Belangrijke instrumenten om dergelijke misstanden tegen te gaan zijn EU-verklaringen en sancties. Te vaak echter wordt op deze deelgebieden een voortvarende EU-koers geblokkeerd door een individuele lidstaat. Daar kan verandering in worden aangebracht door op deze specifieke deelgebieden vaker gebruik te maken van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV). Ook bij gebruik van QMV behoudt Nederland zijn stem. Het kabinet schat in dat bij gebruik van QMV veel vaker besluiten worden genomen die in lijn zijn met Nederlandse beleidslijnen omdat Nederland in discussies over mensenrechtenverklaringen en sancties vrijwel altijd onderdeel is van de meerderheid.

Ook geloven de leden van de PVV-fractie niet dat het versterken van de EU binnen het multilateralisme geen financiële gevolgen heeft, zoals in het Fiche staat. Natuurlijk heeft het dat wel! Meer EU presentie binnen het multilaterale stelsel heeft logischerwijs tot gevolg een groter ambtelijke apparaat, dus meer kosten. Daarnaast zal meer aanwezigheid in de bestuursorganen van de VN-fondsen en programma’s (zoals UNICEF, UNDP, UNFPA, WFP, WHO) uiteindelijk leiden tot meer uitgaven aan diezelfde fondsen/programma’s. Het kabinet stelt immers zelf dat «VN-entiteiten uitvoerders zijn van EU ontwikkelings- en humanitaire hulp». Het zijn communicerende vaten: dus meer EU betrokkenheid zal ongetwijfeld neerkomen op meer hulpgeld. Kan de Minister daarom alsnog een inschatting geven van de extra kosten die deze plannen met zich meebrengen?

56. Antwoord van het kabinet

Er worden door de Commissie in de mededeling tot het versterken van de EU inzet op een op regels gebaseerd multilateralisme geen additionele middelen gevraagd. In de mededeling van de Commissie wordt gepleit voor een optimaal gebruik van reeds beschikbare politieke, diplomatieke en financiële instrumenten om doelen te bereiken als het bevorderen van mondiale vrede en veiligheid, het verdedigen van grondrechten, mensenrechten, universele waarden en internationaal recht en het zoeken naar multilaterale oplossingen voor mondiale uitdagingen. Het kabinet is van mening dat, mochten er in de toekomst financiële middelen benodigd zijn voor de uitvoering van de handelingen zoals omschreven in de mededeling, deze gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027.

Samengevat willen de leden van de PVV-fractie niet dat Nederland gaat meewerken aan het versterken van de EU binnen het multilaterale stelsel. Meer macht voor de EU betekent minder macht voor Nederland. Waar de EU de democratie wereldwijd wil bevorderen met dit plan, neemt het bij ons juist zuurstof voor onze democratie weg. En we zullen er onder de streep nog geld voor moeten betalen ook.

Mensenrechten/Iran

Zoals de leden van de PVV-fractie gewend zijn bij bijeenkomsten met EU-ministers van Buitenlandse Zaken, gaat het verspreid over diverse landen over «mensenrechten», «de positie van vrouwen en minderheden» en dergelijke. Het is allemaal mooie taal, maar als het erop aankomt hebben de woorden en begrippen weinig betekenis. Dat is onder meer in april gebleken toen Iran werd verkozen als lid van de UN Commission on the Status of Women. Naar het zich laat aanzien hebben vier EU-lidstaten Iran deze commissie binnengeloodst, door met het Iraanse lidmaatschap in te stemmen. Iran dus, een land waar vrouwen verplicht een hoofddoek moeten dragen en vrouwelijke vrijheidsstrijders met jarenlange celstraffen onder erbarmelijke omstandigheden worden geconfronteerd.8 Zo kreeg bij voorbeeld de twintigjarige Saba Kord Afshari om die reden maar liefst 24 jaar gevangenisstraf opgelegd.9 Dát land is nu als gesprekspartner over vrouwenrechten aangesteld! Dit is toch totaal belachelijk?

57. Antwoord van het kabinet

Nederland is kritisch op het trackrecord van Iran wat betreft vrouwenrechten. De

Nederlandse zorgen over vrouwenrechten in Iran zijn welbekend en Nederland deelt deze zorgen met regelmaat zowel publiekelijk als in bilaterale gesprekken met Iran. Nederland doet geen uitspraken over stemgedrag bij geheime stemmingen, zoals deze stemming over toetreding van nieuwe leden tot de Commission on the Status of Women (CSW). Bij het bepalen van de stempositie weegt de mensenrechtensituatie in een land altijd sterk mee, zo ook in dit geval.

Leden van de PVV-fractie stelden schriftelijke Kamervragen over deze absurde gang van zaken en de leden hopen daarop spoedig antwoord te krijgen. Dat gezegd hebbende, moet deze betreurenswaardige gang van zaken – gezien de ernst – door Nederland geagendeerd worden voor de Raad Buitenlandse Zaken. Onder meer om herhaling te voorkomen en de strijd voor meer vrouwenrechten weer de goede kant op te sturen. De leden van de PVV-fractie willen daarnaast dat Nederland afstand neemt van het feit dat Iran tot lid van die VN-commissie is verkozen, en dat de Minister tijdens de Raad Buitenlandse zaken diep door het stof gaat als blijkt dat Nederland zelf groen licht heeft gegeven voor de verkiezing van de islamofascisten uit Teheran. Is de Minister bereid om op deze punten tegemoet te komen aan de eisen van de leden van de PVV-fractie? Zo nee, waarom niet?

58. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord 57.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in te gaan op het rapport van Human Rights Watch: «A Threshold Crossed, Israeli Authorities and the Crimes of Apartheid and Persecution», waarin geconcludeerd wordt dat Israël een staat van apartheid voert. Deze leden verzoeken de Minister dit rapport te appreciëren en daarbij nadrukkelijk in te gaan op het gebruik van de term apartheid. Voorts vragen deze leden de Minister welke inspanningen de EU momenteel pleegt om beide partijen aan te zetten tot meer toenadering tot elkaar en aan tafel te krijgen.

59. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is bezorgd over de vermeende schendingen van internationaal recht die in het rapport gedocumenteerd zijn. Het rapport toont de impact van de bezetting op het leven van Palestijnen in de bezette gebieden en de ongelijke status tussen inwoners van nederzettingen en de Palestijnen in dat gebied. Nederland en de EU hebben meermaals bezorgdheid geuit over de situatie in de bezette Palestijnse gebieden. Het rapport van Human Rights Watch (HRW) geeft een beschrijving van die situatie en appreciatie van de internationale misdrijven waarvan naar de mening van HRW sprake is.

Het kabinet is echter terughoudend met het gebruiken van kwalificaties zoals «apartheid». Zoals ook in het rapport is genoemd, is een dergelijke kwalificatie nog nooit door een (internationale) rechter vastgesteld. Het kabinet verwijst in dit verband naar het gezamenlijke advies van de Commissie van Advies inzake Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV) en de Extern Volkenrechtelijk Adviseur (EVA) van 3 maart 2017 inzake mogelijkheden, betekenis en wenselijkheid van het gebruik door politici van de term genocide10 en de reactie van het kabinet hierop van 22 december 2017 (Kamerstuk 34 775 V, nr. 44).11 Het gezamenlijke advies van de CAVV en de EVA heeft ook betrekking op de kwalificatie van misdrijven tegen de menselijkheid, zoals «apartheid».

Op dit moment is het bijeen brengen van partijen niet realistisch. In Israël is de formatie van een nieuwe regering nog gaande, en het is niet te verwachten dat er snel een regering gevormd zal zijn. Het is onzeker welk beleid een nieuwe regering ten opzichte van de Palestijnen gaat voeren. De aandacht van het Palestijns leiderschap ligt nu ook meer bij de binnenlandse verhoudingen, nu de verkiezingen zijn uitgesteld en er gesproken wordt over een mogelijke vorming van een technocratische regering. Ondertussen verslechtert het klimaat tussen beide partijen, door de uitbreidingen van nederzettingen, ook in en om Oost-Jeruzalem, uithuiszetting van Palestijnen in Oost-Jeruzalem, sloop van Palestijnse gebouwen en door Palestijns geweld, zoals een aanslag op Israëliërs bij de Tapuach Junction in de Westelijke Jordaanoever en de recente raketbeschietingen vanuit Gaza. De internationale gemeenschap richt zich nu voornamelijk op het voorkomen van escalatie en het tegengaan van eenzijdige stappen, zoals met de verklaring van de woordvoerder van de Hoge Vertegenwoordiger over de nederzettingenuitbreidingen en spanningen in Jeruzalem (5 mei jl.) en de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger over het Palestijnse besluit om de verkiezingen uit te stellen (30 april jl.).

Jemen

De leden van de GroenLinksfractie vragen aandacht voor een potentiële ramp in Jemen met betrekking tot een verroeste Al Safer-tanker voor de haven van Hodeidah met ruim een miljoen olievaten aan bord, die door slecht onderhoud mogelijk in zee terecht kunnen komen.12 Deze leden vragen zich af hoe het inmiddels staat met de inspectiemissie van de Verenigde Naties en of deze al van start is gegaan? Deze leden zijn zeer blij met de toegezegde financiële hulp van Nederland, en vragen op welke wijze Nederland nog meer bij kan dragen om deze potentiële grootschalige ramp te voorkomen? Is de Minister bereid deze kwestie te agenderen in EU-verband met als doel ook andere lidstaten aan te zetten tot het toezeggen van hulp aan deze VN-inspectiemissie?

60. Antwoord van het kabinet

Het kabinet maakt zich al geruime tijd zorgen over de grote milieurisico’s die een breuk van deze olieopslagtanker met zich mee zal brengen voor het gebied van de Rode Zee. De zgn. SAFER tanker ligt voor de Jemenitische haven van Hodeidah in gebied gecontroleerd door de Houthis. De VN-inspectiemisse, waar Nederland samen met andere donoren financieel aan bijdraagt, heeft helaas nog niet plaatsgevonden. De medewerking van de Houthis aan deze missie blijft ondanks eerdere toezeggingen tot op heden uit. De kwestie van de tanker is meerdere malen aan de orde geweest in EU- en VN-verband (waaronder de Veiligheidsraad) en Nederland heeft met andere donorlanden zoals het VK, Frankrijk, Duitsland, Noorwegen en Zweden in april een gezamenlijke brief aan de Houthis (Ansar Allah) gestuurd om de grote urgentie van de VN-inspectie te onderstrepen. Ik zal mij met gelijkgezinde landen en in alle relevante gremia blijven inspannen om een ramp te voorkomen.

Naar boven