21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1749 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2021

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van 16 april a.s. Deze vergaderingen zullen middels videoconferentie worden gehouden en ik ben voornemens deel te nemen.

Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen wordt afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Geannoteerde agenda t.b.v. Eurogroep en informele Ecofinraad 16 april 2021

Eurogroep

Reguliere samenstelling

Terugkoppeling internationale vergaderingen

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Eurogroep zal van de Eurogroepvoorzitter een terugkoppeling ontvangen van de virtuele G7 bijeenkomst van Finance Ministers and Central Bank Governors (FMCBG), die plaatsvindt en marge van de IMF-voorjaarsvergadering. De G7 is een forum van zeven vooraanstaande industriële economieën (Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten) en de Europese Unie. Binnen de G7 staan voornamelijk economische en financiële onderwerpen op de agenda. Nederland is niet inhoudelijk betrokken bij de bijeenkomst en zal de terugkoppeling aanhoren.

Thematische discussie over insolventieraamwerken

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Eurogroep zal spreken over het belang van efficiënte insolventieraamwerken in de EU. Vanuit economische rationale is in Europa aandacht voor het insolventierecht. Het onderwerp is nog belangrijker geworden in de context van COVID-19 en een mogelijke golf aan faillissementen. In de context van de bankenunie wordt gekeken naar de rol van insolventieraamwerken bij het ontstaan en afbouwen van niet-presterende leningen (NPL’s). Ook staat (harmonisering van) het insolventierecht op de agenda in het kader van de verdere versterking van de kapitaalmarktunie.

In de EU lopen de lengte en kosten van faillissementsprocedures en de opbrengsten voor schuldeisers in faillissement (recovery rates) uiteen tussen lidstaten. Inefficiënte procedures en verschillen tussen insolventieprocedures kunnen grensoverschrijdende investeringen belemmeren, of de opbouw van NPL’s doen versnellen. De oplossing voor de sterk uiteenlopende procedures wordt vaak gezocht in het harmoniseren, dan wel convergeren, van insolventieraamwerken. Tegelijkertijd ligt een deel van de oplossing ook in de verbetering van procedures. Zo is binnen insolventie van belang dat gerechtelijke procedures snel en efficiënt zijn, en betrokken partijen zekerheid geven. Daarvoor is onder andere van belang dat landen voldoende rechters aanstellen, heldere procedures vaststellen en dat het juridisch raamwerk duidelijk is.

De afgelopen jaren zijn reeds stappen genomen om verbeteringen aan te brengen op Europees niveau. In 2019 heeft de EU een richtlijn1 aangenomen over herstructurering en insolventie ten einde onnodige faillissementen te voorkomen en levensvatbare bedrijven zoveel mogelijk te redden, welke nu door lidstaten wordt geïmplementeerd. Over een andere richtlijn ten aanzien van het versneld uitwinnen van onderpand buiten insolventie lopen nog gesprekken tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement (trilogen). Ook heeft de Europese bankenautoriteit (EBA), mede op aandringen van Nederland, een uitgebreide benchmarking exercitie gedaan om de werking en efficiëntie van insolventieprocedures in de EU onder banken in kaart te brengen. In het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie is opgenomen dat de Commissie zal komen met een initiatief voor minimumharmonisatie of verhoogde convergentie voor gerichte onderdelen van het wettelijke kader. Daarbij kan gedacht worden aan de rangorde van vorderingen in verschillende lidstaten of de zogenoemde triggers die bepalen wanneer een bedrijf in faillissement gaat. Meer vergelijkbaarheid of duidelijkheid kan investeringszekerheid vergroten. Tot 26 maart jl. liep er een consultatie over dit onderwerp. Nederland heeft hier ook op gereageerd (het Ministerie van Justitie en Veiligheid in afstemming met Financiën)2.

Nederland erkent dat het efficiënter en gelijker maken van insolventieraamwerken op de lange termijn bij zou kunnen dragen aan verdere marktintegratie en een verbeterde kapitaalmarkt. Tegelijkertijd geldt dat harmonisatie van faillissementsprocedures een zeer complex en langdurig traject is, mede omdat de faillissementswetgeving van oudsher nauw verweven is met andere rechtsgebieden. Ook ziet Nederland het als onwenselijk dat bepaalde hoge standaarden van het Nederlandse faillissementsrecht verloren gaan wanneer het raamwerk Europees geharmoniseerd wordt. Daarom ziet Nederland vooral potentie in zeer beperkte harmonisering en juist een focus op gerichte, nationale verbeteringen. Het blijvend benchmarken en uitwisselen van best practices draagt hiertoe bij. Ook steunt Nederland aandacht voor praktische en juridische belemmeringen in het insolventierecht in de landspecifieke aanbevelingen van het Europees semester, ook op basis van voortdurende benchmarking. Tot slot is het voor Nederland van belang dat deze onderwerpen, zowel op nationaal als op Europees niveau, in nauwe samenwerking met juridische departementen worden behandeld. Op Europees niveau vraagt Nederland aandacht voor het belang om ook de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken een belangrijke rol te geven in de discussie over insolventieraamwerken.

De digitale euro – inventarisatie

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Eurogroep zal een «stocktaking»-discussie voeren over digitaal centralebankgeld («de digitale euro») waarbij de Europese Centrale Bank (ECB) de voortgang in de ontwikkeling van de digitale euro zal toelichten en lidstaten van gedachten kunnen wisselen.

Digitaal centralebankgeld (verder «digitale euro») is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek gebruik. De digitale euro kan in de toekomst mogelijk een rol spelen om, naast chartaal geld, publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone. Ook kan de infrastructuur van de digitale euro als achtervang dienen voor de vitale private betaalinfrastructuur en kan de digitale euro zelf een stimulans zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële sector. Verder kan de eurozone met een digitale euro tegenwicht bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de open strategische autonomie van de EU versterken.

Het kabinet is voorstander van een verdere ontwikkeling van de digitale euro. Met name de doelstelling om publiek geld toegankelijk te houden middels de digitale euro is in Nederland opportuun vanwege het teruglopende gebruik van chartaal geld. Daarnaast kan Nederland mogelijk ook profiteren als een digitale euro efficiëntere grensoverschrijdende betalingen mogelijk maakt en innovatie in financiële dienstverlening verder kan faciliteren. De Minister van Financiën heeft zich eerder in de Tweede Kamer uitgesproken voor verdere ontwikkeling en experimenten te zijn en zich gecommitteerd om dit onderwerp ook in Europa onder de aandacht te brengen. Mede door Nederlandse inzet is dit onderwerp op de agenda van de Eurogroep gekomen.

Het is belangrijk dat er ook in Europees verband politieke discussie wordt gevoerd over de doelen die de eurozone met een digitale euro willen bereiken om daarmee richting te geven aan het Eurosysteem voor de verdere ontwikkeling van de digitale euro. Concrete ontwerpkeuzes zijn namelijk zeer afhankelijk van de doelen die men binnen de Eurozone met de digitale euro wil bereiken. Ook dient nader onderzoek gedaan te worden naar mogelijke risico’s en ongewenste implicaties van invoering van een digitale euro. Invoering van een digitale euro zou een structurele hervorming van het geld- en financiële stelsel zijn, waarvan nog niet alle effecten en risico’s duidelijk zijn. Uit de eerste verkenningen lijken voldoende aanknopingspunten te komen om de risico’s te kunnen beperken door de juiste keuzes te maken in het ontwerp van de digitale euro.

Binnen het Eurosysteem is er momentum wat betreft de digitale euro. De verwachting is dat de ontwikkeling van de digitale euro binnen de ECB zal worden opgewaardeerd naar een officiële projectstatus, wat betekent dat het onderwerp een van de prioriteiten van de ECB wordt. Ook op politiek niveau lijkt er enthousiasme te zijn. Het lijkt erop dat de meeste lidstaten positief staan ten opzichte van het verder verkennen van de ontwikkeling van de digitale euro. Wel lijkt een aantal landen wat terughoudender te zijn, terwijl andere landen graag snel stappen voorwaarts willen zetten. Daarnaast lijkt er ook geen eenduidige visie op de beoogde doelstellingen voor een digitale euro te zijn. De verwachting is dat als de discussie meer gericht wordt op een concreet ontwerp van de digitale euro, dit meer discussie gaat opleveren tussen lidstaten omdat de ontwerpkeuzes erg afhankelijk zijn van de doelen die worden beoogd te halen. Door actieve betrokkenheid van Nederland bij de politieke discussie in de Eurogroep over de doelstellingen kunnen we zorgen dat ook de Nederlandse belangen goed gediend worden bij het richting geven aan de ontwikkeling van de digitale euro.

Verder is het ook belangrijk om samen te werken met EU-lidstaten die de euro niet als munt hebben. Dit geldt met name voor Zweden, dat zelf een eigen digitale munt aan het ontwikkelen is (E-krona). De Scandinavische landen kampen met een vergelijkbare sterke afname van het gebruik van contant geld als Nederland, en mogelijk kunnen we van elkaars initiatieven leren.

Evaluatie van de transparantiemaatregelen van de Eurogroep

Document: Eurogroep transparency review 2021. Dit document zal worden gepubliceerd op https://www.consilium.europa.eu/en/council-eu/eurogroup/eurogroup-documents-register/

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

In de Eurogroep zal worden gesproken over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Dit onderwerp is mede door de inzet van Nederland op de agenda van de Eurogroep gezet, teneinde de implementatie en de werking van de in september 2019 door de Eurogroep aangekondigde transparantiemaatregelen te bevorderen.3

Vanaf 2016 zijn verschillende afspraken gemaakt om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Zo worden geannoteerde agenda’s van Eurogroepen vooraf gepubliceerd, wordt na afloop van een Eurogroep een samenvattende brief gepubliceerd en worden documenten ter voorbereiding op thematische discussies in principe voor de Eurogroep en na bespreking in de Eurogroup Working Group (EWG) gepubliceerd.4 Ook wordt per halfjaar een werkprogramma voor de Eurogroep opgesteld waarin is opgenomen welke onderwerpen waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering.

In september 2019 heeft de Eurogroep als reactie op de aanbevelingen van de Europese Ombudsman een zestal aanvullende maatregelen aangekondigd om de transparantie van de Eurogroep en EWG verder te vergroten. Zo is voorgesteld om de samenvattende brief die na afloop van een Eurogroep wordt gepubliceerd uit te breiden, de conceptagenda van de Eurogroep eerder te publiceren (na goedkeuring EWG), een online database te creëren van openbare Eurogroepdocumenten met een zoekmachine en filterfunctie, het vergaderschema van de EWG te publiceren, de website van de EWG te verbeteren en een verduidelijking aan te brengen op de website van de Eurogroep over het feit dat men het recht heeft een verzoek te doen tot toegang tot documenten m.b.t. de Eurogroep en voorportalen als deze bij de Raad of de Europese Commissie liggen.

Zoals in eerdere brieven aan de Kamer gemeld, hecht Nederland veel waarde aan transparantie in Europese besluitvorming.5 Ten aanzien van de Eurogroep heeft Nederland zich altijd hard gemaakt voor de versterking van transparantie6 en Nederland verwelkomt dan ook de stappen die de laatste jaren op dat gebied zijn gezet, waaronder de implementatie van de afspraken van september 2019. Zo bestaat er nu een online register met openbare Eurogroepdocumenten en wordt de conceptagenda van de Eurogroep eerder gepubliceerd dan voorheen. Nederland blijft het belangrijk vinden om de transparantiemaatregelen regelmatig te evalueren en te kijken of deze nog passend zijn en zal zich hiervoor blijven inzetten.

Inclusieve samenstelling

Terugkoppeling van de High-Level Working Group on EDIS over het vervolmaken van de bankenunie

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Eurogroep zal een terugkoppeling ontvangen van de hoogambtelijke werkgroep (HLWG) die spreekt over een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en het vervolmaken van de bankenunie. Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de HLWG afgelopen maanden gewerkt aan een werkplan voor het verder volmaken van de bankenunie.7 De Eurogroep zal worden geïnformeerd over de stand van zaken van het werkplan. Op vier terreinen wordt er gesproken. Het betreft het crisismanagementraamwerk, het Europees depositogarantiestelsel (EDIS), de weging van staatsobligaties (RTSE) en het bevorderen van marktintegratie. Veel lidstaten koppelen verschillende dossiers aan elkaar. De ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate waarin voortgang kan worden bereikt op alle vier de subdossiers.

Crisismanagementraamwerk

Allereerst is er binnen de HLWG veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG wordt gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten zoals Nederland en Frankrijk hebben een bankensector met enkele grotere universele banken die zowel spaar- als zakenactiviteiten uitvoeren. Andere lidstaten, waaronder Duitsland, Italië en Oostenrijk, kennen naast enkele universele banken ook een groot aantal regionaal geënte spaarbanken. Met name Oost-Europese banken zijn vaak in eigendom van buitenlandse banken. Het onderscheid tussen deze sectoren maakt dat lidstaten anders in discussies staan over het crisisraamwerk.

Het crisisraamwerk – dat naast het resolutieraamwerk ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGS) en de regels voor staatssteun omvat – dient ertoe om het falen van banken op een goede wijze op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende banken via faillissement, of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van publieke middelen, ordentelijk af te wikkelen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen om het gebruik van publieke middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt gebruikt. In veel gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is in een aantal gevallen toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit in het algemeen juist beoogt te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe nationale DGSen (die door banken zelf gevuld worden) kunnen ingrijpen, waardoor het toch mogelijk kan zijn om kapitaalsteun te verlenen.

In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is tussen de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via het DGS). Ook wil de HLWG onderzoeken hoe deze instrumenten beter geschikt kunnen worden gemaakt voor bijvoorbeeld kleine en middelgrote banken die voornamelijk deposito-gefinancierd zijn. Voor dergelijke banken is het namelijk soms duur en ingewikkeld om aan de strenge vereisten van het resolutieraamwerk te voldoen. Sommige lidstaten vinden dat er gekeken moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken zelf gevulde DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht van deposito’s en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als na een faillissement. Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en middelgrote banken een dergelijke overdracht mogelijk geschikter is dan het toepassen van het resolutieraamwerk. De inzet van de door banken gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale staatssteun minder zal worden toegepast.

Voor Nederland is van belang dat bij aanpassing van het crisisraamwerk publieke middelen zo veel als mogelijk worden beschermd. Eventuele verdere aanpassingen dienen het raamwerk te verduidelijken en verschillende instrumenten in faillissement, resolutie en in uiterste gevallen staatssteun, beter op elkaar aan te laten sluiten. Het resolutieraamwerk, met zijn strenge vereisten geniet daarbij de voorkeur. Zoals aangegeven in reactie op vragen van lid De Vries (VVD) zet Nederland er daarom op in dat het resolutieraamwerk zo veel als mogelijk verder bestendigd wordt, bijvoorbeeld door de regels omtrent staatssteun verder aan te scherpen.8 Goed nieuws is daarom dat de Commissie gelijktijdig met een herziening van het bredere crisisraamwerk ook de staatssteunregels zal gaan herzien.

Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en de weging van staatsobligaties (RTSE)

Naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk, lopen in de HLWG ook nog besprekingen over een EDIS. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel zou eraan kunnen bijdragen dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming genieten. De Tweede Kamer heeft de regering tevens gevraagd zich tot het uiterste in te spannen om passende risicoweging van staatsobligaties voor banken te realiseren.9 Nederland zet zich er dan ook voor in dat voordat risico’s gedeeld worden via een EDIS, er ook een weging komt op staatsobligaties (RTSE). In de HLWG zal in april nog verder gesproken worden over RTSE. Dit ligt echter uiterst gevoelig, mede vanwege oplopende staatsschulden in de context van de COVID-19-uitbraak. Tegelijkertijd is vormgeving nog ingewikkeld, mede omwille van voornoemd onderscheid tussen bankensectoren, alsmede de rol die DGSen nu al spelen bij bankfalen in verschillende lidstaten. Deze vormgeving hangt ook sterk samen met eerdere genoemde rol die DGSen spelen in het bredere crisisraamwerk. Nederland hamert er daarom op dat – naast voornoemde voorwaarde van RTSE – hier eerst duidelijkheid over dient te komen, voordat gesproken kan worden over een EDIS.

Bevorderen van verdere marktintegratie

Naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE, wordt in de HLWG ook gesproken over de regels voor grensoverschrijdende bankengroepen. Ook hierover zijn lidstaten verdeeld. Verdere marktintegratie kan bijdragen aan de efficiëntie van de Europese bankensector. Tegelijkertijd dient goed oog te zijn voor de financiële stabiliteit. Sommige lidstaten zijn van mening dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen worden gehinderd door de inrichting van prudentiële vereisten. Andere lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende kapitaal en liquiditeit op alle niveaus van de bank. Voor Nederland is van belang dat eventuele stappen ten aanzien van verdere integratie niet ten koste mogen gaan van de financiële stabiliteit. Voor dat laatste is van belang dat banken te allen tijde voldoende gekapitaliseerd zijn.

Ecofinraad

Stand van zaken financiële diensten dossiers

Document: ST7212/21

Aard bespreking: update door het voorzitterschap

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

Het voorzitterschap van de Raad voorziet de Ecofinraad op reguliere basis van informatie over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten. Nederland zal de updates van het voorzitterschap ten aanzien van financiële diensten dossiers aanhoren.

Stand van zaken Kapitaalmarktunie Actieplan – Europees centraal toegangspunt voor bedrijfsdata

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Presentatie

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Europese Commissie zal een presentatie geven over de stand van zaken ten aanzien van de eerste actie uit het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie: de oprichting van een Europees single access point (ESAP). Het ESAP moet helpen bedrijven meer zichtbaar te maken voor investeerders, waardoor de toegang tot marktfinanciering wordt verbeterd.

Afgelopen kwartaal heeft de Commissie voor de uitwerking van deze actie een openbare consultatie gehouden. Het kabinet heeft hierop gereageerd.10 Het kabinet staat positief tegenover het opzetten van het ESAP, maar plaatst daarbij de kanttekening dat rekening moet worden gehouden met bestaande rapportage- en deponeringsverplichtingen. Daarbij is het uitgangspunt dat het ESAP niet tot additionele lasten leidt voor bedrijven. Een gefaseerde oprichting van het ESAP acht het kabinet daarom wenselijk. Daarbij moet zoveel als mogelijk worden voortgebouwd op reeds bestaande (nationale) registers en Europese initiatieven. Op een later moment kunnen andere data, zoals niet-financiële data, worden toegevoegd aan het ESAP.

De Commissie heeft eind september jl. een nieuw actieplan voor de verdieping van de kapitaalmarktunie gepubliceerd. Tijdens de Ecofinraad van 1 december jl. zijn raadsconclusies aangenomen waarin de Raad het belang van de verdieping van de kapitaalmarktunie nogmaals benadrukt. Bovendien heeft de Raad – gelet op het belang van een spoedig herstel van de Europese economie in het licht van de COVID-19-pandemie – de acties uit het actieplan gerangschikt naar mate van prioriteit om zodoende de inzet van de Commissie nadere richting te geven. Oprichting van de ESAP is een van de prioritaire acties.

Economisch herstel in de Europese Unie

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

In de Ecofinraad zullen lidstaten spreken over de economische situatie in de Europese Unie als gevolg van de COVID-19-pandemie. Sinds het uitbreken van de COVID-19-crisis is hier meermaals over gesproken. Sinds de laatste bespreking heeft de Europese Commissie geen nieuwe raming van de economische vooruitzichten gepubliceerd. De economische situatie in Europa blijft als gevolg van de aanhoudende maatregelen ter bestrijding van het COVID-19-virus zorgelijk. Het kabinet acht het daarom van belang dat landen hun economieën voldoende ondersteunen om potentiële negatieve gevolgen van de COVID-19-crisis te mitigeren.

Tijdens de gedachtewisseling over de economische situatie zal er ook gesproken worden over de stand van zaken met betrekking tot de Recovery and Resilience Facility (RRF).11 De meeste lidstaten zijn momenteel in gesprek met de Europese Commissie over de inhoud van hun concept herstelplannen. Het kabinet acht het van belang dat lidstaten inzetten op het versterken van hun economie om duurzame groei en de weerbaarheid te vergroten. De RRF, waarbij lidstaten een plan opstellen met structurele hervormingen en investeringen die de landspecifieke aanbevelingen adresseren, kan daaraan bijdragen.

Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan het lid Sneller tijdens het Wetgevingsoverleg (over het Wetsvoorstel tot goedkeuring van het Eigenmiddelenbesluit van de Raad van de Europese Unie) met de vaste commissie voor Financiën op 23 februari jl. is bij de Minister van Economische Zaken en Klimaat nagegaan hoe andere actoren betrokken worden bij de totstandkoming van de plannen voor het gebruik van de Europese herstelfaciliteit. Zoals gecommuniceerd in een brief van 27 november12 heeft het kabinet opdracht gegeven tot een ambtelijke verkenning naar de mogelijke inhoud van een Nederlands herstelplan (RRP). Het kabinet hecht waarde aan de input van stakeholders voor het Nederlandse RRP. Voor deze inventarisatie wordt daarom gebruik gemaakt van overleg met stakeholders en bij diverse maatregelen wordt samengewerkt om de kwaliteit van voorstellen te verbeteren. Denk hierbij aan de Stichting van de Arbeid, diverse sectoren en buurlanden. De inventarisatie wordt de komende weken afgerond zodat deze klaarligt voor besluitvorming door een nieuw kabinet.

Verder zal de Europese Commissie een presentatie geven over de financieringsstrategie voor het Europese herstelfonds Next Generation EU (NGEU). Naar verwachting publiceert de Commissie op 14 april a.s. een mededeling hierover. De Kamer zal hierover, zoals gebruikelijk, worden geïnformeerd middels een BCN-fiche. Voor het kabinet is het van belang dat de Commissie bij de vormgeving van de financieringsstrategie binnen het mandaat opereert dat in het Eigenmiddelenbesluit wordt gegeven.13 Daarin is bijvoorbeeld vastgelegd dat er na 2026 geen netto opname van leningen die de Unie aangaat mag plaatsvinden. Voorts moeten alle leningen op uiterlijk 31 december 2058 zijn afgelost. In het kader van het schuldbeheer kunnen leningen tot die tijd wel worden vernieuwd. Verder mogen de jaarlijkse aflossingen van de voor NGEU geleende middelen niet hoger zijn dan 7,5% van het geleende bedrag dat maximaal gebruikt mag worden voor uitgaven. In het Eigenmiddelenbesluit is tevens opgenomen dat terugbetaling van de voor NGEU geleende middelen dient te geschieden overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en dat de verplichtingen gestaag en voorspelbaar dienen te verminderen.

Europese financiële architectuur voor ontwikkelingssamenwerking (EFAD)

Document: ST6962/21

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Ecofinraad zal spreken over de toekomstige vormgeving van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling (EFAD) n.a.v. de recent verschenen haalbaarheidsstudie. Deze bespreking dient als input voor Raadsconclusies. Besluitvorming over deze Raadsconclusies wordt verwacht in de Ecofinraad van mei, mogelijk voorafgegaan door een bespreking de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking.

In oktober 2019 presenteerde de «Wise Persons Group» hun onafhankelijke analyse over EFAD. In december 2019 heeft de Raad opdracht gegeven om op basis daarvan een haalbaarheidsstudie uit te laten voeren door onafhankelijke consultants naar drie mogelijke opties voor de toekomst van EFAD: (1) Scenario A – een Europese ontwikkelingssamenwerkingbank met als basis de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), (2) Scenario B – een Europese ontwikkelingssamenwerkingbank met als basis een dochteronderneming van de Europese Investeringsbank (EIB) voor EU-externe activiteiten (3) Scenario C – verbeteren van de huidige architectuur («status quo +»).

Scenario C («status quo +») komt het gunstigste uit de vergelijking van de consultant. In dit scenario wordt de diversiteit en de complementerende kwaliteiten van verschillende uitvoerders (waaronder de EBRD, EIB en nationale ontwikkelingsbanken binnen de EU) optimaal benut, zonder dat een omvangrijke en tijdrovende institutionele herziening of additioneel kapitaal nodig is. Echter, dit vraagt om ambitieuze verbeteringen zoals de ontwikkeling van de juiste prikkels, nauwere samenwerking tussen de spelers en betere aansluiting bij de ontwikkelingssamenwerkingprioriteiten van de EU. Met de opzet van het EU-externe financieringsinstrument NDICI is al een stap in de juiste richting gezet.

Het kabinet kan zich vinden in scenario C om de hierboven genoemde redenen en hecht er belang aan dat de «status quo +» ook echt een verbetering zal zijn in vergelijking met de huidige architectuur. Het kabinet zal zich daarom inzetten voor verdere uitwerking van de «+» bij de Europese Commissie, EIB en EBRD met een focus op het aanscherpen van de beleidssturing («policy first») en het optimaal benutten van de toegevoegde waarde van de verschillende Europese (financiële) instellingen. De verwachting is dat de meerderheid van de lidstaten de voorkeur heeft voor Scenario C. Ook de EBRD, de EIB en de Europese nationale ontwikkelingsbanken onderstrepen het belang van Europese samenwerking en steunen de «status quo +».

Internationale vergaderingen – Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken op 7 april

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

Het Portugese voorzitterschap en de Europese Commissie zullen in de Ecofinraad een terugkoppeling geven over de tweede G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken onder het Italiaanse Voorzitterschap, die op 7 april plaatsvond. Nederland is door Italië uitgenodigd om als gastland deel te nemen aan de G20.

Op de G20-vergadering is uitgebreid stilgestaan bij de stand van de mondiale economie, de herstelfase van de COVID-19-crisis en hoe gecoördineerd beleid van de G20-landen daar een rol in kan spelen. Daarnaast vond er een discussie plaats over de mogelijkheden om kwetsbare landen te helpen. Ook bespraken landen de voortgang van de onderhandelingen over belastingheffing in een digitaliserende economie. Tot slot hebben landen van gedachten gewisseld over zaken aangaande de financiële sector, zoals de vergroening van de financiële sector. Na afloop van de vergadering is een Communiqué14 openbaar gemaakt, waarin de resultaten van de vergadering staan beschreven.


X Noot
1

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringssstelsels, een tweede kans en maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van herstructurerings-, insolventie- en kwijtingsprocedures (COM/20196/0723)

X Noot
2

Kamerstuk 22 112, nr. 3066

X Noot
3

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 1721

X Noot
4

Tenzij deze documenten nog niet definitief zijn en/of nog substantieel gewijzigd (kunnen) worden, deze documenten vertrouwelijke of marktgevoelige informatie bevatten, of wanneer auteur of instituut van deze documenten beargumenteerd bezwaar aantekent tegen publicatie (een bezwaar van de auteur zal vaak ingegeven zijn door één van de eerste twee redenen).

X Noot
5

Zie bijvoorbeeld de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van februari 2021: Kamerstuk 21 501-02, nr. 2116

X Noot
6

Zie bijvoorbeeld: Kamerstuk 21 501-20, nr. 1355

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1082

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1523

X Noot
10

Kamerstuk 22 112, nr. 3062

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1626

Naar boven