21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2036 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2019

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 8 juli 2019 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2032), over de brief van 24 juni 2019 over het verslag van de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2027), over de brief van 17 mei 2019 over de kabinetsappreciatie van de EU-mededeling inzake voorbereiding op de Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 359) en over de brief van 31 mei 2019 over de kabinetsreactie op de motie van het lid Van Toorenburg c.s. over opschorting van de visumliberalisatie voor Albanië via de noodremprocedure (Kamerstuk 29 911, nr. 245).

De vragen en opmerkingen zijn op 12 juli 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 juli 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Veldman

De griffier van de commissie, Van Haaster

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Preambule

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 18 juli 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 18 juli 2019. Ze hebben daar de volgende vragen en opmerkingen bij.

De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 juli 2019 alsmede het verslag van de RAZ van 18 juni 2019 en hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

Meerjarig Financieel Kader 2021–2027

Het Finse EU-voorzitterschap heeft uitgesproken voor het einde van dit jaar een akkoord te willen bereiken over het Meerjarig Financieel Kader van 2021–2027. Hoe realistisch acht het kabinet dit streven, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. Welke onderdelen van het akkoord zijn volgens het kabinet moeilijk haalbaar? Kan het kabinet de Kamer een tijdlijn toesturen van de MFK-onderhandelingen onder het Finse EU-voorzitterschap?

1. Antwoord van het kabinet

Conform de ER-conclusies van 20 juni 2019 (EUCO 9/19) en de ambitie van het Finse voorzitterschap, is het de doelstelling om voor het einde van dit jaar een akkoord te bereiken over het MFK 2021–2027. Het kabinet zal zich constructief opstellen ten aanzien van de beoogde planning van het Finse voorzitterschap om dit te realiseren, maar voor het kabinet is het eindresultaat leidend en belangrijker dan snelheid.

Het krachtenveld ten aanzien van de Commissievoorstellen varieert per deelterrein. In het verslag van de RAZ van april (Kamerstuknr 21 501-02, nr. 1997) gaat het kabinet in op de met het EP bereikte akkoorden over de inhoudelijke vormgeving van een aantal programma’s. De Raad heeft nog niet onderhandeld over punten zoals de omvang en de verdeling van de budgetten. Het kabinet zet zich onverminderd in voor een financieel houdbaar en modern MFK, dat bovendien de lasten eerlijk verdeelt. De kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen (Kamerstuk 21 501-20, nrs. 1349 en 1379) en de relevante BNC-fiches vormen de basis voor de Nederlandse inbreng.

Tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken is geen inhoudelijke bespreking van het MFK 2021–2027 voorzien, maar wordt enkel toelichting verwacht bij het werkprogramma van het Finse voorzitterschap. Bekend is dat het Finse voorzitterschap als eerste stap de posities van de lidstaten nader in kaart wil brengen. Daarna is het Finse voorzitterschap voornemens om, in aanloop naar de Europese Raad van 17–18 oktober 2019, voorstellen te doen voor het onderhandelingsdocument (negotiating box). Tijdens de Europese Raad van 17–18 oktober 2019 zullen de regeringsleiders opnieuw van gedachten wisselen over het MFK en het onderhandelingsdocument. Voorstellen voor de (totaal)omvang en verdeling van de budgetten zullen naar verwachting volgen, met als streven om voor het einde van 2019 een Raadsakkoord te kunnen bereiken over het MFK.

De leden van de fractie van het CDA vragen het kabinet om aan te geven wat de intenties zijn van het Fins voorzitterschap met het MFK en in hoeverre het standpunt van de Finnen tot nu toe afwijkt van de Nederlandse onderhandelingsinzet. Daarbij vragen deze leden eveneens of er coalities gevormd worden omtrent het MFK rondom de Nederlandse inzet; de Finnen zijn immers voornemens de posities van de lidstaten in kaart te brengen. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet eveneens om aan te geven in hoeverre de voorgenomen coalitiebesprekingen in het Europees Parlement van invloed zijn op de vorming van het MFK en in welke mate de regering in contact is met de Nederlandse Europarlementariërs om een voor Nederland zo goed mogelijke positie van het Europees Parlement te realiseren.

2. Antwoord van het kabinet

Het Finse voorzitterschap toont zich ambitieus om voorbereidingen te treffen om een akkoord op het MFK te bereiken aan het eind van dit kalenderjaar. Het is de doelstelling om in de Europese Raad op 17 en 18 oktober een nadere discussie te voeren over het MFK, gevolgd door een voorstel inclusief cijfers over de omvang van verschillende uitgavencategorieën. Het voorzitterschap heeft de ambitie uitgesproken om voor het einde van dit jaar een Raadsakkoord te bereiken. Zie ook antwoord nummer 1 in dit verslag.

Nederland zal ook in de komende fase actief blijven optrekken met lidstaten in verschillende coalities. Dit betreft zowel de like-minded coalitie, waar Finland eveneens deel van uitmaakt, als samenwerkingsformaties met andere lidstaten. De aard en intensiteit van de samenwerking binnen dergelijke coalities varieert per (deel)onderwerp.

Het Europees Parlement is als medewetgever met de Raad verantwoordelijk voor de inhoudelijke vormgeving van de nieuwe programma’s. Daarnaast dient het Europees Parlement goedkeuring te verlenen aan het MFK. Gezien de belangrijke rol van het Europees Parlement in de MFK-onderhandelingen, met name ten aanzien van de sectorale verordeningen, zal het kabinet de Nederlandse inzet ook in de komende zittingsperiode aan Europarlementariërs toelichten.

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de vorderingen binnen de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader. Allereerst hebben zij enkele vragen over het proces. Deze leden merken op dat er een discrepantie is tussen de Finse appreciatie van de huidige stand van de MFK-onderhandelingen en de Roemeense negotiation box, en de appreciatie van het kabinet. Waar het kabinet stelt dat dit document «geen uitgangspunt kan zijn voor de komende onderhandelingen», heeft het Finse Voorzitterschap aangegeven dit document wel als startdocument te willen gebruiken. Kan het kabinet toelichten wat nu de huidige stand van zaken is op dit dossier, zo vragen deze leden. Zal het Roemeense document als basis gelden voor de verdere onderhandelingen? Verwacht het kabinet dat het mogelijk is om nog tijdens het Fins voorzitterschap een volledig akkoord op dit MFK-dossier te bereiken?

3. Antwoord van het kabinet

In het verslag van de Europese Raad van 20 juni 2019 is ingegaan op de appreciatie van de Roemeense versie van het onderhandelingsdocument (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1468). Tijdens de Europese Raad in juni jl. heeft Nederland bepleit deze versie niet als basis voor verder werk te beschouwen. De Europese Raad heeft het Finse voorzitterschap opgeroepen om het werk dat onder het Roemeense voorzitterschap is verricht voort te zetten en een onderhandelingsdocument (negotiating box) te ontwikkelen (EUCO 9/19). Om uitvoering aan deze oproep te geven heeft het Finse voorzitterschap een werkprogramma opgesteld dat tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken zal worden toegelicht. Er is geen inhoudelijke bespreking van het MFK 2021–2027 voorzien. Het Finse voorzitterschap streeft naar het bereiken van een akkoord over het MFK 2021–2027 voor het einde van dit jaar. Het kabinet zal zich constructief opstellen ten aanzien van de beoogde planning van het Finse voorzitterschap, maar voor het kabinet is het eindresultaat leidend. Gegeven het complexe krachtenveld binnen de Raad met posities die ver uit elkaar liggen, lijkt de kans op een snel akkoord gering.

De leden van de D66-fractie hebben ook enkele vragen over het inhoudelijke deel van de onderhandelingen van het MFK. Deze leden merken op dat er nog geen besluit is genomen over de hoogte van de totale begroting, en evenmin over de deelbegrotingen. Acht het kabinet het realistisch om de ambitieuze doelstellingen vanuit de Staat van de Europese Unie en de Strategische Agenda te bereiken – doelstellingen welke meer van de EU verwachten op grote thema’s als klimaat, migratie, veiligheid en economie – en tegelijkertijd een verhoging van het budget uit te sluiten? Acht het kabinet de Nederlandse onderhandelingspositie op de inhoud gesterkt door deze stellingname, of verkleint dit de onderhandelingsruimte op belangrijke thema’s als verduurzaming, vergroening, en investeringen in moderne technologieën?

4. Antwoord van het kabinet

Nederland staat een modern en financieel houdbaar MFK voor. Een grondig gemoderniseerd MFK dat de EU in staat stelt gezamenlijke uitdagingen adequaat en tijdig te adresseren. Een begroting die effectief en efficiënt optimale Europese toegevoegde waarde genereert. Dit vraagt scherpe keuzes én bezuinigingen. De inzet is om via bezuinigingen op bestaand beleid versterkte of nieuwe prioriteiten – zoals migratie, veiligheid, duurzaamheid en klimaat en onderzoek en innovatie – te financieren, alsmede de financiële gevolgen van het vertrek van het Verenigd Koninkrijk op te vangen.

Als laatste vragen deze leden naar de huidige stand van zaken binnen de MFK-onderhandelingen omtrent het voorstel tot koppeling tussen de ontvangst van EU-gelden en de rechtsstaat (conditionaliteit). Verwacht het kabinet dat er voldoende steun is om deze koppeling binnen het nieuwe MFK te maken?

5. Antwoord van het kabinet

Modernisering betekent ook verankering van gezamenlijke afspraken en waarden. Nederland pleit voor een sterkere koppeling van EU-fondsen aan effectieve conditionaliteiten ten aanzien van rechtsstatelijkheid, structurele hervormingen en migratie. Samen met de Europese Commissie, het Europees Parlement en een grote groep likeminded lidstaten is Nederland uitgesproken voorstander van een koppeling tussen ontvangst van EU-gelden en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Enkele lidstaten hebben principiële bezwaren geuit tegen het Commissievoorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening (COM (2018) 324) door te stellen dat het bestaande instrumentarium ter bescherming van de EU-begroting en van de rechtsstaat afdoende is. Er is ook een beperkte groep lidstaten die tot op heden geen duidelijke positie hebben ingenomen.

De Raad heeft tijdens het Roemeense voorzitterschap op technisch niveau substantiële voortgang gemaakt met het Commissievoorstel voor een MFK-rechtsstaatverordening, waarbij Nederland zich met steun van andere lidstaten heeft ingezet om het instrument te versterken (voorspelbaar, transparant, proportioneel en juridisch houdbaar). Het is nog onduidelijk wat de vervolgstappen van het Finse voorzitterschap zijn ten aanzien van dit voorliggende voorstel.

De leden van de fractie van 50PLUS stellen vast dat er geen inhoudelijke discussie over het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 wordt verwacht, maar wel zal vermoedelijk de planning voor de komende maanden aan de orde komen. Kan het kabinet aangeven in hoeverre de verwachting realistisch is dat nog dit kalenderjaar een akkoord kan worden bereikt over het MFK? Deze leden vragen dit tegen de achtergrond van eerdere uitspraken van de Minister van de Buitenlandse Zaken en de Minister-President dat zij dit niet verwachtten.

De leden van de fractie van 50PLUS maken uit het verslag van de RAZ van 18 juni 2019 op dat Nederland en andere lidstaten niet tevreden waren over de door het Roemeense voorzitterschap ingebrachte tekstvoorstellen. Wat is nu de stand van zaken? Gelden deze toch als uitgangspunt voor de verdere gesprekken of heeft het Finse voorzitterschap een nieuwe start gemaakt? Blijven de inhoudelijke uitgangspunten voor het kabinet onveranderlijk of is op basis van de tot nu toe gevoerde gesprekken de focus verlegd op een aantal onderdelen daarvan en zo ja, welke zijn dat, vragen deze leden.

6. Antwoord van het kabinet

De Europese Raad van 20 juni heeft het Finse voorzitterschap opgeroepen om het werk dat onder het Roemeense voorzitterschap is verricht voort te zetten en het onderhandelingsdocument (negotiating box) te ontwikkelen (EUCO 9/19). In het verslag van de Europese Raad is ingegaan op de appreciatie van de Roemeense versie van het onderhandelingsdocument (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1468). Nederland zal zich onverminderd blijven inzetten op het bereiken van een gebalanceerd voorstel, opdat vorm wordt gegeven aan een financieel houdbaar en modern MFK. Hierbij zullen de uitgangspunten, zoals vastgelegd in de kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen (Kamerstuk 21 501-20, nrs. 1349 en 1379) en de relevante BNC-fiches gehanteerd blijven.

Presentatie van prioriteiten EU-voorzitterschap Finland

Tijdens de Raad Algemene Zaken zal het Finse voorzitterschap een presentatie geven van het voorzitterschapsprogramma. Kan het kabinet de Kamer een kabinetsappreciatie van dat voorzittersprogramma toesturen, zo vragen de leden van de fractie van de VVD. Ziet het kabinet nauwe samenwerking met Finland tijdens zijn EU-voorzitterschap? Zo ja, op welke specifieke onderwerpen ziet het kabinet dit?

7. Antwoord van het kabinet

Het Fins voorzitterschap zal het voorzitterschapsprogramma voor de komende 6 maanden presenteren met de titel «Sustainable Europe – Sustainable Future», met daarin vier prioriteiten: het versterken van gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat; het ontwikkelen van een Europese economie die concurrerender en inclusiever is; het versterken van de positie van de EU als een internationale leider in het klimaatbeleid; en het beschermen van de veiligheid van burgers. Het staat ieder voorzitterschap vrij om het programma naar eigen inzicht in te vullen. In het algemeen kan Nederland het Fins voorzitterschapsprogramma verwelkomen. De aandacht die het voorzitterschap geeft aan het respect voor rechtsstatelijkheid, als eerste prioriteit, kan Nederland in het bijzonder waarderen. Het voornemen van Finland om gedurende het voorzitterschap rechtsstatelijkheid te agenderen in de Raad Algemene Zaken wordt door het kabinet als positief aangemerkt. Het streven van het Fins voorzitterschap om, naast deze vier prioriteiten, ook aandacht te geven aan het verder brengen van de discussies rond het Meerjarig Financieel Kader en migratie, kan eveneens door het kabinet worden ondersteund. Het kabinet zal nauw samenwerken met het Fins voorzitterschap op de onderwerpen uit het voorzitterschapsprogramma en de bovengenoemde prioriteiten, en zet daarnaast in op nauwe betrokkenheid op het gebied van transparantie en de implementatie van de Strategische Agenda (zie ook antwoord nummer 14 in dit verslag).

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om tijdens de presentatie van het werkprogramma van het Fins voorzitterschap transparantie van de EU-instituties onder de aandacht te brengen van het voorzitterschap. Na de benoemingen voor de diverse EU-topfuncties zou er afgesproken zijn om hiervoor een vaste procedure te gaan opstellen volgens de leden van de CDA-fractie. Zij vragen het kabinet of dit ook besproken wordt tijdens deze RAZ en of dit deel uitmaakt van het werkprogramma van het Fins voorzitterschap. Tevens willen deze leden op voorhand weten wat de positie van het kabinet is wanneer dit besproken zou worden.

8. Antwoord van het kabinet

Over de benoemingen van de topposities bij de EU-instellingen en voordrachten daarvoor is besloten in lijn met de procedures zoals vastgesteld in de EU-Verdragen. Aanpassing hiervan vereist verdragswijziging. Een herziening van de besluitvorming rond de benoemingen staat niet geagendeerd voor de RAZ, en is geen onderdeel van het Fins voorzitterschapsprogramma. Het kabinet heeft nog geen andere positie hierop ingenomen, anders dan dat het vasthoudt aan de procedures zoals vastgelegd in de verdragen. Zie ook antwoord nummer 27 in dit verslag.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het programma voor het Finse EU-voorzitterschap. Over de prioriteiten binnen deze agenda en de Nederlandse inzet hebben zij nog enkele vragen aan het kabinet. Welke stappen verwacht het kabinet dat er op de bescherming en versterking van de democratische rechtsstaat gemaakt zullen worden tijdens het EU-voorzitterschap van Finland? Ziet het kabinet binnen de aanstaande Raad Algemene Zaken, of binnen de bredere termijn van dit Voorzitterschap, kans om te pleiten voor het jaarlijks toetsen van lidstaten op basis van grondrechten en democratie door experts zoals de Venetië-Commissie? Zo nee, waarom niet?

9. Antwoord van het kabinet

Het stemt het kabinet positief dat het Fins Voorzitterschap rechtsstatelijkheid in de Unie als één van de prioriteiten heeft geïdentificeerd. Op de komende Raad zijn zowel de nieuwe Commissiemededeling (indien dan ontvangen) met nadere voorstellen inzake versterking van de rechtsstaat in de Unie als de stand van zaken van de artikel 7-procedure jegens Polen geagendeerd. Deze nieuwe mededeling van de Commissie zal later dit jaar uitgebreider in de RAZ worden besproken tussen de lidstaten. Ook heeft het Voorzitterschap de rechtsstaat als onderwerp geagendeerd op de informele JBZ-raad op 19 juli a.s. (Kamerstuk 32 317, nr. 566) Het Fins Voorzitterschap zal verder op 10 en 11 september een conferentie organiseren over democratie, grondrechten en rechtsstatelijkheid in de EU. In het najaar zal onder meer de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken onder leiding van het Voorzitterschap worden geëvalueerd.

Het kabinet ziet voor de komende Raad of binnen de bredere termijn van het Voorzitterschap geen reden om te pleiten voor het starten met het jaarlijks toetsen van lidstaten door experts zoals de Venetië Commissie. Het kabinet is van mening dat het meer voor de hand ligt om de Commissie in dit opzicht een centralere rol te geven. Nederland heeft in zijn input richting de Commissie op haar mededeling van 3 april jl. de suggestie gedaan dat zij zou kunnen overwegen om in het geval van specifieke landensituaties op een systematischer wijze te (laten) monitoren hoe de lidstaat in kwestie omgaat met de aandachtspunten op het terrein van de rechtsstaat en nader te bepalen thematische onderwerpen. Ook steunt het kabinet het Belgisch-Duits initiatief om te komen tot een peerreviewmechanisme rechtsstatelijkheid en marge van de Raad Algemene Zaken. Deze systematische review van de aan het mechanisme deelnemende landen heeft tot doel een constructieve, gestructureerde en interactieve politieke discussie tussen alle lidstaten te bevorderen, zodat daadwerkelijke verbetering van de rechtsstaat kan worden bewerkstelligd. Dit mechanisme wordt momenteel op ambtelijk niveau verder uitgewerkt en besproken tussen de lidstaten.

Verder vragen de leden van de fractie van D66 of het kabinet verwacht dat er een mogelijkheid is om nog dit jaar wél tot de gezamenlijke doelstelling te komen om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Deze leden vragen dit, mede gelet op de slogan van het Finse voorzitterschap en in het kader van de prioriteit om de EU als een internationale leider in het klimaatbeleid te laten gelden.

10. Antwoord van het kabinet

De Europese Raad van juni j.l. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1468) heeft vastgesteld dat besluitvorming over de lange termijn strategie voor klimaat voor eind 2019 moet worden afgerond. In de Europese Raad heeft zich de afgelopen maanden een significante verschuiving van het krachtenveld voorgedaan waarbij inmiddels 24 van de 28 lidstaten het doel van klimaatneutraliteit in 2050 steunen. Het kabinet hecht groot belang aan besluitvorming over dit doel en zet hier onverminderd op in samen met de landen uit de kopgroep die pleiten voor hogere reductiedoelstellingen. Het kabinet voelt zich daarbij gesteund door de ambities van het Finse voorzitterschap.

Tevens vragen de leden van de D66-fractie of het kabinet mogelijkheden ziet om andere prioriteiten uit de Staat van de Europese Unie te verwezenlijken binnen dit voorzitterschap, zoals de door de Europese Commissie voorgestelde introductie van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) op deelterreinen binnen het GBVB. Zo ja, vragen deze leden, welke? Welke stappen verwacht het kabinet dat onder het Fins voorzitterschap gemaakt kunnen worden op het thema van EU-migratiebeleid?

11. Antwoord van het kabinet

Het Fins voorzitterschap heeft aangegeven werk te willen maken van diverse prioriteiten uit de in juni door de Europese Raad vastgestelde Strategische Agenda voor de periode 2019–2024. Het betreft onder meer het verbeteren van de werkmethoden van de Raad. Aangezien er brede steun is voor de ambitie van het Fins voorzitterschap, ligt het voor de hand dat er op dit vlak concrete stappen zullen worden gezet. In hoeverre de introductie van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming binnen het GBVB daar onderdeel van uitmaakt, valt te bezien. Voor een dergelijke wijziging in de besluitvormingsprocedures is een voorafgaand unanimiteitsbesluit nodig in de Europese Raad en vooralsnog hebben diverse lidstaten zich tegen dit idee gekant. Dat neemt niet weg dat de discussie over de besluitvormingsprocedures op zichzelf disciplinerend kan werken.

Het kabinet verwacht dat onder het Fins voorzitterschap een balans wordt opgemaakt ten aanzien van het EU-migratiebeleid. Het voorzitterschap zal, mede op basis van eerdere discussies onder het Roemeens Voorzitterschap, stap voor stap richting geven aan de uitwerking van de strategische agenda van de Europese Raad voor de periode 2019–2024. Het voorzitterschap zal daartoe toekomstgerichte discussies organiseren om de prioriteiten voor de volgende jaren vast te stellen. Met deze discussies zal het voorzitterschap ook proberen te verduidelijken waarover overeenstemming bestaat onder de Europese lidstaten en wat de gemeenschappelijke standpunten zijn op centrale thema’s om tot gedeelde standpunten in de Raad te komen. Nederland zal het Fins voorzitterschap steunen in de benadering van de migratie-uitdagingen vanuit een geïntegreerde beleidsoptiek, en pleiten voor zowel versterkte samenwerking binnen de EU als daarbuiten tussen de EU en de belangrijkste landen van herkomst, transit en opvang.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn positief over de voorgenomen prioriteiten van het Fins voorzitterschap. Kan het kabinet toelichten welke bijdrage Nederland wil leveren aan de prioriteit versterken van de positie van de EU als een internationale leider in het klimaatbeleid?

12. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet is het nu zaak om tijdens de Europese Raad van oktober of uiterlijk die van december tot besluitvorming te komen over het tijdspad richting klimaatneutraliteit. Voor Nederland is het belangrijk dat na overeenstemming over het 2050-doel de nieuwe Commissie duiding geeft wat dit betekent voor het 2030-doel. Daarna moet de Commissie aan de slag met nieuwe voorstellen voor wetgeving en andere beleidsinstrumenten die de transitie naar een Europese klimaatneutrale samenleving mogelijk maken. De prioriteiten van Nederland voor het Europese klimaatbeleid voor de komende jaren zijn opgenomen in de brief over de Staat van de Europese Unie van de Minister van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 35 078, nr. 1)

Ook vragen deze leden zich af op welke wijze het Fins voorzitterschap de prioriteit van het versterken van gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat gaat agenderen. Kan het kabinet daarbij ingaan op de vier doelstellingen van het Fins voorzitterschap bij deze prioriteit? Welke steun verbindt Nederland hieraan en wat verwacht het van de voortgang van deze doelstellingen? Verwacht het kabinet dat met de agendering van dit onderwerp een doorbraak in het verder brengen van de artikel 7-procedure jegens Hongarije kan worden verwacht?

De leden van de GroenLinks-fractie zijn in ieder geval positief over de verwelkoming en bijzondere aandacht van Nederland bij het onderwerp rechtsstatelijkheid. Welke beoogde versterking van de gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat wil dit kabinet bereiken? Welke lidstaten zijn hier nog meer van plan prioriteit en ondersteuning aan te geven?

13. Antwoord van het kabinet

Het Fins Voorzitterschap beoogt onder haar prioriteit van gemeenschappelijke waarden en rechtsstaat betere en efficiëntere manieren te vinden om respect voor de gezamenlijke EU-waarden in de lidstaten te verzekeren, de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad Algemene Zaken verder te ontwikkelen, de onderhandelingen inzake MFK-conditionaliteit verder te vervolgen en corruptie te bestrijden. Nederland steunt deze doelstellingen, en hoopt dat er op deze dossiers voldoende voortang zal worden geboekt onder Fins Voorzitterschap. Ten aanzien van de eerste doelstelling, namelijk betere en efficiëntere manieren vinden om respect voor de gezamenlijke EU-waarden in de lidstaten te verzekeren, zal de verwachte Commissiemededeling met nadere voorstellen om rechtsstatelijkheid binnen de Unie te versterken een belangrijke impuls geven aan de discussie hierover tussen de lidstaten. In het najaar zal deze mededeling naar verwachting door de RAZ worden besproken. Zoals gebruikelijk zullen beide Kamers te zijner tijd hierover een BNC-fiche met daarin het kabinetsstandpunt ten aanzien van deze nadere voorstellen ontvangen. Ook is de verwachting dat het Voorzitterschap inzake de artikel 7-procedure jegens Hongarije voor de Raad Algemene Zaken van september een hoorzitting zal agenderen. Inzake de ontwikkeling van de jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog staat de evaluatie hiervan gepland voor het najaar. Ten aanzien van de onderhandelingen inzake MFK-conditionaliteit verwijst het kabinet naar antwoord nummer 5 in dit verslag. Ten aanzien van corruptiebestrijding zijn nog geen nadere voorstellen bekend.

Als het gaat om de Nederlandse inzet ten aanzien van versterking van rechtsstatelijkheid in de Unie verwijst het kabinet naar het BNC-fiche inzake de recente Commissiemededeling van 3 april jl. dat beide Kamers op 29 mei jl. toeging (Kamerstuk 22 112, nr. 2807). Hierin heeft het kabinet uitgebreid uiteengezet welke beoogde versterking van de gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat het wil bereiken. Bij de discussie rond de nadere uitwerking van de voorstellen in de nog te ontvangen nieuwe Commissiemededeling zal moeten blijken hoeveel lidstaten van plan zijn hier steun aan te geven.

Strategische Agenda 2019–2024

De leden van de fractie van de VVD steunen het kabinet in zijn inzet dat in elke raadsformatie een debat moet worden gevoerd over de invulling van de prioriteiten uit de Strategische Agenda. Is het kabinet voornemens dit actief in te brengen? Zo ja, kan het kabinet na afloop de Kamer informeren hoe en wanneer de opvolging binnen de EU-instellingen zal plaatsvinden?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of er al meer bekend is welke opvolging en implementatie het Fins voorzitterschap zal geven aan de Strategische Agenda. Is het kabinet bereid om in te zetten op de meest ambitieuze agenda op het gebied van klimaat en rechtsstatelijkheid, gezien de urgentie hiervan?

De leden van de fractie van 50PLUS lezen met instemming in de geannoteerde agenda het voorstel van het kabinet om in elke raadsformatie een debat te voeren over de invulling van de – voor die formatie relevante – prioriteiten uit de Strategische agenda van de Europese Raad. Deze leden gaan ervan uit dat het kabinet daaraan voorafgaand hierover per onderdeel met de Kamer zal debatteren. Kan het kabinet dat bevestigen? Deze leden missen in het verslag van de RAZ van 18 juni 2019 de vermelding van het gesprekspunt verbetering transparantie van de Raad. Kan het kabinet de Kamer alsnog informeren over het verloop van het gesprek daarover?

14. Antwoord van het kabinet

Het Finse voorzitterschap heeft ter voorbereiding van het agendapunt «Strategische agenda 2019–2024» een document verspreid waarin het aangeeft hoe het proces van de opvolging van de Strategische agenda vorm zal krijgen de komende zes maanden (DP 11189/19). Uit dit document volgt dat het voorzitterschap, conform Nederlandse inzet, voornemens is om in elke raadsformatie een debat te voeren over de invulling van de – voor die formatie relevante – prioriteiten uit de Strategische Agenda. In het voorzitterschapsdocument is gespecificeerd in welke Raad welke prioriteit van de strategische agenda wanneer aan de orde komt. Uw Kamer zal hierover op gebruikelijke wijze worden geïnformeerd, middels Geannoteerde Agenda’s, Algemene Overleggen, Schriftelijke Overleggen en verslagen van de Raad. De implementatie van de Strategische Agenda staat op de agenda van de Europese Raad van oktober en december en zal voorbereid worden in de Raad Algemene Zaken.

Zoals benadrukt in de Geannoteerde Agenda acht Nederland het van belang dat naast de materiele prioriteiten ook opvolging wordt gegeven aan de inzet betreffende de meer horizontale thema’s op EU-governance, waaronder het respect voor de democratische rechtsstaat, modernisering van het transparantiebeleid en goede opvolging van de betere regelgevingsagenda. Nederland zal tijdens de Raad aangeven dat deze onderwerpen eveneens deel moeten uitmaken van de besprekingen in de verschillende Raadsformaties als het om opvolging van de Strategische Agenda gaat. De Raad Algemene Zaken kan dan, wat Nederland betreft, in een debat de suggesties bespreken die in de verschillende Raden zijn gedaan op de horizontale thema’s.

Het voorzitterschap is daarnaast voornemens de werkmethode van de Raad te evalueren. De besprekingen hierover zullen vanaf september plaatsvinden op niveau van Coreper.

Ten aanzien van de vraag van de fractie van 50PLUS over het gesprek dat tijdens de Raad Algemene Zaken van juni plaatsvond over transparantie verwijs ik u graag naar het verslag van die Raad (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2027). Het non-paper transparantie is inmiddels ondertekend door acht lidstaten (Nederland, België, Luxemburg, Ierland, Zweden, Denemarken, Slovenië en Estland).

Onderdeel van de Strategische Agenda is om een actieve economische strategie op Afrika te ontwikkelen, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Zij vragen het kabinet om hieromtrent de inzet van Nederland te formuleren voordat dit onderdeel wordt uitgewerkt door de Europese Commissie.

15. Antwoord van het kabinet

In de Strategische Agenda is vastgelegd dat de EU een breed partnerschap met Afrika zal ontwikkelen. Het kabinet verwelkomt dit. De Commissie presenteerde in september 2018 haar «Afrikaans-Europese alliantie voor duurzame investeringen en banen»1 welke door de lidstaten, waaronder Nederland, werd verwelkomd. De versterkte aandacht voor economische samenwerking tussen de EU en Afrika sluit goed aan bij de Nederlandse prioriteiten. De Nederlandse inzet hieromtrent ging uw Kamer middels een BNC-fiche toe (Kamerstuk 22 112, nr. 2712). Inmiddels wordt uitwerking gegeven aan dit partnerschap en is het aan de nieuwe Commissie om hierop voort te bouwen. Nederland zal erop toezien dat hierin de Nederlandse prioriteiten goed worden meegenomen.

Een van de thema’s in de Strategische Agenda is de verdere ontwikkeling van een volledig functionerend integraal migratiebeleid. De leden van de fractie van 50PLUS hebben echter de indruk dat de beleidsvorming over migratie op Europees niveau vrijwel tot stilstand is gekomen. Kan het kabinet aangeven welke initiatieven de bij dit onderwerp betrokken bewindslieden voor ogen staan om op dit punt snel tot concrete afspraken te komen? Hoe beoordeelt het kabinet de plannen die het Fins voorzitterschap daarvoor heeft? Kan het kabinet een beeld schetsen van het draagvlak voor het Nederlandse standpunt dat landen die het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel (GEAS) niet behoorlijk uitvoeren, financieel moeten worden gekort of geen deel meer mogen uitmaken van het Schengengebied?

16. Antwoord van het kabinet

Voor de initiatieven die de betrokken bewindslieden voor ogen staan ten aanzien van migratie verwijst het kabinet naar het in het kader van de Staat van de Unie opgestelde policy paper getiteld «A renewed European agenda on migration» waarin alle initiatieven recent in zijn opgenomen. Zoals gemeld in de geannoteerde agenda voor de informele JBZ-Raad van 18 en 19 juli, komen de prioritaire thema’s van het Fins voorzitterschap grotendeels overeen met de prioriteiten van Nederland, zoals Schengen, Asiel, MFK en governance, en bieden deze voldoende aanknopingspunten om de Nederlandse inzet hieromtrent uit te dragen. Samen met een aantal andere lidstaten wil Nederland inspanningen op migratiegebied koppelen aan de toewijzing van Europese fondsen. Dit maakt onderdeel uit van de integrale MFK-onderhandelingen die op dit moment in Brussel worden gevoerd.

Toelichting Commissie op nieuwe (nog te ontvangen) mededeling rechtsstatelijkheid

De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd dat Nederland de discussie over rechtsstatelijkheid in de EU aanvoert. Kan het kabinet toelichten wat het verwacht van versterking van het EU-instrumentarium op dit gebied?

17. Antwoord van het kabinet

In het BNC-fiche inzake de recente Commissiemededeling van 3 april jl. dat beide Kamers op 29 mei jl. toeging heeft het kabinet uitgebreid uiteengezet welke beoogde versterking van de gemeenschappelijke waarden en de rechtsstaat het wil bereiken. Het is lastig om te voorspellen of deze inzet ook zal kunnen worden verwezenlijkt. Dit zal mede afhangen van de plannen van de nieuwe Commissie en de houding van de overige lidstaten. Het is bemoedigend te constateren dat een aanzienlijke groep gelijkgezinde lidstaten de inzet van het Voorzitterschap deelt.

Stand van zaken artikel 7-procedures Polen en Hongarije

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de uitspraak van het Europees Hof in de inbreukzaak van de Europese Commissie tegen Polen vanwege de Wet op het Hooggerechtshof. Die uitspraak bevestigt dat de verlaging van de pensioenleeftijd voor rechters in Polen onwettig is. Kan het kabinet toelichten of deze uitspraak voor hem reden is om Polen harder op te roepen spoedig en adequaat tegemoet te komen aan alle nog uitstaande punten van zorg van de Europese Commissie? Kan het kabinet een stand van zaken in de procedure tegen Polen en Hongarije aan de Kamer sturen?

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet waarom er geen hoorzittingen voor Polen en Hongarije voorzien zijn en zij vragen het kabinet hiervoor te pleiten in de RAZ.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de ontwikkelingen op het gebied van de rechtstaat in EU-lidstaten Polen en Hongarije. Volgens de geannoteerde agenda zal de artikel 7-procedure inzake Polen besproken worden, maar wordt Hongarije niet besproken. Deze leden vragen wat de reden is om de procedure inzake Hongarije niet te bespreken. Verder vragen deze leden zich af wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot de artikel 7-procedure tegen Polen. Wat wordt de inzet van het kabinet tijdens de aanstaande RAZ op dit dossier? Welk effect verwacht het kabinet dat de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 24 juni 2019 over de pensioenleeftijd van Poolse rechters heeft voor de artikel 7-procedure? Heeft de Poolse regering al stappen aangekondigd die genomen zullen worden naar aanleiding van deze uitspraak?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met betrekking tot de artikel 7-procedure ten aanzien van Polen nog de volgende vragen. In hoeverre vindt het kabinet dat de uitspraak van het Europees Hof in de inbreukzaak van de Europese Commissie tegen Polen vanwege de Wet op het Hooggerechtshof bijdraagt aan het herstel van de rechtsstaat in Polen? Welke punten behoeven volgens het kabinet verdere versterking? Vindt het kabinet het nodig een nieuwe formele hoorzitting te organiseren? Kan het kabinet toelichten waarom – in tegenstelling tot eerdere berichten – de agendering van de artikel 7-procedure jegens Hongarije van de agenda is afgehaald? Is het kabinet het met de GroenLinks-fractie eens dat juist ook de Raad Algemene Zaken deze procedure moet blijven agenderen, zodat lidstaten nu eindelijk eens een hoorzitting gaan organiseren? Wat verwacht het kabinet van agendering van deze kwestie in september; verwacht het kabinet dan inmiddels voldoende medestanders voor het organiseren van een hoorzitting?

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-fractie het kabinet om helderheid te geven over een bericht van de The Guardian, waarin door veel Europese diplomaten wordt gehoopt dat het conflict tussen Polen en de EU via rechtspraak door het Europees Hof van Justitie wordt opgelost, zodat een confrontatie tussen lidstaten uitblijft.2 Is het kabinet het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat we deze kwestie niet louter moeten overlaten aan het Europees Hof van Justitie, maar dat gepaste druk en dialoog via lidstaten juist van uiterst belang blijft? Is het kabinet bereid dit punt onder de aandacht te brengen tijdens de aankomende Raad Algemene Zaken?

18. Antwoord van het kabinet

De stand van zaken ten aanzien van de artikel 7-procedure jegens Polen is dat het land met zijn recente wetswijziging die op 1 januari jl. van kracht werd, voor zover het kabinet nu kan overzien, tegemoet lijkt te zijn gekomen aan de zorgen omtrent de Wet op het Hooggerechtshof inzake de verlaagde pensioenleeftijd. Het Europees Hof van Justitie speelde hierbij, allereerst via de voorlopige maatregelen die werden toegewezen op 19 oktober 2018 en meest recent in de einduitspraak van 24 juni jl., een cruciale rol. Het kabinet deelt de visie dat de belangrijke rol van het Hof niets afdoet aan het belang van dialoog tussen de lidstaten over de rechtsstaat. De andere door de Commissie geïdentificeerde punten van zorg, onder meer ten aanzien van de bijzondere beroepsprocedure en het tuchtregime voor rechters, blijven helaas onverminderd voortduren. Het kabinet zal Polen dan ook op de komende RAZ oproepen om aan alle nog uitstaande punten van zorg van de Europese Commissie tegemoet te komen.

Ten aanzien van de artikel 7-procedure jegens Hongarije die door het Europees Parlement in september 2018 werd geactiveerd geldt dat de Raad nog moet beginnen met het horen van Hongarije zoals artikel 7(1) VEU voorschrijft. Het Voorzitterschap zal een eerste hoorzitting naar verwachting voor de Raad Algemene Zaken van september a.s. agenderen. Het feit dat een deel van de Ministers voor Europese Zaken op de komende RAZ niet aanwezig kan zijn, droeg mede bij aan het besluit van het Voorzitterschap om de hoorzitting niet voor aanstaande donderdag te laten plaatsvinden. Indien het Voorzitterschap dit najaar een vierde hoorzitting met Polen agendeert, zal Nederland dit steunen.

Voorbereidingen no deal scenario Brexit

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie inzake de EU-mededeling Brexit en de stand van zaken van de Nederlandse voorbereidingen op een no-deal Brexit. Het kabinet schrijft in zijn brief dat de voorlichtingsactiviteiten en bepaalde maatregelen, in verband met het uitstel tot 31 oktober 2019, voorlopig op een lager pitje zijn gezet. Kan het kabinet uitgebreid toelichten om welke voorlichtingsactiviteiten en maatregelen dit gaat?

19. Antwoord van het kabinet

In aanloop naar de Brexit-data 29 maart respectievelijk 12 april zijn brede communicatie-inspanningen gedaan om met name het bedrijfsleven, maar ook instellingen, organisaties en het bredere publiek, te informeren over Brexit, en hen te activeren om zich waar nodig zo goed als mogelijk voor te bereiden. Zo is de rijksbrede mediacampagne gelanceerd op 28 januari 2019, via radio spots en sociale media. Deze inspanningen waren aanvullend op de reguliere voorlichting via rijksoverheid.nl, het Brexitloket en de Brexit Impact Scan, en hebben bijvoorbeeld geleid tot een grote sprong in het aantal bedrijven dat aangeeft zich minstens enigszins te hebben voorbereid (inmiddels 86% van de bedrijven die zaken doen met het VK).

Het uitstel van de Brexit-datum naar 31 oktober, na het eerdere uitstel tot 12 april en vervolgens de deadline rond deelname aan de EP-verkiezingen, vormde aanleiding om met name de voorlichting en communicatie via massamedia tijdelijk af te schalen, met het oog op «Brexit-moeheid» bij de doelgroep. Voortzetting op dezelfde voet gedurende de gehele zomerperiode werd als onwenselijk ingeschat, gelet op mogelijk verlies van effectiviteit van de boodschap. Ook zijn er in de zomermaanden minder Brexit voorlichtingsbijeenkomsten voorzien vanuit de rijksoverheid.

De inzet van het kabinet blijft echter ongewijzigd, namelijk alle stakeholders, en met name het bedrijfsleven informeren over, aansporen tot en ondersteunen bij de voorbereiding op alle mogelijke Brexit scenario’s. Het bestaande reguliere instrumentarium zoals de brede informatie via rijksoverheid.nl, en meer specifiek het Brexitloket (www.brexitloket.nl), de Brexit Impact Scan, de website van VNO-NCW (www.hulpbijbrexit.nl) en de Brexit vouchers zijn dan ook blijvend beschikbaar voor ondernemers en andere belanghebbenden. Uiteraard wordt daarbij in alle relevante contacten met ondernemers en andere doelgroepen voortdurend de oproep gedaan zich te blijven voorbereiden op Brexit.

Na de zomer zal de communicatie en voorlichting weer geïntensiveerd worden met gepaste inzet van verschillende communicatie instrumenten, waaronder het organiseren van gerichte voorlichtingsbijeenkomsten. Dichter bij de nieuwe Brexit-datum kunnen zo nodig ook massamediakanalen weer ingezet worden.

Naast voorlichting en communicatie waren er enkele andere maatregelen die specifiek rond de Brexit-datum waren getroffen en welke zijn afgeschaald, om in het najaar weer opnieuw in gang gezet te worden. Dit betreft met name de voorbereidingen op het terrein van crisisbeheersing, de inzet van personeel onder meer bij klantcontactcentra, en de logistieke maatregelen bij de grenzen, met name bij de ferry terminals.

Inzake de Brexit vragen de leden van de CDA-fractie het kabinet om een nieuw overzicht te geven van kritieke medicijnen en medische hulpmiddelen nu er een ontheffing wordt verleend door de Europese Commissie (a). Ook vragen deze leden het kabinet om aan te geven of eventuele voorziene gaten in de communicatie tussen het Verenigd Koninkrijk en de EU27 inzake justitiële informatie inmiddels gedicht zijn (b). De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet een update te geven van de personele capaciteiten inzake de Brexit van de douane, NVWA en marechaussee (c). De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om aan te geven wat de gecoördineerde aanpak met acht landen inzake visserij precies inhoudt en in hoeverre dat ten goede komt aan de Nederlandse visserijsector (d).

20. Antwoord van het kabinet

a. Kritieke medicijnen en medische hulpmiddelen

Zoals gemeld in een brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport (MZS) van 19 maart jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 331), en herhaald op 5 juli jl. in de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling inzake Brexit van 12 juni jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 362), is voor de producten op het overzicht van kritieke geneesmiddelen zoals begin dit jaar opgesteld door het College ter Beoordeling Geneesmiddelen (CBG) een oplossing gevonden of in voorbereiding. De mogelijkheid die door de Europese Commissie wordt geboden voor bedrijven om voor geneesmiddelentestfaciliteiten die op Brexit-datum nog in het VK zijn gevestigd een tijdelijke ontheffing tot uiterlijk eind 2019 aan te vragen, is in enkele gevallen onderdeel hiervan. Echter, handelsvergunninghouders moeten daarnaast ook de handelsvergunning en de plaats van vrijgifte voor de handel verplaatsen naar de EU27, om aan alle gestelde eisen te voldoen. Het beeld is dat handelsvergunninghouders in toenemende mate aan deze eisen voldoen. Dit geldt ook voor geneesmiddelen die centraal op EU niveau worden toegelaten via het Europees geneesmiddelenbureau (EMA).

Ten aanzien van medische hulpmiddelen is er geen sprake van een door de Europese Commissie verleende ontheffing. Wel heeft de Commissie in april – na aandringen van Nederland – richtsnoeren gepubliceerd over het gebruik van nationale ontheffingen. De wijze waarop Nederland de ontheffing voor medische hulpmiddelen heeft ingevuld, voldoet aan die richtsnoeren. Op grond van dit artikel 8 van de Wet op de medische hulpmiddelen (Wmh) beschikt de Minister voor MZS over de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing voor het in de handel brengen van medische hulpmiddelen of in-vitro diagnostica (IVD) die niet aan alle gestelde eisen uit de medische hulpmiddelen regelgeving voldoen. De mogelijkheid tot aanvraag van een ontheffing die in ons land ter voorbereiding op een no deal Brexit is gecreëerd op basis hiervan blijft ook nu de Brexit-datum is uitgesteld naar 31 oktober a.s. paraat gehouden voor het geval dit nodig blijkt te zijn. Deze ontheffing kan aangevraagd worden bij Farmatec (CIBG) en wordt alleen gebruikt in uitzonderlijke situaties, in het belang van de volksgezondheid. Dit is het geval wanneer er – als gevolg van een no deal Brexit – in de EU geen of onvoldoende alternatieven beschikbaar zijn van een product en er risico’s bestaan voor de continuïteit van zorg in Nederland. Zoals in bovengenoemde brief al gemeld, zijn vrijwel alle medische hulpmiddelen en IVD's die bij het Britse notified body BSI UK geregistreerd stonden, overgezet naar de Nederlandse notified body BSI NL. Ook voor de drie overgebleven Britse notified bodies geldt dat certificaten naar notified bodies in één van de EU27 lidstaten worden overgezet. Eén van deze notified bodies zal bovendien zijn werkzaamheden in het VK staken tegen het einde van dit jaar, waardoor aangesloten bedrijven die op de EU markt actief willen blijven hun certificaten zullen moeten overzetten.

De extra tijd die door het uitstel van de Brexit-datum is verkregen, biedt bedrijven en instellingen meer ruimte om zich voor te bereiden op een no deal Brexit. Het is van belang dat zij die benutten. VWS blijft samen met de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd, het CBG en het CIBG de ontwikkelingen nauwgezet volgen.

b. Uitwisseling van juridische informatie tussen Nederlandse en Britse autoriteiten

Uw Kamer werd laatstelijk op 5 juli 2019 in de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling inzake Brexit van 12 juni jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 362) geïnformeerd over de laatste stand van zaken in de Nederlandse voorbereidingen ten aanzien van de uitwisseling van juridische informatie tussen Nederlandse en Britse autoriteiten na Brexit. Hierin werd u tevens verwezen naar de Kamerbrief van het Ministerie van Justitie en Veiligheid van 18 januari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 302) en de kabinetsreactie op de motie van het lid Omtzigt c.s. over dit onderwerp (Kamerstuk 23 987, nr. 347). Zoals ook daar aangegeven zullen ondanks een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen worden opgevangen. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook bij een no deal Brexit zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen.

c. Personele capaciteiten Douane, NVWA, Koninklijke Marechaussee

Uw Kamer werd laatstelijk in de kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling inzake Brexit van 12 juni 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 362) eveneens geïnformeerd over de personele capaciteit van de Douane en de NVWA. Voor Douane is de benodigde capaciteit als gevolg van een no deal Brexit 928 fte. De verwachting is dat in oktober dit jaar ruim 850 fte is ingestroomd, waarvan circa 550 fte inzetbaar is. De Douane werft voor de Brexit in zeven wervingstranches. De eerste vijf wervingstranches zijn afgerond, de zesde tranche stroomt in per 1 september 2019 en de zevende is uiterlijk 1 januari 2020 ingestroomd. De verwachting is dat in het vierde kwartaal van 2020 alle 928 fte inzetbaar zijn

Uw Kamer is meerdere malen geïnformeerd over onder andere de werving en het opleidingsbeleid van de benodigde extra 143 fte bij de NVWA, zoals in hogergenoemde kabinetsappreciatie van de Commissiemededeling inzake Brexit van 12 juni. De NVWA bereidt zich onverminderd voor op een no deal Brexit, op basis van de huidige volumestromen. Nu de uittredingsdatum is gesteld op 31 oktober, gaat de werving van de benodigde medewerkers voort en de huidige extra gegunde tijd wordt benut om de recent aangenomen medewerkers verder op te leiden waarmee hun inzetbaarheid flexibeler wordt. De NVWA zal bij een no deal Brexit in het worst case scenario 143 fte extra nodig hebben, bij gelijkblijvende handelsstromen. 100 van deze 143 fte zijn toezichthoudende dierenartsen, waarvan 20 fte voor de import en 80 fte voor de export. De NVWA heeft ondertussen 98 van de 143 personeelsleden geworven. Er zijn inmiddels 66 medewerkers voor export(-ondersteunende) inspecties en certificering geworven, 25 medewerkers voor importinspecties en 7 medewerkers voor overige activiteiten. Van de 80 benodigde dierenartsen voor exportcertificering zijn de eerste 22 momenteel in de praktijk aan het werk. Een tweede tranche van 31 (nog niet-Nederlandstalige) dierenartsen is in april 2019 gestart met hun opleiding. Zij zijn vanaf april 2020 volledig inzetbaar, na afronding van hun taaltraining en opleiding. De overige 23 fte aan toezichthoudende dierenartsen worden momenteel geworven. Zodra dit succesvol is, start ook hun opleiding.

Er is een krapte op de arbeidsmarkt voor Nederlandstalige dierenartsen. Daardoor heeft de NVWA al jaren moeite met het vullen van vacatures voor toezichthoudende dierenartsen. De NVWA spant zich in om op het tekort aan dierenartsen zo goed als mogelijk voorbereid te zijn. Zij heeft maatregelen voorbereid waarmee het tijdelijk resterend tekort aan dierenartsen zo goed mogelijk opgevangen kan worden, zoals de flexibele inzet van personeel, bijvoorbeeld door de tijdelijke invoering van een ander roostersysteem en het inzetten van niet-dierenartsen voor bepaalde werkzaamheden (waar toegestaan). Deze maatregelen kunnen er wel voor zorgen dat het niveau van dienstverlening tijdelijk wordt verlaagd.

Zoals eerder aan uw Kamer gemeld (onder andere Kamerstuk 23 987, nr. 302) wordt de capaciteit van de Koninklijke Marechaussee (KMar) reeds uitgebreid als gevolg van eerder door het kabinet toegekende middelen voor capaciteit. De benodigde extra capaciteit in het kader van de terugtrekking van het VK zal daarom na 2019 gefaseerd worden ingevuld. Het gaat voor de gevolgen voor grenscontroles om 22 fte, waarvan 14 fte grenswachters en 8 fte voor de verwerking van passagiersgegevens (Advance Passenger Information – API) van vluchten afkomstig uit het VK. Ter voorbereiding op de Brexit neemt de KMar in samenwerking met de luchtvaart- en maritieme sector tevens operationele en infrastructurele maatregelen, zoals flexibele inzet van het personeel en het verbeteren van de doorstroom van passagiers door ze te verdelen over de verschillende grensfilters op de luchthaven. Daarnaast zullen Britse burgers op uitreis op Schiphol blijvend gebruik kunnen maken van de automatische grenscontrole poortjes, waardoor de doorstroom van Britse burgers op uitreis wordt bevorderd. Niet alle ongunstige gevolgen zullen echter volledig kunnen worden opgevangen, zoals langere wachtrijen voor Britse burgers en andere «derdelanders» aan de grens.

d. Gecoördineerde aanpak inzake visserij

De gecoördineerde aanpak met acht landen inzake visserij houdt in dat de Europese Commissie en acht lidstaten waaronder Nederland overleg voeren over de gevolgen van een no deal Brexit voor de visserij. In dat geval gaan namelijk voor zowel de betrokken EU-landen als het VK vangstmogelijkheden verloren. Voor EU-vissers is in dat geval het nettoresultaat voor veel soorten negatief. Bestudeerd wordt welke maatregelen ingezet kunnen worden om de gevolgen hiervan te mitigeren en met welke afspraken de lidstaten onderling een gelijk speelveld zouden kunnen behouden.

Reactie Europese Commissie op herinvoering visumplicht Albanese burgers

De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de berichtgeving van de Europese Commissie, die oordeelt dat het Nederlandse verzoek voor het opschorten van visumliberalisatie voor Albanië niet voldoet aan de formele criteria van Verordening 2018/1806. Kan het kabinet toelichten hoe Nederland zal samenwerken met Albanië en andere partijen om de flinke toename van criminele activiteit door de Albanese maffia in Nederland de kop in te drukken? Kan het kabinet ook toelichten hoe Albanië volgens de Europese Commissie de strijd tegen corruptie moet intensiveren?

21. Antwoord van het kabinet

Op 23 mei 2018 hebben de Minister en toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid met de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie van Albanië een «Letter of Intent Combatting International Crime» getekend. Ter invulling daarvan heeft op 13 en 14 februari 2019 een expert meeting migratiecriminaliteit plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van beide landen en hebben de Korpschefs van politie van beide landen een aantal malen werkbesprekingen gevoerd. Daarbij heeft de Nederlandse politie met name aandacht gevraagd voor de noodzaak dat Albanië criminele intelligence informatie levert aan Nederland. Ook de Minister van Justitie en Veiligheid heeft hier nadrukkelijk op gewezen tijdens zijn werkbezoek aan Albanië op 27 en 28 maart 2019 en vervolgens ook in brieven aan zijn ambtgenoten van Binnenlandse Zaken en van Justitie van Albanië.

Inmiddels is Albanië gestart met het verstrekken van criminele intelligence aan de Nederlandse politie. De Albanese politie heeft ook aangegeven een expert meeting «organised crime» te willen organiseren in samenwerking met Nederlandse politie. De verwachting is dat dit na de zomer zal plaatsvinden.

Hoe Albanië volgens de Europese Commissie de strijd tegen corruptie moet intensiveren, wordt in de reactie van de Europese Commissie niet gespecificeerd en in het noodremmechanismerapport van de Europese Commissie van 19 december jl. evenmin3. Naar het oordeel van Nederland draagt corruptiebestrijding bij aan het tegengaan van georganiseerde criminaliteit, dus Nederland zal er in de opmaat naar het eerstvolgende noodremmechanismerapport van dit jaar op toezien dat hier specifiek op wordt ingegaan door de Europese Commissie. Eerder dit jaar heeft Nederland de Europese Commissie verzocht om bespreking van de zorgpunten van de lidstaten voordat noodremmechanismerapporten worden opgesteld, opdat die zorgen adequaat worden geadresseerd. Bovendien zal dit eraan bijdragen dat de bevindingen van de Commissie in de noodremmechanismerapporten transparanter worden. Voor deze oproep van Nederland was veel steun van de andere lidstaten en het Finse voorzitterschap heeft aangegeven de eerste bespreking te agenderen na het zomerreces van de EU.

De leden aan de CDA-fractie vragen naar de voortgang van de noodremprocedure inzake het verlenen van visa aan Albanezen. De leden van de CDA-fractie vragen voorts het kabinet de onderzoeken te publiceren waarop de Europese Commissie haar besluit gebaseerd heeft om geen actie te ondernemen, samen met een appreciatie van deze onderzoeken.

22. Antwoord van het kabinet

Ten aanzien van de voortgang van de noodremprocedure, verwijs ik naar de reactie van de Europese Commissie, die op 9 juli jl. aan de Voorzitter van de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 911, nr. 248). Daarin is aangegeven dat de Europese Commissie haar oordeel baseert op de door Nederland verstrekte gegevens en daarnaast op die van Eurostat, Europol, het Europees Grens- en Kustwachtagentschap (FRONTEX), het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) en het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (EU-LISA), als ook haar eigen noodremmechanisme rapporten en het rapport met betrekking tot Albanië in het kader van EU-toetreding van 2019. Voor zover deze openbaar zijn, zijn de gegevens vindbaar onder de volgende links:

Eurostat: https://ec.Europa.eu/eurostat/data/database

Europol: https://www.Europol.Europa.eu

FRONTEX: https://frontex.Europa.eu

EASO: https://www.easo.Europa.eu/analysis-and-statistics

EU-LISA: https://www.eulisa.Europa.eu/our-publications

Eerste noodremmechanisme rapport: https://ec.Europa.eu/home-affairs/sites/homeaffairs/files/what-is-new/news/20171220_first_report_under_suspension_mechanism_en.pdf

Tweede noodremmechanisme rapport: https://ec.Europa.eu/home-affairs/sites/homeaffairs/files/what-we-do/policies/European-agenda-migration/20181219_com-2018-856-report_en.pdf

Albanië rapport m.b.t. EU-toetreding: https://ec.Europa.eu/neighbourhood-enlargement/sites/near/files/20190529-albania-report.pdf

Het kabinet is van oordeel dat de zorgen ten aanzien van Albanië met betrekking tot grensoverschrijdende criminaliteit en de inklimmersproblematiek blijven en deelt de visie van de Europese Commissie dat Albanië aan de voorwaarden voor visumliberalisatie moet blijven voldoen en zijn inspanningen op deze terreinen moet verdiepen. Het kabinet zal er op toezien dat hier werk van wordt gemaakt.

De beslissingen over het eventueel openen van toetredingsgesprekken zijn uitgesteld tot het najaar. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om ook tijdens deze RAZ te benadrukken dat het openen van deze gesprekken voor Nederland uitgesloten is voordat Albanië aan de eisen voor het openen aan deze gesprekken volledig heeft voldaan en aantoonbaar stappen heeft gezet in het aanpakken van bendes die door de EU reizen.

23. Antwoord van het kabinet

De inzet van het kabinet ten aanzien van het openen van toetredingsonderhandelingen met Albanië is beschreven in de kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket (Kamerstuk 23 987, nr. 361) van 5 juni 2019 en de aanvullende brief (Kamerstuk 22 112, nr. 2813) van 6 juni 2019. In lijn met de motie-Omtzigt [Kamerstuk 21 501-02 nr. 2019] verwelkomde Nederland in de Raad Algemene Zaken van 18 juni 2019 weliswaar de door Albanië gezette stappen, maar onderstreepte dat het openen van toetredingsonderhandelingen prematuur zou zijn: Albanië moet nog overtuigender resultaten boeken in de bestrijding van corruptie en georganiseerde misdaad. Nederland wees daarbij ook op de problemen vanwege gewelddadige misdrijven gepleegd door Albanezen in Nederland.

De leden van de fractie van 50PLUS ontvangen graag van het kabinet een reactie op de brief van de Europese Commissie d.d. 1 juli 2019, waarin zij aangeeft geen grond te zien voor het herinvoeren van de visumplicht voor Albanese burgers via de zogenoemde noodremprocedure.

24. Antwoord van het kabinet

Zie de kabinetsappreciatie in antwoord nummer 22 van dit verslag.

Transparantie

De leden van de D66-fractie pleiten al geruime tijd voor vergrote transparantie binnen de EU en de Europese besluitvorming. Deze leden zijn van mening dat een meer transparante vorm van besluitvorming de democratische legitimiteit van de Unie vergroot. Zij vragen daarom aan het kabinet hoe er in de Raad Algemene Zaken is gereageerd op het door Nederland gepresenteerde non-paper over transparantie. Welke voorstellen in dit non-paper kunnen op voldoende steun rekenen? Specifiek zijn deze leden geïnteresseerd in het voorstel voor proactieve openbaarmaking van documenten in het wetgevingsproces en het voorstel om meer openheid te bewerkstellingen in triloogonderhandelingen. Voor welke voorstellen bestaat voldoende steun?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat er in de vorige Raad Algemene Zaken een non-paper is besproken op het gebied van transparantie. Hoe is dit document over de verbetering van transparantie van de Raad ontvangen? Welke lidstaten zijn voor- en tegenstander van meer transparantie hierover?

25. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in de beantwoording van vraag 14 is het non-paper over transparantie nu ondertekend door acht lidstaten. Het is nog niet bekend welke voorstellen in het non-paper gesteund worden door de overige leden van de Raad. De lidstaten die het non-paper ondertekend hebben zullen zich er de komende periode voor inzetten de verschillende voorstellen op de agenda van de Raad en waar mogelijk ook de andere instellingen te zetten. Uiteraard zal het kabinet zich blijven inspannen om de groep van gelijkgezinde lidstaten uit te breiden en het parlement hierover op de hoogte houden.

Overigen

De leden van de CDA-fractie waren verrast door het feit dat de Europese Raad mevrouw Christine Lagarde heeft voorgedragen als president van de Europese Centrale Bank. Graag vernemen deze leden welke justitiële onderzoeken en rechtszaken er nog aanhangig zijn tegen mevrouw Lagarde. Was het kabinet op de hoogte van al deze zaken toen het instemde met de voordracht? Hoe is gewogen of dit een belemmering is of niet?

26. Antwoord van het kabinet

Er zijn voor zover het kabinet bekend geen lopende rechtszaken aanhangig tegen mevrouw Lagarde. De Europese Raad heeft geconcludeerd dat Christine Lagarde een geschikte kandidaat is, het kabinet deelt deze conclusie. Dit is echter nog geen formeel besluit. In lijn met de procedure die is vastgelegd in artikel 283 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU) heeft de Ecofin Raad op 9 juli unaniem een aanbeveling aan de Europese Raad aangenomen over de benoeming van Lagarde. Vervolgens zullen het Europees Parlement en de ECB geconsulteerd worden. Daarna zal de Europese Raad pas een formeel besluit nemen.

De leden van de D66-fractie merken op dat het proces van de benoemingen voor de EU-topfuncties tot veel onbegrip en frustratie over de democratische procedures heeft geleid, met name ook in het Europees Parlement. Hoe apprecieert het kabinet de oproepen om het benoemingsproces te herzien en bijvoorbeeld te komen tot transnationale stemlijsten? Welke inzet is het kabinet voornemens te plegen om tot een betere en meer transparante benoemingsprocedure te komen in de toekomst?

27. Antwoord van het kabinet

Zoals ook toegelicht in het antwoord nummer 8 in dit verslag is over de benoemingen van de topposities bij de EU-instellingen en voordrachten daarvoor besloten in lijn met de procedures zoals vastgesteld in de EU-Verdragen. Hierin is, zoals het Verdrag stelt, het Europees Parlement door de Europese Raad geraadpleegd bij de voordracht van een kandidaatvoorzitter voor de Europese Commissie. Een kandidaat commissievoorzitter zal steun van de meerderheid van de leden van het Europees Parlement moeten krijgen om benoemd te worden. Op deze wijze is de democratische legitimiteit verankerd. Aanpassing van deze procedure vereist verdragswijziging. Zolang dat niet aan de orde is houdt het kabinet vast aan de procedures zoals vastgelegd in de verdragen. Voor andere mogelijkheden om de relatie tussen verkiezingen en de benoemingen te versterken, zoals transnationale stemlijsten, moeten voorstellen worden gedaan en behandeld conform de daarvoor vastgelegde procedures in de EU-Verdragen. In 2018 heeft het Europees Parlement tegen transnationale stemlijsten gestemd. Dit voorstel maakte destijds onderdeel uit van de voorgestelde wijziging van de Europese kiesakte. Wanneer er opnieuw voorstellen worden gedaan zal het kabinet deze per geval beoordelen en een positie daarop in nemen.


X Noot
3

Jaarlijks schrijft de Commissie voortgangsrapportages over de stand van hervormingen in (potentieel) kandidaat-lidstaten in het kader van EU-integratie. In de meest recente voortgangsrapportage over Albanië schrijft de Commissie dat Albanië verder moet werken aan track records in het veroordelen van corruptie en georganiseerde criminaliteit op het hoogste niveau. De oprichting van de Special Corruption and Organised Crime Structure (SPAK) van Albanië is daarin van belang.

Naar boven