23 987 Lidmaatschap van de Europese Unie

Nr. 302 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VOOR RECHTSBESCHERMING EN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2019

Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 12 december 2018 informeren wij u, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, over de gevolgen van de verschillende Brexit-scenario’s voor het terrein van Justitie en Veiligheid en hoe daar op wordt geanticipeerd. Met deze brief wordt tevens invulling gegeven aan de motie van het lid Leijten c.s. (SP), waarmee uw Kamer verzocht om te onderzoeken of de Financial Intelligence Unit (FIU) ook uitbreiding behoeft en uw Kamer hierover te informeren voor de behandeling van de Verzamelwet Brexit (Kamerstuk 32 545, nr. 88).

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid bereidt zich conform Rijksbrede afspraken voor op het vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de EU, in zowel het scenario waar een terugtrekkingsakkoord met het VK tijdig geratificeerd wordt (deal scenario) alsook de onverhoopte mogelijkheid van de terugtrekking van het VK uit de EU zonder een akkoord (no deal scenario).

Op 15 januari 2019 stemde een meerderheid van het Britse Lagerhuis tegen de EU Withdrawal Motion en daarmee tegen goedkeuring van het terugtrekkingsakkoord en de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen. Voor een kabinetsreactie wordt uw Kamer verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 18 januari 2019 met een overzicht van de laatste stand van zaken van de ontwikkelingen rond de Brexit. Gezien de onzekerheden die deze situatie met zich meebrengt en conform het kabinetsbeleid blijft het Ministerie van Justitie en Veiligheid zich voorbereiden op beide scenario’s. Het blijft de inzet van de EU27 en van Nederland om het terugtrekkingsakkoord op 30 maart 2019 in werking te laten treden.

Nederland onderhoudt een hechte relatie met het VK op het gebied van Justitie en Veiligheid, die onder meer samenwerking op de terreinen migratie, grenscontroles, interne veiligheid en civielrecht beslaat. De samenwerking met het VK zal in ieder Brexit scenario complexer en tijdrovender worden en ook maatwerk vergen. In dat perspectief bereidt Nederland zich voor om de toekomstige samenwerking met het VK zo effectief mogelijk vorm te geven. Ongunstige gevolgen zijn echter ook bij een zorgvuldige voorbereiding niet uit te sluiten. Hieronder volgt een toelichting per beleidsterrein. Graag wijzen wij u erop dat een deel van de in deze brief behandelde informatie reeds aan bod is gekomen in eerdere Kamerstukken.1

Verblijfsrecht

De rechten die EU-burgers en hun familieleden nu in het VK hebben evenals de rechten van Britten in de EU op grond van het vrij verkeer van personen (onder andere Richtlijn 2004/38/EG) zouden als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU komen te vervallen. In het terugtrekkingsakkoord zijn op dit gebied uitvoerige afspraken gemaakt. Indien dit akkoord geratificeerd wordt, behouden EU-burgers die voor het einde van de overgangsperiode in het VK wonen en VK-burgers die voor het einde van de overgangsperiode in de EU wonen, of werken als grensarbeider, het recht om te verblijven en hun toegang tot de arbeidsmarkt, binnen de kaders van de richtlijn. Het terugtrekkingsakkoord geeft lidstaten de mogelijkheid om een administratieve procedure voor het aanvragen van een verblijfsvergunning in het leven te roepen op voorwaarde dat deze procedure dezelfde waarborgen zal kennen als die van de richtlijn vrij verkeer van personen. Nederland zal van deze mogelijkheid gebruik maken. Dit betekent dat alle Britse burgers in Nederland verspreid over de overgangsperiode waarin het terugtrekkingsakkoord voorziet door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden uitgenodigd om een aanvraag in te dienen voor een nieuwe verblijfsstatus. Voor een nadere toelichting wordt uw Kamer verwezen naar de brief van 18 november jl. met daarin de kabinetsappreciatie van het conceptterugtrekkingsakkoord (Kamerstukken 23 987 en 21 501-02, nr. 289).

Ook wanneer het VK de EU zonder terugtrekkingsakkoord verlaat, zal worden voorzien in een fatsoenlijke oplossing ten aanzien van het verblijf van de ongeveer 45.000 Britse burgers en hun familieleden in Nederland. Het kabinet is voornemens in dat scenario een overgangsperiode in te stellen van 15 maanden. Tijdens deze overgangsperiode behouden Britten die voor de terugtrekking van het VK uit de EU rechtmatig in Nederland verblijven hun rechten voor verblijf en werk in Nederland. Dit geldt ook voor familieleden van Britse burgers die zelf geen EU-nationaliteit hebben. Britse burgers en hun familieleden zullen verspreid over de overgangsperiode worden uitgenodigd door de IND om een aanvraag voor een verblijfsvergunning in te dienen. Voor deze vergunning zullen dezelfde toelatingsvoorwaarden als voor EU-burgers gelden (zoals geformuleerd in Richtlijn 2004/38/EG). Hierdoor hoeft niet te worden voldaan aan het inburgeringsvereiste en hebben werkgevers geen aparte werkvergunning nodig om deze groep in dienst te houden of te nemen. Voor nadere toelichting wordt uw Kamer verwezen naar de brief van 7 januari jl. met daarin de fatsoenlijke oplossing voor burgers bij een no deal Brexit (Kamerstuk 23 987, nr. 299).

De IND bereidt zich momenteel voor op beide scenario’s door middel van een capaciteitsuitbreiding en aanpassingen aan, onder andere, ICT systemen om zodoende in staat te zijn de aanvragen voor een verblijfsstatus van de in Nederland verblijvende Britse burgers op een ordelijke manier te kunnen verwerken. De IND informeert Britse burgers woonachtig in Nederland zo goed mogelijk via de Brexit pagina op de IND website2 en via persoonlijke communicatie.

Grenscontroles

Ongeacht of het VK de EU zal verlaten met of zonder terugtrekkingsakkoord zullen Britse burgers als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU de status van »derdelanders« krijgen.3 Verlaat het VK de EU met een terugtrekkingsakkoord, het deal scenario, dan zullen Britse burgers na het einde van de daarin voorziene overgangsperiode, in beginsel per 1 januari 2021, aan de grens als «derdelander» gecontroleerd moeten worden. Verlaat het VK de EU zonder terugtrekkingsakkoord, het no deal scenario, dan zullen voor Britse burgers vanaf de datum van de terugtrekking, in beginsel per 30 maart 2019, grondiger controles gaan gelden.

Britse burgers moeten dan bij de grensovergangen van de EU worden onderworpen aan een grondige controle in plaats van een minimale controle conform de Schengengrenscode. De duur van de grenscontrole van Britse burgers uit het VK zal hierdoor toenemen. Ook zal Nederland na de terugtrekking van het VK de passagiersgegevens van vluchten afkomstig uit het VK opvragen op basis van de API-richtlijn (Advance Passenger Information).4 Dit vergt meer personeel voor grenscontroles aan de grensdoorlaatposten en voor de verwerking van passagiersgegevens. Om deze gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU zoveel mogelijk op te vangen voorziet de Koninklijke Marechaussee (KMar) een extra capaciteitsbehoefte van 22 fte, waarvan 14 fte grenswachters en 8 fte voor de verwerking van de passagiersgegevens op basis van de API-richtlijn. In verband met de groei die de KMar reeds doormaakt als gevolg van de eerder door het kabinet toegekende middelen voor capaciteit, zal de benodigde extra capaciteit in het kader van de terugtrekking van het VK na 2019 gefaseerd worden ingevuld. Ter voorbereiding op de Brexit neemt de KMar in samenwerking met de luchtvaart- en maritieme sector tevens operationele en infrastructurele maatregelen met het doel om negatieve effecten voor grenspassanten zoveel mogelijk te beperken. Daarbij gaat het onder andere om flexibele inzet van het personeel en het verbeteren van de doorstroom van passagiers door ze te verdelen over de verschillende grensfilters op de luchthaven. Tot slot is het voornemen om Britse burgers in ieder geval op uitreis op Schiphol blijvend gebruik te laten maken van de automatische grenscontrole poortjes, waardoor de doorstroom van Britse burgers op uitreis wordt bevorderd.

Niet alle ongunstige gevolgen zullen door Nederland echter volledig kunnen worden opgevangen, zoals langere wachtrijen voor Britse burgers en andere «derdelanders» aan de grens. Voornoemde voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om in elk scenario de grenscontroleprocessen zo ordelijk en veilig mogelijk te laten verlopen.

Beveiliging burgerluchtvaart

Als gevolg van de terugtrekking van het VK uit de EU zal het VK geen onderdeel meer uitmaken van de EU-brede One Stop Security, waardoor vanuit het VK afkomstige in de EU transfererende passagiers, bagage, vracht en vliegtuigen een veiligheidsonderzoek zouden behoeven. Omdat het luchtvaartbeleid grotendeels onder de bevoegdheid van de EU valt, is het noodzakelijk dat de EU op dit terrein maatregelen treft.

In het geval van een terugtrekkingsakkoord, het deal scenario, zal het VK tijdens de overgangsperiode deel uit blijven maken van het EU-brede One Stop Security systeem. De politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen met het VK, zoals deze bij het terugtrekkingsakkoord is gevoegd, geeft daarnaast voldoende vertrouwen dat dit ook in het akkoord over de toekomstige relatie tussen de EU en het VK geregeld zal worden.

Het kabinet heeft er sterk op ingezet dat het VK ook in een no deal scenario onderdeel blijft uitmaken van het One Stop Security systeem voor de beveiliging van de burgerluchtvaart. Dit is van groot belang voor Schiphol. Het kabinet steunt dan ook het voornemen van de Europese Commissie in haar «Contingency Action Plan» voor een no deal scenario5 om ervoor te gaan zorgen dat One Stop Security met het VK ook in dat geval van toepassing blijft.

Interne veiligheid

Het VK is ons buurland en een belangrijke partner in de Europese interne veiligheidssamenwerking. Nederland onderhoudt dan ook een hechte samenwerking met het VK op dit terrein. In een deal scenario zal op het terrein van interne veiligheidssamenwerking het bestaande Unierecht gedurende de overgangsperiode grotendeels op het VK van toepassing blijven6. Bovendien bevat het terugtrekkingsakkoord voorzieningen waardoor vormen van samenwerking die voor het einde van de overgangsperiode zijn gestart ook na die datum op een ordelijke manier kunnen worden afgerond. Tijdens de overgangsperiode zal worden onderhandeld over de toekomstige relatie met het VK, waar interne veiligheid een belangrijk onderdeel van zal uitmaken. In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen worden afspraken voorzien die erop gericht zijn de informatie-uitwisseling en operationele samenwerking met het VK op dit terrein zo veel mogelijk te bestendigen. Daarnaast worden in de verklaring de essentiële waarborgen die nodig zijn voor een zo ambitieus mogelijke samenwerking op dit terrein benoemd, zoals een rol voor het EU Hof en het respecteren van hoge standaarden voor fundamentele rechten, waaronder gegevensbescherming. De politieke verklaring biedt ruimte voor de ambitieuze samenwerking die het kabinet wenst en waar het zich voor zal blijven inzetten.

Voor een onverhoopt no deal scenario geldt dat de samenwerking door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet direct geraakt wordt. Deze samenwerking vindt bilateraal plaats en in samenwerkingsverbanden die vooral buiten de EU kaders en structuren om lopen, zoals de Counter Terrorism Group (CTG). Wel vervallen in dit scenario de EU-instrumenten voor politiële7 en justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in relatie tot het VK. Deze dragen nu bij aan een snelle en effectieve manier van samenwerken. Zonder deze instrumenten zal bijvoorbeeld de «real time» informatie-uitwisseling met het VK zoals die nu plaatsvindt via het Schengen Informatiesysteem (SIS) vervallen en zullen opsporingsonderzoeken met het VK tijdrovender worden. Wel zal deels kunnen worden teruggevallen op beschikbare multilaterale verdragen, mits het VK deze in de relatie met Nederland kan toepassen. Die verdragen zijn ten gevolge van de Europese integratie immers allen vervangen door EU-instrumenten. Zo zal de uitwisseling van informatie over criminele antecedenten voor strafrechtelijke doeleinden, die nu met het VK via het ECRIS (European Criminal Records Information System) plaatsvindt, voortgezet kunnen worden op basis van het Verdrag van de Raad van Europa van 1959 over wederzijdse rechtshulp in strafzaken. In veel sectoren waar wordt gewerkt met kinderen wordt personeel in Nederland verplicht gescreend via de Verklaring Omtrent het Verdrag (VOG). Voor de uitwisseling van justitiële documentatie met het VK ten behoeve van het screenen van personeel dat werkt met kinderen, dat in de huidige situatie ook via ECRIS plaatsvindt, is na een no deal geen alternatief juridisch kader meer beschikbaar. Verder zal de overdracht van de tenuitvoerlegging van strafvonnissen en de daarmee gepaard gaande overbrenging van gedetineerden dan niet meer kunnen plaatsvinden op basis van de wet Wederzijdse Erkenning en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties, maar op grond van de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen en het Verdrag van de Raad van Europa inzake de Overbrenging van gevonniste Personen van 21 maart 1983 en het bijbehorende Aanvullend Protocol van 18 december 1997. Vonnisoverdracht zonder de overbrenging van de gedetineerde is dan alleen mogelijk als de gedetineerde is gevlucht. Voorts zal de overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) vervallen. Met het VK zal dan weer teruggevallen moeten worden op uitlevering. Voor Nederland kan dit gebeuren door toepassing van de Uitleveringswet en het Europees Uitleveringsverdrag (EUV). Het zal echter aan de Extradition Act van het VK liggen of ook het VK dat verdrag na de terugtrekking van het VK uit de EU zal kunnen toepassen. Wat betreft de rechtshulp in strafzaken vervalt het Europees Onderzoeksbevel (EOB) en zal moeten worden gewerkt met rechtshulpverzoeken op basis van het hiervoor genoemde Europees rechtshulpverdrag met zijn protocollen. Zoals hiervoor is opgemerkt, geldt voor een snelle omschakeling naar de genoemde verdragen dat ook de Britse wetgeving in die mogelijkheid moet voorzien.

Voor vormen van samenwerking die bij een no deal scenario voorafgaand aan de datum van terugtrekking van het VK uit de EU zijn gestart, maar op die datum nog niet zijn afgerond, wordt in kaart gebracht hoe deze zoveel mogelijk op een ordelijke manier kunnen worden afgerond. Voor EABs zou die ordelijke manier kunnen zijn dat voor hetzij Britse EABs die in Nederland in behandeling zijn, hetzij Nederlandse EABs die in het VK in behandeling zijn tijdig voor de terugtrekking van het VK uit de EU via Interpol een verzoek tot voorlopige aanhouding wordt gedaan. Dat verzoek kan dan op de datum van de terugtrekking van het VK uit de EU als titel voor aanhouding worden toegepast, om te voorkomen dat de opgeëiste persoon ten gevolge van het vervallen EAB moet worden vrijgelaten. Dit kan alleen slagen als het VK het EUV vanaf de datum van terugtrekking uit de EU zal kunnen toepassen. Vervolgens kan een uitleveringsverzoek voor dezelfde feiten worden toegezonden, dat dan moet worden behandeld8. Voor Europese Onderzoeksbevelen wordt aan eenzelfde type vervanging gedacht, indien het VK het Europees rechtshulpverdrag en zijn protocollen kan toepassen. In het geval van zogenoemde Joint Investigation Teams (JITs) waaraan het VK deelneemt kan dan ook teruggevallen worden op het tweede protocol van het Raad van Europa verdrag inzake wederzijdse erkenning in strafzaken van 2001 en dienen lopende JITs van die nieuwe grondslag worden voorzien.

Om ook in een no deal scenario de samenwerking en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen, zijn op het terrein van politie en justitie een aantal aanvullende maatregelen genomen. Zo heeft de politie de extra werklast die de terugtrekking van het VK uit de EU voor de informatie-uitwisseling met zich mee zal brengen geïnventariseerd, is een project gaande om het Interpolkanaal te automatiseren en is de plaatsing van de zittende Nederlandse politieadviseur in het VK verlengd. Een tweede politiefunctionaris zal geworven worden om in 2019 in het VK gestationeerd te worden. Daarnaast wordt de Zeehavenpolitie versterkt en zal het Landelijk Internationaal Rechtshulpcentrum uitgebreid worden met enkele formatieplaatsen ter ondersteuning van Britse liaisons in Nederland en van Nederlandse liaisons in het VK. Ook bij het OM en de FIOD zal er sprake zijn van extra druk op de organisaties. De samenwerking met het VK zal ook voor hen complexer en tijdrovender worden. Voorts kan de uitbreiding van het toezicht door de Douane een uitbreiding van onderzoeken die door de Douane aan de FIOD worden aangeboden met zich meebrengen en wordt rekening gehouden met een verandering van of verplaatsing van fraudefenomenen van het VK naar Nederland. Met het oog hierop hebben zij impactanalyses gedaan. Het OM bereidt zich momenteel voor op de benodigde uitbreiding van capaciteit.

Het VK zal in een no deal scenario niet langer deel kunnen nemen aan de EU agentschappen Europol en Eurojust en dus ook niet meer kunnen deelnemen aan analyseprojecten van Europol. Er zijn wel mogelijkheden om in opsporingsonderzoeken die worden gecoördineerd door Europol of Eurojust samen te werken met het VK, maar er zal per geval moeten worden bezien hoe ver die samenwerking kan reiken. Het VK heeft in de loop der tijd veel gegevens geleverd aan Europol en Eurojust die ook in de databanken van die organisaties zijn opgenomen. De daarop toepasselijke regelgeving bepaalt dat een land dat gegevens levert daarvan eigenaar blijft en zelf kan bepalen wat er met de informatie die het reeds ter beschikking heeft gesteld aan Europol en Eurojust gebeurt. In het kader van Europol en Eurojust worden voor het no deal scenario voorbereidingen getroffen, maar in het licht van lopende activiteiten rond de datum van terugtrekking zijn parallelle stappen, buiten beide agentschappen, door het VK samen met de EU lidstaten nodig, bijvoorbeeld in het geval van dan lopende opsporingsonderzoeken en vervolgingen. Daarbij moet gedacht worden aan bovengenoemde deling van informatie via bilateraal of Interpol kader.

Ook bij een zorgvuldige voorbereiding door Nederland op een no deal Brexit zullen niet alle ongunstige gevolgen van de terugtrekking van het VK uit de EU volledig kunnen worden opgevangen. De samenwerkingsvormen waarop kan worden teruggevallen zijn over het algemeen complexer en tijdrovender en vergen maatwerk. Daarnaast heeft Nederland als lidstaat van de EU niet de volle vrijheid om bilaterale afspraken te maken met het VK. Het zal daarbij telkens rekening dienen te houden met bestaande Unie bevoegdheden. De Nederlandse voorbereidingen zijn er evenwel op gericht om de politiële en justitiële samenwerking met het VK ook in de toekomst zo soepel mogelijk te laten verlopen en het veiligheidsniveau zoveel mogelijk te bestendigen.

Ten aanzien van de motie van het lid Leijten (SP) (Kamerstuk 32 545, nr. 88), of de Financial Intelligence Unit (FIU) Nederland uitbereiding behoeft naar aanleiding van de berichtgeving van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) dat zij rekening houdt met het scenario dat 30% tot 40% van de Europese kapitaalmarkt naar Nederland komt na de Brexit en dat het handelsvolume van aandelen naar verwachting van 2,2 miljard euro naar ruim 14 miljard euro stijgt, kunnen wij uw Kamer als volgt informeren. Het gaat in de motie om een mogelijke significante toename van het aantal ongebruikelijke transacties die gemeld worden bij de FIU-Nederland door beleggingsondernemingen en -instellingen. Uit de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland9 valt op te maken dat het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties door voornoemde partijen zeer gering is (2 in 2015, 4 in 2016 en 6 in 2017). Het aantal verdacht verklaarde transacties uit voornoemde categorie is daarentegen in verhouding naar het aantal ongebruikelijke transacties relatief hoog (1 in 2015, 1 in 2016 en 0 in 2017). Zoals aangegeven in de Monitor anti-witwasbeleid 2014–201810 kan het zijn dat het risico op witwassen in deze sector gering is, het kan ook zo zijn dat het witwasbewustzijn en de melddiscipline in deze sector laag is. De signaalonderzoeken die door de AFM werden uitgevoerd in 2016 wezen uit dat deze instellingen onvoldoende diepgaande cliëntenonderzoek doen, met name bij complexe constructies. Op voorhand valt dan ook niet aan te geven om hoeveel extra meldingen van ongebruikelijke transacties het precies zal gaan. De ontwikkelingen in het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties zullen dan ook nauwlettend in de gaten gehouden worden en naar aanleiding van de uitkomsten zal worden bezien of de formatie binnen de FIU-Nederland uitbreiding behoeft.

Civielrecht

In het geval van een terugtrekkingsakkoord blijft gedurende de overgangsperiode het bestaande Unierecht van toepassing op het terrein van burgerlijke en handelszaken (inclusief familierecht en insolventierecht). Het Unierecht blijft ook van toepassing op civielrechtelijke procedures die zijn gestart voor het einde van de overgangsperiode. Voor de erkenning en tenuitvoerlegging van authentieke aktes en schikkingen geldt dat als deze zijn opgemaakt dan wel gesloten voor het einde van de overgangsperiode, het Unierecht ook daarop van toepassing blijft. Voor de toekomstige relatie met het VK heeft Nederland belang bij het zoveel mogelijk voortzetten van de huidige eenvoudige regels voor de oplossing van internationale commerciële geschillen en een soepel regime voor internationale familierechtelijke geschillen waarbij Nederland en het VK betrokken zijn. In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen hebben zowel de EU als het VK bevestigd dat zij willen vasthouden aan de effectieve toepassing van de bestaande internationale instrumenten op het vlak van familierecht waarbij zij partij zijn. Het VK blijft gedurende de overgangsperiode gebonden aan het Haags Verdrag inzake onderhoudsverplichtingen uit 2007 en het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze uit 2005, waaraan het momenteel gebonden is als EU-lid. Daarnaast zullen volgens de politieke verklaring ook de mogelijkheden voor verdere justitiële samenwerking in huwelijkszaken, inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid en in andere aanverwante zaken worden onderzocht.

In een no deal scenario vervalt het bestaande Unierecht voor internationale commerciële geschillen en voor familierechtelijke kwesties (echtscheiding en alimentatie; ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderontvoeringen). Dit kan leiden tot dubbele procedures, bijvoorbeeld als voor een bepaald geschil volgens een verordening of het Nederlandse recht de Nederlandse rechter bevoegd is en volgens het Britse recht de Britse rechter. Dit kan ook de tenuitvoerlegging van Nederlandse beslissingen in het VK bemoeilijken. Daarnaast wordt in kaart gebracht wat de gevolgen zijn voor de voortgang van lopende procedures. Het VK heeft op 28 december 2018 het Haags Verdrag inzake onderhoudsverplichtingen uit 2007 en het Verdrag inzake bedingen van forumkeuze 2005 geratificeerd voor het geval van een no deal scenario. Aan deze verdragen is het VK tot 29 maart 2019 gebonden als EU-lid. Daarnaast is het VK onder meer partij bij het Haags kinderbeschermingsverdrag 1996, het Haags Kinderontvoeringsverdrag 1980 en het Haags Verdrag inzake de erkenning van echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed 1970. Deze verdragen blijven van toepassing op procedures waarbij het VK en Nederland zijn betrokken.

Gegevensbescherming

In het geval van een terugtrekkingsakkoord blijft het bestaande Unierecht op het terrein van gegevensbescherming – de Algemene Verordening Gegevensbescherming (Verordening 2016/679), de Richtlijn politie (Richtlijn 2016/680) en de e-Privacyrichtlijn (Richtlijn 2002/58) en jurisprudentie van het EU Hof van Justitie – van toepassing gedurende de overgangsperiode. Hoofdregel is daarna dat het bestaande Unierecht van toepassing blijft in het VK met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens van betrokkenen buiten het VK, mits deze persoonsgegevens (a) onder EU-recht zijn verwerkt in het VK voor het einde van de overgangsperiode, of (b) zijn verwerkt in het VK na het einde van de overgangsperiode op basis van het terugtrekkingsakkoord, en tot het moment dat de Europese Commissie besluit dat het VK een passend niveau van bescherming biedt door middel van het vaststellen van een adequaatheidsbesluit. Een dergelijk adequaatheidsbesluit zal dan de grondslag zijn voor de doorgifte en bescherming van persoonsgegevens. Mocht de Europese Commissie op een later moment besluiten om het adequaatheidsbesluit in te trekken, dan dient het VK ten aanzien van de bedoelde verwerkingen een beschermingsniveau te waarborgen dat in essentie gelijk is aan het door het Unierecht gewaarborgde beschermingsniveau. In de politieke verklaring over het kader van de toekomstige betrekkingen is aangegeven dat de Europese Commissie zo snel mogelijk na de terugtrekking van het VK uit de EU zal beginnen met de procedure voor een adequaatheidsbesluit, met het oog op aanname voor het einde van de overgangsperiode voor zover aan de toepasselijke voorwaarden is voldaan.

De Europese Commissie heeft in haar «Contingency Action Plan» aangegeven dat in een no deal scenario het Unierecht over de doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen van toepassing is. Dat wil zeggen dat doorgifte slechts mogelijk is, als de Europese Commissie voor het VK een adequaatheidsbesluit heeft afgegeven, of, indien een adequaatheidsbesluit ontbreekt, als de doorgifte is omkleed met passende waarborgen. Een derde mogelijkheid zou zijn in specifieke situaties een beroep te doen op een uitzonderingsclausule (bijv. als de betrokkene toestemming heeft gegeven voor de doorgifte). Juist wegens het bestaan van deze opties vormt de voorbereiding van een adequaatheidsbesluit geen onderdeel van de contingency-maatregelen van de Commissie, zo staat in het Actieplan. Dat betekent dat in no deal scenario de doorgifte van persoonsgegevens aan het VK – in afwachting van een adequaatheidsbesluit – zal moeten plaatsvinden op basis van passende waarborgen. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zal naar verwachting begin dit jaar samen met de andere privacytoezichthouders meer duidelijkheid geven over de mogelijke gevolgen voor de juiste naleving van de privacyregels bij een vertrek van het Verenigd Koninkrijk (VK) uit de Europese Unie.11

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Waaronder Kamerbrief met de laatste stand van zaken contingency planning en preparedness die de Minister van Buitenlandse Zaken op 18 januari 2018 naar uw Kamer stuurt; Kamerbrief fatsoenlijke oplossing burgers no deal Brexit van 7 januari jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 299); Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit) van 7 januari jl. (Kamerstuk 35 084, nr. 9); Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van het «Contingency Action Plan» van de Europese Commissie van 7 december jl. (Kamerstuk 23 987, nr. 291); Verslag van de Europese Raad in artikel 50 samenstelling van 25 november (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1391); Kamerbrief met de kabinetsappreciatie van het conceptterugtrekkingsakkoord van 18 november jl. (Kamerstukken 23 897 en 21 501-02, nr. 289).

X Noot
3

Britse burgers die familielid van een EU burger zijn genieten rechten inzake vrij verkeer die gelijkwaardig zijn aan die van EU burgers.

X Noot
4

Richtlijn 2004/82/EC van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om bepaalde passagiersgegevens door te geven.

X Noot
5

Mededeling van de Commissie aan het Europees parlement, de Europese Raad, de Raad, de Europese Centrale Bank, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s en de Europese Investeringsbank, getiteld «Voorbereidingen voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op 30 maart 2019: een noodplan», COM(2018) 880 final.

X Noot
6

Voor de rol van het VK binnen JBZ-agentschappen kunnen bijvoorbeeld afwijkende regels gelden, onder meer v.w.b. de rol van het VK in de bestuursorganen.

X Noot
7

Dit geldt ook voor bijzondere opsporingsdiensten zoals de FIOD.

X Noot
8

35 084 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van enige wetten en het treffen van voorzieningen in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie (Verzamelwet Brexit) (Kamerstuk 35 084, nr. 9).

X Noot
9

De openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland (https://www.fiu-nederland.nl/nl/over-fiu/jaaroverzicht).

X Noot
10

Monitor anti-witwasbeleid 2014–2016, p.57 e.v. (https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2689b-beleidsmonitor-witwassen-2.aspx).

Naar boven