21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1807 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 december 2017

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van 1 december 2017 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken op 12 december 2017 (Kamerstuk 21 501, nr. 1801),

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 oktober 2017 over het fiche: Verordening betreffende het Europees Burgerinitiatief (Kamerstuk 22 112, nr. 2410),

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 7 november 2017over de onderhandelingen inzake uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 195),

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 november 2017 over de onderhandelingen inzake uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 197),

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken van 20 november 2017 over de onderhandelingen inzake uittreding Verenigd Koninkrijk (Kamerstuk 23 987, nr. 198).

De vragen en opmerkingen zijn op 4 december 2017 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 6 december 2017 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra

De adjunct-griffier van de commissie, Buisman

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 12 december 2017 en danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 12 december 2017.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 12 december 2017.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de RAZ van 12 december a.s. en aanverwante stukken en hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

Europees veiligheids- en defensiebeleid

De leden van de D66-fractie zijn verheugd over de verwachte oprichting van PESCO en vragen de Minister welke lidstaten er verder nog zullen aansluiten. Wat is de inzet van Nederland met betrekking tot de lijst van eerste PESCO projecten?

1. Antwoord van het kabinet

De verwachting is dat Ierland zich nog bij PESCO zal aansluiten.

Wat betreft de eerste PESCO projecten die begin volgend jaar zullen worden opgestart, is de inzet van Nederland dat daarvan het Nederlandse projectvoorstel voor betere militaire mobiliteit in Europa en het Belgisch-Nederlandse voorstel voor mijnenbestrijding onderdeel zullen uitmaken. Andere lidstaten hebben reeds hun belangstelling getoond om aan deze projecten deel te gaan nemen. De eerste PESCO-projecten worden tijdens de RBZ van 11 december a.s. bekend gemaakt. In algemene zin geldt dat PESCO projecten goed moeten aansluiten bij de in EU en NAVO verband in kaart gebrachte capaciteitsbehoeften. Het is positief dat er in PESCO verband naar gestreefd wordt een reeks van eerste projecten snel op te starten. Daarmee wordt duidelijk wat PESCO in concrete zin gaat opleveren ter versterking van de veiligheid van Europa.

Follow-up informele Sociale Top in Gotenburg (sociaal, onderwijs, cultuur)

De Europese Commissie en de Zweedse regering hebben een verslag van de sociale top in Gotenburg geschreven welke wordt ingebracht tijdens de Europese raad op 14–15 december. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een appreciatie van dit verslag aan de Tweede Kamer te doen toekomen vóór aanvang van het debat over deze Top.

De leden van de SP-fractie vragen het kabinet waarop Nederland inzet als het gaat om de Raadsconclusies die tijdens de EU-top aangenomen zullen worden over de follow-up van de Sociale Top in Gotenberg. Is het kabinet bereid om in te zetten op ondertekening van het Europees Sociaal Handvest door de EU?

2. Antwoord van het kabinet

Het verslag van de sociale top in Gotenburg van 17 november is gepubliceerd onder verantwoordelijkheid van de Zweedse regering als gastheer, samen met de Europese Commissie als mede-initiatiefnemer. Dit verslag biedt de basis voor de concept conclusies voor de Europese Raad van 14–15 december. Uw Kamer wordt via de geannoteerde agenda en het debat voorafgaand aan de Europese Raad geïnformeerd over de appreciatie van de ontwerp ER conclusies en de inzet van het kabinet voor de Europese Raad, waaronder de opvolging van de Sociale Top in Gotenburg.

Europa geeft een actieve invulling aan het ondersteunen van het sociale beleid van de lidstaten, bijvoorbeeld met de onlangs ondertekende Pijler van Sociale Rechten. Hier wordt rekening gehouden met de bestaande verdeling van bevoegdheden. De Sociale Pijler omvat 20 beginselen die nauw aansluiten bij de fundamentele sociale rechten van het Europees Sociaal Handvest. Als zodanig verschilt het Europees Sociaal Handvest qua (materiële) inhoud niet veel van de sociale pijler.

Toetreding van de EU tot het Europees Sociaal Handvest is momenteel niet aan de orde. Lidstaten kunnen er namelijk voor kiezen niet aan alle sociale rechten te zijn gebonden. De mate van verbondenheid verschilt ook aanzienlijk tussen de EU-lidstaten. Als zodanig is het (vooralsnog) niet mogelijk dat de EU partij zal worden bij het Europees Sociaal Handvest van de Raad van Europa.

Nederland heeft het Europees Sociaal Handvest op 23 januari 2004 getekend, en op 3 mei 2006 geratificeerd. Op 1 juli 2006 is het Europees Sociaal Handvest voor Nederland in werking getreden.

Rusland / Verlenging sancties

Het kabinet ziet geen redenen om de sancties richting Rusland af te zwakken omdat er geen sprake is van voortgang op de implementatie van de Minsk akkoorden. De leden van de CDA-fractie delen de opvattingen over Rusland van het kabinet. De leden van de CDA-fractie zien nog geen naleving van de Minsk akkoorden en zien dat Rusland nog immer de Krim geannexeerd heeft. Deze leden vragen of Nederland bij de behandeling van dit punt ook de zeer gebrekkige medewerking van Rusland in het MH17-dossier ter sprake gebracht heeft. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister eveneens om aan te geven welke voortgang er wel is geboekt en waar de problemen liggen met de implementatie van de Minsk-akkoorden. Tevens zouden de leden van de CDA-fractie van de Minister willen weten wat Nederland kan doen om de implementatie wel tot een goede uitvoering te verkrijgen.

3. Antwoord van het kabinet

In het Minsk-proces is de laatste tijd geen of nauwelijks voortgang geboekt, met als uitzondering een lang uitgestelde gevangenenruil die mogelijk de komende maanden alsnog gaat plaatsvinden. Het grootste probleem in de implementatie van de Minsk-afspraken is het feit dat met name de separatisten en Rusland zich niet houden aan de veiligheidsafspraken, waaronder het staakt-het-vuren en het terugtrekken van zware wapens. Dit maakt het voor Oekraïne vrijwel onmogelijk om zijn politieke verplichtingen na te komen, zoals toekenning van een speciale status van de gebieden en het afkondigen van amnestie.

Nederland steunt het Normandië- en Minsk-proces, waarin Duitsland, Frankrijk en de OVSE een centrale rol spelen, en pleit voor handhaving van de sancties zolang Rusland de Minsk-akkoorden niet implementeert. Uitgangspunt is dat de soevereiniteit van Oekraïne wordt gerespecteerd en de territoriale integriteit hersteld. Nederland zet zich daarbij in voor een eensgezind optreden van de EU. Daarnaast draagt Nederland bij aan de leniging van humanitaire noden in de Donbas, o.a. via NGO’s en VN-instellingen. Zo ondersteunt Nederland een organisatie die mijnenvelden opruimt.

Zoals bekend heeft de VN Veiligheidsraad in resolutie 2166 gesteld dat alle landen mee moeten werken aan de vervolging en berechting van de daders. Rusland heeft deze resolutie mede aangenomen en meerdere malen – ook richting Nederland – toegezegd dit te zullen respecteren. Het kabinet kan niet vooruitlopen op de resultaten van het onafhankelijke strafrechtelijke onderzoek van het JIT.

Migratie

De EIB zal een bedrag van 3,7 miljard euro extra besteden aan de grondoorzaken van migratie. De leden van de CDA-fractie willen graag weten welke projecten met deze 3,7 miljard euro worden gefinancierd, of deze aansluiten bij de prioriteiten van dit kabinet en of deze projecten ook zo zijn vormgegeven dat ze aan de economische criteria van de EIB voldoen? Aangezien het om het bieden van economisch perspectief gaat, zou het Nederlandse bedrijfsleven iets kunnen betekenen in het realiseren van de doelstellingen van de EIB. De leden van de CDA-fractie willen weten in hoeverre Nederlandse organisaties (Ngo’s) gebruik kunnen gaan maken van deze extra middelen en in hoeverre het kabinet zich er voor zal inzetten om hen bij het verkrijgen van deze middelen te ondersteunen.

4. Antwoord van het kabinet

De Europese Investeringsbank (EIB) heeft vorige week het plafond voor haar externe leenmandaat (ELM) verhoogd met EUR 3,7 miljard. Deze ophoging zal voornamelijk besteed worden om de grondoorzaken van migratie tegen te gaan.

Het ELM stelt de EIB in staat om projecten te financieren buiten de EU op basis van een garantie van de EU. De projectfinanciering vanuit het ELM wordt verstrekt aan overheden of private partijen, voornamelijk in lage- en middeninkomenslanden. Het betreft leningen die zullen moeten worden terugbetaald. De ontvangende partijen dienen rente te betalen over deze leningen, maar de leningen worden tegen gunstige voorwaarden verstrekt, zoals langere looptijden of financiering die marktpartijen niet kunnen bieden. Het is niet de verwachting dat NGO’s aanspraak zullen maken op de leningen van EIB, omdat het niet om subsidieverstrekking gaat. Het is wel mogelijk dat Nederlandse private partijen vanuit het ELM in staat worden gesteld om meer risicovolle investeringen te doen in lage- en middeninkomenslanden. De projectvoorstellen onder de ophoging van het extern leenmandaat moeten nog worden ingediend en zullen moeten worden goedgekeurd door de Raad van Bewindvoerders van de EIB.

Wat betreft migratie vragen de leden van de D66-fractie naar de berichten over de evacuatie van 3800 gedetineerde migranten uit door de Libische regering gecontroleerde detentiecentra. Wat is de Nederlandse inzet in dezen en hoe gaat deze evacuatie vormgegeven worden?

5. Antwoord van het kabinet

Tijdens AU-EU topontmoeting in Ivoorkust is afgesproken er gezamenlijk voor te zorgen dat migranten die weg willen uit Libië daar de kans voor krijgen. Zo hebben Afrikaanse herkomstlanden toegezegd sneller reisdocumenten af te zullen geven aan iedereen die terug naar huis wil. De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) zal samen met de Libische regering zorgen voor een uitbreiding van het aantal chartervluchten naar herkomstlanden. De EU biedt voornamelijk financiële ondersteuning voor deze activiteiten.

Nederland zal EUR 10 mln. bijdragen via het EU trust fund voor migratie om Afrikaanse migranten in Libië en andere Noord-Afrikaanse landen de kans te geven naar huis terug te keren. De migranten krijgen bovendien steun om in hun eigen land een nieuw bestaan op te bouwen. Dit biedt een uitweg aan migranten die in Libië onder erbarmelijke omstandigheden gevangen zitten in detentiecentra en vaak het slachtoffer zijn van mensenhandel. Het bedrag zal beschikbaar worden gesteld aan IOM, die dit jaar al 13.500 migranten vanuit Libië heeft geholpen terug te keren. Het doel is om de komende twee maanden tussen de 15.000 en 20.000 migranten vanuit Libië te laten terugkeren.

In de gezamenlijke verklaring onderstreepten de regeringsleiders verder het belang van de gezamenlijke strijd tegen mensensmokkel; de noodzaak voor verbetering van de omstandigheden van migranten; en het voorkomen van irreguliere migratie – via informatiecampagnes en aanpak van grondoorzaken. Het kabinet onderschrijft deze brede aanpak, waar de duurzame oplossing ligt in de stabilisatie van Libië.

De leden van de SP-fractie constateren dat naast de Brexit niet de toekomst van de euro het nieuws zal worden rondom deze top, maar een migratiedeal die achter de schermen in voorbereiding is. Kan het kabinet daar meer over vertellen? Kan zij een verslag van de top in Ivoorkust sturen voor het debat over de EU-top?

6. Antwoord van het kabinet

Een verslag van de AU-EU Top is de Kamer toegegaan in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 11 december.

Aan de top namen 55 Afrikaanse landen en 28 EU-lidstaten deel, de meeste op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders, alsmede vertegenwoordigers van de AU, EU, regionale en sub-regionale organisaties. Het hoofdthema van de top was: Investing in Youth for Accelerated Inclusive Growth and Sustainable Development.

De Minister-President, de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vertegenwoordigden Nederland op de top. De Nederlandse inbreng was gericht op drie punten: 1) migratie, met specifieke aandacht voor terugkeer; 2) investeringen gericht op het creëren van banen voor jongeren, met name in de landbouwsector; en 3) samenwerking op het gebied van vrede en veiligheid, het tegengaan van terrorisme, gewelddadig extremisme en georganiseerde misdaad.

Tijdens de top is uitgebreid gesproken over het stimuleren van private investeringen in Afrika om de economische groei te bevorderen. Dit moet leiden tot betere perspectieven en meer banen voor met name jongeren, waarbij Nederland de nadruk legt op de landbouwsector. Met deze investeringen wordt bijgedragen aan de aanpak van grondoorzaken van migratie. Nederland vestigde specifiek de aandacht op vrouwen en meisjes in de regio en vroeg aandacht voor investeringen in (toegankelijkheid van) seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Het kabinet vindt het belangrijk dat tijdens de Top op het hoogste politieke niveau is gesproken over migratie. Het thema raakt zowel het Afrikaanse als het Europese continent. Nederland heeft krachtig ingezet op het tegengaan van irreguliere migratie, zoals de aanpak van smokkelnetwerken, het versterken van grensbewaking, terugkeer en het beschermen van de vaak kwetsbare migranten. Op de top was er ook aandacht voor de positieve kanten van legale migratie, zoals minder menselijk leed, tegengaan smokkel en criminaliteit, betere controle over migratiestromen, studiemogelijkheden, remittances en het versterken van de Europese arbeidsmarkt. Op de top is herbevestigd dat Afrikaanse landen hun internationale verplichtingen dienen na te komen op het terrein van terugname van hun landgenoten die niet rechtmatig verblijven in andere landen. Op het terrein van opvang in de regio is afgesproken dat er meer investeringen zullen plaatsvinden in gebieden die reeds grote aantallen migranten en vluchtelingen huisvesten. Van deze investeringen dienen ook de gastgemeenschappen te profiteren.

Naar aanleiding van de schrijnende gevallen van slavernij in Libië die recentelijk in de media zijn gekomen namen de staatshoofden en regeringsleiders een gezamenlijke verklaring aan waarin zij onder andere onderstreepten dat de strijd tegen mensensmokkelaars moet worden geïntensiveerd.

Op het gebied van vrede en veiligheid is gesproken over meer intensieve samenwerking om terrorisme, gewelddadig extremisme en georganiseerde misdaad tegen te gaan. De inzet was politiek commitment op het hoogste niveau en betere samenwerking op dit terrein, tussen AU, EU en VN. De AU heeft aangegeven meer verantwoordelijkheid te willen nemen. Nederland is in 2018 lid van de VN Veiligheidsraad en heeft de top aangegrepen om het bijzondere belang van samenwerking met Afrikaanse partners te onderstrepen.

Pre-accessiesteun Turkije

Het kabinet is bezig met het schrijven van een reactie op de consultatie ronde van de Europese Commissie aangaande de herziening van IPA en ENI aangaande de steun aan hervormingen van het openbaar bestuur. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in deze context een uitgebreid verslag van hetgeen commissaris Hahn zal delen met de Raad. De Minister geeft aan dat de Kamer op gebruikelijke wijze geïnformeerd wordt, de leden van de CDA-fractie vragen de Minister duidelijk aan te geven wanneer de Kamer geïnformeerd wordt over de inbreng van het kabinet en de momenten dat de Kamer haar inbreng aan de Minister kan leveren.

7. Antwoord van het kabinet

De consultatie loopt tot 12 februari 2018. Het kabinet zal voor deze datum zijn inbreng op gebruikelijke wijze delen met uw Kamer. Het kabinet wijst er volledigheidshalve op dat het gaat om een publieke consultatie waarbij het uw Kamer vrij staat haar eigen inbreng met de Commissie te delen.

De leden van de SP-fractie vernemen in de geannoteerde agenda dat de opschorting dan wel beperking van de pre-accessie gelden aan Turkije besproken zal worden. Kan het kabinet het krachtenveld t.a.v. opschorting van de pre-accessiesteun weergeven en of deze (recent) veranderd is, en kan het kabinet tevens laten weten op welke wijze zij dit streven, conform de motie Roemer/Segers, in haar inbreng verwerkt.

8. Antwoord van het kabinet

Nederland pleit conform de motie-Roemer/Segers (Kamerstuk 32 824, nr. 158) in Europees kader reeds geruime tijd voor het opschorten van pre-accessiesteun voor Turkije, meest recent tijdens de Europese Raad van 19–20 oktober jl., en zal dat blijven doen. Het krachtenveld is onveranderd: voor opschorting bestaat onvoldoende draagvlak. De Europese Raad heeft de Commissie wel verzocht om de pre-accessiesteun aan Turkije te heroriënteren. Nederland beziet voorstellen van de Commissie tot inperking en herschikking van pre-accessiemiddelen voor Turkije welwillend.

Raad Algemene Zaken in Artikel 50-samenstelling

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister een stand van zaken over de Brexit-onderhandelingen kan geven? Zo nee, waarom niet? Hoe groot schat de Minister de kans op sufficiënt progress? Wat vindt Nederland hiervan?

Wat de Brexit betreft willen de leden van de SP-fractie graag weten in hoeverre er rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat er geen stappen gezet worden die voldoen aan het criterium «voldoende voortgang» om tijdens de EU-top over te gaan naar fase twee van de onderhandelingen. Zou dit betekenen dat zich pas in maart een nieuw moment aandient om de onderhandelingen verder te brengen? In hoeverre wordt er gerekend op voortgang op de kwestie van de Brits-Ierse grens? Zou het kabinet ervoor voelen om toch de onderhandelingen te starten over de toekomstige relatie, ook al is de eerste fase nog niet afgerond? Kan het kabinet toelichten waarom ze daar voor of juist tegen is? De leden van de SP-fractie maken zich zorgen dat de discussie over de scheiding het gesprek over de toekomstige relatie in de weg staat en er daardoor onnodig veel risico gelopen wordt op een harde Brexit. Kan het kabinet aangeven welke scenario’s er worden voorbereid door het kabinet en de EU voor het geval er een harde Brexit komt op 29 maart 2019?

De leden van de SP-fractie constateren dat deze RAZ niet alleen de EU-top van 14 en 15 december voorbereidt, maar tevens de speciale Euro-top van 15 december. De leden willen het kabinet daarom alvast vragen om een update van de Brexit-onderhandelingen n.a.v. het gesprek dat op 4 december plaatsvindt tussen Juncker, May, Davis en Barnier.

9. Antwoord van het kabinet

Voldoende vooruitgang op de drie belangrijkste onderwerpen van de eerste fase (de rechten van burgers, de financiële afwikkeling en de Iers/Noord-Ierse grenskwestie) is het ijkpunt voor de start van de tweede fase van de onderhandelingen, waarin de EU27 bereid is de onderhandelingen te verbreden naar het kader van de toekomstige betrekkingen en eventuele overgangsregelingen. Op 19 en 20 oktober jl. heeft de Europese Raad in Artikel 50 samenstelling (ER Artikel 50) geen voldoende vooruitgang kunnen vaststellen. Om mogelijk te maken dat de ER Artikel 50 van 15 december a.s. wel voldoende vooruitgang kan vaststellen, zijn de onderhandelingen tussen de Commissie en het VK sindsdien geïntensiveerd. In deze context heeft op 4 december een ontmoeting plaatsgevonden tussen Premier May en Commissievoorzitter Juncker. De hoop bestond dat het VK met heldere en eenduidige voorstellen zou komen voor de onderwerpen uit de eerste fase. Ondanks de gezamenlijke inspanningen en de geboekte vooruitgang op de openstaande onderwerpen, bleek het nog niet mogelijk om een voor beide partijen acceptabel akkoord te bereiken. De Iers/Noord-Ierse grenskwestie bleek daarbij het meest ingewikkeld. De tijd dringt, maar er lijkt nog ruimte om voldoende vooruitgang vast te kunnen stellen tijdens de ER Artikel 50 van 15 december a.s. Met dit doel zullen de onderhandelingen tussen de EU27 en het VK de komende dagen worden voortgezet.

Nederland vindt het belangrijk dat in december tijdens de ER Artikel 50 voldoende vooruitgang kan worden vastgesteld. Op basis van Artikel 50 VEU onderhandelt de Europese Commissie namens de EU27 over de voorwaarden van de uittreding van het VK uit de EU. Het oordeel van de Europese Commissie is leidend voor de vraag of voldoende vooruitgang is geboekt in de eerste fase van de onderhandelingen. De onderhandelingen worden gefaseerd gevoerd: pas wanneer er voldoende vooruitgang is op de onderwerpen die direct de uittreding betreffen, kan met het VK worden gesproken over het kader voor de toekomstige betrekkingen en een eventuele overgangsperiode. Voor de gefaseerde aanpak is gekozen om te voorkomen dat het VK heikele ontvlechtingsonderwerpen zoals rechten van burgers, financiële afwikkeling en grenskwesties, die ook voor Nederland belangrijk zijn, vooruitschuift.

Eenheid van de EU27 is de beste garantie voor een goed onderhandelingsresultaat. De eenheid is van groot belang gedurende het onderhandelingsproces over zowel de uittreding als de toekomstige relatie van de EU met het VK. Nederland heeft grote belangen in zowel de eerste als de tweede fase van de onderhandelingen. Verdeeldheid maakt het moeilijker voor de heer Barnier om de belangen van de EU27 te behartigen. Anders dan het VK kiest Nederland bewust voor een toekomst als onderdeel van de EU.

De Nederlandse inzet is dat een cliff edge scenario waarbij geen uittredingsakkoord wordt bereikt, moet worden vermeden. Het Artikel 50 VEU-akkoord beoogt een ordelijke uittreding te regelen, daarbij rekening houdend met het kader van de toekomstige betrekkingen. Het Artikel 50 VEU-akkoord kan echter niet de toekomstige relatie zelf regelen. Daartoe zal na uittreding een nieuw akkoord met het VK moeten worden onderhandeld en gesloten. Wel is het mogelijk om in het Artikel 50 VEU-akkoord overgangsregelingen af te spreken die een brug slaan naar een te sluiten akkoord over de toekomstige relatie. Daarbij is het voor Nederland belangrijk dat burgers en bedrijven maar één keer met een nieuwe situatie worden geconfronteerd. De ER richtsnoeren van 29 april 2017 bevatten reeds een aantal voorwaarden waaraan de overgangsregelingen moeten voldoen. Het gaat hierbij overigens niet om verlenging van de onderhandelingen over uittreding onder artikel 50 VEU: ook bij eventuele overgangsregelingen wordt het VK op 30 maart 2019 een derde land.

Verder wordt rekening gehouden met het onverhoopt mislukken of vastlopen van de onderhandelingen met als slechtst denkbaar gevolg een cliff edge scenario (geen Artikel 50 VEU-akkoord). Er wordt momenteel bezien welke maatregelen er nationaal genomen moeten worden om daar zo goed mogelijk op voorbereid te zijn (contingency planning).

Ook in het geval van een ordelijke uittreding en zelfs bij een akkoord over een toekomstige relatie zullen maatregelen nodig zijn aan beide kanten om aan te passen aan de situatie waarin het VK niet langer lid is van de EU. Het kabinet inventariseert, samen met uitvoeringsorganisaties en toezichthouders, zoals de douane, de Koninklijke Marechaussee en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, alsook de havenautoriteiten, wat er in Nederland moet worden geregeld. Daarbij zoekt het kabinet actief de dialoog met het bedrijfsleven, net als met andere betrokkenen.

Onlangs heeft de Britse Brexit-onderhandelaar de heer Davis met de Minister gesproken. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om de Kamer vertrouwelijk te informeren over dit gesprek en daarbij aan te geven in hoeverre de specifieke zorgen van Nederland besproken zijn.

10. Antwoord van het kabinet

Op 27 november jl. bracht Brexit-Minister Davis een bezoek aan de Minister van Buitenlandse Zaken in Den Haag. In dat gesprek werd de stand van zaken in de Brexit-onderhandelingen besproken. In aanvulling op de geannoteerde agenda kan hierover gemeld worden de Minister conform staand kabinetsbeleid heeft benadrukt dat EU-onderhandelaar Barnier met het VK onderhandelt en namens de EU-lidstaten spreekt. Daarnaast heeft de Minister in het gesprek benadrukt dat het VK zo snel mogelijk concrete voorstellen op tafel moet leggen in Brussel. Aan de wens van Uw Kamer om vertrouwelijk nader geïnformeerd te worden over de Brexit onderhandelingen, kan tegemoet gekomen worden middels een besloten ambtelijke briefing.

De leden van de D66-fractie hebben een aantal vragen over de Nederlandse inzet in de Raad Algemene Zaken in Artikel 50-samenstelling. De genoemde leden willen benadrukken dat er eerst voldoende vooruitgang geboekt moet worden op rechten van burgers, de Ierse kwestie en de financiën voordat er overgegaan kan worden naar de volgende onderhandelingsfase. Daarbij willen deze leden benadrukken dat de rechten voor Unie-burgers in het VK de hoogste prioriteit hebben. De leden van de D66-fractie vragen of de Minister die opvatting deelt? Kan de Minister ook ingaan op de berichten dat de Britse regering extra inzet op het uitzetten en detineren van Unie-burgers?

11. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de opvatting van de leden van de fractie van D66 dat het veilig stellen van de verblijfsrechten van de EU-burgers in het VK hoge prioriteit heeft. Het kabinet is verheugd dat ook het VK dit belangrijk vindt, zoals onder meer is gebleken uit de toespraak die premier May in Florence heeft gehouden. Van berichten dat de Britse regering extra inzet op het uitzetten en detineren van Unie-burgers is het kabinet niets bekend.

Verslag RAZ 20 november 2017

De leden van de VVD-fractie lezen in het verslag van de RAZ van 20 november 2017 dat Nederland aandacht heeft gevraagd voor de interne markt. Welk andere lidstaten vroegen hier aandacht voor? Kan de Minister aangeven wat precies nodig is om de interne markt verder te brengen? Kan de Minister ook aangeven waar de belemmeringen zitten?

12. Antwoord van het kabinet

Een goed werkende interne markt stimuleert concurrentie en (digitale) innovatie, biedt gelijke kansen en mogelijkheden voor iedereen en biedt consumenten meer keuze, betere kwaliteit en lagere prijzen voor producten en diensten. Verdere versterking en verbetering van de interne markt en de digitale transformatie kunnen tal van mogelijkheden opleveren voor consumenten en bedrijven. Bij verdere versterking en verbetering van de interne markt moet ook rekening worden gehouden met rechten van de consument op privacy, de bescherming van persoonsgegevens, de effecten op de bestaande administratieve systemen alsmede de beperkte mogelijkheden tot coördinatie op fiscaal terrein.

De Europese Raad stuurt jaarlijks op de voortgang en versterking van alle aspecten van de interne markt. De Europese Raad heeft zich ertoe gecommitteerd om de verschillende interne marktstrategieën einde 2018 af te rond en te implementeren. Daarom zal in 2018 hard worden gewerkt om de lopende strategieën voor de digitale interne markt, de kapitaalmarktunie, de energie-unie en de interne marktstrategie af te ronden, op het ambitieniveau dat door de Europese Raad in juni 2016, tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Raad van de EU, is vastgesteld. Alle lidstaten hebben zich via de conclusies van de Europese Raad aan deze ambitie verbonden.

Tijdens het Algemeen Overleg over de RAZ van 20 november vroegen de leden van de fractie van de VVD de Minister naar openbaarmaking van de spending reviews. In het verslag lezen wij echter dat het nog niet bekend is of de zogenaamde spending reviews gepubliceerd zullen worden. Kan de Minister aangeven waarom dit nog niet bekend is? Welke bezwaren zijn er voor het publiceren van deze spending reviews? De Minister wist toen nog niet wat er precies in staat. Weet de Minister dat nu wel? Zo ja, kan hij dat met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om de Commissie opnieuw te vragen naar openbaarmaking?

13. Antwoord van het kabinet

De Commissie werkt nu aan het volgende MFK voorstel. De spending reviews zullen hiervoor mede een basis vormen. De Commissie zal het MFK-voorstel naar verwachting in mei 2018 publiceren. De Commissie heeft nog geen uitspraak gedaan of, en zo ja, wanneer en op welke wijze de inhoud van de spending reviews gepubliceerd zal worden. Op dit moment is er ook niet meer bekend over de precieze inhoud. Nederland zal de Commissie alsnog verzoeken de inhoud van de spending reviews te publiceren.

Overig

De leden van de SP-fractie hebben met grote verbazing kennisgenomen van het aangekondigde voornemen van de Oekraïense president Porosjenko om een referendum te organiseren over lidmaatschap van de NAVO en de EU. Is het kabinet bereid om te pleiten voor een duidelijk signaal richting Oekraïne dat een referendum over EU-lidmaatschap geen enkel verschil zal maken in de huidige relatie? Sterker nog, dat dit een verkeerd signaal is naar de bevolking van Oekraïne, omdat lidmaatschap in de verste verte niet aan de orde is?

14. Antwoord van het kabinet

Van voorbereidingen voor een referendum over NAVO- en/of EU-lidmaatschap in Oekraïne is, voor zover Nederland bekend, geen sprake.

In de Slotverklaring van de Top Oostelijk Partnerschap op 24 november jl. is een verwijzing naar het besluit van de 28 Staatshoofden en regeringsleiders van de EU Lidstaten van 15 december 2016 met betrekking tot het EU-Oekraïne Associatie Akkoord opgenomen. In dit besluit is vastgelegd dat het Associatieakkoord Oekraïne niet de status van kandidaat-lidstaat voor toetreding tot de Unie verleent en geen toezegging tot de toekomstige verlening van die status aan Oekraïne inhoudt.

Dat neemt niet weg dat de OP-regio van strategisch belang voor de EU is. Nederland ziet derhalve een duidelijke meerwaarde in intensieve samenwerking met deze regio aan de grens van Europa.

De leden van de SP-fractie constateren dat Nederland ten aanzien van de toekomst van de EMU inzet op de verdieping EMU via het SGP en opgelegde hervormingen in plaats van stil te staan bij de echte alternatieven voor de EMU. De leden van de SP-fractie vinden dat de euro als een splijtzwam in Europa fungeert en zij zouden het goed vinden als er ook alternatieven voor de euro en/of bijvoorbeeld een parallelle munt in kaart worden gebracht. De leden vragen het kabinet om hier aandacht voor te vragen tijdens de RAZ.

15. Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in de kabinetspositie over de toekomst van de EMU die op 27 november jl. aan uw kamer is gezonden (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1262) is het kabinet gecommitteerd aan de EMU. Het kabinet ziet geen aanleiding tot het in kaart brengen van alternatieven voor de euro of tot het aandacht daarvoor vragen tijdens de RAZ.

Het kabinet erkent evenwel dat het functioneren van de EMU kan worden verbeterd. Zo moeten lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen, regels behoren te worden nageleefd en met het vervolmaken van de bankenunie en de kapitaalmarktunie is nog winst te behalen voor de eurozone.

De leden willen bovendien van het kabinet weten in hoeverre landen die geen deel uitmaken van de eurozone, maar wel EU-lid zijn, betrokken worden bij de discussie over de toekomst van de EMU. Ook vragen de leden van de SP-fractie of er lidstaten zijn die een alternatief voor de euro of een onderzoek daarnaar bepleiten.

16. Antwoord van het kabinet

Aan de voorbereidende discussie in de Eurogroep en aan de discussie over de toekomst van de EMU tijdens de Euro Top zelf nemen alle lidstaten deel met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk. Voor zover bekend zijn er geen lidstaten die een alternatief voor de euro of een onderzoek naar een alternatief bepleiten.

Daarnaast wijzen de leden van de SP-fractie erop dat de voorwaarden die het kabinet stelt aan het uitvoeren van de motie Leijten (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1241) over «actief verzet tegen de komst van een Europese Minister van Financiën» discutabel zijn. Zelfs als deze functie momenteel niet gekoppeld zou worden aan bijvoorbeeld het managen van een budgettaire stabilisatiefunctie en de gemeenschappelijke uitgifte van schuldpapier, betekent dat niet dat een Europese Minister van Financiën in de toekomst wel degelijk vergelijkbare taken toebedeeld zou kunnen krijgen. Erkent het kabinet dat een Minister van Financiën, in den beginne zonder schatkist, juist de eerste stap zal zijn naar het uitbreiden van taken mét een schatkist? Kan het kabinet hierop ingaan? De leden benadrukken nogmaals het belang van consistente uitvoering van de motie en vragen zij hoe het kabinet hieraan tegemoet komt.

17. Antwoord van het kabinet

Ten aanzien van een Europese Minister van Financiën en Economie constateert het kabinet dat het vooralsnog onduidelijk is wat een dergelijke ministerspost zou inhouden, omdat een dergelijke functie op vele manieren kan worden ingevuld. De discussie over de noodzaak voor een Europese Minister van Financiën hangt sterk samen met de opvatting over wat voor takenpakket voor een dergelijke Minister eventueel wenselijk zou zijn. Het reflectiepaper van de Europese Commissie over de toekomst van de EMU voorziet het managen van een budgettaire stabilisatiefunctie en de gemeenschappelijke uitgifte van schuldpapier als mogelijke taken. Zoals ook eerder aangegeven is het kabinet geen voorstander van deze instrumenten. De Nederlandse positie is in Brussel bekend.

De leden van de SP-fractie vragen om een kabinetsappreciatie van de werkvoorstellen over de voltooiing van de EMU die de Commissie naar verwachting 6 december zal publiceren. Daarnaast rekenen de leden erop dat het verslag van de Ecofin-Raad en de Eurogroep die 4 en 5 decemberplaats vond per ommegaande naar de Kamer gestuurd worden, zodat het betrokken kan worden tijdens het plenaire debat over beide toppen.

Kan het kabinet een reactie geven op de uitgelekte Commissievoorstellen omtrent de eurozone, 1 waarin onder meer een eigen budget voor de eurozone niet wordt uitgesloten, desnoods zodra deze in openbaarheid zijn verschenen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

18. Antwoord van het kabinet

Op de agenda van de RAZ is geen discussie voorzien over de toekomst van de euro, aangezien de voorbereiding van de Euro Top van 15 december aanstaande wordt gedaan door de Eurogroep. Het kabinet zal via de reguliere weg reageren op de elementen van het pakket met Commissievoorstellen omtrent de eurozone. Op de aanstaande Euro Top van 15 december is geen besluitvorming voorzien over deze voorstellen van de Commissie. U wordt via de geannoteerde agenda voor de Europese Raad en Euro Top geïnformeerd over de Nederlandse inzet.

Naar boven