21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1745 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 mei 2017

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 3 mei 2017 over de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken op 16 mei 2017 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1743).

De vragen en opmerkingen zijn op 8 mei 2017 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 10 mei 2017 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Azmani

Adjunct-griffier van de commissie, Beun

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister

Algemeen

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 16 mei 2017 en danken de Minister van Buitenlandse Zaken voor de toezending. De leden van de VVD-fractie hebben ten aanzien van de geannoteerde agenda en de overige agendapunten een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de stukken.

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de stukken.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de RAZ van 16 mei en aanverwante stukken, en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda.

Interne markt

De leden van de VVD-fractie steunen de inzet voor een diepere interne markt. Welke resultaten verwacht de Minister in RAZ op dit gebied?

1. Antwoord van het kabinet

De RAZ van 16 mei neemt kennis van de agenda van de Europese Raad van juni 2017. Inhoudelijke bespreking van dit onderwerp is voorzien in de RAZ van 20 juni, die de Europese Raad van 22-23 juni voorbereidt.

De inzet van de Europese Commissie op een diepere en eerlijke interne markt wordt ondersteund door de leden van de CDA-fractie. De regering stelt terecht dat de Europese samenwerking bescherming dient te bieden tegen de uitwassen van de mondialisering. Echter verdieping van de interne markt heeft gevolgen voor de sociale voorzieningen, dus een diepere en eerlijke interne markt heeft grote gevolgen voor sociale zekerheidsstelsels. De coördinatie van de stelsels, zoals dat nu gebeurd, zal met elke verdiepingsslag gecompliceerder worden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven in hoeverre de intentie om de interne markt te verdiepen consequenties heeft voor de coördinatie van de sociale zekerheid en in hoeverre deze ambitie leidt tot harmonisatie van de sociale zekerheidstelsels, daarbij hoort de vraag welke gevolgen harmonisatie heeft voor de Nederlandse pensioenfondsen, Nederlandse cao’s, het loonbeleid, mate van arbeidsmobiliteit en toeslagenstelsel.

2. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is groot voorstander van een diepere en eerlijkere interne markt. In dit kader is het respecteren van sociale standaarden als gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats essentieel. In de ogen van het kabinet leidt deze ambitie niet tot harmonisatie van sociale zekerheidsstelsels. Voorstellen tot harmonisatie van pensioenfondsen, cao’s, het loonbeleid of het toeslagenstelsel zijn niet aan de orde. Lidstaten kunnen van elkaar leren als het gaat om effectief sociaal- en arbeidsmarktbeleid, door uitwisseling van ervaringen en «best practices». De Commissie heeft onlangs een belangrijk aanbeveling gepubliceerd voor een Europese pijler voor sociale rechten. Het kabinet zal uw Kamer door middel van een BNC-fiche een appreciatie van deze aanbeveling sturen.

Migratie

De leden van de VVD-fractie zien dat verschillende organisaties en landen initiatieven nemen, zoals bijvoorbeeld de zogeheten migratiecompacts, om de migratiestroom over de Middellandse Zee te beperken. Echter, duidelijke meetbare doelen ontbreken. Mensen willen dat de EU de grote grensoverschrijdende problemen oplost. De migratiecrisis is daar een belangrijke van. Kan de Minister er in de RAZ op aandringen dat de EU concrete aantallen formuleert waarmee de migratiestroom moet dalen? Waar kunnen de burgers de EU op afrekenen?

3. Antwoord van het kabinet

Het kabinet vindt dat de EU afgerekend mag worden op de resultaten die binnen het bereik van de Unie liggen. Het migratievraagstuk is met een dermate groot aantal factoren en onzekerheden omgeven dat het niet mogelijk is een concreet aantal te noemen. De EU is er reeds in geslaagd om het aantal verdrinkingen en de instroom via de Oostelijk Mediterrane migratieroute drastisch terug te brengen. Nu ligt de focus op de Centraal-Mediterrane route. Dit gebeurt via een geïntegreerde inzet in herkomst- en transitlanden, aan de grenzen van de Europese Unie en ook binnen de EU, bijvoorbeeld door te werken aan een effectiever terugkeerbeleid. Binnen dit brede beleid is er specifieke aandacht voor opvang in de regio, zodat vluchtelingen dicht bij huis de mogelijkheid hebben om een nieuwe toekomst op te bouwen. Tijdens Europese Raden, Raden Buitenlandse Zaken en Raden Justitie en Binnenlandse Zaken wordt regelmatig stilgestaan bij de bereikte voortgang en vindt waar nodig bijstelling plaats van de inzet.

Veiligheid en defensie

De Minister noemt in zijn brief de versterkte samenwerking op gebied van veiligheid en defensie, een agenda die reeds door de EU is uitgerold. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in hoeverre dit betekent dat Europa gaat over het Nederlands buitenland beleid en in hoeverre dat dan consequenties heeft voor soevereiniteitsoverdracht wanneer deze agenda verder wordt uitgewerkt.

4. Antwoord van het kabinet

Lidstaten hebben unaniem ingestemd met het Implementation Plan on Security and Defence waarin de veiligheids- en defensieaspecten uit de EU Global Strategy worden uitgewerkt en een nieuw ambitieniveau wordt vastgesteld. De voorstellen die op dit moment worden besproken zijn een uitvloeisel van dit plan en passen binnen de kaders van de EU-verdragen. Lidstaten blijven hierbij aan het stuur. Nederland waakt hier nadrukkelijk voor. Van soevereiniteitsoverdracht zal dan ook geen sprake zijn. Lidstaten zijn in het kader van het GBVB wel gebonden aan de verplichting tot loyale samenwerking tussen de lidstaten en de EU.

De Minister stelt aan het einde van zijn brief dat het van belang is dat de vraag op welke onderwerpen Europese samenwerking concrete meerwaarde biedt boven nationaal beleid. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een inventarisatie te maken van deze onderwerpen en te beargumenteren waarom deze onderwerpen meerwaarde hebben in Europese samenwerking. Dit ten behoeve van de door de Minister eerder genoemde discussie over de toekomst van de Europese samenwerking.

5. Antwoord van het kabinet

Wat het kabinet betreft, dient op elk terrein waarop Europese samenwerking aan de orde is scherp te worden bezien in hoeverre Europese samenwerking meerwaarde biedt boven nationale oplossingen. In dat kader maakt het kabinet bij de beoordeling van nieuwe Commissievoorstellen (BNC-fiches) ook een analyse van subsidiariteit en proportionaliteit. Het kabinet wijst ten aanzien van de discussie over de meerwaarde van Europese samenwerking boven nationaal beleid voorts op de kabinetsinzet in de afgelopen periode, met focus op Europese prioriteiten waarbij onder andere wordt gewezen op de noodzaak van economische groei en een meer verdiepte en eerlijke interne markt, op interne veiligheid en migratie en externe veiligheid. Het kabinet verwijst hierbij naar de Staat van de Europese Unie 2017 (Kamerstuk 34 648 nr. 1).

Witboek Toekomst van Europa

De leden van de VVD-fractie vonden het verstandig dat het Witboek van de Europese Commissie geen blauwdruk voor de toekomst van de EU bevat maar scenario's. Kan de Minister er tijdens de RAZ op aandringen dat in de zogeheten reflection papers, net als in het Witboek zelf, verschillende toekomstscenario's geschetst worden, met name in het reflection paper over de toekomst van de EMU?

6. Antwoord van het kabinet

In het witboek staat reeds aangegeven dat de reflectiepapers verschillende opties of scenario’s zullen bevatten. Het kabinet acht dit ook wenselijk. Ik zal dit nogmaals in de RAZ onderstrepen.

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat in het witboek staat: «De huidige situatie hoeft de toekomstkansen voor Europa niet per definitie te beperken. Meer dan eens heeft een crisis of een valse start de opbouw van de Unie een nieuw elan gegeven. Sinds de Europese Defensiegemeenschap, die in de jaren 50 nooit van de grond is gekomen, de wisselkoersschokken van de jaren 70 en de afgebroken toetredingen en afwijzende referenda in recentere decennia heeft Europa keer na keer aan een kruispunt gestaan en zich keer na keer aangepast en verder ontwikkeld.»

De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of hij van mening is dat het negeren van de uitkomsten van twee in Nederland gehouden referenda, waarin de Nederlandse bevolking zich duidelijk uitsprak tegen de EU Grondwet en tegen het EU associatieakkoord met Oekraïne, in het plaatje passen wat de Commissie schetst over het aanpassen en ontwikkelen van de EU?

7. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt niet dat er sprake is van het negeren van uitkomsten van referenda. Dat geldt ten aanzien van de referenda in 2005 en in 2016. Het besluit van staatshoofden en regeringsleiders en de bijbehorende conclusies van de Europese Raad komen naar het oordeel van het kabinet voldoende tegemoet aan de zorgen uit het maatschappelijk debat voorafgaand aan het raadgevend referendum. Het kabinet is van mening dat hiermee een adequaat antwoord is geformuleerd op de raadgevende uitspraak tot afwijzing van het raadgevend referendum van 6 april 2016 en dat Nederland daarmee in staat gesteld is de Associatieovereenkomst te ratificeren.

Op 18 april jl. presenteerde EC in het kader van het debat over de Toekomst van de EU «The Europe Song». De leden van de PVV-fractie willen graag van de Minister weten of hij van mening is dat de presentatie van dit nummer bijdraagt aan de discussie over de Toekomst van de EU en het creëren van draagvlak voor de EU? De leden van de PVV-fractie vragen de Minister verder of hij kan aangeven hoeveel dit nummer heeft gekost en hoeveel Nederlands belastinggeld hier aan is uitgegeven?

8. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is niet betrokken geweest bij dit initiatief en kan niet beoordelen in hoeverre de presentatie van het nummer bijgedragen heeft aan de discussie over de toekomst van de EU. Evenmin is het kabinet bekend welke kosten hiermee gemoeid waren.

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse de brief van de regering gelezen over de toekomstscenario’s voor de EU zoals door Juncker is gepresenteerd. De regering stelt terecht dat deze scenario’s een aanzet voor debat zijn. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij dit debat gaat initiateren en aanjagen. Het gaat dan niet alleen om een debat onder politici, maar ook burgers die mee gaan praten over hoe de toekomst van Europa vorm moet worden gegeven. Dit is noodzakelijk voor het draagvlak voor de uiteindelijke keuzes die gemaakt worden. De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister bereid is in samenwerking met het maatschappelijk middenveld, werknemers en werkgevers en middels het stimuleren van burgerinitiatieven de discussie over de toekomst van Europa vorm te geven en hoe de regering hierin een initiërende rol denkt te gaan spelen.

9. Antwoord van het kabinet

Het kabinet constateert dat in het maatschappelijk debat in Nederland de discussie over de toekomst en het functioneren van de EU regelmatig aan de orde is, ook zonder dat het kabinet of de Europese Commissie hierin een initiërende of aanjagende functie heeft gehad. Het witboek is één van de bijdragen aan dit debat, maar er zijn ook veel andere maatschappelijke initiatieven, zowel van voor- als tegenstanders van Europese samenwerking. Het kabinet acht het van belang dat het maatschappelijk debat over de aard en de inhoud van de Europese samenwerking op al deze verschillende wijzen wordt voortgezet. Het kabinet zal daarbij een positieve rol spelen.

Tevens vragen de leden van de CDA-fractie aan de Minister om voor de RAZ van 20 juni a.s. aan te geven welk tijdpad verbonden is aan de toekomstscenario’s discussie, daarbij specifiek ingaand op wanneer de Nederlandse regering zich moet uitspreken en wanneer hierover in de Kamer wordt gedebatteerd.

10. Antwoord van het kabinet

Bijlage 1 bij het witboek over de toekomst van Europa bevat een proces van het witboek van Rome tot aan de Europese Parlementsverkiezingen in 2019. Dit proces alsmede de agenda’s van de verschillende raden waarop de toekomst van Europa aan de orde komt, zijn leidend bij het tijdspad verbonden aan de discussie. De uitkomsten van deze discussie liggen niet op voorhand vast, evenmin als de voortgang in de discussies. Zo is het op dit moment nog niet duidelijk op welk moment in welke Raad zal worden gesproken over de verschillende thema’s. De Commissie zal in de komende week de discussienota’s over mondialisering publiceren. Eind mei, begin juni en eind juni volgen de discussienota’s over de EMU, defensie en financiën. Het kabinet zal de Kamer in de aanloop naar de raden informeren via de gebruikelijke kanalen, zoals geannoteerde agenda’s en kamerbrieven.

Wat het Witboek over de toekomst van Europa betreft hebben de leden van de SP-fractie de volgende vragen: kan de regering een schets geven van het tijdpad van de behandeling van het Witboek, inclusief een publicatie- en behandelingsplanning van de nog te verschijnen reflectiepapers?

11. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 10.

Zijn er lidstaten die een duidelijk voorkeur hebben uitgesproken voor één van de vijf scenario’s, en zo ja, welke lidstaten voor welk scenario? Heeft het kabinet zelf een voorkeur voor één van de scenario’s, en zijn er scenario’s die het kabinet uitsluit? Welke mogelijkheden hebben lidstaten om zelf scenario’s naar voren te brengen tijdens het traject?

12. Antwoord van het kabinet

Er zijn tot op heden geen lidstaten geweest die zich uit hebben gesproken voor één van de scenario’s. Wel zijn er lidstaten die zorgen hebben uitgesproken over een ontwikkeling naar een EU waarin geldt «wie meer wil, doet meer» (scenario 3). Dan gaat het met name om die lidstaten die nu op verschillende onderdelen ook geen deel uitmaken van de kern van de Europese samenwerking, zoals de Schengenzone. Zoals in de Kamerbrief over de toekomst van Europa weergegeven is, maakt het kabinet geen keuze voor een van de vijf scenario’s. De scenario’s moeten gezien worden als een katalysator voor de discussie.

Op welke wijze, anders dan de gebruikelijke, wil de regering het debat in de Tweede Kamer over de toekomst van Europa aanzwengelen? Is de regering voornemens om in de bespreking van de toekomstplannen ook haar oor te luister te leggen bij de zorgen en wensen die leven onder burgers, lagere overheden en het maatschappelijk middenveld? Zo ja, op welke wijze?

13. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 9.

Hoe groot acht de regering de kans op een eventuele verdragswijziging als uitkomst van de discussie over de toekomst van Europa?

14. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is er geen voorstander van dat de discussie over de toekomst van Europa uitmondt in verdragswijziging. Binnen de EU moeten oplossingen voor beter functioneren binnen de bestaande verdragskaders worden gevonden. Verdragswijziging als zodanig biedt geen oplossingen voor problemen waar de EU zich momenteel mee geconfronteerd ziet, zoals externe dreigingen en veiligheid.

Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat de ondemocratische en intransparante werkwijze van de eurogroep, het ESM, de ECB en de trojka een belangrijk gespreksonderwerp zou moeten zijn?

15. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich in voor een democratisch en transparant bestuur van de eurozone, zoals ook op verschillende momenten is gewisseld met de Tweede Kamer. Zo heeft het kabinet onlangs Kamervragen beantwoord over de verantwoordingsstructuur van het ESM en de ECB (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1673).

De leden van de PvdA-fractie zijn in het bijzonder benieuwd naar welke activiteiten het kabinet gaat ondernemen dan wel organiseren om het bredere debat over de toekomst van de EU, in vervolg op het verschijnen van het Witboek Toekomst van Europa, binnen Nederland te gaan voeren.

16. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 9.

Rechtsstatelijkheid

De VVD-fractie kan zich vinden in de aanpak van het kabinet zoals die zijn genoemd in de geannoteerde agenda. De brandbrief van de Raad voor de Rechtspraak over de rechterlijke macht in Polen en de beperking van de academische vrijheid en van ngo's in Hongarije onderstrepen dit. Wat zijn de concrete verwachtingen van het kabinet ten aanzien van de rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen en Hongarije en de terugkoppeling inzake het structurele dialoog met de Europese Commissie?

17. Antwoord van het kabinet

Het kabinet is van mening dat doorlopende inspanningen vereist zijn voor het onderhoud van de rechtsstaat in de EU. Wanneer checks & balances onder druk staan is veerkracht en oppositie hiertegen vanuit de eigen samenleving uiteindelijk de meest effectieve manier om de rechtsstaat en diens instituties te waarborgen. Positief signaal is dat in Polen het maatschappelijk middenveld en de oppositie een duidelijk tegengeluid laten horen en daarmee de veerkracht van de samenleving laten zien. Echter, gegeven de opstelling van beide regeringen, is een realistische benadering noodzakelijk ten aanzien van substantiële koerswijzigingen. Ondertussen blijft het kabinet zich inzetten om via verschillende kanalen en met partners in gesprek te blijven over dit onderwerp, zowel in de Raad als in bilateraal verband. In dit verband verwelkomt het kabinet dat de Europese Commissie de Raad een terugkoppeling zal geven inzake de structurele dialoog met Polen, en zal het in het verslag van de Raad hierop ingaan. Het kabinet verwelkomt dat de Raad voor de Rechtspraak en het Europese Netwerk voor de Raden van de Rechtspraak hierover in de openbaarheid treden.

Volgens berichtgeving van de BBC op 29 april jl.1 zou de Europese Volkspartij (EVP), waar de Fidesz-partij van de Hongaarse Premier Orban lid van is, gezegd hebben dat Orban in de EVP-raad heeft toegezegd om alle eisen van de Europese Commissie te volgen en uit te voeren binnen de door de commissie vastgestelde termijn. Is deze berichtgeving juist?

18. Antwoord van het kabinet

Uit de handelingen van de Hongaarse regering zal moeten blijken in hoeverre deze van plan is tegemoet te komen aan de door de Europese Commissie geuite zorgen.

Nog los van de gevolgen voor de bevolkingen in genoemde landen, wordt het steeds moeilijker aan mensen uit te leggen die toch al vonden dat de uitbreiding van de EU te snel ging, dat wij met landen in de EU zitten die het niet zo nauw nemen met de rechtstaat.

De leden van de VVD-fractie horen graag of Nederland rechtsstatelijkheid deze maand ook gaat aankaarten in de Raad van Ministers van de Raad van Europa?

19. Antwoord van het kabinet

Nederland beschouwt de Raad van Europa als een belangrijke hoeder van mensenrechten, democratie en rechtsstaat in heel Europa. De belangrijke rol die haar onafhankelijke expertise speelt bij het waarborgen en versterken van onze systemen kan niet genoeg benadrukt worden. Nederland zal tijdens het Comité van Ministers op Cyprus aandacht vragen voor de waarde van de adviezen en rapportages van de Raad van Europa en de opvolging en publicatie daarvan. Daar zal dit naar verwachting, in de context van het jaarverslag van de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, het centrale thema zijn van de bijeenkomst.

Kan de Minister de Kamer de geannoteerde agenda toesturen van de bijeenkomst van de Raad van Ministers van de Raad van Europa die deze maand plaatsvindt op Cyprus?

20. Antwoord van het kabinet

Zie het antwoord bij vraag 19.

De leden van de PVV-fractie vragen de Minister om een appreciatie van de stappen die de Europese Commissie heeft ondernomen in de richting van Hongarije. Deelt de Minister de mening dat het ongelooflijk is dat Brussel de deur openlaat voor dictator Erdoğan maar wel lidstaten als Polen en Hongarije bekritiseert en dreigt met straf?

21. Antwoord van het kabinet

Om anderen aan te kunnen spreken waar het democratie, mensenrechten en rechtsstatelijkheid betreft, moet de situatie binnen EU-lidstaten ook besproken kunnen worden. EU-interne ontwikkelingen hebben een weerslag op onze externe geloofwaardigheid. Het gaat er niet om Polen en Hongarije de les te lezen, maar om gedeelde waarden hoog te houden. Voor wat betreft de situatie in Turkije wordt kortheidshalve verwezen naar het verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 28 april jl., dat uw Kamer op 4 mei jl. werd toegezonden (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1744).

De leden van de CDA-fractie volgen met grote interesse de ontwikkelingen in Polen en vragen de Minister een uitgebreid verslag te doen van de update van de Europese Commissie over de dialoog met Polen. Aangaande de rechtsstatelijke dialoog geeft de Minister aan dat het kabinet op een inclusieve voorbereiding, een ambitieus en actueel onderwerp en betrokkenheid van relevante partners inzet. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister deze inzet nader toe te lichten.

22. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zal verslag doen van de Raad Algemene Zaken op 16 mei. Het kabinet wijst de CDA-fractie op de brief aan de Kamer van 16 januari jl. (Kamerstuk 34 648 nr. 2) waarin op pagina 3 en 4 uiteengezet is hoe het kabinet aankijkt tegen de verdere ontwikkeling van de rechtsstatelijkheidsdialoog. Dit zal de basis vormen voor de Nederlandse inzet tijdens de volgende dialoog, die verwacht wordt in het najaar. In eerdergenoemd verslag van de Raad zal het kabinet ook ingaan op de informatie die het inkomende Estse voorzitterschap naar verwachting tijdens de Raad zal verstrekken over zijn ambities ten aanzien van de rechtsstatelijkheidsdialoog.

De leden van de SP-fractie willen bij de regering informeren naar haar standpunt inzake de ontwikkelingen op het gebied van de rechtsstaat in Polen en Hongarije. Kan de regering aangeven of zij verwacht dat Eurocommissaris Timmermans bereid is om verdergaande stappen richting Polen te nemen, en zo ja, welke?

23. Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt de rechtsstatelijke ontwikkelingen in deze landen op de voet en met grote zorg. Het is de vraag of dwang en (dreigen met) sancties zullen leiden tot de gewenste uitkomst. De meest effectieve en duurzame manier om de situatie te verbeteren is als de druk vanuit de samenleving en oppositie komt. Niettemin bestaat de mogelijkheid om verdere stappen te zetten, culminerend in de artikel 7-procedure. Wat Nederland betreft is artikel 7 op dit moment nog niet aan de orde. Het kabinet wil niet speculeren over stappen die de Europese Commissie al dan niet bereid zou zijn te nemen.

Welk standpunt zal de regering innemen ten aanzien van Polen tijdens de RAZ? Bestaat er binnen de Raad steun voor de voorstellen van het Europees parlement om ook jegens Hongarije een rechtsstatelijkheidprocedure te starten, en zo ja, welke landen steunen deze lijn? Acht de regering de behandeling van Polen en Hongarije door de Commissie op dit moment gelijkwaardig?

24. Antwoord van het kabinet

Het standpunt van de regering inzake rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen is hierboven uiteengezet. Het oordeel over het al dan niet opstarten van het rechtsstaatsmechanisme is in eerste instantie aan de Europese Commissie. Als hoedster van de Verdragen monitort de Commissie de situatie in lidstaten, en stelt op basis daarvan vast of inbreukprocedures dan wel andere maatregelen nodig zijn, inclusief het rechtsstaatsmechanisme.

Kan de regering aangeven welke andere voorstellen zij heeft gedaan of gaat doen om de rechtsstatelijkheid in deze lidstaten te bevorderen, en heeft de regering nog steeds dezelfde opvatting over het peer-review mechanisme in het licht van de verslechterende situatie in beide landen? Hoe oordeelt de regering over een eventueel inter-institutioneel akkoord als middel voor een permanente rechtsstatelijkheidtoets?

25. Antwoord van het kabinet

Voor de benadering van het kabinet wordt verwezen naar de kamerbrief van 16 januari jl. en het daarop volgende debat met de Kamer op 19 januari jl. (Kamerstuk 34 648, nrs. 2 en 3). Zie voorts het antwoord op vraag 17 en de antwoorden op de recent door uw fractie gestelde Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1360).

De leden van de PvdA-fractie menen dat de situatie in Polen en Hongarije laat zien dat de rechtsstatelijkheidsdialoog die onder meer op initiatief van Nederland tot stand is gekomen een nuttige bijdrage kan leveren aan de mate waarin landen die reeds lid zijn van de EU aan de gestelde criteria met betrekking tot rechtsstatelijkheid blijven voldoen. Kan de Minister aangeven of hij meent dat de huidige politieke dialoog voldoende oplevert?

26. Antwoord van het kabinet

Wat de regering betreft is het essentieel dat er nu een forum bestaat waarin regelmatig op politiek niveau over dit onderwerp gesproken wordt. Dit draagt bij aan het waarborgen van onze fundamentele waarden. De dialoog zal verder inhoudelijk en feitelijk versterkt moeten worden.

Een groot aantal lidstaten is voorstander van doorontwikkeling richting een permanent periodiek peer review mechanisme, iets wat het kabinet niet uitsluit, maar waarvan het aangeeft eerst te willen zoeken naar voorstellen die op draagvlak kunnen rekenen. Aan welke voorstellen refereert de Minister dan? Hoe wil het kabinet de follow-up van de evaluatie van de rechtsstatelijkheidsdialoog invulling geven?

27. Antwoord van het kabinet

Op dit moment is nog een beperkt aantal lidstaten binnen een Europese kopgroep voorstander van een peer review systeem. De regering blijf zich inspannen voor het vergroten van de kring van landen die zich actief willen inzetten voor de rechtsstaat in de EU. Daarvoor moet de dialoog blijvend worden opgezocht met betrokken regeringen, in het EP, binnen de Europese politieke partijen, tussen nationale parlementen en in andere fora. Het is aan de volgende EU Voorzitterschappen om de rechtsstatelijkheidsdialoog jaarlijks te organiseren. Nederland is er voorstander van dat lessen getrokken worden uit eerdere ervaringen en uit de evaluatie, zodat de rechtsstaat binnen Europa zo effectief mogelijk wordt verdedigd en gegarandeerd.

Wat vindt het kabinet van het voorstel van het Europees parlement dat de Europese Commissie oproept om jaarlijks te rapporteren over de stand van de democratie, rechtstaat en grondrechten in de lidstaten?

28. Antwoord van het kabinet

Het kabinet kan zich uiteraard goed vinden in de doelen van het EP, namelijk de bescherming en naleving van fundamentele waarden van de Unie zoals democratie rechtstaat en grondrechten. Nederland is een van de voorlopers op dit terrein en staat open voor nieuwe initiatieven wanneer die bij kunnen dragen aan deze doelen. Het is positief te constateren dat de EU steeds actiever wordt op dit terrein, met een rol voor de Raad, voor de Europese Commissie en de duidelijke aandacht van het Europees parlement. De instrumenten die de afgelopen jaren in deze context zijn opgericht zijn daarvan het bewijs. Deze moeten zo goed mogelijk worden ingezet en bieden nog voldoende ruimte voor verbetering.

Overige onderwerpen

Tijdens het schriftelijk overleg ten behoeve van de RAZ in maart hebben de leden van de VVD-fractie gevraagd naar het niet meer verschijnen van het anti-corruptie rapport van de Europese Commissie. Met teleurstelling heeft de VVD er kennis van genomen dat het kabinet er niet bij de Commissie op aandringt toch een vervolg rapport op te stellen. De VVD-fractie voelt zich hierin gesteund door nationale corruptiecorrespondenten zoals verwoord in een opinieartikel in Trouw van 4 mei jl. Is dit reden voor het kabinet om toch aan te dringen op een nieuw anti-corruptie rapport?

29. Antwoord van het kabinet

Het kabinet hecht bijzonder veel belang aan de strijd tegen corruptie en is voorstander van uitgebreide en sterke wederzijdse evaluatiemechanismen zoals deze reeds bestaan in onder andere Raad van Europa (GRECO), OESO (the Working Group on Bribery) en VN-verband (UNODC). Nederland neemt in deze gremia een actieve en constructieve houding in. Een separaat EU anti-corruptierapport is niet per se van toegevoegde waarde ten opzichte van de drie reeds genoemde evaluaties, aangezien dat niet tot stand komt na een proces van wederzijdse evaluatie. Daarnaast wordt in het kader van het Europees Semester, het kader voor de afstemming van het economisch- en begrotingsbeleid van de lidstaten van de Europese Unie, ook in specifieke gevallen aandacht besteed aan het functioneren van het openbaar bestuur in lidstaten (waaronder de bestrijding van corruptie) in relatie tot het ondernemingsklimaat. Het kabinet is daarom geen andere mening toegedaan naar aanleiding van het verschijnen van dit artikel.

De SP-fractie vraagt of de regering kan aangeven wat er verwacht wordt van de behandeling van de plannen voor de Kapitaalmarktunie, nu de voortgang van dit dossier op het punt van securitisatie is stilgelegd?

30. Antwoord van het kabinet

Op de verschillende acties onder de noemer kapitaalmarktunie wordt voortgang geboekt. Het kabinet steunt de doelstelling van de Europese Commissie om te komen tot verdere integratie van de Europese kapitaalmarkt en is voorstander van een daadkrachtige uitvoering van het actieplan. Als onderdeel daarvan wordt aan een akkoord gewerkt tussen de Raad en het Europees parlement over het raamwerk voor gestandaardiseerde, transparante en eenvoudige securitisaties. Het is op dit moment echter onduidelijk of dit akkoord al bereikt kan worden onder het huidige Maltese EU-voorzitterschap. Overigens zal de voortgang op de initiatieven, die in het kader van de kapitaalmarktunie worden uitgewerkt, deze zomer door de Commissie tegen het licht worden gehouden in een mid-term review van het actieplan.

Naar boven