21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1744 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 mei 2017

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 28 april 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN («GYMNICH») VAN 28 april 2017

Tijdens deze informele bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) zijn geen besluiten genomen.

Turkije

De Ministers waren eensgezind in hun zorgen omtrent de omstandigheden waaronder het referendum van 16 april jl. plaatsvond, en de tegenstellingen in de Turkse samenleving die de uitslag had blootgelegd. De Ministers hechtten derhalve belang aan de verwachte eindrapporten van OVSE/ODIHR en van de Venetië Commissie. In dit verband werden ook zorgen omtrent de rechtsstaat en de mensenrechten benoemd, in het bijzonder de situatie van de Koerdische minderheid en de mediavrijheid. Terrorisme, het grote aantal aanwezige Syrische vluchtelingen en de huidige economische omstandigheden zetten de situatie in Turkije verder onder druk. De stap van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa (PACE) om de situatie in Turkije te monitoren werd verwelkomd. Met de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa heeft het kabinet zorgen omtrent de mate waarin Turkije zijn verdragsrechtelijke verplichtingen als lid van die organisatie vervult. Het kabinet merkt ter uitvoering van de motie-Omtzigt c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1223) op dat het lidmaatschap van de Raad van Europa een kader biedt om de grondwetswijzigingen en de praktische toepassing ervan te beoordelen, en om de dialoog met Turkije aan te gaan over noodzakelijke hervormingen op het gebied van rechtsstaat en mensenrechten.

Naast deze zorgen omtrent het referendum benadrukten Ministers ook dat Turkije NAVO-lid is, en vanwege zijn geopolitieke ligging een belangrijke partner voor Europa waarmee nauw wordt samengewerkt op het gebied van contra-terrorisme, migratie en handel. De EU heeft daarom belang bij een stabiel, democratisch Turkije. Er bestond brede overeenstemming dat de EU parallel aan het toetredingsproces in dialoog met Turkije moet blijven, zowel met de overheid als met anderen in de Turkse samenleving. Diverse Ministers achtten modernisering van de douane-unie een nuttig platform voor dialoog met de Turkse overheid. Verder spraken diverse Ministers steun uit voor de Commissieplannen om de pretoetredingssteun (IPA) voor Turkije zoveel mogelijk om te buigen naar het Turkse maatschappelijk middenveld. Nederland heeft het afgelopen jaar herhaaldelijk in verschillende EU-bijeenkomsten zowel op politiek als op ambtelijk niveau aangedrongen op het opschorten van preaccessie-steun (IPA) voor Turkije (zie o.a. verslag van de RBZ van 14 november 2016, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1701). Tijdens de informele RBZ van 28 april 2017 bleek wederom dat voor het opschorten van pretoetredingsfondsen, waaronder voor gevangenissen – conform de moties-Van Rooijen (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1217) en Omtzigt (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1729) – op dit moment in de Raad geen draagvlak bestaat; elke kandidaat-lidstaat heeft recht op pretoetredingssteun. In dit verband zij nog opgemerkt dat zowel Nederland als de EU er bij Turkije herhaaldelijk op heeft aangedrongen het CPT-rapport openbaar te maken (zie bijvoorbeeld de kabinetsappreciatie over het uitbreidingspakket, Kamerstuk 23 987, nr. 168). Het is echter aan Turkije om hierover een besluit te nemen. Met de Commissieplannen om pretoetredingssteun om te buigen naar het Turkse maatschappelijk middenveld, is het op peil blijven van financiële steun aan mensenrechtenorganisaties geborgd en in lijn met de motie Van Ojik/Van den Hul (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1207).

De Ministers constateerden verder dat het toetredingsproces feitelijk tot stilstand is gekomen. Er was brede overeenstemming dat er onder de huidige omstandigheden geen nieuwe hoofdstukken kunnen worden geopend. Er bestond overeenstemming dat geen overhaaste besluiten genomen moeten worden. Als kandidaat-lidstaat moet Turkije volledig aan de criteria van Kopenhagen voldoen. Herinvoering van de doodstraf was een duidelijke rode lijn. Conform de motie-Omtzigt c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1223) drong Nederland erop aan dat de Commissie op korte termijn een oordeel zou presenteren over hoe de grondwetswijzigingen en hun praktische toepassing zich verhouden tot de kandidaat-lidstatus van Turkije. De Commissie zegde toe hierover te zullen rapporteren, in het kader van haar rapportage over de stand van het uitbreidingsproces in het voorjaar van 2018 of zoveel eerder als mogelijk.

Het kabinet informeert de Kamer hierbij tevens over de uitvoering van de toezegging de Kamer te informeren over het gesprek met de Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde over berichten over Turkse paspoorten die zouden worden ingenomen op de Turkse ambassade en op Turkse consulaten, en de uitkomst van het overleg met gelijkgezinde EU-lidstaten waar deze kwestie naar voren zou komen. Naar aanleiding van de kwestie is gesproken met de Turkse autoriteiten, zowel tijdens de G20 in februari als met de Turkse Tijdelijk Zaakgelastigde in Den Haag. In deze gesprekken is duidelijk gemaakt dat de berichten over deze maatregel tot ophef en onrust in de Turks-Nederlandse gemeenschap leiden (zie ook Kamerstuk 32 429, nr. 5). Nederland heeft de kwestie ook geagendeerd tijdens het meest recente overleg met gelijkgezinde EU-lidstaten. Uit dit overleg bleek dat er op dat moment geen substantiële aanwijzingen zijn dat de kwestie speelt in de deelnemende EU-lidstaten.

Het is volgens het kabinet in een democratie essentieel voor parlementariërs om gebruik te kunnen maken van hun vrijheid van meningsuiting. Nederland heeft in het verleden meermaals in bilaterale gesprekken met Turkse autoriteiten zorgen geuit over de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid van parlementariërs van met name de HDP en heeft zich ingezet voor een scherpe verklaring van de EU daarover. De verklaring van 28 november 2016 van HV Mogherini was een duidelijke boodschap van alle 28 lidstaten van de EU. De rechtsgang tegen deze parlementariërs zal bilateraal en in EU-verband nauw gevolgd worden. Het kabinet geeft daarmee uitvoering aan de motie Karabulut (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1731) van 23 maart jl. die de regering oproept zich in EU-verband in te spannen voor vrijlating van gekozen parlementariërs.

Werkmethoden

Wegens tijdgebrek is dit onderwerp niet aan de orde gekomen.

Globalisation and challenges to the rules-based international order

HV vatte na een breed debat samen dat de Unie in het licht van de globalisering een leidende rol speelt mits het de eenheid kan bewaren. De Unie is leidend in de wereld op het gebied van mensenrechten waarbij verschillende lidstaten met name verwezen naar de Europese inspanningen voor verbetering van de positie van LHBTI en minderheden. Hoewel dat de Unie soms impopulair maakt bij derde landen, wordt dit door andere landen juist zeer gewaardeerd. De HV acht het van belang ten aanzien van uitdagingen voor de rules-based international order niet alleen te reageren op crises maar ook een positieve agenda te blijven voeren en daarvoor partnerschappen te sluiten. Zij noemde daarbij drie belangrijke kwesties: free and fair trade, klimaatverandering en steun aan het VN-systeem, inclusief het implementeren van de development goals.

EU Global Strategy (met deelname van Kandidaat-Lidstaten)

Dit was de eerste gelegenheid dat over de implementatie van de Global Strategy met Kandidaat-Lidstaten werd gesproken. HV gaf ter introductie een kort overzicht van de verschillende elementen waarover de Raad zich de afgelopen maanden heeft gebogen zoals PESCO (Permanent Structured Cooperation), CARD (Common Annual Review on Defence), MPCC (Military Planning and Conduct Capability), Joint Coordinated Cell, EU-Battlegroups en samenwerking met NAVO en derde landen. Met sommige Kandidaat Lidstaten vindt al samenwerking plaats.

EU-Ministers onderstreepten het belang van de EU Global Strategy. Deze strategie geeft EU richting, toont de leidende rol van de EU op gebied van democratische waarden en mensenrechten en maakt duidelijk waar prioriteiten van Europa liggen. Cyber security, hybride oorlogsvoering en propaganda werden daarbij, mede door Nederland, genoemd als wapens die worden ingezet door Rusland; maar ook een terroristische groepering als ISIS maakt gebruik van deze middelen. De EU en de KLS dienen zich hiertegen te wapenen, niet alleen binnen de eigen grenzen maar ook daarbuiten. Ministers stelden vast dat op veel terreinen de Unie al veel gemeen heeft met KLS. Montenegro werd gefeliciteerd met de aanstaande toetreding tot de NAVO.

De Macedonische Minister van Buitenlandse Zaken Poposki ging in op situatie in Skopje. Hij veroordeelde het recente geweld in het parlement. Hij kondigde aan dat geweldplegers zullen worden vervolgd maar had ook kritiek op de gevolgde procedure. Minister Poposki onderstreepte dat de focus nu weer wordt gericht op het formeren van een regering. De EU riep de Macedonische regering om spanningen te verminderen en inclusief bestuur na te streven.

De Turkse Minister van Buitenlandse Zaken Cavusoglu uitte zorgen over de huidige atmosfeer in Europa, die naar zijn mening gericht is tegen Turkije. Minister Cavusoglu wees daarbij op Turkije’s grote inzet bij de opvang van Syrische vluchtelingen en de strijd tegen terrorisme. Dat heeft een zware wissel op de Turkse economie getrokken. Turkije verwachtte meer steun van EU. Minister Cavusoglu uitte verder teleurstelling over het besluit van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa om monitoring in te stellen.

Overig

Midden-Oosten Vredesproces

Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over de uitvoering van de motie Sjoerdsma c.s. over steun aan mensenrechtenorganisaties in Israël d.d. 14/06/2016 (Kamerstuk 23 432, nr. 425). Het kabinet geeft op de volgende wijze uitvoering aan deze motie.

Het kabinet acht het werk van mensenrechtenverdedigers van groot belang voor een vrije en diverse samenleving. Nederland besteedt – waar mogelijk in EU-verband – intensieve aandacht aan mensenrechtenonderwerpen in de dialoog met de Israëlische autoriteiten. Gedurende het bezoek van de Israëlische premier Netanyahu op 6 en 7 september jl. heeft het kabinet de Nederlandse zorgen overgebracht over de in juli 2016 in Israël aangenomen wetgeving die ngo’s raakt die financiering van buitenlandse overheden ontvangen. De EU heeft zich in een verklaring uitgesproken tegen de aangenomen wetgeving. Overigens staat ook in de Palestijnse gebieden het maatschappelijk middenveld onder druk van de autoriteiten. Ook bij de Palestijnse autoriteiten benadrukt het kabinet het belang van respect voor mensenrechten.

Het kabinet en de EU blijven mensenrechtenonderwerpen opbrengen in reguliere gesprekken met de Israëlische en Palestijnse autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving. Dit wordt ook nadrukkelijk aan de orde gesteld in de verschillende dialogen die de EU voert met de Israëlische autoriteiten, waaronder de jaarlijkse mensenrechtendialoog. Daarnaast blijft het ondersteunen van Israëlische en Palestijnse organisaties die zich inzetten voor een verbetering van de mensenrechtensituatie ter plekke een prioriteit voor het kabinet. De zorgelijke trends worden bij de vormgeving hiervan nadrukkelijk meegewogen. Het kabinet heeft de steun aan diverse mensenrechtenorganisaties in Israël en de Palestijnse gebieden, waaronder B’Tselem en Breaking the Silence, onlangs verlengd.

Situatie LHBTI mensen in Tsjetsjenië

Zoals toegezegd door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking tijdens het vragenuur op 18/04/2017 (Handelingen II 2016/17, nr. 69, item 2), kwam mede op aandringen van Nederland tijdens deze informele bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken het belang van aandacht voor de situatie van minderheden waaronder LHBTI’ers in het EU-buitenland beleid ter sprake, tegen de achtergrond van de recente verontrustende berichten uit Tsjetsjenië. Ook besprak Minister Ploumen de kwestie met de Secretaris-Generaal van de VN Gutteres en Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid.

Nederland is teleurgesteld over de reactie van de Russische autoriteiten op de vele oproepen van de internationale gemeenschap. De Russische president Poetin heeft de kwestie weliswaar publiekelijk besproken met de Tsjetsjeense leider Kadyrov, maar dit heeft niet geleid tot verbeteringen in de situatie. Op initiatief van Nederland hebben daarom 22 landen van de zogeheten Equal Rights Coalition een verklaring uitgebracht en daarin opgeroepen de vervolgingen onmiddellijk te stoppen, de slachtoffers de juiste hulp te bieden en de daders te vervolgen. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft de zorgen ook op politiek niveau bij Rusland aangekaart. Nederland zal de ontwikkelingen blijven volgen, zal de situatie waar mogelijk onder de aandacht van de Russische autoriteiten brengen en zal nauw contact blijven houden met Russische mensenrechtenorganisaties. Op basis van ontwikkelingen in Tsjetsjenië moet beoordeeld worden of de Russische autoriteiten opvolging geven aan de oproepen van de EU en de Equal Rights Coalition.

Naar boven