21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1511 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2015

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 25 en 26 juni 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE ER VAN 25 EN 26 JUNI 2015

Op de Europese Raad (ER) van 25 en 26 juni a.s. zullen de onderstaande onderwerpen aan de orde komen. De ontwerpconclusies zijn te vinden in het raadsdocument met nummer 8393/15.

Migratie

De ER zal spreken over de migratieproblematiek in de Mediterrane regio, mede in vervolg op de buitengewone ER van 23 april jl., de EU Agenda voor Migratie en de daaruit voortvloeiende Commissievoorstellen voor herplaatsing en hervestiging.

Het kabinet onderstreept de noodzaak om alle relevante beleidsmiddelen en instrumenten waarover de Unie beschikt, op een geïntegreerde wijze in te zetten. Hierbij moet worden aangetekend dat de aanpak van mensensmokkel en de bredere migratieproblematiek een gedeelde verantwoordelijkheid is van herkomst-, transit- en bestemmingslanden. Het kabinet vindt daarom dat de EU de bredere relaties met derde landen strategisch moet inzetten om te komen tot partnerschappen op migratieterrein waar zowel de EU, derde landen als vluchtelingen en migranten baat bij hebben.

De Europese Commissie streeft in haar voorstellen naar een evenwichtig resultaat dat recht doet aan de uiteenlopende belangen van de verschillende lidstaten. Het streven is om tijdens de ER overeenstemming te bereiken over de politieke uitgangspunten. Voor Nederland zullen daarbij essentiële onderdelen als de juiste uitvoering van bestaande afspraken op het terrein van migratie en asiel en het belang van een effectief terugkeerbeleid prominent aan de orde moeten komen. Tijdens de ER zal in dit kader ook worden vooruitgeblikt naar de aangekondigde migratietop tussen de EU en Afrikaanse landen, die in het najaar van 2015 is voorzien.

Voor de inzet van het kabinet wordt verwezen naar de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 23 juni, de kabinetsappreciatie op de Agenda voor Migratie (d.d. 26 mei 2015, Kamerstuk 22 112, nr. 1968), de kabinetsappreciatie van de Commissievoorstellen met betrekking tot herplaatsing en hervestiging (d.d. 9 juni 2015, Kamerstuk 22 112, nr. 1975) en het debat dat hierover met uw kamer is gevoerd op 4 juni jl. mede ter voorbereiding op de JBZ-Raad die op 15 en 16 juni 2015 plaatsvond, waarover u langs de gebruikelijke weg wordt geïnformeerd.

Beide genoemde voorstellen van de Commissie zijn nog onderwerp van discussie in de EU, waarbij de direct geraakte lidstaten oproepen tot meer solidariteit, andere lidstaten aandacht vragen voor de noodzaak van delen van verantwoordelijkheid en het nakomen van bestaande regelgeving, terwijl enkele lidstaten aangeven moeite te hebben met het verplichte karakter van de voorstellen en – in het geval van Hongarije – bovendien zelf te maken te hebben met een sterk verhoogde asielinstroom. Het Europees parlement roept in het bijzonder op tot meer solidariteit bij de opvang van de migratiestroom en de hervestiging van vluchtelingen.

Veiligheid en defensie

De ER zal een verdere impuls geven aan de versterking van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), mede in het licht van de verslechterende veiligheidsomstandigheden in de ring van instabiliteit rondom Europa. Daarbij wordt bezien welke resultaten zijn geboekt als gevolg van de afspraken die de ER in december 2013 heeft gemaakt. Daarnaast zal HV Mogherini tijdens de ER haar analyse delen van de effecten van de veranderingen op het internationale speelveld en de betekenis hiervan voor de EU. De ER zal op basis daarvan waarschijnlijk de opdracht geven voor een strategische herziening van het EU buitenland- en veiligheidsbeleid («EU strategic review»). De meeste lidstaten hebben aangegeven het van belang te vinden dat het GVDB op het hoogste niveau te bespreken om zo een impuls te geven aan de versterking ervan. Naast het doorgaan met de verdere ontwikkeling van het GVDB in lijn met de afspraken uit december 2013 en de recent aangenomen Raadsconclusies van 18 mei jl. wil een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, stilstaan bij het belang van een adequaat niveau van defensie-uitgaven en de effectieve inzet van middelen. Ook hechten de meeste lidstaten aan regelmatig terugkerende agendering van het onderwerp. Alle lidstaten hebben aangegeven voorstander te zijn van een herziening van het EU buitenland- en veiligheidsbeleid. Het EP heeft op het terrein van het GVDB een zeer beperkte rol.

Het kabinet hecht eraan dat er een verdere impuls aan de ontwikkeling van het GVDB wordt gegeven, in het licht van de verslechterende veiligheidsomstandigheden in de ring van instabiliteit rondom Europa. Bespreking tijdens de ER kan hieraan bijdragen, mede gezien de nauwe verwevenheid van interne en externe veiligheid. Het kabinet benadrukt het belang van een adequaat niveau van defensie-uitgaven en de noodzaak om de middelen zo effectief mogelijk in te zetten met het oog op de doorontwikkeling van capaciteiten, zoals ook is onderschreven in de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 mei jl. Daarnaast acht het kabinet het van belang om het momentum voor het GVDB op het hoogste politieke niveau te behouden door regelmatig terugkerende agendering van het onderwerp op de ER. Het kabinet hecht verder aan versterking van de Europese defensie-industrie. Voor de appreciatie van het kabinet over de implementatie van de gemaakte afspraken uit 2013 wordt verder verwezen naar de kamerbrieven van 26 april jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 125) en 15 mei jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 126) van de Minister van Defensie, mede ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Het kabinet heeft als doel van de strategische herziening dat de EU een gemeenschappelijke visie overeenkomt over hoe om te gaan met de uitdagingen die voortkomen uit de veranderende geopolitieke en veiligheidscontext en hoe kansen die hieruit ontstaan aan te grijpen. Daarvoor is een brede geïntegreerde strategie nodig, met veiligheid als organiserend principe, die in essentie politiek is en strategische communicatiewaarde heeft. Het kabinet zet in op een voorspoedig proces – afronding begin eerste helft 2016 –, waarin breed en inclusief geconsulteerd wordt en de betrokkenheid van parlementen en lidstaten gewaarborgd is.

Daarnaast zullen HV Mogherini en het Letse voorzitterschap van de Commissie tijdens de ER schriftelijk toelichting geven op de voortgang die is geboekt bij de implementatie van de ER-conclusies van 12 februari jl., waarin is aangegeven dat verschillende bestaande EU-maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding zullen worden geïntensiveerd. Voor de inzet van het kabinet in de EU-interne en de EU-externe dimensie van de maatregelen tegen terrorisme wordt verwezen naar de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 23 juni.

Europees semester

Op de agenda van de ER staan de landenspecifieke en eurozonebrede aanbevelingen in het kader van het Europees Semester die zijn voorgesteld door de Commissie. Deze aanbevelingen zijn voorafgaand aan de ER behandeld door de Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken en door de Raad Economische en Financiële Zaken. De Raad Algemene Zaken zal na goedkeuring de geïntegreerde landenspecifieke aanbevelingen (CSR) ter bekrachtiging voorleggen aan de ER. De geïntegreerde landenspecifieke aanbevelingen zullen uiteindelijk door de Raad Economische en Financiële Zaken op 14 juli a.s. definitief worden vastgesteld.

Tijdens de ER zullen de aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten en de eurozone worden bekrachtigd. De lidstaten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van de begroting voor 2016 en bij het anderszins formuleren van budgettair en macrostructureel beleid. De aanbevelingen zijn geen beleidsvoorschriften; lidstaten hebben de ruimte om de aanbevelingen op maatregelniveau verder in te vullen. Slechts in die gevallen waarbij lidstaten onvoldoende actie ondernemen om hun uit de hand lopende overheidsfinanciën en/of buitensporige macro-economische onevenwichtigheden te corrigeren kan dit uiteindelijk leiden tot sancties.

Uw Kamer is bij brief van 22 mei jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 984) geïnformeerd over de inzet van het Kabinet ten aanzien van de aanbevelingen. De meer gefocuste aanbevelingen sluiten goed aan bij de ambitie van het kabinet om het Europees Semester meer te stroomlijnen en te versterken. Hoewel het kabinet zich kan vinden in de aandachtspunten die de Commissie voor Nederland heeft geformuleerd, is het kabinet het niet eens met het tempo dat de Commissie aanbeveelt ten aanzien van de afbouw van de hypotheekrenteaftrek. Het kabinet is van mening dat de koopwoningmarkt gebaat is bij duidelijkheid en rust, daarom zijn er geen plannen om de afbouw van de hypotheekrenteaftrek te versnellen. Ook is het kabinet ten aanzien van de pensioenaanbeveling van mening dat er meerdere oplossingen denkbaar zijn om de door de Commissie gesignaleerde uitdaging op het gebied van de verdeling van kosten en risico’s binnen en tussen generaties aan te pakken.

Onder de lidstaten bestaat brede steun voor de stroomlijning van het semester. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid over de aanbevelingen. Het Europees parlement heeft hier geen rol.

Digitale agenda

De ER zal, mede op basis van de op 6 mei jl. door de Commissie gepubliceerde mededeling over dit onderwerp, tevens spreken over de digitale interne markt. In het BNC-fiche dat op 22 mei jl. aan uw Kamer werd verzonden (Kamerstuk 22 112, nr. 1967), is de visie van het kabinet op de Digitale Interne Marktstrategie uiteengezet. Voor het kabinet is versterking van de digitale interne markt één van de belangrijkste prioriteiten om economische groei en werkgelegenheid in Europa te stimuleren. Juist Nederland, met zijn open economie en state of the art digitale infrastructuur, profiteert in grote mate van het realiseren van een digitale interne markt.

Dit onderwerp is ook inhoudelijk aan de orde geweest tijdens de Raad voor Concurrentievermogen (28 mei) en de Telecomraad (12 juni). Tijdens deze Raden hebben alle lidstaten de strategie verwelkomd. Daarbij hebben de lidstaten hun eigen prioriteit binnen de strategie benoemd. Veelgenoemde onderwerpen waren e-commerce en auteursrecht, maar ook regelgeving voor digitale platforms, herziening van telecomregels, vaardigheden en infrastructuur. Ook het Europees parlement is in grote mate positief over de ambitie om stappen te zetten richting de voltooiing van de digitale interne markt.

De Strategische Agenda, zoals vastgesteld door de ER op 27-28 juni 2014, richt zich ook op het versterken van de digitale interne markt. Het kabinet is dan ook verheugd dat de Commissie met de recent gepubliceerde digitale interne marktstrategie invulling geeft aan deze oproep.

Four Presidents Report

Tijdens de Eurozonetop van 24 oktober 2014 is de Commissievoorzitter opgeroepen om samen met de voorzitters van de Eurozonetop, de Eurogroep en van de Europese Centrale Bank vervolgstappen te bedenken voor beter economisch bestuur in de Eurozone. Ook de voorzitter van het Europees parlement is hierbij betrokken.

Het kabinet wil dat het rapport zich richt op een focus op moderne economieën door structurele hervormingen, verdieping van de interne markt en kwalitatief hoogwaardig en betrouwbaar openbaar bestuur in de lidstaten. Voor het kabinet staat naleving van bestaande EMU afspraken voorop; daarvoor moet op korte termijn het bestaande raamwerk optimaal worden benut. Dit standpunt is onder meer vervat in schriftelijke bijdragen in het kader van consultaties met de lidstaten over het rapport. Deze schriftelijke bijdragen zijn met uw Kamer gedeeld middels een brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister-President en de ministers van Financiën en Economische Zaken d.d. 8 juni jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 986).

Het rapport is op het moment van opstellen van deze geannoteerde agenda nog niet verschenen. Nederland heeft in consultaties met de lidstaten over het rapport meermaals bepleit dat ook nationale parlementen zich over de inhoud kunnen buigen. Het rapport zal uw Kamer na verschijning toegaan.

Onder lidstaten bestaat brede steun voor het idee dat nog veel mogelijk is binnen het huidige EMU raamwerk, zoals stroomlijnen van het Europees Semester, betere implementatie van bestaande afspraken, stimuleren van structurele hervormingen en verdiepen van de interne markt. Verschil van inzicht bestaat over de mate waarin het rapport ook een pad moet schetsen voor langjarige ontwikkeling van de EMU. Het kabinet is van mening dat eerst zou moeten worden bezien in hoeverre optimaal benutten van het huidige raamwerk volstaat voor een goed werkende EMU.

TTIP

Sinds juli 2013 onderhandelen de VS en de EU over een vrijhandelsakkoord: het Transatlantic Trade & Investment Partnership (TTIP). Sindsdien hebben negen onderhandelingsrondes plaatsgevonden. De laatste ronde was in april jl. Tijdens deze onderhandelingsronde is over de volle breedte van het akkoord gesproken, met uitzondering van Investor State-Dispute-Settlement (ISDS). De volgende ronde vindt in de week van 13 juli plaats. In het najaar maken de onderhandelingspartijen de balans op om op basis daarvan het vervolgproces te bepalen. De regeringsleiders zullen tijdens de ER mogelijk kort van gedachten wisselen over de laatste stand van zaken, waarbij mogelijk zal worden teruggeblikt op de geboekte voortuitgang. Het kabinet hecht aan een ambitieus en gebalanceerd akkoord. De visie van het kabinet is onder meer vervat in de kamerbrieven van 22 april 2014 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1372) en 8 juni jl. met Kamerstuk 21 501-02, nr. 1507.

Verenigd Koninkrijk

Naar verwachting zal premier Cameron tijdens de ER aangeven welke thema’s de Britse regering de komende periode – en in het licht van het aangekondigde referendum over het Brits lidmaatschap van de EU – op Europees niveau bespreekbaar wil maken. Het kabinet is van mening dat het in het belang van de EU, Nederland en het Verenigd Koninkrijk zelf is dat het Verenigd Koninkrijk lid blijft van de EU. Het kabinet participeert actief in discussies om de EU beter te laten functioneren, bijvoorbeeld door een versterkte rol van nationale parlementen, vervolmaking van de interne markt, better regulation (waaronder vermindering van regeldruk) of effectieve samenwerking op terreinen als energie, klimaat en buitenlands beleid, en heeft daarbij nadrukkelijk het belang van alle 28 lidstaten en de EU-instellingen op het oog. De Nederlandse inzet ten aanzien van de Europese samenwerking, zoals onder meer uiteengezet in de Staat van de Unie, is daarbij voor het kabinet leidend.

Vanwege de onduidelijkheid over de exacte wensen van de Britse regering en het feit dat dit onderwerp nog niet in de Raad en het EP is besproken, is het op dit moment moeilijk een inschatting van het Europese krachtenveld te geven.

Naar boven