19637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2261 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2016

Tijdens het VAO vreemdelingen- en asielbeleid op 21 juni jl. (Handelingen II 2016/17, nr. 98, item 31) heb ik toegezegd dat ik zou kijken naar mogelijkheden om het aantal extra verhuisbewegingen van asielzoekerskinderen in opvanglocaties te beperken. Hierbij zou ik ook kijken naar de mogelijkheid van de inzet van mobiele IND teams.

Zoals ik tijdens het VAO op 21 juni jl. met uw Kamer heb aangegeven, vind ook ik dat het aantal extra verhuisbewegingen van minderjarige asielzoekers beperkt moet zijn. Ik hecht er aan om hierbij onderscheid te maken tussen enerzijds verhuisbewegingen en anderzijds verplaatsingen die gerelateerd zijn aan de inrichting van het asielproces.1 Van verhuisbewegingen is bijvoorbeeld sprake als een vreemdeling vanwege het sluiten van een locatie naar een ander AZC moet of zelf vraagt om een verhuizing. De verplaatsingen die zijn gerelateerd aan de inrichting van het asielproces zijn voortgekomen uit de verbeterde asielprocedure, die in 2010 met instemming van uw Kamer inwerking is getreden. Het doel hiervan was het sneller en zorgvuldiger plaats laten vinden van de asielprocedure, juist ook met het oog op het belang van de vreemdeling.2

Het COA vindt het van belang dat het aantal verhuisbewegingen van asielzoekerskinderen beperkt is. Als er toch een verhuizing aan de orde is dan wordt ingezet op een goede voorbereiding en begeleiding van het te verhuizen gezin, zodat rekening wordt gehouden met het welzijn en het (ontwikkelings-)-belang van het kind. Ook wordt gekeken naar het moment van een verhuizing. Zo wordt er bijvoorbeeld naar gestreefd om daar waar mogelijk verhuizingen in een schoolvakantie te laten plaatsvinden. Om deze uitgangspunten te borgen werkt het COA met een checklist voor verhuizingen, die samen met belangenorganisaties is opgesteld en waarover uw Kamer in 2013 is geïnformeerd.3Deze checklist is enerzijds bedoeld als inhoudelijke richtlijn, om een goede afweging te kunnen maken bij de besluitvorming over (het moment van) een verhuizing. Anderzijds biedt deze houvast om in geval van een verhuizing de juiste voorbereiding te treffen en praktische zaken te regelen. Ook draagt de checklist bij aan het bewustzijn van de impact die een verhuizing voor een kind met zich mee kan brengen. Conform mijn toezegging tijdens het VAO van 1 november jl. is deze checklist, door uw Kamer «protocol» genoemd, als bijlage4 bij de brief gevoegd. Ik vind het belangrijk dat de checklist blijft voldoen aan de behoeften, van zowel de kinderen als bijvoorbeeld school- en zorginstellingen die met overdrachtsmomenten te maken hebben, en nodig betrokken partijen dan ook uit om hier eventuele ideeën met ons over te delen.

Ik ben me er van bewust dat er tijdens de periode van hoge instroom sprake was van een groot aantal extra verhuisbewegingen. Door het openen van vaak tijdelijke (crisis)noodopvanglocaties slaagden we er in om elke asielzoeker een bed te bieden. Maar het bracht ook met zich mee dat asielzoekers vaker naar een andere opvanglocatie werden overgebracht dan voor de hoge instroom het geval was. Ik kan mij voorstellen dat tijdens deze drukke periode een belangrijk instrument als een checklist bij verhuizingen minder aandacht heeft gekregen dan het verdient. Ik heb het COA dan ook gevraagd om de checklist weer actief onder de aandacht te brengen bij alle locaties.

Tijdens de hoge instroom was er daarnaast sprake van langere wachttijden voordat de asielprocedure van start ging. Dit in combinatie met de extra verhuisbewegingen leidde tot een situatie waarin asielzoekers voor langere perioden op verschillende opvanglocaties moesten verblijven. Voor de betrokken asielzoekerskinderen betekende dit in de praktijk dat zij vaker van school moesten wisselen en uit een omgeving moesten vertrekken waar zij gewend waren geraakt en vriendjes hadden gemaakt. Het duurde langer voordat zij in een stabielere situatie terecht kwamen. Dit was niet prettig voor deze kinderen, en had daarnaast ook consequenties voor andere betrokken partijen, zoals onderwijs- en zorginstellingen. Ik vond dit dan ook geen wenselijke situatie.

Zoals ik in mijn brief van 19 september jl. heb aangegeven is er inmiddels door de verlaagde asielinstroom een stabielere situatie in de opvang ontstaan en zijn de noodopvanglocaties afgebouwd.5 Ook heb ik in deze brief aangegeven dat als er in de toekomst onverhoopt weer kortdurende (nood)opvang ingezet moet worden, het uitgangspunt zal zijn om hier in beginsel geen gezinnen met minderjarige kinderen en alleenstaande minderjarige vreemdelingen te plaatsen. Op deze wijze wordt in mogelijke tijden van hoge instroom een stabielere opvangsituatie geborgd.

Daarnaast heb ik het COA verzocht om vanaf heden gezinnen met minderjarige kinderen na het verblijf in de procesopvanglocatie, zoveel als mogelijk te plaatsen in AZC’s die voor een lange termijn open blijven zodat zoveel als mogelijk wordt geborgd dat zij op één AZC verblijven alvorens zij – na inwilliging – in een gemeente geplaatst worden. Dit uitgangspunt wordt toegevoegd aan de checklist verhuizingen. Op deze wijze kan ook worden geborgd dat asielzoekerskinderen zo min mogelijk van school hoeven te wisselen, zoals het lid Voordewind tijdens het AO Vreemdelingen- en Asielbeleid op 5 oktober jl. ook aan de orde heeft gesteld.

Verder zal het COA waar mogelijk gezinnen met minderjarige kinderen plaatsen in, of zo dicht mogelijk bij, de gemeente waar ze een huis toegewezen krijgen. Dit uitgangspunt wordt in toenemende mate gehanteerd en voornamelijk al toegepast in steden. Het grote voordeel hiervan is dat kinderen op deze wijze niet van school hoeven te veranderen en hun sociale netwerk behouden.

Een ander belangrijk element, dat nauw samenhangt met dit vraagstuk en van belang is om een stabielere situatie te creëren, is het beperken van de wachttijd in de procesopvanglocaties, waarna de algemene asielprocedure wordt doorlopen. Deze wachttijd was tijdens de periode van hoge instroom op zijn hoogtepunt meer dan 7 maanden. Nu duurt deze gemiddeld niet langer dan 8 weken. Ik streef ernaar de wachttijd verder terug te brengen, waarbij ik wel benadruk dat dit ook afhankelijk is van het verloop van de asielinstroom.

Door deze maatregelen worden op korte termijn de verhuisbewegingen binnen het huidige stelsel zo veel als mogelijk beperkt en wordt ingezet op het beperken van de wachttijd in de procesopvanglocatie. Op deze manier kan sneller een stabiele situatie worden gerealiseerd wat een aanzienlijk verbeterde situatie oplevert, juist ook voor asielzoekerskinderen. Daar waar verhuisbewegingen aan de orde zijn wordt, mede met behulp van de checklist voor verhuizingen, ingezet op een goede begeleiding.

Wat betreft de inzet van mobiele teams van de IND, waar een aantal van uw leden specifiek naar heeft gevraagd, heb ik tijdens het VAO op 21 juni jl. al naar voren gebracht dat ik dit niet als oplossing zie.

Een dergelijke werkwijze brengt grote praktische belemmeringen met zich mee.

Niet alle opvanglocaties beschikken over de benodigde faciliteiten om gehoren af te nemen, en zijn vanuit gebouwelijk perspectief ook niet allemaal eenvoudig geschikt te maken. Daarbij zijn niet alle betrokken partijen, zoals tolken, de raad voor de rechtspraak, Nidos en VWN, op elke locatie aanwezig. Een dergelijke constructie heeft dus ook gevolgen voor hen en voor de asielzoekers. Het is immers juist de concentratie van alle ketenpartners op de procesopvanglocaties die het huidige aanbod voor de asielzoekers mogelijk maakt.

Daarbij komen ook nog aanzienlijke kosten die gepaard gaan met de inzet van mobiele IND teams. Een eerste onderzoek laat zien dat het inrichten van dergelijke teams ca. € 10 -15 mln. structureel zal gaan kosten. Het gaat hierbij dan om onder andere om kosten voor huisvesting, facilitair en ICT en beveiligingskosten, maar ook om reis- en verblijfskosten voor IND-medewerkers en tolken en een mogelijke inefficiëntie van tolkeninzet.

Door de inzet van mobiele IND teams zou daarbij minder efficiënt gebruik gemaakt kunnen worden van de beschikbare middelen wat ten koste zou gaan van de verwerkingscapaciteit van de IND. Ook zal een dergelijke aanpak leiden tot meer reistijd van medewerkers wat de verwerkingscapaciteit, en daarmee de duur van procedures, ook niet ten goede komt. De inzet van mobiele IND teams is dan ook niet in het belang van de vreemdeling en is praktisch niet uitvoerbaar.

Gelet op de ervaringen tijdens de hoge instroom zie ik in dat bovengenoemde maatregelen om op korte termijn een stabielere situatie in de opvang te creëren deels afhankelijk zijn van het verloop van de asielinstroom. In tijden van hoge instroom neemt immers de druk op de IND toe, wat effect kan hebben op de wachttijden, en het noodzakelijk kan maken om kortdurende opvang te openen. Maar ook een dalende instroom is van invloed omdat de opvangcapaciteit dan moet worden afgeschaald en er locaties worden gesloten, wat vervolgens kan leiden tot extra verhuizingen.

Het kabinet vindt het dan ook wenselijk om in het licht van de fluctuaties in de asielinstroom en de navenante druk op de asielketen in de afgelopen periode, opties uit te werken voor een flexibeler opvangsysteem. Het gaat hier om opties op middellange termijn. Het betreft immers een complex vraagstuk dat nauw samenhangt met de huidige inrichting van het asielproces en waarbij diverse belangen en partijen een rol spelen. Hierbij wil ik dan ook het aspect van verhuisbewegingen meenemen.

Ik wil dit onderwerp oppakken in samenspraak met betrokken partijen, zoals het lokaal bestuur en maatschappelijke organisaties die een rol vervullen in het huidige asielproces. Ook wil ik hierbij verschillende adviezen betrekken, waaronder een reeds lopend advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) naar opvangmodaliteiten.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

In het huidige asielproces wordt een asielzoeker na aanmelding voor enkele dagen geplaatst op de centrale opvanglocatie Daar verricht de Vreemdelingenpolitie (AVIM) de registratie en het identiteitsonderzoek. De GGD voert er de verplichte tbc-controle uit, en de IND neemt het aanmeldgehoor af. Vervolgens wordt men geplaatst op een procesopvanglocatie waar de overige rust en voorbereidingstijd en de algemene asielprocedure wordt doorlopen. Hierna wordt men geplaatst op een AZC, waar men – na vergunningverlening in de AA – verblijft totdat er een huis beschikbaar is, of waar de verlengde asielprocedure afgewacht wordt. Bij afwijzing van het asielverzoek geldt een vertrektermijn en aansluitend eventueel verblijf op de vrijheidsbeperkende locatie of een gezinslocatie.

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1351

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 1605

X Noot
4

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
5

Kamerstuk 19 637, nr. 2223

Naar boven