19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2235 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2016

Op 10 augustus 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 2026) heb ik u bericht over een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) over asielaanvragen van Oeigoeren uit China. De Afdeling oordeelde in die uitspraak dat er sprake was van nieuwe informatie over met name een verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten voor Oeigoeren. De IND had daarom onvoldoende gemotiveerd waarom het niet aannemelijk was dat betrokkenen bij terugkeer geen reëel risico zouden lopen als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Op basis daarvan heb ik in bovengenoemde brief een besluit- en vertrekmoratorium aangekondigd voor maximaal één jaar in afwachting van een nieuw ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit besluit- en vertrekmoratorium is in werking getreden op 2 september 2015.

Op 3 maart 2016 is het aangekondigde ambtsbericht verschenen. In deze brief informeer ik u over de beleidsconclusies die ik hieraan heb verbonden.

Het huidige ambtsbericht is stelliger dan het ambtsbericht uit maart 2014 over de risico’s die Oeigoeren lopen bij terugkeer naar China en bevestigt het hierboven aangehaalde oordeel van de ABRvS, dat er sprake is verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten voor Oeigoeren. Volgens Human Rights Watch betitelt China de onrust in Xinjiang in toenemende mate als terrorisme en treedt het de incidenten navenant harder tegemoet. Het ambtsbericht geeft op dit punt aan dat in de verslagperiode het veiligheidsbeleid werd aangescherpt. Er werd een nieuwe Contraterrorismewet aangenomen met een brede definitie van «terrorisme», die ruimte laat voor interpretatie. Oeigoeren die het land verlaten, zouden volgens de Chinese visie op allerlei manieren de banden met extremistische islamitische groeperingen in het buitenland kunnen aanhalen, of andere activiteiten ontwikkelen die de stabiliteit in Xinjiang zouden ondermijnen.

Het ambtsbericht geeft in dit verband aan dat er Oeigoeren zijn die daadwerkelijk het land verlaten om zich aan te sluiten bij radicale islamitische organisaties zoals ISIS of Jemaah Islamiyah. Autoriteiten in Xinjiang en Peking schatten hun aantal op ongeveer 300. Het Ministerie van BZ kan dit aantal niet verifiëren vanuit een andere bron. Het ambtsbericht noemt verder enkele incidenten waarbij Oeigoeren verdacht werden van betrokkenheid bij het plannen van terroristische aanslagen in Indonesië.

Een Oeigoer die in het buitenland asiel heeft aangevraagd wekt bij terugkeer argwaan op. Amnesty International geeft aan dat het aanvragen van asiel in het buitenland (of een vermoeden daarvan) door de Chinese autoriteiten wordt beschouwd als verraad aan het moederland. Oeigoeren lopen risico als ze naar China worden teruggestuurd nadat ze asiel hebben aangevraagd. Terugkerende Oeigoerse asielzoekers worden bij aankomst ondervraagd en zouden worden behandeld als politieke gevangenen. Volgens Amnesty zijn teruggekeerde asielzoekers in de ogen van de Chinese autoriteiten een politiek risico. Hun naam komt op een lijst met mensen die speciaal in de gaten worden gehouden, zoals ook gevangenen die zijn vrijgelaten. Onduidelijk is hoe lang mensen op die lijst blijven staan en hoe vaak en hoe lang ze thuis of op politiebureaus worden ondervraagd.

Net als in eerdere ambtsberichten wordt gewezen op de berichten dat de Chinese veiligheidsdienst in staat en doende is Chinezen in het buitenland te volgen. Volgens die bronnen wordt de Oeigoerse diaspora in de gaten gehouden door veiligheidspersoneel dat op Chinese ambassades werkt. Het ambtsbericht verwijst ook naar het jaarbericht van de AIVD over 2011, waarover mijn voorganger u berichtte in zijn brief van 26 april 2013 (Kamerstuk 19 637, nr. 1658). In dat jaarbericht is opgenomen dat onder de Oeigoeren in Nederland zich spionnen en infiltranten bevinden, die al dan niet gedwongen spioneren voor China. Daardoor zijn de Chinese autoriteiten over het algemeen op de hoogte van wie asiel heeft aangevraagd en of Chinezen in het buitenland betrokken zijn bij «China onwelgevallige» praktijken.

Op basis van het vorenstaande kom ik tot de conclusie dat de terugkeermogelijkheden van Oeigoeren die een asielaanvraag hebben ingediend niet groter zijn geworden. De overwegingen van de Afdeling blijven daarmee onverkort gelden. Er dient derhalve rekening te worden gehouden met verscherpte aandacht van de Chinese autoriteiten voor Oeigoeren, met name indien zij een asielaanvraag in het buitenland hebben ingediend. Het bestaan van een dergelijk risico kan leiden tot de vaststelling dat betrokkene een verdragsvluchteling is, en daarmee tot verlening van de vluchtelingenstatus.

Voorts is opvallend dat volgens het ambtsbericht Turkije ten aanzien van Oeigoerse migranten een opendeurpolitiek volgt die uit 2014 stamt. Duizenden Oeigoeren die uit Xinjiang vertrekken, zoeken met hun gezin een nieuw bestaan in Turkije, dat hen etnisch, religieus en cultureel nader staat dan China. De regio rond Kayseri in centraal-Turkije stelt gratis woonruimte ter beschikking. Volgens de universiteit van Ankara zijn er in 2014 meer dan 7.000 Oeigoeren in Turkije aangekomen. In januari 2015 vonden nog eens 400 Oeigoeren onderdak in Kayseri.

Het is algemeen asielbeleid dat in individuele gevallen wordt onderzocht of een derde land kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of als veilig derde land. Hoewel in de uitvoeringspraktijk niet de indruk bestaat dat Oeigoeren over het algemeen via Turkije naar Nederland reizen, kan, gezien de berichtgeving in het ambtsbericht, in voorkomende gevallen worden onderzocht of Turkije kan worden aangemerkt als eerste land van asiel of als veilig derde land in de zin van de Procedurerichtlijn. Hierbij worden de actuele ontwikkelingen in Turkije betrokken bij de individuele beoordeling of Turkije als veilig derde land kan worden aangemerkt ten aanzien van Oeigoeren. Daarnaast wordt de terug- en overnameovereenkomst met Turkije gewijzigd, waardoor Turkije gehouden zal zijn derdelanders en staatlozen over te nemen, als ze aantoonbaar zijn ingereisd via Turkije of als ze daar aantoonbaar eerder verblijf hebben gehad en daarna rechtstreeks de EU zijn ingereisd.

Vanzelfsprekend wordt in iedere zaak conform het staand beleid nagegaan of artikel 1F Vluchtelingenverdrag van toepassing is en of de aanvrager een bedreiging voor de openbare orde of de nationale veiligheid vormt. Indien dat het geval is, komt de aanvrager niet in aanmerking voor asiel.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven