19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1658 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 april 2013

De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 11 december 2012 een algemeen ambtsbericht uitgebracht over de algehele situatie in China. Het ambtsbericht beslaat de periode van juli 2010 tot en met december 2012. Met deze brief informeer ik u over het asielbeleid ten aanzien van Chinezen, met name Oeigoeren. Verder informeer ik u over de betekenis van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna «de Afdeling») van 9 januari 2013 over een Tibetaanse asielzoeker voor het asielbeleid voor deze groep.

Asielbeleid ten aanzien van Oeigoeren

Het beeld dat in het ambtsbericht van december 2012 wordt geschetst over de situatie van Oeigoeren in China ligt in het verlengde van het beeld zoals dat wordt geschetst in voorgaande ambtsberichten en bevat dan ook geen aanleiding om het bestaande landengebonden asielbeleid China te wijzigen.

De beschikbare informatie over de situatie van Oeigoeren leidt niet tot de conclusie dat elke Oeigoer bij terugkeer naar China het risico loopt op vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een schending van artikel 3 EVRM omwille van het enkele feit dat hij Oeigoer is. Chinese autoriteiten treden hard op tegen separatisten en Oeigoeren die in hun ogen de staatsveiligheid in gevaar brengen door o.a. illegale religieuze activiteiten. Gedurende de verslagperiode werd het repressieve beleid tegen de «drie kwaden van religieus extremisme, etnisch separatisme en terrorisme» in Xinjiang onverminderd voortgezet.

Gelet op deze informatie in het ambtsbericht, kunnen individuele omstandigheden van Oeigoerse asielzoekers derhalve wel aanleiding vormen tot het verlenen van bescherming in Nederland. De individuele beoordeling van asielaanvragen van Oeigoeren verdient daarom nog steeds extra aandacht, zeker daar waar Oeigoeren aannemelijk maken dat zij politieke activiteiten hebben verricht of verdacht worden van politieke of separatistische activiteiten. Dit laat onverlet dat indien een asielzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan terrorisme of zware misdrijven, hij geen asiel in Nederland krijgt.

Bovenstaande betekent dat (gedwongen) terugkeer van Oeigoeren kan plaatsvinden voor zover uit een zorgvuldige beoordeling van de individuele omstandigheden in het licht van de informatie over hun situatie in China, blijkt dat een Oeigoerse asielzoeker geen bescherming in Nederland nodig heeft.

Hiermee sluit het Nederlands asielbeleid ten aanzien van Oeigoeren aan bij het beleid in de ons omringende lidstaten die hierover zijn bevraagd, met uitzondering van Zweden. Bekend is dat de Zweedse autoriteiten in juli 2012 de uitzettingen van Oeigoeren naar China hebben opgeschort.

Voorts heb ik eerder uw Kamer vertrouwelijk gemeld dat, zoals blijkt uit een op 14 januari jl. ontvangen ambtsbericht van de AIVD, een Oeigoerse tolk in Nederland zeer waarschijnlijk inlichtingenactiviteiten heeft verricht voor de Chinese autoriteiten. Deze tolk en zijn vrouw, die eveneens tolk is, zijn de afgelopen jaren ingezet door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in asielprocedures. Bovenstaande verdenking is voor de IND aanleiding geweest om zowel betrokkene als zijn vrouw niet meer in te zetten. Hangende het onderzoek naar de implicaties van dit ambtsbericht van de AIVD zijn geen beslissingen meer genomen over asielaanvragen van Oeigoeren en is de terugkeer van Oeigoeren tijdelijk opgeschort.

Naar aanleiding van het voorgaande heb ik besloten om asielaanvragen van Oeigoeren te herbeoordelen, in die gevallen waarbij tijdens de asielprocedure gebruik is gemaakt van één van beide tolken. Het betreft Oeigoeren waarvan de asielprocedure nog lopende is of waarvan de beoordeling van de asielaanvraag tot een negatieve uitkomst heeft geleid en die de IND en/of de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) nog in beeld hebben. Bij deze herbeoordeling zal vanzelfsprekend nadrukkelijk rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat vertrouwelijke informatie van deze Oeigoerse asielzoekers bekend is geraakt bij de Chinese autoriteiten. In de toekomst zal vanwege deze verdenkingen geen gebruik meer worden gemaakt van de diensten van de desbetreffende tolken.

Het ambtsbericht van de AIVD past bij het beeld zoals dat naar voren komt uit het jaarverslag van de AIVD van 2011. Hieruit blijkt dat «de Chinese autoriteiten geïnteresseerd zijn in de Chinese minderheden in Nederland en deze nauwlettend in de gaten houden. Oeigoeren in Nederland worden door de Chinese autoriteiten streng gecontroleerd en zelfs onder druk gezet om informatie over (contact)personen van de Oeigoerse gemeenschap te verzamelen.»

Dit gegeven is zonder meer ook relevant voor de beoordeling van asielaanvragen van met name Oeigoeren die in Nederland activiteiten hebben verricht die door de Chinese autoriteiten als kritiek op het regime kunnen worden gezien en kan er ook nu al toe bijdragen dat vergunningverlening in de rede ligt.

Tibetanen

Op 9 januari 2013 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan die betekenis heeft voor asielzoekers die uit Tibet afkomstig zijn. In de uitspraak heeft de Afdeling er belang aan gehecht dat in het algemeen ambtsbericht inzake China van juni 2010 zeer beperkt informatie te vinden is over de behandeling van Tibetanen bij terugkeer. De Afdeling heeft daar de gevolgtrekking aan verbonden dat nader onderzoek naar de positie van terugkerende Tibetanen nodig is om een deugdelijke inschatting van de risico’s die Tibetaanse afgewezen asielzoekers lopen te kunnen maken.

Zonder nadere informatie over de positie van Tibetanen na terugkeer, kan het risico op een schending van artikel 3 EVRM op dit moment niet deugdelijk worden beoordeeld. Het nieuwe ambtsbericht van december 2012 inzake China geeft geen gedetailleerder beeld van de positie van Tibetanen dan het ambtsbericht van juni 2010. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling wordt nagegaan of meer informatie voorhanden is over de situatie van Tibetanen bij terugkeer.

In afwachting van de resultaten van dit onderzoek heb ik besloten om een besluit- en vertrekmoratorium in te stellen voor Tibetaanse asielzoekers voor de duur van zes maanden. Instelling van een besluitmoratorium geeft mij de wettelijke basis de beslistermijn voor individuele asielzaken die tot nu toe zijn ingediend en nog worden ingediend, te verlengen met één jaar. Met een vertrekmoratorium worden uitgeprocedeerde Tibetaanse asielzoekers afkomstig uit China die onder het toepassingsgebied vallen van dit vertrekmoratorium, thans niet verplicht terug te keren naar China en wordt hen opvang geboden.

Uiterlijk na ommekomst van genoemde termijn, of wanneer ik daartoe eerder aanleiding zie, zal ik u nader informeren over mijn beleid ten aanzien van Tibetaanse asielzoekers.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven