19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2085 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2015

De komst van veel vluchtelingen naar Nederland is voor ons land een enorme uitdaging. Veel van deze vluchtelingen hebben huis en haard moeten verlaten om te vluchten voor oorlog en geweld. Het past bij de Nederlandse traditie hen op te vangen en hen niet in de kou te laten staan. Tegelijkertijd hebben veel Nederlanders ook zorgen over het aantal vluchtelingen en over wat hun komst mogelijk kan betekenen voor hun eigen kansen op een woning en een baan. Maar ook zorgen over welke cultuur deze mensen meebrengen.

Om deze uitdaging het hoofd te bieden, zet het kabinet in op het beperken van de aantallen vluchtelingen. Dat vereist een internationale samenwerking en een lange adem (zie ook Kamerstuk 29 754, nr. 274). De vluchtelingen die al in ons land zijn en de vluchtelingen die nog komen, krijgen nette, maar sobere opvang. En voor de vluchtelingen die mogen blijven, geldt dat het kabinet verwacht dat zij een actieve bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving.

De zorgen van veel Nederlanders neemt het kabinet serieus en betrekt deze bij de verdere inzet ten aanzien van de nieuwkomers. Uiteindelijk kunnen we deze uitdaging alleen aangaan met de oer-Hollandse mentaliteit van een «warm hart en een koel hoofd». Hier heb ik de afgelopen weken al flinke staaltjes van gezien. Ik ben onder de indruk van de vele Nederlanders die zich inzetten als vrijwilliger in de opvangcentra, of als taalmaatje. Het toont de grote kracht van onze samenleving.

Het is een realiteit dat veel vluchtelingen die een voorlopige verblijfsvergunning krijgen voor langere tijd in Nederland zullen blijven. We moeten ons daarom maximaal inspannen voor een snelle integratie van deze mensen. Tegelijkertijd moeten we er alles aan doen om obstakels weg te nemen die integratie en participatie in de weg staan en moeten we leren van het verleden. De eigen verantwoordelijkheid om te integreren, de taal te leren en werk te vinden, staat daarbij voorop. Ik zie dat veel vluchtelingen dit ook willen: zo snel mogelijk mee kunnen doen. Kinderen moeten zo snel mogelijk naar school. Mensen in de kracht van hun leven moeten niet doelloos rondhangen, maar in staat worden gesteld de taal te leren en zich te oriënteren op de Nederlandse arbeidsmarkt. We moeten duidelijk maken wat wij van hen verwachten, onze waarden uitdragen en hameren op participatie.

In deze brief zet ik, mede namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uiteen wat de inzet van het kabinet is ten aanzien van een snelle integratie en een actieve participatie van vergunninghouders. Deze brief sluit daarmee aan bij de inzet van het kabinet inzake het beperken van de aantallen vluchtelingen en het realiseren van nette maar sobere opvang. Hierover bent u reeds eerder geïnformeerd.

Met deze brief wordt ook uitvoering gegeven aan de volgende moties en toezeggingen: Het lid Sjoerdsma (D66) heeft verzocht om een brief inzake integratiebeleid voor vergunninghouders (Handelingen II 2015/16, nr. 109, item 24). Tevens heeft het lid Sjoerdsma verzocht om op korte termijn taalcursussen aan te bieden op de noodopvanglocaties (Kamerstuk 32 824, nr. 109). Het lid Klaver (GL) heeft de regering verzocht om een plan van aanpak om de integratiemogelijkheden van vreemdelingen middels arbeid en scholing te vergroten (Kamerstuk 19 637, nr. 2032). Ook verzocht het lid Klaver (GL) de regering om geen onderscheid te creëren tussen het niveau van voorzieningen in sociale zekerheid en gezondheidszorg van vergunninghouders en andere burgers in Nederland (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1007). Het lid Voortman (GL) verzocht om informatie over inburgering in zoveel mogelijk relevante talen beschikbaar te stellen (Kamerstuk 32 824, nr. 110). De leden Kuiken en Marcouch hebben de regering verzocht om mogelijk te maken dat asielzoekers snel de Nederlandse taal en de Nederlandse waarden en normen kunnen leren (Kamerstuk 19 637, nr. 2057).

Versterken van de uitvoering en het nemen van extra maatregelen

Nederland biedt, op basis van internationale verdragen, bescherming aan mensen die in hun eigen land gevaar lopen. Bijvoorbeeld omdat ze worden vervolgd vanwege hun geloof of afkomst. Dat is al jaren staand beleid. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) zorgt voor de opvang, begeleiding en uitstroom (uit de opvang) van asielzoekers en vergunninghouders in Nederland. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeelt of een asielzoeker inderdaad bescherming nodig heeft en dus een vergunning krijgt. En gemeenten nemen vergunninghouders op en begeleiden ze bij de verdere integratie in Nederland. Al deze partijen hebben een rol bij de uitvoering van het asielbeleid en werken samen om het proces van aanvraag van een vergunning tot uiteindelijk de integratie van vergunninghouders te realiseren. Uniek aan de huidige situatie is het grote aantal asielzoekers. Dat vereist naast het versterken van de bestaande uitvoering ook creativiteit en extra maatregelen. Deze brief is dan ook geen beschrijving van het huidige systeem, maar een overzicht van de extra maatregelen die worden genomen. Deze extra inzet past binnen de huidige wettelijke kaders zodat ze snel ingezet kan worden en in een aantal gevallen al ingezet is.

Investeren in snelle integratie en participatie van vergunninghouders

De geschiedenis leert dat deelname aan de samenleving door vergunninghouders van het grootste belang is. Wanneer werk en/of een opleiding niet voorop staan, is het lastig een actieve participatie van vergunninghouders te realiseren. Bij eerdere groepen stonden geschikte huisvesting en een inkomensvoorziening voorop. Dat leidde tot een aanzienlijk lagere deelname aan de arbeidsmarkt. Die ervaringen worden gebruikt om nu wel een snelle integratie vorm te geven die er op gericht is mensen zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt toe te leiden. De SER en het SCP spelen bij deze kennisontwikkeling een belangrijke rol. Voor mensen die (nog) niet kunnen werken is de bijstand het laatste vangnet. Om actieve participatie te realiseren, werkt het kabinet intensief samen met de belangrijkste partijen in het veld. Het kabinet heeft met die partijen de handen ineen geslagen en is de gezamenlijke Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen (TWIV) gestart. De VNG, VNO-NCW, FNV, CNV, SER, COA, Divosa, VluchtelingenWerk Nederland, UAF, Vluchtelingen-Organisaties Nederland, MKB-Nederland, UWV, OCW en SZW nemen deel aan deze Taskforce. De Taskforce onderneemt concrete acties om de bestaande uitvoering te versterken en neemt waar nodig extra maatregelen om knelpunten weg te nemen en de hogere instroom in goede banen te leiden. De inzet van de Taskforce is de participatie en integratie van vergunninghouders te versnellen en te verbeteren door te investeren in screening, matching, integratie en door binnen de keten kennis uit te wisselen en het onderlinge netwerk te versterken.

Brede intake en screening ten behoeve van onderwijs en arbeidsmarkt

Om de toeleiding naar de arbeidsmarkt en het onderwijs te bevorderen wordt onderzocht op welke wijze de screening in een vroeg stadium van de opvang kan worden verbreed. COA, OCW, V&J en SZW bekijken op dit moment de mogelijkheden om informatie over onder andere competenties, diploma’s, werkervaring en taalvaardigheid van een vergunninghouder door een brede intake beter inzichtelijk te maken. Op korte termijn wordt door de betrokken departementen en partijen uit de Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen gekeken hoe reeds beschikbare informatie kan helpen bij de matching richting werkgevers en de toeleiding naar het onderwijs. Om dit proces te bevorderen brengt het COA bijvoorbeeld de competenties van een vergunninghouder in kaart. Bekeken wordt hoe deze informatie compleet gemaakt kan worden opdat deze aansluit bij wat gemeenten en werkgevers nodig hebben om de toeleiding naar de arbeidsmarkt of het onderwijs effectiever te realiseren. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande infrastructuur, zoals die van het UWV.

Leren van de Nederlandse taal

Een snelle integratie begint bij het leren van de Nederlandse taal. Het is de inzet van het kabinet dat zo snel mogelijk na vergunningverlening wordt begonnen met taalonderwijs en niet pas op het moment dat mensen officieel in een gemeente worden geplaatst. Daarom worden al jaren voorinburgeringslessen aangeboden aan vergunninghouders die nog in een AZC wonen. COA en SZW bekijken hoe dit kan worden geïntensiveerd zodat mensen sneller aan de slag kunnen gaan met hun participatie in de Nederlandse samenleving. Zo wordt er aan gedacht het aantal uren van het taalprogramma en het programma «Kennis Nederlandse Samenleving» (KNS) uit te breiden.

Ook vrijwillige taalcoaching op AZC’s en in gemeenten kan hieraan bijdragen. Het legt laagdrempelig een basis voor de zelfredzaamheid van vergunninghouders en voor de toeleiding naar inburgering, werk of een opleiding. Tal van vrijwilligersorganisaties zetten zich in voor taalcoaching van anderstaligen en laaggeletterden. In het kader van het programma Tel mee met Taal worden regionale netwerken ontwikkeld om ervoor te zorgen dat het plaatselijk taalaanbod goed aansluit op de behoefte van laaggeletterden. Tel mee met Taal is het actieplan van het kabinet om in de periode 2016 tot 2018 te investeren in geletterdheid. Belangrijke partijen in dit netwerk zijn onder andere gemeenten, bibliotheken en vrijwilligersorganisaties. Zij worden ondersteund met kennis, expertise, lesmaterialen, voortgangstoetsen en materialen om taalvrijwilligers te werven en te trainen. De komende jaren worden in het kader van Tel mee met Taal, verspreid over heel Nederland, duizenden vrijwilligers als taalmaatje, voorlezer of taalcoach getraind en gekoppeld aan cursisten. Zo kunnen zij snel en effectief bijdragen aan de taalverwerving van anderstaligen en laaggeletterden.

Vanaf het moment dat asielzoekers een verblijfsvergunning1 wordt verleend, zijn zij inburgeringsplichtig. Zij kunnen dan een lening bij DUO aanvragen waarmee zij een inburgeringscursus bij een taalinstelling kunnen starten. Het COA stimuleert dit door bijvoorbeeld de reiskosten te vergoeden. Met de inzet van taalvrijwilligers en de vanuit de overheid aangeboden voorinburgering aan statushouders kan eenieder in de opvang aan de slag met taal.

In het kader van inburgering zullen de vergunninghouders ook worden gestimuleerd om eerder te starten met een van de verplichte onderdelen van inburgering, namelijk «Oriëntatie op de arbeidsmarkt» (ONA). Hierover zijn reeds afspraken met het COA gemaakt. Het is de bedoeling dat in de eerste gesprekken met vergunninghouders aan de hand van de methode ONA wordt besproken welke plannen men heeft en welke stappen gezet moeten worden om die te realiseren.

Informatie over inburgering in zoveel mogelijk relevante talen

Het lid Voortman heeft verzocht om de informatie over inburgering in zoveel mogelijk relevante talen beschikbaar te stellen (Kamerstukken II 2015/16, 32 824, nr. 110). De informatie over inburgering is naast het Nederlands vanaf komende week ook in 15 andere talen beschikbaar. Het gaat dan om Arabisch, Chinees, Dari, Engels, Frans, Indonesisch, Pashto, Portugees, Russisch, Somalisch, Spaans, Thai, Turks, Urdu en Vietnamees. De informatie wordt ook nog vertaald in de aanvullende talen van het zelfstudiepakket naar Nederland. Deze zijn: Servisch, Kroatisch, Bosnisch, Oekraïens, Oost-Armeens, Cantonees, Singalees, Tamil, Hindi, Punjabi Indiaas, Iraans Farsi, Egyptisch Arabisch, Irakees Arabisch, Tunesisch Arabisch, Libanees – Syrisch Arabisch en Algerijns Arabisch.

Investeren in integratie

De participatieverklaring als verplicht onderdeel van de inburgering

In aansluiting op de initiatieven om bij vergunninghouders binnen de opvangfase de integratie te versnellen en de kennis van de Nederlandse samenleving te vergroten, wordt het participatieverklaringstraject als verplicht onderdeel van het inburgeringsexamen in de Wet Inburgering opgenomen. De participatieverklaring zien we als start van de inburgering.

Hiermee wordt beoogd vroegtijdig aan nieuwkomers het belang van de integratie in de Nederlandse samenleving te benadrukken. De participatieverklaring is een instrument dat betrekking heeft op de basisprincipes van onze Nederlandse samenleving. Begrippen als vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit staan daarin centraal. Met het ondertekenen van de participatieverklaring tonen nieuwkomers hun betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en hun bereidheid om daar actief aan bij te dragen.

Met het participatieverklaringstraject wordt verder beoogd vergunninghouders te wijzen op zowel hun rechten en plichten als op de fundamentele kernwaarden van de Nederlandse samenleving; vergunninghouders wegwijs te maken in Nederland en vergunninghouders en de gemeente waarin zij zich vestigen in aanraking te brengen met relevante voorzieningen ten dienste van een snelle inburgering en integratie (zoals potentiële werkgevers, vrijwilligerswerkorganisaties, verenigingen, clubs en welzijnsorganisaties). De meest nabije overheid, de gemeente, gaat een centrale rol in de uitvoering vervullen. De Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen zal daarbij gemeenten ondersteuning bieden. Ik informeer uw Kamer vandaag ook separaat over de voorgenomen totale aanpak van de participatieverklaring.

Voor vergunninghouders2 wordt met de start van het participatieverklaringstraject niet gewacht tot de Wet Inburgering is aangepast. Zij krijgen in 2016 van gemeenten via de maatschappelijke begeleiding het participatieverklaringstraject aangeboden. Met het ondertekenen van de participatieverklaring tonen ze hun betrokkenheid bij de Nederlandse samenleving en hun bereidheid om daar actief aan bij te dragen; via een workshop wordt gewerkt aan de verinnerlijking van normen en waarden. De kennis, opgedaan in het participatieverklaringstraject wordt verder verdiept in het inburgeringsonderwijs in het kader van KNM («Kennis van de Nederlandse Maatschappij»), een van de verplichte onderdelen van het inburgeringsexamen. Waarden en normen zijn daarin belangrijke thema’s. Deelname aan het participatieverklaringstraject werkt dan ook versterkend bij het volgen van KNM.

Uitbreiding maatschappelijke begeleiding

De doelen van de participatieverklaring passen binnen de maatschappelijke begeleiding, waarin naast praktische hulp ook ruimte is voor begeleiding met het oog op integratie en participatie. Er wordt door het kabinet dan ook extra geïnvesteerd in de maatschappelijke begeleiding van vergunninghouders. Met deze uitbreiding van de maatschappelijke begeleiding geeft het kabinet een extra impuls aan integratie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de maatschappelijke begeleiding. In het Bestuursakkoord is afgesproken dat door SZW en VNG ambities en condities worden vastgesteld aan welke doelen de middelen mogen worden besteed.

Naast ondersteuning van vergunninghouders bij praktische zaken (zoals inschrijvingen, bankrekening, huurbetaling, uitkering, verzekeringen en andere levensbehoeften) en coaching met het oog op actieve participatie aan de Nederlandse samenleving (bijvoorbeeld het vinden van de juiste cursussen), is een belangrijk onderdeel van de maatschappelijke begeleiding de overdracht van de fundamentele Nederlandse waarden en een snelle start van de verdere inburgering. Het participatieverklaringstraject moet zo snel mogelijk na huisvesting in de gemeente plaatsvinden.

Matching en participatie

Werk en participatie voorop

Het kabinet zet participatie en werk voorop, omdat dit de beste manier is om deel te nemen aan de Nederlandse samenleving. Dit vraagt om een actieve inzet van vergunninghouders. Het kabinet ondersteunt hen hierin. De arbeidsparticipatie van voormalige vergunninghouders is laag. Ruim één op de drie vergunninghouders in Nederland van 15 tot 64 jaar heeft een betaalde baan. Dit blijft sterk achter bij de autochtone beroepsbevolking, waarvan tweederde een baan heeft. Voor bepaalde groepen zijn de cijfers nog zorgwekkender, zo hebben zeven van de tien Somaliërs een bijstandsuitkering. De asielzoekers die nu een vergunning krijgen, komen voor een groot deel uit Syrië en Eritrea. De verwachting is dat met name Syriërs een relatief gunstig opleidingsniveau hebben. Dit zal worden betrokken bij de eerder beschreven brede screening. Daarnaast worden er nadere analyses uitgevoerd op het opleidingsniveau van de vergunninghouders.

In het verleden heeft de nadruk in de eerste fase vooral gelegen op het zoeken van geschikte woonruimte en het bieden van inkomensondersteuning, en daarna participatie en werk. Het kabinet draait deze volgorde om. Werk en participatie voorop, een inkomensvoorziening is het vangnet als dit (nog) niet lukt. Daarbij wordt overigens rekening gehouden met de doelgroep van de Participatiewet. Om die reden wordt ook Divosa betrokken bij de matching.

Volgens betrokken partijen vindt nu nog onvoldoende koppeling plaats tussen de competenties van vergunninghouders en de lokale arbeidsmarktperspectieven. Hierin zijn door betrokken partijen in de afgelopen periode al concrete verbeterslagen gemaakt, onder andere een verbeterde intake en screening van asielzoekers. Op deze manier kan vergunninghouders een beter perspectief worden geboden op deelname aan de arbeidsmarkt. Ook stages en informatiedagen kunnen helpen bij het kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt. Een aantal sectoren (bijvoorbeeld de bouw, koeltechnische branche, ICT, Post.nl en werkgevers uit met name de technische sector) heeft al gevraagd de mogelijkheden voor matching op korte termijn te bezien. De Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen zet zich, zoals al eerder beschreven, in bovengenoemde initiatieven verder te versterken.

Werkakkoorden

In het kader van de aanpak jeugdwerkloosheid worden werkakkoorden met werkgevers afgesloten. Hierin wordt ook de doelgroep vergunninghouders meegenomen. Met de werkakkoorden worden met werkgevers niet alleen afspraken vastgelegd over werk, maar bijvoorbeeld ook over het aanbieden van kennismakingsstages en werkstages om vergunninghouders beter voor te bereiden op de Nederlandse arbeidsmarkt.

De Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen brengt in kaart hoe werkgevers beter ondersteund kunnen worden in het aannemen van vergunninghouders. Knelpunten worden weggenomen. Doel is vergunninghouders in staat te stellen op eigen benen te staan. Er loopt vanuit het COA al een aantal pilots waarbij samen met uitzendbureaus vergunninghouders worden toegeleid naar (tijdelijke) arbeid. Mede op basis van de ervaringen uit deze pilots is gebleken dat ook vergunninghouders, net als reguliere werkzoekenden, via de bemiddeling door uitzendbureaus snel (tijdelijk) werk kunnen vinden.

Inzet gemeenten

Gemeenten hebben veel ervaring met het activeren en re-integreren van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De doelgroep vergunninghouders vergt daarbinnen bijzondere aandacht vanwege cultuurverschillen en opleidingen die niet aansluiten op Nederlandse arbeidsmarkt. Vanuit de Taskforce en in samenwerking met VluchtelingenWerk worden gemeentelijke sociale diensten ondersteund in het verlenen van dienstverlening (maatschappelijke begeleiding en praktische zaken) aan vergunninghouders. Ook zal het programma Vakmanschap van Divosa, waar het gaat om ondersteuning van klantmanagers, hiervoor worden benut onder meer door het verspreiden van goede voorbeelden. Daarnaast wordt begin 2016 een handreiking verspreid zodat werkgevers en gemeenten goed geïnformeerd zijn over de regels die gelden rondom werk en vrijwilligerswerk door asielzoekers en vergunninghouders om onbewuste overtreding van de regels te voorkomen. Ook via VNO-NCW wordt deze informatie verspreid naar werkgevers.

Gemeenten kunnen al proefplaatsing en jobcoaches inzetten en vergunninghouders kan ook vrijwilligerswerk worden aangeboden. Dergelijke instrumenten worden via de Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen breed onder de aandacht van gemeenten gebracht.

Vanaf 14 november 2015 kunnen vergunninghouders participeren in gemeentelijke ESF-projecten. De Staatssecretaris van SZW heeft daartoe de Subsidieregeling ESF 2014–2020 aangepast. Het Nederlandse ESF-programma 2014–2020 kent twee hoofdprioriteiten: actieve inclusie (arbeidstoeleiding van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt) en bevorderen van duurzame arbeidsinzet van werkenden. De 35 arbeidsmarktregio’s (oftewel de centrumgemeenten) zijn de belangrijkste uitvoerders van het onderdeel actieve inclusie. Aan hen is begin 2014 een eerste tranche ESF-middelen ter beschikking gesteld (€ 114 miljoen). Op basis hiervan hebben de regio’s allen een ESF-project lopen tot medio of eind 2016 dat is gericht op re-integratie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Medio 2016 start een nieuwe ronde. Door wijziging van de doelgroepbepaling in de Subsidieregeling ESF kan de groep vergunninghouders per direct worden betrokken bij ESF-projecten. Per arbeidsmarktregio bepalen de gemeenten wie zij in een ESF-project opnemen.

In 2015 is vanuit het integratiedeel van het Asiel, Migratie en Integratiefonds (AMIF) € 6 miljoen toegekend aan vier projecten gericht op de integratie van vergunninghouders. Voor de toekomst wordt bekeken of de huidige subsidieregeling van AMIF aangepast moet worden met het oog op de vluchtelingencrisis. Vanuit Europa wordt geen extra geld beschikbaar gesteld voor AMIF.

Bijstand en huisvesting vergunninghouders

De inzet van het kabinet is in eerste instantie gericht op integratie en arbeidsparticipatie. Voor een deel van de vergunninghouders zal arbeidsparticipatie (nog) niet haalbaar zijn. Aangezien vergunninghouders, wanneer zij regulier in de gemeente zijn gehuisvest, binnen de sociale zekerheid dezelfde rechten en plichten hebben als Nederlanders, ontvangen zij dan een bijstandsuitkering vanuit de Participatiewet. Hierbij horen dan de rechten maar ook de toetsen en verplichtingen van deze wet (sollicitatieplicht, scholingsplicht, vermogens- en partnertoets etc.). Zij zullen op zoek moeten naar werk en daar hun best voor moeten doen. De bijstand is erop gericht om mensen te ondersteunen en te prikkelen om zo snel mogelijk aan het werk te komen.

Om gemeenten in staat te stellen vergunninghouders snel te huisvesten en om de sociale woningbouw te ontzien, zetten Rijk, gemeenten en verhuurders zich in voor de realisatie van huisvestingsvoorzieningen voor 14.000 vergunninghouders, bovenop de bestaande woningvoorraad. Hiervoor stelt het Rijk een subsidieregeling op; waarbij de voorwaarden zijn dat de voorziening zodanig dient te worden gerealiseerd dat de kostendelersnorm in de bijstand kan worden toegepast en dat er geen recht op huurtoeslag ontstaat. De Minister van W&R heeft u hierover geïnformeerd per brief op 2 oktober jongstleden (Kamerstuk 19 637 nr. 2053).

Om uitstroom uit de asielzoekerscentra en noodopvang te bevorderen en daarmee een dreigend gebrek aan opvangplekken tegen te gaan, is in het Bestuursakkoord afgesproken om het Gemeentelijk VersnellingsArrangement (GVA) te introduceren. Het GVA is inzetbaar door gemeenten als individuele, tijdelijke huisvestingsoplossing als permanente huisvesting niet mogelijk is. De maximale termijn van de voorliggende voorziening in het COA (gerekend vanaf het moment van vergunningverlening) en GVA samen gaat maximaal 24 maanden bedragen. De instroom van de GVA-regeling wordt begrensd op maximaal 10.000 vergunninghouders. Tijdelijke huisvesting met het GVA gaat meetellen voor de taakstelling die gemeenten hebben rond de opvang van vergunninghouders. Dit geeft gemeenten meer mogelijkheden om vergunninghouders snel uit te laten stromen uit het AZC of de noodopvang en een sobere huisvestingsvoorzienig te bieden wanneer reguliere huisvesting nog niet voor handen is.

De verhoogde instroom van vergunninghouders bij gemeenten heeft ook consequenties voor de kosten voor gemeenten aan uitkeringen binnen de Participatiewet. Aangezien gemeenten achteraf (via de t-1 systematiek) worden gecompenseerd voor een hogere instroom in de Participatiewet, moeten gemeenten de hogere kosten binnen de Participatiewet zelf voorfinancieren. Daarom is in het Bestuursakkoord afgesproken dat het Rijk gemeenten inter-temporeel tegemoet komt in de voorfinanciering van kosten in de Participatiewet door de hogere instroom van vergunninghouders ten opzichte van het voorgaande jaar. Voor de verdeling van dit budget over de gemeenten zal gewerkt worden met een specifieke verdeelsystematiek, buiten het bestaande verdeelmodel, die nader zal worden uitgewerkt in overleg tussen Rijk en gemeenten.

Integratiemogelijkheden asielzoekers zonder status

In september 2015 is de motie van het lid Klaver aangenomen die de regering verzoekt een plan van aanpak te formuleren waarin de integratiemogelijkheden van vreemdelingen al tijdens de asielprocedure middels arbeid en scholing worden vergroot, hiervoor de benodigde middelen vrij te maken en de Kamer hier voor de begrotingsbehandeling van SZW over te informeren (Kamerstuk 19 637, nr. 2032).

Het leren van de Nederlandse taal en voorlichting over normen en waarden

Samen met de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heb ik u reeds geïnformeerd over de mogelijkheden voor asielzoekers die nog geen verblijfsvergunning hebben en in de COA-opvang verblijven om de taal te leren (Kamerstuk 19 637, nr. 2073). Volwassen asielzoekers wordt via vrijwilligers onder supervisie van het COA een basale Nederlandse woordenschat aangeboden. Doel is dat zij zich met een minimale taalbeheersing in het dagelijks leven kunnen redden. Daarnaast kunnen asielzoekers ook zelfstandig de Nederlandse taal leren. Het COA kan via een licentie gebruik maken van het programma Oefenen.nl van Educatieve Televisie (ETV) en er bestaan programma’s als Taalklas en Taalkit Dutch. Verder heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het COA gevraagd om te bezien of en hoe het mogelijk is om binnen de bestaande budgettaire kaders Nederlandse les aan te bieden aan asielzoekers die al enige tijd in Nederland verblijven met een reële kans op een (tijdelijke) asielvergunning en voor wie de Nederlandse les geïntegreerd kan worden in de bestaande dagbesteding.

Ook heb ik u samen met de Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie gemeld, dat het COA in overleg met enkele maatschappelijke organisaties bekijkt hoe de reeds bestaande voorlichting over Nederlandse normen en waarden uitgebreid kan worden. Verder heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties besloten de Grondwet ook in het Arabisch beschikbaar te stellen. Gemeenten kunnen deze verstrekken aan asielzoekers die in de opvang komen. Het streven is een bredere voorlichting aan te bieden over grondrechten en democratie.

(Vrijwilligers)werk door asielzoekers zonder status

Vreemdelingen waarvan de asielprocedure nog niet is gestart, mogen in Nederland niet werken. Ook voor asielzoekers die nog in procedure zijn, geldt dat ze in beginsel niet mogen werken. Deze regels zijn er om verdringing op de arbeidsmarkt te voorkomen en om de opbouw van rechten op sociale voorzieningen te beperken. Vanuit humanitair oogpunt mogen vreemdelingen waarvan de asielaanvraag al zes maanden in behandeling is maximaal 24 weken3 in een periode van 52 weken werken4. Om een vreemdeling te mogen laten werken heeft de werkgever een tewerkstellingsvergunning (twv) nodig zonder arbeidsmarkttoets.

Tijdens de procedure mogen asielzoekers wel vrijwilligerswerk doen. Hiervoor is geen tewerkstellingsvergunning vereist. Organisaties kunnen een vrijwilligersverklaring bij het UWV aanvragen. UWV toetst of de organisatie aan de voorwaarden voldoet en daarna kan de betreffende organisatie vreemdelingen voor de betreffende werkzaamheden als vrijwilliger inzetten. Voor het bevorderen van de zelfwerkzaamheid betrekt het COA op en rond asielzoekerscentra de bewoners bij de dagelijkse werkzaamheden, bijvoorbeeld schoonmaak en (tuin)onderhoud voor maximaal 25 uur per week. De bewoners tekenen hiervoor een contract en ontvangen een kleine vergoeding (56 tot 110 eurocent) per uur met een maximum van € 14,– per week.

Er zijn derhalve diverse mogelijkheden voor asielzoekers om te werken aan integratie, ook gedurende de asielprocedure. Het is van belang dat alle betrokken partijen goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden en voorwaarden om aan integratie te werken. Zo is informatie op rijksoverheid.nl verduidelijkt en zal deze informatie waar nodig steeds geactualiseerd worden.

Maatschappelijk draagvlak en ondersteuning

De komst van veel asielzoekers heeft impact op de Nederlandse samenleving. Er is veel onrust over de effecten van asielzoekers en vergunninghouders op het alledaagse leven, de kansen op de arbeidsmarkt en de veiligheid. Het maatschappelijk draagvlak kan worden bevorderd door de talloze maatschappelijke initiatieven en de tomeloze inzet van de vele betrokken vrijwilligers te versterken, maar ook door ontmoetingen tussen vergunninghouders en samenleving op het werk, op stageplekken, op school, in de wijk en op de sportclub.

Veel Nederlanders zetten zich in als vrijwilliger in de opvangcentra, of als taalmaatje. Het kabinet waardeert dat zeer; het geeft blijk van de grote kracht van onze samenleving. Om te zorgen dat we kunnen blijven rekenen op de inzet van deze vrijwilligers is het van belang dat ze op een zorgvuldige wijze worden benaderd, ingezet en betrokken. De Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen wil de maatschappelijke initiatieven versterken. Inzet is om tot een kennisplatform Vluchtelingen te komen waar partijen elkaar kunnen vinden, goede voorbeelden kunnen uitwisselen en nieuwe, innovatieve samenwerkingsverbanden aan kunnen gaan. De SER gaat hierin een actieve rol spelen. Dit kennisplatform kan bijvoorbeeld dienen als podium voor succesvolle gemeentelijke buddyprojecten die ingezetenen een op een koppelen aan een nieuwkomer en zo van de «ontvangende samenleving» een «verbindende samenleving» maken. Of voor «adoptie» van vergunninghouders door kerkelijke genootschappen, migrantengemeenschappen of service-organisaties.

De Expertise-unit Sociale Stabiliteit voert momenteel een verkenning uit onder gemeenten om op te halen welke praktijkkennis zij nodig hebben en op welke wijze zij daarin ondersteund kunnen worden. In overleg met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG wordt bezien hoe gemeenten en professionals die werken met asielzoekers en vergunninghouders ondersteund kunnen worden om goed om te gaan met de maatschappelijke onrust die de huidige instroom van asielzoekers hier en daar met zich meebrengt. Daarin wordt ook de verkenning van de Expertise-unit Sociale Stabiliteit betrokken.

De vermogensfondsen in Nederland, georganiseerd in de Vereniging van Vermogensfondsen (FIN), zijn met elkaar in gesprek om specifiek voor vluchtelingen in de komende jaren middelen beschikbaar te stellen. De vermogensfondsen zijn op dit thema al langere tijd actief. Ze richten zich hierbij onder andere op het aanpakken van meer structurele thema’s, zoals de erkenning van diploma’s, het financieren van scholing om afgebroken opleidingen af te maken, microkredieten, een buddy-systeem, traumaverwerking en beeldvorming. Ook een aantal bedrijven hebben belangstelling getoond voor deze activiteiten. In overleg met de Maatschappelijke Alliantie (MA) en FIN wordt op korte termijn bekeken hoe de wederzijdse inzet van overheid, vermogensfondsen en bedrijfsleven voor de doelgroep kan bijdragen aan een effectieve versterking van hun positie in de Nederlandse samenleving.

Tot slot

De komst van vele duizenden vluchtelingen naar Nederland stelt ons land voor een grote uitdaging. Het kabinet kiest ervoor om deze uitdaging met een warm hart en een koel hoofd aan te gaan en zet in op het beperken van de aantallen vluchtelingen, het verzorgen van nette maar sobere opvang en het voorop stellen van werk en participatie voor de vluchtelingen die mogen blijven. Samen met de partijen die verenigd zijn in de Taskforce Werk en Integratie Vluchtelingen wordt hier hard aan gewerkt.

Met de gemeenten is een bestuurlijk akkoord afgesloten om de instroom van vergunninghouders bij gemeenten goed te laten verlopen. We zetten in op betere maatschappelijke begeleiding, een verplichte participatieverklaring en komen gemeenten hierbij financieel tegemoet.

Het kabinet is zich er van bewust dat dit een eerste stap is. Veel zaken die in gang zijn gezet moeten nog worden uitgewerkt. Wij gaan hier voortvarend mee aan de slag, in het belang van de vluchtelingen en van Nederland.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel

X Noot
2

Dit betreft zowel nareizenden asiel als gezinsleden met een reguliere verblijfsvergunning.

X Noot
3

Voor werkzaamheden als artiest, musicus, filmmedewerker of in de vorm van technische ondersteuning van optredens van een artiest of musicus geldt een maximum van 14 weken.

X Noot
4

Door de grens van 24 uit 52 weken worden geen WW-rechten opgebouwd.

Naar boven