19 637 Vreemdelingenbeleid

32 824 Integratiebeleid

Nr. 2073 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2015

In het VAO Vreemdelingen-en asielbeleid van 7 oktober jl. (Handelingen II 2015/16, nr. 11, item 10) zijn twee moties1 ingediend die de regering verzoeken om asielzoekers snel na aankomst te laten starten met het leren van de Nederlandse taal en zo een spoedige integratie te bevorderen. Deze moties zijn door de indieners aangehouden in afwachting van een daarover door mij toegezegde brief. Allereerst schets ik de huidige situatie en vervolgens geef ik aan welke mogelijkheid ik zie om aan de moties tegemoet te komen.

Personen met een (tijdelijke) asielvergunning in de leeftijd van 18 t/m 65 jaar die nog op een AZC verblijven, krijgen het programma Voorbereiding op inburgering aangeboden. Onderdeel daarvan vormt Nederlandse les.

Het taalonderwijs wordt gegeven door NT2-docenten die zijn opgeleid om te doceren aan mensen voor wie het Nederlands niet de moedertaal is. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de deelnemers goed taalonderwijs ontvangen van speciaal daartoe opgeleide personen.

Volwassen asielzoekers krijgen basale Nederlandse woordenschat aangeboden door vrijwilligers onder supervisie van het COA. Dit richt zich op minimale taalbeheersing waarmee asielzoekers zich in het dagelijks leven kunnen redden. Aan asielzoekers wordt momenteel echter geen Nederlandse les gegeven in de COA-opvanglocaties door de erkende nt2 docenten. De reden daarvoor is dat er weliswaar geen garanties of rechten kunnen worden ontleend aan de geleerde kennis van de Nederlandse taal, maar het wel verwachtingen kan scheppen als dit van overheidswege wordt aangeboden. Ik vind het van groot belang dat de overheid eenduidig is in haar boodschap en geen tegenstrijdige signalen afgeeft.

Niettemin is de strekking van de moties helder en deel ik met de indieners de opvatting dat het bij langdurig verblijf in de opvang van personen van wie de kans reëel is dat ze uiteindelijk een (tijdelijke) asielvergunning krijgen van belang kan zijn om Nederlandse les aan te bieden.

Ik heb het COA om die reden gevraagd om te bezien of en hoe het mogelijk is om binnen de bestaande budgettaire kaders voor deze personen Nederlandse les aan te bieden. De focus van het verzoek aan het COA richt zich dus in beginsel op asielzoekers die al enige tijd in Nederland verblijven met een reële kans op een (tijdelijke) asielvergunning en voor wie de Nederlandse les geïntegreerd kan worden in de bestaande dagbesteding.

De reden hiervoor is dat ik het onwenselijk vind om asielzoekers direct na aankomst in Nederland Nederlandse les aan te bieden. De inhoudelijke reden hiervoor noemde ik eerder. Daarnaast is het van belang dat het aanbieden van Nederlandse les geen extra belasting vormt voor het COA, waarvan momenteel al heel veel gevraagd wordt om hun kerntaak op een goede manier uit te voeren.

De motie van de leden Kuiken en Marcouch vraagt ook om het bieden van voorlichting aan asielzoekers over Nederlandse normen en waarden. Het COA bekijkt momenteel, mede in overleg met enkele maatschappelijke organisaties die ook met deze suggestie kwamen, hoe de reeds bestaande voorlichting hierover uitgebreid kan worden. Het streven is een bredere voorlichting aan te bieden over grondrechten en democratie.

Mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 19 637, nr. 2055 van het lid Sjoerdsma

Kamerstuk 19 637, nr. 2057 van de leden Kuiken en Marcouch

Naar boven