19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2065 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 oktober 2015

Met deze brief informeer ik u, zoals toegezegd in de brief van 25 september 20141 over de evaluatie van de pilot inbewaringstelling door de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). De evaluatie beslaat de periode van de start van de pilot op 1 oktober 2014 tot 1 september 2015. De resultaten tot nu toe geven mij aanleiding om de pilot voor een jaar te continueren. Tevens wordt door de deelnemende ketenpartners onderzocht wat de mogelijkheden zijn om de pilot uit te breiden tot de inbewaringstelling van vreemdelingen die verblijven in asielzoekerscentra en die niet langer rechtmatig in Nederland verblijven en niet zelfstandig Nederland hebben verlaten. Daarbij benadruk ik dat de inbewaringstelling van vreemdelingen die in het toezicht worden aangetroffen een taak van de politie blijft.

Achtergrond pilot en aantal inbewaringstellingen door DT&V

In de brief aan uw Kamer van 13 september 20132 (de «koepelbrief») is aan uw Kamer toegezegd dat:

«onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om te starten met een pilot waarbij de DT&V voor bepaalde groepen vreemdelingen op bepaalde locaties de bevoegdheid krijgt om deze in bewaring te kunnen stellen, waarbij wordt voldaan aan alle waarborgen

Deze toezegging heeft met ingang van 1 oktober 2014 geleid tot de pilot inbewaringstelling door de DT&V. Hierbij werd aan vier regievoerders van de DT&V de bevoegdheid toegekend om de maatregel van inbewaringstelling op te leggen op twee locaties, de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Ter Apel en de gezinslocatie (GL) Gilze. Deze bevoegdheid werd juridisch vastgelegd met een wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen. De betreffende regievoerders zijn op de Politieacademie opgeleid zodat zij voor dit onderwerp eenzelfde kennisniveau hadden als de hulpofficier van justitie en de maatregel van inbewaringstelling zelfstandig konden opleggen.

Het aantal inbewaringstellingen van vreemdelingen in Ter Apel en Gilze was gering. Inbewaringstelling is immers een ultimum remedium en de pilot betrof slechts twee locaties. Dat maakte het lastig om een goed beeld te krijgen van de in de pilot getoetste werkwijze. Omdat dit tussentijds al gesignaleerd werd zijn, na overleg met de betrokken ketenpartners, naast de gezinslocatie Gilze alle overige gezinslocaties per 1 mei 2015 aangewezen als pilotplaats. Uw Kamer is hierover geïnformeerd.3

In de periode van 1 oktober 2014 tot 1 september 2015 is door de DT&V aan acht gezinnen met minderjarige kinderen en aan twaalf meerderjarige vreemdelingen de bewaringsmaatregel van artikel 59 Vreemdelingenwet opgelegd.

Doelstelling en resultaten van de pilot

Het doel van de pilot was om de inbewaringstelling effectiever en efficiënter te laten plaatsvinden, zodat de vreemdeling ook minder last zou ervaren van de overplaatsing van een COA-locatie naar de inrichting voor vreemdelingenbewaring. De pilot richtte zich voor wat betreft de efficiency met name op het verkorten van het tijdsverloop tussen het indiceren van de inbewaringstelling en de feitelijke inbewaringstelling.

In het kader van de effectiviteit werd getoetst of het aantal opheffingen door de rechter na beroep tegen het besluit tot inbewaringstelling en/of het aantal gebreken bij de formele oplegging afnamen. Behoud van een goede ketensamenwerking was daarbij een randvoorwaarde voor het welslagen van de pilot.

Gebleken is dat de termijn bij oplegging van de maatregel door DT&V aanzienlijk korter is dan de termijn voorafgaand aan de pilot, tijdens de nulmeting. Door goede afspraken tussen alle betrokken partijen wordt een gezin gemiddeld negen dagen na het voorstel door betrokken ketenpartners om tot inbewaringstelling over te gaan staande gehouden en in bewaring gesteld. Voor de alleenstaande meerderjarige vreemdeling is deze termijn gemiddeld zes dagen. Voor de start van de pilot bedroeg deze termijn vaak drie tot vier weken. De efficiencydoelstelling werd hiermee ruimschoots bereikt.

De rechterlijke toets van de inbewaringstellingen die binnen de pilot vallen, is een belangrijke indicator van de effectiviteit en de kwaliteit van de beslissingen. Gedurende de duur van de pilot werd één inbewaringstelling van een gezin opgeheven op grond van een vormfout. Ook de kwaliteit en effectiviteit van de pilot vertoonden hiermee een positief resultaat.

Voorts was er sprake van een goede ketensamenwerking met de politie, COA en de Dienst Vervoer en Ondersteuning. De voortgang van het project wordt regelmatig besproken in een projectgroep waarin alle betrokken ketenpartners zitting hebben. De regievoerders schakelen voorts in geval van een inbewaringstelling doorlopend met alle betrokken organisaties over de vreemdeling, het proces van terugkeer en de op te leggen maatregel.

De onafhankelijkheid van de regievoerders bleef tijdens de pilot geborgd. De regievoerder die de maatregel oplegt heeft de betreffende vreemdeling namelijk nooit zelf in de caseload gehad.

De inbewaringstelling door de DT&V van gezinnen met minderjarige kinderen vindt plaats in een daarvoor ingerichte kindvriendelijke ruimte op de inrichting voor vreemdelingenbewaring te Zeist. Dit is in lijn met een van de maatregelen van het Verbeterprogramma Vreemdelingenketen, namelijk het vermijden van tussenliggend verblijf in de politiecel voor vreemdelingen die verplaatst worden van een COA-locatie naar een bewaringslocatie. Dit geldt temeer voor de kwetsbare groep van gezinnen met minderjarige kinderen die door de inbewaringstelling op DC Zeist niet langer vanuit de gezinslocatie worden overgebracht naar een politiebureau om daarna naar de gesloten gezinsvoorziening te worden overgeplaatst.

Op basis van bovenstaande resultaten zie ik voldoende onderbouwing om de pilot voort te zetten voor de periode van een jaar. Daarnaast zal met betrokken ketenpartners afstemming plaatsvinden over een uitbreiding van de pilot met asielzoekerscentra waar zich vreemdelingen bevinden die tot de caseload van de DT&V behoren. Daartoe wordt eerst onderzocht welke capaciteit bij de diverse ketenpartners benodigd is voor uitbreiding, wat de verwachte kosten zijn en op welke wijze het project, bij voortdurende goede resultaten, als vaste werkwijze geïmplementeerd zou kunnen worden.

Uw Kamer zal opnieuw geïnformeerd worden over de vervolgstappen.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 19 637 nr. 1913

X Noot
2

Kamerstuk 19 637, nr. 1721

X Noot
3

Kamerstuk 19 637, nr. 1957 19 maart 2015

Naar boven