19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1596 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 december 2012

Met deze brief informeer ik u over enkele recente beleidsontwikkelingen die relevant zijn voor het aantal op te vangen asielzoekers door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA).

Op 5 september 20121 is uw Kamer geïnformeerd over het afnemende aantal asielzoekers dat door het COA wordt opgevangen. In de afgelopen maanden is het aantal asielzoekers in de opvang, na een periode waarin de bezetting daalde, niet verder afgenomen. In deze brief schets ik u een aantal ontwikkelingen dat hieraan ten grondslag ligt.

Als gevolg van de uitspraak van de Hoge Raad van 21 september 2012 moet het onderdak in de gezinslocaties van gezinnen met kinderen nog steeds gehandhaafd worden. De uitspraak van de Hoge Raad stelt dat deze categorie vreemdelingen moet worden opgevangen door het Rijk «als er een humanitaire noodsituatie dreigt». Onderdak is dus enkel nodig als de vreemdeling zelf geen andere mogelijkheden heeft. Ik ga ervan uit dat de vreemdeling in veel gevallen zelf geen onderdak zal hebben. Onderdak in een gezinslocatie behoudt het gezin totdat de terugkeer uit Nederland is gerealiseerd.

Een andere ontwikkeling die in dit verband van belang is, betreft de aankomende regeling voor kinderen die al langdurig in Nederland verblijven. Zoals ik u reeds in mijn brief2 van 6 december 2012 heb bericht, blijkt uit de praktijk dat het vooruitzicht op een regeling voor kinderen die al langdurig in Nederland verblijven, invloed heeft op de terugkeerbereidheid van gezinnen. De effecten van deze regeling op de behoefte aan opvangcapaciteit zullen moeten worden afgewacht.

Het gaat dan niet uitsluitend om de effecten van vergunningverlenging en uitstroom naar gemeenten, maar ook om de (tijdelijke) effecten op de terugkeerbereidheid van gezinnen die niet voor een verblijfsvergunning in Nederland in aanmerking komen.

Bovenstaande heeft vooralsnog tot gevolg dat de opvang van uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen een aanzienlijk beslag op het COA zal blijven leggen.

De inzet van mijn beleid zal ook ten aanzien van deze groep op terugkeer gericht blijven. Daarnaast zal de overgangsregeling voor langdurig verblijvende kinderen leiden tot uitstroom uit de COA-locaties van gezinnen met kinderen.

Verder is op 30 november 2012 een nieuw ambtsbericht over de situatie in Somalië verschenen. Naar aanleiding daarvan heb ik op 14 december jl. uw Kamer bericht over de gevolgen die ik hieraan heb gekoppeld voor het asielbeleid ten aanzien van Somalische asielzoekers. De instroom van asielzoekers uit Somalië naar Nederland is hoog. Het nieuwe beleid ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Mogadishu zal naar verwachting tot gevolg hebben dat minder verblijfsvergunningen worden verleend. Dat betekent ook dat minder vreemdelingen als vergunninghouder uit de opvang stromen naar een woning in een gemeente. Zelfstandige terugkeer of uitzetting naar Somalië zal naar verwachting weer geleidelijk toenemen.

De aanpassingen in het beleid ten aanzien van Somalië zullen naar verwachting enige impact hebben op de bezetting bij het COA.

Door het vorige kabinet is voorts aan vreemdelingen naar aanleiding van protestacties als uitzondering tijdelijk onderdak geboden in enkele asielzoekerscentra en de vrijheidsbeperkende locaties. Het perspectief voor deze groep vreemdelingen, voornamelijk afkomstig uit Irak en Somalië, bleef vanuit de overheid onverminderd gericht op terugkeer. Inmiddels heb ik u bericht over het asielbeleid ten aanzien van Irak3 en Somalië op basis van de recente ambtsberichten. Gelet daarop en het nog immer bestaande terugkeerperspectief, wil ik ook voor deze groep het werken aan het vertrek een doorslaggevende betekenis geven in de mogelijkheid om nog langer onderdak te krijgen. Het onderdak is immers gericht op terugkeer, maar dan moet er wel sprake zijn van een vertrektraject waarin de vreemdeling inspanningen levert om de terugkeer naar het land van herkomst te realiseren. In geval een vreemdeling niet bereid is aan vertrek te werken zal, zoals ik u heb medegedeeld in het algemeen overleg van 19 december jl., beëindiging van het onderdak aan de orde zijn.

Bovengenoemde ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het COA gedeeltelijk moet terugkomen op het krimpbesluit dat in september 2012 is genomen. Het COA heeft deze week een aanvang gemaakt met het benaderen van een aantal gemeenten waarmee eerder is gesproken over sluiting van het opvangcentrum, om de mogelijkheid te onderzoeken in die gemeenten het betreffende opvangcentrum langer open te houden.

Ik zal uw Kamer verder via de Rapportage Vreemdelingenketen op de hoogte houden van de ontwikkelingen in de bezetting bij het COA.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 19 637, nr. 1573

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 29 344, nr. 107.

X Noot
3

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 19 637, nr. 1592.

Naar boven