19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1592 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 november 2012

Op 19 november jl. heeft de minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht uitgebracht over de algehele situatie in Irak gedurende de periode december 2011 tot en met oktober 2012.1 Conform de toezegging door de vorige bewindspersoon tijdens het Algemeen Overleg van 3 juli 2012 (Kamerstuk 19 637, nr. 1575), informeer ik u over de beoordeling van deze actuele informatie in het licht van het bestaande asielbeleid voor Iraakse asielzoekers.

Het Nederlandse asielbeleid ten aanzien van Irak is steeds het resultaat van een zorgvuldige beoordeling van actuele, objectieve informatie over Irak, waaronder de ambtsberichten van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De informatie in het recente ambtsbericht ligt grotendeels in het verlengde van voorgaande ambtsberichten en geeft mij aanleiding om het bestaande asielbeleid ten aanzien van Irak op één punt te wijzigen. Op basis van de informatie in het ambtsbericht concludeer ik dat Iraakse Palestijnen niet langer hoeven te worden gekwalificeerd als een kwetsbare minderheidsgroep. Voor het tweede jaar op rij laat het ambtsbericht zien dat hun situatie verbeterd is. Het hoogtepunt van het geweld tegen Palestijnen lag in de periode 2006–2007. Volgens UNHCR is het gericht geweld tegen Palestijnen sterk afgenomen en zijn inmiddels veel Palestijnen met succes lokaal geïntegreerd, met name in Mosul, Bagdad en andere steden. Verder zijn volgens UNHCR de relaties tussen de Palestijnen en de autoriteiten verbeterd.

Behoudens deze wijziging wordt het bestaande asielbeleid ten aanzien van Irak gecontinueerd. Dit betekent dat het bijzondere beleid voor Iraakse LHBT’s van kracht blijft. Hierover bent u op 11 juli 2012 geïnformeerd. De overige Iraakse asielzoekers moeten aan de hand van hun persoonlijke situatie aannemelijk maken dat ze bescherming nodig hebben in Nederland. Voor religieuze minderheden (Iraakse christenen, mandeeërs, yezidi’s, Shabak, kaka’i en joden) wordt daarbij rekening gehouden met hun kwetsbare positie in Irak. Religieuze minderheden zijn in het geldende landgebonden asielbeleid aangewezen als zogenoemde «kwetsbare minderheidsgroepen.» Dit houdt in dat wie behoort tot één van deze groepen al met op zichzelf beperkte individuele indicaties aannemelijk kan maken dat een dreigende schending van artikel 3 EVRM aanwezig is. De lat om aan te tonen dat er noodzaak bestaat tot bescherming in Nederland ligt voor deze groepen dus lager. Daarbij komt nog dat deze personen niet hoeven aan te tonen dat ze voor hun problemen bescherming hebben gezocht bij de Iraakse autoriteiten.

Het huidige ambtsbericht laat weliswaar een relatieve verslechtering zien in de veiligheidssituatie in Irak in vergelijking met de vorige verslagperiode (oktober 2010 tot en met november 2011), maar de veiligheidssituatie is nog steeds aanzienlijk beter dan in de periode 2006 en 2007. Toen was er sprake van extreme vormen van geweld en dagelijks een zeer hoog aantal gewelddadige incidenten, wat aanleiding was om een categoriaal beschermingsbeleid in te stellen. Het huidige geweldsniveau is weliswaar nog steeds reden tot zorg, maar ligt beduidend lager.

Het enkele feit dat een asielzoeker afkomstig is uit Irak is derhalve onvoldoende om in aanmerking te komen voor bescherming, maar als uit iemands individuele omstandigheden blijkt dat hij bescherming in Nederland nodig heeft, dan krijgt hij bescherming. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de beschikbare informatie over de (veiligheids)situatie in Irak. Van belang is bijvoorbeeld de vaststelling in het ambtsbericht dat het grootste deel van het geweld dat wordt gepleegd door gewapende groeperingen gericht is op specifieke groepen of personen, zoals personen die geassocieerd worden met de Iraakse overheid. Dit is een vaststelling die zonder meer relevant is bij de beoordeling van individuele asielverzoeken.

Bovenstaande sluit aan bij het beleid in andere lidstaten zoals Duitsland, België, Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Denemarken.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Dit ambtsbericht is terug te vinden op de site van de Rijksoverheid (www.rijksoverheid.nl).

Naar boven