17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 595 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2020

Aanleiding

Nederland kent een uitgebreid stelsel van sociale zekerheid: voor mensen die tijdelijk niet in hun inkomen kunnen voorzien, voor de oudedagsvoorziening of de zorg voor kinderen. Voor het maatschappelijk draagvlak is het van belang om oneigenlijk gebruik en misbruik te voorkomen en te bestrijden. Om uw Kamer te informeren over de fraudefenomenen in de sociale zekerheid, sturen wij Uw Kamer sinds 2019 jaarlijks een signaleringsbrief Fraudefenomenen.

De signaleringsbrief Fraudefenomenen 2020 wordt als bijlage verstuurd bij de Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid van juni 2020 (Kamerstuk 26 448, nr. 634).

Inhoud

In deze brief gaan we, naast ontwikkelingen naar aanleiding van eerder geconstateerde fenomenen, in op eventuele nieuwe fraudefenomenen die opgemerkt zijn door UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW. De signaleringbrieven die zij ons hierover stuurden (inclusief een rapportage van UWV), treft u als bijlagen aan.1 In de brieven hebben UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW aangegeven welke meldingen zijn binnengekomen en waar zij betrekking op hebben. Tevens noemen zij fenomenen die aandacht behoeven, dan wel risico’s bevatten. Tot slot bevatten de brieven beleidsaanbevelingen met betrekking tot knelpunten en frauderisico’s en de bestrijding hiervan.

Vertrouwelijkheid

Transparantie is een groot goed. Wij vinden het daarom belangrijk om u zo volledig mogelijk en – indien mogelijk – openbaar te informeren. Tegelijkertijd willen we potentiële fraudeurs niet op ideeën brengen. De brieven bevatten daarom wel informatie over aard en type van de fraudefenomenen, maar geen gedetailleerde omschrijvingen van de modus operandi. UWV heeft ons bij de rapportage fraudefenomenen een vertrouwelijke bijlage gestuurd met daarin een overzicht van themaonderzoeken die nu lopen of mogelijk gestart worden. In overleg met UWV sturen wij u deze stukken ook openbaar toe.2

Algemeen

Een algemene constatering is dat UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW voortdurend investeren in kennis en technieken om fraudefenomenen te herkennen. Daarbij zetten zij onder meer in op samenwerking in de keten, risicogericht en datagestuurd handhaven. Daarbij is het continu zoeken naar de balans tussen dienstverlening, controle en efficiëntie.

Zij werken intensief samen met als doel het misbruik en oneigenlijk gebruik op te sporen en te voorkomen. Soms zijn daarbij instrumenten reeds voorhanden, bijvoorbeeld in de materiewetgeving of de Wet SUWI. In andere gevallen komen er nieuwe vraagstukken en knelpunten naar boven, zoals de complexiteit om door middel van bestandsvergelijking met het buitenland verzwegen inkomsten op te sporen. Gemeenten werken in dat kader samen met zusterorganisaties en/of vertrouwenspersonen in het buitenland. Deze partijen coördineren de onderzoeken in het kader van de Participatiewet naar onder andere verzwegen inkomsten.

Ook wordt aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om een uitkering te schorsen als de uitkeringsgerechtigde niet op het opgegeven verblijfsadres blijkt te verblijven. UWV belicht uitgebreid de thematische onderzoeken waarmee omvang, aard en samenstelling van specifieke fraudefenomenen wordt onderzocht en misbruik wordt opgespoord.

Hoewel deze brieven over 2019 gaan, kijken de uitvoeringsorganisaties, de gemeenten en de Inspectie SZW in alle brieven ook al vooruit naar 2020. Terecht benoemen zij dat de huidige Corona-crisis forse impact heeft en zal hebben op het werk binnen toezicht, handhaving en opsporing. Door de beperkingen als gevolg van de nieuwe Corona-maatregelen zijn veel activiteiten (zoals huisbezoeken) niet of in beperkte mate mogelijk geweest. Zoals ook aangegeven in onze brieven hierover aan de Kamer zijn de NOW3, TOZO4 en TOFA5 met grote snelheid tot stand gekomen. Dit impliceert dat mogelijk zaken over het hoofd zijn gezien en de regelingen onvoorziene consequenties kunnen hebben, die achteraf niet gerepareerd kunnen worden. Dit is niet zonder risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. UWV, gemeenten en de Inspectie SZW geven daarom ook expliciet aan dat er binnen die regelingen frauderisico’s kunnen ontstaan. In de Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid van juni 2020 die tegelijkertijd met deze signaleringsbrief naar uw Kamer gaat, informeren wij u in meer detail hoe de uitvoering door de maatregelen wordt geraakt. De Corona-maatregelen zullen ook hun weerslag hebben op de fraudemeldingen van 2020 en verder. In de signaleringsbrief 2021, of eerder indien daar aanleiding toe is, zullen zij hier nader op ingaan.

Fraudemeldingen en -signalen

In de signaleringsbrieven gaan UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW nader in op de verschillende handhavingsactiviteiten die ze ondernemen. Eén van de handhavingsactiviteiten is het registreren van fraudemeldingen en -signalen. De uitvoering hiervan kent forse verschillen. Een vergelijking tussen de organisaties is daarom niet één op één te maken. Wat betreft het aantal meldingen en signalen zien we binnen de organisaties op hoofdlijnen de volgende ontwikkelingen:

Bij UWV is in 2019 het aantal meldingen toegenomen ten opzichte van 2018.

In 2018 zijn in totaal 13.932 aanpakwaardige interne meldingen ontvangen en in 2019 waren dit er 19.701. Dit komt onder meer door aanpassing van het meldingenformulier, maatschappelijke aandacht en de inspanningen om het fraudebewustzijn van medewerkers te verhogen. Het nieuwe formulier is gebruiksvriendelijker en heeft mede als doel gehad om een vermoeden van fraude laagdrempeliger te kunnen melden. Daarnaast zijn in 2018 ook 8.989 aanpakwaardige externe meldingen ontvangen en in 2019 waren dit er 8.992. Alle externe meldingen zijn anoniem, tenzij de melder ervoor kiest contactgegevens achter te laten.

Bij de SVB is het totale aantal onderzochte signalen in 2019 gedaald ten opzichte van 2018. In 2018 zijn in totaal 17.271 signalen onderzocht en in 2019 waren dit er 12.189. De reden van de daling was dat er meer is ingezet op kwaliteit van signalen in plaats van op kwantiteit. Ook is meer capaciteit ingezet op de signalering van schijnconstructies in het kader van de vaststelling van toepasselijke wetgeving (TPW).

Bij gemeenten is door de VNG in 2019 over het jaar 2018 een kwalitatief onderzoek gedaan naar geconstateerde signalen en fenomenen uit de fraudeonderzoeken in relatie tot bijstandsuitkeringen onder 10 gemeenten. In 2020 is over het jaar 2019 een andersoortig onderzoek ingesteld in de vorm van een digitale vragenlijst. Dit had als doel om meer gemeenten te bereiken. De respons was lager dan verwacht, waarvoor de corona-uitbraak (toename van gemeentelijke taken) een zeer waarschijnlijke reden is. Er hebben 102 gemeenten gereageerd op de enquête ten opzichte van de inbreng van 10 gemeenten bij het eerdergenoemde kwalitatieve onderzoek in het jaar 2019. Omwille van de respons, maar ook de verschillen in onderzoeksaanpak kunnen we voor de gemeenten dit jaar nog geen goede vergelijking maken met vorig jaar. De VNG verwacht voor volgend jaar een hogere respons en daarmee de mogelijkheid om te vergelijken.

Bij de Inspectie SZW is het aantal meldingen van mogelijke uitkeringsfraude en premie-ontduiking in 2019 vergelijkbaar met 2017 en 2018. Wat wel opvalt is de opgaande trend in de wens tot anoniem melden; bijna 1/3 van alle meldingen werd anoniem gedaan. Van de meldingen met een bekende herkomst is het aandeel afkomstig van particulieren toegenomen van 5% naar 9%. Ook meldingen die de Inspectie SZW doorzet naar andere organisaties zijn te vergelijken met voorgaande jaren, evenals het aantal meldingen dat binnenkwam bij de Opsporingsdienst van de Inspectie SZW. Een derde deel van de meldingen krijgt intern een vervolg in de bestuursrechtelijke handhaving, en ook dat is vergelijkbaar met voorgaande jaren.

Reactie op de aanbevelingen

De signaleringsbrieven van UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW bevatten een aantal aanbevelingen en dilemma’s. Hieronder gaan de Staatssecretaris en ik in op de punten die de uitvoeringsorganisaties, gemeenten en Inspectie SZW in hun brieven aandragen.

UWV

De rapportage van UWV is een verdieping van het UWV Jaarverslag over 2019. Het geeft een overzicht van de omvang en aard van vermoedens van regelovertredingen die in 2019 door UWV zijn onderzocht en de verschillende fraudefenomenen die thematisch onderzocht zijn. Hierbij heeft UWV bij bepaalde themaonderzoeken samengewerkt met andere partijen.

In deze rapportage geeft UWV tevens de stand van zaken weer van de knelpunten die vorig jaar gesignaleerd zijn. Het afgelopen jaar heeft UWV samen met SZW gewerkt aan oplossingen. Deze samenwerking wordt doorgezet. Bijvoorbeeld ten aanzien van de Toeslagenwet, inzicht in de risico’s van de ZW en het schorsen van uitkeringen. Zoals vorig jaar aangegeven wil UWV het beleid ten aanzien van schorsen van de uitkering verruimen in het geval UWV, ondanks herhaaldelijke oproepen, geen contact krijgt met iemand waardoor de controle op het wel of niet voldoen aan de voorwaarden van een uitkering onmogelijk wordt. UWV en SZW zetten de ambtelijke voorbereidingen hiertoe voort.

UWV signaleert bij de aanpak van misbruik en oneigenlijk gebruik een aantal reeds bekende dilemma’s en belemmeringen, zoals de beperkte controlemogelijkheden in het buitenland. Een rode draad blijft de mate waarin UWV afhankelijk is van derde partijen bij de opsporing van misbruik. Zo heeft UWV bij het controleren van de inlichtingen- en sollicitatieplicht vaak medewerking nodig van derden, zoals bijvoorbeeld werkgevers, boekhouders en uitzendbureaus. Wanneer deze partijen niet meewerken aan het leveren van gegevens heeft UWV zelf geen mogelijkheden dit alsnog af te dwingen, anders dan een verzoek tot strafrechtelijke vervolging te doen bij het Openbaar Ministerie.

Bij het tegengaan van fraude werkt UWV nauw samen met verschillende partijen zoals de Belastingdienst, Inspectie SZW, de SVB, gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie. Hierbij loopt UWV aan tegen belemmeringen bij het uitwisselen van gegevens. Over al deze bekende knelpunten zijn wij in overleg met UWV.

Ook brengt UWV een aantal nieuwe knelpunten en belemmeringen voor het voetlicht. UWV noemt in dat kader de handhavingsrisico’s bij de uitvoering van de NOW. Een nieuwe, omvangrijke maatregel waarbij dilemma’s in de keuzes tussen snelheid, dienstverlening en handhaving naar voren komen. Daarnaast noemt UWV de Regeling Onwerkbaar weer. UWV stelt dat de regeling een aantal handhavingsrisico’s kent waardoor adequate handhaving nagenoeg onmogelijk is. Wij zijn over de (toekomstige) handhaafbaarheid van deze regeling met UWV in gesprek. Overeenstemming hierover moet zo snel mogelijk, maar uiterlijk 1 november 2020 (start winterseizoen) worden bereikt. In de tussentijd heeft UWV aanvullende capaciteit vrijgemaakt voor handhaving van deze regeling.

UWV constateerde in de uitvoeringstoetsen van de wetsvoorstellen WIEG en WIBO en de Regeling Premiedifferentiatie WW dat er misbruikrisico’s zijn. Dit is bekend en onder andere bij de wetsvoorstellen WIEG en WIBO is het risico op misbruik, door de gekozen werkwijze, verminderd. In de toelichting op het wetsvoorstel is dit verder uiteengezet.

Met betrekking tot belemmeringen bij de aanpak en bestrijding van fraude gaan we graag in op de volgende onderwerpen:

UWV heeft, zoals ook in 2019 benoemd, geen mogelijkheid om een bestuursrechtelijke boete op te leggen aan een fictieve werknemer wanneer misbruik bewezen is. UWV kan alleen de uitkering terugvorderen en een aangifte doen bij het OM. Het opleggen van een boete kan alleen wanneer er sprake is van werknemerschap (conform criteria zoals opgenomen in de materiewetten), waar het in deze gevallen juist aan ontbreekt. Het OM pakt in algemene zin bij fictieve dienstverbanden overtredingsbedragen onder de € 10.000,– geen zaken op, conform de aanwijzing socialezekerheidsfraude. Om toch ook bij overtredingsbedragen onder deze drempel tegen dit type misbruik op te treden, onderzoeken we hoe we mogelijkheden kunnen creëren om bestuurlijke boetes op te leggen, ook wanneer er geen sprake is van werknemerschap.

Zoals UWV aangeeft, past het gebruik van data-analyse en risicomodellen bij een risicogerichte handhavingsaanpak. UWV en SZW hechten eraan dat hierbij duidelijke kaders worden gehanteerd, hiermee aansluitend op bestaande privacywetgeving en gegevensbescherming. Eerder dit jaar kondigde UWV al aan om hun systeem hierop door te lichten en gaat over de uitkomsten graag met ons in gesprek. Ook de wens om openbare bronnen te ontsluiten binnen de eigen data-analyse omgeving neemt UWV in dit gesprek mee. Hierbij onderkennen UWV en SZW dat het gebruik van openbare bronnen grote zorgvuldigheid en een juridische basis vraagt. Het gebruik hiervan dient transparant en proportioneel te zijn.

Wat betreft controles in het buitenland heeft UWV de wens om met verdragslanden gestructureerd bestandsvergelijkingen te kunnen doen op een wijze zoals we nu voor de uitvoering van de Participatiewet in een bilaterale overeenkomst hebben geregeld met België. Op grond van die overeenkomst is het mogelijk om met België een continue gegevensuitlevering te laten plaatsvinden om samenloopsignalen op te sporen zoals dit nu ook binnen Nederland gebeurt. Ook merkt UWV op dat onderzoeken in het buitenland sneller en efficiënter kunnen worden uitgevoerd als UWV beschikt over het buitenlandse identificatienummer.

De bestaande overeenkomst met België over gegevensuitwisseling is uniek en is het resultaat van jarenlang intensief overleg. Een eerste mogelijke vervolgstap is om de overeenkomst met België uit te breiden, zodat UWV ook voor de andere wetten dan de Participatiewet structureel gegevens kan uitwisselen met de Belgische instanties. Hierover willen we graag het gesprek voeren met UWV en met België. Ten aanzien van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten met andere landen merken we op dat het een tijdsintensief proces betreft waarvan we eventuele resultaten pas op (middel)lange termijn verwachten. Bovendien zijn niet alle landen hiertoe bereid, bijvoorbeeld omdat de (privacy)wetgeving zich hiertegen verzet, er geen wederzijds belang is of omdat het uitvoeringstechnisch moeilijk is. Dat neemt niet weg dat we graag met UWV in overleg gaan over de mogelijkheden om samenwerking met andere landen verder te versterken, zodat UWV regelovertreding (sneller) kan constateren. Uiteraard wint UWV op dit moment al op casusniveau inlichtingen in en is samenwerking mogelijk met buitenlandse organen bij vermoedens van fraude of misbruik.

SVB

Op verzoek van de Staatssecretaris heeft de SVB extern onderzoek laten uitvoeren naar de misbruikrisico’s bij de bestaande wet- en regelgeving. Zoals aangegeven in de Stand van de Uitvoering van december 2019, is de conclusie van dit onderzoek dat de SVB alle misbruikrisico’s in beeld heeft. Daarnaast heeft de interne Accountantsdienst van de SVB de opzet van risicosignalering binnen de organisatie getoetst en in de basis adequaat bevonden. Dat geeft vertrouwen dat de SVB ook toekomstige misbruikrisico’s tijdig signaleert en aanpakt.

De SVB geeft geen nieuwe beleidsaanbevelingen. Graag maken wij van de gelegenheid gebruik om u te informeren over de twee beleidsaanbevelingen uit de signaleringsbrief van 2019, gericht op het verbeteren van de handhaafbaarheid van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO). Zoals u vorig jaar gemeld is, kan in de huidige situatie een opgelegde terugvordering als gevolg van verzwegen vermogen in het buitenland (veelal onroerend goed) als schuld worden afgetrokken van datzelfde verzwegen vermogen. Hiermee kan opnieuw recht op AIO ontstaan, als hierdoor wordt voldaan aan de vermogenstoets. Het niet naleven van een verplichting levert zo een voordeel op voor de belanghebbende, ten opzichte van burgers die de regels naleven. Dit valt niet te rechtvaardigen. Fraude mag immers niet lonen.

Daarom heeft de Staatssecretaris op 16 januari 2020 een voorstel tot wijziging van de Participatiewet aan uw Kamer6 aangeboden. Het doel van dit wetsvoorstel is het wegnemen van de onterecht gunstige positie van mensen met fraudevorderingen bij de toegang tot het recht op bijstand. Dit wordt bereikt door vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht uit alle socialezekerheidswetten uit te sluiten van de vermogenstoets in artikel 34 van de Participatiewet, door deze niet langer aan te merken als een «schuld» die afgetrokken mag worden van de aanwezige bezittingen.

In de signaleringsbrief van 2019 heeft de SVB aangekaart dat indien een AIO-gerechtigde niet meewerkt aan een onderzoek naar vermogen in het buitenland, de SVB de uitkering ten hoogste kan stopzetten. Dit in tegenstelling tot een burger die wél medewerking verleent, waarbij afhankelijk van de constateringen de uitkering naar aanleiding van schending van de inlichtingenplicht met terugwerkende kracht wordt beëindigd. Er bestaat op deze wijze een prikkel op niet meewerken. De Staatssecretaris heeft toegezegd een juridische analyse uit te voeren naar de mogelijkheden om deze onevenredigheid weg te nemen.

Uit de juridische analyse volgt dat het onwenselijk is om de algemene regels in de Participatiewet op dit punt aan te passen. Er bestaat met gegronde reden verschil in de gevolgen die verbonden zijn aan schending van de medewerkingsplicht en schending van de inlichtingenplicht. Bijstand kan met terugwerkende kracht worden beëindigd en teruggevorderd als achteraf blijkt dat deze ten onrechte is verleend op basis van onjuiste of onvolledige informatie (en waarbij de inlichtingenplicht dus in het geding is). De rechtmatige situatie wordt op die manier met terugwerkende kracht hersteld. Hierbij wordt een zwaarwegend belang gehecht aan het waarborgen van de rechtszekerheid van de burger en het vertrouwen in de overheid. In deze situatie wil de Staatssecretaris geen verandering aanbrengen om te voorkomen dat bijstand met terugwerkende kracht beëindigd en teruggevorderd kan gaan worden zonder dat duidelijk is of daarmee sprake is van herstel naar de rechtmatige situatie. Van de bijstandsgerechtigde mag uiteraard wel de nodige medewerking worden verlangd. Daarvoor heeft de gemeente of de SVB al de beschikking over de ingrijpende instrumenten tot opschorting en (daarna) beëindiging van de uitkering indien die medewerking ontbreekt.

Over de stand van zaken bij de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland bent u separaat geïnformeerd in onze «Kamerbrief Voortgang vermogensonderzoeken in het buitenland in het kader van de bijstand» van 4 juni 20207.

Gemeenten

De VNG verkent de mogelijkheden tot en het zetten van gerichte stappen om te komen tot een eenduidige registratie van fraudesignalen en de afhandeling van fraudesignalen door gemeenten. Wij onderschrijven het belang van een meer eenduidige registratie bij gemeenten. Dit vergroot de mogelijkheden om van elkaar te leren en biedt betere mogelijkheden voor het detecteren en analyseren van misbruikrisico’s en fraudefenomenen. We herkennen daarbij echter ook de complexiteit die met het maken van afspraken met betrekking tot registratie gepaard gaat. De VNG omschrijft een aanpak om vanuit onderzoek naar behoeften binnen gemeenten tot een haalbaarheidsanalyse te komen. Deze aanpak verstevigt de startpositie van waaruit de VNG stappen naar een eenduidige registratie kan formuleren. Het toegezegde plan van aanpak bespreken we met de VNG.

De VNG constateert een toename van het aantal gemeenten dat het belang van toezicht en handhaving als onderdeel van alle betrokkenen binnen de integrale dienstverlening onderschrijft. Toezicht en handhaving wordt op die manier niet langer enkel de verantwoordelijkheid van toezichthouders en handhavers. Dit komt de effectiviteit van de handhaving zeker ook in preventieve zin ten goede. De doorontwikkeling van handhaving als onderdeel van de integrale voorwaardelijke dienstverlening vraagt kadering. Een voor gemeenten toepasbaar concept (voor integrale handhaving) kan dat kader bieden. De VNG wil tot de ontwikkeling van een dergelijk concept komen. De eerste gesprekken hierover zijn reeds met de VNG gevoerd. Daarbij vinden wij het van belang dat ook aansluiting wordt gezocht bij de initiatieven die reeds op het vlak van handhaving binnen de integrale dienstverlening lopen, zoals het Toezicht Sociaal Domein (TSD) en het Programma Sociaal Domein.

Naar aanleiding van het debat van 4 september 2019 over onterecht verstrekte uitkeringen aan gedetineerden, heeft de Staatssecretaris met de VNG afgesproken dat de VNG in kaart brengt hoe gemeenten, in het kader van de Participatiewet, detentiesignalen verwerken8. In de signaleringsbrief wordt hier specifiek bij stilgestaan. Vanuit de uitgevoerde inventarisatie komt naar voren dat gemeenten in algemene zin adequaat optreden. De signalen bereiken de gemeente en er wordt in de regel op korte termijn een vervolgactie uitgezet. Dat laat onverlet dat uit de inventarisatie ook signalen naar voren komen die om nadere duiding vragen. We denken dan aan het weliswaar beperkte deel van gemeenten dat geen signalen ontvangt of signalen die de gemeenten relatief laat bereiken. De Staatssecretaris wil deze zomer in gesprek met Stichting Inlichtingenbureau om te kijken of we de herkomst van deze signalen nader kunnen duiden en deze zo nodig in de toekomst kunnen ondervangen met aanpassingen in het proces. Tezamen met Stichting Inlichtingenbureau willen zij ook bezien hoe andere signalen rond «in rechte vrijheid ontneming» kunnen worden gegenereerd, zodat gemeenten ook daar adequaat op kunnen opereren. Maatwerk bij kortdurende detentieperiodes, zoals de VNG voorstelt, vraagt tenslotte om een nadere juridische analyse om te bepalen of hiervoor binnen het huidige wettelijke kader mogelijkheden liggen. We zeggen toe hierop dit najaar in het Gemeentenieuws van SZW terug te komen.

Inspectie SZW

De Inspectie SZW ervaart het ontbreken van verblijfsadressen in de RNI9 als een belemmering om toezicht te houden op de naleving van arbeidswetten en het signaleren van fraude met uitkeringen en premies en ook van onwenselijke huisvestingssituaties. De Inspectie SZW heeft hierover reeds een signaal naar buiten gebracht.

Het Ministerie van SZW is in gesprek met het Ministerie van BZK en de Inspectie SZW om op korte termijn te komen tot een plan van aanpak om de registratie van arbeidsmigranten te verbeteren. Het gaat daarbij onder meer om het verbeteren van contactmogelijkheden, door contactgegevens van arbeidsmigranten te gaan registreren aan de RNI-loketten en door het bevorderen van tijdige registratie als ingezetene, door arbeidsmigranten actief te informeren en voor te lichten over de geldende regels met behulp van de geregistreerde contactgegevens. Genoemde activiteiten zouden in 2020 moeten plaatsvinden.

De Inspectie SZW geeft aan soms moeilijk vast te stellen sinds wanneer werknemers in dienst van werkgevers zijn. Dit komt door het ontbreken van de eerstedagsmelding. Dit bemoeilijkt ook het signaleren van het tijdstip van vervallen van uitkeringsrechten en het moment van afdragen van sociale premies.

Wij zijn in gesprek en verkennen hierbij alle opties.

De Inspectie SZW vraagt om verduidelijking van het Besluit SUWI, zodanig dat inspecteurs ten behoeve van de uitoefening van de eigen wettelijke taken op het gebied van arbeidsmarktfraude en bij vermoedens ook Suwinet mogen raadplegen. Zoals de Inspectie SZW ook opmerkt, zijn wij met elkaar in overleg om deze verduidelijking te realiseren.

De Opsporingsdienst van de Inspectie SZW heeft, onder gezag van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie, een aantal strafrechtelijke onderzoeken verricht naar fraude door tussenpersonen bij WW-uitkeringen. De Inspectie SZW is deze onderzoeken gestart naar aanleiding van een signaal van UWV op basis van het handhavingsonderzoek «Meerdere uitkeringen op één adres».

Het is mooi om te constateren dat aanbevelingen die de Inspectie SZW doet goed passen in het door UWV uitgezette beleid om fraude tegen te gaan.

Ook UWV heeft onderkend dat de aanwezige taalbarrière bij arbeidsmigranten vaak afhankelijkheid van tussenpersonen met zich mee brengt. Om die reden heeft UWV in 2019 ingezet op het beschikbaar stellen van essentiële informatie in meerdere talen. Meer informatie hierover staat in de Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid die tegelijkertijd met deze signaleringsbrief naar uw Kamer wordt gestuurd. Daarnaast noemt de Inspectie snellere procedures (zoals schorsingen) die de betaling van de WW-uitkering direct betreffen. Zoals aangegeven in de Stand van de Uitvoering Sociale Zekerheid van december 201910 als ook in de Stand van de Uitvoering van juni 2020, onderzoeken wij samen met UWV en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de wettelijke mogelijkheden om UWV meer bevoegdheden te geven om een uitkering van mensen die verzuimen zich (tijdig) te registreren als ingezetene op te kunnen schorten.

Tot slot bepleit de Inspectie SZW meer fysiek contact tussen UWV en de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld door het ophalen van formulieren op kantoor. Inmiddels was dit – tot de corona-maatregelen – standaard voor het verkrijgen van de papieren aanvraag voor een WW-uitkering. Ten slotte is controle op verblijf buiten Nederland geïntensiveerd door het handhavingsonderzoek meerdere uitkeringen op één adres en de ontwikkeling en implementatie van het risicomodel op dit terrein. UWV geeft aan dat de ontwikkeling én de afhandeling van de signalen uit het risicomodel verblijf buitenland op dit moment in verband met de corona-maatregelen beperkt plaatsvinden.

Vervolg

Fraudebestrijding in de sociale zekerheid vergt een continue aandacht op handhaving en alertheid op nieuwe fraudefenomenen. Handhaving is daarmee een integraal onderdeel van de uitvoering. Over de aanpak en gedane aanbevelingen blijven wij in gesprek met UWV, SVB, de gemeenten en de Inspectie SZW.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid: met deze regeling ondersteunen we werkgevers die ook in deze moeilijke periode vasthouden aan hun werknemers, ook diegenen zonder vast contract.

X Noot
4

Tijdelijke noodregeling voor zelfstandige ondernemers: met deze regeling bieden we inkomen en kapitaal om zelfstandig ondernemers.

X Noot
5

Tijdelijke Overbruggingsregeling voor Flexibele Arbeidskrachten

X Noot
6

Kamerstuk 35 374.

X Noot
7

Kamerstuk 17 050, nr. 594

X Noot
8

Kamerstuk 17 050, nr. 590.

X Noot
9

Registratie Niet-Ingezetenen

X Noot
10

Kamerstuk 26 448, nr. 630

Naar boven