17 050 Misbruik en oneigenlijk gebruik op het gebied van belastingen, sociale zekerheid en subsidies

Nr. 594 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juni 2020

Aanleiding

Mensen kunnen terugvallen op een bijstandsuitkering als zij zelf niet over voldoende middelen beschikken om te kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Onder deze middelen valt ook vermogen in het buitenland. Samen met de gemeenten en betrokken uitvoeringsorganisaties werk ik aan een set van maatregelen om de handhaving op vermogen buiten Nederland te intensiveren en te optimaliseren. In mijn brief aan uw Kamer van 28 juni 20181 en tijdens het debat van 6 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 50, item 9) heb ik u hierover geïnformeerd. Deze brief bevat de voortgang daarvan. Daarbij schenk ik aandacht aan recent gepubliceerde CBS-cijfers over de vermogensonderzoeken in het buitenland door gemeenten.

De huidige omstandigheden met betrekking tot het coronavirus (COVID-19) hebben logischerwijs ook consequenties voor de uitvoering van handhavingsonderzoeken in het buitenland. Bij gemeenten gaat de prioriteit en capaciteit nu uit naar de primaire processen die nodig zijn om burgers in deze bijzondere tijd passende ondersteuning te bieden. Daar wordt in deze brief niet aan voorbij gegaan. Ik bespreek achtereenvolgens (1) het cijfermatig beeld, (2) de handhavingscijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk, en (3) intensivering en optimalisering handhaving buitenlands vermogen.

1. Cijfermatig beeld

Statistieken zijn relevant voor beleidsontwikkeling. De kerncijfers op het gebied van handhaving Participatiewet worden ontleend aan de Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek van het CBS. Die geeft inzicht in het aantal overtredingen en vorderingen bij schending van de inlichtingenplicht. De cijfers met betrekking tot de overtreding «verzwegen vermogen» worden niet opgesplitst naar vindplaats (binnen of buiten Nederland). Om meer inzicht te krijgen in de uitvoering van vermogensonderzoeken in het buitenland door gemeenten en de omvang van dit specifieke type van bijstandsfraude, heeft het CBS op mijn verzoek een onderzoek uitgevoerd.2 Deze statistieken kan ik gebruiken ter ondersteuning bij de aanpak om de handhaving op buitenlandse middelen te optimaliseren. Deze geven inzicht in hoe we ervoor staan en hoe dit zich verhoudt tot de ingezette koers en ondersteuning aan gemeenten. Een beter (cijfermatig) beeld kan, waar nodig, aanleiding geven om beleidsaccenten te verschuiven. De CBS-cijfers geven inzicht in de omvang van schending van de inlichtingenplicht bij gemeenten in het kader van de Participatiewet. Daarnaast bestaat er buitenlandse vermogensfraude bij de Aanvullende Inkomensondersteuning Ouderen (AIO), uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Met onderstaande weergave van de cijfers van beide regelingen over het jaar 2018 wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Jasper van Dijk (SP), die vraagt een overzicht te leveren van de totale omvang van bijstandsfraude als gevolg van verzwegen bezit in het buitenland.3 Een cijfermatig beeld is alleen mogelijk van opgespoorde bijstandsfraude. De beschikbare cijfers van gemeenten (via het CBS-rapport) en de SVB kunnen niet worden opgeteld. Dit komt omdat een deel van de cijfers van het CBS een schatting geeft en omdat een ander deel van de cijfers slechts op basis van enkele respondenten is gebaseerd. Daarnaast gaan de CBS-cijfers over gestarte onderzoeken en betreffen de SVB-cijfers afgeronde onderzoeken.

Cijfers Participatiewet (gemeenten) 2018

Doel van het CBS-onderzoek is het in kaart brengen hoe vaak gemeenten in 2018 een vermogensonderzoek in het buitenland zijn gestart en hoe vaak dit soort onderzoeken in 2018 hebben geleid tot het opleggen van een vordering en boete wegens schending van de inlichtingenplicht in de bijstand. Op basis van de respons op de enquête onder gemeenten en het imputeren4 van non-respons is voor alle gemeenten in Nederland tezamen een schatting gemaakt van de aantallen. Met 95% zekerheid kan worden gezegd dat er door 70 tot 90 gemeenten een onderzoek is gestart. In totaal zijn door de gemeenten 240 tot 390 onderzoeken gestart. In 2018 zijn naar aanleiding van vermogensonderzoeken in het buitenland in totaal 60 tot 130 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd.5 Met 95% zekerheid kan worden gezegd dat naar aanleiding van de overtredingen 20 tot 30 vorderingen en maximaal 10 boetes zijn opgelegd. Het CBS kon voor de beginschuld (het bedrag in €) van de vorderingen en boetes geen betrouwbaar model voor ophoging bepalen. Daarom geeft het rapport hiervoor alleen de gegevens van de responderende gemeenten. De totale beginschuld van de vorderingen was bijna 287 duizend euro. Van de boetes was dit ruim 87 duizend euro.

Cijfers AIO (SVB) 2018

In 2018 zijn door de SVB in het kader van de AIO 155 vermogensonderzoeken in het buitenland afgerond. Naar aanleiding van de onderzoeken zijn in totaal 39 overtredingen van de inlichtingenplicht geconstateerd. Dit heeft in 29 gevallen gevolgen gehad voor het recht op AIO: in 17 gevallen heeft de overtreding geleid tot een herziening met terugvordering, in 9 gevallen is de uitkering herzien (beëindigd) per eerste gelegenheid (geen terugvordering) en in 3 gevallen is een aanvraag afgewezen. In 8 gevallen is een boete opgelegd en in 2 gevallen een waarschuwing. Door de SVB is iets meer dan 500 duizend euro teruggevorderd. Voor de boetes betreft dit iets meer dan 25 duizend euro.

2. De handhavingscijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk

De handhavingsstatistieken van de Participatiewet en de AIO laten zich niet eenvoudig vergelijken. Het is ook van belang om de cijfers in het licht van de uitvoeringspraktijk van de gemeenten en SVB te lezen.

Signaal-gestuurd en preventief (thematisch) fraudeonderzoek

Handhaving van Nederlandse wetgeving in het buitenland is complex. Desalniettemin moet ook in het buitenland gecontroleerd worden op het bezit van vermogen en moet onterecht verstrekte bijstand teruggevorderd worden. Controle kan allereerst plaatsvinden op basis van concrete signalen: een constatering in een dossier of bij een ander onderzoek (interne signalen) of tips en meldingen van burgers en ketenpartners (externe signalen). Ook zonder specifiek signaal mag onderzoek worden verricht. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) onderschrijft in zijn uitspraken het grote belang van handhaving en onderkent de kosten die hiermee gemoeid zijn. Preventief (thematisch) fraudeonderzoek hoeft daarom niet op alle bijstandsgerechtigden te worden toegepast. Het gebruik van risicoprofielen is toegestaan, met inachtneming van het non-discriminatiebeginsel.6

Bij een risicoprofiel kunnen gedragsindicatoren worden toegepast. Vakantiegedrag kan een relevant signaal zijn voor verzwegen bezit in het buitenland. Tijdens het debat 6 februari 2019 heb ik toegezegd te bezien of er informatie is over de vraag of de meldplicht met betrekking tot vakanties door gemeenten gehandhaafd wordt. Hierbij gaat het in feite over de handhaving van de in artikel 13, eerste lid onder e, van de Participatiewet omschreven termijn van maximaal 4 weken dat iemand per kalenderjaar in het buitenland mag verblijven. Op grond van de inlichtingenplicht behoort de bijstandsgerechtigde melding te maken van de vertrek- en terugkomstdata. Uit jurisprudentie7 en gesprekken met gemeenten, VNG Naleving en Divosa volgt het beeld dat gemeenten deze meldplicht over het algemeen gesteld handhaven. De wijze waarop dit geschiedt en geregistreerd wordt is per gemeente verschillend. Er bestaan om die reden geen landelijke cijfers van de handhaving op deze specifieke verplichting. De handhaving kan plaatsvinden op basis van signalen als buitenlands pingedrag op de bankafschriften of (anonieme) tips. Bij de controle op de termijn van het verblijf in het buitenland, worden bijvoorbeeld de vliegtickets of de stempels in het paspoort opgevraagd en gecontroleerd.

De aanpak van gemeenten

De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd aan gemeenten. Het is in de eerste plaats de expliciete bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om zelf een goede invulling te geven aan de handhaving. Jurisprudentie en de CBS-cijfers laten zien dat gemeenten inzetten op handhaving en onderzoek naar vermogen in het buitenland. Toch geldt dat nog lang niet voor alle gemeenten. Dat hoeft ook niet. Jaarlijks onderzoek door alle gemeenten is niet noodzakelijk. Evenmin hoeft (preventief) fraudeonderzoek op iedere bijstandsgerechtigde toegepast te worden. Iedere gemeente kent zijn eigen aanpak (signaal-gestuurd en/of thematisch) en beleidsafwegingen. Dit blijkt ook uit verklaringen van enkele gemeenten in het CBS-rapport.8 Wel blijf ik gemeenten stimuleren om vermogensonderzoeken te doen, ten behoeve van het draagvlak van ons sociale zekerheidsstelsel. Als ik de CBS-cijfers over het jaar 2018 zie, kunnen gemeenten hier nog meer op inzetten. Ten behoeve hiervan, vind ik het belangrijk dat gemeenten goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden tot onderzoek in het buitenland, dat zij effectief onderzoek kunnen doen en maatregelen kunnen nemen en dat gemeenten daarbij niet tegen knelpunten aanlopen die reden geven om onderzoek achterwege te laten. In mijn brief aan uw Kamer in juni 2018 heb ik aangegeven waar nodig en mogelijk gemeenten daarbij te faciliteren.9 In paragraaf 3 licht ik toe tot welke (beleids-) activiteiten dit sinds 2018 heeft geleid om de inzet van gemeenten bij vermogensonderzoeken te bevorderen en wat de stand van zaken is.

De aanpak van de SVB

De SVB doet in het kader van de AIO vermogensonderzoek in het buitenland op basis van interne en externe signalen. Daarnaast verricht de SVB risico-gericht onderzoek op projectmatige basis, door middel van eigen data-analyse. De SVB heeft twee varianten ontwikkeld. De eerste betreft een integrale controle van alle AIO-gerechtigden over de periode 2013 t/m 2019. Jaarlijks is een aantal geboortelanden van de AIO-gerechtigden onderzocht. Door deze aanpak zijn uiteindelijk alle geboortelanden onderzocht, waaronder Nederland.10 De tweede variant van risico gericht onderzoek door de SVB vindt plaats op basis van het signaal dat de AIO-gerechtigde regelmatig langdurig in het buitenland verblijft.11 De gerichte aanpak van de SVB maakt dat met regelmaat vermogensonderzoek wordt gedaan. Dit leidt (in ieder geval in 2018) dan ook – in verhouding tot de gehele populatie van uitkeringsgerechtigden – tot meer onderzoeken door de SVB dan bij gemeenten het geval is.

Terugvordering bij geconstateerde overtreding

De cijfers ten aanzien van de Participatiewet en de AIO tonen dat niet iedere constatering van schending van de inlichtingenplicht leidt tot een terugvordering. Dit komt allereerst doordat niet ieder aangetroffen verzwegen vermogen leidt tot een overschrijding van het in de bijstand toegestane (resterend) vrij te laten vermogen. Dit leidt tot zogenaamde «nulfraude»; een schending van de inlichtingenplicht die geen onterecht verstrekte bijstand met zich meebrengt (en dus niet leidt tot een terugvordering). Daarnaast worden ook uitkeringen per datum opschorting ingetrokken.12 Een reden daarvoor is dat het aanwezige bewijs (nog) onvoldoende is om de schending van de inlichtingenplicht met terugwerkende kracht vast te stellen (bij zo’n besluit geldt een zware bewijslast). Dergelijke beëindigingen van de uitkering leiden eveneens tot nulfraude, omdat er tijdens de opschorting geen uitbetaling van de bijstand heeft plaatsgevonden.

Sanctionering bij geconstateerde overtreding

Bij iedere schending van de inlichtingenplicht wordt, naast de terugvordering van de onterecht verstrekte bijstand, door de gemeente of SVB in het individuele geval beoordeeld wat een passende sanctie is. De hoogte van de boete moet altijd worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid, de ernst van de overtreding en de (financiële) omstandigheden van de burger.13 Als de verwijtbaarheid ontbreekt dan wordt er – met inachtneming van het beginsel «geen straf zonder schuld» – geen boete opgelegd. Daarnaast is er de mogelijkheid om een waarschuwing te geven in plaats van een boete. De cijfers van zowel gemeenten als de SVB laten zien dat gebruik wordt gemaakt van deze beoordelingsruimte. Het aantal opgelegde boetes ligt lager dan het aantal terugvorderingen en bij de SVB heeft de overtreding in een tweetal gevallen geleid tot een waarschuwing.

Preventie

De handhavingscijfers van gemeenten en de SVB bieden inzichten die bruikbaar zijn voor de (door-)ontwikkeling van beleid ten aanzien van de vermogensonderzoeken in het buitenland. Toch zijn dergelijke statistieken niet alomvattend. Ik vind het belangrijk dat binnen het gehele handhavingsproces een verscheidenheid aan instrumenten en interventies wordt toegepast. Zo bestaat goede en effectieve handhaving niet enkel uit (een toename van) controle, terugvordering en sanctionering. Voorop staat het zoveel mogelijk voorkomen van regelovertreding. Het is aan gemeenten en de SVB, mede vanuit het kenbaarheidsvereiste, om bijstandsgerechtigden goed voor te lichten over de inlichtingenplicht. Niet alleen bij de bijstandsaanvraag, maar ook daarna. Een voorbeeld daarvan is de jaarlijkse mailing van de SVB, waarbij AIO-gerechtigden worden herinnerd aan de verplichting verblijf in het buitenland en vermogen te melden. Gerichte communicatie, regelmatig contact en goede begeleiding zijn relevante factoren bij preventie van regelovertreding. Dit vraagt om «goed klantmanagement» en laat zich niet eenvoudig in cijfers vatten.

Vervolgonderzoek CBS

Van gemeenten is nu enkel een cijfermatig beeld over 2018 beschikbaar. Voor het waarnemen van mogelijke trends (die aanleiding kunnen geven voor verschuiving bij de ingezette koers) of het vaststellen beleidseffecten is meerjarig onderzoek nodig. Ik heb het CBS daarom gevraagd om een vervolg te geven aan het onderzoek naar de vermogensonderzoeken in het buitenland door gemeenten, voor het jaar 2019. Daarnaast wil ik op termijn de statistieken met betrekking tot buitenland vermogen borgen in de reguliere Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek. Het CBS onderzoekt de mogelijkheden daartoe.

3. Intensivering en optimalisering handhaving buitenlands vermogen

Bevorderen inzet gemeenten bij vermogensonderzoeken in het buitenland

In 2019 is het samenwerkingsverband Onderzoek Vermogen Buitenland (OVB) opgericht. Binnen OVB hebben het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) van het UWV, de SVB, VNG Naleving, Divosa, de Beroepsvereniging voor Klantmanagers en het Ministerie van SZW de handen ineengeslagen om samen te komen tot een effectieve aanpak. Het samenwerkingsverband OVB heeft een handreiking geactualiseerd die beschrijft hoe gemeenten vermogensonderzoek kunnen opstarten (conform de uitgangspunten van de CRvB met betrekking tot het non-discriminatiebeginsel), waar ze terecht kunnen voor de uitvoering van dit onderzoek en wat de gevolgen zijn bij geconstateerd vermogen. Deze handreiking geeft bovendien handvatten om (onbewuste) schending van de inlichtingenplicht te voorkomen. Daarnaast is in 2019 een digitaal kennisplatform gelanceerd met actualiteiten, best practices en modelformulieren voor de uitvoeringspraktijk.14 Cijfers laten zien dat gemeenten het kennisplatform en de handreiking goed weten te vinden.15 Om te bevorderen dat gemeenten actief invulling geven aan de genoemde verplichtingen in de Participatiewet en aan de slag gaan met de handreiking heeft het samenwerkingsverband (regionale) bijeenkomsten georganiseerd. Hiermee zijn tot op heden 101 gemeenten bereikt. Het bereik van de activiteiten stemt mij hoopvol. Het laat zien dat we met de gezamenlijke aanpak voorzien in een behoefte en dat het zinvol is om hiermee door te gaan.

Het afgelopen jaar lag de nadruk op het informeren en adviseren van gemeenten. Onder andere op het vormgeven van thematisch onderzoek en het selecteren van risico-indicatoren (waaronder vakantiegedrag). De aanpak heeft al tot mooie voorbeelden geleid van gemeenten die hiermee aan de slag zijn gegaan. Juist deze (nieuwe) concrete ervaringen van gemeenten en de SVB zijn ontzettend waardevol om onderling uit te wisselen. De bijeenkomsten van het samenwerkingsverband OVB hebben inzicht geboden in de vragen die bij gemeenten leven. Zo spelen er toepassingsvraagstukken en ontbreekt bij een aantal gemeenten nog de «know how» voor een gerichte aanpak. De huidige dienstverlening wordt daarom voortgezet en geborgd. Daarnaast verschuift de focus naar een proactieve en vraaggestuurde aanpak. Dit omvat het benaderen van gemeenten die nog niet met de verschillende activiteiten zijn bereikt en het gericht en individueel ondersteunen van gemeenten die de concrete vertaalslag willen maken van «weten» naar «doen». Uiteraard wordt rekening gehouden met de corona-gerelateerde maatregelen. Vanzelfsprekend gaat bij gemeenten momenteel de prioriteit voornamelijk uit naar de daar uit voortvloeiende werkzaamheden. Ook gedurende de crisis is onderzoek wel mogelijk. Gemeenten worden actief geïnformeerd over de huidige onderzoeksopties.

Knelpunten van juridische en praktische aard

Gewerkt wordt aan de aanpak van knelpunten van juridische en praktische aard. Het wegnemen hiervan draagt bij aan de stimulans voor gemeenten (en de SVB) om actief onderzoek te (blijven) doen naar verzwegen vermogen in het buitenland. Gemeenten en de SVB ervaren het als knelpunt dat zij binnen het huidige wettelijk kader gedwongen zijn om na vaststelling van fraude in voorkomende gevallen bij een nieuwe aanvraag toch direct weer een uitkering te moeten verstrekken. Daarom heb ik op 16 januari 2020 een voorstel tot wijziging van de Participatiewet aangeboden aan de Tweede Kamer.16 Het doel van dit wetsvoorstel is het wegnemen van de onterecht gunstige positie van mensen met fraudevorderingen bij de toegang tot het recht op bijstand. Dit wordt bereikt door vorderingen en boetes wegens schending van de inlichtingenplicht uit alle socialezekerheidswetten uit te sluiten van de vermogenstoets in artikel 34 van de Participatiewet, door deze niet langer aan te merken als een «schuld» die afgetrokken mag worden van de aanwezige bezittingen. Het wetsvoorstel bevat niet alleen een prikkel voor de belanghebbende om het (in het bezit gebonden) vermogen aan te wenden en (daarmee) in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien en/of fraudevorderingen af te lossen, maar vormt tevens een stimulans voor gemeenten en de SVB om actief invulling te (blijven) geven aan de handhaving. Verder voert de SVB sinds anderhalf jaar een pilot beslaglegging in het buitenland uit. Deze verloopt moeizaam, met name doordat de afhandeling in de betrokken landen complex blijkt. Besloten is om de pilot tot tenminste 1 januari 2021 voort te zetten. Daarnaast werkt de SVB sinds 2018 met een machtigingsprocedure: bij een signaal van verzwegen vermogen wordt van de AIO-gerechtigde een machtiging gevraagd, zodat de SVB zélf bij de desbetreffende instantie in het buitenland de benodigde informatie kan opvragen. Bij sommige buitenlandse instanties is het gebruik van een machtiging van de klant ook vereist bij de uitvraag van gegevens (vanwege de daar geldende privacyregels). De machtigingsprocedure van de SVB voorkomt binnen het handhavingsproces misverstanden (het aanleveren van verkeerde documenten) en vertragingen. Ook scheelt het kosten voor de klant. Als de AIO-gerechtigde weigert mee te werken aan het afgeven van een machtiging, dan kan de AIO-uitkering opgeschort en uiteindelijk beëindigd worden. Vanwege de positieve ervaringen is de machtigingsprocedure geborgd binnen de SVB en wordt de uitvoeringspraktijk als goed voorbeeld (via het samenwerkingsverband OVB) gedeeld met gemeenten.

Medewerking onderzoekslanden

De onderzoeksmogelijkheden naar verwegen vermogen zijn afhankelijk van de lokale omstandigheden en medewerking binnen het onderzoeksland. De mogelijkheden voor het verkrijgen van noodzakelijke informatie verschillen per land, evenals het teruggevallen op betrouwbare basisregistraties en gegevensuitwisseling. Tijdens het debat op 6 februari 2019 heb ik met u gedeeld dat de samenwerking met Marokko nagenoeg stilligt en dat op alle mogelijke niveaus en manieren er bij de Marokkaanse autoriteiten op wordt aan gedrongen dat zij hun medewerking hervatten. Ik heb toegezegd u te informeren zodra er nieuwe ontwikkelingen zijn. Op dit moment zijn die er niet. De situatie is sinds het debat van 6 februari 2019 niet veranderd. Het Ministerie van SZW is bezig met de herziening van de bilaterale verdragen (buiten de EU, EER en Zwitserland). Bij deze herzieningen wordt onder andere ingezet op het opnemen van een grondslag voor het uitvoeren van vermogensonderzoeken om zo de bestaande onderzoeksmogelijkheden verder uit te breiden. Het herzien van bilaterale verdragen is een lang proces, verschillende belangen spelen een rol en het Ministerie van SZW is afhankelijk van de medewerking van de andere verdragspartij. Hierdoor is het maken van verdragsafspraken over het uitvoeren van vermogensonderzoeken niet altijd mogelijk.

Vanwege de coronacrisis zijn de (fysieke) onderzoeksmogelijkheden in het buitenland momenteel beperkter. Wel blijft het mogelijk pre-checks uit te voeren, door openbare bronnen te raadplegen. Gemeenten worden door het samenwerkingsverband OVB actief geïnformeerd over de mogelijkheden.

Optimalisatie van de onderzoeksketen

Als onderdeel van de brede aanpak heeft mijn departement door de Audit Dienst Rijk (ADR) onderzoek laten uitvoeren naar de organisatie van buitenlandse vermogensonderzoeken. Het onderzoek heeft als doel inzicht te geven in de huidige organisatie van vermogensonderzoek in het buitenland bij het IBF van UWV en bij de SVB en eventuele verbetermogelijkheden om de handhavingstaak verder te optimaliseren.17 De organisatie van vermogensonderzoek in het buitenland bij het UWV/IBF en de SVB leidt volgens de ADR niet tot grote knelpunten. De huidige organisatie van vermogensonderzoek in het buitenland kent wel enkele aandachtspunten met bijbehorende verbetermogelijkheden. Momenteel vinden er gesprekken plaats met het UWV en de SVB hoe en op welke termijn vervolg wordt gegeven aan de uitkomsten van de rapportage.

Extra middelen

Het kabinet heeft structureel € 2,4 miljoen extra vrijgemaakt voor optimalisering van de onderzoeksketen, de intensivering van onderzoeksmogelijkheden (extra capaciteit) en de ondersteuning aan gemeenten. Dit draagt bij aan het wegnemen van drempels om vermogensonderzoeken uit te laten voeren en het feitelijk verrichten van meer vermogensonderzoeken. In overleg met de uitvoering wordt over de precieze invulling van de middelen besloten. Zodra de besteding bekend is, zal ik uw Kamer informeren.

Tot slot

Fraude tast het maatschappelijk draagvlak voor de sociale zekerheid aan en moet worden bestreden en voorkomen. Ik blijf mij inzetten om ervoor te zorgen dat gemeenten en de SVB bij de handhaving effectief onderzoek kunnen verrichten en maatregelen kunnen nemen. Ook daar waar het onderzoek in het buitenland betreft. Ik houd u daarbij op de hoogte van de voortgang.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark


X Noot
1

Kamerstuk 17 050, nr. 542.

X Noot
2

CBS-rapportage «Vermogensonderzoeken in het buitenland», juni 2020:

https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2020/23/vermogensonderzoeken-in-het-buitenland-2018

X Noot
3

Kamerstuk 17 050, nr. 572.

X Noot
4

Soms ontbreken bij enquêtes gegevens, bijvoorbeeld doordat een respondent geen antwoord geeft. Een manier om met dergelijke ontbrekende waarden om te gaan is het imputeren (invullen) van geldige waarden, zodat toch totalen kunnen worden geproduceerd.

X Noot
5

Dit kunnen overtredingen zijn naar aanleiding van de gestarte vermogensonderzoeken in 2018 of de jaren daarvoor.

X Noot
6

ECLI:NL:CRVB:2015:1229.

X Noot
7

Onder andere ECLI:NL:CRVB:2019:1373, ECLI:NL:CRVB:2018:2413 en ECLI:NL:CRVB:2017:1366.

X Noot
8

Zo is onderzoek kostbaar en arbeidsintensief en de incasso van bijstandsvorderingen lastig.

X Noot
9

Kamerstuk 17 050, nr. 542.

X Noot
10

In 2013 tot en met 2015 is begonnen met de geboortelanden Suriname, Marokko en Turkije. De navolgende jaren is dit voortgezet met geboortelanden in alfabetische volgorde: A t/m H (2016), I t/m M (2017) en N t/m Z (2018). Tot slot Nederland in 2019.

X Noot
11

Op grond van artikel 13, vierde lid, van de Participatiewet mag een AIO-gerechtigde voor een maximale periode van 13 weken per kalenderjaar in het buitenland verblijven.

X Noot
12

Van de belanghebbende wordt gevraagd concrete gegevens te overleggen (art. 54, eerste lid, van de Participatiewet). Verzuim leidt tot schending inlichtingenplicht en intrekking per datum opschorting (art. 54, vierde lid, van de Participatiewet).

X Noot
13

Conform de (gewijzigde) Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving en het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

X Noot
14

Het kennisplatform is toegankelijk voor professionals van gemeenten, SVB en IBF.

X Noot
15

Het Kennisloket OVB kende in 2019 7.308 paginaweergaven en de handreiking is 705 keer gedownload.

X Noot
16

Kamerstuk 35 374.

X Noot
17

Onderzoeksrapport Audit Dienst Rijk «Organisatie van vermogensonderzoek in het buitenland bij UWV en SVB», februari 2020.

Naar boven