3 Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II

Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II

Aan de orde is de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit (versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit II) (36463).

De voorzitter:

Aan de orde is de Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met verdere versterking van de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

We beginnen met de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De eerste spreker van de zijde van de Kamer, van de fractie van NSC, is de heer Six Dijkstra. Aan u het woord.

De heer Six Dijkstra (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Mijn fractie wil een zo veilig mogelijk Nederland. We zijn ervan overtuigd dat dit bereikt kan worden door in het veiligheids- en strafrechtelijke beleid een duidelijke tweedeling aan te houden. Bij veelvoorkomende lichtere feiten moeten we vooral inzetten op het voorkomen van recidive. Maar er is ook een snoeiharde aanpak nodig voor georganiseerde ondermijnende criminaliteit. De tweede categorie is waar we het vandaag grotendeels over zullen hebben.

We staan positief tegenover deze verzamelwet, die een aantal goede onderdelen bevat. De georganiseerde misdaad maakt een ongekende inbreuk op de rechtsorde, ondermijnt de rechtsstaat en zorgt voor een onveiligere samenleving. We zien in dat het verstoren en bestrijden van de georganiseerde misdaad, die zich steeds aanpast aan het handhavingsinstrumentarium, continu vraagt om nieuwe inspanningen en aanvullende maatregelen en bevoegdheden, willen we niet achter de feiten aan blijven lopen. Hoewel het jammer is dat de behandeling van dit wetsvoorstel zo lang op zich heeft laten wachten, is het goed dat we deze wet alsnog voor de verkiezingen kunnen bespreken.

Misschien wel het allerbelangrijkste in de aanpak van ondermijnende criminaliteit is het kunnen afpakken van crimineel vermogen. Het doorbreken van het criminele verdienvermogen is cruciaal, want misdaad mag niet lonen. Geld vormt het onderliggende motief en is een belangrijk machtsmiddel van georganiseerde ondermijnende criminaliteit, want met geld worden steeds weer nieuwe drugs, wapens en handlangers gekocht. Door deze criminele geldstromen te verstoren en terug te dringen, wordt het minder aantrekkelijk om criminele handelingen te verrichten. Dat is uiteindelijk waar we naartoe moeten en waartoe deze Kamer ook meermaals van links tot rechts heeft opgeroepen. Mijn eerste vraag aan de minister is dan ook of zijn verwachting is dat dit wetsvoorstel, inclusief de nota van wijziging, ervoor gaat zorgen dat er substantieel meer crimineel geld afgepakt kan worden. Wat is volgens hem nog meer nodig om hier grote stappen in te zetten?

Ik wil graag van deze gelegenheid gebruikmaken om het te hebben over het afpakken van goederen door de overheid en het vervolgens maatschappelijk herbestemmen daarvan. Nieuw Sociaal Contract is daar groot voorstander van. Op zo'n manier kunnen wij zichtbaar investeren in de samenleving op rekening van de daders. Dat geeft wat ons betreft ook de juiste boodschap af richting de georganiseerde misdaad. Bovendien komen de kosten van criminele activiteiten op die manier ook minder bij de samenleving terecht. Als het Openbaar Ministerie een goed in beslag neemt, zijn er nu drie opties als het beslag eindigt na strafrechtelijke veroordeling: het goed verkopen, het vernietigen of het teruggeven aan de rechthebbende. Het OM voert nu een pilot uit voor het maatschappelijk herbestemmen. Met de voorganger van deze minister hebben we het daar eerder over gehad. Die gaf destijds aan dat zou worden bekeken hoe dit als structurele optie voor het OM kan worden vormgegeven. Hij heeft hierover voor de zomer nog een update naar de Kamer gestuurd. Mijn vraag aan deze minister is hoe het daarmee staat.

Bij een aantal specifieke voorstellen uit dit wetsvoorstel heb ik nog wat vragen aan de minister. Ten eerste heb ik een aantal vragen over de strafbaarstelling van verstopruimtes in voertuigen. Ik kan mij voorstellen dat het in de praktijk moeilijk te bewijzen is wanneer een ruimte kennelijk bestemd is om opsporing van strafbare feiten te beletten of te bemoeilijken. Een verstopte ruimte met een legitiem doel is niet strafbaar, bijvoorbeeld vervoer van kostbaarheden of dagomzet. In de schriftelijke ronde zei de minister dat het onderscheid bijvoorbeeld kan worden gemaakt door de eigenaardige vorm of diepte van de ruimte. Dat blijft echter een wat vaag onderscheid. Ik zou de minister willen vragen om dit in het kader van de Handelingen iets te verduidelijken. Hoe ziet de minister de handhaving voor zich? Wat zijn volgens hem aanleidingen om in een voertuig te gaan zoeken naar een verstopruimte? Denkt hij dat wat nu strafbaar gesteld wordt in de praktijk voldoende bewijsbaar is voor de rechter?

Ten tweede heb ik een aantal vragen over de bevoegdheid van de FIU voor het aanhouden van financiële transacties. Ook hier staan we in beginsel positief tegenover, maar we hebben wel een tweetal kritische kanttekeningen. Om te beginnen wil ik de minister vragen hoe de toepassing ervan in de praktijk eruit zal zien. Is het, gezien de snelheid waarmee bedragen via internetbankieren van de ene op de andere rekening overgeschreven worden, wel realistisch om te denken dat de FIU daadwerkelijk zo snel met banken kan schakelen dat transacties bevroren kunnen worden? Kan de minister daar nader op ingaan?

Het andere punt zit 'm in het feit dat er slechts aanwijzingen hoeven te zijn dat een transactie verband kan houden met witwassen of terrorismefinanciering. Dat is bepaald niet een drempel van overtuigend bewijs. Daar heb ik begrip voor, zeker gezien de snelheid waarmee gehandeld moet worden, maar dit brengt op zijn beurt ook risico's teweeg. Onder de Wwft hebben banken in het verleden ook weleens transacties van burgers onterecht als frauduleus aangemerkt, waardoor mensen niet langer bij hun tegoeden konden en dus ook geen boodschappen meer konden doen. Ik vrees dat we iets vergelijkbaars niet kunnen uitsluiten onder deze wet.

Stel nu dat het maandsalaris van een burger die al niet heel veel te besteden heeft, onder deze wet bevroren wordt als gevolg van een aanwijzing, waarop snel geacteerd moet worden, maar die achteraf onterecht bleek. Dat kan erin resulteren dat diegene een paar dagen later zijn huur niet kan betalen en financieel echt in de knel kan komen. Ziet de minister ook het risico dat deze bevoegdheid onschuldige burgers onevenredig zou kunnen raken? Hoe kan dit risico volgens hem worden afgevangen? Is in dit licht een termijn van vijf werkdagen niet lang? Waar is die termijn op gebaseerd? Is de termijn van vijf dagen met mogelijke verlenging noodzakelijk en subsidiair? Kan de minister dat onderbouwen?

Onder deze wet heb je als rekeninghouder het recht om inzicht op te vragen in de reden waarom een transactie bevroren is. Op basis daarvan kun je een kort geding aanspannen. Maar dat informatieverzoek moet op eigen initiatief. Het lijkt me dat criminele netwerken die route vrij snel zullen kennen en ook zullen gebruiken, terwijl burgers bij wie een transactie onterecht bevroren wordt, daarentegen vaak niet die knowhow zullen hebben. Oftewel: juist het feit dat er proactief vanuit de rekeninghouder gehandeld moet worden, zal onschuldige burgers achterstellen in hun positie ten opzichte van de overheid, terwijl de georganiseerde misdaad er geen noemenswaardig nadeel van zal ondervinden. Ter verbetering van de rechtsbescherming heb ik daarom een amendement ingediend om ervoor te zorgen dat banken hun cliënt in elk geval uit zichzelf moeten informeren als een transactie wordt aangehouden, en niet alleen op diens verzoek. Ik denk dat dat de wet ten goede komt en de criminaliteitsbestrijding niet zal hinderen.

Dan heb ik nog een vraag aan de minister. Stel dat een transactie onterecht wordt bevroren en dat de rekeninghouder kan aantonen dat het doel van de transactie wél legitiem was. Dan voorziet de wet niet expliciet in de mogelijkheid om bewijsmateriaal rechtstreeks aan de bank of de FIU te verstrekken. Ziet de minister nut in een dergelijke route, zodat een onenigheid niet via de rechtbank geëscaleerd hoeft te worden? Het wetsvoorstel voorziet daar niet expliciet in. Mijn vraag is: waarom niet?

Ik heb met interesse kennisgenomen van het amendement van de heer Van Nispen om deze wet breder van toepassing te laten zijn dan alleen op banken, maar ook op andere financiële instellingen zoals cryptocurrency of handelaars. Ik ben benieuwd naar de appreciatie van het amendement door het kabinet.

Het laatste punt betreft automatische besluitvorming. Geheel automatische besluitvorming zonder betekenisvolle menselijke tussenkomst is verboden onder de AVG. We snappen allemaal dat je, als je onderzoek doet in grote geaggregeerde datasets van veel financiële transacties, er niet aan ontkomt dat er dan geautomatiseerde handelingen en notificaties plaatsvinden. Anders is het ondoenlijk. Dat is op zich helemaal niet erg. Algoritmes en data-analyses zijn broodnodige hulpmiddelen voor criminaliteitsbestrijding.

Onze zorg zit 'm in het volgende. Eerdere schandalen hebben uitgewezen dat de overheid op dit punt in andere contexten de wet heeft overtreden en mensen heeft geprofileerd op basis van louter een algoritme. Eerder heeft de Kamer een motie aangenomen om meer AI-systemen te gebruiken om te kunnen bezuinigen op het ambtenarenapparaat en de overheid te laten krimpen. Mijn fractie heeft die motie toen niet gesteund, onder andere omdat wij vrezen dat de menselijke maat door de efficiencydrang verloren kan gaan en burgers verder verstrikt raken in het overheidsmoeras. Gaat de minister actief voorkomen dat aanwijzingen vanuit de FIU geheel geautomatiseerd plaatsvinden, zonder betekenisvolle menselijke tussenkomst? Zo ja, hoe? Welke maatregelen worden ingeregeld om dat uit te sluiten? Heeft de FIU verder al zijn algoritmes geregistreerd in het Algoritmeregister?

Voorzitter. Dan tot slot mijn laatste punt. Ik denk dat de nota van wijziging waardevolle toevoegingen biedt aan de wet, zoals het conservatoir beslag in het kader van de maatregel kostenverhaal. Justitie zal voortaan al bij verdenking van bepaalde misdrijven spullen of geld in beslag kunnen nemen, waarbij de kosten voor het opruimen en vernietigen van bijvoorbeeld drugslabs, illegaal vuurwerk of wapens eenvoudiger op de daders verhaald kunnen worden.

Hieraan gerelateerd: een tijd geleden heeft onze commissie een werkbezoek afgelegd aan Antwerpen. Daarbij zijn we in gesprek gegaan met de Belgische drugscommissaris. Die vertelde dat er in België ingezet wordt op het direct chemisch onbruikbaar maken van in beslag genomen drugs, zodat deze waardeloos worden. De georganiseerde misdaad heeft daardoor geen incentive meer om deze drugs te stelen uit de opslag van de overheid. Dit scheelt aanzienlijk in de bewaking die nodig is bij bijvoorbeeld geconfisqueerde zeecontainers met cocaïne. Is dat iets waar ook in Nederland naar gekeken wordt?

Dat was het van mijn kant, voorzitter. Dank u wel. Ik zie uit naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel, heer Six Dijkstra. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Mutluer. Zij spreekt namens GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Als het gaat om ondermijnende criminaliteit en om criminelen de weg zien te versperren, dan zal de minister de Kamer geheel aan zijn zijde vinden. Dat lukt namelijk nog niet in voldoende mate. We zien dat criminelen miljarden verdienen met drugshandel, witwassen en andere illegale activiteiten, terwijl de regering daar nog steeds te weinig tegenover zet. We pakken slechts een fractie af. De discussie hierover hebben wij eerder in menig commissiedebat gevoerd. We hebben moties ingediend met onder andere collega Michon-Derkzen om veel meer geld af te pakken dan we nu doen, want er gaan echt miljarden in om. Die scheve verhouding ondergraaft niet alleen onze rechtsstaat, maar ook het vertrouwen van burgers dat misdaad niet loont.

Het frustreren van dat verdienvermogen en het raken waar het daadwerkelijk pijn doet, namelijk in de portemonnee, is volgens mij cruciaal. Zolang criminelen hun vermogen behouden en kunnen herinvesteren, blijft het dweilen met de kraan open. Daarbij moeten we ook de partijen die dat mogelijk maken, de facilitators, nadrukkelijk in beeld brengen. Ik kan met dat uitgangspunt in het achterhoofd de voorliggende voorstellen op hoofdlijnen begrijpen, al verwacht ik niet dat dit pakket op zichzelf een hele doorbraak zal betekenen. Daarvoor is in mijn beleving veel meer nodig: een veel sterkere inzet op vermogensontneming, een versnelling van onderzoeken die opsporing verbeteren en intensieve internationale samenwerking.

Ik heb wat vragen. Het is ook wel goed om nader uitleg te geven voor de Handelingen. De eerste vraag betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid bij ontneming. Wanneer meerdere daders samen strafbare feiten hebben gepleegd, is het vaak buitengewoon lastig om precies vast te stellen wie welk voordeel heeft genoten. Daarom is een aantal jaren terug in de wet vastgelegd dat een rechter kan bepalen dat een veroordeelde niet alleen voor een deel, maar ook hoofdelijk aansprakelijk is voor het totaal te plukken bedrag. Dat kan in gevallen waarin sprake is van criminele winst, die is verkregen door misdrijven waarvoor de persoon zelf is veroordeeld, of door andere strafbare feiten waarvoor voldoende aanwijzingen zijn dat deze door de veroordeelde zijn begaan.

Wat nu wordt voorgesteld, gaat een stap verder. Het verschil met de huidige situatie is dat het niet langer vereist is dat de veroordeelde zelf het strafbare feit heeft gepleegd, waaruit het vermogen afkomstig is. Ook zonder dat er een direct aantoonbaar verband bestaat met een specifiek misdrijf kan de rechter hoofdelijke aansprakelijkheid aannemen, mits er sprake is van een economische eenheid en mits er onverklaarbare uitgaven zijn gedaan. Een economische eenheid is bijvoorbeeld een gezamenlijke huishouding of een crimineel samenwerkingsverband. Ik snap de gedachtegang. Als criminelen gezamenlijk grote winsten vergaren, maar zwijgen over de verdeling en de Staat kan alleen plukken als per persoon precies vaststaat wat hij of zij heeft ontvangen, dan kunnen we iets mislopen wat ons toekomt. Dat zou niet de bedoeling moeten zijn.

Tegelijkertijd moet het ook niet zo zijn dat een medeverdachte hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor onverklaarbare uitgaven van een ander, bijvoorbeeld als ze niets te maken hebben met het feit waarvoor men samen is veroordeeld. Ik weet dat dit nu aan de rechter wordt overgelaten, maar ik zou toch aan de minister willen vragen om in de wetsgeschiedenis helder te maken waar de grens ligt en uit te leggen hoe de uitbreiding van die hoofdelijke aansprakelijkheid zich verhoudt tot de onschuldpresumptie, zoals we die kennen van het EHRM.

Ik heb in de schriftelijke ronde al hiernaar gevraagd. Het antwoord was kortweg dat iemand pas geplukt kan worden na een veroordeling. Er is dus geen sprake van onschuld. Dat is formeel zo, maar doordat in het voorstel het verband tussen de daad waardoor iemand veroordeeld is, en de maatregel toch op zijn minst een stuk losser wordt, wil ik dat de minister hierop ingaat. Al weet ik dat het ontnemen op zichzelf formeel geen straf is, maar een maatregel die geen punitief maar een reparatoir karakter zou moeten hebben, toch kan het wringen als iemand geplukt wordt voor een daad die hij of zij niet heeft begaan. Ik wil dat de minister daar uitgebreid op ingaat.

Hoe proportioneel is dit voorstel verder, gegeven hoe ingewikkeld het straks in de nieuwe situatie voor iemand is om te kunnen bewijzen dat er niet is geprofiteerd van het wederrechtelijk verkregen vermogen? Het heeft natuurlijk al een stuk geholpen, zeg ik ook na kritiek van de Raad van State en derden, dat de uitbreiding van de hoofdelijke aansprakelijkheid is ingeperkt tot economische eenheden. Dan nog is het goed als de minister uitlegt voor welk probleem deze uitbreiding nodig is. Volgens mij stelde collega Jesse Six Dijkstra die vraag ook. Kunnen we straks veel meer vermogens gaan plukken? Daarnaast de praktische vraag hoe een veroordeelde in de praktijk kan aantonen dat hij of zij, hoewel onderdeel van die economische eenheid, niet van het criminele vermogen heeft geprofiteerd. Welke mogelijkheden heeft iemand om zich daartegen te verzetten?

Verder ben ik het volledig eens met de opmerking die is gemaakt over het geconfisqueerde vermogen. Wat ons betreft gaan we het geld dat we van criminelen hebben geplukt investeren in wijken. Er zijn voorbeelden in den lande waarbij die gelden zijn ingezet om huizen voor de wijk ter beschikking te stellen. Daar voel ik heel veel voor, omdat met name de kwetsbare wijken dan ook iets kunnen terugzien van het afgepakte vermogen. Wat mij betreft gaan we dat veel breder inzetten. Ik hoop dat ik daar samen met de collega van NSC in kan blijven optrekken.

Voorzitter. Dan ontzetting uit ambt of beroep, en de verruiming van de mogelijkheid om veroordeelden uit hun beroep te ontzetten. Dat lijkt mij nodig, want we zien dat functies bij uitvoeringsorganisaties of overheidsdiensten worden misbruikt om criminele netwerken te faciliteren. We hebben dat recent in Amsterdam nog gezien bij de ambtenaren die gegevens met criminelen deelden, waardoor op die locaties explosies konden plaatsvinden. Mijn vraag is hoe dit gehandhaafd wordt. Het gaat vaak via de vog, de verklaring omtrent het gedrag, terwijl die niet altijd verplicht is. Ook de reclassering krijgt hierin een taak. Gaat de rechter dat dan in alle gevallen meegeven? Kortom, hoe effectief is dit instrument in de praktijk? Zou het niet verstandig zijn als iemand die uit zijn beroep is gezet jaarlijks een verklaring omtrent het gedrag aan bijvoorbeeld de reclassering moet overleggen, zolang het verbod geldt?

De voorzitter:

Ik heb een interruptie voor u van de heer Aardema, PVV.

De heer Aardema (PVV):

Ik deed met opzet een stapje achteruit, want ik wilde mevrouw Mutluer graag haar blokje laten afmaken. Ik wilde even terugkomen op het ontnomen geld, of de ontnomen bedragen. Zij zegt: het moet terug naar de wijken. Misschien is dat een goed idee. Vindt u het ook een goed idee om het te laten terugvloeien naar de keten, naar de politie of het OM? Nou wil ik niet zeggen dat de politie net als in Dubai in dure Ferrari's moet rijden, want dat is natuurlijk onzin. Is het een idee dat je het ontnomen geld terug laat vloeien in de keten, waar een gebrek is aan financiën?

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Ik denk dat het sowieso belangrijk is dat wij de keten blijven steunen: het OM en de politie, die op dit moment enorme tekorten hebben van 800 à 900 miljoen. Het is belangrijk dat daar voldoende geld naartoe gaat, of dat nou uit de begroting komt of uit de geconfisqueerde middelen. Ik zei net in mijn bijdrage al: we hebben het hier over miljarden. Wij kunnen 200 à 300 miljoen confisqueren. Tenminste, dat staat in de begroting. Soms halen we dat bedrag niet eens. Dat moet gewoon omhoog. Ik hoop dat deze wet daar deels aan bijdraagt, maar er is meer nodig om uiteindelijk ook de keten goed te laten lopen. Het is een beetje een kip-of-eiverhaal.

Voorzitter. Dan ga ik verder met ontzetting uit ambt of beroep. Ik wil in dat licht ook ingaan op de rol van de poortwachters, in het bijzonder de notarissen. Wij hebben eerder in deze Kamer samen met de collega van de SP — hij knikt al — een initiatiefwetsvoorstel ingediend over een centraal aandeelhoudersregister. Inmiddels zijn de signalen overduidelijk. Poortwachters, toezichthouders en ook de notariële beroepsgroep onderstrepen dat zo'n register noodzakelijk is om misbruik van schimmige eigendomsstructuren te voorkomen. Ook het KPMG-rapport pleit er expliciet voor om dit soort initiatieven voortvarend op te pakken. Toch blijft het kabinet weifelend. Het wordt nu teruggelegd op ons bord. Ergens snap ik dat, maar het is wel teleurstellend. Witwasbestrijding en de aanpak van ondermijnende criminaliteit vragen namelijk om daadkracht. Ik zou zo graag zien dat de nieuwe minister er wél met een welwillend oog naar zal kijken en het wetsvoorstel zal omarmen. Ik zie de heer Van Nispen al mijn kant op komen.

De heer Van Nispen (SP):

Vooral ook om dit punt te ondersteunen. De initiatiefwet is inderdaad van GroenLinks-PvdA — die fractie is de eerste ondertekenaar — maar de initiatiefwet is mede ondersteund door de SP. Wij zeggen in de richting van de minister: het is niet zo dat het per se onze initiatiefwet moet blijven. Daar gaat het niet om. Het gaat uiteindelijk om het doel, namelijk de poortwachtersfunctie. Even puur ter bevestiging: zo denkt mevrouw Mutluer er toch ook over? Uiteindelijk moeten wij dat doel bereiken, dus wij moeten bekijken wat de meest effectieve weg is om daar te komen.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Uiteindelijk moeten we gewoon kijken hoe we hierin samen kunnen optrekken. In principe ligt het wetsvoorstel klaar, maar we weten uit de praktijk dat het veel sneller kan gaan als het wetsvoorstel omarmd wordt. Als deze minister dat niet kan doen, kan een nieuwe minister dat hopelijk wel doen. Dit is wel een oproep die wij gezamenlijk met de praktijk doen.

Voorzitter. Ik ga naar mijn laatste onderdeel, te weten de FIU en de financiële transacties. Ik begrijp dat de FIU eerst ervaring wil opdoen met banken, maar criminele geldstromen lopen ook langs andere beroepsgroepen: notarissen, belastingadviseurs, accountants en aanbieders van cryptovaluta. Als daar een ongebruikelijke transactie wordt gemeld, waarom zou de FIU dan ook die niet tijdelijk kunnen laten blokkeren? Dan hoeft de FIU niet zelf actief te gaan zoeken naar dit soort transacties, maar krijgt ze die als het ware in de schoot geworpen.

Ik weet dat het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties heel groot is en dat met veruit de meeste uiteindelijk niks wordt gedaan. Maar is het mogelijk dat de FIU ten minste de meeste verdachte transacties aan de hand van de vastgestelde criteria daaruit filtert en die tijdelijk laat blokkeren? Ik was voornemens om daar een voorstel voor te maken, maar ik zag het mooie amendement van de collega van de SP. Wij willen ons daar graag bij aansluiten, want dat lijkt ons een uitstekend idee.

Tot slot, voorzitter. Dit voorstel is zeker een stap vooruit. Ik hoop dat de minister nog even kan ingaan op onze kritische kanttekeningen en onze vraag om een aantal onderdelen van de wet op te helderen. Want zolang criminelen miljarden blijven verdienen en de Staat daarvan slechts een fractie terugpakt, is het niet genoeg. We moeten blijven zoeken naar middelen die werkelijk het verschil maken in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit.

Tijdens het commissiedebat ben ik uitgebreid ingegaan op de hypotheekfraude. Ook die moeten we niet uit het oog verliezen, evenals de rol van de Belastingdienst daarin.

Ik noem ook nog even de zorgfraude. Ook de zorgfraude is een heel heftige vorm van ondermijning, die moet worden aanpakt. Ook daar mag wat mij betreft wel enige versnelling in komen.

Daarmee ben ik gekomen bij het einde van mijn bijdrage. Ik dank de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Mutluer. Dan gaan we nu luisteren naar de heer Sneller. Hij spreekt namens D66.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Dit is het tweede wetsvoorstel in een reeks wetsvoorstellen om de strafrechtelijke aanpak van ondermijnende criminaliteit te versterken. De ondermijnende criminaliteit laat diepe sporen na in de samenleving en is een bedreiging voor onze veiligheid en onze rechtsstaat. Ik snap dan ook goed de gevoelde noodzaak van het kabinet om daar iets aan te doen.

Bij het eerste wetsvoorstel, in 2021, heb ik de minister voorgehouden dat het voelde als dweilen met de kraan open. Inmiddels, vier jaar verder, wil ik daar nog even naar terugkeren en de minister daar een vraag over stellen. "De kraan open" is natuurlijk ook de achterdeur van de coffeeshop, waar jaarlijks honderden miljoenen wegstromen naar de illegaliteit, naar criminele organisaties die daar vervolgens die ondermijnende activiteiten mee plegen. Ik vind het moeilijk te verkroppen dat we dat nog steeds niet goed geregeld hebben. Mijn vraag aan de minister is: wat is zijn beste inschatting van het bedrag aan euro's dat sinds de vorige wetsbehandeling via de achterdeur is weggevloeid? Ik hoop dat we serieus kunnen kijken naar een betere manier om dat te regelen, zodat we minder hoeven te dweilen. Het water staat behoorlijk hoog.

Voordat we komen tot nieuwe regels, moeten we ook altijd kijken naar de uitvoering van de huidige regels. Er werd door de Algemene Rekenkamer al gerefereerd aan de afpakketen en de onvolkomenheid die wederom is gehandhaafd. Het op orde krijgen van die keten zou een prioriteit moeten zijn. Ik hoef niet te herhalen wat er allemaal niet wordt gehaald aan wettelijke normen en hoe de samenwerking tussen de betrokken partijen nog steeds onvolkomen is, maar ik hoor graag van de minister welke stappen op dit punt worden ondernomen. De Rekenkamer zei wel verbetering te zien op een aantal punten. Ik hoop dus echt dat we die volgend jaar niet meer terugzien, want dat is cruciaal om deze maatregelen goed te laten werken.

Dan over de inhoud van dit wetsvoorstel. De Raad van State zei, zoals het de Raad van State betaamt tongue-in-cheek, dat het onderdelen van uiteenlopende aard zijn. Huiselijk gezegd: het is een allegaartje of een kerstboom van voorstellen. Dat kan bij een verzamelwet. Het kabinet heeft ook nader onderbouwd waarom die wetsonderdelen er toch bij hoorden. Maar ik hoor wel graag van de minister of hij, nu hij dit als erfstuk op zijn bureau heeft aangetroffen, het gevoel heeft dat we hiermee echt een slag gaan slaan. Of zegt hij dat wat hij heeft aangetroffen, met alle respect, toch een beetje gerommel in de marge is? We moeten dit blijven verbeteren, maar dit wetsvoorstel is in november 2023 bij ons ingediend, gevolgd door een memorie van toelichting van 67 pagina's, en dat is veel werk voor de schaarse capaciteit van dit departement. We moeten dus ook kijken of dat de moeite waard is geweest.

Ik zal zo meteen mijn steun betuigen aan een aantal van de afzonderlijke maatregelen, maar het is wel kiezen in schaarste. Dat is vooral relevant omdat ik de evaluatiebepaling miste. Normaal gesproken mis ik die niet zo, maar bij deze maatregelen miste ik deze, juist vanwege de vraag naar de doeltreffendheid, wel. Ik hoor graag waarom die ontbreekt. Het is belangrijk om te kunnen volgen of het doet wat het moest doen.

Dan de inhoudelijke vragen. FIU werd al even genoemd, de wettelijke bevoegdheid om financiële transacties te bevriezen. Op pagina 30 van de memorie van toelichting wordt gezegd dat dat bevriezen in de regel geen bevriezen zal zijn, omdat het aantal instant payments te hoog is om over daadwerkelijk bevriezen te kunnen spreken. Het equivalent is dat wordt bevroren wat op de rekening staat of wat, als het amendement wordt aangenomen, nog op een ander account staat. Hoe makkelijk zijn nu die sluiproutes? Hoe makkelijk is het niet om dan gewoon je rekening leeg te trekken bij het overmaken van dat geld? Vervolgens is er niks meer te blokkeren, want er is geen tegoed meer over. Ik snap het voor die paar duizend euro, maar voor de grotere bedragen, waarover het vaak zal gaan, vraag ik me af hoe effectief die maatregel is. Ik hoor daar graag nog iets meer over.

Dan de wrakingsbehandeling. Ik heb begrip voor de maatregel die wordt voorgesteld. In de memorie van toelichting worden een aantal voorbeelden genoemd, zoals het opleggen van voorlopige hechtenis, een spoedeisende voorziening of een rechtsinstrument waarbij sprake is van een aflopende termijn. Daar kunnen we ons allemaal wat bij voorstellen, maar vervolgens wordt het niet beperkt tot die maatregelen, maar wordt het als een soort open regeling geformuleerd. Ik hoor graag aan welke andere beslissingen we moeten denken en of het logisch is om het zo open laten. Of moeten we het toch limitatief opsommen?

Dan de verhoging van de boetecategorie. Dit gaat over illegale handelingen met softdrugs. Ik heb daar twee punten over. Wat is de argumentatie om het in- en uitvoeren naar het buitenland gelijk te stellen aan de handelingen in het binnenland? Wat is daar precies de logica van? Wat wij in onze initiatiefwet over de gesloten coffeeshopketen doen, is de strafmaat verhogen bij illegale handelingen rondom cannabisteelt, omdat wij de rest reguleren. Ik vind dat reguleren en handhaven hierbij hand in hand zouden moeten gaan. Ik heb er begrip voor dat je de andere kant harder gaat aanpakken vanuit het perspectief dat allerlei criminele organisaties daar veel te makkelijk mee wegkomen. Maar zouden die twee niet hand in hand moeten gaan, ook als je ziet dat dat in de jurisprudentie vaak tot geen strafoplegging leidt vanwege de hypocrisie van ons drugsbeleid?

Voorzitter, ten slotte. Ik heb tegen de vorige minister ook gezegd dat er dingen zijn die, zolang de kraan openstaat, buiten de mogelijkheid van Nederland liggen. Ik blijf graag en constructief kijken naar de meest effectieve dweilen om te zorgen dat we onze rechtsstaat en veiligheid beschermen, maar ik erger me er wel in toenemende aan dat we de kraan voor dingen die we wel kunnen regelen, zo wagenwijd open laten staan.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, heer Sneller. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Michon-Derkzen van de fractie van de VVD. Aan u het woord.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed dat we hier vandaag zijn om deze wet nog te bespreken. De georganiseerde drugscriminaliteit is een groot en veelkoppig monster dat met zijn tentakels in de boven- en de onderwereld onze samenleving iedere dag ondermijnt. Het gaat niet alleen om de drugsbazen en om die kleine, zielige jongens, zo wil ik bijna zeggen, die drugsrunnertjes, maar ook om tal van facilitatoren die bewust en soms onbewust bijdragen aan het financiële gewin van criminelen. De criminelen zijn gewoon uit op het grote geld. Die zijn erop uit om in dure auto's te rijden en zo veel mogelijk vastgoed te kopen, om gewoon te doen wat ze willen, tot en met het ondermijnen van onze rechtsstaat. Lang hebben we niet voldoende doorgehad hoe dit ondermijnende gezwel groeide en groeide, maar inmiddels hebben we een hele brede aanpak. Daar past deze strafrechtelijke aanpassing in de wet ook bij. Dank aan de minister daarvoor.

Deze wet regelt een aantal omissies die uit de praktijk komen. Dat vind ik eerlijk gezegd heel gunstig, zo zeg ik ook richting de heer Sneller, die ik daarover net ook iets hoorde zeggen. Dit betreft een aantal zaken waar we tegen aanlopen of die het resultaat zijn van een aantal uitspraken van onze hoogste rechter. Die hebben het kabinet genoopt een aantal aanpassingen te doen. Dat vind ik juist heel goed. Dat geeft blijk van de praktijk en van onze wetgevende taak.

Ter versteviging van de aanpak, een van de onderdelen die erin zitten, wordt voorgesteld om het opzettelijk uitrusten van een vervoermiddel met een verborgen ruimte strafbaar te stellen.

Ik dacht: ik wacht even voordat ik begin met dit punt.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Mijn interruptie gaat over het vorige punt. Ik ben het met mevrouw Michon-Derkzen eens dat het heel goed is dat we kijken naar de praktijk. Mijn observatie is als volgt. Dat is ook de vraag die ik aan mevrouw Michon-Derkzen voorleg. Heeft zij het gevoel dat wij hiermee het verschil gaan maken? Of heeft zij het gevoel dat dit inderdaad een paar kleine mazen zijn waarvan we in de praktijk niet heel veel gevolgen zullen zien? Dat was ook de vraag die ik aan de minister stelde.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik vind kleine mazen, waar miljoenen doorheen worden geduwd, waar miljoenen aan crimineel geld door worden weggesluisd, wel de moeite waard om te dichten. Ik ben het ermee eens dat dit wetsvoorstel op heel veel verschillende terreinen en voor verschillende wetten dingen regelt. Dat zeg ik ook voor de mensen die dit debat volgen. In die zin is het een verzamelwet. Het gaat niet om hele grootse dingen en al helemaal niet om een stelstel, maar in die zin gaat het om relatief kleinere dingen. In de praktijk blijken die wel nodig om het gat te dichten en om te zorgen dat het criminele geld wordt gestopt. Daar ben ik zeer voor.

Een van die dingen is, zoals ik net zei, het opzettelijk uitrusten van een vervoermiddel met een verborgen ruimte. Dat is ook iets waarvan we een paar jaar geleden dachten: gebeurt dat nou echt en hoe vaak gebeurt dat dan? Je ziet in de stukken van de minister dat er in een paar jaar tijd ... In 2015 werden 150 voertuigen opgespoord die dit hadden en in 2020 al 600. Nou, dan hoef je niet te raden hoeveel het er vandaag de dag zijn. Ik vind het dus terecht dat we dit aanpakken. Ik wil het volgende aan de minister vragen. Het gaat hierbij om het bezit van een dergelijk vervoermiddel. We zien natuurlijk vaak dat degene die erin rijdt eigenlijk een beetje de zieligerd is, zo zou ik willen zeggen, of de loopjongen die voor het karretje wordt gespannen. Is het de bedoeling dat we naast de bestuurder uitdrukkelijk naar de eigenaar van dit vervoermiddel gaan, om die ook te straffen voor het voorhanden hebben van een dergelijk vervoermiddel?

Voorzitter. Dan de garagehouder. Er zijn natuurlijk twee types, zoals overal. Er is het type dat dit bewust doet en het type dat hier onbewust is in geluisd. Degene die dit bewust doet, pakken we hard aan. Dat zie ik ook terug in het voorstel. Maar ik vraag het volgende met betrekking tot degene die dit onbewust doet, die erin is geluisd. Hoe kunnen we de meldingsbereidheid van deze garagehouder vergroten? Hoe kunnen we de veiligheid van deze garagehouder vergroten, ervan uitgaande dat die hier juist niet aan wil meewerken en misschien onbewust in een web van criminaliteit belandt?

Dan de bevoegdheid van banken om financiële transacties tijdelijk aan te houden op verzoek van FIU; een aantal vorige sprekers hadden het hier ook al over. Ik heb met belangstelling naar het amendement van de heer Van Nispen gekeken en ik ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop. We wachten nog steeds op de Europese richtlijn over non-conviction based confiscation. Ik hoop dat de minister daar vandaag iets over kan zeggen. Ik vind het ingewikkeld te volgen. De Europese richtlijn ging uit van het confisqueren van crimineel geld bij een strafrechtelijk traject. De minister heeft een wetsvoorstel ingezet waarbij de civielrechtelijke route wordt gevolgd, het wetsvoorstel Wet confiscatie criminele goederen. Nu lees ik in de stukken dat, omdat Europa met een strafrechtelijke route komt, de minister die civiele route niet doorzet. Ik vraag me af waarom die niet naast elkaar kunnen bestaan. Je ziet immers heel vaak dat een bestuursrechtelijke en een strafrechtelijke route naast elkaar kunnen bestaan — met een ander doel en ook andere processen, maar beide kunnen wel bijdragen aan het doorbreken van criminele geldstromen. Graag een toelichting van de minister daarop.

Wat is in dit kader de stand van zaken van underground banking? Daarover hebben we het als commissie vaak gehad. Ongelofelijk veel crimineel geld zit onder de radar, geld dat we missen. Wat doen we daar nu aan?

Een bijkomende straf — een ander ding uit het voorstel — is het ontzetten uit het ambt. Dat lees ik als een beroepsverbod, al dan niet tijdelijk. Klopt dat, vraag ik de minister. Hoe gaan we nou om met het toezicht daarop? Ik ben er zeer voor dat we dit mogelijk maken. Ook hier zie je dat de cijfers in de afgelopen jaren enorm stijgen. In de afgelopen jaren was 200 keer sprake van ontzetting uit een ambt. Wat ik dan ingewikkeld vind, is dit. We hebben evident kwetsbare branches zoals de transportsector. Als je eenmaal zo'n bijkomende maatregel hebt genomen, hebben we eigenlijk geen toezicht meer. Je zou willen dat kwetsbare branches altijd met een vog werken, zodat je bij een aanvraag van een vog erachter kunt komen dat iemand tijdelijk uit het ambt of beroep is ontzet en dus geen vrachtwagenchauffeur mag zijn. Hoe bevorderen we het toezicht hier nou op, vooral in sectoren die kwetsbaar zijn, die we met z'n allen hebben aangemerkt als kwetsbaar, en waar nu geen vog wordt aangevraagd? Graag een reactie van de minister hierop.

Dan ... Ik wacht even.

De voorzitter:

Een interruptie van mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

In mijn eigen bijdrage stelde ik voor dat als iemand uit zijn beroep is gezet, deze persoon jaarlijks een verklaring omtrent gedrag aan bijvoorbeeld de reclassering moet overleggen zolang het verbod geldt. Een dergelijke motie wil ik misschien indienen, afhankelijk van de beantwoording van de minister. Hoe kijkt mijn collega Michon-Derkzen naar een dergelijk voorstel?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik kijk daar met belangstelling naar en ik vraag de minister daarop te reageren. Het gaat mij erom dat we die branche helpen om zichzelf schoon te houden. Ik zou het helemaal niet vreemd vinden om via bijvoorbeeld een brancheorganisatie te informeren over deze maatregel. Ik lees dat je niet in een BIG-register kan worden ingeschreven. Dan denk ik: ja, me dunkt, dat zullen ze ook niet doen. Het gaat juist om die beroepen die onder de radar zitten, waar geen vog voor is. Daar moet je meer aan doen, vind ik. Ik sta er dus voor open. Alles wat helpt, helpt.

Eén zin over die nota van wijziging. Nieuwe psychoactieve stoffen worden eigenlijk gelijkgetrokken daar waar het gaat om de bevoegdheden van een burgemeester. Heel goed; steun voor die nota van wijziging.

Ik wilde nog een paar losse punten maken. Vóór de zomer hebben we een positionpaper gekregen over de aanpak van vastgoedfraude — mevrouw Mutluer had het daar ook over — van de Nederlandse Vereniging van Banken, notariaat, politie en de Kamer van Koophandel. Ik vind het heel goed dat juist deze partijen met elkaar een actieplan hebben gemaakt en aangeven wat er nodig is om het beter aan te pakken. Twee punten daaruit wil ik vandaag naar voren halen om daarop een reactie van de minister te vragen.

De Belastingdienst zou moeten worden opgenomen in het Besluit politiegegevens als instantie waaraan op structurele basis politiegegevens kunnen worden verstrekt. Nu is dat alleen maar op incidentele basis. Het wordt nu eigenlijk in een ander wetsartikel genoemd. Kent de minister deze wens? Hoe staat hij daar tegenover?

Ook wil ik graag een lans breken voor de anonimiteit van poortwachters — in dit specifieke geval ging het over het notariaat — in het strafdossier van het OM. Een poortwachter moet natuurlijk herkenbaar zijn bij een melding aan de FIU, maar kan wat mijn fractie betreft wel anoniem in een strafdossier van het OM worden opgenomen, omdat dat nodig is voor een veilige manier van werken en omdat het ook de meldingsbereidheid weer zal doen toenemen. Graag een reactie van de minister hierop.

Tot slot twee punten. De Wet Bibob. Krijgen wij weer een volgende run — ik zou bijna "een volgende versie" willen zeggen — van de Wet Bibob? Er is bijvoorbeeld een verzoek om niet-transparante rechtspersonenstructuren beter te kunnen aanpakken. Ook daarin zie je dat de financiële criminaliteit moeilijk te achterhalen is, vaak ook voor gemeenten met weinig capaciteit die de Wet Bibob wel graag willen toepassen en waar die rechtspersonenstructuren steeds moeilijker worden. Daar zou de Wet Bibob in kunnen voorzien.

Überhaupt tot slot, voorzitter. Hoe kijkt de minister nou naar de rol van het RIEC? Ik zie dat het erg wisselt waar nou het voortouw in het RIEC ligt. Ik zie dat burgemeesters ook graag via het RIEC de ondermijnende criminaliteit aan willen pakken, maar tegelijkertijd ook afhankelijk zijn van politie en andere diensten, andere organisaties, die daaraan meewerken.

Voorzitter. Ik heb twee amendementen. Die zijn aan iedereen rondgedeeld. Ik zou met één amendement willen bewerkstelligen dat het verspreiden en het bezit van blauwdrukken van 3D-wapens strafbaar wordt. Ik ben daar met een collega al een tijd mee bezig. Het is nog een hele puzzel geweest hoe we dat nou vorm konden geven in de wet. Ik heb er hier voor gekozen om de strafmaat voor het vervaardigen van wapens te verhogen van vier naar acht jaar. Die blauwdrukken gaan nu overal rond, in besloten appgroepen, op Telegram: allemaal dingen waar wij niet van afweten. Maar die gaan rond. Dat is levensgevaarlijk. Daardoor zien we steeds meer 3D-geprinte wapens, die natuurlijk ook niet geregistreerd zijn en gevaarlijk zijn. Daarmee gaat het om een voorbereidingshandeling, iets wat als zodanig strafbaar kan worden gesteld.

De voorzitter:

Er is een interruptie. Ik wou u ook even melden dat u al over uw tijd bent. Probeert u het dus even wat korter te houden.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ja. Maar het is wel wetgeving, dus ik permitteer me dat.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Maar goed, een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik denk dat we over dit doel helemaal niet van mening verschillen. Ik denk dat het zelfs heel goed is dat mevrouw Michon-Derkzen daar aandacht voor vraagt, omdat blauwdrukken voor het maken van 3D-wapens natuurlijk levensgevaarlijk zijn. Vanzelfsprekend. Maar over die puzzel die zij hier aan ons voorlegt, heb ik wel een vraag. Als je er namelijk voor kiest om het strafmaximum te verhogen, zodat het via artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht geldt als strafbare voorbereidingshandeling, voelt dat voor mij wel een beetje als een omweg. Waarom is dit de beste route? Heeft mevrouw Michon-Derkzen ook overwogen om er een zelfstandige strafbepaling van te maken, zodat bijvoorbeeld die blauwdrukken van 3D-wapens überhaupt strafbaar zijn?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Een terechte vraag van de heer Van Nispen. Dat heb ik inderdaad overwogen. Dan kom je uit op een ingewikkelde definitiekwestie van het begrip "blauwdrukken". Wanneer is het een tekening? Wanneer is het een blauwdruk? Wat is dan precies strafbaar? Vier jaar voor het vervaardigen van wapens vind ik niet per se idioot hoog — laat ik het zo zeggen — dus een strafverzwaring naar acht jaar vind ik gerechtvaardigd. Daarmee kun je nu dus ook deze voorbereidingshandelingen strafbaar stellen. Ik hoor ook graag de minister daarover. Het blijft wat mij betreft ook echt een puzzel. In het licht hiervan weet ik ook dat de hele Wet wapens en munitie wordt herzien. Maar ook daarbij denk ik: daar kunnen we wel op wachten, maar we weten dat dit nu aan de hand is. Kunnen we hier dus al een stap mee zetten in afwachting van die totale herziening van de Wet wapens en munitie?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, precies die puzzel. Voor mij klinkt een strafverhoging als iets waar ik niet per se op tegen ben, maar ook niet per se voor ben. Er is namelijk een bepaalde wetssystematiek. Er is ooit een reden bedacht waarom deze strafbepaling op vier jaar is gezet. Daar hangt wel een hele systematiek omheen. Hoe sympathiek het ook klinkt, daar zit dus soms meer achter, wat je mogelijk overhoophaalt en wat we misschien nog niet helemaal kunnen overzien. Ik denk dus dat het heel goed is dat de minister met ons deelt hoe we dit doel inderdaad zo goed mogelijk in de wet vorm kunnen geven, en of dit dan de beste route is.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dat ben ik met de heer Van Nispen eens.

Mijn tweede amendement — daar sluit ik mee af, voorzitter — is het überhaupt verhogen van de boetecategorie van een aantal delicten. Het kabinet heeft er bij een tweetal delicten voor gekozen om de boetecategorie te verhogen. Die houden verband met georganiseerde drugscriminaliteit. In de ogen van mijn fractie zijn er een aantal meer delicten die daar ook onder vallen en die niet zijn verhoogd in de boetecategorie, dus het is wat mij betreft rechtvaardig om die ook te verhogen.

Daar laat ik het bij, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Michon-Derkzen. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Boswijk. De heer Boswijk spreekt namens het CDA.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel zetten we een stap in de goede richting in het bestrijden van de ondermijnende criminaliteit. Want deze vorm van criminaliteit wordt steeds zichtbaarder en steeds hardnekkiger. Jongeren die geronseld worden voor criminele klusjes. Het openbaar bestuur wordt geïntimideerd. Criminelen hebben zich verspreid over heel Nederland om hun criminele praktijken voort te zetten. Kortom, georganiseerde ondermijnende criminaliteit zet onze rechtsstaat én samenleving onder druk. Deze criminelen mogen wat het CDA betreft geen millemeter ruimte krijgen om onze samenleving te ontwrichten. Effectieve en rechtvaardige wetgeving zijn hiervoor essentieel.

Voorzitter. In het wetsvoorstel wordt allereerst de strafbaarstelling voorgesteld van het opzettelijk toerusten of inrichten van verborgen ruimtes in bijvoorbeeld een auto. Dit doen criminelen om de opsporing van strafbare feiten te bemoeilijken en spullen als wapens en drugs te vervoeren. De politie ontdekt zulke verboden ruimtes steeds vaker in voertuigen. Het bezit of vervoer van drugs en andere contrabande is strafbaar, maar een verborgen ruimte in de auto, als die leeg is, daar kan de politie op dit moment niet op handhaven. Met dit wetsvoorstel komt daar verandering in. Ook wordt het voor garages niet meer risicoloos om verborgen ruimtes in te bouwen. Wel vraag ik de minister hoe wordt bewezen dat de bestuurder van de auto daadwerkelijk wist van de aanwezigheid van een verborgen ruimte in de auto; je zou er maar een hebben gekocht en er helemaal niks van afweten. Ik ben benieuwd hoe we daarmee zouden moeten omgaan. En welke rol speelt de RDW in de vroegtijdige signalering van deze ruimtes?

Andere Europese lidstaten hebben vergelijkbare strafbepalingen, zoals België. De voorganger van deze minister gaf vorig jaar al aan dat samenwerking met andere landen en het uitwisselen van ervaringen de komende jaren worden doorgezet. Hoe is deze samenwerking inmiddels opgezocht? Hebben andere lidstaten soortgelijke wetgeving ook geïntroduceerd, vooral gezien het feit dat de landsgrenzen geen belemmering vormen voor criminelen? In Italië is al geregeld dat wanneer een verborgen ruimte wordt gevonden, het voertuig direct in beslag wordt genomen. Geldt dat ook bij de voorgestelde strafbepaling? Het gaat om een soort standaard, dat wanneer er een verborgen ruimte in de auto wordt gevonden, de auto ook meteen wordt ingenomen. Graag een reactie van de minister.

Een garagehouder wordt echter niet verplicht om een melding te doen van verborgen ruimtes in auto's, schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag. Wel kan het aantreffen van een verborgen ruimte in een vervoersmiddel eerder aanleiding geven tot het voldoen aan de algemene wettelijke plicht om een melding te doen van een ernstig misdrijf, op grond van artikel 150 van het Wetboek van Strafvordering. Maar kan de minister dat nader toelichten? Want wanneer is hier dan sprake van? Waarom is er niet voor gekozen om een meldingsplicht in te voeren voor alle garagehouders, standaard? Daarnaast lezen wij in de nota naar aanleiding van het verslag dat de politie vorig jaar onderzocht heeft of er op regionaal niveau een pilot kan worden opgestart waarbij in overleg met de lokale autobranche de meldingsbereidheid onder garagehouders kan worden verhoogd. Kan de minister wellicht al wat resultaten van deze pilot met ons delen?

Voorzitter. Deze wet regelt ook de uitbreiding van de gronden om iemand uit zijn beroep te ontzetten — mijn voorgangers-collega's hebben het hier ook al over gehad — zodat veroordeelde criminelen die hun beroep misbruiken om strafbare feiten te plegen, zo veel mogelijk worden gedwarsboomd. Het ontzetten uit het beroep is een zwaar instrument maar wel een rechtvaardig middel, en heeft een vergelijkbare werking als de vog, met een gemeenschappelijk doel: dat het onmogelijk wordt gemaakt dat de persoon opnieuw in het kader van zijn werk of functie een strafbaar feit kan plegen. Wel de vraag aan de minister hoe dit systeem wordt ingericht, want bij de toekenning van de vog zagen we eerder al dat het niet altijd waterdicht is. We hebben gezien dat veroordeelde zedendelinquenten toch weer konden gaan werken op een kinderopvang of weer terechtkwamen in de taxibranche. Waar wordt geregistreerd dat een persoon uit een beroep is ontzet, en hoe wordt dat ook gecontroleerd? Collega Mutluer heeft daar net ook iets over gevraagd. Dit is natuurlijk een ingewikkelde balans tussen, enerzijds, de handhaafbaarheid en tegelijkertijd dat we niet verzuipen in de enorme administratieve last die daar mogelijk bij komt kijken. Ik ben benieuwd hoe de minister dit dilemma weegt.

Voorzitter. We moeten criminelen raken waar dit het meeste pijn doet en dat is simpelweg op het gebied van geld. Ongeveer elk debat — collega Michon-Derkzen en collega Mutluer hebben het er net ook al over gehad — benadrukken we met z'n allen, Kamerbreed, het grote belang van het afpakken van het crimineel verdiende geld en het direct investeren in de wijken die het meest lijden onder deze criminaliteit. Helaas moet ik toch zeggen dat het wat ons betreft altijd een beetje tegenvalt wat er wordt opgehaald. Ik ben heel benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt en wat daarvoor de verklaring is.

Jarenlang lag er een wet op de plank om crimineel verdiend geld zonder voorafgaande veroordeling af te kunnen pakken. Inmiddels zijn we ingehaald door Europa met de Confiscatierichtlijn en is het wetsvoorstel van de baan. Nu moet er een wet komen die de Confiscatierichtlijn implementeert in nationale wetgeving. Ook hierbij krijgen wij niet de indruk dat er haast mee wordt gemaakt. Ik hoop dat we dat verkeerd zien. Wellicht kan de minister daarop reageren. Wat ons betreft kunnen we hier echt niet mee wachten.

Wat het CDA betreft blijft het niet alleen bij grote woorden tegenover criminelen, maar slaan we zo vaak en zo hard mogelijk toe in hun portemonnee. Graag hoor ik van deze minister of hij die urgentie net zo voelt als het CDA en, zo ja, welke extra stappen hij hiervoor gaat zetten. Ook ben ik benieuwd wat dit wetsvoorstel betekent voor de werkdruk en de veiligheid van onze politiemensen, officieren van justitie en de medewerkers van de reclassering.

Tot slot. Het wetsvoorstel gaat vooral over het strafrecht en andere repressieve maatregelen, maar juist de slachtoffers van georganiseerde criminaliteit, zoals bedreigde ondernemers en bestuurders, moeten wat ons betreft ook beter beschermd worden. Komt er bijvoorbeeld meer aandacht voor de bescherming van gezinnen die onder druk worden gezet door criminelen? En hoe wordt de informatiepositie van de politie, veiligheidsdiensten en gemeenten beter, ook op een manier die georganiseerde misdaad zo effectief mogelijk bestrijdt?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Boswijk. Ik schors de vergadering voor een heel kort moment voor een voorzitterswissel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Voorzitter: Postma

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Eens even kijken. We zijn aangekomen bij de heer Van Nispen. Hij zal spreken namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Goedemorgen, voorzitter. Georganiseerde criminaliteit is een groot probleem en een forse bedreiging van onze rechtsorde. We kunnen dagelijks horen en lezen over de gevolgen voor onze samenleving. Een effectieve aanpak bestaat wat ons betreft uit preventie, onder andere gericht op het voorkomen van jonge aanwas in de zware criminaliteit, repressie, dus de opsporingsdiensten in staat stellen hun werk goed te doen om boeven te vangen, en een aanpak gericht op het financiële stuk. Het ging al terecht veel over het afpakken van misdaadgeld, want misdaad mag niet lonen en dat doet het nu wel. Op een aantal onderdelen moet er wat de SP betreft een forse schep bij, maar ik zal mij nu beperken tot het wetsvoorstel.

Het is eigenlijk een verzamelwet van diverse voorstellen die te maken hebben met de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Op 26 maart 2021 stelde de SP schriftelijke Kamervragen aan de minister van Justitie en Veiligheid over het inbouwen van verborgen ruimtes in auto's voor criminele activiteiten. Dat was in 2021, omdat toen uit onderzoek van het onderzoeksbureau van Radio 1 was gebleken dat de politie er voorstander van was het inbouwen van verborgen ruimtes in auto's strafbaar te stellen. Het probleem is dat het nu legaal is dat verborgen ruimtes door garagehouders in auto's worden gecreëerd, waar enthousiast gebruik van wordt gemaakt door criminelen die drugs, wapens of grote sommen geld verbergen. Daar is nu inderdaad nauwelijks tegen op te treden. In antwoord op die Kamervragen en in reactie op de oproep vanuit de politie is de expliciete strafbaarstelling aangekondigd. Die wet bespreken we nu. Ik spreek daar dus mijn steun voor uit. Ik vind het ook mooi hoe zoiets kan gaan.

Ik heb er nog wel vragen over gesteld in de schriftelijke ronde, omdat je natuurlijk niet wilt dat er onduidelijkheid over bestaat wie er op welk moment precies een verwijt kan worden gemaakt in strafrechtelijke zin. Het moet gaan om die situaties waarin opzettelijk in een vervoersmiddel een verborgen ruimte wordt aangebracht die kennelijk is bestemd om voorwerpen aan het zicht te onttrekken en daarmee de opsporing te frustreren. Ook strafbaar is degene die een dergelijk vervoersmiddel voorhanden heeft, terwijl je weet dat die ruimte erin zit.

Volgens mij zit het nieuwe artikel 189a goed in elkaar. Ik heb nog maar enkele vragen. Zijn er voorbeelden te geven van legitieme verborgen ruimtes, die dus niet bedoeld zijn om strafbare feiten te plegen of te verbergen, vraag ik aan de minister. Hoe staat het met de samenwerking met garagehouders? Want van hun meldingen zul je toch afhankelijk zijn, vermoed ik. Graag ook daarop een reactie.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Aardema.

De heer Aardema (PVV):

Er zijn natuurlijk wel legitieme doelen. Als je bijvoorbeeld een camper of een caravan hebt en daarmee naar een ver buitenland gaat, kan ik me voorstellen dat je je geld en sieraden in een kluisje doet, dat je verborgen inbouwt ergens in die camper. Dat zou een voorbeeld kunnen zijn.

De heer Van Nispen (SP):

Dank hiervoor. Ik weet niet goed of dat zo is en of dat ook bedoeld is in de delictomschrijving die de minister voorstelt, maar het is goed dat we dit bespreken, want dit moet onderdeel worden van de parlementaire geschiedenis. Waar is deze wet voor bedoeld? Waar ziet die op? Wat zijn legitieme doelen om verborgen ruimtes in te bouwen? Dit klinkt legitiem. Maar dan is het wel de vraag — die stellen we dan aan de minister — of zo'n verborgen ruimte niet precies een middel is om juist illegale zaken in op te bergen. Ziet deze wet daarop, of juist niet? Want dit zou ook een excuus kunnen zijn voor de mensen die je wilt aanpakken. Die kunnen dan zeggen: nee, dit had ik bedoeld om mijn eigen sieraden veilig op te bergen. Daarom is het goed dat we dit nu bespreken.

Een heel ander onderdeel uit deze verzamelwet is dat er een wijziging wordt voorgesteld in het wraken van rechters. Er komt een versnelde behandeling als het verzoek kennelijk niet ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De rechter mag alsnog beslissingen blijven nemen tijdens de wrakingsprocedure als de zaak geen uitstel duldt. Mijn vraag is: ik zie het toch goed dat deze wijzigingen in het Wetboek van Strafvordering algemeen zijn opgesteld en niet slechts betrekking hebben op wraking in zaken die over ondermijnende criminaliteit gaan? Dat klopt toch? Dit is voortaan dus gewoon de procedure voor alle soorten zaken, of niet? Kan de minister dat toelichten? Sterker nog, dezelfde wijziging die is voorgesteld in deze verzamelwet, die de georganiseerde criminaliteit aan moet pakken, is opgenomen in het bestuursrecht, in de Algemene wet bestuursrecht, en ook in het civiele recht, in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het lijkt me goed als de minister vandaag in deze zaal nader toelicht wat nou nog de link is met de ondermijnende criminaliteit, waar deze wet eigenlijk op zou zien, en wat de motivering is voor deze voorstellen in het bestuursrecht en het civiele recht. Ik ben er niet tegen, maar het is wel merkwaardig dat deze voorstellen in deze wet zijn opgenomen, want ze verdienen aparte aandacht en in ieder geval motivering. Daarom stel ik deze vraag erover.

Weer een heel ander onderwerp is de maatregel kostenverhaal bij het vernietigen van bijvoorbeeld in beslag genomen drugs of wapens. Bij nota van wijziging is daaraan toegevoegd dat conservatoir beslag kan worden gelegd op vermogensbestanddelen om te voorkomen dat iemand zijn of haar vermogen snel wegsluist. Dat laatste vind ik logisch. Het bevriezen van iemands financiële positie om de wet uit te voeren, vind ik niet gek, maar ik heb wel een vraag over het principe. Het voorstel om de veroordeelde op te laten draaien voor de kosten van de tenuitvoerlegging lijkt sympathiek. Het lijkt best een begrijpelijk voorstel: de vervuiler betaalt. Maar de principiële vraag hierbij is wel: hoever gaan we hierin en waar leggen we de grens? Gaan we iemand dan ook op laten draaien voor de kosten van de celstraf of voor de kosten van de opsporing, de mensuren en de recherche-inzet? We vinden hier allemaal dat misdaad niet mag lonen en dat iemand dus zeker niet rijker mag worden van criminaliteit. Als we dat vinden, is het dan niet veel beter en effectiever om meer misdaadgeld af te gaan pakken van veroordeelde criminelen? Ook de SP vindt de resultaten op dat vlak al jaren bedroevend. Graag een reactie.

Ik kijk met belangstelling naar het voorstel in deze wet om de Financiële inlichtingen eenheid, de FIU, meer mogelijkheden te geven. Je moet geldstromen kunnen bevriezen en blokkeren in afwachting van het onderzoek, voordat het geld alweer verdwenen is. Het voorstel dat aan banken bevolen kan worden om financiële transacties tijdelijk aan te houden, snap ik dus goed. Ik gebruik nu het woord "bevel", maar in het nieuwe artikel staat dat banken een "verzoek" krijgen. Waarom is dat een verzoek en geen bevel, vraag ik me af. Is "verzoek" de juiste term in het nieuwe artikel 17a? Kan een bank ook medewerking weigeren of zijn ze altijd verplicht om dit verzoek van de FIU op te volgen en is het in de praktijk dus een bevel?

Ook vragen wij ons af hoe de rechtsbescherming is geregeld. Hoe zorg je ervoor dat snel onderzocht wordt of dit terecht is en dat er geen oneigenlijke argumenten gebruikt kunnen worden om vermogens te bevriezen? Hoe onafhankelijk is dit precies? Daarom kijken we ook met interesse naar het amendement dat de heer Six Dijkstra van NSC heeft ingediend.

We vragen ons ook af waarom we dit zouden moeten beperken tot banken; dat werd al genoemd. Financiële transacties beperken zich lang niet tot de bancaire sector. We hebben in de schriftelijke ronde gevraagd om dit nu al uit te breiden naar andere meldingsplichtige instellingen, omdat wij denken dat je dat middel dan mogelijk effectiever kan maken. Dus niet alleen banken, maar ook makelaars, notarissen, belastingadviseurs, advocaten en bijvoorbeeld ook cryptobedrijven. Het antwoord vonden wij niet zo sterk. Het antwoord was namelijk: in andere landen zijn ze ook begonnen met banken, dus daarom gaan we de FIU daar eerst ervaring mee op laten doen. Tegelijkertijd erkent de regering zich ervan bewust te zijn dat er ook bij andere instellingen sprake kan zijn van witwassen. Sterker nog, vanaf 2027 is het op grond van EU-regels verplicht om dit uit te breiden naar alle meldingsplichtige instellingen, waaronder cryptoaanbieders; dat erkent de regering ook. Waarom zouden we ons nu in de wet beperken tot banken? Ik vind het niet logisch. We hebben een amendement ingediend om dit uit te breiden; dat kwam al even aan de orde.

Ook vraag ik de minister wat er volgens hem in algemene zin nog meer nodig is om effectiever en meer misdaadgeld te gaan ontnemen van criminelen. De vraag is al vaak gesteld, maar ik blijf het belangrijk vinden om dat punt hier te benadrukken.

Ten slotte, voorzitter. Over het centraal aandeelhoudersregister heeft mevrouw Mutluer van GroenLinks-PvdA al hele zinnige dingen gezegd. Ik citeer toch een stukje van wat de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie daar recent over zei: "De KNB ondersteunt de invoering van een CAHR omdat het een belangrijke stap is in de voorkoming en bestrijding van ondermijning en fraude. Het register geeft inzicht in wie er achter vennootschappen zitten. De notaris kan hierdoor zijn rol als poortwachter beter vervullen. Daarnaast verwacht de KNB dat het CAHR kan bijdragen aan kostenbesparingen en lagere administratieve lasten voor het bedrijfsleven, terwijl het de privacy van aandeelhouders beschermt door beperkte toegang." Einde citaat vanuit de notarissen.

Maar wat is nou het geval? Vanwege een initiatiefwet van GroenLinks-PvdA en de SP, die we met de allerbeste bedoelingen hebben ingediend en waar toen nog weinig enthousiasme voor was vanuit de Kamer, zitten we nu in een impasse. Want we kunnen die initiatiefwet wel door gaan zetten, maar daar was geen enthousiasme voor, dus dan gaat die sneuvelen. Maar de minister zegt tot nu toe dat hij nog geen kabinetsstandpunt gaat innemen, omdat er een initiatiefwet ligt; hij zegt dat standpunt pas in te nemen bij de plenaire behandeling. We houden elkaar dus in een greep, in een impasse. Ik wil daaruit. Natuurlijk, het ligt ook aan ons. Dat erkennen we hier; die initiatiefwet is van ons. Maar wij willen niet de blokkade zijn om iets te doen wat eigenlijk gewoon moet gebeuren. De opstelling van de minister, om dat straks pas bij de behandeling van de wet te doen, helpt in dit geval dus niet. Ik zeg dus: laten we samenwerken. Mevrouw Mutluer zei dat ook. De vraag aan de minister is: is hij bereid om met de notarissen in overleg te gaan om te bekijken hoe we dit in zouden moeten richten? De volgende stap is dan de vraag of we dat effectiever doen via de initiatiefwet van GroenLinks-PvdA, die er toch al ligt, of dat het beter is om met een voorstel vanuit de regering te komen. Wat is dan sneller? Mag ik daarop een toezegging van de minister? Volgens mij verschillen we namelijk niet van mening over het doel.

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan wil ik graag de heer Diederik van Dijk naar voren roepen om zijn inbreng te leveren namens de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Goedemorgen, voorzitter. Ik zou bijna zeggen: hi. Maar dat lijkt me niet zo gepast bij dit debat.

Voorzitter. "Wie het kwaad niet straft, maakt zich medeverantwoordelijk." Aan deze woorden van Thomas van Aquino moest ik denken bij de voorbereiding op dit debat. We moeten als overheid de kracht, de wil en de middelen inzetten om het kwaad te straffen dat onze samenleving binnensluipt, juist om de samenleving te beschermen tegen het kwaad van drugscriminaliteit, witwassen en ondermijning: misdaden die buurten vergiftigen, jongeren verleiden en eerlijke burgers in de steek laten. De SGP steunt dit wetsvoorstel daarom. De overheid moet dit kwaad straffen. Met dit wetsvoorstel straffen we faciliterende criminaliteit strenger, en dat is nodig.

Het importeren, exporteren en voorhanden hebben van stoffen die worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van drugs, wordt harder aangepakt. De SGP is groot voorstander van het opvoeren van de strijd tegen nietsontziende drugscriminaliteit. Drugs zijn niet normaal. Wat de SGP betreft mag die campagne nog eens extra voor het voetlicht worden gebracht. Ieder pilletje, ieder grammetje dat iemand gebruikt, komt via dit duistere circuit op de markt. Is de minister voornemens deze bewustwordingscampagne rondom drugsgebruik breed onder de aandacht te brengen? Is hij bereid om hierover met organisatoren van grote evenementen, zoals festivals, in gesprek te gaan?

De SGP juicht het toe dat de kosten voor vernietiging van de voorwerpen die in beslag zijn genomen door opsporingsdiensten en OM worden verhaald op degene die veroordeeld wordt. Al eerder vroeg mijn voorganger Roelof Bisschop aandacht voor de kosten die gepaard gaan met het oprollen van illegale drugslabs en het drugsafval dat criminelen dumpen in de natuur of bij boeren in het land. Dit kan per gevonden drugslab oplopen tot in de miljoenen euro's. Nu draait de samenleving op voor de kosten van opruiming, omdat criminelen vaak stromannen inzetten, die uiteindelijk niet verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor het exporteren van het lab. Is de minister bereid om op dit specifieke punt met een oplossing te komen, zodat criminelen die veroordeeld worden ook verantwoordelijk zijn voor de kosten die zij veroorzaken voor de opruiming van drugslabs en drugsafval?

Voorzitter. In de discussie rondom de stevige aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt vaak gewezen op de rechtsbescherming. En terecht, want de rechtsstaat moet zorgvuldig zijn.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Over het vorige punt. Ik vind het namelijk een interessant punt dat de heer Van Dijk naar voren haalt: het verhalen van de kosten die de Staat moet maken om "rotzooi" op te ruimen. Laat ik het zo maar zeggen. Bij de nota van wijziging zagen we dat de burgemeesters, de gemeenten, de kosten beter kunnen verhalen waar het gaat om de illegale hennepkwekerijen of het ontmantelen van illegaal vuurwerk. Maar waar het gaat om strafrecht, draait de Staat ervoor op. Zo lees ik de stukken ook. Is de heer Van Dijk van mening dat we ook waar het gaat om strafrecht, die strafrechtelijke route, zouden moeten kijken naar het verhalen van de kosten die je als Staat maakt, bijvoorbeeld waar het gaat om de vernietiging van die auto's waar de verborgen ruimten in zitten waar we het vandaag over hebben?

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank voor deze interruptie. De SGP staat er zeker voor open om dat eens nader te bezien. Vandaar ook de uitdaging aan de minister. Ik kan me heel erg goed vinden in de verontwaardiging die doorklinkt in de toon van mevrouw Michon-Derkzen. Dat de samenleving hiervoor opdraait, is het slechtste wat er is. Ik heb er dus alle steun voor om ook de strafrechtelijke route te benutten om dat anders te maken en de kosten daar te leggen waar ze horen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Voorzitter. We moeten eerlijk durven zijn. Wie verdient onze bescherming het meest: de burger die 's avonds niet meer veilig over straat durft, de ondernemer die wordt afgeperst, de jongeren die in de greep van drugsbendes komen of de crimineel die miljoenen witwast en ondertussen dure advocaten inhuurt om de Staat eindeloos bezig te houden? De SGP is duidelijk in haar afweging: de veiligheid voor de samenleving weegt in dit kader zwaarder dan de individuele bescherming van criminelen. Hoe weegt de minister dit? Hoe zorgt de minister ervoor dat criminelen niet alsnog onder deze nieuwe regeling uitglippen door juridische rookgordijnen en vertragingstactieken?

Voorzitter. Ondermijnende criminaliteit vindt al lang niet meer enkel plaats in de onderwereld. De samenleving gaat gebukt onder crimineel geweld in woonwijken, explosies bij woningen en panden die worden misbruikt voor drugshandel. Burgers staan onder druk of worden zelfs afgeperst. Woningcorporaties willen hier graag optreden, maar lopen tegen een muur op: gebrek aan gegevensuitwisseling, trage procedures en onvoldoende samenwerking met zorginstanties en gemeenten. Bij een stevige aanpak hoort ook een robuuste samenwerking. Is de minister bereid om woningcorporaties structureel onderdeel te maken van lokale veiligheidsoverleggen en RIEC-convenanten? Investeert het kabinet in een wettelijke basis voor betere gegevensuitwisseling tussen politie, gemeenten en corporaties, zodat signalen sneller en effectiever worden opgepakt? Hoe gaat de minister gemeenten stimuleren om meldingen van corporaties over crimineel pandgebruik sneller en serieuzer op te volgen? In de aanpak van ondermijnende criminaliteit moeten we de hele keten versterken: politie, OM, rechtspraak, gemeenten, maar laten we ook de zorg en corporaties niet vergeten. Alleen zo kunnen we ondermijnende criminaliteit, die al zo diep is doorgedrongen in de haarvaten van onze samenleving, echt terugdringen.

Voorzitter. Een sterk wapen heeft geen zin als het ongebruikt blijft liggen. Uitvoering van het wetsvoorstel vraagt extra inzet van politie, OM en rechterlijke macht. Hoeveel extra capaciteit wordt daarvoor vrijgemaakt? Hoe wordt voorkomen dat dit nieuwe middel bestaande processen verlamt? Komt er een duidelijke evaluatie die vaststelt of we daadwerkelijk de criminele geldstromen hebben drooggelegd?

Voorzitter. Het is de SGP opgevallen dat na advies van onder andere de NOvA de regering het wetsvoorstel op een aantal punten heeft gewijzigd en de mogelijkheid tot civiele confiscatie in een ander wetsvoorstel wil gieten. De SGP dringt er bij de minister op aan om snel met dit wetsvoorstel te komen. De harde werkelijkheid is dat criminelen ons strafrecht misbruiken als een spel ten koste van kwetsbaren. Ze vertragen, verhullen en verschuiven, zetten hun vermogen op naam van stromannen en verschuilen zich achter ingewikkelde constructies. Tegen de tijd dat een strafzaak rond is, is het geld al lang verdwenen. Civiele confiscatie geeft de overheid eindelijk de mogelijkheid om sneller en harder in te grijpen. Wie zijn vermogen met misdaad vergaart, raakt het kwijt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dit instrument niet alleen op papier stevig is, maar ook in de praktijk een kantelpunt vormt in de strijd tegen ondermijning?

Voorzitter. De SGP steunt een harde aanpak van meedogenloze criminelen, maar we weten ook dat criminaliteit wortelt in maatschappelijke zwakheden: gebroken gezinnen, uitzichtloze situaties en armoede. Het is onze opdracht om jongeren perspectief te bieden, zodat ze niet de fuik van de onderwereld inzwemmen. Heeft de minister ook oog voor deze problematiek achter de voordeur? Hoe wordt dit wetsvoorstel ingebed in een bredere strategie die repressie koppelt aan preventie?

Tot slot: wie stil blijft, geeft het kwaad de ruimte om te groeien. Met dit wetsvoorstel kiezen we er wel voor het kwaad te straffen. Dat is een stap in de juiste richting, want de rechtsstaat is er niet om criminelen te faciliteren, maar om burgers te beschermen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Het woord is nu aan de heer Aardema van de PVV.

De heer Aardema (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Alles wat de overheid kan doen om de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit te versterken, zullen wij steunen, zolang het maar effectief is. Criminelen plegen hun strafbare feiten met als belangrijkste doel om er zelf beter van te worden: een groter huis, een mooiere boot, een dikkere auto en vooral veel meer geld. Alle maatregelen waarmee je van deze personen hun geld en bezittingen kunt afpakken, juichen wij toe.

Daar komt vaak al een eerste probleem om de hoek kijken. Als je de crimineel niet onmiddellijk bij zijn wederrechtelijk verkregen voordeel oppakt en het afpakt, gaat hij er vaak op zich legale dingen mee doen, zoals het opzetten van een legaal bedrijf, waarmee hij dan weer wederrechtelijk verkregen geld kan witwassen. Zo groeien criminelen door totdat ze zo veel hebben vergaard dat ze ogenschijnlijk een normaal bedrijf hebben. In werkelijkheid is dat vaak bedoeld voor andere, minder legale activiteiten.

Dan kom ik bij artikel 6, waarmee het wederrechtelijk verkregen voordeel ook weggehaald kan worden bij lieden die een economische eenheid vormen met de veroordeelde, en daarbij hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de terugbetalingsverplichting. Als je als partner al jaren omgaat met iemand die geen werkt heeft, maar die 's nachts wel op pad is, in een dikke auto rijdt en jou wekelijks grote contante bedragen toeschuift, moet je wel boter op je hoofd hebben. Dat soort wederrechtelijk verkregen voordeel moeten we ook kunnen aanpakken en terugvorderen. Wat ons betreft dus meer patseraanpak en met omgekeerde bewijslast.

Dan de verborgen ruimtes in vervoermiddelen. Ik heb die met eigen ogen mogen aanschouwen en ik moet toegeven dat ze vaak uiterst vindingrijk zijn gemaakt. Je kunt er prima vuurwapens, drugs of geld in verstoppen, en als het om busjes of vrachtwagens gaat, zelfs mensen. Afgelopen jaar zijn er in meer dan 1.000 voertuigen verborgen ruimtes gevonden. In 2024 werd er maar liefst voor 13 miljoen aan bankbiljetten in verborgen ruimtes gevonden. Je kunt je bijna geen voorstelling maken van de hoeveelheid bundeltjes bankbiljetten die dus kennelijk worden vervoerd in verborgen ruimtes. Het gaat niet alleen om auto's. Regelmatig treft men ook zeiljachten op zee aan met verborgen ruimtes, waarin tonnen drugs zijn verborgen. De strafbaarstelling van artikel 189a gaat gelukkig behoorlijk ver. Zowel de maker van de ruimtes als degenen die zo'n vervoermiddel voorhanden hebben, worden strafbaar, evenals de beroepscrimineel die voortdurend met die ruimtes rondrijdt of rondvaart. Het zijn geen amateuristische knutselaars die dergelijke verborgen ruimtes inbouwen. Het is een behoorlijk professionele bedrijfstak geworden, die we met dit artikel kunnen aanpakken.

Wat ik ook las, is dat we dit artikel onder artikel 67 Wetboek van Strafvordering laten vallen, waardoor voorlopige hechtenis en aanhouding buiten heterdaad mogelijk zijn. Nog belangrijker zijn daardoor de uitbreiding van de bevoegdheden, het doen van vorderingen en de mogelijkheid om vervoermiddelen te kunnen doorzoeken. Daar schort het op dit moment aan. Bij een reguliere politiecontrole vallen die verborgen ruimtes natuurlijk niet op. Daar zijn ze immers juist voor gemaakt. Hoe denkt de minister dat deze uitgebreide bevoegdheden ervoor gaan zorgen dat de verborgen ruimtes beter ontdekt worden?

We zijn tevens content met de verhoging van de geldboete die staat op diefstal onder verzwarende omstandigheden, artikel 311 Wetboek van Strafrecht, van de vierde naar de vijfde categorie. Dat geldt echter alleen maar voor de eenvoudige verzwarende omstandigheden. Op diefstal in vereniging met braak en inklimming in de woning staat immers al via het tweede lid een geldboete van de vijfde categorie. Wij zien deze aanpassing meer als een druppel op een gloeiende plaat en hadden liever gezien dat er een verhoogde strafmaat op het hele artikel 311 was gekomen. Het is immers een van de meest voorkomende misdrijven en het berokkent veel schade aan ondernemers en burgers. Wellicht kan de minister nader uitleggen wat de toegevoegde waarde hiervan is.

Ten slotte, voorzitter, nog een opmerking over de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Wwft. De voorgenomen toevoeging om transacties vijf dagen te kunnen bevriezen, schiet wat ons betreft haar doel een beetje voorbij. Als het werkelijk gaat om dubieuze banktegoeden of transacties, moet je hier onderzoek naar kunnen doen. Maar ook onschuldige burgers en bedrijven zullen hier last van krijgen. Goedwillende bedrijven en burgers, die volkomen te goeder trouw een groter bedrag overmaken, lopen de kans dat de transactie bevroren wordt. Hoe wordt hier onderscheid in gemaakt? Waarom is het advies van het OM niet meegenomen om ook transacties met cryptovaluta tijdelijk te kunnen bevriezen als er werkelijk iets aan de hand zou kunnen zijn? Deze toevoeging helpt nauwelijks tegen witwassen en financiering van terrorisme, omdat op dit niveau immers vaak wordt betaald via ondergronds bankieren met money mules, bitcoins of zelfs met blokken cocaïne. De bestaande inmenging in het betalingsverkeer levert al veel hinderlijke belemmeringen op voor niet-kwaadwillende burgers. Wij volgen het advies van de NVB en willen deze verzwaring niet.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog een interruptie. Het woord is aan de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het gaat over dat laatste punt. Ik snap die zorgen wel. Je moet voorkomen dat onschuldige mensen hierdoor getroffen worden en dat hun betalingsverkeer wordt stilgelegd. Volgens mij ligt er een goed amendement dat daar iets aan wil proberen te doen, door mensen terstond erover te informeren en niet na vijf dagen. Ik vraag het de heer Aardema in algemene zin. Begrijp ik het goed dat de PVV zegt dat zij dit onderdeel van het wetsvoorstel niet steunt? Vindt de PVV niet dat je transacties waar mogelijk iets mee aan de hand is, tijdelijk moet kunnen bevriezen om te voorkomen dat het geld wordt weggesluisd? Dat lijkt me toch een doel dat we zouden kunnen delen.

De heer Aardema (PVV):

Daar heeft u wel gelijk in. Wij willen wel dat het onderzoek plaatsvindt, maar wij horen graag van de minister hoe hij dat onderscheid gaat maken tussen de goeden en de kwaden. Hoe kun je die van elkaar onderscheiden? Ik kan me voorstellen dat iemand een geldbedrag wil overmaken omdat hij een nieuwe auto gaat kopen en dat de transactie dan wordt geblokkeerd. Dan heeft hij een groot probleem bij de garage. Hoe kun je de goeden van de kwaden scheiden? Dat we er iets aan moeten doen, dat is helder.

De heer Van Nispen (SP):

Dat begrijp ik en dat vind ik een heel terechte vraag. We gaan naar het antwoord luisteren. Ik zou misschien in alle onschuld denken dat iemand soms misschien heel even moet wachten. Dat zou een gevolg kunnen zijn. Niet vijf dagen; dat lijkt mij te lang. Dat dit het gevolg is om de goeden van de kwaden te kunnen scheiden, lijkt mij maatschappelijk aanvaardbaar. Maar dan heb ik een vervolgvraag. De heer Aardema zei ook dat het allemaal niet alleen maar via banken verloopt. Mag ik dat als voorzichtige interesse, sympathie of steun beschouwen voor het amendement dat wij hierover hebben ingediend om het te kunnen uitbreiden, bijvoorbeeld naar cryptobedrijven en andere poortwachters die te maken hebben met geldstromen?

De heer Aardema (PVV):

Ik moet dat amendement nog even bestuderen. U heeft gemerkt dat ik de heer Van Dijk vervang, dus ik moet het nog bestuderen. Ik heb al gezegd dat het ook heel vaak ondergronds gaat, zeker bij terrorisme. Het gaat niet via banken, maar er wordt zelfs met plakken cocaïne betaald. Ik ga uw amendementen grondig bestuderen en dan hoort u nog van mij.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan wil ik graag het woord geven aan de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Wijen-Nass, die namens BBB zal spreken.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Vandaag behandelen we het wetsvoorstel Versterking strafrechtelijke aanpak ondermijnende criminaliteit. Het doel van deze wet is onder andere het doorbreken van het verdienmodel van criminelen. BBB ziet veel goede aspecten in deze wet, maar ik heb wel nog een aantal vragen aan de minister.

Georganiseerde criminaliteit is een bedreiging voor onze maatschappij. We zien dat deze criminaliteit zich niet beperkt tot de stad, maar ook binnendringt op het platteland. We zien hoe drugslabs en internationale drugsroutes onze gemeenschap raken. Daar hebben we in commissiedebatten ook veelvuldig over gesproken. BBB is daarom erg blij met het wetsvoorstel dat voor ons ligt. Niet alleen gaan wij criminelen zwaarder straffen met hogere strafmaten, maar we gaan met deze wet ook de mogelijkheden uitbreiden om crimineel vermogen af te pakken. Dat zijn ook nog eens allemaal dingen die wij in ons verkiezingsprogramma hebben staan.

Ik heb zes punten. Het eerste punt gaat over de verborgen ruimtes en de strafmaat. Het gaat over de strafbaarstelling van het inbouwen of aanpassen van voertuigen met een verborgen ruimte. De politie ziet dat dit de laatste jaren sterk is toegenomen. Sterker nog, er lijkt inmiddels een hele criminele bedrijfstak te ontstaan, die zich richt op dit soort constructies. Daarom vindt BBB deze strafbaarstelling goed en noodzakelijk. Volgens een nieuw artikel 189a Wetboek van Strafrecht kan een straf worden opgelegd van maximaal een jaar cel of een geldboete in de derde categorie. Dat is een goede stap. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Is een jaar celstraf wel genoeg? Heeft dat wel een echt afschrikwekkende werking, zeker als je bedenkt dat straffen in de praktijk vaak een stuk lager kunnen uitvallen? Een persoon die zijn voertuig uitrust met een verborgen ruimte richt zich namelijk op het faciliteren van georganiseerde criminaliteit, waardoor deze persoon een cruciale rol speelt in het in stand houden van deze vorm van criminaliteit. Mijn vraag aan de minister is: moet die strafmaat niet hoger? Ik overweeg nog een amendement op dit punt.

Dan het tweede punt. Dat gaat over de verruiming van de mogelijkheid tot het opleggen van de ontnemingsmaatregel. In het huidige artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht kan aan degene die veroordeeld is voor een strafbaar feit bij afzonderlijke rechterlijke beslissing de verplichting worden opgelegd van betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Dat is een hele zin, mevrouw de voorzitter. Kortgezegd komt dat neer op hoofdelijke aansprakelijkheid. De situatie in lid 3 van artikel 3e Wetboek van Strafrecht is anders. Dat geldt alleen voor ernstige misdrijven. Hiervoor geldt een bewijsvermoeden. Hoofdelijke oplegging van een betalingsverplichting is hier op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad niet mogelijk. Het wetsvoorstel maakt hier een einde aan voor gevallen waarin sprake is van het medeplegen van witwassen door een economische eenheid. Ieder van de medeplegers in die economische eenheid moet hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de betaling van het gehele voordeel van de economische eenheid. Daar zijn wel voorwaarden aan gekoppeld. Het begrip "economische eenheid" is in jurisprudentie omlijnd. Behalve het huwelijk zijn er meer vormen van een economische eenheid denkbaar. In de memorie van toelichting kunnen we lezen dat de feitelijke situatie uiteindelijk bepalend is.

Voorzitter. BBB is blij met deze verruiming, maar toch een opmerking. Die gaat over de aansprakelijkheid van bijvoorbeeld familieleden. Denk aan eerste- en tweedegraadse bloedverwanten. Is de minister het met BBB eens dat wanneer zij ook dit voordeel hebben genoten en het aannemelijk is dat zij van de onrechtmatige herkomst op de hoogte zijn geweest, zij ook aansprakelijk moeten worden gesteld? Of vallen zij dan wellicht ook onder die feitelijke situatie die bepalend is, waar de memorie van toelichting het over heeft? Daar zou ik graag nog een antwoord op willen.

Dan de ontzetting uit de rechten, het derde punt. Terecht wordt gesteld dat de aanpak van ondermijnende criminaliteit aanleiding geeft voor deze uitbreiding. Bij een veroordeling voor bepaalde delicten kan een verbod tot het uitoefenen van bepaalde rechten als bijkomende straf worden opgelegd. Het doel is dan om degene die zijn beroep of functie misbruikt voor activiteiten op het gebied van ondermijnende criminaliteit, daaruit te kunnen ontzetten. Het huidige artikel 28 Wetboek van Strafrecht bevat geen maximale termijn voor de ontzetting. Ik ben benieuwd of dat ook geldt voor de voorgestelde uitbreiding. Ik ben ook benieuwd hoe de ontzetting er in de praktijk uitziet. Krijgt iemand alleen een ontzetting voor een specifiek beroep? Of mag hij dan in de hele sector niet meer werken? Daar zou ik nog graag een antwoord op willen krijgen.

Dan het vierde punt, het ophogen van de geldboetes. In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om voor gekwalificeerde diefstal en illegale handelingen met softdrugs de categorie voor geldboetes op te hogen van categorie 4 naar 5. De redenen hiervoor zijn de aanzienlijke criminele geldstromen en de financiële voordelen die op grote schaal worden behaald. Daar ben ik het helemaal mee eens, want de financiële voordelen waar grote criminelen wederrechtelijk voordeel mee krijgen, gaan om miljoenen. Daar zit gelijk ook mijn pijnpunt, want bij een boete in de vijfde categorie hebben we het over €103.000. Voor delicten waarmee miljoenen worden verdiend is dat eigenlijk een schijntje. Daarom hoor ik graag van de minister of hij denkt dat boetecategorie 5 wel voldoende is en waar hij dat op baseert.

Dan het vijfde punt, over de wrakingsregeling. Dit voorstel regelt om wrakingsvoorstellen niet meer in behandeling te nemen als daar geen goede motivering voor is, of als ze blijk geven van evident misbruik. Gewraakte rechters mogen zaken ook verder behandelen als ze geen uitstel dulden. In verband met de doorlooptijd van het recht snappen we die wijziging. Wel nog een korte vraag. Wat gebeurt er als in die tijd een beslissing wordt genomen, maar vervolgens de wraking doel treft?

Dan het laatste, zesde punt. Dat gaat over de uitvoering van een financiële transactie. Het betalingsverkeer verloopt steeds sneller. Het vindt in toenemende mate digitaal plaats en is niet gebonden aan grenzen. Deze ontwikkelingen, die in de toekomst nog zullen doorgaan, maken het moeilijker om criminele geldstromen te onderscheppen, omdat geld dat afkomstig is van of bestemd is voor misdrijven wordt doorgesluisd voordat er beslag kan worden gelegd in het belang van de strafvordering. De FIU in Nederland heeft op dit moment niet de bevoegdheid om een bank of een andere meldingsplichtige instelling te verzoeken om een financiële transactie tijdelijk niet uit te voeren of het tegoed ter grootte van een uitgevoerde transactie tijdelijk te blokkeren.

Met de nieuwe voorgestelde bevoegdheid voor de FIU-Nederland wordt het laatste wel mogelijk gemaakt. Er is voor gekozen om deze bevoegdheid enkel aan banken te geven, maar niet aan andere meldingsplichtige instellingen zoals verzekeraars, accountants, advocaten, cryptoaanbieders enzovoorts. Dat wordt bij Europese wetgeving wel verplicht vanaf 2027. Ik heb gezien dat er op dit punt een amendement ligt van de heer Van Nispen. Ik vraag de minister nog het volgende. Die meldingsplicht wordt bij Europese wetgeving verplicht vanaf 2027. Waarom wordt daarop gewacht? Waarom nemen we die meldingsplicht niet nu al op in de wet?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie geen verdere interrupties.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik stel voor te schorsen tot 12.30 uur. Dan combineren we de schorsing met de lunchpauze. Daarna gaan we verder met de eerste termijn van het kabinet.

De vergadering wordt van 11.43 uur tot 12.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering.

Naar boven