8 Hoge inflatie in Nederland

Voorzitter: Postma

Hoge inflatie in Nederland

Aan de orde is het debat over de hoge inflatie in Nederland.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het debat over de hoge inflatie in Nederland. Ik heet welkom de minister van Economische Zaken, de heer Karremans, en de minister van Financiën, de heer Heinen. Tijdens dit debat hebben wij ook een maidenspeech, en die is van de heer Verouden van Nieuw Sociaal Contract. Ik stel voor dat wij gaan beginnen met de heer Vijlbrief. Hij staat al klaar. Ik wil graag het woord geven aan de heer Vijlbrief van D66. We hebben een vrij korte tijd hiervoor staan. Ik wil zes interrupties voorstellen voor de eerste termijn.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter. Ik ben opgegroeid in een gezin waar ik al jong meekreeg: om iets te bereiken, moet je hard werken. Dat is de Nederlandse mentaliteit van de handen uit de mouwen steken. Het raakt mij dan ook dat mensen dat proberen en dan toch niet kunnen rondkomen. Ik spreek veel Nederlanders met gewone banen die met hun salaris de huur niet kunnen betalen, ouders die moeten kiezen tussen de energierekening betalen of nieuwe schoenen voor hun kinderen, en ondertussen blijven de prijzen in de supermarkt en het ov verder stijgen. Dat is ook funest voor bedrijven. Waar mensen nog gecompenseerd kunnen worden via hogere lonen, geldt dat voor bedrijven niet. Die bedrijven concurreren in landen waar de inflatie lager is. En dat is precies wat we nu zien: Nederlandse bedrijven kunnen steeds minder goed concurreren met het buitenland. Graag een reactie van de minister hierop.

Voorzitter. Ik kijk ook naar de woningmarkt. Middeninkomens krijgen hier de hardste klappen. Voor hen is er nauwelijks een huurwoning te vinden en kopen is vaak onbereikbaar met huizenprijzen die veel sneller stijgen dan salarissen. Een hoger loon is mooi maar zinloos als dat volledig opgaat aan je huur of als je geen kamer kunt vinden. Ook dat is de realiteit. Dat maakt mensen boos en moedeloos. Is de minister het met mij eens, en wat wil hij hieraan doen? Voornamelijk is het probleem vooruitgeschoven. Investeringen in bouwen, verduurzaming en infrastructuur zijn steeds uitgesteld omdat het kabinet liever kiest voor uitdelen, voor kortetermijnvoordelen in plaats van structureel oplossen. Wij dienden vorige week bij de APB een motie in waarmee het makkelijker werd om woningen te delen, studenten huurtoeslag kregen en de woningbouw versneld werd, keurig gedekt. Maar die werd weggestemd, mede door VVD en CDA. We geven niet op. In diezelfde week hebben we de noodwoonwet ingediend. Wij proberen dit probleem echt aan te pakken.

Voorzitter. Dan komen we bij de kern van het inflatieprobleem. De politiek blijft hangen in stilstand en richt zich vooral op de korte termijn. In tijden van al te hoge inflatie blijft het kabinet olie op het vuur gooien, geld uitgeven aan maatregelen die ons op de lange termijn helemaal niets opleveren maar wel de inflatie aanwakkeren. Denk aan het verlagen van het eigen risico, waardoor de zorgpremie stijgt. Denk aan het laag houden van de accijnzen. En ik reken het de VVD-minister van Financiën aan dat hij daar als een mak lammetje mee akkoord gaat. Dat frustreert me, want wij willen vooruit.

Daarom kiezen wij voor wat anders: wij kiezen voor structurele investeringen die de aanbodzijde versterken en daarmee de inflatie kunnen verhelpen. Investeren in woningen, investeren in verduurzaming, investeren in het stroomnet. Echte oplossingen van problemen. Ik ga daar een concreet voorbeeld van geven, en daar sluit ik mijn bijdrage mee af. Eerder had ik het over de accijnsverlagingen. Die vind ik onverstandig. Begrijp me niet verkeerd, de prijzen aan de pomp zijn in Nederland inderdaad te hoog. Maar dat los je niet op door hele dure kortetermijnpleisters te plakken; dan moet je de oorzaken aanpakken. Er zijn al langer signalen, bijvoorbeeld uit de ACM, die onvoldoende concurrentie ziet op deze markt waardoor de prijzen hoger zijn dan ze zouden moeten zijn. Ik zal samen met mijn collega Dijk van de SP een voorstel indienen om dit aan te pakken. Zo los je de problemen van mensen écht op.

Voorzitter. Dat zijn de keuzes waar wij voor staan. Doen we echt wat aan de inflatie of gaan we door op de weg van pleisters plakken? Doen we iets aan investeringen die ons land helpen, sterker maken, en daarmee de aanbodzijde versterken? Voor D66 is het antwoord helder: dat kan.

De voorzitter:

Dank u wel. Voordat u weggaat: u heeft een interruptie van mevrouw Van Eijk.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

De analyse die de heer Vijlbrief maakt, volg ik voor een deel. Hij wijst terecht op de effecten van accijnzen, die overigens verlagend werken voor de inflatie. Als ik kijk naar het verkiezingsprogramma van D66, dan zie ik daar op meerdere onderdelen verhogingen van belastingen: vliegbelasting, btw op sierteelt, glastuinbouw extra belasten, en zo kan ik er nog wel een aantal opnoemen. Hoe verhoudt dat zich met het pleidooi dat de heer Vijlbrief hier houdt om die inflatie structureel omlaag te krijgen?

De heer Vijlbrief (D66):

Wij verhogen inderdaad, maar de doorrekening moet nog komen, dus we moeten even het totaal gaan bekijken. Wij verhogen inderdaad sommige indirecte belastingen in het verkiezingsprogramma; daar heeft mevrouw Van Eijk gelijk in. Maar wij doen dat natuurlijk omdat wij denken dat de kern van het probleem niet die belastingen zijn. De kern van het probleem zit in het feit dat we onvoldoende geld hebben en dat we onvoldoende investeren in de aanbodzijde. Dat is toch de kern van het probleem van de Nederlandse economie. We draaien de economie de hele tijd over de kop. Het is niet zo dat iedere belasting inflatie aanwakkert. Dat geldt overigens wel voor de voorbeelden die mevrouw Van Eijk noemt. Maar we draaien de economie over de kop. We hebben te weinig aanbod en daardoor stijgt de inflatie. Het is opvallend dat de inflatie in Nederland zo hoog is, terwijl dat in omringende landen niet zo is. Daar moet toch een nationale oorzaak voor zijn? Dit is de nationale oorzaak.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik ga nog even terug in de tijd naar een ander fenomeen dat onder inflatie kan schuilgaan, namelijk monetaire oorzaken. Onze minister van Financiën zou het liefst het alleen daarover hebben, heb ik weleens de indruk, maar daar ga ik hem straks op uitdagen. De heer Vijlbrief heeft zijn sporen ook in Brussel verdiend. Toen was dat een groot fenomeen, zelfs met negatieve beleidsrentes door de ECB. Is de heer Vijlbrief het met me eens dat we de ECB heel erg onafhankelijk moeten laten zijn, maar dat tegelijkertijd de negatieve beleidsrentes uit het verleden een van de wortels zijn van de te hoge inflatie waar we de afgelopen vijf jaar mee te maken hebben gehad in Europa?

De heer Vijlbrief (D66):

Dank aan de heer Grinwis voor deze vraag. Ik ben geen monetarist, dus ik geloof niet dat alle inflatie uiteindelijk uit geld voortkomt. Er zijn mensen die dat wel geloven. Dat geloven ook hele goede economen, dus laten we het zo laten. Ik geloof wel dat we in de periode waarin we die negatieve beleidsrentes hadden, te ver zijn gegaan in wat we deden qua monetair beleid. Maar monetair beleid is onafhankelijk. In alle eerlijkheid: de ECB kon ook niet weten dat er nog een keer een aanbodcrisis overheen zou komen in de vorm van een energiecrisis en covid. Die combinatie heeft natuurlijk gemaakt dat zo veel druk is ontstaan op de productiecapaciteit. Maar ik denk wel dat we het toen al konden zien. Toen ik zelf in Brussel werkte in 2018/2019 zag je al dat niet zozeer de basisinflatie omhoogging, maar dat allerlei andere categorieën, vermogenscategorieën, wel heel sterk in prijs stegen. Dat is ook een van de belangrijke redenen waarom we natuurlijk op de woningmarkt zo'n prijsexplosie hebben gehad.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik graag de heer Dijk naar voren vragen. Hij zal zijn inbreng leveren namens de SP.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. De prijzen in Nederland stijgen al 25 jaar harder dan in de rest van Europa. Dat is niet mijn conclusie, dat is de conclusie van Thomas van Galen van Achmea Investment Management. Die hoge inflatie zorgt ervoor dat mensen steeds moeilijker of helemaal niet rond kunnen komen. In de supermarkt, tijdens het tanken, bij het aanzetten van de verwarming en bij het overmaken van de huur voelen mensen de grote prijsstijgingen. Zelfs de door de vakbond afgedwongen loonsverhogingen kunnen deze prijsstijgingen niet bijbenen, laat staan inhalen.

Tegelijkertijd worden er wel grote winsten gemaakt, vorig jaar 418 miljard euro. Veel grote bedrijven hebben de afgelopen jaren de prijzen meer verhoogd dan de inflatie. Het heeft een winst-prijsspiraal veroorzaakt. En wij betalen de prijs voor die hoge winsten. Er is iets te doen aan de winst-prijsspiraal, zodat we het leven voor gewone mensen weer betaalbaar maken. Zo is er een SP-voorstel aangenomen om de ACM, de Autoriteit Consument & Markt, de bevoegdheid te geven om de prijzen te controleren, te reguleren en waar nodig te blokkeren. Een grote meerderheid van deze Kamer heeft dat voorstel aangenomen. Zo houden we zicht op de prijsopbouw en voorkomen we dat de hoge inflatie onze basisvoorzieningen, zoals eten, energie en huur, onbetaalbaar maakt.

Toch heeft deze minister dit aangenomen voorstel niet uitgevoerd: "Het kabinet ziet hier geen aanleiding voor." Of ze zijn bang dat we een planeconomie worden. Behoorlijk flauw. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Vindt hij Spanje een planeconomie, omdat zij de energieprijzen maximeren? Vindt hij Frankrijk een planeconomie, omdat zij de boodschappenprijzen hebben gemaximeerd? Vindt hij Zwitserland een planeconomie, omdat ze een instituut hebben dat de prijzen controleert en waar nodig ingrijpt?

Of is het normaal en sociaal om marktmacht en stilzwijgende collusie, oftewel prijsafspraken, aan te pakken door in te grijpen op marktexcessen en de Prijzenwet hiervoor aan te passen? Het is niet te veel gevraagd om van een overheid te verwachten dat mensen een normaal en betaalbaar leven kunnen leiden en de kosten van huur, energie en eten kunnen betalen. Of dient dit kabinet liever de belangen van de groeiende winsten van grote bedrijven? Is dat misschien waarom dit kabinet wil dat de ACM een tandeloze tijger blijft, met zwakke controlemogelijkheden en beperkte bevoegdheden om in te grijpen?

In antwoord op de vraag van de SP ontkent de minister op 4 september dat de boodschappenprijzen in Nederland hoger zijn dan in omringende landen. Twee weken later kondigt de ACM zelf aan een onderzoek te willen doen naar de prijzen van boodschappen in Nederland, omdat deze hoger zijn dan die in omringende landen. Niet alleen weigert het kabinet op te treden, maar het weigert ook om met een open blik te kijken naar de zorgen van mensen over de hoge boodschappenprijzen. Het maakt het probleem zelfs erger door steeds weer met voorstellen te komen om de btw op producten en diensten te verhogen, terwijl dat juist de inflatie aanwakkert.

Daarom heeft de SP een voorstel om de btw op boodschappen te verlagen. Het is een eerste stap. De btw op voedsel kan met een kwart omlaag. Dat kun je dekken door de bankenbelasting te verhogen en de expatsubsidie af te schaffen. De expatsubsidie drijft overigens ook de prijzen op de woningmarkt op. Maar ook de eindeloze huurverhogingen jagen de inflatie aan: 20% van de inflatie wordt veroorzaakt door de huurstijging. De afgelopen twee jaar hebben we huurverhoging op huurverhoging records gezien. Het veroorzaakt een negatieve spiraal. De huren drijven de inflatie op en vervolgens mogen de huren van dit kabinet stijgen met de inflatie plus 1%. Hierdoor stijgen de huren meer dan in de rest van de eurozone. Zo drijft u de inflatie en de huurverhoging steeds verder op.

Tot slot, voorzitter. We moeten de huren bevriezen. We moeten de boodschappen voor mensen betaalbaar gaan maken. Daarvoor is de SP in een toekomstig kabinet nodig, want de PVV en NSC hebben niet geleverd als het gaat om bestaanszekerheid of lagere kosten in het levensonderhoud.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Tom van der Lee, die namens GroenLinks-PvdA zal spreken.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De collega's hebben het al benadrukt: we hebben een ongekend hoge inflatie vergeleken met andere landen. Als je naar de afgelopen periode kijkt, van 2022 tot 2025, dan zie je dat de inflatie meer dan 20% bedraagt. Bij de energiekosten gaat het om bijna 30% inflatie in vier jaar tijd. Daarbovenop zagen we in 2024 de grootste huurstijging in 30 jaar. We weten ook dat de mensen die een laag inkomen hebben, die werken maar met een laag inkomen, een veel groter deel van hun inkomen moeten besteden aan de boodschappen: 19% tegenover 15% gemiddeld. We weten ook dat ze veel hogere energiekosten hebben dan gemiddeld, omdat ze in huurwoningen wonen van slechte kwaliteit op energetisch terrein. De Nederlander betaalt gemiddeld 5%, maar zij betalen 13% tot 20% van hun inkomen aan energiekosten. We weten ook dat de huren gestegen zijn en dat hun woonquote, dus het percentage van hun inkomen dat ze aan wonen betalen, tussen de 30% en 40% ligt.

Deze mensen zijn buitenproportioneel zwaar geraakt door de hoge inflatie de afgelopen jaren. Vervolgens zien we dat het kabinet alleen onder druk van de oppositie specifieke maatregelen heeft genomen, maar in zijn inkomensbeleid kiest voor denivelleren. Dat was ook dit jaar weer het geval. Er wordt een accijnsverlaging van 1,7 miljard gefinancierd omdat er een geplande verhoging aan zat te komen, terwijl 70% van de mensen met de laagste inkomens niet eens een auto kan kopen. Die profiteren daar helemaal niet van.

Wie profiteren daarvan? Mensen die meer verdienen, grotere auto's hebben en ook meer rijden. Het wordt wederom gefinancierd door aanpassing in de inkomstenbelasting, die juist de mensen met een laag inkomen raakt. De FNV noemde dat terecht de "buffelboete". Vorig jaar betaalde je bijna €500 extra omdat de algemene heffingskorting en de arbeidskorting zijn verlaagd. Dit jaar wordt de tabelcorrectiefactor gebruikt — dat is allemaal techniek — maar de inflatie wordt niet voldoende meegenomen als het gaat om de belasting voor de laagstbetaalden. Zíj betalen de prijs. Dus mijn vraag aan het kabinet is: wat gaat u daaraan doen? Vindt u niet dat we proactief betere instrumenten nodig hebben, mocht zich weer een hoge inflatieontwikkeling voordoen, om deze groep veel gerichter te bereiken?

We zien in de analyses van inflatie ook het volgende. Corona speelde een grote rol, natuurlijk. We zien het snelle herstel daarna en de oorlog van Rusland in Oekraïne. Dat is allemaal waar, maar er was duidelijk graaiflatie. Er waren bedrijven die enorme overwinsten boekten. Die is afgeroomd als het gaat om de olie- en gasbedrijven. Dat is Europees geregeld. Maar op andere terreinen is er niks gebeurd. Sterker nog, de afgelopen jaren zijn de lasten die burgers betalen gestegen ten opzichte van de lasten die bedrijven betalen. Vindt het kabinet niet dat we een instrumentarium moeten hebben om, als er weer een uitzonderlijk hoge inflatie is, sneller winsten van bedrijven te kunnen afromen? Hoe kijkt het kabinet daarnaar?

Het is goed dat de ACM nu een onderzoek heeft gestart, maar de vraag is wel: waarom zo laat? Er zijn al veel langer aanwijzingen dat er bedrijven zijn geweest, in sommige sectoren, waar kartelvorming speelt of oligopolies spelen, die buitensporig hebben geprofiteerd van de inflatie door kostenstijgingen veel zwaarder aan burgers door te rekenen dan terecht is. Heeft de ACM nu wel voldoende instrumenten en middelen? De aangenomen motie wordt niet uitgevoerd. Hoe kan het kabinet dat nou accepteren? Het is toch heel terecht dat daar werk van wordt gemaakt?

Dan over de toekomst. Het is terecht dat de heer Vijlbrief aandacht vraagt voor de noodzaak van investeringen. We hebben grote opgaven op asiel, stikstof, klimaat. Dat kost allemaal geld. Hoe kijkt het kabinet nou aan tegen het losmaken van meer investeringen en het inflatievraagstuk? Is het niet zo dat ook dat type investeringen mogelijk een inflatiedruk kan gaan veroorzaken? Of is dat louter afhankelijk van consumptieve uitgaven? Is het dus niet cruciaal dat er instrumenten komen om juist de zwakste groep sneller, effectiever en doelgericht te compenseren als zij het weer keihard voor de kiezen krijgen?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat u een interruptie heeft van de heer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Ik heb met aandacht naar het verhaal geluisterd. Volgens mij weten we allemaal dat de boodschappenprijzen hartstikke hoog zijn in de supermarkten. Sommige berichten uit de media conflicteren met wat het kabinet beweert: dat het wel een beetje meevalt. Maar ik zoek eigenlijk naar een meerderheid vandaag. Ik weet namelijk dat de PVV vindt dat de prijzen van boodschappen naar beneden moeten. Ik weet dat DENK dat vindt en de Partij voor de Dieren ook. Ik zoek even naar het antwoord op de vraag hoe de Partij van de Arbeid-GroenLinks hiertegen aankijkt en wat volgens hen de beste manier is om dat te doen. Vindt u dat er een btw-verlaging moet komen? Dat is misschien een eerste stap. Of moeten we een voorstel doen om 100, 150 basisproducten in prijs te verlagen door daar afspraken over te maken? Ik zoek daar even naar.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik ben heel blij dat u die heel vraag stelt, want ik had maar vier minuten. Ik kan nu dus vertellen waarom ik denk dat het cruciaal is, echt essentieel, dat het minimumloon omhooggaat en we het hele loongebouw optrekken. U noemt alleen de btw op boodschappen, maar de energieprijzen zijn ook enorm gestegen, evenals de huurlasten. Het is cruciaal om een betere inkomenspolitiek te voeren. Het interessante is dat je nu ziet dat de inflatie daalt. Die komt volgend jaar misschien maar op 2,3% terecht, terwijl de lonen best hard omhooggaan. Kennelijk is er geen loon-prijsspiraal gaande. Er is ruimte om de lonen te verhogen. Dat is ook belangrijk, want we moeten innoveren in Nederland. De bedrijven moeten onder druk gezet worden, ook door hogere loonkosten, om innovaties aan te jagen. Onze arbeidsproductiviteit moet namelijk toenemen. Ik kies dus primair voor de route van veel betere salarissen, hogere inkomens, in plaats van op allerlei terreinen proberen inkomenspolitiek te voeren. Dat is superingewikkeld, onoverzichtelijk en, daarbovenop: wij willen de lasten verzwaren op winst, vermogen en vervuiling. Per saldo verlagen wij de lasten voor burgers flink. Dan kunnen ze zelf kiezen waar ze dat geld voor inzetten. Dat kunnen de boodschappen zijn, maar ook de woning, de energie of whatever.

De heer Dijk (SP):

Ik denk niet dat het nodig is dat wij hier een discussie over loon, prijs en winst gaan voeren. Ik denk dat, als het gaat om het belasten van winsten en vermogens, we het voor een deel eens zijn. Hetzelfde geldt voor het verhogen van de inkomens. Maar u ziet ook dat de prijzen, met name die van de boodschappen, enorm zijn gestegen. U noemt winstflatie. We kunnen daar iets aan doen. We kunnen afspraken maken over een basispakket van basisproducten. Daar kunnen we van zeggen: daarvoor gaan we de prijzen maximeren. Staat de Partij van de Arbeid-GroenLinks daarvoor open?

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Wat ik net geprobeerd heb aan te geven, is dat mij dat een buitengewoon ingewikkelde route lijkt, want er zijn ontzettend veel producten. Wat zijn dan basisproducten? Nog even los van de vraag of je hier een politieke meerderheid op kunt realiseren, lijkt het mij belangrijk om te doen waar wij met u en D66 op hebben aangedrongen: de ACM veel meer tanden geven, veel harder laten optreden tegen partijen die oligopolies hebben, waardoor zij kunstmatig de prijzen opdrijven, en ervoor zorgen dat mensen voldoende geld in hun portemonnee hebben om zelf de afwegingen te maken. Het lijkt mij zinvoller om daar veel politiek kapitaal in te stoppen, om het maar even zo te zeggen, dan om met deeloplossingen te komen. Wij kiezen nu dus niet voor een route waarin we de btw verlagen. Wij willen wel de ib, de inkomstenbelasting, voor mensen verlagen, zeker voor de lagere inkomens en de middeninkomens. Dat staat in ons programma en dat laten we doorrekenen.

De heer Dijk (SP):

Ik ga het nog één keer proberen. Ik heb het voorstel eerder ingediend en vervolgens steunde GroenLinks-Partij van de Arbeid het toen wel. Dat ging over 150 basisproducten en het maken van afspraken daarover met voedselfabrikanten en supermarkten, zoals in Frankrijk en Spanje bijvoorbeeld gedaan is. Staat u daarvoor open?

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dat type afspraken vind ik prima. Daar sta ik voor open. Maar het gaat uiteindelijk om een btw-verlaging en dan is de vraag hoe je die gaat financieren. Wij kiezen voor een hoofdroute waarin het minimumloon omhooggaat, het hele loongebouw omhooggaat, en de ib, de belasting voor mensen met lagere inkomens en middeninkomens, omlaaggaat. Daar denken we de grote klapper mee te kunnen maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zag mevrouw Van Eijk klaarstaan.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Ik hoor de heer Van der Lee pleiten voor hogere lonen. Dat wil hij terecht laten komen bij ondernemers en bij het bedrijfsleven. Daar staat helemaal niks tegenover om de ondernemers vervolgens de ruimte te geven om te kunnen ondernemen, om de economie te kunnen laten groeien. Daardoor worden de prijzen uiteindelijk omhooggestuwd en komt dat weer bij de consument terecht. U beweert dat die loon-prijsspiraal niet ontstaat of niet-existent is. Wij denken daar heel anders over. Ik vraag dan toch nog maar een keer wat GroenLinks-Partij van de Arbeid doet voor ondernemers.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Laat ik — hoe heet dat tegenwoordig — niet polariserend zijn: op één punt zijn we het eens. De VVD wil namelijk ook hogere lonen, las ik tot mijn vreugde in het plan dat is gemaakt voor hardwerkend Nederland. Laten we elkaar daar dan op vinden. Het gevolg daarvan is dat er geïnnoveerd moet worden. Ik ga dan ook nog eens mee met de VVD dat ik vind dat daarin geïnvesteerd moet worden. U zult in het programma van GroenLinks-Partij van de Arbeid zien dat we op veel terreinen willen investeren, maar wij maken dan wel een combinatie. In navolging van het succesvolle Akkoord van Wassenaar uit 1982, dat vooral ging over loonmatiging, zouden wij graag het omgekeerde willen afspreken: een loonstijging, met daarbij garanties dat de overheid op verschillende terreinen gaat leveren door een knoop door te hakken over het stikstofvraagstuk en dat probleem echt op te lossen, door consistent klimaatbeleid te voeren, dat ook financieel te ondersteunen met investeringen, door een toekomstfonds in te richten, wat het mogelijk maakt om te investeren in sleuteltechnologieën. Dat doen we wel in partnerschap en onder de voorwaarde dat tegelijkertijd de lonen omhooggaan.

Daarnaast — dat is het derde punt — moeten we ook keuzes maken. Onze ruimte is beperkt. Ons arbeidsaanbod is beperkt. We moeten afscheid nemen van sectoren die niet passen in de Nederlandse economie, die draaien op arbeidsmigranten die worden uitgebuit, die, als er even geen werk is, op straat worden gegooid en geen huisvesting krijgen. Die veroorzaken allerlei problemen in onze steden. Dat geldt bijvoorbeeld voor een deel van de glastuinbouw — er is ook een innovatief deel van de glastuinbouw — of voor slachthuizen. Dat zijn keuzes die wij maken in ons programma. Dan bieden we heel veel aan ondernemers. We gaan samen investeren, maar wel onder de voorwaarde dat de lonen in Nederland omhooggaan.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Nog één punt op innovatie. Dat vinden we allemaal belangrijk. We omarmen die doelstelling van 3% van het bbp. Er zijn verschillende routes om daarnaartoe te bewegen, om daar te komen. Er zijn een aantal hele belangrijke instrumenten in de fiscale wet- en regelgeving, die ondernemers op dit moment ontzettend helpen om de innovatiekracht te laten zien. Ik heb het over de Innovatiebox, over de Wbso, over de expatregeling. Mag ik er dan van uitgaan dat GroenLinks-PvdA die overeind houdt?

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Twee van de drie wel, maar met de expatregeling gaan we echt anders om. Dan hebben we een ander discussiepunt. Wij hebben ook de conclusies ondertekend van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen: er moet gestuurd worden op migratie. Wij zijn zeer sceptisch over nationale mogelijkheden om te sturen op asielzoekers. Dat moet Europees. Dat kan Europees. Daar zijn afspraken over gemaakt. Die moeten worden uitgevoerd. Maar op arbeidsmigratie moeten we nationaal sturen. Onder andere stuur je daarop door de expatregeling. Die is te royaal. Ook hier geldt: bedrijven moeten dan maar hogere lonen betalen als ze bepaald talent naar Nederland willen halen. Want daar kun je reëel sturen, en niet met symboolwetgeving, die naar onze overtuiging niet werkt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Dan wil ik vragen of de heer Verouden naar voren komt. Hij zal het woord voeren namens Nieuw Sociaal Contract. Zoals gezegd is dit zijn maidenspeech. Ik stel voor om na zijn inbreng kort te schorsen voor felicitaties.

De heer Verouden (NSC):

Dank u wel, voorzitter, voor het toekennen van spreektijd voor mijn maidenspeech, in deze mooie plenaire zaal van de Tweede Kamer. Het is een hele eer voor mij.

Laat ik eerst van de gelegenheid gebruikmaken om mijn beide ouders te bedanken, weliswaar postuum. Mijn ouders kwamen uit de omgeving van Eindhoven, maar verhuisden eind jaren zestig naar Weert in Limburg. Mijn vader gaf hier jarenlang les aan het Bisschoppelijk College. Mijn moeder was een betrokken huisvrouw, druk in de weer met het gezin, haar familie in Brabant en met de buurt. Het waren prachtige mensen en ik ben hen heel dankbaar voor de liefde en aandacht die ze aan mij hebben gegeven. Natuurlijk wil ik ook mijn lieve echtgenote Liesbet bedanken, met wie ik nu alweer twintig jaar samen ben en met wie ik samenwoon in Brussel.

Zoals u merkt, ben ik een jongen uit Zuid-Nederland. Geboren in Limburg, familie in Brabant, leven en werk in Brussel. Ik heb in mijn leven altijd naar de Haagse politiek gekeken vanuit een Zuid-Nederlandse optiek: wel met interesse en betrokkenheid, maar ook met een zekere afstand. Ik sta hierin niet alleen. Vorige week was het hier in Den Haag Prinsjesdag. Dagblad Trouw volgde een groep Limburgers die op bezoek waren. Een van de Limburgse deelnemers zei: Ik zeg altijd "Maastricht-Den Haag is ver, maar Den Haag-Maastricht is verder". Zij vervolgde: "Inwoners hebben het gevoel dat de politiek zich vooral afspeelt in de Randstad, dat men niet meer in de gaten heeft wat er in de provincies leeft."

De afstand tussen de Randstad en de rest bestaat in de politiek, maar is ook aanwezig in media en maatschappij. Die dingen hangen nauw met elkaar samen. Niemand kan naast de recente successen van Brainport Eindhoven kijken, maar voor het overige is de aandacht voor Zuid-Nederland lauw, niet in de laatste plaats in Hilversum natuurlijk. Je moet al goed luisteren om af en toe een zachte g te horen.

Even terug naar de ontstaansgeschiedenis van ons land. Soms lijkt het net alsof de geschiedenis van ons land pas echt begint in de Gouden Eeuw, de zeventiende eeuw dus, en met de strijd tegen de Spanjaarden, met in de hoofdrol de Zeven Provinciën en de Republiek.

Het belang van het zuiden in deze nationale geschiedenis wordt vaak over het hoofd gezien. Historici benadrukken echter dat het bestaan van Nederland als onafhankelijk land voor een deel valt terug te voeren op de plek die de zuidelijke Nederlanden zich vanaf de dertiende en veertiende eeuw wisten te veroveren op de Europese landkaart, vaak door huwelijken en soms ook met een veldslag. In de Slag bij Woeringen in 1288 versloeg het hertogdom Brabant de troepen van de Duitse rijksvorst van Keulen. Tijdens de Guldensporenslag in 1302 versloeg de Vlaamse burgerij de troepen van de Franse koning. Deze twee opzienbarende gebeurtenissen droegen ertoe bij dat Brabant en Vlaanderen, en in hun kielzog alle Nederlandse gewesten, zich een eigen positie konden verwerven tussen het Duitsland en Frankrijk van die dagen in.

De zuidelijke Nederlanden werden vervolgens, vooral in de vijftiende en zestiende eeuw, belangrijke centra van de Europese cultuur. Zij waren ook een vroeg voorbeeld van gebieden waar burgers inspraak verwierven in het bestuur. Het Brabantse Charter van Kortenberg, 1312, vormde al een vroege grondwet, misschien wel de vroegste in onze contreien, die model heeft gestaan voor de opstelling van alle Nederlandse gewesten in hun latere onafhankelijkheidsstrijd tegen de Spaanse overheersers. Deze strijd was dan ook geen strijd van de noordelijke provinciën alleen. De Pacificatie van Gent kwam tot stand nadat de Brabantse steden en adel de Nederlandse Staten-Generaal in Brussel bijeen hadden geroepen. Voortaan zou de Nederlandse Staten-Generaal — dat zijn wij dus — geregeld op eigen gezag bijeenkomen en zichzelf verregaande bestuursbevoegdheden toekennen.

Steden als Antwerpen, Gent en Breda behoorden tot de allereerste ondertekenaars van de Unie van Utrecht, in 1579. En de bekende graaf Van Horne, die samen met Van Egmont op de Grote Markt van Brussel werd onthoofd omwille van zijn steun aan Willem van Oranje en de opstand, had zijn kerngebieden in Limburg en ligt begraven in Weert. Ik wil maar gezegd hebben: de geschiedenis van het huidige Nederland, ons mooie vrije land, rust ook op de zuidelijke Nederlanden, namelijk op Brabant, Vlaanderen en Limburg.

Waarom vertel ik dit allemaal? Op de eerste plaats voor mezelf. Ik hou van geschiedenis. Daarnaast denk ik dat het ook goed is voor het zelfbewustzijn van Brabanders, Limburgers en Vlamingen, waar ze ook wonen, om de geschiedenis beter te kennen. Je moet beseffen dat je niet alleen deel uitmaakt van Nederland, maar er ook aan hebt meegebouwd.

Meer in het algemeen zou het goed zijn als alle Nederlanders zich wat bewuster zouden worden van hun geschiedenis, hun binding met Nederland en van de rol die alle provincies daarin hebben gespeeld. We hebben samen een mooie geschiedenis en we hebben al veel doorstaan. Laten we ons erdoor laten inspireren. Een gedeelde geschiedenis en identiteit kan zorgen voor verbinding. Dat hebben we hard nodig, ook in deze tijd.

Laten we ten slotte ook samenwerken met onze naaste buren en met onze Europese partners. De Europese Unie blijft iets om te koesteren. Laten we constructief blijven meedoen. De Belgische premier Bart De Wever pleitte onlangs voor een opwaardering van de samenwerking in Benelux-verband. Ik deel zijn mening dat het op veel domeinen een goede stap is, maar ik zie toch nog het meeste heil in versterkte directe samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland zelf. We zijn naaste buren, spreken dezelfde taal en hebben veel gemeen. We kunnen er alleen maar beter van worden.

Nu dan kort over naar het onderwerp waar dit debat echt over gaat en wat minstens zo belangrijk is: de hoge inflatie in Nederland. Voor veel economen is het duidelijk dat de hoge inflatie, de prijsstijgingen in Nederland van de laatste tijd, in de eerste plaats een macro-economisch fenomeen is. Er is in de economie meer vraag dan aanbod en daardoor stijgen de prijzen. Denk alleen maar aan de woningprijzen en de huurprijzen. Ook het soepele monetaire beleid van de ECB in de laatste jaren heeft een rol gespeeld.

We moeten echter ook een andere factor niet uit het oog verliezen. Dat is de rol die eerlijke concurrentie, of het gebrek daaraan, speelt bij het laag houden van prijzen.De Autoriteit Consument & Markt, ACM, startte vorige week een onderzoek naar de prijzen van levensmiddelen en drogisterijartikelen in Nederland. Aanleiding zijn signalen — het is vandaag al eerder gezegd — dat deze prijzen in ons land hoger liggen dan in de buurlanden. Eigenlijk constateren we niets nieuws.

Pieter Omtzigt en zijn Nieuw Sociaal Contract wijzen al langer op dit probleem. In zijn initiatiefnota Minder inflatie, meer bestaanszekerheid van april dit jaar constateerde Omtzigt dat de prijzen in Nederlandse supermarkten en drogisterijen in veel gevallen een stuk hoger zijn dan in Duitsland en België. Ook de Consumentenbond kwam deze zomer met een dergelijke conclusie. Voor een volle boodschappenkar betaal je in België gemiddeld 12% minder dan hier. In Duitsland is dat zelfs 15% minder. En inderdaad: vroeger reed ik zelf wel eens naar Brussel met een auto vol pindakaas, koffie en peperkoek. Daar ben ik inmiddels wel mee opgehouden.

De oorzaken zijn volgens NSC structureel. Grote producenten en leveranciers hebben een sterke marktpositie en kunnen in Nederland blijkbaar hogere prijzen vragen dan elders. Er zijn belemmeringen voor supermarkten om elders in Europa goedkoper in te kopen. Door de vele fusies en overnames in de voorbije jaren is de concurrentie in de markt mogelijk ook afgenomen.

In de initiatiefnota heeft NSC daarom een voorstel gedaan om de markt eerlijker te maken en prijzen te drukken. Zo moet het voor supermarkten mogelijk worden om overal in Europa in te kopen. De toezichthouder ACM zou jaarlijks moeten rapporteren waar prijzen onnodig hoog zijn en moet kunnen ingrijpen in situaties met structureel marktfalen.

Het probleem van hoge prijzen is niet beperkt tot de supermarkt. Integendeel. In de bankensector wees de ACM ook al op gebrekkige concurrentie. Wij pleiten voor hervormingen om met name de spaarrentes op te krikken en hypotheekrentes te verlagen. Het zou bijvoorbeeld goed zijn als Nederlandse burgers de mogelijkheid krijgen om rechtstreeks geld aan de staat uit te lenen tegen een voordelige rente, zoals in België al mogelijk is.

In sommige sectoren lopen burgers en gezinnen echt tegen een betaalmuur aan, zoals bij de kinderopvang en bij dierenartsenpraktijken. Daar worden soms veel en veel te hoge prijzen gevraagd, bij gebrek aan een alternatief. Hier zou de regering volgens Nieuw Sociaal Contract moeten overwegen om maximumprijzen en/of een winstplafond in te stellen. Als deze stappen worden gezet, worden boodschappen en andere essentiële zaken weer betaalbaarder en krijgen gezinnen weer meer financiële lucht.

Vorige week heb ik een aantal schriftelijke vragen gesteld aan de minister over deze onderwerpen. Ik dank de minister voor het snelle antwoord. In de tweede termijn zal ik een tweetal moties indienen over deze onderwerpen. Mijn vraag voor nu is of wij zo spoedig mogelijk een kabinetsreactie tegemoet kunnen zien op de voorstellen in de initiatiefnota Minder inflatie, meer bestaanszekerheid, en een concrete en vlotte opvolging van de voorstellen die daarin gedaan zijn.

Ik dank u voor uw aandacht en zie uit naar de antwoorden van de minister.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik wil u danken voor het zuidelijke geluid dat u hier mee naartoe neemt, en ook voor het geschiedenislesje. Wij zijn teruggegaan tot 1302. Dat doen we niet vaak in de plenaire zaal, maar het is goed om daar even bij stil te staan. Ik hoop van harte dat u weer een keer een pot pindakaas in de auto mee terug kan nemen, want dat betekent dat we qua inflatie goed bezig zijn geweest.

Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat we over kunnen gaan tot de felicitaties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Ik zou de heer Grinwis graag willen vragen om naar voren te komen. Hij zal het woord voeren namens de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank. Dit geeft mij de gelegenheid om ook vanaf deze plaats collega Verouden van harte te feliciteren met zijn prachtige maidenspeech en het geschiedenislesje. Inderdaad mooi, die referentie aan de Guldensporenslag tot en met het de kop indrukken van prijzen, wat de burger nog steeds raakt.

Voorzitter. Allereerst dank aan de minister en zijn ambtenaren voor de brief, met daarin een analyse van de inflatie in Nederland, in reactie op de moties van VVD en ChristenUnie. Goed dat we hier nu het debat over voeren. Iedereen merkt hoe duur de boodschappen in de supermarkt in een paar jaar tijd zijn geworden. In 2025 lagen de prijzen in de supermarkten gemiddeld zo'n 30% hoger dan in 2020. Voor A-merken was die stijging zelfs nog aanmerkelijk groter.

Voor de meeste mensen geldt dat de inkomensstijging die prijsstijging in de supermarkt niet heeft kunnen bijhouden, ook al zitten de huishoudens qua koopkracht inmiddels wel in positief vaarwater. En ja, veel mensen kunnen die prijsstijgingen dus goed hanteren, maar zeker voor mensen met lagere inkomens en in gezinnen waar met een heel gewoon inkomen veel monden moeten worden gevoed, is het leven er sinds de energieprijzen eind 2021 zo begonnen te stijgen niet eenvoudiger op geworden. Herkent de minister dat? Waarom dan vorig jaar die buffelboete, dus de sterke verlaging van de algemene heffingskorting, en dit jaar die extra stijging van de arbeidskorting ten laste van het belastingtarief in de eerste schijf van box 1? Ik bedoel met dit jaar de recente Miljoenennota en het Belastingplan.

De inflatie komt niet zomaar uit de lucht vallen, maar is voor een deel het gevolg van overheidsbeleid. Daarom heb ik bij de vorige Algemene Financiële Beschouwingen ook de motie ingediend waar de Kamerbrief naar verwijst, met een oproep aan de regering om in haar financieel-economisch beleid ook de inflatie mee te wegen. Want nu gooit het kabinet nog te veel olie op het vuur. Erkent de minister dat? Overigens, anders dan bij energie en voedsel is de sociale huur de afgelopen vijf jaar minder hard gestegen dan loon en inflatie, van 2021 tot en met nu. Het ging daarbij om 16,5%, versus 25,9% inflatie en 22,5% loonstijging. Dat nog even terzijde, in reactie op wat in het debat net werd gewisseld.

Het belangrijkste punt is: dit kabinet kan iets doen tegen inflatie. Dat is enorm belangrijk, want de inflatie is de sluipmoordenaar van de koopkracht van alle Nederlanders. Is dan de opmerking van de minister in de kantlijn van de beslisnota — "inflation is a monetary phenomenon", oftewel: inflatie wordt veroorzaakt door de centrale banken — niet een iets te snel wegduiken voor zijn eigen verantwoordelijkheid om te hoge inflatie te bestrijden? Bovendien, de inflatie is hier hoger dan in de rest van de eurozone. Tegelijk, en dat past weer in het straatje van de minister, is hij het met mij eens dat de ECB nooit meer negatieve beleidsrentes zou moeten hanteren. Met respect voor de onafhankelijkheid, maar toch.

Naast monetaire oorzaken is de inflatie in ons land zo hoog doordat het begrotingsbeleid nog altijd expansief is. De overheid geeft meer uit dan de productiecapaciteit van de Nederlandse economie aankan. Ook al wordt dat probleem kleiner en kleiner, het is er nog wel degelijk. Eerlijk gezegd lees ik daar te weinig over terug in de jongste Miljoenennota. In die zin vind ik dat mijn aangenomen motie in deze Miljoenennota tegenvallend uitgevoerd is. Nederland voldoet immers nog steeds niet aan de Europese nationale begrotingsregels. De groeiende uitgaven zijn niet beteugeld. Lees het kritische advies van de Raad van State er maar op na.

Met andere woorden: het kabinet blijft olie op het vuur gooien. Is de zelfverklaarde havik Heinen daarmee niet ook een beetje teleurgesteld in zijn eigen Miljoenennota? En dan heb ik het niet over het feit dat deze een gatenkaas is. Daar zal ik volgende week de staf over breken. Minister, ik kan het natuurlijk niet laten!

Geen misverstand: de ChristenUnie is niet roomser dan de paus. Ze vindt ook dat er investeringsgeld bij moet, bij IenW, voor het broodnodige onderhoud en beheer, voor vervanging en uitbreiding van onze infrastructuur, voor betaalbare woningbouw, voor de elektriciteitsnetten en natuurlijk voor Defensie. Maar we vinden ook dat we dan moeten afzien van bijvoorbeeld de verlaging van het eigen risico — er werd al aan gerefereerd. En we moeten durven snoeien in fiscale regelingen, zoals de ongelijkheidsvergrotende hypotheekrenteaftrek. Daarmee zijn we weer helemaal terug in de politieke actualiteit.

Voordat ik een punt zet, wil ik nog één vraag stellen, en wel over het risico van oligopolies. Is het risico van oligopolies op prijsvorming en inflatie in Nederland groter dan in de ons omringende landen? Zo ja, wat zouden we daar dan aan moeten doen? Dat is nog een aardige slotvraag voor deze minister, leek mij.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik graag mevrouw Inge van Dijk naar voren vragen. Zij zal een inbreng geven namens het CDA.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Eerst wil ik de collega van NSC proficiat wensen met zijn maidenspeech. Een ode aan Brabant is altijd mooi. Dat zeg ik met mijn zachte g.

Voorzitter. "Het spook van de inflatie." Zo noemen we de langdurige huidige hoge inflatie, die gevolgen heeft voor de portemonnee van mensen. Bij een hoger inkomen is dat vervelend, maar bij een laag inkomen lig je er logischerwijs wakker van. De inflatie wordt berekend met een gemiddeld mandje aan bestedingen. Sommige bestedingen zijn keuzes, maar veel ook niet, zoals energie, gezonde voeding en wonen. Je kunt de verwarming wel een graadje lager zetten, of voor je boodschappen overstappen op huismerken en aanbiedingen, maar dat heeft ook een nadrukkelijke grens.

Gelukkig ligt de inflatie weer iets lager dan twee jaar geleden, maar nog steeds op een relatief hoog niveau. De energiekosten zijn en blijven bijvoorbeeld waarschijnlijk een grotere uitgavenpost dan vroeger.

We hebben te maken gehad met een tijdelijke inflatieschok, veroorzaakt door internationale conflicten. We weten dat externe schokken, bijvoorbeeld op de energiemarkt, zich eens in de zoveel tijd voordoen. Maar dat lijkt ons wel steeds te overvallen, zoals drie jaar geleden bij de derde termijn van de AFB. Ons lijkt het verstandig — de collega van GroenLinks-PvdA wees er ook al op — om daar noodscenario's voor te ontwikkelen. Dat geeft houvast voor de politiek en het kabinet en creëert rust en voorspelbaarheid voor de inwoners. Net als toen stel ik nog een keer de vraag: waarom gaan we niet in reële scenario's denken, met enkele uitgewerkte gerichte oplossingen en een tijdpad, zodat we op het moment dat een schok ontstaat veel sneller en gerichter kunnen handelen? Daarmee kunnen we voorkomen dat een tijdelijke inflatieschok een langdurige doorwerking krijgt. Dat zijn dus scenario's met doordachte en tijdelijke maatregelen die niet te lang in de lucht gehouden moeten worden, want te lang wachten met de afbouw draagt in zichzelf weer bij aan inflatie.

Voorzitter. Mijn volgende punt gaat over onze zorgen over de lange duur van de doorwerking van de inflatieschok in Nederland ten opzichte van andere landen. De inflatieschok van de energiecrisis in 2020 was extern, maar de lange doorwerking heeft binnenlandse oorzaken. De kabinetsbrief geeft enkele algemene redenen, zoals een krappe arbeidsmarkt en woningmarkt en verhoging van specifieke belastingen. Maar is dat alles? DNB noemt bijvoorbeeld ook andere effecten van het begrotingsbeleid op de inflatie, zoals hoge uitgaven voor overheidspersoneel en materiële overheidsconsumptie, met name in tijden van hoogconjunctuur.

We moeten dus zeker in krappe tijden oppassen met expansief consumptief overheidsbeleid. Een Rabo-econoom stelde in Het Financieele Dagblad dat een gebrek aan voldoende arbeidsbesparende technieken in onze grote dienstensector ook een effect heeft. Dat zorgt voor een hoge opwaartse loondruk die de arbeidsmarktkrapte structureel maakt. Is de minister bereid om, samen met DNB en andere economen, een nadere verkenning te doen naar het automatisme en de diepere oorzaken van onze hoge nationale inflatie, zodat we dit expliciet mee kunnen nemen in toekomstig beleid? Graag een reactie.

Dat is extra belangrijk vanwege mijn tweede punt: de uitzonderlijke positie van Nederland binnen Europa vanwege ons afwijkende pensioenstelsel met grote pensioenvermogens. De WRR heeft gewezen op het risico dat Europese vergrijzing leidt tot hogere inflatie. Dat heeft negatieve effecten op het verdienvermogen en de concurrentiekracht van Nederland, maar ook op onze pensioenvermogens, die minder waard worden. De WRR heeft adviezen gegeven om weerbaarder te zijn tegen mogelijke Europese inflatie. Die adviezen verdienen wat ons betreft meer aandacht dan ze nu gekregen hebben. Zijn de ministers bereid om deze adviezen mee te nemen bij een nadere verkenning?

Voorzitter. Mijn derde punt is concreter, namelijk investeringen. Hoge inflatie of de verwachting van een hoge inflatie dempt de invloed op bedrijfsinvesteringen. Beleid om de inflatie te bestrijden heeft dat ook. Dat is immers bedoeld om de economie af te koelen. Tegelijkertijd hebben we meer investeringen nodig in de energietransitie, productiviteit en innovatie om meer autonoom te zijn. Meer economische dynamiek, innovatieve en groeiende bedrijven dragen bij aan lagere inflatie op langere termijn. De Kamer en ook wij hebben de afgelopen tijd voorstellen gedaan om investeringen te bevorderen. Gelukkig maakt het kabinet wat extra geld vrij voor innovatie in de halfgeleiderindustrie, start- en scale-ups en AI, maar met de huidige inzet gaan we de 3% R&D niet halen. Zijn deze ministers het met mij eens dat dit verre van ambitieus genoeg is om tot structurele verbeteringen te komen?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht: ik wacht even tot mevrouw Van Dijk klaar is. Ze had hele goede punten over de investeringen en ook de vraag over de pensioenen en scenario's. Ik zou ook graag een methode willen ontwikkelen om doelmatig en gericht mensen te kunnen helpen en niet naarstig op zoek te moeten naar een instrument, wat nu en bij iedere crisis gebeurt.

Mijn tweede punt gaat over de lange termijn en inflatie. In dat licht heb ik een vraag aan mevrouw Van Dijk. Als we naar de toekomst kijken, baart het ons toch wat zorgen hoe het CDA de noodzakelijke defensie-uitgaven wil financieren. Daarbij overweegt men kennelijk ook om de btw te verhogen. Kan mevrouw Van Dijk ons uitleggen wat daar nu de gedachte achter is? Vreest zij niet dat bij dat soort keuzes de inflatie langjarig nog steeds hoger zal zijn dan in de ons omringende landen?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Volgens mij zijn we bij de behandeling van het Belastingplan Kamerbreed opgetrokken om bepaalde btw-verhogingen van tafel te krijgen. Dat is gelukkig ook gelukt. Ondertussen staan we voor de enorme opgave om geld voor defensie te vinden. Ik weet zeker dat elke financieel woordvoerder zich achter de oren heeft gekrabd over de vraag hoe we dat geld bij elkaar moeten krijgen. Wij hebben daar natuurlijk ook over nagedacht en gezegd: we gaan en-en-en doen. Dus een stukje bezuinigen, een stukje kijken naar de staatsschuld en kijken of we een solidaire manier kunnen bedenken om wat extra geld op te brengen, zodat we niet onnodig hard hoeven te snijden in sociale zekerheid en ziektekosten, maar wat waarschijnlijk ook zal moeten gebeuren. We hebben dus bedacht dat we moeten nadenken over een generieke belasting en over allerlei soorten belasting. Als we er overal een beetje bij doen, raken we mensen nagenoeg weinig in de portemonnee. Het frame dat wij een grote btw-verhoging op boodschappen willen, klopt niet. We gaan wel kijken of we een manier kunnen bedenken om, door alles een beetje te verhogen, extra geld binnen te halen, en aan de andere kant te voorkomen dat we heel hard moeten gaan snijden in de sociale voorzieningen, die ons ook heel erg dierbaar zijn.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Kennelijk gaat het niet om een heel grote btw-verhoging maar wel om iets soortgelijks. Politiek is keuzes maken. Als u zegt en-en-en, dan krijg ik de indruk dat onder het CDA per saldo de lasten voor burgers omhoog zullen gaan na de verkiezingen. Daardoor zal ook de inflatie weer aangejaagd worden. Is dat een verkeerde indruk? Of zegt mevrouw Van Dijk: nee, per saldo zullen we zorgen voor een lastenverlichting voor de burgers?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik ga zeggen dat wij daarover op 10 oktober uitgebreid met elkaar in gesprek gaan, zoals we ook een breder gesprek gaan voeren over de doorrekening. Wij zijn er niet op uit om de lasten fors te verhogen. We zijn er wel op uit om de defensie-uitgaven netjes te dekken. We hebben jarenlang niet geïnvesteerd in defensie. We zijn maar gewoon gaan aannemen dat vrijheid en veiligheid gratis zijn, maar dat zijn ze niet. We staan dus voor een enorme dekkingsopgave. Daar willen wij breed naar kijken. Dus ja, wij kijken ook naar de belastingen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik vraag niet om cijfers, getallen, miljarden en specifieke instrumenten. Ik vraag wel om het volgende. Je stuurt natuurlijk op je eigen doorrekening. Als je van mening bent dat het cruciaal is dat de lasten van burgers wat omlaag gaan, juist gelet op de periode die we achter de rug hebben en het feit dat je wil dat de lonen wat omhooggaan, dan is dat een keuze waarop je in zo'n doorrekening stuurt. We gaan natuurlijk nog zien of je daarop uitkomt, maar dat is kennelijk niet de sturing die het CDA heeft gekozen. Men kiest ervoor om overal de lasten te verhogen en beperkt te bezuinigen. Dat snap ik wel, want wij willen ook niet snijden in de AOW en in de zorg. Maar per saldo lijkt het CDA te kiezen voor een lastenverzwaring voor de burgers en dus voor het opjagen van de inflatie.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Wij kiezen zeker niet voor het opjagen van de inflatie, want de belastingen zijn natuurlijk maar een deel van het pakketje van de doorrekening. Als u ons verkiezingsprogramma leest, dan leest u ook over ons gezinspakket. Daaraan gaan we nadrukkelijk aandacht besteden. Wij vinden namelijk juist dat we moeten voorkomen dat bepaalde groepen in de samenleving door het ijs gaan zakken. Wij vinden ook dat je keuzes moet maken op het moment dat onze veiligheid op het spel staat en we met elkaar afspreken daarin met z'n allen te investeren. Wij zeggen: wij kiezen voor en-en-en. Dat betekent een stukje belastingverhoging. Hoe dat gaat uitpakken, gaan we de komende weken zien. Wij kiezen er dus niet voor om onze sociale zekerheid volledig af te breken. Wij hebben de overtuiging dat we op de langere termijn alleen maar een hogere rekening betalen als wij dit niet gaan doen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Over dat laatste zijn we het eens. We zijn het er ook over eens dat er meer geïnvesteerd moet worden in defensie. Maar we zien ook dat er ruimte is. De winstquote is ten opzichte van de arbeidsinkomensquote alleen maar gestegen in de afgelopen jaren. Er is ruimte om de lasten te verzwaren voor winst, vermogen en vervuiling. Dan is het niet nodig om de lasten voor burgers te verhogen. Is dat iets wat mevrouw Van Dijk en het CDA aanspreekt? Of moet per se iedereen pijn lijden?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Nou ja, of iedereen pijn moet lijden, gaat u zien in onze doorrekening. Het voorstel dat wij doen, gaat ook over bedrijven. Uw veronderstelling dat we met name de burgers gaan raken, klopt in dezen dus niet.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik wil liever even achteruit kijken en niet vooruit. We hebben in de afgelopen tijd heel fijn samengewerkt en volgens mij hebben we goeie dingen bereikt met het CDA, D66 en andere partijen. Ik heb de vraag waarom die samenwerking vorige week stokte toen er in de Kamer een motie lag over het voorkomen van de onderwijsbezuinigingen. Dat sluit natuurlijk volledig aan bij het verhaal van mevrouw Van Dijk, die terecht aandacht vroeg voor investeringen. Ik ben dus even benieuwd wat er daar precies gebeurd was.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik wil geen onzin gaan verkopen. Mag ik daar in tweede termijn even op terugkomen? Waarschijnlijk gaat dat erover dat wij tegen hebben gestemd bij een van de 73 moties. Wellicht ging dat om de dekking van de motie. Ik ga dat eventjes navragen, maar ik denk dat u daarop doelt.

De heer Vijlbrief (D66):

Het waren er geen 73, maar wel heel veel. Het is prima om dat in tweede termijn te doen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Oké.

De heer Vermeer (BBB):

Mevrouw Van Dijk zei dat er een onjuist frame was over het sterk verhogen van de btw. Ik wil toch heel graag even van mevrouw Van Dijk weten of zij 3% btw-verhoging veel vindt.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ja, dat vind ik veel.

De heer Vermeer (BBB):

En vindt mevrouw Van Dijk 2% verhoging veel?

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Sorry, ik sta hier echt geen quizjes te doen. Ik weet waar u naartoe wilt. Wacht maar gewoon even de doorrekening af, dan kunt u zien hoe wij erin zitten en vervolgens beoordelen of het veel of weinig is.

De heer Vermeer (BBB):

Ik heb in ieder geval genoeg aan het eerste antwoord.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Dijk. Meneer Vermeer, u stond al bij de interruptiemicrofoon, maar u mag nu naar het spreekgestoelte lopen.

De heer Vermeer (BBB):

Voorzitter. De gemiddelde koopkracht stijgt met 1,3% in 2026. Tegelijkertijd hebben we een land waarin jonge mensen niet kunnen wonen en hun leven dus niet echt kunnen starten. Zoals eerder wel is gezegd, zijn koopwoningen geen onderdeel van het inflatiecijfer, net als het eigen risico. Dat zijn zaken die veel impact hebben op het huishoudboekje van een doorsnee gezin. Dit is misschien wel de grootste kanttekening die te plaatsen is bij een inflatiedebat. Je kunt spreken over een inflatiecijfer, maar als dat cijfer maar de helft van het verhaal vertelt, dan kun je maximaal een halve oplossing bieden. Voor veel Nederlanders die dit debat volgen, is de koopkrachtverbetering dan ook een papieren werkelijkheid.

Voorzitter. Het is algemeen bekend dat belastingverhogingen een rol hebben in het aanjagen van de inflatie. In dat verband ben ik blij dat we als coalitie zijn overeengekomen om in ieder geval de accijnzen op brandstof niet te verhogen per 1 januari. Daar hebben we 1,5 miljard voor moeten vinden, maar het is gelukt. Dat was broodnodig, want gewone Nederlanders zouden de dupe zijn geweest van deze forse lastenverzwaring. Tegelijkertijd stijgen de collectieve uitgaven met 7% in 2025 en met zo'n 4% in 2026. Als we niet oppassen, vraagt dat straks om hogere belastingen. We hebben in ieder geval geluk dat er geen verhogingen zijn van de accijns op tabak, zodat dit geen effect heeft op de inflatiecijfers.

Maar de kern is wel dat we nog grote problemen hebben met grote accijnsverschillen met de landen om ons heen. Zoals wij al eerder schetsten, is eigenlijk alles vanaf Texel inmiddels zo'n beetje een grensstreek. Het is aantrekkelijk om daarvoor naar het buitenland te rijden. Dat zorgt er ook voor dat we minder belasting binnen krijgen dan we zelf berekend hadden. We sponsoren dus eigenlijk met name de Duitse economie.

Voor een deel wordt de hogere inflatie in Nederland ook veroorzaakt door stijgende lonen en een krappe arbeidsmarkt. Er ligt ook voor de Nederlandse overheid een taak, want de collectieve uitgaven stijgen en bedrijven moeten steeds vaker concurreren met de overheid om schaars talent. De minister schrijft dat hij de krappe arbeidsmarkt wil adresseren met een arbeidsmarktagenda, die de productiviteit en kwaliteit van de arbeid zou moeten verhogen. Is hij het met mij eens dat de krappe arbeidsmarkt ook wordt veroorzaakt door een veel te expansieve overheid? Moeten we langs die weg ook werken aan een lager inflatiecijfer? Dat is gunstig voor onze bedrijven, maar ook voor onze consumenten, voor onze burgers.

Voorzitter. De Europese inflatie is lager dan de Nederlandse inflatie; mijn collega's noemden dat hier ook al. Dat is een groot probleem, omdat Nederland geen zelfstandig monetair beleid kan voeren. Bovendien wees menig econoom erop dat het hebben van extreme begrotingstekorten de inflatie aanjaagt. Frankrijk had een begrotingstekort van 5,5% in 2023 en meer dan 6% in 2024. Italië had een tekort van 3,4% in 2024: sterk verbeterd, maar alsnog fors.

Vraag aan de minister: wat betekent het gebrek aan begrotingsdiscipline in de eurozone op de langere termijn voor de inflatie, ook in Nederland? Is de minister van mening dat een nieuwe inzet van gemeenschappelijke schulden of een eventuele inzet van het zogenaamde Transmission Protection Instrument van de Europese Centrale Bank de begrotingsdiscipline in de eurozone verder zal doen verslechteren en daarmee ook een risico vormt op hogere inflatie? Ik hoor het graag van de minister.

Dank u wel.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik was benieuwd of mijn collega van BBB, die ik ook ken als iemand die de economie een warm hart toedraagt, blij is met de investeringsagenda in de Miljoenennota.

De heer Vermeer (BBB):

Dit is volgens mij het maximale wat wij op dit moment konden doen in een vrij beleidsarme Miljoenennota. Wat mij betreft mag er fors geïnvesteerd worden in het bedrijfsleven, maar de signalen die ik vooral krijg, is dat men minder belang heeft bij bijvoorbeeld subsidies en fondsen en dat men veel meer belang hecht aan lagere energiekosten, lagere netwerkkosten, lagere energiebelasting en minder regeldruk. Ik denk dat we daarmee op een veel goedkopere manier aan de slag moeten gaan, omdat dat het ondernemen stimuleert en ook leidt tot een gelijk speelveld ten opzichte van ons omringende landen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik graag de heer Faddegon vragen naar voren te komen. Hij zal het woord voeren namens de PVV.

De heer Faddegon (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil ook graag deze gelegenheid te baat nemen om mijn nieuwe collega, de heer Verouden, van harte te feliciteren met zijn maidenspeech. Ik heb met veel interesse geluisterd. De Slag bij Heiligerlee kende ik, maar de slagen in het zuiden die u noemde, waren voor mij onbekend, dus ik heb weer wat geleerd vandaag.

Voorzitter. Eindelijk kunnen we spreken over de hoge inflatie in Nederland. Hier maakt de PVV zich al lange tijd zorgen over. De prijzen stegen vorige maand met 2,8% volgens het CBS. Daarmee liggen de prijzen wederom boven het gemiddelde in de eurozone. De prijsstijging van voedingsmiddelen was daarbij 3,5% en die van alcoholvrije dranken zelfs 12,6%, veel te hoog dus, en dit nadat de prijzen van boodschappen in de afgelopen tien jaar al zijn verdubbeld. Wanneer houdt het nu eens op met deze prijsstijgingen? De mensen thuis kunnen hun rekeningen amper betalen. Het water staat ze tot de lippen. Het CPB voorspelt wel dat de inflatie volgend jaar zal dalen naar 2,4%, maar hoe realistisch is dat, vraag ik aan de minister.

Wat mij verder opvalt, is het verschil in prijzen tussen die van Nederland en het buitenland. Neem nu gewoon de boodschappen. Volgens onderzoek van de Consumentenbond zijn de prijzen in België 12% lager, in Duitsland 15% lager en in Frankrijk zelfs 20% lager. A-merken zijn zelfs 28% goedkoper in Frankrijk dan in Nederland. De ACM is van plan hier onderzoek naar te doen, maar wat ons betreft komt dat alweer veel te laat. Kan de minister een verklaring geven voor deze prijsverschillen? Is hij bereid om hier oplossingen voor aan te dragen? Of ziet hij het überhaupt niet als een probleem?

Mijn collega Tony van Dijck heeft de minister eerder gevraagd of hij bereid was om de nationale kop te schrappen om etiketten op producten verplicht in het Nederlands te stellen. Nederland vindt namelijk dat etiketten in het Nederlands moeten, terwijl we allemaal weten dat het ook in het Engels, Duits of Frans kan. Met het schrappen van deze nationale kop kunnen we voortaan ook Duitse en Engelse producten verkopen in de Nederlandse supermarkt, waardoor de prijzen omlaaggaan. In een brief gaf de staatssecretaris eerder aan dat er geen sprake is van een nationale kop en is het voorstel ontraden. Maar kan de minister dit nader onderbouwen? Want de burger is hier toch de dupe van.

Verder is een van de oorzaken van de hoge inflatie het kabinetsbeleid. Nederlanders betalen de hoogste belasting en accijns, waardoor we automatisch de hoogste prijzen aan de kassa betalen. Zo krijgt Nederland straks de hoogste vliegbelasting binnen de EU vanwege de beslissingen van dit kabinet. Nederlandse huishoudens betalen het dubbele voor gas ten opzichte van Belgische huishoudens als gevolg van de energiebelasting. Om een voorbeeld te noemen: voor 1.000 kuub gas betaalt een gezin in Nederland €1.800 en een Belgisch gezin €850. Dat is nogal een verschil. Ook aan de pomp betaal je in Nederland de hoofdprijs, als gevolg van de hoge accijnzen: hier kost het €2,10, elders kost het €1,65, in België kost het €1,58.

Voorzitter. Ik kan nog wel even doorgaan met dit soort voorbeelden, maar ik denk dat mijn boodschap duidelijk is: het kabinet verrijkt zich met hoge belastingen en accijnzen over de ruggen van hardwerkende Nederlanders, en dat moet stoppen. Ik hoor graag van de minister welke maatregelen hij bereid is te treffen om de prijsverschillen met het buitenland weg te nemen. De PVV zal in ieder geval blijven vechten voor lagere prijzen en meer lastenverlichting voor de burgers. Wij willen de btw op boodschappen schrappen. Ook willen we dat de etiketten op producten niet meer verplicht in het Nederlands zijn, waardoor supermarkten goedkoper kunnen inkopen. Daar waar nodig willen we voor een aantal essentiële producten maximumprijzen instellen via de Prijzenwet. We willen de huren met 10% verlagen, inclusief de compensatie voor woningcorporaties. Ook moet de btw op energie worden verlaagd van 21% naar 9%. De vliegbelasting moet wat ons betreft zeker niet worden verhoogd. Kortom, de prijzen moeten omlaag, linksom of rechtsom, zodat burgers meer ruimte krijgen in hun portemonnee.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dit wel een beetje de wereld op zijn kop. Natuurlijk, als oppositiepartij juich ik iedere kritiek op het kabinet toe, maar ik constateer wel dat de PVV tot aan de besluitvorming in de Voorjaarsnota onderdeel uitmaakte van dit kabinet en dus voluit verantwoordelijk is voor het leeuwendeel van de beleidsarme Miljoenennota. Daarbovenop hoor ik weer al dat wensdenken. De PVV heeft ervoor gekozen om in tegenstelling tot bijna alle andere partijen niet het verkiezingsprogramma voor te leggen aan het Centraal Planbureau. Dus de Nederlander weet totaal niet waar hij aan toe is. Gelukkig hebben we een gepensioneerde CPB'er, Wim Suyker. Die heeft naar dat programma van de PVV gekeken. En wat zien we? Een enorm oplopen van niet alleen het tekort en de schuld, zeker 25 miljard, maar ook een enorm aanjagen van de inflatie constateert hij. Leeft de heer Faddegon in Fantasialand? Waarom durven hij en zijn partij het niet aan om met de billen bloot te gaan, naar het Centraal Planbureau te gaan en eerlijk te zijn naar Nederland?

De heer Faddegon (PVV):

Ik hoor meerdere vragen. Uw eerste vraag lijkt mij heel makkelijk. U zegt dat wij in het kabinet zaten. Daar zaten wij ook in, totdat het noodzaak was om daar niet meer in te zitten. We hebben in het voorjaarsoverleg €100 per burger of huishouden geregeld. We hebben geregeld dat er een huurbevriezing zou komen. We hadden onze hielen nog niet gelicht omdat we niet verder konden met de coalitie, en de huurbevriezing was al van de baan. Met andere woorden, wij hebben als PVV ons uiterste best gedaan, juist om de burger in Nederland ter wille te zijn. En als u het heeft over het CPB: het CPB is niet bereid om een aantal van onze voorstellen in zijn berekeningen mee te nemen, bijvoorbeeld het schrappen van ontwikkelingssamenwerking. Dat wil het CPB niet meenemen in zijn modellen, om dat verder door te rekenen. Tja, dan krijg je sowieso een verkeerde uitslag, dus heeft het geen enkel nut dat wij ons programma zouden laten doorrekenen door het CPB.

De heer Vijlbrief (D66):

Ik betwijfel sterk of dat laatste waar is, maar ik laat het maar even. Het gaat mij om dat Lalaland waar de heer Faddegon zich ook in bevindt. Je kunt niet je bijdrage beginnen met een pleidooi met zorgen over de eurozone en over het Franse tekort, en vervolgens de lijst opnoemen zoals de heer Faddegon deed. Dat kan niet bij elkaar. Want wat u beschrijft, is alleen maar extra, extra, extra. Het enige wat u wilt schrappen is de ontwikkelingssamenwerking. Meneer Faddegon, als u dit laat doorrekenen, dan ontploft het saldo, dan ontploft de overheidsschuld en dan is Nederland straks ook Frankrijk. Dus zullen we nu gewoon stoppen met elkaar sprookjes te vertellen, en vooral aan de kiezer? Want dit kan zo niet. U besodemietert de kiezers; dat is wat u doet.

De heer Faddegon (PVV):

Sorry dat ik dit toch als onzin moet bestempelen. Wij zijn gewoon het duurte-eiland van Europa. En het is niet alleen Frankrijk. We kijken ook naar Duitsland. Waarom denkt u dat dagelijks mensen de grens overgaan om in Duitsland hun boodschappen te doen? Omdat Duitsland zich ook niet aan de normen zou houden? Frankrijk is een goed voorbeeld van een aantal zaken die ze daar wel goed aanpakken. En wij zijn er niet voor dat het tekort te groot wordt, maar wij denken dat er een heleboel meer bezuinigingen zijn. Ik heb maar één voorbeeldje genoemd, die ontwikkelingssamenwerking, maar wij zien een heleboel mogelijkheden om verder te bezuinigen.

De voorzitter:

Ik wil u allen vragen via de voorzitter te spreken.

De heer Vijlbrief (D66):

U heeft gelijk, voorzitter. Dan zou ik aan de heer Faddegon willen vragen: naast ontwikkelingssamenwerking, noem er eens drie?

De heer Faddegon (PVV):

Een voorbeeld. Waar wij natuurlijk al jaren voor strijden, is om eindelijk grip te krijgen op die hele asielindustrie, die ons tot nu toe ongeveer 9 miljard per jaar kost. Er gaat 10 miljard naar Brussel toe. En wat denkt u van een kleinere overheid? Onder meneer Rutte is het met de overheid als zelfrijzend bakmeel geweest: met dat hele ambtenarenapparaat zijn we van 110.000 of 120.000 naar meer dan 150.000 ambtenaren gegaan. Wat denkt u dat dat allemaal kost? Er valt gewoon nog een heleboel te besparen zonder dat de burger daar pijn voor lijdt. Sterker nog, dat moet ten goede komen aan de burger, de burger die bij de Albert Heijn zijn portemonnee moet trekken en denkt: verrek, het is weer €10 duurder dan vorige week.

De heer Vijlbrief (D66):

Daar ben ik het mee eens, en daar hebben wij ook een voorstel voor dat wél uitvoerbaar is. Ik raad de heer Faddegon toch aan om eens met het planbureau te bellen en te vragen of het toch niet doorgerekend kan worden. Want als de heer Suyker dit gaat doorrekenen ... Hij heeft het al gedaan en u heeft de resultaten gehoord. Die maakt gewoon een hele simpele som: bij u eindigen we met een Frans tekort, met een Franse schuld; de boel ontploft en dan kan Nederland niet meer lenen. Dat is waar we eindigen met de PVV.

De heer Faddegon (PVV):

Ik hoorde geen vraag, voorzitter.

De voorzitter:

Dan wil ik het woord geven aan de heer Dijk.

De heer Dijk (SP):

Dank u wel, voorzitter. We hebben eerder voorstellen ingediend om 150 basisproducten in de supermarkt in prijs te verlagen, om daar prijsafspraken voor te maken. Toen steunde de PVV dat. Is de PVV nog steeds van mening dat het een goed idee is om, naar Frans voorbeeld, 150 basisproducten fors in prijs te verlagen en daar afspraken over te maken?

De heer Faddegon (PVV):

Ik kan op dit punt geen harde toezeggingen doen aan de SP, maar ik denk dat u wel degelijk daarover met ons kunt spreken en dat we daar welwillend over willen nadenken.

De heer Dijk (SP):

Ik stel u deze vraag omdat het uw eigen minister was die eerdere aangenomen voorstellen van de SP om de prijzen te controleren, te reguleren en indien nodig te blokkeren, niet uitvoerde. Uiteindelijk was het een VVD-minister die een reactie gaf op de aangenomen motie en dit niet is gaan doen. Mensen zijn daar zwaar teleurgesteld over. Het was een manier geweest om de prijzen van boodschappen echt te drukken en te kunnen verlagen. Dus ik vraag u nu eigenlijk om volmondig ja te zeggen, in plaats van altijd te zeggen dat u tegengewerkt wordt. Zeg gewoon volmondig ja op ons voorstel om de prijzen van 150 basisproducten via prijsafspraken te reguleren. Als de PVV dat nu doet, hoeft ze ook nooit meer te zeggen dat ze tegengewerkt wordt en kunnen mensen 150 basisproducten, zoals pasta en brood, in de supermarkt voor een lage prijs krijgen. Dus zeg gewoon volmondig ja.

De heer Faddegon (PVV):

In plaats van nu volmondig ja te zeggen, mag u dat zelf concluderen. Als u ons partijprogramma erop naleest, ziet u dat wij hebben geschreven: daar waar nodig willen wij voor een aantal essentiële basisproducten maximumprijzen instellen via de Prijzenwet. Over welke dat dan zijn, kunnen we misschien nog praten. Dus ik denk dat we het grotendeels eens zijn en eens kunnen worden.

De voorzitter:

Een laatste reactie.

De heer Dijk (SP):

Dan reken ik op uw steun.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan vraag ik of mevrouw Van Eijk naar voren wil komen. Mevrouw Van Eijk zal het woord voeren namens de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Ook ik begin met het feliciteren van de heer Verouden met zijn maidenspeech. Heel mooi om te horen over het Van Horne Jaar. Ik mocht in dat jaar wethouder zijn in de gemeente Weert, dus ik heb die hele geschiedenis volop mogen beleven. Het gaf dus heel veel herkenning. Ik wens u heel veel succes.

Voorzitter. De koopkracht van Nederlanders ontwikkelt zich gelukkig positief. Dat is goed nieuws. Werkenden zien eindelijk dat werken weer loont, dat hun loon meer waard wordt. Dat is mede het gevolg van kabinetsbeleid, maar vooral ook omdat lonen harder stijgen dan de inflatie. Maar laten we eerlijk zijn: de inflatie blijft hardnekkig hoog, dit jaar nog 3,2%. Volgend jaar daalt die weliswaar naar 2,3%, maar dat is nog altijd hoger dan de doelstelling van de Europese Centrale Bank en boven het gemiddelde van de eurozone. Wat betekent dat concreet? Het betekent dat Nederlanders in de supermarkt en voor hun vaste lasten vaak meer betalen dan mensen in de landen om ons heen.

De VVD vindt het belangrijk dat consumenten kunnen rekenen op eerlijke prijzen en gezonde concurrentie in de supermarktsector. Het onderzoek van de Autoriteit Consument & Markt naar boodschappenprijzen en de verhouding tussen leveranciers en supermarkten is daarom waardevol. We volgen dit met belangstelling en zien de resultaten graag tegemoet zodat we op basis daarvan kunnen beoordelen of er verdere stappen nodig zijn.

Voorzitter. Gezinnen voelen elke dag de stijgende prijzen, of het nu gaat om energie, wonen, zorg of mobiliteit. Een huishouden met een gemiddeld verbruik betaalt jaarlijks honderden euro's aan belasting boven op de energierekening. Dat moet eerlijker. De VVD wil de energierekening verder verlichten. Mensen moeten hun huis kunnen verwarmen zonder in de schulden te raken. De laatste jaren zijn de huurprijzen gestegen. Starters zien dat koopwoningen steeds verder buiten bereik raken. De nieuwe Huurwet leidt tot minder aanbod en hogere prijzen. De VVD wil meer bouwen en de wet aanpassen zodat middeninkomens weer een kans hebben.

En zo stijgt ook de zorgpremie vaak harder dan de inkomens. Voor middeninkomens is er geen zorgtoeslag, dus de rekening komt keihard binnen. De VVD zegt: de premie mag niet harder stijgen dan de economie en als dit dreigt, moet het kabinet ingrijpen.

Ten slotte mobiliteit. Voor veel Nederlanders is de auto geen luxe, maar noodzaak. De hoge brandstofkosten en een reiskostenvergoeding die achterblijft, maken dit steeds lastiger. Daarom willen wij dat onbelaste reiskosten automatisch meestijgen met de prijzen en houden wij vast aan de accijnsverlaging op brandstof.

De steun en loongroei. Werkenden moeten erop vooruit gaan, maar hogere lonen mogen niet automatisch leiden tot hogere prijzen. Daarom is de VVD voor loongroei voor werknemers aan de ene kant en voor lastenverlichting en minder regels voor ondernemers aan de andere kant. Alleen zo voorkomen we een vicieuze cirkel van loon- en prijsstijgingen.

Ten slotte. Volgens het IMF zijn de handelsbarrières binnen de EU zo hoog dat ze neerkomen op 44% voor goederen en zelfs 110% voor diensten. Dat is drie keer hoger dan in de VS. Dat is toch onacceptabel voor een interne markt? De VVD hecht sterk aan een goed functionerende interne markt. Het is positief dat de Europese Commissie een plan heeft gelanceerd om barrières weg te nemen, grotendeels gebaseerd op een Nederlands voorstel. Dat laat zien dat we met een praktische agenda echt verschil kunnen maken. Een concreet voorbeeld is het verminderen van de enorme verscheidenheid aan verpakkingen en labels, die nu nog vaak leiden tot onnodige belemmeringen voor ondernemers. Mijn verzoek aan de minister is om zich in Brussel actief te blijven inzetten voor dit voorstel en de voortgang regelmatig met de Kamer te delen.

Voorzitter. Gezinnen in Nederland hebben behoefte aan zekerheid dat hun loon echt meer waard wordt, dat hun vaste lasten niet blijven stijgen en dat inflatie terugkeert naar een normaal niveau. De VVD kiest voor lagere lasten, eerlijke prijzen en een overheid die helpt de inflatie te beteugelen in plaats van aan te wakkeren.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik moet toch even een vraag stellen aan mevrouw Van Eijk. Die gaat over de combinatie van wat ik in mijn inbreng beschreef over meer dan 20% inflatie overall in de afgelopen vier jaar. Dat raakt vooral mensen die een relatief laag inkomen hebben en veel van hun inkomen moeten uitgeven aan boodschappen, energie en wonen. Daarbovenop heeft het kabinet ook nog eens een buffelboete ingevoerd. Mevrouw Van Eijk is fiscalist en begrijpt heel goed wat de techniek daarachter is. De groep van 800.000 mensen waar ik het over heb, bestaat voor 70% uit vrouwen. Wie ook hoofdzakelijk vrouwen zijn, zijn mensen in de bijstand die een gezin onderhouden. Ik snap niet dat de VVD ervoor kiest om boven op die buffelboete en de impact van de inflatie meer defensie-uitgaven te financieren uit het nog verder inperken van de bijstandsuitkering. Dat is toch volstrekt asociaal? Dat kan de VVD toch niet voor zijn rekening nemen?

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Met betrekking tot de buffelboete is vorige week een motie ingediend, die ook door ons is gesteund. Ik denk dat het heel goed is dat er duidelijkheid komt over wat er precies achter zit. Er is verschil van mening over wat wel en niet in de cijfers zit. Ik denk dat het goed is dat dit wordt uitgezocht. Als mocht blijken dat groepen er substantieel op achteruitgaan, moeten we samen kijken hoe we dat kunnen oplossen. En soms is het een ongelukkige samenloop van een aantal maatregelen, die toch anders uitwerken dan je denkt, maar dan wil ik wel precies weten waar dit over gaat. De VVD staat voor "meer werken moet meer lonen". Dat betekent ook dat als je minder werkt, maar wel meer zou kunnen werken, je er niet van uit mag gaan dat de overheid maar automatisch compenseert en bijlegt. Dus ik denk dat we daar ook wel het goede gesprek met elkaar over moeten voeren.

Voor wat betreft de bijstand: werken moet lonen. De werkloosheid is historisch laag. Er is voldoende werk, dus laten we vooral kijken hoe we mensen kunnen faciliteren om meer te gaan werken, zodat werken gaat lonen. Een van de maatregelen die wij daarvoor nemen, is het ontkoppelen van de lonen en de uitkeringen, in die zin dat uitkeringen stijgen met de inflatie en niet meer twee keer per jaar gekoppeld worden aan de loonstijgingen. Dat is wat ons betreft eerlijk, omdat werken dan ook gaat lonen.

De heer Vijlbrief (D66):

In plaats van vooruitkijken naar sommen die we nog niet kennen, wilde ik liever even achteruitkijken. Als mevrouw Van Eijk zegt dat werken moet lonen, vraag ik mij af wat zij van het inkomensbeeld in de Miljoenennota vindt. Als ik het goed heb gezien, gaan de uitkeringsgerechtigden er in de Miljoenennota meer op vooruit dan werkenden.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Uit de doorrekening, de MEV, en uit de Miljoenennota blijkt dat het inkomensbeeld in balans is. Of het nu gaat om gepensioneerden, uitkeringsgerechtigden of werkenden: het is nagenoeg gelijk. Dat gaat om 1,3%. Vorige week heeft deze Kamer echter bij meerderheid een motie aangenomen die de arbeidskorting weer terugdraait. Dat geeft wel weer een ander beeld. Als je zegt dat werken moet lonen, dan is het heel vreemd — volgens mij is die motie ook gesteund door D66 — dat die arbeidskorting wordt teruggedraaid. Als je zegt "daar staan we voor", dan moeten we er ook samen in op blijven trekken, want dit verstoort het beeld. Het beeld klopte en was volgens mij prima in balans.

De heer Vijlbrief (D66):

Het doel van de VVD was toch dat werken méér gaat lonen? Als het in balans is en uitkeringsgerechtigden en werkenden er evenveel op vooruitgaan, dan gaat werken toch niet meer lonen? Ik begrijp het gewoon niet meer. Dat was mijn vraag. U kunt zeggen dat het beeld in balans is, maar als het in balans is, is het … nog even los van die motie. Ik heb het over het oorspronkelijke beeld.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dan had dat wat ons betreft nog een stapje beter gekund. We moeten ook nog gaan kijken wat we daar nog aan kunnen doen, zeker voor de aankomende periode.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is de beurt aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FVD):

Voorzitter. Voordat ik begin, wil ik graag iets zeggen tegen de ambtsgenoot van de PVV. We hebben diverse overeenkomsten, maar het idee van een prijsplafond toont maar weer wat een economische onbenullen er toch bij de populisten van de PVV zitten. Door kunstmatig lage prijzen in te stellen, creëer je dat het niet rendabel wordt om nieuwe producten te maken en dat er dus meer schaarste ontstaat. De prijzen zullen dus nog verder gaan stijgen. Dat is typisch het socialistische denken dat bij de PVV overheerst. Helaas, ze hebben goede ideeën over immigratie, maar de rest van het programma is wat minder. Jammer, maar helaas.

Voorzitter. Ik heb hier een historisch overzicht van de inflatie van de afgelopen 200 jaar. Wat je daarop ziet, is dat tot circa 1970 de waarde van het Britse pond vrijwel volledig constant is gebleven. Vanaf 1800 tot midden twintigste eeuw kon je, 150 jaar lang, voor ongeveer hetzelfde geld ongeveer hetzelfde kopen. Natuurlijk had je weleens schommelingen door een slechte oogst of een oorlog, maar de grote lijn was stabiel. Vanaf de jaren zeventig veranderde dit dramatisch. Een enorme en structurele stijging van de inflatie en dus een enorme en structurele ontwaarding van het spaargeld. Structurele jaarlijkse inflatie is dus een modern fenomeen. Dat bestond helemaal niet in het verleden! Dat moderne economen het verdedigen als "goed" of "positief voor de economie" is de uitdrukking van een ideologische tunnelvisie die ten dienste staat van de enige actor die hier belang bij heeft. Dat is de almachtige, alsmaar uitdijende overheid.

Dat zit zo. In de jaren zeventig is voor het eerst in de wereldgeschiedenis, voor het eerst ooit, de goudstandaard losgelaten. Dat betekent dat overheden in principe onbeperkt geld konden drukken. Voor de goede orde: nooit eerder in de geschiedenis van de mensheid hebben overheden deze macht gehad. Geen enkele koning, dictator, keizer of consul uit het verleden had ooit deze uitzonderlijke macht, die democratische staten in de jaren zeventig naar zich hebben toegetrokken. Er was nu opeens voor het eerst — nogmaals: voor het éérst — in de wereldgeschiedenis geen enkele rem meer op het uitgeven van geld. Je kon immers gewoon geld uitgeven dat je niet hoefde binnen te krijgen via belastingen, maar je zette gewoon de geldpers aan. Daarom gingen politici dat ook doen.

Al het socialisme dat we sindsdien hebben gezien — de groei van de overheid, met alle uitkeringen, subsidies en toeslagen, maar ook de massa-immigratie, de rampzalige klimaatplannen, de zinloze oorlogen, de windturbines en de Europese Unie als zodanig — en al die kostenverslindende onzinprojecten die de afgelopen decennia zijn opgetuigd, zijn allemaal gefinancierd met geld dat overheden konden printen uit lucht. Vervolgens hebben overheden deze projecten natuurlijk wel moeten bekostigen. Dat deden ze via de achterdeur, via inflatie. Elk jaar weer pakten ze het gewoon af van de nietsvermoedende spaarder, wiens geld op zijn bankrekening minder waard werd.

Deze inflatie is bovendien vooral slecht voor de armeren. Laat je niks wijs maken. Het is niet een Robin Hood-achtige constructie, waarbij het geld wordt afgepakt van de rijken. Nee, het is het omgekeerde: juist de armeren geven een groter deel van hun inkomen uit aan consumptie, waarvan de prijzen stijgen. Ze hebben minder assets, minder bezittingen die waardevaster zijn. Ze hebben een klein beetje spaargeld ergens op een bankrekening of in een oude sok, wat op een gegeven moment helemaal verdampt. Juist de armen lijden hier dus onder. Dat is ook een van de verklaringen voor het feit dat de economieën sinds de jaren 1970 zo sterk geconcentreerd zijn geraakt rondom steeds kleinere groepen rijken. Dat is een gevolg van het fiatgeld, een gevolg van de alsmaar voortgaande inflatie.

Ik begrijp dat een terugkeer naar de gezonde goudstandaard van vandaag op morgen onhaalbaar is, maar ik wil wel aan de regering vragen of zij wil nadenken over bijvoorbeeld de mogelijkheid om een standaard goudspaarrekening onderdeel te maken van normale bankrekeningen. Je zet je geld dan dus niet op een rentespaarrekening of een fiatspaarrekening, maar gewoon op een fysiek-goudspaarrekening. Ook wil ik aan de regering vragen om te stoppen met het structureel uitgeven van andermans geld. Verhoog niet de lonen, zet geen maximumprijs op producten, zoals de economisch stupide PVV wil, maar snoei radicaal in overheidsuitgaven en verlaag de belastingen. Dat is de enige manier om onze koopkracht op korte termijn te herstellen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie een interruptie van de heer Faddegon.

De heer Faddegon (PVV):

Ik heb mij er eigenlijk een beetje over verbaasd dat u ons hier in de Kamer uitmaakt voor onbenullen. We hoeven het niet eens te zijn, maar de woordkeuze is niet de mijne. Ik zal die ook niet aan u terugkaatsen, want dan zou ik dezelfde afgrond ingaan. Dat doen we niet. Maximumprijzen kunnen wel degelijk een effect hebben. Kijk naar Frankrijk. Daar hebben ze 5.000 producten die gemaximeerd zijn. Misschien vindt Forum het niet zo belangrijk, maar wij staan voor de Nederlandse burger die straks zijn boodschappen moet afrekenen. We hebben het dan over elementaire levensmiddelen, over brood, kaas, vlees, jam en noem maar op, over gewone, elementaire producten die elk gezin in dit land nodig heeft. Die lijden er het meest onder als ze die niet meer kunnen betalen. Dit is een heel mooie manier om de inflatie toch te lijf te gaan en de burger in Nederland iets te helpen. Ik ben benieuwd hoe Forum daarin staat en of het ook bereid is om dit voor de burger te doen.

De heer Baudet (FVD):

Socialisme lijkt op korte termijn aantrekkelijk. Je denkt: weet je wat we doen? We gaan de prijzen maximeren. U noemt bijvoorbeeld vlees. Je gaat dan tegen een boer zeggen: je mag niet méér krijgen voor een biefstuk dan een x-bedrag, of voor een sukadelapje, gehakt of wat dan ook. Maar die prijs is hoog omdat de boer allemaal kosten maakt, bijvoorbeeld de kosten van het stupide klimaatbeleid, waar wij trouwens allebei tegen zijn, de kosten van het stupide stikstofbeleid, de toegenomen huisvestingskosten, en de elektriciteitskosten die deels het gevolg zijn van de massa-immigratie en ook weer van de klimaatplannen. Die boer maakt dus bepaalde kosten. Die rekent hij door aan de supermarkten. De supermarkt maakt bepaalde kosten, bijvoorbeeld ook voor de gestegen energierekening. Supermarkten hebben natuurlijk heel veel transportkosten van distributiecentra naar de winkel, elektriciteitskosten voor de koeling en dat soort zaken meer.

Op het moment dat je die prijzen gaat maximeren, gaat iemand ergens in die keten geen winst meer maken. Die gaat dus omvallen. De boerenproducten, in dit geval het gehakt, het sukadelapje, de biefstuk enzovoorts, worden niet meer gemaakt, want de boer kan het niet meer betalen. Het gevolg is dat er meer schaarste ontstaat. Er is minder aanbod van gehakt enzovoorts. Die prijzen gaan dus weer verder stijgen, voor zover dingen nog aangeboden worden. Je krijgt namelijk een zwarte markt waar mensen buiten de supermarkten om en buiten de reguliere ketens om hun inkopen gaan doen. Dus het werkt niet. Een prijsplafond werkt niet! Het kan alleen als je vervolgens tegen boeren zegt: jullie krijgen daarvoor subsidie en jullie moeten daar … En dat is natuurlijk The Road to Serfdom en hoeveel economen het socialisme hebben bekritiseerd.

Uiteindelijk ben je een soort eindeloze subsidieketen aan het optuigen, terwijl het ware probleem — dat moeten we natuurlijk aankaarten — is dat mensen de energieplannen en de energietransitie niet kunnen betalen. Het probleem is dat boeren compleet omvallen door de krankzinnige stikstofregels van het kabinet. Als u dat zou vertellen — daarin vinden we elkaar trouwens — dan ben ik het er helemaal mee eens. Maar ga het niet maskeren met een prijsmaximum, want dan denken mensen: "O, het valt allemaal wel mee. We kunnen nog wel even gehakt kopen ook."

De voorzitter:

Dank.

De heer Baudet (FVD):

Vervolgens vallen dan al die boeren om en hebben we straks nog minder. Het werkt niet. Het is op de korte termijn even aantrekkelijk, maar op de langere termijn vernietig je je economie. We hebben het trouwens bij de huurmarkt ook gezien.

De voorzitter:

Dank.

De heer Baudet (FVD):

We hebben het gezien bij zo veel andere sectoren waar de overheid te veel ging ingrijpen. Vervolgens is er een complete verstoring van vraag en aanbod in het systeem. Je komt alleen maar van de regen in de drup; je maakt het alleen maar erger.

De voorzitter:

Ik zie al andere mensen klaarstaan bij de interruptiemicrofoon.

De heer Baudet (FVD):

… trouwens economische onbenullen zitten, maar ook bij allerlei linkse partijen, hoewel hier, hoewel even niet in vak K … Ik heb stiekem de indruk dat deze twee bewindslieden wel begrijpen wat ik aan het zeggen ben en ze het er helemaal niet zo mee oneens zijn ook.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie nog wat meer interrupties. Ik wil u toch uitdagen wat korter en bondiger te zijn in uw antwoorden.

De heer Baudet (FVD):

Kijk, ik kan daar dit op antwoorden. Je kunt een …

De voorzitter:

Ik heb de microfoon even uitgezet, want u bent in cirkels aan het redeneren.

De heer Baudet (FVD):

Nee, maakt niet uit. Ik vind eigenlijk dat camera's überhaupt verboden moeten zijn in de plenaire zaal, maar dat geheel terzijde.

De voorzitter:

Waarvan akte!

De heer Baudet (FVD):

Maar je kunt één keer lang en echt goed antwoord geven zodat iedereen het ook snapt, of je kunt eindeloos heen en weer soebatten, met korte antwoorden misschien …

De voorzitter:

Ik bespeur dat u zich in uw antwoorden in cirkels beweegt, maar ik denk dat de heer Faddegon u toch wil gaan uitdagen om kort en bondig te antwoorden. Ik ga u, meneer Faddegon, uitdagen om de vraag kort en bondig te stellen.

De heer Faddegon (PVV):

Dat zal ik zeker doen, voorzitter. Het is heel simpel. Meneer Baudet haalt prachtige economische theorieën aan en er zullen vast economen zijn die het helemaal met hem eens zijn, maar die man bij de kassa heeft niks aan zijn economische theorieën. Die heeft er iets aan dat hij nu zijn levensmiddelen kan kopen en nu zijn gezin kan voeden. En daarvoor kan een maximum op bepaalde producten wel degelijk een effect hebben en waardevol zijn. We zien dat in Frankrijk van 5.000 producten de prijs gelimiteerd is. Dat heeft wel degelijk effect, want mensen kunnen daardoor wel eten. In uw model moeten ze tien jaar wachten, voordat ze kunnen eten. Dat lijkt me te lang duren. Ze moeten nu eten!

De voorzitter:

Een korte reactie.

De heer Baudet (FVD):

Van die tien jaar wachten om te eten, gaat mijn poëtische geest gelijk een voorstelling maken. En dat werkt dan niet.

De Fransen hebben een heleboel dingen beter begrepen dan wij. De liefde snappen Fransen beter dan wij, net als het goede leven enzovoort. Wat ze eigenlijk niet snappen, is economie. De Franse samenleving en de Franse politieke theorie … Zij begrijpen niet wat een normale economie is. Dat is ook de reden dat Frankrijk de zieke oude man van Europa is. Frankrijk heeft geen normale, goed functionerende economie en compenseert dat door steeds weer te komen met nieuwe subsidies en nieuw staatsingrijpen. Het gaat daardoor alleen maar van kwaad tot erger.

Het kan niet! Het kan om een hele simpele reden niet: een prijsplafond werkt niet, omdat dan ergens in de keten iemand failliet gaat. Je kunt niet zomaar zeggen: u moet produceren onder de marktwaarde. Ik zal het omdraaien: hoge prijzen leiden tot lage prijzen en lage prijzen leiden tot hoge prijzen. Het is heel simpel: op het moment dat iets te duur is of te duur wordt aangeboden … Stel dat het waar zou zijn dat die boer een vreselijke woekerwinst maakt op zijn gehakt. Dat is de suggestie achter die maximering van de prijzen. Een boer mag niet meer vragen dan zoveel voor melk en zoveel voor gehakt. Kennelijk maakt die woekerwinsten. Maar als dat zo zou zijn, dan zouden een heleboel mensen denken: "Hé, dat is leuk. Ik ga boer worden." En dan leidt die te hoge prijs dus vanzelf tot een vergroting van het aanbod en dus ook vanzelf tot een verlaging van de prijzen. Dat is het marktmechanisme.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Baudet (FVD):

Zo werkt een vrije samenleving. Op het moment dat je het omdraait en zegt "je mag geen winst maken op jouw melk, je mag geen winst meer maken op jouw gehakt", denken al die boeren: jongens, bekijk het lekker, ik ga op Ibiza wonen; ik ga wat anders doen met mijn leven; ik ga de politiek in.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik 'm hierbij even afronden.

De heer Baudet (FVD):

Dan heb je dus nog minder aanbod en gaan de prijzen nog verder stijgen.

De voorzitter:

Ik ga even kijken …

De heer Baudet (FVD):

Het spijt me zeer. We houden allebei van klassieke muziek en we zijn allebei tegen massa-immigratie, maar op economisch gebied is de PVV gewoon linkser dan de SP! I'm very sorry! Jullie zitten fout! Verander van koers. Dit werkt niet.

De voorzitter:

Ik vond dit al wat korter, dus dat ging beter. De heer Faddegon heeft nog een vervolgvraag.

De heer Faddegon (PVV):

Ik heb eigenlijk maar één vraag: wat zegt u tegen de mensen die bij de kassa de rekening niet kunnen voldoen, die nog maand over hebben terwijl hun geld al op is? Die hebben niks aan uw economische theorieën. Misschien ligt er in Frankrijk nog een mooie taak voor u, als ik u zo hoor.

De heer Baudet (FVD):

Wat wij zeggen tegen die mensen is heel simpel. Als je stopt met de klimaatplannen, de stikstofplannen schrapt en de massa-immigratie stopt, dalen de prijzen onmiddellijk. Je kunt dan de belastingen enorm verlagen. De btw kan dan omlaag, de accijnzen kunnen omlaag, de energiekosten worden lager en het wordt goedkoper om je koeien te voeden. Dat zijn allemaal reële maatregelen waar mensen iets aan hebben. Dat zijn maatregelen waardoor de prijzen dalen en de koopkracht direct stijgt. Dat is reëel beleid; dat is beleid waar wij voor zijn. Je hebt helemaal niet zo'n gigantisch grote overheid nodig als wij hebben. Als die overheid zichzelf nóg groter gaat maken door prijsplafonds, ben je averechts beleid aan het voeren.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Grinwis ook een vraag voor u heeft.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

De grafiek leidde bij mij tot twee vragen. Volgens de heer Baudet is 15 augustus 1971 de markering van de grote zondeval, namelijk het loslaten van de goudstandaard, een beslissing van president Nixon. Edin Mujagic heeft daar een fantastisch boek over geschreven, Keerpunt 1971. Bij dezen is dat van harte aanbevolen.

Ik heb een dubbele vraag. Ten eerste. Wat was de rationale waarom de Verenigde Staten die goudstandaard hebben losgelaten? Er zat een rationale achter, en dat weet de heer Baudet ook: als zij dat niet hadden gedaan, waren ze binnen de kortste keren van hun goudvoorraad af, naast heel veel andere nadelen, maar dit was een heel belangrijk geopolitiek nadeel. Ten tweede. De heer Baudet geeft af op prijsplafonds en zegt dat de markt het zelf oplost. Waarom pleit hij dan bij deze ministers voor het bepleiten van een spaarrekening speciaal voor goud bij de bank? De heer Baudet kan toch gewoon zelf een goudstaafje kopen? Daar heeft hij deze ministers toch niet voor nodig?

De heer Baudet (FVD):

Inderdaad, Mujagic is een van de vele mensen in Nederland — internationaal zijn er natuurlijk nog veel meer — die ongeveer hetzelfde zeggen als wat ik zeg. Ik claim geen originaliteit. Ik denk dat de meeste mensen, afgezien van de PVV, wel begrijpen waar ik het over heb.

Waarom gebeurde het? Om de heel eenvoudige reden dat overheden zich niet konden beheersen. De Verenigde Staten liepen hierbij voorop, maar waren niet de enige; het is in de hele westerse wereld gebeurd. En waarom konden ze zich niet beheersen? Omdat je in een democratie verkiezingen wint met allerlei verkiezingsbeloftes: cadeautjes voor die, cadeautjes voor die. Als er dan ook nog een militair-industrieel complex is dat overal oorlogen wil voeren en de druk opvoert waardoor je meer in wapens moet gaan investeren, wordt het op een gegeven moment niet meer te betalen op basis van de aanwezige goudvoorraad. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt jezelf gaan afremmen en insnoeren. Dat was de betere optie geweest. Of je kunt ultieme blufpoker spelen en zeggen: "Ons geld is op niets meer gebaseerd dan op vertrouwen. We gaan allemaal economen betalen om daar handboeken over te schrijven en om te doen alsof het heel normaal is om 2% of 3% inflatie per jaar te hebben." Dat hebben ze gedaan, maar ik denk dat steeds meer mensen erachter komen dat dit systeem op de lange termijn niet houdbaar is en ook een heel onrechtvaardig soort economie oplevert. Dat is natuurlijk het hele punt van Piketty en zo, waardoor onze vrienden van links en bij de PVV denken: je hebt meer overheid nodig om te gaan nivelleren. Nee, wacht even, om te beginnen is het hele speelveld al scheef. Dat leidt ertoe dat bij uitstek de armeren verlies draaien, want zij moeten een groter gedeelte van hun inkomen voor consumptie gebruiken. Zij kunnen niet gaan beleggen.

Dat brengt ons meteen bij de vraag over goud. Natuurlijk is het zo dat mensen die het kunnen betalen, fysiek goud in hun kluis hebben liggen of in kluizen in Zwitserland. Zij hebben allerlei huizen die waardevast zijn; zij hebben kunst die waardevast is, enzovoort. En waarom is goud intrinsiek van waarde? Omdat vrouwen goud willen en mannen vrouwen willen. Dat is de reden dat goud altijd zijn waarde zal hebben en zijn waarde zal houden. Voor gewone mensen met een paar honderd of een paar duizend euro spaargeld is de stap naar op die manier hun geld omzetten, van fiatgeld naar goud, groot. Dat kan gefaciliteerd worden met een spaarrekening op je ABN of je ING. Ik bedoel dus niet alleen een Oranjespaarrekening waar je 1,5% rente op krijgt of zo, maar daadwerkelijk een goudrekening. Dat is eigenlijk een heel creatief idee van onze partij, al zeg ik het zelf. Dat kun je gewoon organiseren en faciliteren. Dan ga je de economie als het ware hedgen tegen die alsmaar voortgaande inflatie. Het is simpel en budgetneutraal. Er is eigenlijk geen enkele reden om dat niet te doen. Zo hebben we ook meteen — daar gaat de tweede motie die ik ga indienen over — een goed argument om onze goudvoorraad eens terug te halen uit Fort Knox en naar ons eigen land te brengen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu de beurt aan de heer Ergin. Hij zal het woord voeren namens DENK.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank je wel. Ik zal mijn best doen om de speech van de heer Baudet te overtreffen.

Voorzitter. Inflatie klinkt vaak als een cijfer in een grafiek: 3%, 4%, 5%. Maar achter die cijfers gaat iets schuil wat mensen in dit land dagelijks voelen in de supermarkt, bij de huurverhoging en bij de rekeningen die maandelijks gewoon betaald moeten worden. Een gezin met twee inkomens dat eerst makkelijk rondkwam, ziet nu dat er elke maand steeds iets minder overblijft, ondanks alle tabellen en modellen. Mensen moeten gewoon moeilijke keuzes maken: ga ik voor een volle koelkast of ga ik eerst alle rekeningen betalen en kijk ik daarna hoe ik verder kom?

Voorzitter. Inflatie raakt dus niet alleen gezinnen met een krappe portemonnee. Die raakt om te beginnen onze middenstand, de harde werker, maar ook de slager, de automonteur en de kapper. Zij zien hun kosten stijgen, terwijl klanten minder te besteden hebben. Voor velen voelt inflatie als een stille nekgreep. Langzaam maar zeker wordt de adem uit de Nederlandse middenstand geperst. Het kabinet schrijft dat inflatie vooral te maken heeft met de balans tussen vraag en aanbod in de economie, en dat begrotingsdiscipline daarom belangrijk is. Maar terwijl de ECB kijkt naar de eurozone als geheel, zit Nederland al jaren met een hogere inflatie dan de rest van de Europese landen.

Ik heb daarom twee vragen aan de minister. De regering erkent dat verhogingen van productgebonden belastingen in de afgelopen jaren de inflatie extra hebben aangejaagd, maar waarom wordt dit effect pas achteraf onderkend? Waarom wordt er niet vooraf serieus gekeken naar de gevolgen van dit soort keuzes op de koopkracht van gezinnen?

Mijn tweede vraag gaat over de analyse van de bedrijfswinsten, die ook fors bijdroegen aan de inflatie. Waarom wordt er geen steviger beleid gevoerd om buitensporige winstmarges aan te pakken, met name bij bedrijven? Met andere woorden: waarom moeten gezinnen telkens inleveren, terwijl bedrijven hun winsten overeind houden? Het kan niet zo zijn dat de rekening van de inflatie steeds maar weer bij de gewone mensen in onze middenstand terechtkomt terwijl we zien — dat zien we echt aan alle beleidsplannen — dat met name grote bedrijven buiten schot blijven.

Voorzitter. We hebben het hier over modellen. We gingen net even terug naar de vijftiende en zestiende eeuw. Waar het echt om gaat als mensen in het land het hebben over inflatie, is de politieke belofte dat Nederland weer betaalbaar zou worden en dat mensen weer makkelijk naar de supermarkt zouden kunnen. Dáár gaat het om. Het gaat om die politieke belofte, die alsmaar niet wordt waargemaakt. Telkens als ik met iemand praat over bijvoorbeeld de prijzen aan de kassa, dan hoor ik van mensen dat ze zich keihard belazerd voelen. Ik zal u uitleggen waarom. Ik heb hier een vergelijking bij me. Het is een vergelijking van wasmiddel. Dezelfde fles met exact dezelfde hoeveelheid wasbeurten, namelijk 100, kost in Nederland €31 en in Duitsland €14. Het gaat niet om een verschil van een paar euro; we hebben het over meer dan het dubbele! €14 in Duitsland en €31 in Nederland.

Voorzitter. Dit is waar het om gaat. Dit is wat mensen thuis voelen. Dit is waar mensen op doelen als het gaat over inflatie. Daarom zou ik aan de minister willen vragen hoe het kan dat Nederlanders structureel de hoofdprijs betalen. Ik heb nu de vergelijking gemaakt met Duitsland, maar die zouden we ook met België kunnen maken.

Voorzitter, dit zijn mijn laatste twee zinnen. Wanneer gaat de minister ingrijpen? Gezinnen voelen zich leeggeplukt, onze middenstand wordt kapot geconcurreerd en de grote bedrijven blijven maar winst maken. Nederlanders verdienen eerlijke prijzen, geen prijsoplichting in hun eigen land.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zou ik graag het woord willen geven aan de laatste spreker. Dat is de heer Flach, die namens de SGP het woord zal voeren.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Na het college over goud van daarnet ben ik om meerdere redenen blij met de trouwring die ik om mijn vinger heb; kennelijk is die waardevast.

Voorzitter. Het debat van vanavond gaat over een onderwerp dat iedereen aangaat: de stijging van de prijzen. Alle gezinnen merken de gevolgen direct in de portemonnee. Iedereen heeft namelijk voedsel nodig. Iedereen woont in een huis waarvoor huur wordt betaald of woonlasten worden afgedragen. Velen hebben een auto, die je ook met regelmaat vol moet gooien met benzine. Maar dit gaat niet alleen burgers aan: ook de overheid heeft in haar beleid direct met inflatie te maken. Het is een van de meest bekende economische begrippen.

Voorzitter. Een groot deel van de hoge inflatie van de afgelopen jaren kwam door de hoge energiekosten, zeker in 2022, tijdens de energiecrisis. Maar dat is nu nog steeds zo: het Nederlandse inflatiecijfer lag in 2024 0,2% hoger dan het Europees gemiddelde, door hogere energieprijzen. Tegelijkertijd zijn de belastingen op energie de afgelopen jaren enorm gestegen. Dit jaar zijn die gelukkig wat gedaald en volgend jaar komt er een lichte verlaging bij. Wat de SGP betreft was dit pas een eerste stapje. Is dat ook de inzet van het kabinet?

Voorzitter. Dan de accijnzen. De prijzen aan de pomp blijven maar stijgen, of blijven — laten we het zo noemen — op een hoog niveau. Ruim de helft van de brandstofkosten bestaat uit btw en accijnzen, zaken waar de overheid direct invloed op heeft. Voor volgend jaar is de accijnsverlaging gelukkig verlengd, maar daarna gaan de benzineprijzen weer stijgen. Wat is nu de langetermijnvisie van dit kabinet op de hoogte van de accijnzen? Wat de SGP betreft gaan we de kosten voor brandstof blijvend verlagen.

Ook de boodschappenprijzen hakken er in menig gezinsportemonnee flink in. De hele keten moet verantwoordelijkheid nemen en zorgen voor eerlijke prijzen. De prijzen in Nederland zouden niet veel hoger moeten zijn dan in buurlanden. Overigens is het voorbeeld van de heer Ergin wel het minst slimme, denk ik, want wie koopt er nu nog wasmiddelen buiten aanbiedingen om? Nederland is nu eenmaal een land met een hoge promotiedruk. Dat neemt niet weg dat die producten toch duurder zijn dan in buurlanden. Welke rol ziet de overheid voor zichzelf hierin weggelegd? Is het daarbij ook niet essentieel om de loonkosten te verlagen? Hogere lasten voor ondernemingen zorgen, zeker in de voedingsmiddelenbranche, voor hogere boodschappenprijzen. Daarnaast zou de ACM meer bevoegdheden moeten krijgen om op te treden tegen excessieve prijsopdrijvingen. Deelt de minister die inzet?

Dan toch even kort iets over box 3. Want de hoge inflatie heeft ook doorwerkingen op andere terreinen. Neem de belasting op vermogen: een hoge inflatie holt je vermogen uit. De heffing op vermogen houdt ook geen rekening met het feit dat een groot deel van de waardestijging van bijvoorbeeld vastgoed eigenlijk door inflatie komt. Doordat er in box 3 geen rekening wordt gehouden met inflatie, wordt er feitelijk altijd te veel belast. Ik wil hier geen box 3-debat van maken, maar wellicht heeft de minister daar wel een visie op; die heeft hij volgens mij op zo'n beetje alles, dus dat komt goed.

Ook de overheid heeft grote invloed op de inflatie; ik zei het al. Het is dan ook terecht dat deze minister stevig inzet op trendmatig begrotingsbeleid. Maar ook met de noodzakelijke begrotingsdiscipline kan de inflatie stijgen, bijvoorbeeld door hogere indirecte belastingen voor te stellen of door nog hogere overheidsuitgaven. Dat zijn ook direct dé manieren voor de overheid om iets aan de inflatie te doen. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat ziet.

In de Miljoenennota is na het advies van de Raad van State een structuuranalyse opgenomen. Volgens mij past een thema als inflatie heel goed in zo'n structuuranalyse. Nu komt dit echter niet aan bod. Wil de minister toezeggen om in de volgende structuuranalyse ook in te gaan op inflatie en de effecten van beleid daarop?

Tot slot, voorzitter. Het is al door meerderen genoemd: ook Europese keuzes hebben invloed op de inflatie. Neem het expansieve rentebeleid van de ECB. Daar komt bij dat veel lidstaten geen bijster verstandig begrotingsbeleid voeren. Wat gaat de minister doen om de gevolgen van het Europese monetaire beleid te verzachten? En gezondheid, zeg ik tegen de heer Van der Lee.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik stel voor om tot 17.30 uur te schorsen. Daarna gaan we verder met de eerste termijn van het kabinet.

De vergadering wordt van 17.02 uur tot 17.31 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. We zijn aangekomen bij de eerste termijn aan de zijde van het kabinet. Ik zie dat de minister van Financiën klaarstaat. Ik neem aan dat hij als eerste het woord zal voeren en dat daarna de heer Karremans verder zal gaan. Ik geef graag het woord aan de minister van Financiën.

Minister Heinen:

Voorzitter, dank u wel. Ik ben vandaag de boekhouder van dienst en de heer Karremans is de supermarktmedewerker van dienst, dus hij zal die vragen beantwoorden. Laat me eerst een paar inleidende woorden uitspreken voordat ik naar de beantwoording van de vragen ga.

Het is goed dat we vandaag over dit onderwerp spreken. De prijzen zijn de afgelopen jaren fors gestegen. Dat hebben we allemaal kunnen merken. Dit noemen we inflatie en dat heeft geleid tot veel zorgen. Inflatie raakt gewone Nederlanders immers hard in de portemonnee, holt de koopkracht uit en zorgt ervoor dat spaargeld minder waard wordt. Na een enorme inflatiegolf in eerdere jaren zien de cijfers er nu gelukkig wel beter uit. De inflatie was het afgelopen jaar, in 2024, 3,3%. Dat was zelfs al ietsje lager dan was verwacht. Het CPB verwacht voor volgend jaar, dus 2026, een inflatie van 2,3%. Ik ga straks in op de specifieke vragen van de heer Vermeer en de heer Faddegon op dit punt. Ik kan er wel gelijk bij aanwijzen dat recente maandcijfers voor de inflatie passen bij deze verwachting, maar daar ga ik straks specifieker op in. Inmiddels zien we ook dat de lonen harder stijgen dan de inflatie, waardoor de koopkracht sinds lange tijd weer toeneemt. Dat heeft u ook in de Miljoenennota kunnen lezen. Ook hier ga ik straks nader op in.

We merken echter nog steeds de gevolgen van de zeer hoge inflatie uit 2022. Deze werd vooral veroorzaakt door twee uitzonderlijke schokken. Ik denk dat het goed is die weer in herinnering te brengen voordat we aan het inhoudelijke debat beginnen. We hadden uiteraard de coronapandemie en het snelle economisch herstel erna, en de Russische inval in Oekraïne en de hoge energieprijzen als gevolg daarvan. Dit werd versterkt door het stimuleringsbeleid van overheden en centrale banken, dat juist gericht was op het stimuleren van de economie om zo de vraaguitval te compenseren. Dat was uiteraard ook te begrijpen. Maar bij een aantrekkende economie, die onverwacht snel aantrok, zorgde dat beleid wel voor een hogere vraag dan waarin het aanbod kon voorzien. De Europese Centrale Bank heeft vervolgens ingegrepen met renteverhogingen en de afbouw van opkoopprogramma's, en dat was ook goed. Overheden daarentegen zijn wel doorgegaan met expansieve begrotingen, wat de bestrijding van de inflatie lastiger maakte. Daarom ook mijn continue oproep om minder uit te geven.

Voorzitter. Vooruitkijkend maken economische onzekerheden zoals handelstarieven en geopolitieke ontwikkelingen de inflatieverwachtingen wel onzeker, net als de staat van de overheidsfinanciën. Dat moeten we ons ook realiseren. Het is daarom belangrijk om vast te houden aan begrotingsdiscipline en het trendmatig begrotingsbeleid, waarbij de overheid niet onnodig druk zet op de economie in mindere tijden, maar ook niet onnodig extra olie op het vuur gooit met hogere uitgaven in goede tijden. Uiteindelijk doet ze dat natuurlijk met maar één doel, namelijk om de portemonnee van de gewone Nederlanders te beschermen.

Na die inleidende woorden wil ik gaan naar de inhoudelijke vragen die zijn gesteld. Ik doe dat langs de volgende onderwerpen. Er waren een aantal vragen in het thema macro-economie en overheidsfinanciën. Er waren er ook een aantal op het gebied van de koopkracht. Daarna komen de vragen over de belastingen, een aantal internationale vergelijkingsvragen en tot slot het thema overig. Langs die volgorde wil ik de vragen van de Kamer langsgaan.

Dan begin ik bij macro-economie en overheidsfinanciën. De heer Faddegon stelde in deze categorie de eerste vraag. Hij had een meer fundamentele vraag. Hoe realistisch is een daling van de inflatie volgend jaar? Ik refereerde in mijn inleidende woorden er al aan dat het CPB een daling van de inflatie van 3,2% naar 2,3% raamt voor het komende jaar. Uiteraard is dat geen glazen bol. Net als het weerbericht is het een voorspelling op basis van de beste modellen die we hebben. Je weet dat natuurlijk nooit met 100% zekerheid, maar het gaat in een dalende richting. Ik refereerde er net al aan dat de cijfers die wij zien, op die dalende richting wijzen.

De belangrijkste oorzaak van de daling is een daling van de loongroei. We hebben natuurlijk een enorme inhaalgroei gezien als gevolg van de hoge prijsontwikkeling. Als gevolg zien we ook dat de diensteninflatie daardoor daalt, tenminste in de ramingen. We zien in de werkelijkheid dat de looneis van vakbonden ook lager is dan vorig jaar. Dat is begrijpelijk, want toen waren de prijsontwikkelingen natuurlijk ook zeer hoog. Dat heeft ook weer gevolgen voor de arbeidsmarktkrapte; die neemt af. Zo hangt alles met elkaar samen. Ook de verlaging van de brandstofaccijns draagt bij aan de dalende inflatie, maar ik moet er wel bij zeggen dat dat een tijdelijk effect is. Als je die namelijk niet structureel maakt, dan zal je de delta de andere kant op zien werken in 2027. Dit is even een technische uitleg, maar ik hoop dat ik daarmee de vraag van de heer Faddegon heb beantwoord.

De heer Grinwis vroeg of ons begrotingsbeleid niet extra olie op het vuur gooit. De heer Grinwis is nog niet aanwezig in de zaal, maar ik ga de vraag toch beantwoorden. De heer Flach stelde deze vraag namelijk ook. O, die is ook afwezig. Die hebben een onderonsje blijkbaar. Het begrotingsbeleid — in Angelsaksische termen heet dat het fiscale beleid — en het monetaire beleid werken natuurlijk op elkaar in. In de ideale situatie werkt dat ook in tandem: als je het monetaire beleid verkrapt, zou je ook het begrotingsbeleid moeten verkrappen, om daarmee meer effect op de inflatie te kunnen bewerkstelligen. Als je het monetaire beleid verkrapt, maar het begrotingsbeleid niet verkrapt, werkt dat natuurlijk tegen elkaar in. Ik hoef u niet uit te leggen dat het begrotingsbeleid een nationale aangelegenheid is en het monetaire beleid een Europese aangelegenheid. Die coördinatie is lastiger, maar in theoretische zin ben ik het er natuurlijk mee eens dat een expansieve begroting niet helpt bij het bestrijden van inflatie.

Ik wijs er wel op dat het vorige kabinet een van de meest expansieve begrotingen had in lange tijd. De heer Grinwis was daar onderdeel van, maar ook de partij waarvoor ik actief ben, dus dat is in geen enkele zin verwijtend bedoeld. We zien de gevolgen daar ook van in termen van onderuitputting: het geld kregen we niet uitgegeven. Dat helpt niet bij het bestrijden van inflatie. Maar goed, de eerlijkheid gebiedt ook te zeggen dat niet altijd te voorzien is hoe je begrotingsbeleid zich verhoudt tot de prijsontwikkeling. Dat is de reden waarom ik ook blijf hameren op het trendmatig begrotingsbeleid. Dat heeft namelijk een macro-economische stabilisatiefunctie, los van het begrotingsdisciplineargument. Daarmee heb ik naar tevredenheid de vraag beantwoord, want ik zie geen vragen van de heer Grinwis en de heer Flach.

Voorzitter. De heer Vermeer vroeg naar de krappe arbeidsmarkt. Wordt die niet veroorzaakt door een expansieve overheid? Ook hierover zeg ik: het helpt in algemene zin niet dat een overheid een expansieve begroting heeft als dat ook tot gevolg heeft dat dat meer personeel, arbeidskracht en fte, absorbeert in de publieke sector, dat niet meer kan worden ingezet in de private sector. In algemene zin volg ik de theoretische exercitie die de heer Vermeer uiteenzet in zijn bijdrage. Ik moet er wel bij zeggen dat de overheid niet direct de inflatie stuurt met de omvang van de begroting. Het heeft natuurlijk wel met elkaar te maken.

Mevrouw Van Dijk had in deze categorie ook nog een vraag, namelijk over het ambitieniveau voor investeringen. Dat is een zeer terechte vraag, ook in het licht van dit debat. Als je ervan uitgaat dat investeringen de aanbodzijde van de economie versterken, helpt dat natuurlijk bij de prijsstabiliteit. Als de vraag hoog is, kan je twee dingen doen: de vraag minderen of het aanbod versterken. Het aanbod zit natuurlijk meer op de lange termijn en daar heb je investeringen voor nodig. Zolang de groei van de consumptieve uitgaven niet wordt beperkt … Dat is wel een opgave die wij met elkaar hebben. Dat is een moeilijke politieke discussie, want die zitten natuurlijk ook in de sociale zekerheidssfeer. Dat zijn natuurlijk ook uitgaven waar mensen afhankelijk van zijn geworden of op rekenen als men een baan verliest of ziek wordt. Dat zijn wel consumptieve uitgaven en zolang we die niet beperken — we zien die wel zeer toenemen — gaat dat bij een gelijkblijvend budget natuurlijk ten koste van de investeringen. Dan zie je het dus achteruitlopen.

Verder laten we deze discussie natuurlijk voornamelijk, aangezien ik hier in demissionaire status sta, aan een volgend kabinet. Dus enige bescheidenheid past mij. Er is wel een toezegging gedaan aan de heer Bontenbal, voor de AFB. Hij heeft gevraagd om een analyse te maken van hoe consumptieve uitgaven en de investeringen zich ontwikkelen. Ik weet dat de heer Vijlbrief daar ook naar heeft gevraagd en heeft gezegd: eigenlijk zouden we het debat eens met elkaar moeten voeren over hoe we dat onderscheid nou maken, ook in het licht van wat je via een begroting financiert. Daar had ik een eerdere uitwisseling over met de heer Vijlbrief, over wat je nou financiert via een begroting en wat je eventueel financiert via fondsen of investeringsinstellingen. Daar gaat natuurlijk wel de fundamentele discussie aan vooraf over wat consumptieve uitgaven zijn en wat investeringen zijn. Dus daar kom ik op terug. Ik doe dat in de antwoordenset van de vragen die zijn gesteld vooruitlopend op de Algemene Financiële Beschouwingen. Ik kan u zeggen dat ik ook zeer uitkijk naar dat debat. Dat is toch wel het mooiste debat van jaar. Voor financieel specialisten in ieder geval.

Dan wou ik gaan naar het onderwerp koopkracht. Daar zijn ook nog een paar vragen over gesteld, door de heer Vijlbrief in de eerste plaats. Hij vroeg mij wat ik in mijn rol als minister van Financiën kan doen aan de huurprijzen, die in zijn analyse sneller stijgen dan de lonen. Daar wil ik één ding tegenover zetten, namelijk dat de huren vanaf 2022 met ongeveer 15% zijn toegenomen en de cao-lonen in dezelfde periode met ruim 21% zijn gestegen. Ik denk dat we echt fundamenteler moeten kijken. Daar hoef ik de heer Vijlbrief niet van te overtuigen. Het zit echt in het woningtekort.

Dan over de woningmarkt. Uiteindelijk is in de economie alles terug te brengen tot vraag en aanbod. Ik hoef niemand ervan te overtuigen, zeker de heer Vijlbrief niet, dat de knelpunten van de woningmarkt vooral aan de aanbodzijde zitten en niet zozeer aan de vraagkant. Je kan uiteraard de vraag proberen te remmen — ik heb daar ook voorstellen voor gezien in de verkiezingsprogramma's — maar mensen moeten uiteindelijk toch kunnen wonen. We zullen dus echt alles op alles moeten zetten om het aanbod te vergroten, om ook daarmee de prijzen te drukken.

De heer Grinwis had ook een vraag in de categorie koopkracht, namelijk of ik erken dat het leven van gezinnen met lage inkomens er financieel niet eenvoudiger op is geworden sinds 2021. Laat mij ook hier in algemene zin over zeggen dat het als je een beperkt inkomen hebt of een kleine beurs echt geen vetpot is en dat het soms echt zwaar is. We kennen allemaal de schrijnende gevallen van mensen die als ze bij de kassa staan zich toch even zorgen maken over het bedrag dat verschijnt en of, als ze pinnen, het bedrag nog wel op hun rekening staat of als ze een uitnodiging krijgen voor een verjaardag — dat is eigenlijk iets heel leuks — de zorgen toenemen uit het besef dat je ook iets moet meenemen en dat dat net de kosten zijn die je niet kan betalen. Ik ben me daar zeer van bewust en ik snap ook dat dat tot stress leidt bij mensen thuis.

We moeten alles doen om de armoede te verlagen en de koopkracht te verbeteren. Dat wil ik eigenlijk in algemene zin hierop zeggen. Als wij als financieel specialisten de wat meer zakelijke analyse maken, moet ik er wel op wijzen dat de armoede enorm is gedaald. Ik doe daarmee niks af aan de tragiek die ik net beschreef, namelijk dat mensen in de stress zitten, maar we gaan wel de goede kant op met elkaar en het is natuurlijk wel iets moois om te constateren dat de armoede daalt. We moeten alles inzetten om die trend door te laten gaan, want uiteindelijk zijn we natuurlijk pas tevreden als armoede helemaal uitgebannen is.

Er waren ook vragen over de buffelboete, het politieke label dat daar nu aan is gehangen. In de Miljoenennota heeft u het al kunnen lezen. Dat was ook naar aanleiding van de inzet van het kabinet, toen dat nog bestond uit drie dragende partijen. Ik weet dat de minister van SZW in zijn rol destijds — nu is hij fractievoorzitter van de NSC-fractie — daar ook op heeft ingezet. Dat waren de effecten als gevolg van de afbouw van de algemene heffingskorting, die weer een reactie was op het koopkrachtbeeld dat naar de mening van de politieke partijen onevenwichtig was. Dat had gevolgen en daar zijn we in deze Miljoenennota deels aan tegemoetgekomen. Dat zagen we vooral bij de sociale ontwikkelbedrijven. Er is extra budget vrijgemaakt om te zorgen dat die lonen omhoog kunnen.

Maar, voorzitter, als u mij toestaat: er is ook een motie ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Daarin is een verzoek ingediend om een brief met een technische uitleg en varianten voor wat je hier nog meer aan zou kunnen doen. Het kabinet komt hier dus nog op terug. Ik zal het opnemen in de vragenset die wij u doen toekomen. Ik zou graag dit onderwerp daar verder met elkaar willen uitbenen, want dan hebben we allemaal dezelfde informatie.

Dat was in de categorie koopkracht. Dan wil ik naar de categorie belastingen gaan, want daar is ook een aantal vragen over gesteld. Ik begin met de vraag van de heer Van der Lee. Hij stelde ook een vraag die mij niet verraste, want die is al vaker aan mij gesteld. Zijn vraag was eigenlijk wat er mogelijk is met betrekking tot het afromen van hogere winsten. In zijn politieke overtuiging zouden we dat vaker moeten doen. Ik wijs erop dat winsten uiteraard al worden belast met de winstbelasting. Meer winsten betekent dus ook meer belastingen. Ik denk dat het ook wel goed is om dat weer in herinnering te brengen. Als je geen winst maakt, wordt die belasting ook niet betaald, dus ik hoor hier impliciet eigenlijk ook een pleidooi voor winstgevende bedrijven, zodat er ook meer belasting afgedragen kan worden. Dat erkent de heer Van der Lee ook. Ondernemers die ik spreek, zeggen ook: belasting afdragen vind ik fijn, want dat betekent dat ik winst maak en dat het goed gaat; maar pas dan wel een beetje op met het niveau van de belastingen. Dat is het bekende debat dat wij hier met elkaar voeren.

De heer Van der Lee wees in zijn vraag ook op overwinst. Wij weten ook met elkaar dat dat lastig juridisch af te bakenen is. Er is immers geen harde lijn tussen normale winst en overwinst. Dat maakt het juridisch ook kwetsbaar als je dit pad op zou gaan. We zagen dat ook in het verleden, toen we die hoge energieprijzen hadden, waar ik net ook naar verwees in het kader van die inflatiespike, van die piek die we zagen. We hebben toen in het kader van overwinsten natuurlijk een solidariteitsbijdrage ingevoerd op de energiebijdrage en we hebben die mijnbouwheffing verhoogd, maar we lopen hier nog steeds tegen juridische grenzen aan. Er lopen ook nog rechtszaken, omdat het juridisch zo kwetsbaar is, juist omdat die afbakening niet eenduidig is. Ik snap het in retorische zin, maar in meer juridische zin is dit dus wel echt een lastig. Dan zet ik even een punt, voorzitter. Dat is een beetje uitlokking.

De voorzitter:

Ja, heel goed. U heeft een interruptie van de heer Van der Lee. Ik had van tevoren nog niet aangegeven hoeveel interrupties we zouden doen. Ik stel zes interrupties voor, als ze allemaal kort zijn.

Minister Heinen:

Ik vermoed dat ze worden opgespaard voor onze supermarktexpert.

De voorzitter:

Dat vermoed ik ook.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, toch even op dit punt. Dank voor de beantwoording, hoor, maar het voorbeeld dat de minister noemt, is een uitwerking van een Europese richtlijn is.

Minister Heinen:

Ja, dat klopt.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Het is dus niet nationaal beleid geweest; het is een implementatie ervan. Maar moet ik de minister nou zo beluisteren dat hij de juridische kwetsbaarheid van zoiets zodanig vindt dat hij voor de toekomst uitsluit dat we ooit nationaal zouden kunnen besluiten tot het afromen van overwinsten die in een sector worden gemaakt, zelfs als het gaat om een sector waarin er heel duidelijk een kartel of een versterkt oligopolie is?

Minister Heinen:

Ik vind het lastig om te speculeren over de toekomst; what if? Maar het belasten van overwinsten komt natuurlijk vaak langs in politieke debatten. Dan wordt er een krachtig verzoek neergelegd, omdat er een gevoel van rechtvaardigheid in zo'n debat zit, zo van: er worden winsten gemaakt en die moeten terug. Tegelijkertijd is het maken van winst natuurlijk wat een bedrijf drijft en is het lastig om te meten wat overwinst is en wat normale winst is. Als je daarin als overheid selectief beleid voert, loop je toch wel tegen juridische grenzen aan met de zeer hoge waarschijnlijkheid dat een rechter daar niet in meegaat en dat het leidt tot terugvorderingen. Dat is dus onverstandig.

De vraag wat het gewenste niveau van belasting en winstbelasting is, is natuurlijk een politiek debat. Ik begrijp de heer Van der Lee, die, denk ik, zit aan de kant die vindt dat de winstbelasting hoger kan. Andere politieke partijen zeggen: pas daarmee op, ook in het kader van ons vestigingsklimaat. Dat is een ander type debat. Maar zeggen dat wij vanuit politiek oogpunt winsten in bepaalde sectoren niet rechtvaardig vinden en dat wij daar specifiek op gaan belasten, is echt juridisch kwetsbaar. Ik zie daarin geen duidelijke grondslag voor toekomstig beleid, maar ik kan natuurlijk nooit uitsluiten dat zoiets gebeurt in een crisis, omdat we hier in het verleden ook weleens toe zijn overgegaan — dat is precies waar de heer Van der Lee op wijst — maar dat was wel echt in een andere context en een andere crisissituatie.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, dus de minister is er weinig enthousiast over; zo vat ik het maar even samen. Dat verrast me niet, hoor. Hij is daar namelijk consistent in. Maar ik vond die discussie over de winstquote versus de arbeidsinkomensquote wat minder prettig in de Miljoenennota. Maar misschien loop ik dan een beetje vooruit op volgende week.

Minister Heinen:

De aiq.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, de aiq. De vorige keer stond er een mooie tabel in en zag je ook de lijntjes uit elkaar lopen, maar deze keer zien we toch een beetje een bagatelliserende tekst, zo van: nou ja, we weten eigenlijk niet precies hoe het komt. Maar één ding weet de minister zeker: het is geen uitgangspunt op basis waarvan je beleid kunt maken; we gaan niet op basis van het verschil tussen de winstquote en de arbeidsinkomensquote beleid maken. Die conclusie verbaasde me wel, want hoe gaan we anders de verdeling van de lasten tussen bedrijven en mensen die werken in de gaten houden? Het is toch heel normaal om daarop te sturen?

Minister Heinen:

Dat is een andere vraag. Laat ik het even in de juiste volgorde beantwoorden. Allereerst hebben we in de Miljoenennota een uitgebreidere analyse van de arbeidsinkomensquote opgenomen, omdat we zagen dat die weer actueel werd. Hoewel het debat daarover in de jaren zeventig en tachtig zeer levendig was, is dat enigszins naar de achtergrond geraakt. We hebben daar een uitgebreidere analyse over opgenomen en die proberen te plaatsen in historisch perspectief met ook een doorkijkje naar de toekomst. Daarin hebben we aangegeven dat je in tijden van hoge inflatie ziet dat de winstinflatie in de eerste plaats toeneemt en dat dat vertraagd doorwerkt in lonen. Dan zie je dus de aiq in de eerste plaats dalen en later weer toenemen. Dat is ook precies de analyse die in de Miljoenennota wordt gemaakt.

Daarnaast is de vraag: waar stuur je op? Uiteindelijk is het natuurlijk aan de politici om de variabelen te definiëren waarop ze hun beleid willen baseren. In de Miljoenennota hebben we aangegeven dat wij in het debat dat wij voeren kijken naar koopkracht. Platgeslagen: wat betekent het voor de portemonnee van mensen thuis? Dan is de aiq niet de beste variabele om op te sturen, maar dan kijk je naar koopkracht en koopkrachtontwikkelingen. Dat hebben we geprobeerd aan te geven in de Miljoenennota. Ik kijk er zeer naar uit om dit debat ook bij de Financiële Beschouwingen — ik doe een kleine voorspelling — verder te gaan voeren.

De voorzitter:

We kijken ernaar uit.

Minister Heinen:

Dit is wel een wat ouderwetse discussie hoor, over de aiq. Ik denk dat we inmiddels wat verder gevorderd zijn in de fijnmazigheid van ons beleid.

Dan wil ik naar box 3 gaan. De heer Flach had daarover nog een vraag: belast je op nominale termen of reële termen? Hij had gelijk: in het box 3-tarief wordt geen rekening gehouden met inflatie. Maar het heffingsvrije vermogen in box 3 wordt natuurlijk wel jaarlijks geïndexeerd. Ik denk dat we met z'n allen niet kunnen wachten om in het toekomstige stelsel naar het reële rendement te gaan. Dan gaan we van het heffingsvrije vermogen naar het heffingsvrije inkomen. Dat wordt ook gewoon geïndexeerd en daarmee kom ik dan tegemoet aan de heer Flach. Daarin houden we dan natuurlijk wel rekening met de inflatie, wat terug te zien is in de indexatie van deze grenzen.

De heer Ergin had ook een vraag aan mij. Hij had ook wat mooie plaatjes meegenomen, maar ik laat het aan de heer Karremans om daar zo dadelijk op in te gaan. Voor mij had hij de vraag waarom we pas achteraf kijken naar de gevolgen voor de koopkracht van de verhoging van productgebonden belastingen. Het kabinet maakt in augustus, zoals u afgelopen maand ook heeft kunnen zien, het koopkrachtbeeld. Daar maken we beleid op. Het kabinet heeft nog een aanpassing gedaan als het gaat om de arbeidskorting. Mevrouw Van Eijk had daar een goeie analyse bij, namelijk dat de arbeidskorting iets is verhoogd om het niveau van uitkeringen en werkenden gelijk te trekken. Dat ziet u ook terug in de MEV-doorrekening, de Macro Economische Verkenning, van het Centraal Planbureau. Daarin ziet u een evenwichtig koopkrachtbeeld. We vonden het netjes om ook in demissionaire staat een zo evenwichtig mogelijk beeld neer te leggen. Daarbij kijken we dus juist vooruit en proberen we, zoals ik al zei, een evenwichtig koopkrachtbeeld neer te leggen. De macro-economische effecten, zoals loonstijgingen en inflatie, worden hier wel in meegenomen, maar de realisatiecijfers weet je natuurlijk altijd pas achteraf. Je doet het op basis van ramingen, maar de realisaties kunnen daarvan afwijken.

De heer Flach had nog een vraag over de energiebelasting en accijnzen. Hij stelde eigenlijk een meer filosofische vraag naar de visie op accijnzen en de energiebelasting. Als u het mij als liberaal vraagt, zal ik natuurlijk altijd zeggen: die vind ik te hoog. Dit antwoord leidt niet tot verbazing in het SP-vak, hoor ik. Dat antwoord zou ook onrecht doen aan de situatie waarin we zitten, want ik sta hier als minister van Financiën, namens het kabinet. Ik ben ook verantwoordelijk voor de inkomsten van het Rijk. Daar heb je belastingen voor nodig. Als de Kamer de wens heeft om belastingen te verlagen, dan zal ik u er altijd op wijzen dat je die elders zult moeten verhogen. Dat is natuurlijk de discussie die we met elkaar moeten voeren, maar hier past ons vanwege de demissionaire status van dit kabinet enige terughoudendheid.

De heer Flach (SGP):

Ik begrijp dat. Je moet zeker als minister van Financiën altijd wel knoppen hebben om aan te draaien als al die andere ministers in vak K voortdurend met wensen komen. Zo werkt dat ook. Mijn vraag komt eruit voort dat het soms een beetje lijkt alsof we tijdelijke maatregelen permanent maken. De verschillen met buurlanden zijn ook best groot. Wordt het dus, nu of in een volgend kabinet, geen tijd om daar gewoon een langetermijnvisie op te hebben? Er zat heel vaak een maakbaarheidsgedachte in, zo van: als we de accijnzen nou maar wat opschroeven, dan gaan mensen wel een ander vervoersmiddel kiezen. Dat blijkt gewoon niet zo te zijn. Mensen zijn nou eenmaal gehecht aan hun heilige koe. Is de minister het met me eens dat we daar in de volgende kabinetsperiode echt een langetermijnvisie op moeten hebben?

Minister Heinen:

Ja, daar ben ik het mee eens. Dank voor deze vraag. We hebben als kabinet natuurlijk de Kamer goed gehoord, die eigenlijk van links tot rechts aangaf dat ze de prijs echt te hoog vindt en dat de accijnzen nu verder verhogen niet wenselijk is, ook in het licht van de grenseffecten. We hebben dat dus ingepast. We hebben dat ingepast voor een jaar, omdat ik ervan uitga dat de formatie korter duurt dan een jaar, maar dat hangt wel af van de vraag of we elkaar een beetje heel houden in dit parlement. Dat geeft een volgende coalitie in ieder geval de gelegenheid om hier in zo'n formatie een goede discussie met elkaar over te voeren. Als ik dat niet had gedaan, dan had een volgende Kamer echt maar enkele weken gehad om deze keus te maken en dan zet ik ze eigenlijk voor het blok. Dat vond ik niet netjes, dus heb ik namens het kabinet besloten om het een jaar uit te stellen, om in ieder geval de gelegenheid te geven om deze analyse wel te kunnen maken. Het hangt natuurlijk af van waar je voor kiest. Er zijn partijen die de hogere accijnzen vanuit hun politieke overtuiging wenselijk vinden om elektrisch rijden te stimuleren. Dus er zitten natuurlijk meerdere argumenten in deze discussie. Maar dit kabinet heeft ervoor gekozen om de prijzen niet verder te verhogen, vanuit de gedachte dat ze al vrij hoog zijn.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

We hebben het er nu toch over, volgende week waarschijnlijk weer. Ik vind deze manier van omgaan met de accijnzen toch wel heel problematisch. Toen de heer Heinen nog Kamerlid was, zagen we dat hij een greep uit het Groeifonds deed. Nu laat hij mensen met een laag inkomen — 70% van hen heeft geen auto — meebetalen aan het voorkomen van een accijnzenverhoging. Dat is weer een denivellerende ingreep en ook nog eens totaal in strijd met de begrotingsregels. Daar wijst ook de Raad van State op. Dus wat zijn we hier nou aan het knoeien?

Minister Heinen:

Het is niet in strijd met de begrotingsregels, want de kosten zitten aan de inkomstenkant van de rijksbegroting en de dekking zit ook aan de inkomstenkant van de rijksbegroting. Dus het is niet waar dat het strijdig is met de begrotingsregels. U ziet dat het incidentele effect dusdanig groot is dat je dat structureel moet dekken. Het kabinet heeft ervoor gekozen om een overdekking in latere jaren te doen, zodat het binnen de begrotingsperiode weer wordt ingelopen. Dat is gebruikelijk; dat is in het verleden ook gebeurd. Dat is niet strijdig met de begrotingsregels.

Voor de inkomsteneffecten streven we naar een evenwichtig koopkrachtbeeld. Dat ziet u ook in de Miljoenennota. De accijnsverlaging is daar ook onderdeel van. Je ziet dus ook dat dat op een evenwichtige manier effect heeft op alle inkomstengroepen. Het hakt er natuurlijk enorm in bij lage inkomens die gebruikmaken van een auto. Daar is het effect procentueel groter. Om niet alleen naar de automobilist te kijken, hebben we tegelijkertijd ook de korting op het regionaal ov die via de brede doeluitkering liep, ook met een jaar uitgesteld. De staatssecretaris van IenW heeft de deal weten te maken dat in ieder geval de komende twee jaar ook daar de prijzenstijging gedempt wordt, omdat het kabinet zich natuurlijk ook bewust is van het feit dat niet iedereen autorijdt en dat mensen ook het openbaar vervoer nodig hebben om van A naar B te komen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik zeg het nog maar een keer: 70% kan zich helemaal geen auto veroorloven, dus het bereikt hen echt niet. Het bereikt een kleine groep wel — dat zie ik — maar veruit de grootste groep niet. Je kunt twisten over de begrotingsregels, maar feit is ook dat die accijnsverlaging nu voor een groot deel gewoon uit het saldo wordt gefinancierd. Het inkomensbeeld is gewoon negatief, toch? De minister zegt dat we het dan in de toekomst gaan financieren met lastenverzwaringen die op het bordje van het volgende kabinet komen. Nou ja, dit is toch echt niet netjes.

Minister Heinen:

Ik snap natuurlijk dat ik vanuit de verhoudingen van oppositie en coalitie kritiek kan verwachten op een Miljoenennota. Dat hoort er ook bij, dus in die zin snap ik de kritiek van de heer Van der Lee. Op inhoudelijke gronden snap ik die alleen niet, omdat ik een sluitend lastenkader aflever. De heer Van der Lee weet ook dat dat lastenkader over een meerjarige periode moet sluiten. Dat doet het. Ik verwacht uiteraard geen bloemen, maar we laten wel gewoon sluitende kaders na, zoals we die ook met elkaar hebben vastgesteld aan het begin van de kabinetsperiode. Helaas is dat slechts een jaar geleden.

Voorzitter. Dan wil ik naar het onderwerp internationaal gaan. Daarna heb ik nog wat overige vragen. Ik voer het tempo op om ook de gelegenheid te geven om over de supermarktprijzen te praten. Ik weet dat iedereen daar uiteindelijk het debat over wil hebben.

De voorzitter:

Dat is ontzettend mooi, maar ik zie dat de heer Vijlbrief al klaarstaat en graag wil interrumperen.

De heer Vijlbrief (D66):

We sparen ze allemaal op, maar ik doe er toch eentje bij de minister van Financiën. We hadden het eigenlijk over de inflatie. We wisten ook wel dat het met de AFB zou gaan samenlopen, maar ik heb de volgende vraag aan de minister van Financiën. Mijn stelling in mijn eigen bijdrage was dat de samenstelling van de overheidsuitgaven er ook toe doet voor de inflatoire tendensen. Met andere woorden: deelt de minister van Financiën het beeld dat het steeds bevorderen van de consumptie door de overheid, de inflatie meer bevordert dan wanneer je het geld uitgeeft aan de toekomst, om het maar even zo te zeggen?

Minister Heinen:

Hier heeft de heer Vijlbrief een goed punt. Ik heb precies deze analyse gemaakt in de brief, de inflatiebrief, die we volgens mij in maart van dit jaar hebben gestuurd, ook naar aanleiding van moties die waren ingediend. Je kan kijken naar de omvang van een begroting, maar ook de samenstelling van de begroting is relevant voor dit vraagstuk. In die brief hebben we daar een uiteenzetting over gegeven. De heer Vijlbrief heeft natuurlijk gelijk: hoe meer dat consumptief gericht is, hoe meer dat aan de vraagzijde van de economie tot uiting komt. En hoe meer je dat richt op investeringen, hoe meer dat ten goede komt aan de aanbodzijde van de economie, wat in dit geval, bij een opwaartse druk op prijzen, natuurlijk veel verstandiger is. Daar zijn wij het over eens.

Dan wil ik naar het onderwerp internationaal, met een aantal vragen over het monetaire beleid en de ECB. Ik zeg daar in algemene zin direct aan de voorkant bij dat de centrale bank natuurlijk onafhankelijk is in het bepalen van zijn beleid. Dat erkennen we hier ook met elkaar, maar ik snap de vragen die hierover zijn gesteld. Ik ga dit echter nog een paar keer herhalen, omdat de onafhankelijkheid van instituties een ontzettend groot goed is, ook in het licht van de inflatie. Als instituties niet meer onafhankelijk zijn, zal je ook een inflatoire druk gaan zien. Het enige wat centrale banken hebben, is hun reputatie. Als daaraan getwijfeld wordt, heeft dat ook direct effect op de prijsstabiliteit; dat zien we ook in de Verenigde Staten. Ik weet dat de Kamer dit ook vindt, maar ik kan dit niet vaak genoeg benadrukken.

De heer Grinwis had een vraag over negatieve rentes. Hij zei: die zou een centrale bank nooit meer mogen hanteren. Ik wijs hierbij op de disclaimer die de heer Grinwis ook in zijn bijdrage maakte: het is goed dat de ECB onafhankelijk is. Eigenlijk wou ik het daar ook bij laten. Ik vind hier van alles van, maar in mijn rol als minister van Financiën siert het mij niet om daar stimulerende opmerkingen over te maken — laat ik het zo zeggen — maar het is natuurlijk een vrij exceptionele periode geweest met de negatieve rentes die we hebben gezien. Daar hebben we ook vele debatten met elkaar over gevoerd.

De heer Vermeer had ook een vraag. Hij vroeg wat het gebrek aan begrotingsdiscipline in de eurozone op de lange termijn voor de inflatie betekent. Wat betreft de eurozone en de begrotingsdiscipline denk ik dat het niet zozeer gaat om de omvang van de begroting en het feit dat daar een opwaartse druk op de prijzen van uitgaat. Ik denk dat het een uiting is van het gebrek aan het maken van juiste keuzes in de nationale economieën waardoor productiviteit achterblijft, in het licht van dezelfde discussie over consumptief versus investeringen. Er wordt in Europa onvoldoende hervormd om de productiviteit te verhogen. Uiteindelijk is het verhogen van de productiviteit, en dus de productiecapaciteit van de economie, de beste garantie dat extra vraag geabsorbeerd kan worden in de economie en geen opwaartse druk heeft op de prijzen. Ik ben het in die zin dus eens dat het gebrek aan begrotingsdiscipline niet bijdraagt aan de kracht van de economie, als ik het even in algemene termen mag samenvatten. Maar ik denk dat de omvang minder effect heeft dan het feit dat er onvoldoende hervormd wordt, wat gevolgen heeft voor de productiviteit. Dat is op zichzelf niet goed voor de inflatie. Ik kijk even de heer Vermeer aan om te zien of hij deze analyse kan volgen. Ik zie dat hij knikt. Wij filosoferen samen wat af over de economie.

Dan had de heer Vermeer het ook over gemeenschappelijke schulden en de inzet daarvan. Hij verwees specifiek ook naar het TPI, het Transmission Protection Instrument, van de ECB. Hij vroeg of dat ook een risico is voor de begrotingsdiscipline, voor hogere inflatie. Zoals u weet is dit kabinet geen voorstander van het aangaan van nieuwe gemeenschappelijke schulden en van nieuwe instrumenten die dat stimuleren. TPI is van de ECB en is niet ongeclausuleerd, dus dat kan alleen ingezet worden wanneer rentestijgingen in lidstaten wanordelijk zijn, zoals ze dat zelf zeggen, of niet in lijn zijn met de financiële fundamenten. Maar als ze het gevolg zijn van het gebrek aan politieke keuzes, is dat geen rechtvaardiging om het TPI in te zetten, zoals de ECB zelf ook zegt. Ik denk wel dat het feit dat de ECB zich in het verleden vrij actief heeft ingezet voor het opkopen van schulden in die zin de verwachtingen wekt op de financiële markt dat ze dat weer zullen doen. Daardoor zie je risicopremies nu beperkt stijgen. Maar uiteindelijk zegt de ECB zelf ook: het TPI is niet opgericht om begrotingssteun te geven. Ook in de gesprekken die ik met de ECB zelf voer, zoals vorige week nog in Kopenhagen, is de president van de ECB daar heel duidelijk over. Hij zegt: de ECB is er niet om rentestijgingen op staatsleningen als gevolg van politieke schulden te compenseren. Daar is de ECB heel duidelijk in.

De heer Vermeer (BBB):

De ECB is daar heel duidelijk in, zegt u. Wat is eigenlijk de invloed die Nederland, en u dus als minister van Financiën van Nederland, hebt op dit soort processen als dergelijke instrumenten toch ingezet worden op een andere manier dan wij wenselijk achten?

Minister Heinen:

Dat is een hele goede vraag. De centrale bankiers wijzen er ook op. En daar geef ik ze ook honderd procent gelijk in. Die zeggen: dwing ons niet om die rol aan te nemen; u heeft zelf een verantwoordelijkheid voor begrotingen, voor begrotingsdiscipline en — nogmaals, in Angelsaksische termen — voor fiscaal beleid. Dat is natuurlijk de beste garantie waardoor een centrale bank nooit als lender of last resort hoeft in te grijpen. Ik denk dat de centrale banken zeer gelijk hebben in hun kritiek. Als politici kritiek uiten op het beleid van de centrale bank, dan moeten we ons zelf ook afvragen hoe het komt dat een centrale bank überhaupt in zo'n positie wordt gebracht. Dat betreft toch wel het gebrek aan politieke keuzes die worden gemaakt op het gebied van financiële discipline. Wat kunnen we er dus aan doen? Gewoon heel netjes op onze eigen centjes passen. Dat zou mijn eerlijke antwoord zijn.

Dan was er nog één laatste vraag in de categorie internationaal, van de heer Flach. Hij vroeg wat ik kan doen in mijn rol van minister van Financiën om de gevolgen van het Europese monetaire beleid te verzachten. Ook hierbij wijs ik erop dat de ECB uiteraard onafhankelijk is, maar dat hoef ik de heer Flach niet uit te leggen. Ik vind het in algemene zin lastig om deze vraag te beantwoorden. Als het monetaire beleid dat op Europees niveau wordt vastgesteld te expansief is voor de Nederlandse situatie, zal je dus in het begrotingsbeleid wat restrictiever moeten optreden om dat te compenseren. Ik merk op dat de politieke tendens vaak een expansievere begroting is. Dat helpt niet als we daarbij de analyse maken dat het monetaire beleid te expansief is voor de Nederlandse situatie. Maar nogmaals, dit debat voeren we in de wetenschap dat de centrale bank volledig onafhankelijk is.

Dan waren er nog een paar overige vragen en daarna kunnen we naar de supermarktprijzen; de heer Karremans is er klaar voor. Mevrouw Van Dijk vraagt een aantal nadere analyses, ook over inflatie. Ik ga proberen antwoord te geven op deze vragen en kijk dan of nadere analyse nog nodig is. Uiteraard ben ik altijd bereid om nadere analyses te maken. Wellicht kunnen we het debat hernemen bij de Algemene Financiële Beschouwingen, waar we ook meer tijd hebben en ik hier alleen sta om door u over dit onderwerp op de grill gelegd te worden. Ik voel dan minder tijdsdruk.

Mevrouw Van Dijk vroeg allereerst of er reële scenario's zijn, of dat we die kunnen bedenken, van inflatieschokken met gerichte, doordachte en tijdelijke maatregelen, specifiek gericht op mensen in armoede. Eigenlijk vraagt mevrouw Van Dijk aandacht voor de situatie van mensen met een kleine beurs, of in armoede, op wie inflatie enorm inhakt. Ze vraagt ook of we daarvoor al instrumenten kunnen klaarzetten. Zo probeer ik de vraag samen te vatten. Inflatieschokken, überhaupt macro-economische schokken, vallen niet uit te sluiten in de economie, noch in de wereld. We zien nu de gevolgen van handelsoorlogen en geopolitieke spanningen.

In het verleden hebben we passende beleidsreacties opgesteld. Ik denk dat het Nederlandse belastingstelsel voldoende knoppen heeft die we kunnen gebruiken om mensen specifiek te compenseren. In een vorige inflatieschok hebben we met elkaar besloten om die ook in te zetten. We hadden energietoeslagen en hebben noodfondsen opgericht. Nederland heeft daarin snel gehandeld. Ik trek daaruit de les dat we best snel kunnen handelen als overheid, als we dat willen. Ik zie dat we voldoende instrumenten hebben om te bewegen als we willen. Ik kijk nog even naar mevrouw Van Dijk om te zien of ze daarop een nadere analyse wil en wat we dan in kaart moeten brengen om haar vraag beter te beantwoorden.

De voorzitter:

Mevrouw Van Dijk komt eraan.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Ik heb natuurlijk wel een aantal debatten meegemaakt. We kunnen inderdaad aan generieke knoppen gaan draaien, maar we willen ook gaan versimpelen. We willen ook het belastingstelsel gaan aanpassen. Dat neem ik mee in mijn achterhoofd. Met die wetenschap en de wetenschap dat de groep mensen in extreme armoede groter gaat worden, vind ik het wel verstandig om dingen op de plank te hebben liggen. Misschien is dat een zorg die alleen ik heb. Daarom vraag ik om daar toch over na te denken en niet meteen aan de generieke knoppen te gaan draaien, omdat we daar óf van af willen óf het anders willen gaan inrichten.

Minister Heinen:

Ik ben ook zeer dankbaar voor deze vraag en voor de verduidelijking. Als Kamer moeten we beseffen dat we in tijden van crisis soms nieuwe instrumenten inrichten en dan is het in het kader van vereenvoudiging weer heel lastig om die af te schalen. Als we nieuwe toeslagen bedenken, is dat heel sympathiek en in tijden van crisis vaak gericht, maar welke politicus durft die dan weer af te schaffen? En dan maken we het weer complexer met elkaar. Wat ik kan doen om tegemoet te komen aan de vraag van mevrouw Van Dijk is om in de schriftelijke beantwoording van de vragen die zijn gesteld, die nog naar uw Kamer komt, specifiek op dit punt in te gaan en in kaart te brengen welke instrumenten we in het verleden hebben gebruikt om te bekijken of dit nou goede instrumenten zijn. Dan kunnen we dat debat bij de Algemene Financiële Beschouwingen hernemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat u een interruptie heeft van de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ja, juist op dit punt, want ik begon er ook mee in mijn termijn, en misschien nog iets meer gericht op een voorkomend geval waarin er uitzonderlijk hoge inflatie is. Hoe kun je nou het meest direct, doelmatig én doeltreffend, de allerlaagste inkomens bereiken? We hebben ingegrepen, maar dat waren hele kostbare maatregelen, omdat we niet een gericht instrument hadden. De minister zegt dat we genoeg knoppen hebben om aan te draaien. Zou het toch niet goed zijn om nog een keer een verkenning te doen naar een veel gerichter instrument, dat in die uitzonderlijke omstandigheden eenmalig zou moeten worden ingezet, en dat dan ook weer makkelijker kan worden afgeschaald? Ik hoop dat hij daarop wil antwoorden richting de AFB. Dat is eigenlijk de vraag, volgens mij.

Minister Heinen:

Daar ben ik uiteraard toe bereid. Ik snap de achtergrond van deze vraag. Het hangt er ook vanaf waar de inflatieschok voornamelijk vandaan komt en waar deze neerslaat. In dit geval was het de energierekening. Dan zoek je naar knoppen om daarvoor te compenseren. We hebben in Nederland een zeer uitvoerig toeslagenstelsel. Dat is vrij uniek. Ik constateer dat we daar vaak naar grijpen, want het is een instrument dat we al hebben. We kunnen toeslagen tijdelijk verhogen om in koopkrachtondersteuning te voorzien. Maar nogmaals, laat mij hierop terugkomen in de set die naar uw Kamer komt om het debat bij de Algemene Financiële Beschouwingen te vervolgen.

Mevrouw Van Dijk had ook nog een vraag over de WRR. Die publiceerde een rapport over vergrijzing, waarin stond dat die kan leiden tot hogere inflatie. Men had vooral zorgen over de Nederlandse pensioenfondsen. Ik heb gesproken met de onderzoekers van de WRR bij de aanbieding van het rapport. De zorg bleek indirecter en kwam overeen met wat de heer Vermeer vroeg. De zorg is dat de centrale bank gaat ingrijpen en dat dit een opwaartse druk op de prijzen geeft. Een land dat veel spaart, zoals Nederland, en dat het spaarvermogen in pensioenfondsen heeft zitten, wordt daardoor harder geraakt. Nu wordt ook veel pensioenvermogen buiten Europa belegd, waardoor men enigszins gewapend zou moeten zijn tegen dit soort zaken, maar ik snap de redenering van de WRR. Nogmaals, het is een extra stimulans dat we andere landen houden aan de begrotingsdiscipline, zodat we nooit in deze situatie komen.

Dan was er een vraag van de heer Baudet. Wil de regering nadenken over een standaard goudspaarrekening als onderdeel van de normale rekening? Het is een sympathieke gedachte. Tegelijkertijd staat het iedere burger al vrij om te beleggen in goud. Zo zien we dat wel. Ik heb al voorbeelden van beleggingsrekeningen gezien, waarbij dat gewoon kan. Het is niet aan het kabinet om private producten aan te bieden of om banken op te roepen om die producten aan te bieden.

De heer Baudet (FVD):

Hoe staat de regering tegenover het idee om onze nationale goudvoorraad weer in eigen handen te brengen? We hebben in totaal ongeveer 600 ton. Dat is best wel veel goud. Daar kun je een hoop sieraden van maken. Wat vindt de regering ervan om dat eens terug te halen?

Minister Heinen:

Als het gaat om de goudvoorraad, is het aan De Nederlandsche Bank om daar een keuze in te maken en niet aan de politiek. DNB maakt periodiek een analyse van wat de beste strategie hiervoor is. Ons goud ligt in Nederland, Londen en New York. Dat is verspreid. Uiteindelijk maakt De Nederlandsche Bank die keuze, niet de politiek.

De heer Baudet (FVD):

Ik wilde eigenlijk nog twee dingen vragen. Heb ik nog twee interrupties?

De voorzitter:

Zeker. U heeft er nog vijf.

De heer Baudet (FVD):

Oké. Het is aan De Nederlandsche Bank om die beslissing te maken, maar toch zeker niet zonder overleg met de regering en ook waarschijnlijk wel wat soevereine, diplomatieke druk vanuit de regering als ondersteuning te krijgen? Het is toch niet zo dat de minister van Financiën er op geen enkele manier iets over te zeggen heeft?

Minister Heinen:

Onze goudvoorraad is onderdeel van ons monetaire beleid. Daar is de centrale bank onafhankelijk in. Dat wil ik ook graag zo houden.

De heer Baudet (FVD):

Oké. Dus de minister zegt eigenlijk tegen mij dat als de president van De Nederlandsche Bank morgen zegt dat hij het goud terug wil, de Nederlandse regering volledig het uitvoeringsorgaan daarvoor zal zijn? Dan gaat de regering daar helemaal niet voor liggen? De regering zal dat op alle mogelijke manieren ondersteunen?

Minister Heinen:

Nogmaals: de centrale bank is onafhankelijk in het monetaire beleid. De goudvoorraad is daar onderdeel van. Ik laat het echt bij de centrale bank om daar keuzes in te maken. Voordat het romantische beeld ontstaat dat er houten schepen met goudstaven over de oceaan varen: de goudvoorraden liggen waar ze liggen en er worden in de kluizen letterlijk vlaggetjes bij de goudstaven gelegd. Dat gebeurt in de Verenigde Staten en in Londen. Er worden swaps gemaakt; er zit een hele financiële markt achter. Het is een ingewikkeld stelsel, waarin risico's worden gewogen. Ik laat dat echt bij de centrale bank.

De heer Baudet (FVD):

Even voor de duidelijkheid. Volgens mij zegt de minister dat zelfs als een meerderheid van de Kamer dit zou willen, de regering niet in staat zou zijn om onze eigen goudvoorraad terug naar Nederland te halen, omdat dit een soort autonome bevoegdheid van De Nederlandsche Bank is, waar de regering en de Tweede Kamer op geen enkele manier invloed op kunnen uitoefenen. Is dat het standpunt van de regering?

Minister Heinen:

Als de heer Baudet hier de suggestie wil wekken dat wij niet over onze eigen goudvoorraad gaan, ga ik daar niet in mee. Ik geef aan dat de goudvoorraad wordt beheerd door de Centrale Bank. Die is onafhankelijk. Daar laat ik het bij.

Voorzitter. Als laatste zei de heer Baudet in zijn bijdrage dat inflatie een fenomeen is dat we pas sinds de jaren zeventig kennen. Dat is niet helemaal waar. Ga naar een mooi geldmuseum en u ziet het terug. Daar zijn mooie verhalen over. De eerste casus van inflatie die ik ken, stamt al uit de tijd van de Grieken en de Romeinen. Volgens mij was het keizer Nero die het zilvergehalte in de denarius verlaagde. Op die manier bracht hij meer munten in omloop. Volgens mij is dat ook gelinkt aan de grote brand van Rome. De heer Baudet weet daar waarschijnlijk ook alles van. Dat leidde tot inflatie. Het is dus niet zo dat dit iets van de laatste tijd is. Dit is er al zolang er mensen zijn en we in geld handelen. Mensen proberen meer geld in omloop te brengen. Dat leidt altijd tot inflatie.

De heer Vijlbrief (D66):

Dat is de reden waarom er harde randen rond munten zitten en waarom daarop "God zij met ons" stond. Zo kon je vroeger zien of er wat afgevijld was. Maar dat terzijde. Ik wilde iets vragen over de bedrijven. In mijn bijdrage heb ik de minister gevraagd om een korte reflectie op de vraag hoe hij aankijkt tegen inflatie en het bedrijfsleven. Je hoort vaak dat in Nederland investeringen het probleem zijn. Dat wordt vaak verbonden met de energiemarkt en de netcongestie. Dat is allemaal waar. Ik vroeg me even af of hij een reflectie heeft op de vraag hoezeer de uiteenlopende inflatieontwikkeling tussen Nederland en landen om ons heen, met wie wij veel handelen, onze concurrentiepositie heeft geschaad.

Minister Heinen:

Nee, die heb ik nu niet uit mijn hoofd. Ik kan wel conceptueel antwoorden. Ik meen dat ook de heer Dijk aangaf dat de inflatie hoger lag dan in omringende landen. In gemiddelde zin klopt dat. Dat heeft ermee te maken dat, als je terugkijkt naar de afgelopen twintig jaar, de eenmalige enorme stijging van de inflatie hoger was. Dat zie je in het gemiddelde meelopen. Hoe zich dat verhoudt tot de concurrentiepositie vind ik lastig op deze manier te beantwoorden, moet ik er eerlijk bij zeggen. Ik kan daar wel even op terugkomen door een analyse te maken. Geen probleem.

De heer Vijlbrief (D66):

Dat hoeft niet nu. Misschien kunnen we daar volgende week bij de AFB even kort op terugkomen.

Minister Heinen:

Ja. Er zijn meerdere manieren om dit aan te vliegen. Hogere inflatie en lagere reële lonen kunnen een concurrentievoordeel geven in arbeidsintensieve sectoren. Maar goed, daar zitten ook weer andere effecten aan vast. Je kunt ook redeneren — volgens mij was het professor Kleinknecht die deze analyse vaak maakte — dat hogere lonen leiden tot meer productiviteitsinvesteringen. Dat versterkt je concurrentiepositie. Zo kunnen we de analyse van verschillende kanten aanvliegen. Laten we die discussie bij de AFB vervolgen. Erg leuk.

Voorzitter. Ik ben hiermee klaar met de beantwoording. Daarmee gaan we naar de hoofdmaaltijd.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar minister Karremans van Economische Zaken, die ons alles gaat vertellen over de supermarktprijzen.

Minister Karremans:

Dank u wel, voorzitter. Zoals de minister van Financiën zei … Wat zei je nou? "Eerst de boekhouder en daarna de supermarktmanager." Nou, dat ben ik. Ik heb twee blokjes in de aanbieding. Je kunt heel veel leuke woordgrapjes maken. Ik ga mezelf proberen in te houden, maar of dat lukt kan ik niet helemaal beloven. Het is vrij overzichtelijk: boodschappen en overig. Dat zal het zijn.

Ik begin met een korte inleiding, omdat dit wel wat inleiding behoeft. Dat begint met mijn begrip voor dit debat. De gevolgen van inflatie merken we allemaal in de portemonnee. Dat leidt begrijpelijkerwijs ook tot onrust bij mensen thuis. De discussie focust zich voornamelijk op boodschappen. Dat hebben we net ook in het Kamerdebat gezien. Op zich is dat logisch, want dit raakt mensen natuurlijk in hun eerste levensbehoeften. Ik wil wel het beeld enigszins nuanceren.

Een internationale vergelijking van Eurostat wijst namelijk uit dat de voedselprijzen onder het Europese gemiddelde liggen. Die cijfers zijn betrouwbaarder dan het letterlijk selectief shoppen, zoals we zagen met de potjes appelmoes. Niet alleen zijn in Nederland producten regelmatig in de aanbieding, en daarmee goedkoper; sommige producten zijn hier ook zonder aanbieding goedkoper. Ik heb deze week nog de Nederlandse website van dezelfde supermarktketen vergeleken met hun Belgische website. Ik geef een aantal voorbeelden: Chinese tomatensoep, een literpak halfvolle melk, zilvervliesrijst, eieren en noem maar op; die zijn allemaal goedkoper hier in Nederland dan in België, zowel het A-merk als het huismerk. Mijn boodschap hier is: we moeten oppassen met selectief shoppen. Dat is geen woordspeling; dat is wel wat het is. Op het moment dat je elke keer producten eruit haalt en niet kijkt naar het totale plaatje, ontstaat er een totaal verkeerd beeld.

Om maar een voorbeeld te noemen: ik kreeg net van de heer Ergin deze poster. Je zou zeggen: "Een wasmiddel in Duitsland is heel veel goedkoper dan in Nederland. Hoe kan dat nou?" Ik kom zo nog te spreken over de territoriale leveringsbeperkingen waar we iets aan moeten doen, maar een hele simpele verklaring hiervoor is dat wij Nederlanders een andere supermarktcultuur hebben dan de Duitsers. Wij houden van koopjes! Wij houden van aanbiedingen. Bij bijna elke supermarkt is elke week wel een wasmiddel in de aanbieding: één plus één. Sterker nog, ik heb net nog effe gekeken — doe u er uw voordeel mee! — en bij de PLUS is het deze week zelfs twee plus drie. Een simpele rekensom laat zien dat je zo ongeveer op dezelfde prijs uitkomt als in Duitsland. Sterker nog, het is nog lager. De heer Ergin gaat het nu nazoeken en … Nou goed, we krijgen de factcheck zo meteen. Maar als het klopt, wil ik het ook horen!

Dat is het geval en je moet dus wel appels met appels vergelijken. We hebben nou eenmaal een andere supermarktcultuur en bovendien zijn er soms ook gewoon vanuit economisch perspectief hele logische verklaringen waarom prijzen in bepaalde landen hoger liggen dan in andere landen. De prijs van brood ligt in Nederland veel lager dan in andere landen, omdat wij veel meer brood eten. Zo zijn er andere redenen waarom bepaalde prijzen een bepaalde hoogte hebben. Ik zeg dat om toch een beetje nuance te brengen in het debat en om het beeld van de mensen die zitten te kijken een beetje bij te stellen. Dat beeld is namelijk nog vaak: "Kijk, we worden bedonderd. De supermarktprijzen in Nederland zijn over de hele linie hoger dan in het buitenland." Dat is dus niet het geval.

Dat neemt niet weg dat hoge prijzen een probleem zijn, zeker voor mensen met een kleine beurs. Dat is ook iets waar het kabinet aan werkt. En we doen dat ook met succes, want de koopkracht is in 2024 flink gestegen, namelijk met 3,6%. Dat is de grootste koopkrachtstijging in ruim twintig jaar. De minister van Financiën heeft laten zien in de Miljoenennota dat ook in de komende jaren een verdere koopkrachtstijging wordt verwacht.

Wat wel opvalt, is dat de inflatie in Nederland hoger uitvalt dan in andere eurolanden. Dit komt onder andere door de tekorten op de arbeidsmarkt. Daar hebben we het net ook al even over gehad. Zo stegen de cao-lonen in 2024 met 6,7% en worden in 2025 en 2026 loonstijgingen verwacht van meer dan 4%. Het CPB raamt dat de inflatie volgend jaar wel weer in de buurt komt van 2%, iets wat de minister van Financiën net ook al zei.

Het kabinet moet natuurlijk alle oorzaken aanpakken waar dat kan. De minister van Financiën heeft er net ook al wat over gezegd. Bij de portefeuille waar ik verantwoordelijk voor ben, is dat niet alleen het aanpakken van de tekorten in de economie, maar ook het vergroten van de productiviteit. Daarom heeft het kabinet onlangs een productiviteitsagenda naar de Kamer gestuurd, want door een hogere productiviteit kunnen we meer produceren om de vraag naar producten en diensten bij te houden. En dat drukt weer de inflatie.

Ook moeten we uiteraard goed kijken naar ons concurrentiebeleid. Daar is ook aandacht voor gevraagd en dat is terecht, want daardoor vragen bedrijven geen hogere prijzen dan nodig. Daarom zet ik me in voor betere concurrentie door onder andere het inperken van territoriale leveringsbeperkingen. "Territoriale leveringsbeperkingen" houdt in dat sommige groothandelaren feitelijk verbieden dat je Duitse cola in Nederland verkoopt of dat je Belgische luiers in Duitsland verkoopt.

Dat is waar we aan werken. Ik ga maandag weer naar Brussel en daar staat dit weer op de agenda. Ik trek hierbij met andere lidstaten op, onder andere met Oostenrijk, omdat het natuurlijk niet alleen in Nederland speelt. Niet alleen Nederlandse consumenten hebben er last van, maar ook Oostenrijkse, Poolse, Duitse en Franse consumenten. We trekken hier dus samen op met andere landen. We doen dat uiteindelijk, omdat we ons ook willen blijven inzetten voor vrij verkeer van goederen binnen de EU. Bedrijven moeten daarom naar onze mening ook vrij over de grens kunnen inkopen.

Na deze inleiding ga ik over naar het eerste blokje, namelijk boodschappen. De eerste vraag komt van de heer Faddegon. De vragen staan overigens niet in de volgorde zoals ze gesteld zijn; ik vraag daarvoor begrip van de Kamer. De heer Faddegon vraagt: "De Consumentenbond zegt dat de prijzen in buitenlandse supermarkten lager zijn dan in Nederlandse supermarkten. Waarom is dat zo?" Het onderzoek van de Consumentenbond kijkt naar 130 producten, maar het onderzoek van Eurostat kijkt naar tienduizenden producten. Dat geeft een veel representatiever beeld van de daadwerkelijke prijzen en hoe die zich tot elkaar verhouden. Ook houdt het onderzoek van Eurostat rekening met aanbiedingen. Dat is precies het punt dat ik zojuist noemde over bijvoorbeeld wasmiddel en deodorant en over de supermarktcultuur die wij nu eenmaal in Nederland hebben omdat Nederlanders van koopjes houden. Op die manier hebben we het ingericht. Het onderzoek laat zien dat Nederlandse consumenten goedkoper boodschappen doen dan consumenten in veel andere landen. We zijn niet de goedkoopste van Europa, maar we zitten wel onder het Europese gemiddelde. We zijn ook goedkoper dan bijvoorbeeld Frankrijk, Duitsland en België.

De voorzitter:

Ik zit even te twijfelen of het handig is, met het oog op de klok, om eerst het blokje boodschappen in zijn geheel af te ronden. Ik vond namelijk dat de leden veel vragen stelden die met elkaar te maken hadden.

Minister Karremans:

Dat is aan u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik kijk even of de heer Flach het daarmee eens is. Of wil hij nu een vraag stellen? Ik zie dat hij nu een vraag wil stellen.

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter. Die heeft grotendeels met de inleiding te maken.

De voorzitter:

U wilt nog naar het blokje inleiding. De heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik heb net als de minister een ondernemersachtergrond — ik ben drogist geweest — dus ik kan redelijk goed vergelijken wat de verschillen zijn tussen Duitsland en Nederland. In Duitsland lagen de prijzen echt structureel onder de inkoopprijs in Nederland. Dus ja, het is waar dat we in Nederland een hoge promotiedruk hebben. Als ik de minister zo hoor, lijkt het bijna alsof we in Nederland gewoon collectief voor de gek worden gehouden. Prijzen worden verdubbeld en je krijgt het product via "één plus één" dan voor de Belgische prijs; daar komt het ongeveer op neer. Dat suggereert dat er eigenlijk niks aan de hand is. Maar ik heb in de branche waarin ik actief was toch echt geconstateerd dat er structurele verschillen waren. Dat had ook alles te maken met reclamekosten enzovoort. Het was een soort concurrentieparadox. De concurrentie is zó hevig dat er ontzettend veel aan reclame wordt uitgegeven, en dat betaalt de consument. Ziet de minister helemaal geen probleem en is het op te lossen door de foldertjes goed door te bladeren? Of is hij zich wel degelijk bewust van het feit dat er op bepaalde onderdelen echt grote verschillen zitten?

Minister Karremans:

Ik zie zeker wel een probleem. De ACM heeft natuurlijk ook een onderzoek aangekondigd. Maar dat gaat wel over sómmige producten, zeg ik erbij. De ACM heeft niet gezegd: het structurele boodschappenniveau ligt in Nederland hoger dan in andere landen en daarom gaan we een onderzoek doen. Dat niveau kun je gewoon in het onderzoek van Eurostat zien. Je moet het goed uit elkaar halen. De ACM heeft gezegd signalen te hebben ontvangen dat voor sommige producten of productgroepen de prijzen inderdaad hoger liggen dan in de ons omringende landen en kan daar niet een-twee-drie een verklaring voor vinden. Dat deel ik met de ACM. Ik denk dat een groot deel van de reden voor deze verschillen in de territoriale leveringsbeperkingen zit. Die willen we aanpakken. Daar ben ik nu druk mee bezig. Ik ga er maandag weer voor naar Brussel. We zijn bezig om de Commissie aan te zetten tot maatregelen. Die willen we volgend jaar hebben, want dit is natuurlijk precies een voorbeeld van iets dat niets te maken heeft met de supermarktcultuur in Nederland.

De heer Flach zegt ook terecht dat in Nederland de concurrentie tussen supermarkten ontzettend groot is. Vergeleken met andere landen hebben we in Nederland een relatief hoge supermarktdichtheid. Dat is door de regel een groot voordeel voor de consument, want het betekent meer concurrentie en meer concurrentie betekent lagere prijzen. Maar het klopt inderdaad ook dat bedrijven advertentiekosten in de prijs moeten verdisconteren. Dat klopt. Het is altijd moeilijk om het precies uit te splitsen, maar dat soort dingen spelen natuurlijk allemaal mee. Maar door de regel kun je zeggen dat de consument in het voordeel is, ondanks het feit dat er aan marketing gedaan wordt. Overigens wordt marketing door supermarkten vaak op heel specifieke onderdelen gedaan, juist om mensen met aanbiedingen binnen te lokken om aankopen te doen. Wat betreft de territoriale leveringsbeperkingen heeft de heer Flach absoluut een punt. We zien dus echt wel signalen van hoe de markt hier en daar gaat.

Er werd gevraagd of ik kan onderbouwen dat er geen nationale kop op productetiketten zit. Het voorstel om deze te schrappen, is daardoor ontraden door de staatssecretaris. Europese wetgeving schrijft voor dat etiketten op levensmiddelen in begrijpelijke taal moeten zijn. Dat is op zich natuurlijk heel goed te begrijpen. In ons land is dat Nederlands. Op zich is dat heel goed. Het staat producenten wel vrij om meerdere talen te gebruiken voor een etiket, en dat moedigen wij ook aan. Daar heeft mevrouw Van Eijk ook iets over gevraagd. Wij vinden het een verstandig idee om dat te doen, want dan worden de voordelen voor consumenten groter. Retailers kunnen dan in meerdere landen inkopen, en daarmee maak je de concurrentie groter.

Dan de vraag of we ons willen inzetten voor de verscheidenheid van verpakkingen en labels. Dat willen we absoluut. De interne markt is een van de hoekstenen van het verdienvermogen van Nederland. Ik ben als minister van Economische Zaken ook zeker de grote promotor van Europa. Als er één land is dat voordeel heeft van een beter werkende Europese markt, dan is dat Nederland. Dat is echt Nederland. Dat hebben we nu al. We verdienen ontzettend veel geld doordat we onderdeel zijn van die interne markt. Die interne markt is verre van volmaakt. Daarom roepen de minister van Financiën en ikzelf ook altijd op tot het beter integreren van die markt. Dat kan voor Nederlandse bedrijven uiteindelijk ontzettend veel voordelen bieden, en uiteindelijk ook voor Nederlandse consumenten, omdat op die manier de concurrentie omhoog kan, en daarmee dus de prijzen omlaag kunnen.

Dat was het kopje boodschappen, voorzitter. Ik stop hier even.

De voorzitter:

De heer Van der Lee heeft een interruptie.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Ik twijfelde even, maar ik wil toch iets vragen over de territoriale leveringsbeperking in combinatie met wat de minister net nog zei. Er zijn heel veel voorbeelden. Van de week zag ik nog dat paprikachips in Nederland in blauwe zakken zitten, en in Duitsland in rode zakken. Betekent dit dat er veel meer inzet komt op productstandaardisatie? Want dat is, denk ik, de enige route. Dat staat nog los van het talenissue en welke taal er op een verpakking staat. Moet je dan niet nog veel meer doen met de activiteiten van de NEN en zorgen dat producten overal op dezelfde manier worden aangeboden?

Minister Karremans:

Dan is de vraag wie er naar blauw gaat en wie naar rood. Dat zijn natuurlijk hele interessante vragen. Maar dat viel mij ook op. Ik kwam er ook achter dat in Duitsland een rode zak chips een zak paprikachips is. Ja, meneer Dijk, let op als u naar Duitsland gaat! Voor je het weet heb je de verkeerde zak chips gekocht. Maar goed, dat is misschien even iets cultureels. Paprika's zijn natuurlijk ook rood, dus op zich valt er wat voor te zeggen dat dat zo is. Ik had niet gedacht dat ik dit debat hier ooit zou hebben! Maar het is wel relevant. Los daarvan is dat natuurlijk iets dat niet wordt tegengehouden door die territoriale leveringsbeperkingen, maar voor deodorant, wasmiddel of luiers geldt dat natuurlijk wel.

De heer Dijk (SP):

Hoe kijkt de minister ertegen aan dat er hier eigenlijk al drie jaar een discussie wordt gevoerd over de hoge boodschappenprijzen en hoe de prijzen worden bepaald, en dat we pas twee weken geleden van de ACM hebben gehoord dat ze daar onderzoek naar gaan doen?

Minister Karremans:

De ACM is, net als de ECB en De Nederlandsche Bank, onafhankelijk. Zij bepalen zelf welke onderzoeken zij doen. De signalen die de ACM krijgt, krijgen wij al langer. Die krijgt de ACM waarschijnlijk ook al langer. Wij hebben dus al lang geacteerd op die territoriale leveringsbeperkingen. We zijn daar al langere tijd mee bezig, omdat we dat al eerder gezien hebben en daar gelijk naar zijn gaan handelen. We zijn er al jaren mee bezig, en we verwachten daar volgend jaar resultaat van te zien in de vorm van aangepaste regelgeving in Europa.

De heer Dijk (SP):

Het klopt dat de ACM onafhankelijk is. Maar vindt de minister het niet enigszins problematisch dat het zo lang duurt voordat er goed onderzoek wordt gedaan naar boodschappenprijzen, terwijl hier, in de samenleving en overal waar ik de afgelopen tijd ben geweest, iedereen zegt dat de boodschappenprijzen aan het stijgen zijn? We hebben krimpflatie, graaiflatie, winstflatie; we hebben het allemaal voorbij zien komen, en eigenlijk wordt er nu pas onderzoek gedaan naar hoe het eigenlijk exact zit met die prijsopbouw. Ik vind het leuk dat we hier discussies hebben gehad over pindakaaspotjes en over gele, rode of blauwe chipszakken, maar uiteindelijk gaat het er wel om dat mensen thuis, zoals de heer Ergin net liet zien, die enorme prijs betalen voor wasmiddel. Ik ken alle voorbeelden. Het is ook hartstikke leuk om de discussie te voeren dat we een andere cultuur hebben, een cultuur van aanbiedingen, en dat soort dingen, maar uiteindelijk zitten we nu al heel erg lang te wachten op een onderzoek dat laat zien wat de prijsopbouw is van producten in de supermarkt.

Minister Karremans:

Die prijzen in de supermarkt zijn vrij transparant. Daar is verder niet heel veel onbekends aan. Over die onderzoeken: er zijn wel degelijk veel onderzoeken geweest, ook naar de graaiflatie die de heer Dijk noemt. Onderzoek na onderzoek heeft uitgewezen dat daar geen sprake van was. Er was sprake van hoge inflatie. Als er hoge inflatie is, zie je dat uiteindelijk ook terug in de resultaten van bedrijven. Dat zie je direct, want die opereren in dezelfde markt en zoiets werkt dezelfde dag nog door. Maar ook daarbij is gebleken dat er gezonde concurrentie is tussen supermarkten en dat de prijzen op die manier ook verklaarbaar en gezond zijn. Maar we hebben wel te maken gehad met hoge inflatie; dat heeft de minister van Financiën net ook gezegd. Het is ook volstrekt logisch dat mensen die realiteit vooral zien in de supermarkt. Maar om dan te focussen op die supermarkten …

Nogmaals, de vraag snap ik, maar je moet het antwoord zoeken in de macrofactoren die erachter zitten; daar heeft de minister van Financiën net al het een en ander over gezegd. Dan hebben we het over lonen, energie en al het andere dat daarbij komt kijken. Want dit geldt natuurlijk niet alleen voor boodschappen, maar voor veel meer dingen in deze maatschappij. Nogmaals iets over de territoriale leveringsbeperkingen en specifieke productgroepen: we zitten echt onder het Europees gemiddelde als het gaat om de prijzen van boodschappen, maar sommige producten hebben een hogere prijs in Nederland. Dan moet je goed kijken wat daar de oorzaak van is; komt dat door haperende concurrentie? Wij zijn in Europa al bezig met het aanpakken van die territoriale leveringsbeperkingen, omdat die te maken hebben met haperende concurrentie. Maar je moet dus wel goed inzoomen en het probleem daar aanpakken waar het zit.

De heer Dijk (SP):

We hebben hier een uitgebreide hoorzitting gehad met supermarkten. Die zeiden: "Er is niks aan de hand hier. Wij maken zeer beperkt winst." Vervolgens waren de voedselfabrikanten aan de beurt: "Niets aan de hand hier. Wij maken zeer beperkt winst." Vervolgens kwam er een inkoper aan het woord, die zei: "Beiden spreken hier niet de waarheid. Het enige wat je kunt doen om dit aan te pakken, is reguleren, reguleren, reguleren." Je zag die gezichtjes van de supermarktmanagers en de voedselfabrikanten toen helemaal wit wegtrekken.

Minister Karremans:

Ja, dat snap ik.

De heer Dijk (SP):

Ik ga dat nooit meer vergeten. Dat vond ik fantastisch. Het was een Italiaan met een zwaar accent, die zei: je moet reguleren, reguleren, reguleren. Het was geweldig om die gezichtjes …

Minister Karremans:

Dan trek ik ook wit weg hoor!

De heer Dijk (SP):

Het was geweldig om die witte gezichtjes te zien! Inderdaad, als u er had gezeten, was u ook helemaal wit weggetrokken. Maar uiteindelijk komt het er dus op neer dat wij geen duidelijk beeld hebben van de prijsopbouw van producten in supermarkten, terwijl we wel zien dat die prijzen aan het stijgen zijn. U zei net dat er geen graaiflatie is, maar iedereen in Nederland heeft gezien dat een potje pindakaas in formaat is gekrompen, maar in prijs gelijk is gebleven; dat waren allemaal trucjes.

Minister Karremans:

Dat is krimpflatie!

De heer Dijk (SP):

Dat was krimpflatie inderdaad. Ik vind het heel fijn dat de ACM nu een uitgebreid onderzoek gaat doen, maar de minister moet het toch met mij eens zijn dat dat heel laat is en dat het gek is dat dit in heel Nederland als groot probleem wordt ervaren — er zijn ook echt problemen; dat geeft de ACM ook toe — maar dat er pas nu, echt pas na jaren, een onderzoek naar wordt gedaan? Dat is toch heel raar? Sorry voor de lange interruptie.

Minister Karremans:

Even over dat punt van krimpflatie. Er zijn overigens fantastisch veel varianten op het woord "inflatie" bedacht. Denk aan de reep chocola waar van de ene op de andere dag minder chocola in zit. Je kunt dan twee kanten op. Een producent kan ervoor kiezen om de prijs gelijk te houden en een kleiner volume chocola erin te doen, of die producent kan hetzelfde volume aanhouden en de prijs verhogen. Ook die producenten hebben namelijk gewoon te maken met hogere kosten, hogere lonen en hogere energielasten; het kost energie om chocola te produceren. Het is op zich dus allemaal best te verklaren. Als je het anders zou willen hebben, dan krijg je de andere variant, namelijk dat een reep chocola duurder wordt; daar zijn mensen natuurlijk ook niet blij mee. In een economie is alles goed te verklaren.

Waar de ACM nu onderzoek naar doet, is een beperkte groep producten waarvan ze ziet dat de prijs in Nederland hoger ligt dan in andere landen. Daarvan wil de ACM een verklaring voor hebben. Soms zijn daar ook gewoon verklaringen voor. Ik heb net al wat gezegd over de supermarktcultuur. Als je bijvoorbeeld een fles cola pakt, dan zie je … Die heeft de heer Ergin niet op een poster gezet, maar dat had hij wel kunnen doen. Ik heb het hier allemaal opgeschreven.

De prijs per liter van Coca Cola is in Nederland €1,93, in België €1,56, in Frankrijk €1,51 en in Duitsland €0,93. Dat is meer dan de helft goedkoper dan bij ons hier in Nederland. Dus wij hebben Coca Cola even gebeld: hoe kan het nou dat het in Duitsland zoveel goedkoper is, van dezelfde producent, dan in Nederland? Nou, wat wil het geval? Al die frisdranken worden lokaal gebotteld. In Nederland gebeurt dat in Dongen. Wat ze in Nederland, in Dongen, anders doen dan in Duitsland, is flessen gebruiken van 100% recyclebaar plastic. Dat doen ze in Duitsland niet. Dat vinden wij hier belangrijk, maar dat doen ze daar niet. Vrachtwagens rijden in Nederland op biobrandstof, maar in Duitsland rijden ze gewoon op diesel. Ze gaan hier veel zuiniger om met water dan in Duitsland. Een bedrijf kan die keuzes maken, maar dan kan je niet verwachten dat de prijzen vervolgens lager liggen dan in Duitsland.

Maar het is ook niet gezegd dat dit volledig verantwoordelijk is voor die hogere prijzen. Daar doet de ACM nou onderzoek naar. Ik wil alleen maar even zeggen dat er van alles achter kan zitten waarom prijzen een bepaalde hoogte hebben. Die zijn by far in de meeste gevallen economisch heel goed te verklaren. Waar dat niet het geval is, zal de ACM daar onderzoek naar doen en ook op handhaven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is de beurt aan de heer Ergin. Ik wil beide kanten, zowel de Kamer als het kabinet, even vragen om kort en krachtig te antwoorden. Anders staan we hier om 22.00 uur nog en er zijn nog twee debatten hierna gepland.

Minister Karremans:

Hij moet natuurlijk nog naar de PLUS voor het wasmiddel!

De heer Ergin (DENK):

Ik ga mijn best doen, maar de minister maakt het wel moeilijk voor mij. Ik heb het voorbeeld van de minister natuurlijk zitten doorrekenen. Onderaan de streep, als je per wasbeurt kijkt en niet per fles, is Duitsland veel goedkoper. Ik kom dus niet tot een andere conclusie. De minister kan mij selectief shoppen verwijten, maar als we gewoon onderaan de streep kijken wat het per wasbeurt kost en wat je aan de kassa betaalt, dan kom ik niet tot een andere conclusie. Dat is niet mijn persoonlijke conclusie. De Consumentenbond heeft daar onderzoek naar gedaan op basis van 200 producten en zegt dat Nederland 12% tot 20% duurder is. 12% tot 20%! Het buitenland — België, Frankrijk en Duitsland — is gewoon veel goedkoper. In de prijsvergelijking van Eurostat zit ook kaviaar. Ik koop zelf nooit kaviaar. Erkent de minister dat je juist moet kijken naar prijsvergelijkingen van producten waar Nederlanders dagelijks gebruik van maken?

Minister Karremans:

Ja. Dat is ook precies wat er gebeurd is. Het gaat precies om dat mandje. Overigens denk ik niet eens dat je kaviaar in de winkel kan kopen. Tenminste, ik heb er nooit naar gezocht. Daar gaat het dus niet om. Eurostat gaat over een representatief boodschappenmandje. Het gaat niet over alle producten, maar inderdaad over wat mensen nodig hebben, bijvoorbeeld brood en zuivel. Je kijkt naar al die producten en dan kijk je ook naar wat mensen daaraan uitgeven en wat ze kosten in de supermarkt. Dat Eurostat-onderzoek is gewoon super representatief. Het is het meest representatieve onderzoek dat we hebben op het gebied van boodschappen. Als je daarnaar kijkt, dan zie je dat wij gemiddeld lager liggen — dat is het gemiddelde van het totale boodschappenmandje — dan andere landen. Dat wil niet zeggen dat de prijzen van sommige producten in Nederland wel degelijk hoger liggen. Ja, daar ben ik het volledig mee eens. Waar dat te maken heeft met oneerlijke concurrentie of juist onvoldoende concurrentie, zijn wij de eersten om daarop te handelen. Dat is ook de reden waarom wij daar in Europa zo veel aan doen.

De heer Ergin (DENK):

Dat vergelijkingsonderzoek van Eurostat is heel breed, met veel meer producten dan Nederlanders gemiddeld dagelijks inkopen. Dat blijkt ook uit het onderzoek van de Consumentenbond. Ik gebruikte net het voorbeeld van kaviaar; ik kan daar vele andere voorbeelden aan toevoegen. Het gaat me om het volgende. Ik maak me zorgen of de minister wel begrijpt dat er Nederlanders zijn die vanuit Rotterdam gewoon de bus pakken, een touringcar huren, naar Duitsland gaan, hun inkopen doen: boodschappen, drogist, tabak. Ze gaan met een groep met de bus naar Duitsland, doen hun inkopen en komen weer terug. Ziet de minister deze groep daadwerkelijk niet? Wat is de analyse van de minister? Daar ben ik benieuwd naar.

Minister Karremans:

Ik heb al gezegd dat het voor mensen met een laag inkomen ontzettend naar is als de prijzen stijgen. Dat begrijp ik heel goed, want een groot deel van hun inkomen gaat ook op aan boodschappen. Ik geloof ook echt dat mensen daarvan wakker liggen. Dat is ook al een paar keer in het debat gezegd. Je wil toch je gezin voorzien. Dat heeft een directe weerslag op je bestaanszekerheid. Dat is absoluut waar.

Ik wil wel het beeld nuanceren dat in Nederland de boodschappen over de linie heel veel duurder zijn dan in andere landen, zeker de omringende landen. Dat is niet zo. Het kan wel zo zijn dat dat voor sommige producten of productgroepen het geval is, maar over de linie is dat niet zo. Ik heb inderdaad ook de voorbeelden gezien van de mensen die een georganiseerde reis maken om in het buitenland inkopen te doen, maar dan gaat het om tabak. Dan gaat het niet om melk, om wasmiddel of om al die andere zaken. Het kan natuurlijk zo zijn dat jij in een grensregio woont en dat er in een Duitse supermarkt net een goede aanbieding is of dat de producten die jij graag wil hebben in de regel misschien iets goedkoper zijn. Dan snap ik dat mensen dat doen. Dat zou ik ook doen. Het beeld dat mensen vanuit Schiedam of Rotterdam massaal busreizen maken om in het buitenland boodschappen te doen, klopt niet. Een pak melk is in Nederland gewoon nog steeds goedkoper dan in Duitsland.

De heer Ergin (DENK):

Ik ga de minister adviseren om echt eens goed te kijken naar wat er in het land gebeurt. De minister noemt Schiedam als voorbeeld. Ik weet waarom hij dat doet.

Minister Karremans:

Daar komt u vandaan!

De heer Ergin (DENK):

Juist daar krijg ik die signalen. Ik verzin dit niet.

Minister Karremans:

De busreizen?

De heer Ergin (DENK):

De busreizen worden niet alleen georganiseerd vanwege tabak, maar ook vanwege huishoudelijke producten. Maar goed, we gaan het niet eens worden over de analyse. De minister heeft ook nog niet gereageerd op het onderzoek van de Consumentenbond, waar ik al twee keer aan heb gerefereerd. Daar wordt een totaal ander beeld geschetst. Is de minister het met mij eens dat wij hier vanuit de Kamer, en ik hoop de minister vanuit de regering, wel daadwerkelijk iets moeten doen om de boodschappenprijzen omlaag te brengen?

Minister Karremans:

Begrijp me niet verkeerd. Juist die territoriale leveringsbeperkingen … Een groot bedrijf heeft daar al een keer een boete voor gekregen, maar heel veel bedrijven kruipen nu een beetje door het oog van de naald, omdat de wetgeving nu net niet genoeg is om dat aan te pakken. Je ziet dat Nederlandse bedrijven bijvoorbeeld geen Duitse luiers, babydoekjes of hummus mogen inkopen om die producten voor een lage prijs te verkopen aan Nederlandse consumenten. Daar willen we vanaf. We willen ervoor zorgen dat ze dat straks wel kunnen doen, zodat er voor Nederlanders uiteindelijk lagere prijzen in de supermarkt kunnen komen. Daar zet ik me ook hard voor in. Daar maak ik me hard voor in Europa. Dat zijn we echt met elkaar eens. Dat ziet wel op bepaalde producten en productgroepen. We doen het allemaal voor de mensen, zeker de mensen met een kleine portemonnee die rond willen komen. Het is uiteindelijk allemaal bedoeld voor de consument. Het ziet wel op bepaalde groepen. Het totaalbeeld is genuanceerder dan in de Kamer en tijdens het debat is geschetst.

De heer Ergin (DENK):

Wanneer is die "geoblocking" dan verleden tijd?

Minister Karremans:

Geoblocking? We hopen dat de voorstellen van de Commissie er halverwege 2026 zijn. We hebben net ook weer een non-paper gemaakt, samen met Oostenrijk. Ik heb het er komende maandag weer over met mijn collega's in de Raad Concurrentievermogen in Europa. Daar staat het ook op de agenda. De Kamer heeft dat kunnen lezen in de annotatie die naar de Kamer is gestuurd. We hopen dat dat halverwege volgend jaar concreet is.

De heer Ergin (DENK):

Dus vanaf halverwege 2026 worden de boodschappen in Nederland goedkoper? Heb ik dat goed gehoord?

Minister Karremans:

Ik hoop nog sneller, maar het is ook een proces. Ik wil hier geen valse voorstelling van zaken geven. Hier moet Europese wetgeving voor worden aangepast. Dat vergt tijd. Dat moet zorgvuldig gebeuren. We hopen dat natuurlijk zo snel mogelijk geregeld te krijgen. We hopen natuurlijk ook dat er een werking van uitgaat waardoor die groothandelaren hier veel meer naar gaan handelen.

De voorzitter:

Uw laatste interruptie.

De heer Ergin (DENK):

Mijn laatste interruptie. Als ik de minister goed hoor, zegt hij: "Ik hoop ergens eind of midden 2026, maar dat weet ik niet zeker. Dat is allemaal afhankelijk van Europese factoren et cetera." Is het dan bijvoorbeeld niet sneller om nu al te zeggen: weet je wat, we gaan 150 of 200 basisproducten selecteren en daar maken we een prijsplafond op in Nederland? Daarmee helpen we die Nederlander veel sneller.

Minister Karremans:

Daarmee help je de Nederlander uiteindelijk niet. Dat is op korte termijn lekker, maar op lange termijn creëer je schaarste. Je gaat in kwaliteit achteruit, want bedrijven gaan er niet meer in investeren. Het is allerslechtste wat je kan doen, is zeggen: we gaan dat beperken. Ik ben het in de regel niet vaak eens met de heer Baudet, maar hier had hij een kraakheldere analyse waar ik het zeer mee eens was van waarom prijsplafonds en prijsbeperkingen niet werken en uiteindelijk voor de consument echt letterlijk averechts werken.

De heer Verouden (NSC):

Ik hoor dat de minister een duidelijk onderscheid maakt tussen het algehele prijspeil van levensmiddelen en andere producten zoals vastgesteld door Eurostat aan de ene kant en de korf met producten zoals die is bekeken door bijvoorbeeld de Consumentenbond aan de andere kant. Dat onderscheid is inderdaad van belang. Je kunt je inderdaad afvragen of de prijs van de algehele economie zeg maar inderdaad hoger ligt in Nederland dan in de omringende landen.

Ik wil toch aandacht vragen voor — daar hecht ik belang aan — het basispakket dat is bekeken door de Consumentenbond, want het is echt wel duidelijk dat zeker de lagere inkomens zich vaker beperken tot een soort van basisaanbod aan producten. Het is juist daar waar wij denken dat we toch wel grote verschillen zien en oplopende verschillen. Mijn oproep aan de minister is om daar goed naar te kijken. Ik verwijs in dit verband ook naar de Britse autoriteit, die ook elk jaar of, nee, om de twee jaar een soort van rapport produceert, de staat van de marktordening, The State of Competition, en daarin expliciet een hoofdstuk wijdt aan de impact van concurrentie en prijsstijgingen op gezinnen met de laagste inkomens. Ik roep de minister en daarmee in het verlengde ook de ACM op om ook een dergelijk hoofdstuk op te nemen, om precies in beeld te brengen hoe het zit met de producten die met name door de laagste inkomens worden geconsumeerd.

Minister Karremans:

We kijken in dat licht naar de New Competition Tool en ook naar voorbeelden uit het Verenigd Koninkrijk. Ik moet even kijken of dit daar onderdeel van is. Ik moet dus even terugkomen op of dat inderdaad het geval is.

Even over het verschil tussen de Consumentenbond en Eurostat, want dat blijft een beetje hangen. Ik wil wat de Consumentenbond zegt niet tenietdoen. Ze hebben 130 producten gebruikt en gekeken naar de kosten daarvan. Eurostat houdt niet alleen rekening met wat het kost in de supermarkt, maar ook met wat mensen er daadwerkelijk voor afrekenen. Dus die nemen aanbiedingen mee. Nogmaals, dat is nogal relevant voor de Nederlandse supermarkten, omdat wij gewoon — dat heb ik net al twee keer gezegd — een koopjesvolk zijn. Dus dat moet je daarin meenemen.

Plus: er zit daar een bepaalde prijselasticiteit in. Op het moment dat één bepaald pak volkorenkoekjes duurder wordt, gaan mensen automatisch overstappen naar een goedkoper pak, bijvoorbeeld volkorenkoekjes van het huismerk. Dat is gewoon hoe de economie werkt. Op het moment dat mensen iets te duur vinden worden en ze het nog steeds willen hebben, stappen ze over naar een goedkoper alternatief. Dat neemt Eurostat allemaal mee. Ze hebben waanzinnig veel data, niet alleen over wat producten in de supermarkt kosten, maar ook over wat er daadwerkelijk wordt uitgegeven aan producten, welke producten en welke categorie producten. Daardoor is het een veel betrouwbaarder onderzoek en geeft het een veel beter beeld van wat de daadwerkelijke prijzen zijn.

De heer Verouden (NSC):

Bedankt voor die toevoeging over die supermarktcultuur, zoals die dus blijkbaar hier in Nederland heerst.

Minister Karremans:

Ook in Limburg en in Brabant, denk ik. Toch?

De heer Verouden (NSC):

Ja, dat vermoed ik ook. Ja, toch wel.

U zei: je moet appels met appels vergelijken. Er worden hier toch wel veel prijzen vergeleken, echte prijzen die worden betaald in bijvoorbeeld België en de prijzen die je via via met een hoop keuzegedrag en reclamefolders ook kunt bereiken in Nederland als je maar op de juiste koopjes afgaat. Dat is toch niet helemaal appels met appels vergelijken. Je gaat er eigenlijk vanuit dat er hele horden consumenten zijn — die zijn er trouwens ook in Nederland — die dus daadwerkelijk van supermarkt naar supermarkt fietsen om daar de koopjes uit de rekken te vissen. Dat is toch niet een helemaal heldere vergelijking. Dus nogmaals, als we het dan toch hebben over transparantie en prijsopbouw, is mijn verzoek om toch mee te nemen dat het niet zomaar een hoeraverhaal is, die aanbiedingencultuur in Nederland.

Minister Karremans:

Ik zeg ook niet dat die aanbiedingencultuur per se goed is, maar die is er. Dat zit nou eenmaal in ons DNA op de een of andere manier, dus die is er. Ik heb er verder ook geen mening over — ik vind het niet goed en ik vind het niet slecht — maar hierbij is dus juist het punt dat Eurostat precies bekijkt wat mensen nou uiteindelijk betalen voor een pak wasmiddel, anders dan alleen naar waar dat in de eerste plaats voor geadverteerd staat. Dan ben je daadwerkelijk appels met appels aan het vergelijken.

De heer Verouden (NSC):

Ik denk dat Eurostat niet meeneemt dat heel veel mensen heel veel tijd kwijt zijn aan prijsvergelijking en heen en weer fietsen.

Minister Karremans:

Zeker wel, zeker wel, want Eurostat kijkt dus gewoon naar wat men er uiteindelijk voor betaalt.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Verouden.

De heer Verouden (NSC):

Goed. Nogmaals, mijn vraag is om daar heel sterk op in te zetten. Wat betreft die supermarktcultuur en die aanbiedingencultuur: het klinkt geweldig, aanbiedingen en nog meer aanbiedingen, maar wil de minister, en daarmee ook de ACM, in het onderzoek meenemen dat die aanbiedingen misschien ook wel een klein beetje een manier zijn, bijna een marketingstunt, om de mensen hier en daar ook maar wat stof en zand in de ogen te strooien, waardoor een nette en correcte prijsvergelijking tussen supermarkten eigenlijk moeilijker en moeilijker wordt?

Minister Karremans:

Waar dat leidt tot misleiding, zal de ACM ook optreden. Het mag niet leiden tot misleiding, zoals wanneer de prijs ineens even wordt verhoogd voordat er korting wordt gegeven. Dat mag niet en dat is dus ook waar de ACM op ziet. Daarover ben ik het dus helemaal met de heer Verouden eens. Overigens wil ik hem ook nog complimenteren met zijn maidenspeech. Dat was ik helemaal vergeten, dus dat heb ik nog even opgeschreven. Ook namens de minister van Financiën, zie ik. Dat wil ik dus nog even gezegd hebben voordat ik het vergeet.

Dan ga ik door met de vraag waarom er geen steviger beleid wordt gevoerd om de winsten van de bedrijven te verlagen. Ik denk dat de minister van Financiën daar al goed op heeft geantwoord. De vraag over investeren heeft de minister van Financiën ook al beantwoord. De heer Van der Lee vroeg of het zo is dat investeringen inflatiedruk kunnen veroorzaken. Ja, dat klopt. Investeringen kunnen op korte termijn leiden tot meer inflatie, maar uiteindelijk ook tot meer aanbod — dat is ook wat de minister van Financiën net zei — en daardoor uiteindelijk dus ook tot een daling in de prijzen.

Op de vraag of de ACM op dit moment voldoende instrumenten heeft, zeg ik ja. Op grond van de Mededingingswet kan de ACM toezicht houden op kartelvorming. Dat is een zware overtreding van de Mededingingswet en heeft een grote impact op de concurrentie, dus de ACM kan hier ook hoge boetes voor opleggen. Indien er geen sprake is van een kartel kan de concurrentie in sommige gevallen toch minder goed werken en daarom zijn we nu bezig om te bekijken — onder andere het voorbeeld van de dierenartsen werd al even genoemd — of de ACM ook andere instrumenten kan krijgen om daar de concurrentie te bevorderen. Die vraag is dus logisch, denk ik. Maar daar wordt naar gekeken in het kader van de New Competition Tool, ook in Europa.

Dan de vraag naar meer bevoegdheden om excessieve prijsopdrijving tegen te gaan. Zou de ACM dergelijke bevoegdheden moeten hebben? De ACM kan al optreden tegen excessieve prijsopdrijving. Op grond van de Mededingingswet houdt de ACM toezicht op misbruik van de economische machtspositie. Als een bedrijf in een machtspositie excessieve prijzen rekent, kan de ACM hiertegen optreden.

Dan de vraag van de heer Grinwis of Nederland een grotere kans heeft op oligopolies en wat we daaraan zouden moeten doen. Ja, technisch gezien wel: in een kleiner land, in een kleinere economie, heb je altijd meer kans op oligopolies. Dat hoeft overigens niet altijd te leiden tot minder concurrentie. De telecommarkt heeft hier bijvoorbeeld vergeleken met het Europees gemiddelde relatief lage prijzen voor internet en telecom. Daar heb je toch een redelijk beperkt aantal aanbieders, maar die concurreren gewoon gezond met elkaar.

De heer Verouden vroeg: kunnen wij voor het herfstreces een kabinetsreactie tegemoet zien op de initiatiefnota Minder inflatie, meer bestaanszekerheid? Met "wij" wordt dan vermoedelijk de fractie van NSC bedoeld. In het mkb-debat van 11 september heb ik inderdaad toegezegd om voor het einde van het jaar een kabinetsreactie op de initiatiefnota naar de Kamer te sturen. Dat gaat waarschijnlijk niet voor het herfstreces lukken, zeg ik er eerlijk bij. Wij willen daar namelijk een zorgvuldige reactie op geven, maar wij werken er hard aan om dat voor elkaar te krijgen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van het kabinet. Ik wil voorstellen dat we direct doorgaan naar de tweede termijn van de Kamer. Ik zie de heer Vijlbrief al klaarstaan.

De heer Vijlbrief (D66):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de ministers voor de beantwoording en natuurlijk de felicitaties van de heer Verouden voor zijn maidenspeech. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de prijzen aan de pomp te hoog zijn;

constaterende dat er signalen zijn van bijvoorbeeld de ACM dat gebrekkige concurrentie op de markt een deel van deze hoge prijzen verklaart;

constaterende dat dit ook komt door suboptimale prijstransparantie bij aanbieders;

constaterende dat de ACM nu niet de juiste bevoegdheden heeft om in te grijpen bij dergelijk marktfalen;

overwegende dat het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Zweden en Italië hierop hebben ingespeeld door hun mededingingsautoriteiten toe te rusten met een zogenaamde New Competition Tool en dat ook de ACM hiervoor pleit;

verzoekt de regering om een nieuw mededingingsinstrument op basis van de principes van de New Competition Tool ook in Nederland te introduceren;

verzoekt de regering om de prijstransparantie bij aanbieders te vergroten, bijvoorbeeld door te kijken of en hoe verdere automatische digitale openbaarmaking van prijzen via een API bevorderd kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vijlbrief, Dijk, Van der Lee, Grinwis en Verouden.

Zij krijgt nr. 76 (36800).

De heer Vijlbrief (D66):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Dijk, namens de SP.

De heer Dijk (SP):

Voorzitter. Daar waar de markt faalt, kunnen prijsplafonds uitermate goed werken. Dat hebben we ook gezien bij het energieprijsplafond. Dat werkte erg goed en heeft heel veel mensen uit de brand geholpen.

Voorzitter. Een motie over een anti-inflatiemandje.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inflatie net als de prijs van boodschappen een van de grootste bedreigingen is voor de bestaanszekerheid van mensen;

constaterende dat in Frankrijk al succesvol het initiatief is genomen om de prijzen van basisboodschappen te controleren, te maximeren en indien nodig te blokkeren;

verzoekt de regering een voorstel uit te werken voor het reguleren van de prijzen van 150 basisproducten, naar Frans voorbeeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijk, Van der Lee, Ergin en Teunissen.

Zij krijgt nr. 77 (36800).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de prijs van boodschappen in Nederland fors hoger ligt dan in de rest van Europa;

verzoekt de regering een voorstel uit te werken om de ACM het mandaat en de middelen te geven om de prijzen van boodschappen in Nederland te controleren, te reguleren en waar nodig te blokkeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 78 (36800).

De heer Dijk (SP):

Dit lijkt op een motie die ik eerder heb ingediend, maar ik dien 'm nog een keer in, omdat het nodig is dat het kabinet het gaat doen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de woonlasten in Nederland tot de hoogste van Europa behoren;

overwegende dat in 2021 een huurbevriezing ook gelukt is;

verzoekt de regering in 2026 de huren te bevriezen en de woningbouwcorporaties te compenseren door het afschaffen van de ATAD en de winstbelasting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 79 (36800).

De heer Dijk (SP):

En een laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de prijzen in de supermarkten voor velen onbetaalbaar zijn geworden;

constaterende dat tegelijkertijd de winsten bij de banken al meerdere jaren historisch hoog zijn;

verzoekt de regering om de btw op boodschappen te verlagen en dit te dekken door het verhogen van de bankenbelasting en het afschaffen van de expatregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijk.

Zij krijgt nr. 80 (36800).

De heer Dijk (SP):

Dank u wel, voorzitter. Dit voorstel kan de boodschappenprijzen met 20% laten dalen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van der Lee.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de heer Verouden ook complimenteren. Leuk, zo'n historische uiteenzetting. We hebben daardoor trouwens ook een van de oudste parlementen in de wereld. Dat is iets om trots op te zijn.

Dank aan de bewindslieden voor de beantwoording. Hier en daar was het een beetje een herhaling van zetten en een vooruitblik naar volgende week, dus daar gaan we volgende week lekker op door.

Voor dit moment heb ik één motie die ik ga indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inflatie over de periode 2022-2025 meer dan 20% bedraagt;

overwegende dat de inflatie over de energiekosten in die periode zelfs bijna 30% bedraagt;

overwegende dat de laagste inkomens relatief een veel groter percentage van hun inkomen besteden aan boodschappen, energie- en woonkosten en extra zwaar getroffen worden als de inflatie uitzonderlijk hoog is;

verzoekt de regering om proactief een methode te ontwikkelen waarmee in tijden van uitzonderlijk hoge inflatie doelgericht én doelmatig extra compensatie geboden kan worden aan de laagste inkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Dijk, Grinwis, Vijlbrief, Ergin, Vermeer en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 81 (36800).

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de heer Verouden vragen om naar voren te komen.

De heer Verouden (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank beide bewindslieden voor de beantwoording van de vragen.

Ik stel twee moties voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlanders geregeld uitwijken naar België en Duitsland om boodschappen te doen, omdat de prijzen voor veel producten daar lager liggen;

constaterende dat de inflatie in Nederland mede wordt veroorzaakt door marktfalen, onvoldoende concurrentie en gebrek aan transparantie;

overwegende dat inzicht in internationale prijsverschillen essentieel is om te beoordelen of de Nederlandse markt goed en eerlijk functioneert;

overwegende dat een jaarlijkse staat van de marktordening kan dienen om structureel inzicht te geven in prijsopbouw en marktmacht per sector;

verzoekt het kabinet om, samen met de ACM, jaarlijks te rapporteren hoe de prijzen van essentiële goederen en diensten, zoals boodschappen, energie en internet, zich in Nederland verhouden tot die in Duitsland en België, en een jaarlijkse staat van de marktordening te publiceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verouden, Dijk, Grinwis en Vijlbrief.

Zij krijgt nr. 82 (36800).

De heer Verouden (NSC):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gezinnen in sectoren zoals kinderopvang en dierenartsenpraktijken worden geconfronteerd met snel stijgende tarieven die de betaalbaarheid van noodzakelijke diensten onder druk zetten;

overwegende dat de initiatiefnota "Minder inflatie, meer bestaanszekerheid" van Omtzigt en de zijnen pleit voor het instellen van maximumprijzen in sectoren waar sprake is van bewezen en onvermijdelijk marktfalen;

van mening dat de overheid de taak heeft om consumenten te beschermen tegen excessieve prijsstijgingen in essentiële sectoren;

verzoekt het kabinet om de tariefontwikkeling in de kinderopvang en bij dierenartsen uiterlijk 1 april 2026 in kaart te brengen, en de Kamer te informeren over welke opties er zijn om bij vastgesteld marktfalen maximumprijzen in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verouden en Dijk.

Zij krijgt nr. 83 (36800).

Dank u wel. Dan wil ik mevrouw Van Dijk vragen naar voren te komen.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Dank, collega's, voor het debat. Dank voor de beantwoording. Ik heb geen moties, maar ik zou wel nog iemand een antwoord geven, namelijk de heer Vijlbrief. Hij vroeg waarom we zijn motie over het onderwijs niet hebben gesteund. De motie verzoekt de regering tot bezinning te komen en geen onomkeerbare stappen te zetten voor de behandeling van de Onderwijsbegroting. Heel eerlijk: die motie is weinig concreet en heeft geen dekking. Ik verwacht dan toch een iets betere motie, als ik heel eerlijk ben. Als de heer Vijlbrief verder wil weten waarom wij tegen moties stemmen, verwijs ik hem naar de laatste podcast van Henri, waarin hij er volgens mij een uur of zo over praat.

De voorzitter:

Ik zie dat u bent uitgedaagd, maar ik wil voorstellen om even bij de orde van het debat te blijven.

De heer Vijlbrief (D66):

Heel kort. Dan heb ik liever het antwoord van mevrouw Van Dijk dan een uur naar een podcast luisteren.

Mevrouw Inge van Dijk (CDA):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Waarvan akte. De heer Faddegon ziet af van zijn tweede termijn. Mevrouw Van Eijk.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Ik moet even iets rechtzetten richting de heer Vijlbrief naar aanleiding van de motie die vorige week bij de Algemene Politieke Beschouwingen is ingediend. Zij hebben tegen de motie gestemd waarin de arbeidskorting wordt teruggedraaid. Bij dezen.

Dank aan het kabinet voor de toezegging van een blijvende inzet om barrières weg te nemen voor een goed functionerende interne markt. Dat blijven wij met belangstelling volgen.

Ik heb twee moties. Een is naar aanleiding van de geopolitieke spanningen en onzekerheden, de internationale handel en het belang van handelsakkoorden. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de EU een deal heeft gesloten met Indonesië en werkt aan handelsakkoorden met Maleisië, India, Thailand en de Filipijnen;

overwegende dat zulke handelsakkoorden grote kansen bieden voor het Nederlandse bedrijfsleven;

verzoekt de regering om in gesprekken in Brussel het economisch belang van het Nederlandse bedrijfsleven leidend te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en Van Campen.

Zij krijgt nr. 84 (36800).

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dan heb ik er nog eentje over de brandstofprijzen. Ik deel de zorgen die de heer Vijlbrief uit, maar ik vind zijn motie iets te ver en iets te snel gaan. In de motie wordt het niet nadrukkelijk genoemd, maar het is wel van belang: er worden adviesprijzen afgegeven en wij vinden dat die ook gevolgd moeten worden door de markt. Met andere woorden: als olieprijzen stijgen, dan moet die adviesprijs inderdaad voldoende snel meebewegen, maar zeker ook andersom, zodat het voordeel bij de consument terechtkomt als de prijzen dalen. Ik ga heel snel praten voor de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat consumenten erop moeten kunnen vertrouwen dat de prijs die zij aan de pomp betalen eerlijk en marktconform is;

constaterende dat de ACM de toezichthouder is die kan beoordelen of de markt voor brandstoffen goed functioneert en of er sprake is van voldoende concurrentie;

verzoekt de regering om de ACM te vragen onderzoek te doen naar de prijsvorming van benzine en diesel, en daarbij te bezien of consumenten niet meer betalen dan op basis van reële marktontwikkelingen noodzakelijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Eijk en Vermeer.

Zij krijgt nr. 85 (36800).

Dank u wel. De heer Baudet geeft aan dat hij als laatste spreker het woord wil, omdat de printer is vastgelopen. Dat mag natuurlijk. Er zijn nog maar twee sprekers, meneer Baudet, dus u moet u enigszins haasten. De heer Ergin.

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Mijn eerste motie gaat over het feit dat de minister van Economische Zaken naar de PLUS supermarkt moet gaan, maar hij luistert niet mee. Mijn moties gaan over andere dingen, maar wel over het feit dat de boodschappen peperduur zijn, ondanks de discussie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat prijsverschillen ertoe leiden dat Nederlanders boodschappen doen over de grens, wat de Nederlandse middenstand schaadt;

verzoekt de regering te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om oneerlijke prijsverschillen bij primaire levensbehoeften te verkleinen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 86 (36800).

De heer Ergin (DENK):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de consumenten in de praktijk vaak aanzienlijk meer betalen voor identieke producten in Nederland dan in omringende landen;

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat Nederland 12% tot 20% duurder is dan omringende landen;

verzoekt de regering om jaarlijks een publiek toegankelijke prijsvergelijking per productcategorie tussen Nederland en buurlanden te laten uitvoeren, en hierover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 87 (36800).

De heer Ergin (DENK):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat boodschappen in België en Duitsland goedkoper zijn dan in Nederland;

constaterende dat het prijsverschil in sommige gevallen dusdanig groot is dat het loont om boodschappen te doen buiten Nederland;

overwegende dat in andere Europese landen, zoals Frankrijk, de overheid actief heeft ingegrepen door supermarkten en voedselproducenten op te roepen de prijzen van essentiële producten te verlagen;

verzoekt de regering om voedselproducenten en supermarkten op te roepen de prijzen van essentiële producten te verlagen en hen te namen en shamen als zij deze oproep naast zich neerleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 88 (36800).

De heer Ergin (DENK):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter. Het was een mooi debat. We hebben gezien dat inflatie een veelkoppig monster is waarop we maar zeer beperkt invloed hebben. Ik ben blij met de gedachte dat we een keer gaan filosoferen, wat mij betreft een hele middag, over accijnzen, de betekenis daarvan en welke kant we op moeten. Daar kijk ik naar uit.

Wat boodschappen betreft blijft bij mij hangen dat je je eigen reclame betaalt. Dat weet ik ook al uit mijn verleden. Er is vandaag zo schaamteloos veel reclame voorbijgekomen dat dat ook wel weer in de prijzen doorberekend zal worden. Ik waarschuw dus maar alvast.

Voorzitter, tot slot. We zullen als SGP in een ander verband de discussie over box 3 aangaan: in hoeverre is het reëel om over inflatiecompenserende winsten ook daadwerkelijk nog belasting te moeten gaan betalen? Maar die discussie zou buiten het verband van deze zaal beter tot haar recht komen.

Ik heb geen moties. Ik laat het hier dus bij. Ik kijk even naar de collega om te zien of de printer al gemaakt is.

De voorzitter:

Dank u wel. Volgens mij is collega Baudet klaar.

De heer Flach (SGP):

Anders praat ik nog even door.

De voorzitter:

De moties zijn handmatig geschreven. O nee, het is gelukt. Dat is helemaal mooi.

De heer Baudet (FVD):

Het is opmerkelijk dat de printer eigenlijk een niet-gemoderniseerd stukje technologie is. Dat is eigenlijk een heel opmerkelijk gegeven. Anyway.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om naast onze nationale goudvoorraad ook te starten met de aanleg van een strategische bitcoinreserve,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 89 (36800).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een zeer groot deel van de Nederlandse goudvoorraad van 600 ton — de huidige waarde is circa 50 miljard — in het buitenland ligt opgeslagen;

roept de regering op om deze nationale goudvoorraad in overleg met De Nederlandsche Bank zo snel mogelijk te repatriëren en terug te brengen naar Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 90 (36800).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat door voortdurende inflatie de waarde van fiatgeld continu daalt, terwijl de waarde van goud grotendeels constant is gebleven dan wel relatief in waarde is gestegen;

roept de regering op in overleg te treden met de bankensector en een "goudspaarrekening" te helpen ontwikkelen waarmee rekeninghouders gemakkelijk hun fiatgeld kunnen omzetten in goud,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 91 (36800).

Dank u wel.

De heer Baudet (FVD):

Dat was ook nog eens keurig binnen de tijd, hè?

De voorzitter:

Prachtig. Ik stel voor vijf minuten te schorsen. Het zijn vijftien moties, maar ik kan u vertellen dat als ik niet voor 19.45 uur sluit, ik het debat gewoon moet sluiten en jullie na de dinerpauze de tweede termijn van het volgende debat moeten doen. Ja? Dat dacht ik al. Vijf minuten.

De vergadering wordt van 19.13 uur tot 19.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn van het kabinet in het debat over de hoge inflatie in Nederland. Er zijn in totaal vijftien moties ingediend. Die worden nu geapprecieerd. Ik wil het woord geven aan de minister van Financiën.

Minister Heinen:

Voorzitter, dank u wel. Ook het aantal moties dat wordt ingediend is over de jaren aan inflatie onderhevig, kan ik u vertellen. We hebben de moties verdeeld. Ik doe er een aantal en de supermarktfiliaalmanager doet er ook een aantal.

Ik begin bij de motie op stuk nr. 79 van de heer Dijk. Die motie wil ik ontraden. Het afschaffen van de winstbelasting klinkt mooi, maar is niet eenvoudig. Waarschijnlijk leidt dit ook tot een eenmalige afrekening van zo'n 35 miljard euro. Daar heeft de voormalige staatssecretaris uw Kamer al over geïnformeerd. Deze motie heeft ook geen dekking. Vanwege de uitvoering en de dekking is deze motie ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 79: ontraden.

Minister Heinen:

Dan de motie op stuk nr. 80, ook van de heer Dijk. Deze wil ik ook ontraden. Deze motie gaat over de btw op de boodschappen. Uiteraard is deze zeer sympathiek. Ik moet hier wel bij zeggen dat dit niet uitvoerbaar is. De Belastingdienst kan meerdere tarieven nu niet aan. Daar is ook al vaker over gesproken. Dat is zeer frustrerend; dat snap ik. Maar in het licht van het vastgelopen belastingstelsel kan dat op zijn vroegst echt pas in 2028.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 80: ontraden.

Minister Heinen:

Dan de motie op stuk nr. 81 van de heer Van der Lee en andere leden. Ik zou willen vragen om deze motie aan te houden, want ik kan u eigenlijk al bedienen door dit in kaart te brengen in de antwoordenset die uw Kamer toekomt — die probeer ik komende vrijdag te sturen — voor de AFB, de Algemene Financiële Beschouwingen. Als dat niet naar tevredenheid is, kunt u de motie alsnog indienen. Ik zou dus eigenlijk het verzoek willen doen om 'm aan te houden.

De voorzitter:

Ja, u kunt de motie dan alsnog in stemming brengen.

De heer Van der Lee (GroenLinks-PvdA):

De motie is namelijk al ingediend. We stemmen potentieel pas nadat de antwoorden zijn binnengekomen, dus ik houd de motie nu nog niet aan. Maar als ik tevreden ben over de antwoorden, dan houd ik 'm aan bij de stemmingen.

Minister Heinen:

Dat snap ik. Laat ik het dan zo doen. Dan zou ik zeggen dat mijn formele appreciatie ontijdig is.

De voorzitter:

Ontijdig. De motie op stuk nr. 81 wordt vooralsnog niet aangehouden.

Minister Heinen:

Dan de motie op stuk nr. 89 van de heer Baudet. Hij heeft drie moties ingediend. Daar kan ik snel over zijn. Allereerst de motie op stuk nr. 89 over de strategische bitcoinreserve. De heer Baudet heeft de zaal verlaten. Die motie moet ik ontraden. Dat lijkt me zeer onverstandig.

Dan de motie op stuk nr. 90. Ontraden, vanwege de argumentatie die we in het debat al hebben uitgewisseld over de onafhankelijkheid van de centrale bank.

Ook de motie op stuk nr. 91 ontraad ik. Dit is een beleggingsrekening en dat kan al.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de minister van Economische Zaken, de heer Karremans.

Minister Karremans:

Ik heb een flink aantal moties. Ik begin bij de motie op stuk nr. 76, over lage prijzen aan de pomp. Ik wil die oordeel Kamer geven, mits ik de motie zo mag lezen dat de gevraagde transparantiemaatregel een van de mogelijke maatregelen is van zo'n nieuw mededingingsinstrument.

De voorzitter:

Ik zie de heer Vijlbrief knikken, dus dat kan.

Minister Karremans:

Dan de motie op stuk nr. 77, die de regering verzoekt een voorstel uit te werken voor het reguleren van de prijzen van 150 basisproducten naar Frans voorbeeld. Deze ontraad ik onder verwijzing naar het debat.

Dan de motie op stuk nr. 78: ontraden, verwijzend naar het debat.

De motie op stuk nr. 82 verzoekt het kabinet samen met de ACM jaarlijks te rapporteren over hoe de prijzen van essentiële goederen en diensten, zoals boodschappen, energie en internet, zich in Nederland verhouden tot die in Duitsland en België en een jaarlijkse staat van de marktordening te publiceren. De ACM is voornemens jaarlijks een staat van de markt te publiceren. Zij hanteert sowieso altijd een risicogerichte aanpak en richt zich op markten waaruit signalen komen van mogelijke marktverstoring. Zo'n staat van de markt zal meer op aggregatieniveau plaatsvinden. Ik ben niet voornemens om de ACM te vragen om in nog meer detail, wat niet risicogestuurd is, rapporten te gaan publiceren. Ze hebben het al druk zat met andere zaken.

De voorzitter:

Ik kan uit uw woorden opmaken dat u ...

Minister Karremans:

Met uw politiek gevoel is niks mis: ontraden.

De motie op stuk nr. 83 over betaalbaarheid van essentiële diensten verzoekt het kabinet om de tariefontwikkeling in de kinderopvang en bij dierenartsen uiterlijk 1 april 2026 in kaart te brengen en de Kamer te informeren welke opties er zijn om bij vastgelegd marktfalen maximumprijzen in te voeren. Met betrekking tot diergeneeskundige zorg heeft LVVN een onderzoek laten uitvoeren naar de prijsontwikkeling binnen de sector diergeneeskunde. Als vervolgstap onderzoekt de ACM nu het functioneren van de markt. Ik heb daar net ook al wat over gezegd. De vraag of prijsregulering een passend antwoord is op mogelijk marktfalen zal afhangen van het onderzoek dat ACM doet. Gezien de lopende trajecten is een aanvullend onderzoek naar tariefontwikkeling nu niet nodig. Pas na afronding van het ACM-onderzoek kan worden bezien of aanvullende maatregelen nodig zijn. Ik vraag u de motie aan te houden totdat het onderzoek is afgerond; anders moet ik 'm ontraden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Verouden. Wilt u 'm aanhouden?

De heer Verouden (NSC):

De motie ging inderdaad specifiek over de dierenartsen, maar daarnaast ook over de kinderopvang.

Minister Karremans:

De tariefontwikkeling in de kinderopvang wordt doorlopend gemonitord via de kwartaalrapportages kinderopvang. Daarnaast heeft de staatssecretaris van SZW de Kamer een brief gestuurd over het waarborgen van de toegankelijkheid en doelmatigheid in het nieuwe kinderopvangstelsel. In deze brief is aangekondigd opties voor tariefregulering verder uit te werken. Daarbij geldt net zoals bij de diergeneeskunde dat de tariefregulering een ingrijpende maatregel is die een goede en zorgvuldige uitwerking vraagt. Zodra de maatregel verder is uitgewerkt, zal de Kamer daarover worden geïnformeerd. Dit zit dus in een vergelijkbaar stadium. Het verzoek blijft dus staan, maar het is aan de heer Verouden.

De voorzitter:

Wil de heer Verouden 'm aanhouden? Ja, de heer Verouden houdt 'm aan.

Op verzoek van de heer Verouden stel ik voor zijn motie (36800, nr. 83) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Karremans:

Dank, voorzitter.

De motie van Van Eijk en Van Campen op stuk nr. 84 verzoekt de regering om in gesprekken in Brussel het economische belang van het Nederlandse bedrijfsleven leidend te laten zijn. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 85 van mevrouw Van Eijk en de heer Vermeer verzoekt de regering om de ACM te vragen onderzoek te doen naar de prijsvorming van benzine en diesel en daarbij te bezien of consumenten niet meer betalen dan op basis van reële marktontwikkelingen noodzakelijk is. Die kan ik ook oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 86 van de heer Ergin verzoekt de regering te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om oneerlijke prijsverschillen bij primaire levensbehoeften te verkleinen. Ik zie daartoe nu geen aanleiding, want ik wacht het ACM-onderzoek eerst af. ACM gaat onderzoek doen en ik wil niet vooruitlopen op wat daar uitkomt. Daar zullen we naar handelen. Sowieso zijn we al bezig met de territoriale leveringsbeperkingen om de prijzen in de supermarkten lager te krijgen voor die producten die daardoor worden geraakt. De motie is ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 87. Die verzoekt de regering om jaarlijks een publiek toegankelijke prijsvergelijking per productcategorie tussen Nederland en buurlanden te laten uitvoeren en hierover de Kamer te informeren. Die vergelijking is er al. Op Eurostat is die informatie heel gemakkelijk doorzoekbaar. Daar kun je gewoon terecht. Die is publiek toegankelijk. Om die reden moet ik de motie op stuk nr. 87 ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 88. Die ontraad ik ook onder verwijzing naar het debat.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van het kabinet. Dat betekent dat het debat ten einde is en dat ik hierbij de beraadslaging sluit van het debat over de hoge inflatie in Nederland.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de Kamer hartelijk voor de inbreng. Ik dank de ministers voor hun antwoorden. Ik schors kort. Na de schorsing gaan we verder met het tweeminutendebat over het Europees actieplan omtrent kabelveiligheid.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven