14 Functioneren rijksdienst

Functioneren rijksdienst

Aan de orde is het tweeminutendebat Functioneren rijksdienst (CD d.d. 24/04).

De voorzitter:

Dan gaan we door met een volgend tweeminutendebat, met dezelfde bewindspersoon en in belangrijke mate met dezelfde woordvoerders. We beginnen met de aanvrager van het debat, de heer Baudet, die namens Forum voor Democratie het woord krijgt. Gaat uw gang.

De heer Baudet (FVD):

Dank u wel. We hebben het in eerste aanleg gehad over de zorgelijke diversiteitsdoelstellingen en -propaganda die binnen de rijksdienst bestaan. Ik heb naar aanleiding van de gedachtewisseling vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 1 van de Grondwet een algemeen verbod op discriminatie bevat op welke grond dan ook;

overwegende dat zogeheten "positieve discriminatie" mensen ongelijk behandelt op basis van kenmerken zoals afkomst, geslacht of huidskleur;

spreekt uit dat positieve discriminatie derhalve in strijd is met het gelijkheidsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 1 van de Grondwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Baudet en Flach.

Zij krijgt nr. 366 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diversiteits- en inclusiviteitscursussen verplicht worden gesteld voor ambtenaren;

overwegende dat deze cursussen per definitie gestoeld zijn op een ideologisch wereldbeeld waarin groepsdenken, slachtofferschap en "woke" terminologie centraal staan;

overwegende dat het niet de taak van de overheid is om haar personeel te onderwerpen aan ideologische herscholing of gedragsbeïnvloeding;

overwegende dat dit niet alleen indruist tegen het principe van politieke neutraliteit van de overheid, maar ook de individuele vrijheid en integriteit van ambtenaren aantast;

roept de regering op om per direct een einde te maken aan de verplichtstelling van D&I-cursussen voor ambtenaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 367 (31490).

De heer Baudet (FVD):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Het antiracismehandboek van de Koninklijke Marechaussee onder meer een "witte suprematiepiramide" bevat en stelt dat "racisme jegens witte mensen niet bestaat";

overwegende dat dergelijke inhoud polariserend werkt, ideologisch gekleurd is en haaks staat op het principe van gelijke behandeling van alle burgers;

overwegende dat leden van de krijgsmacht behoren te worden opgeleid tot neutrale handhavers van de rechtsorde, vrij van ideologische indoctrinatie;

roept de regering op tot onmiddellijke afschaffing dan wel grondige herziening van Het antiracismehandboek van de Koninklijke Marechaussee, waarbij alle ideologisch beladen elementen worden geschrapt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 368 (31490).

De heer Baudet (FVD):

De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat culturele instellingen slechts in aanmerking komen voor subsidie als zij de zogeheten Code Diversiteit & Inclusie implementeren;

overwegende dat dit een ideologische toets is die haaks staat op artistieke en inhoudelijke vrijheid;

verzoekt de regering om de Code Diversiteit & Inclusie te schrappen als subsidievoorwaarde voor culturele instellingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Baudet.

Zij krijgt nr. 369 (31490).

Dank voor uw inbreng.

De heer Baudet (FVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

We gaan nu luisteren naar mevrouw Wijen-Nass. Zij voert het woord namens BBB. Gaat uw gang.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet opnieuw miljoenen euro's uittrekt voor trainingen inclusieve werving en selectie voor ambtenaren;

constaterende dat deze trainingen verplicht zijn en een ideologisch karakter hebben;

overwegende dat artikel 1 en artikel 3 van de Grondwet reeds garanderen dat niemand mag worden gediscrimineerd en dat elke Nederlander op gelijke voet benoembaar is in openbare dienst;

verzoekt de regering om te stoppen met het verplicht stellen van deze trainingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wijen-Nass en Flach.

Zij krijgt nr. 370 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de rijksoverheid actief gestuurd wordt op het aannemen van medewerkers met bepaalde achtergrondkenmerken, zoals geaardheid, geslacht of etniciteit;

constaterende dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van streefpercentages, verplichte samenstelling van commissies en andere vormen van quotasturing;

overwegende dat beleid dat mensen categoriseert naar afkomst of uiterlijke kenmerken bijdraagt aan polarisatie en ongelijkheid in plaats van deze op te lossen;

verzoekt de regering om alle streefcijfers, verplichtingen en andere quotagerelateerde maatregelen binnen het personeelsbeleid van de rijksoverheid af te schaffen, en te garanderen dat benoemingen uitsluitend plaatsvinden op basis van geschiktheid en kwaliteit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wijen-Nass en Flach.

Zij krijgt nr. 371 (31490).

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Het is weer gelukt binnen de tijd.

De voorzitter:

Dank u wel. U krijgt nog een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik was toch onderweg, want ik ben de volgende spreker. Maar nu ik hier toch sta: diegenen die nu dit debat volgen, zouden de indruk kunnen krijgen dat het alleen maar ging over het diversiteitsbeleid. Laat ik dan mevrouw Wijen-Nass de vraag stellen wat zij vindt van de enorme taakstelling, de bezuiniging, die over de rijksoverheid wordt uitgestort. Er is eigenlijk nog nauwelijks een idee over hoe die uitpakt en vandaag bleek uit het nieuws dat het helemaal misgaat, omdat er keihard bezuinigd wordt op de uitvoering. Mijn indruk is dat dit in de toekomst tot grote ongelukken gaat leiden, zoals we bijvoorbeeld hebben gezien bij het toeslagenschandaal. Ik ben benieuwd of BBB daarover ook een opvatting heeft, want daar ging dit debat eigenlijk ook over.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Dit debat ging volgens mij over heel veel verschillende onderwerpen. Het ging over de rijksdiensten. We hadden het vandaag bijvoorbeeld ook kunnen hebben over de spreiding van die rijksdiensten over het land. Daar heb ik eerder ook aandacht voor gevraagd. Wat mij betreft zouden de rijksdiensten wat meer naar de regio mogen. Dus ja, ik ben het zeker met de heer Van Nispen eens dat er meer onderwerpen waren, maar ik heb nu gekozen om specifiek over dit onderwerp moties in te dienen. Voor wat betreft de vraag over de taakstelling voor de rijksdiensten: volgens mij heeft de minister daar antwoord op gegeven tijdens het debat. Wij blijven achter onze doelstelling staan.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Van Nispen was al onderweg. Hij maakte even een tussenstop. Nu gaat hij namens de Socialistische Partij zijn inbreng geven.

De heer Van Nispen (SP):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog steeds geen plan ligt voor de invulling van de rijksbrede taakstelling van 22%;

overwegende dat de Kamer eerder met de aangenomen motie op stuk nr. 36 (36410) heeft uitgesproken dat eerst bezuinigd moet worden op externe inhuur, communicatiemedewerkers en persvoorlichters voordat de uitvoering geraakt wordt;

verzoekt de regering aan de Kamer te rapporteren hoever ze is gekomen met dit onderdeel van de taakstelling voordat overgegaan wordt op bezuinigen op rijksambtenaren en de uitvoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 372 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering door middel van een loondictaat in 2026 een nullijn wil opleggen aan alle rijksambtenaren;

overwegende dat dit contraproductief is voor het behoud van personeel in cruciale publieke sectoren, zoals het gevangenispersoneel, dat al jaren onder grote druk staat;

verzoekt de regering af te zien van de nullijn en onze ambtenaren niet in koopkracht achteruit te laten gaan bij de aankomende onderhandelingen voor de cao Rijk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Chakor.

Zij krijgt nr. 373 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Staat van de Uitvoering blijkt dat het Huis voor Klokkenluiders nu al onvoldoende capaciteit heeft, terwijl het beroep dat op de organisatie wordt gedaan juist toeneemt;

verzoekt de regering het Huis voor Klokkenluiders te ontzien bij de rijksbrede taakstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 374 (31490).

De heer Van Nispen (SP):

Ten slotte, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in tientallen gevallen de Wet normering topinkomens (WNT) is overtreden, soms met tienduizenden euro's per persoon;

overwegende dat het ontbreken van sancties ertoe leidt dat dit ongestraft blijft en er geen afschrikwekkende werking uitgaat van het gegeven dat hooguit een ten onrechte ontvangen bedrag moet worden terugbetaald;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe een effectievere naleving van de WNT kan worden afgedwongen door sancties te stellen op het overtreden van de norm voor topinkomens in de (semi)publieke sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 375 (31490).

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De heer Van Baarle namens de fractie DENK krijgt nu het woord. Gaat uw gang.

De heer Van Baarle (DENK):

Dank, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Binnenlandse Zaken werkt aan een rapportagemodel voor de aanpak van discriminatie binnen de rijksoverheid;

verzoekt de regering om in dit model voor de aanpak van discriminatie op te nemen dat ieder ministerie op concreet en praktisch niveau rapporteert over de maatregelen die genomen worden voor grotere bewustwording op de werkvloer en onder leidinggevenden, voor handhaving en sanctionering en voor objectieve werving en selectie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 376 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet normering topinkomens (WNT) op dit moment uitsluitend van toepassing is op topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector;

overwegende dat ook andere werknemers binnen deze sectoren salarissen ontvangen die het wettelijke bezoldigingsmaximum overschrijden, terwijl zij functioneren onder publieke bekostiging of opdracht;

verzoekt de regering om een voorstel tot wijziging van de Wet normering topinkomens voor te bereiden dat de personele reikwijdte uitbreidt naar alle werknemers in de publieke en semipublieke sector, met inachtneming van passende uitzonderingsmogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 377 (31490).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Europese Unie sinds 2022 een algeheel verbod kent op het gunnen van overheidsopdrachten aan Russische ondernemingen, vanwege de Russische betrokkenheid bij grove schendingen van het internationaal recht;

overwegende dat Israëlische bedrijven actief bijdragen aan militaire operaties in bezet Palestijns gebied, technologie leveren die wordt ingezet voor onderdrukking en surveillance van de Palestijnse bevolking, en betrokken zijn bij de handhaving van de illegale bezettingsinfrastructuur;

verzoekt de regering een algeheel aanbestedingsverbod in te stellen voor Israëlische bedrijven en alle samenwerkingscontracten met Israëlische bedrijven te beëindigen, waarbij humanitaire hulporganisaties worden uitgezonderd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 378 (31490).

De heer Van Baarle (DENK):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vestiging van Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied in strijd is met internationaal recht;

overwegende dat meerdere Israëlische en internationale bedrijven actief bijdragen aan de aanleg, uitbreiding of instandhouding van deze nederzettingen, onder meer via bouw, infrastructuur, transport en bewakingstechnologie;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze bedrijven die aantoonbaar bijdragen aan de vestiging of uitbreiding van illegale Israëlische nederzettingen kunnen worden uitgesloten van deelname aan Nederlandse aanbestedingsprocedures,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 379 (31490).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u vriendelijk, voorzitter.

De voorzitter:

U krijgt nog een interruptie van de heer Van Waveren.

De heer Van Waveren (NSC):

Voorzitter, eigenlijk een vraag aan u. We hebben een goed commissiedebat gehad over de rijksdienst en het personeel van de rijksdienst. Het ging niet over inkoopbeleid; het ging niet over sancties. Dus ik vraag me af of deze laatste twee moties niet buiten de orde zijn.

De voorzitter:

Ik kan dat niet beoordelen, want ik was zelf niet bij het debat. Maar de moties zijn inmiddels ingediend. De voorzitter heeft ook geen instrument meer om te voorkomen dat moties worden ingediend en heeft ook niet meer de noodzaak om aan de Kamer te vragen of een motie in voldoende mate wordt ondersteund. Als een Kamermeerderheid uitspreekt dat een motie buiten de orde is, dan wordt de motie buiten de orde verklaard. Maar ik kan dat niet zelfstandig als voorzitter zomaar besluiten.

De heer Flach (SGP):

We kunnen pas reageren als de moties al zijn ingediend, dus dat betekent dat we het nooit kunnen hebben over of ze passend zijn bij het debat. Dit is niet aan de orde geweest in het debat. Misschien is dat een criterium op basis waarvan ze niet passen in dit tweeminutendebat. Overigens vind ik de moties inhoudelijk überhaupt verwerpelijk.

De heer Bikkers (VVD):

Ik sluit me volledig aan bij de heer Flach.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik ook.

De heer Baudet (FVD):

Ik niet. Ik vind het het goed recht van de heer Van Baarle om zijn mening hier aan ons voor te leggen. We zullen daar gewoon over stemmen. Gun deze man zijn visie. Ik mag het met hem oneens zijn — we mogen het allemaal met hem oneens zijn — maar dit is toch gewoon de plek waar mensen hun visie naar voren kunnen brengen? Hij is gekozen. Hij vertegenwoordigt een bepaalde groep. Prima.

De voorzitter:

U steunt dit ordeverzoek niet.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Ik sluit me aan bij de heer Baudet. Ik vind het eigenlijk ontzettend kinderachtig wat hier gebeurt. Die motie kan gewoon ingediend worden en we kunnen erover stemmen.

De heer Deen (PVV):

Ik was niet bij het desbetreffende commissiedebat aanwezig, dus ik kan me hier niet over uitlaten.

De voorzitter:

Dat is helder. Dan constateer ik dat er geen meerderheid is voor het ordevoorstel. De moties zijn ingediend en we gaan straks gewoon de appreciatie van de minister beluisteren. Dank voor uw inbreng.

De heer Van Baarle (DENK):

Daar kan ik me in vinden, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Chakor gaat nu spreken. Zij voert het woord namens de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik had twee moties, maar toen zag ik dat de heer Van Nispen al een motie had over de nullijn. Ik heb dus mijn naam onder de motie van de heer Van Nispen gezet. Dat scheelt weer één motie. Dan mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk blijkt dat de overheid juist meer in plaats van minder externen inhuurt en dat ruim 15% van de totale personeelsbudgetten voor externe inhuur fors meer bedraagt dan de Roemernorm;

overwegende dat de rijksoverheid en ook decentrale overheden vaak consultants moeten inhuren om belangrijke taken te kunnen uitvoeren;

overwegende dat een voorgenomen nullijn niet zal bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de rijksoverheid als werkgever;

van mening dat de overheid niet te afhankelijk moet zijn van extern ingehuurde consultants en voldoende deskundigheid in huis dient te hebben om belangrijke overheidstaken uit te kunnen voeren;

verzoekt de regering met een plan van aanpak te komen om de afhankelijkheid van de rijksoverheid van consultants te verkleinen, en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling voor het jaar 2026 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Chakor.

Zij krijgt nr. 380 (31490).

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Dan heb ik nog even een vraag. Vorig jaar oktober heb ik samen met de heer Sneller een breed aangenomen motie ingediend om die bezuinigingen in kaart te brengen en vooral hoe die bezuinigingen vallen wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening. Mijn vraag is dan ook: hoe is dat opgepakt? Is dat überhaupt opgepakt?

In het debat hebben wij het inderdaad ook gehad over inclusie en diversiteit, soms ook wel wat heftig, maar ik heb de minister wel aangemoedigd om zich juist te blijven inzetten voor een inclusieve rijksoverheid waarin iedereen zich thuis voelt. Ik zou bijna zeggen: lang leve diversiteit en lang leve inclusie.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. We gaan luisteren naar de heer Flach, namens de SGP-fractie.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik kijk terug op het debat als een best wel stevig en ook ideologisch debat, waarbij ik blij was met de nuchtere opstelling van de minister. Ik denk dat het diversiteit- en inclusiebeleid bij de rijksoverheid enorm doorgeschoten is en dat we daar ook mee moeten stoppen. Daarom sta ik ook onder de beide moties van collega Wijen-Nass. Dat dit tot onwenselijke uitwassen leidt, blijkt ook uit een advertentie voor de allerhoogste ambtenaar van onze hoofdstad, waar kennelijk niemand van ons continent de voorkeur zou krijgen bij een gelijke geschiktheid. We moeten echt stoppen met dergelijke vormen van positieve discriminatie; ik vind dit eigenlijk negatieve discriminatie.

Tot slot een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de inzet op diversiteit en inclusiviteit er niet toe mag leiden dat ambtenaren in hun spreken en schrijven in een ideologisch keurslijf geperst worden;

constaterende dat binnen de rijksoverheid cursussen en handreikingen aanwezig zijn die op gekunstelde wijze de taal van ambtenaren beïnvloeden, bijvoorbeeld door het voorschrijven van de aanduiding "timmerlied" en het vermijden van de uitdrukking "blinde vlek";

verzoekt de regering te voorkomen dat tijd en middelen worden besteed aan het ideologisch bewerken van de taal van ambtenaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 381 (31490).

Dank voor uw inbreng. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Waveren. Hij spreekt namens NSC.

De heer Van Waveren (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Onze rijksambtenaren zijn een onmisbare schakel in het uitvoeren van de grote maatschappelijke opgaven waar we voor staan, maar we lopen helaas het risico dat ze met steeds meer mensen steeds minder voor elkaar krijgen. De explosieve groei van de rijksoverheid in de afgelopen jaren baart Nieuw Sociaal Contract ernstige zorgen. Vandaag nog kwam het bericht dat vorig jaar de apparaatsuitgaven weer met bijna 12% zijn gestegen en de Roemernorm voor externe inhuur weer bij lange na niet wordt gehaald. Die groei leidt niet tot meer maatschappelijk effect maar is het gevolg van verkokering, complexiteit en het verlies van kennis met externe inhuur tot gevolg. Het is daarom goed dat dit kabinet het roer omgooit. Er is een stevige taakstelling met een heldere opdracht. Nieuw Sociaal Contract is blij dat de Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst is ingesteld. Dat is een stap in de goede richting, maar het financieel monitoren en bundelen van de departementale rapportages is wat ons betreft te weinig. Zo'n grote opgave vraagt om sturing die scherp de doelstellingen bewaakt, de kwaliteit bevordert en interdepartementaal kansen kan grijpen.

Om deze reden pleit Nieuw Sociaal Contract voor het aanstellen van een regeringscommissaris die de ministeriële commissie adviseert. Daarover heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hervorming van de rijksdienst moet leiden tot meer efficiëntie en responsiviteit;

constaterende dat er een Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst is ingesteld, maar die zich in eerste instantie beperkt tot het (financieel) monitoren en bundelen van departementale rapportages;

overwegende dat ook interdepartementale samenwerking kan leiden tot kostenbesparingen;

overwegende dat het belangrijk is de doelstellingen van de hervorming van de rijksdienst breder te zien dan enkel financieel;

verzoekt de regering om een regeringscommissaris aan te stellen, die de Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst adviseert over de mate waarin de hervormingsopgave bereikt wordt, de wijze waarop de uitvoering wordt ontzien én te adviseren over interdepartementale bezuinigingsmogelijkheden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Waveren.

Zij krijgt nr. 382 (31490).

Dank voor uw inbreng. U krijgt een interruptie van de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Die bezuinigingen op de rijksoverheid zijn ontzettend zorgelijk. We zagen de berichten vandaag inderdaad. Maar in plaats van vandaag te zeggen wat het precies wil of wat er niet moet gebeuren bij die bezuiniging, komt Nieuw Sociaal Contract hier met een procesvoorstel, namelijk het aanstellen van een regeringscommissaris. Ja, dat kun je doen. Je kunt het ook niet doen. Maar waar is het voorstel voor wat er moet gebeuren? Moeten er minder externen komen? Moeten er minder persvoorlichters komen? Moet bijvoorbeeld de uitvoering ontzien worden? Kortom, wat moet er nou volgens NSC inhoudelijk gebeuren, los van een procedurevoorstel voor hoe de minister haar werk moet doen?

De heer Van Waveren (NSC):

Dit tweeminutendebat is de afsluiting van een commissiedebat dat wij gevoerd hebben. Daarin heb ik die punten genoemd. U herhaalt ze, dus daarin zitten we volgens mij op één lijn. Die bezuinigingstaakstelling moet bij de kerndepartementen terechtkomen en de uitvoering moet ontzien worden. Het aantal externen moet teruggedrongen worden. Ik noemde zonet niet voor niks de Roemernorm, die we moeten halen. Dat is dus de opgave die er ligt. Mijn conclusie is alleen dat we bij zo'n grote opgave en bij de sturing daarop het risico lopen dat dat niet lukt als daar geen stevigere centrale sturing op plaatsvindt. Vandaar mijn procesvoorstel. Hoe gaan we het zo organiseren dat we die inhoudelijke doelstellingen bereiken? Dat doet niks af aan wat ik in de commissie heb gezegd over wat we inhoudelijk voor elkaar willen krijgen, maar het is wel een voorstel voor hoe we dat beter kunnen doen.

De heer Van Nispen (SP):

Maar dan is het niet zo stevig om dan geen motie in te dienen over al die punten die de heer Van Waveren zonet noemde, maar wel een voorstel in te dienen over het proces van het aanstellen van een regeringscommissaris. De heer Van Waveren zou ook kunnen zeggen dat hij het voorstel van de SP steunt. Dat is misschien ook een procesvoorstel: eerst bezuinigen op voorlichters en externen, zoals wij allebei willen, dan rapporteren aan de Kamer en dan verder kijken. Dat zou de heer Van Waveren vandaag ook kunnen zeggen. Dan geven we nog iets van inhoud mee aan wat het kabinet moet doen. En dan ontzien we de uitvoering en al die taken die voor mensen misschien heel belangrijk zijn. Kan ik op steun van NSC rekenen voor die motie?

De heer Van Waveren (NSC):

Ik moet de tekst van de motie even zien, maar op inhoud zeg ik: ja, absoluut. Ik moet even naar de precieze formulering van de motie kijken, want ik heb één belangrijk voorbehoud, dat ook in het hoofdlijnenakkoord staat, namelijk dat de uitvoering wordt ontzien. Dat is dus niet een blokkade op bezuinigingen op de uitvoering, want als je daarop slim kan bezuinigen en efficiënter kan werken, moet je dat vooral doen. Maar ik deel met de heer Van Nispen dat het risico bestaat dat er op de departementen te veel naar de uitvoering gekeken wordt en dat niet de hoofdzaak gedaan wordt. Wat betreft de intentie van de motie ben ik het met de heer Van Nispen eens en is hij het, denk ik, met de formulering in het hoofdlijnenakkoord eens. Ik zal nog even precies naar de tekst kijken, maar in de geest steun ik dat zeker. Het doel van mijn voorstel voor een regeringscommissaris is ook om daarop uit te komen.

De heer Bikkers (VVD):

Terecht zegt de heer Van Waveren: er is een commissie en die moet voortvarend aan de slag. Daarin zit een minister van Binnenlandse Zaken, die stelselverantwoordelijk is en die de taakstelling van 22% meegekregen heeft. Hoe ziet de heer Van Waveren de rol van de minister van Binnenlandse Zaken? Waarom is een regeringscommissaris daarbovenop nog noodzakelijk?

De heer Van Waveren (NSC):

Het kabinet heeft bij de start de bezuiniging, die uitgezet moest worden, over de departementale begrotingen verdeeld. Daar is in het najaar, voordat u en ik in de Kamer zaten, uitgebreid over gesproken. Toen is gezegd: eigenlijk staat het nu boekhoudkundig ingeboekt en die plannen moeten vervolgens uitgewerkt worden. Juist omdat we niet alleen maar een platte bezuiniging willen, maar echt willen dat de overheid anders werkt en naar taken en verantwoordelijkheden kijkt, moet daar centraal op gestuurd worden. Mijn zorg is dat dat op dit moment onvoldoende gebeurt. Als vehikel heeft het kabinet daar een ministeriële commissie bovenop gezet, ook omdat de ene minister niet over de uitvoering op de andere departementen kan besluiten. Dat lijkt me overigens heel gezond. Door die departementale verdeling wordt het juist per departement bekeken, maar een belangrijk punt is volgens mij dat een groot deel van de efficiencymaatregelen interdepartementaal kan zijn. Dat missen we in de huidige aanpak.

De voorzitter:

Dank voor uw toelichting en uw inbreng. De heer Bikkers is ook de volgende spreker, namens de VVD, in zijn termijn. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer in dit debat. Gaat uw gang.

De heer Bikkers (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag is het Verantwoordingsdag. Ik heb de Jaarrapportage Bedrijfsvoering aandachtig doorgenomen. Ik was echt op zoek naar de wijze waarop het kabinet invulling geeft aan de taakstelling van 22%. Ik moet heel eerlijk zeggen: ik vond daarin onvoldoende handvatten voor ons als Kamer om echt de vinger aan de pols te houden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het hoofdlijnenakkoord 2024 het doel gesteld is om de apparaatsuitgaven structureel te verminderen met 22%;

van mening dat het, met het oog op het door de Kamer kunnen uitvoeren van haar controlerende taak, nodig is dat zij goed wordt geïnformeerd over de voortgang van deze taakstelling;

verzoekt de regering minimaal twee keer per jaar, parallel aan de planning-en-controlcyclus, de totale voortgang van de invulling van deze bezuiniging tijdig naar de Kamer te sturen, opdat deze informatie bij de reguliere commissiedebatten Functioneren rijksdienst van de commissie voor Binnenlandse Zaken kan worden betrokken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bikkers.

Zij krijgt nr. 383 (31490).

De heer Bikkers (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dit is het einde van de termijn van de Kamer. Er zijn achttien moties ingediend. We gaan vijftien minuten schorsen en dan krijgen we een appreciatie op alle ingediende moties.

De vergadering wordt van 20.30 uur tot 20.50 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Functioneren rijksdienst. We zijn toe aan de termijn van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Uitermark:

Dank, voorzitter. De motie op stuk nr. 366 is een spreekt-uitmotie, dus die behoeft geen appreciatie.

De motie op stuk nr. 367 van de heer Baudet moet ik ontraden, want de rijksoverheid stelt geen diversiteits- en inclusietrainingen verplicht aan haar ambtenaren.

De heer Baudet (FVD):

Wat zegt u nu? Worden er geen trainingen verplicht gesteld voor ambtenaren? Het persbericht waarover ik eerder ook al Kamervragen stelde, is dus onjuist? Zijn er geen verplichte diversiteitstrainingen en bewustwordingstrainingen voor ambtenaren?

Minister Uitermark:

Nee. Wij stellen geen training verplicht voor alle ambtenaren. Er is een verplichte training, maar die is alleen voor ambtenaren die zitting nemen in een selectiecommissie. Dat zijn trainingen om objectief te werven en te selecteren. Die zijn dus niet gebaseerd op een ideologie of op het bevorderen van bepaalde groepen of van mensen met bepaalde kenmerken. Deze trainingen zijn juist bedoeld om te voorkomen dat bepaalde mensen of groepen bewust of onbewust worden bevoordeeld.

De heer Baudet (FVD):

Oké, dus er zijn wél cursussen ...

De voorzitter:

Afrondend, meneer Baudet.

De heer Baudet (FVD):

Er zijn dus wel cursussen verplicht, maar in de ogen van de minister zijn dat niet cursussen, zoals ik ze beschrijf. De minister geeft er een ander label aan. Eerder zei de minister dat er geen cursussen verplicht zijn. Misschien kan dat dan bij dezen wel even duidelijk gerectificeerd worden.

Minister Uitermark:

Misschien kan ik het nog even beter toelichten. Het zijn geen verplichte trainingen voor al onze ambtenaren. Op het moment dat een ambtenaar aan werving en selectie doet, dus als die ambtenaar andere mensen gaat selecteren om ze aan te nemen, dan is het verplicht om daarvóór een cursus gedaan te hebben. Die heb ik zelf ook gedaan. Ik kan dus spreken uit eigen ervaring. Dat is een cursus die gaat over selecteren zonder vooroordelen. Die is verplicht.

De voorzitter:

Dus de motie is ontraden.

De heer Baudet (FVD):

Dat is precies mijn punt. Precies die cursus willen wij dus schrappen. Daar gaat die motie over.

De voorzitter:

Ja, maar de motie op stuk nr. 367 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 368.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 368 gaat over een handboek van de Koninklijke Marechaussee. Die motie krijgt het oordeel "ontijdig", want die hoort bij mijn collega-bewindspersoon van Defensie. Ik zal die doorgeleiden aan Defensie.

De voorzitter:

Nu moet ik de heer Baudet toch vragen of hij deze motie wil aanhouden, omdat op het oordeel "ontijdig" normaliter een verzoek volgt aan de indiener om de motie aan te houden.

De heer Baudet (FVD):

Nee, dat wil ik helemaal niet. De stemmingen zijn dinsdag pas. Er is dus voldoende tijd om dit even te checken. Zo ingewikkeld is het allemaal niet. We hoeven daar allemaal niet zo moeilijk over te doen.

De voorzitter:

Oké. Daarmee blijft het oordeel "ontijdig" staan.

Minister Uitermark:

Datzelfde oordeel moet ik ook geven aan de motie op stuk nr. 369. Die motie gaat over het schrappen van de Code Diversiteit & Inclusie als subsidievoorwaarde voor culturele instellingen. Die brengt mij bij de collega-bewindspersoon van OCW. Die motie is dus ook ontijdig. De heer Baudet gaf net bij de andere motie aan dat er nog tijd is tot dinsdag. Dat ben ik met hem eens. Ik zal dus mijn best doen om zowel wat betreft deze motie als de vorige motie voor die tijd contact te hebben met de betrokken bewindspersonen en het inhoudelijke advies mogelijk nog voor de stemming te geven.

De heer Baudet (FVD):

Toch even staatsrechtelijk: ik vind die kabinetsappreciaties prima, maar uiteindelijk stemt de Kamer over een motie. Mij interesseert de kabinetsappreciatie helemaal niets, want ik maak mijn eigen afweging. De 150 Kamerleden hier zouden eigenlijk hetzelfde moeten doen. Of ministers het wel of niet te druk hebben om onze moties te lezen en te beoordelen, interesseert me dus niet. Zij moeten naar ons luisteren. De Kamer is het hoogste staatsrechtelijke democratische orgaan. Wij stemmen er gewoon dinsdag over. Je kan daarom lachen, maar zo zit het in elkaar. Je lacht omdat je weet dat ik gelijk heb. Dus ontijdig of niet: dinsdag stemmen.

De voorzitter:

Kijk, het is altijd voorbehouden aan het Kamerlid om een motie in stemming te brengen, maar we hebben de afspraak dat we voordat we stemmen over moties, een oordeel hebben van de bewindspersonen. Die oordelen kent u. Die kunnen variëren. Deze moties krijgen het oordeel "ontijdig". Het kan zijn dat er voor de stemmingen op dinsdag nog een nadere appreciatie komt na overleg met andere bewindslieden. We gaan door naar de motie op stuk nr. 370.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 370, van mevrouw Wijen-Nass en de heer Flach, moet ik ontraden. De trainingen waarnaar wordt verwezen, zijn trainingen om objectief te werven en te selecteren. Die zijn niet gebaseerd op een ideologie, zoals ik net heb aangegeven. Die zijn ook niet gericht op het bevorderen van bepaalde groepen of mensen met bepaalde kenmerken, maar zijn juist bedoeld om te voorkomen dat bepaalde mensen of groepen bewust of onbewust worden bevoordeeld. Nogmaals, ik kan ook uit eigen ervaring zeggen dat ik echt iets heb geleerd van die cursus.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 371, die verzoekt te garanderen dat benoemingen uitsluitend plaatsvinden op basis van geschiktheid en kwaliteit. Hierin wordt verwezen naar voorkeursbeleid, maar ik wil daar gewoon heel duidelijk over zijn: voorkeursbeleid vormt geen onderdeel van het rijksbrede personeelsbeleid. Wij kijken bij werving en selectie naar de kwaliteit en de geschiktheid voor de specifieke functie. Het beleid is erop gericht om dat zo objectief mogelijk te doen, waarbij niet bepaalde groepen of mensen met bepaalde kenmerken worden bevoordeeld of bevorderd. Deze maatregelen zijn juist nodig om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan en gelijke kansen te bevorderen in lijn met de Grondwet. Er is dus geen voorkeursbeleid als het gaat om het rijksbrede personeelsbeleid. Daarom is die motie overbodig.

De heer Flach (SGP):

Betekent dat dat advertenties zoals die die onze hoofdstad onlangs publiceerde voor het zoeken van een gemeentesecretaris, waarbij bij gelijke geschiktheid de voorkeur uit zou gaan naar iemand met een niet-Europese afkomst, bij de rijksoverheid dus niet voorkomen?

Minister Uitermark:

Ik ken de exacte tekst van die vacature niet, dus ik ga even uit van de tekst zoals u die hier noemt. Ik denk dat ik in debatten meermalen heb aangegeven dat wij alleen streefcijfers hebben en dat die geen rol hebben in de werving en selectie per vacature. We kijken dus wel binnen de organisatie. Als er landelijk een bepaald percentage man-vrouwverhouding is, zou je eigenlijk verwachten dat als je objectief selecteert, diezelfde verhouding zich op een gegeven moment gaat voordoen in je eigen personeelsbestand, tenzij er redenen zijn waarom bijvoorbeeld vrouwen of bepaalde groepen niet solliciteren op bepaalde functies. Dat kan allemaal. Maar in principe hebben we dus geen streefcijfers per vacature. We kijken gewoon naar de beste persoon die het beste past bij de functie.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik kan de minister niet helemaal volgen. Ik heb in mijn motie gevraagd om te kijken op basis van geschiktheid en kwaliteit. Dan zegt de minister: we selecteren op basis van gelijkheid. Maar er zijn streefpercentages en er is een commissie. Als je gaat sturen op wat voor soort mensen met bepaalde achtergrondkenmerken je in je organisatie wil hebben, creëer je volgens mij wel ongelijkheid. Ik denk namelijk dat een gewone witte Nederlandse man straks niet meer aan de bak komt in een organisatie. Dat is iets wat wij als BBB echt niet willen.

Minister Uitermark:

Het is hier in het debat ook heel uitvoerig over gegaan. Ik heb keer op keer benadrukt dat wij kijken naar een vacature. Daarin heb je bepaalde eisen die je stelt voor de functie. Wij kijken naar een persoon die de beste match is bij die vacature. Wij streven daarbij niet naar andere persoonskenmerken. Maar natuurlijk kun je op een gegeven moment wel zeggen: ik heb twee perfecte kandidaten; wie moet ik kiezen? Je kunt dan kijken naar de samenstelling van je team. Als je team alleen uit mannen bestaat en de twee kandidaten een man en een vrouw zijn, dan kies je misschien toch voor de vrouw, omdat vrouwen in je team ontbreken. Zo kunnen ook andere kenmerken van een persoon meewegen, waardoor je bij gelijke geschiktheid kiest voor de een en niet voor de ander. Maar de basisgedachte is dat we kijken naar welke functies welke kwaliteiten vereisen. We kijken naar wat iemand meebrengt en wie het beste bij die functie past.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Wijen-Nass (BBB):

Ik begrijp niet — misschien kan de minister dat nog een keer uitleggen — hoe je kan zeggen dat er geselecteerd wordt op basis van kwaliteit en gelijkheid als er streefpercentages zijn en er gekeken wordt naar achtergrondkenmerken. Volgens mij creëer je dan ongelijkheid.

Minister Uitermark:

Volgens mij zou ik dan in herhaling vallen. Het is geen criterium in het selectieproces. Je mag bij onbevooroordeelde selectie verwachten dat het personeelsbestand op een gegeven moment een afspiegeling is van de samenleving. Dat is voor de overheid belangrijk, want als overheid bedien je de samenleving; je wilt die samenleving dan ook in huis hebben.

De voorzitter:

Het oordeel op de motie op stuk nr. 371 blijft "overbodig". We gaan naar de motie op stuk nr. 372.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 372 was van de heer Van Nispen.

De voorzitter:

Ja, die ging over de taakstelling.

Minister Uitermark:

Die motie moet ik ontraden, omdat die verzoekt om te rapporteren hoever we zijn gekomen met dit onderdeel van de taakstelling, voordat wordt overgegaan tot bezuinigingen op rijksambtenaren en de uitvoering. We rapporteren al. In de brief van 14 maart heb ik aangegeven op welke wijze het kabinet invulling gaat geven aan de uitvoering van het regeerprogramma. We zijn er dus al mee bezig. Het terugdringen van de externe inhuur heeft ook nadrukkelijk een plaats gekregen in die aanpak. We zien ook dat de vorig jaar aangekondigde taakstelling en inzet op het verminderen van externe inhuur en communicatieprofessionals inmiddels hun vruchten beginnen af te werpen. De externe inhuur is gelijk gebleven, maar het aantal communicatieprofessionals is nu dalende. Kortom, de eerder ingediende motie is al in uitvoering. Daarmee is de voorliggende motie overbodig. We doen het ook niet in die volgorde. We doen het een dus niet voor we het ander doen; we doen het tegelijkertijd.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 373.

De voorzitter:

Is het oordeel nu "ontraden"? Daar begon u namelijk mee. U eindigt met "overbodig".

Minister Uitermark:

O. Nee, het oordeel is "ontraden".

De motie op stuk nr. 373 van de heer Van Nispen, over de nullijn, moet ik ontraden. De nullijn is opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. Er is op dit moment geen extra loonruimte beschikbaar voor de onderhandelingen over de nieuwe cao Rijk van volgend jaar.

Dan de motie op stuk nr. 374, ook van de heer Van Nispen, met het verzoek om het Huis voor Klokkenluiders te ontzien bij de rijksbrede taakstelling. Het betreft een budgettaire taakstelling. Het uitgangspunt van mij en het gehele kabinet is dat de primaire taak van de uitvoering, de dienstverlening aan de burger, niet geraakt mag worden door de taakstelling. Ik onderken samen met de heer Van Nispen de belangrijke rol van het Huis voor Klokkenluiders. Mensen die hun vinger opsteken om een mogelijke misstand aan de kaak te stellen, moeten door het Huis geholpen kunnen blijven worden. Maar dat laat onverlet dat we binnen de hele rijksoverheid, dus ook bij uitvoeringsorganisaties, toch kritisch moeten blijven kijken waar mogelijkheden liggen om overhead en administratieve lasten te verminderen en besparingen te realiseren. Daar kijken we zorgvuldig naar. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 375 van de heer Van Nispen en de heer Van Baarle kan ik oordeel Kamer geven. Dat is de motie over de Wet normering topinkomens. Ik zal onderzoeken in hoeverre het mogelijk en wenselijk is om, aanvullend op de bestaande bestuursrechtelijke herstelsancties, overige sanctiemogelijkheden te creëren.

Dan de handgeschreven motie van de heer Van Baarle op stuk nr. 376. Die is overbodig, want in het rapportagemodel zijn al maatregelen opgenomen die gericht zijn op het bevorderen van handelingsvaardigheid van leidinggevenden, waaronder bewustwording over discriminatie, handhaving en normering op de werkvloer.

De motie op stuk nr. 377 van de heer Van Baarle en de heer Van Nispen is ontijdig. Dit najaar zal ik de Kamer informeren over de maatregelen tegen niet-topfunctionarissen. Dus daar komt een brief over. Ik zou de indieners daarom willen verzoeken om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Is de heer Van Baarle bereid de motie op stuk nr. 377 aan te houden? Nee? Dan blijft het oordeel "ontijdig".

Minister Uitermark:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 378 over een algeheel aanbestedingsverbod voor Israëlische bedrijven en de beëindiging van alle samenwerkingscontracten met Israëlische bedrijven. Die motie moet ik ontraden.

De motie op stuk nr. 379 verzoekt te onderzoeken op welke wijze bedrijven die aantoonbaar bijdragen aan de vestiging of uitbreiding van illegale Israëlische nederzettingen kunnen worden uitgesloten van deelname aan Nederlandse aanbestedingsprocedures. Die motie moet ik het oordeel "ontijdig" geven. Ik zal die motie doorgeleiden naar de collega van Economische Zaken.

Dan de motie op stuk nr. 380 van mevrouw …

De voorzitter:

Een ogenblik, want ik moet de heer Van Baarle toch vragen of hij de motie op stuk nr. 379 zou willen aanhouden. Dat is de laatste motie.

De heer Van Baarle (DENK):

Nee, die ga ik niet aanhouden.

De voorzitter:

Oké. Dan blijft het oordeel "ontijdig". U mag, meneer Van Baarle, nog een interruptie plaatsen.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat gaat over de handgeschreven motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 376.

De heer Van Baarle (DENK):

Een wonder dat de minister 'm kan lezen! In die zin ben ik tevreden met mijn eigen handschrift.

De minister geeft aan dat er een aantal dingen in het model staan. Ik heb als Tweede Kamerlid dat model alleen nog niet gezien, want dat model wordt op dit moment gemaakt. De reden waarom ik deze motie heb ingediend, is dat ik graag wil dat deze elementen erin komen te staan. Ik wil verder dat ze er vooral concreet en praktisch in terugkomen. Maar ik kan dat als Kamerlid op dit moment dus nog niet controleren, omdat we dat model nog krijgen.

Voorzitter. Dat is de reden waarom ik 'm indien. De minister zou de motie dus ook kunnen zien als een inspanningsverplichting om het er op die manier in terug te laten komen. Ik zal 'm sowieso in stemming brengen, omdat ik graag wil dat het in dat model terugkomt.

Vandaar, voorzitter.

Minister Uitermark:

Ik blijf bij het oordeel dat het overbodig is, omdat die maatregelen in het rapportagemodel zijn opgenomen.

De voorzitter:

Dat model komt nog naar de Kamer?

Minister Uitermark:

Het model als zodanig niet, maar de rapportage over het model en de resultaten daarvan wel.

De voorzitter:

Oké. Dan komt het nog wel een keer terug, denk ik. We gaan door naar de motie op stuk nr. 380.

Minister Uitermark:

Ik was toch bij de motie op stuk nr. 377? Nee, ik was al verder!

De voorzitter:

Inderdaad. We zijn nu bij de motie op stuk nr. 380 van mevrouw Chakor.

Minister Uitermark:

Deze motie op stuk nr. 380 van mevrouw Chakor is overbodig, want op 18 april heb ik een brief over het terugdringen van externe inhuur aan de Kamer gestuurd. In die brief geef ik inzicht in welke acties ik tot dusverre heb ondernomen om de externe inhuur terug te dringen en in welke vervolgaanpak nodig is om de doelstelling uit het regeerprogramma te realiseren.

Dan de motie op stuk nr. 381 van de heer Flach. Die motie moet ik ontraden. De rijksoverheid streeft ernaar een inclusieve toegankelijke organisatie te zijn die aansluit bij de samenleving, zowel voor werknemers en burgers als voor bedrijven. Het is onmogelijk om in de communicatie volledig aan te sluiten bij iedereens voorkeuren. Het is wel mogelijk om daarin een aantal inclusieve keuzes te maken en dat is wat het Rijk tot op heden doet. We doen dit, opdat alle werknemers en burgers zo veel mogelijk op een gelijke manier worden aangesproken. Er is geen sprake van dwang, want het gaat om handreikingen en bewustwording.

De heer Flach (SGP):

Ik heb in het debat geciteerd uit een stijlgids die ook circuleert binnen de rijksoverheid. Verreweg het grootste deel van Nederland vindt dit gewoon onzin, hè, en wil gewoon dat we elkaar nuchter bejegenen en dat we niet moeilijk moeten doen over dingen als "timmerlied" en "blinde vlek". Ik snap best dat we op hele gevoelige punten met elkaar afspraken maken. Dat lijkt me bijna een soort algemeen fatsoen. Maar dit gaat veel verder. Dit gaat echt om ideologisch indoctrineren en een taalveld dat maar onder een heel klein groepje mensen herkenning oproept, denk ik. Is de minister het met mij eens dat het echt onwenselijk is dat ambtenaren zoiets als de stijlgids opgedrongen krijgen en daarmee beperkt worden in hun uitingsmogelijkheid?

Minister Uitermark:

Specifiek een stijlgids klinkt toch als iets wat gehanteerd zou moeten worden. Ik heb begrepen dat het gaat om een handreiking en om bewustwording, dus niet om dwang. Daar zou ik ook niet voor zijn. Ik begrijp wel wat u bedoelt, namelijk: ik vind juist dat we in de taal zo veel mogelijk moeten aansluiten bij de beleving die er grosso modo is in de samenleving. Daarover kun je soms van smaak verschillen. Ik vind het belangrijk dat er geen sprake is van dwang, maar dat het echt gaat om handreikingen. In het dictum van de motie wordt gezegd dat de regering moet voorkomen dat er tijd en middelen worden besteed aan het ideologisch bewerken van de taal van ambtenaren. "Ideologisch bewerken" is ook een heel breed begrip. Wat moet ik daar dan onder vatten? Voor mij is het vooral belangrijk dat de communicatie die we hebben, zo inclusief mogelijk is. Daarom zal ik de motie ontraden. Het gaat om handreikingen en niet om dwang.

De voorzitter:

Het oordeel blijft "ontraden". De motie op stuk nr. 382.

Minister Uitermark:

De motie op stuk nr. 382 van de heer Van Waveren verzoekt de regering om een regeringscommissaris aan te stellen om te adviseren over de mate waarin de hervormingsopgave bereikt wordt en de wijze waarop de uitvoering wordt ontzien, en om te adviseren over interdepartementale bezuinigingsmogelijkheden. Ik begrijp de wens om de ontwikkeling van de rijksdienst vanuit een breder perspectief te zien en hierop ondersteuning te organiseren in de vorm van een regeringscommissaris, maar het instellen van een regeringscommissaris is echt een hele grote stap en dient zorgvuldig overwogen te worden in het licht van de Regeling vaststelling Aanwijzingen inzake instelling functie regeringscommissaris. Het instellen daarvan is namelijk zeer uitzonderlijk en dient onderbouwd te worden met onder andere nut en noodzaak. Ik ben wel bereid om uw wens in de ministeriële commissie in te brengen en daarbij de vraag te stellen op welke wijze we externe kennis en expertise in kunnen brengen om de hervorming van de rijksdienst verder te brengen, want dat is gewoon echt een belangrijke en ingewikkelde klus. Dat kan dus in de vorm van een regeringscommissaris zijn, maar ik wil op dit moment eigenlijk graag ook nog andere opties openhouden. Ik stel dus voor dat ik uw Kamer zal infomeren over de uitkomst van de bespreking in de ministeriële commissie. Ik wil daarom aan de indiener vragen om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Is de heer Van Waveren bereid om de motie aan te houden?

De heer Van Waveren (NSC):

Twee punten. De minister zei: hoe we externe kennis kunnen inbrengen. In het licht van dit debat en het beperken van het aantal externen mag die regeringscommissaris wat mij betreft ook van intern komen. Die hoeft niet extern gevonden te worden.

Over het aanhouden ga ik nadenken en ook even overleggen met andere fracties, want ik vind het wel belangrijk dat we hier meters op maken. Maar ik zal zorgen dat ik dat tijdig voor de stemming dinsdag aan de collega's laat weten. Ik snap het verzoek van de minister. Ik kan me ook voorstellen dat dit voor de minister een mooie steun in de rug is richting de ministeriële commissie, maar dat wil ik even met de collega's overleggen.

De voorzitter:

Dan moet ik de minister toch eerst een oordeel vragen, want de motie wordt niet aangehouden.

De heer Van Waveren (NSC):

"Ontijdig" lijkt me, voorzitter.

Minister Uitermark:

Dan wil ik die nu ontijdig laten verklaren.

De voorzitter:

Ontijdig.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Ik dacht dat de minister inderdaad in gesprek zou gaan. In het kader van de bezuinigingen wil ik vragen dan ook mee te nemen wat zoiets gaat kosten. Aan de ene kant gaat het om bezuinigen en aan de andere kant zou er dan een regeringscommissaris komen. Mocht u daar onderzoek naar doen, neem dan ook het financiële plaatje mee.

Minister Uitermark:

Ik heb even niet scherp wat mevrouw Chakor nu precies van mij vraagt.

De voorzitter:

Of er, als u dit in de ministeriële commissie inbrengt en dit serieus wordt overwogen, ook naar de kosten van het aanstellen van een regeringscommissaris wordt gekeken.

Minister Uitermark:

Ah zo! Ja, dat is goed.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 383.

Minister Uitermark:

Voorzitter. De laatste motie, die op stuk nr. 383, verzoekt de regering minimaal twee keer per jaar parallel aan de planning-en-controlcyclus de totale voortgang van de invulling van de bezuiniging tijdig naar de Kamer te sturen, zodat die kan worden betrokken bij de commissiedebatten. Deze motie is van het lid Bikkers. Ik begrijp de gedachte achter deze motie; u wilt graag meekijken bij de voortgang die we hier maken. Ik heb al eerder gezegd dat ik dat zie als een steun in de rug, want het is echt een ingewikkelde klus. De Grondwet is gewoon duidelijk. Elke minister doet dat op zijn eigen departement op zijn eigen manier. Het is ook een budgettaire taakstelling. Ik heb er een coördinerende rol in. Ik denk dat het goed is als we de Kamer daar zo veel mogelijk in betrekken. Ik stel voor dat ik het verzoek in deze motie om de rapportage op deze manier in te vullen in de ministeriële commissie zal bespreken. Ik wil het lid Bikkers daarom verzoeken om deze motie aan te houden, anders moet ik haar het oordeel "ontijdig" geven.

De heer Bikkers (VVD):

De commissie komt drie keer per jaar bij elkaar. De minister geeft aan te moeten bespreken of de commissie bereid is om de Kamer te informeren over de voortgang. Ik vind dat een wonderlijke constructie. Volgens mij is het een belangrijk element voor onze Kamer om de vinger aan de pols te houden bij de taakstelling die er ligt. Wat mij betreft brengen we de motie als zodanig dus gewoon in stemming.

De voorzitter:

Ja. Dan krijgt de motie het oordeel "ontijdig".

Minister Uitermark:

Als ik daar nog een opmerking over mag maken, voorzitter. Inderdaad is voorzien dat de commissie drie keer per jaar bij elkaar komt. U vraagt mij nu minimaal twee keer te rapporteren. Dat zal ik doen, daar heb ik dat overleg niet voor nodig. Volgens mij zat de crux erin dat u zoekt naar een bepaald moment, zodat het past bij de planning-en-controlcyclus. Dat heb ik af te stemmen, omdat we moeten kijken wanneer die vergaderingen in die onderraden zijn ingepland. Daar zit voor mij dus het overleg in, en niet zozeer dat ik de Kamer op de hoogte wil houden naar aanleiding van een ministeriële commissie.

De heer Bikkers (VVD):

Volgens mij komen we er dan wel. Als de minister toezegt dat zij bereid is om na de ministeriële commissies ons te informeren over de voortgang, ben ik ook blij. Dan kunnen we daarmee gewoon de vinger aan de pols houden. Als de minister echter zegt eerst te moeten bespreken of ze bereid is om te informeren, dan houd ik de motie echt in stelling.

De voorzitter:

Ja. Maar de minister …

Minister Uitermark:

Als ik kijk naar hoe het in de motie staat, blijf ik bij het oordeel "ontijdig", want dit gaat echt niet alleen over dát we informeren, maar ook over het moment waarop, zodat het dan weer betrokken kan worden bij. Dat wil ik echt eventjes overleggen in de commissie.

De voorzitter:

Oké. Dan blijft het oordeel "ontijdig" staan.

Minister Uitermark:

Voorzitter. Dan heb ik nog een vraag liggen van mevrouw Chakor. Zij vroeg hoe de motie met betrekking tot het ontzien van de uitvoering in de taakstelling is opgepakt. Het regeerprogramma geeft aan dat de uitvoering ontzien zal worden, maar de uitvoering kan wel worden betrokken. Zoals ik net al aangaf, is het wel het uitgangspunt om de uitvoering te ontzien, zeker daar waar die het contact met en de dienstverlening aan de burger raakt. Maar wij zien gewoon dat in de uitvoering ook besparingsmogelijkheden zijn. Zij zien die zelf ook. Daar kan het slimmer en kunnen we toch kosten besparen. In die zin betrekken we de uitvoering er wel bij. De ministers kunnen dus na een heel zorgvuldige weging besluiten om de uitvoering bij te laten dragen voor een gedeelte van de invulling van de taakstelling.

Dat was 'm.

De voorzitter:

Dank voor uw beantwoording. We zijn aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan volgende week dinsdag, 27 mei, stemmen over de ingediende moties. Ik stel voor dat we een paar minuten schorsen om even de handen te wassen en daarna gaan we door met het wetsvoorstel. We gaan vier minuten schorsen. Om 21.20 uur gaan we verder met het wetsvoorstel.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven