3 Vragenuur

Vragenuur

Vragen Rajkowski

Vragen van het lid Rajkowski aan de minister van Justitie en Veiligheid, bij afwezigheid van de staatssecretaris Rechtsbescherming, over het bericht "Intrekking Nederlanderschap op basis van afkomst niet toegestaan".

De voorzitter:

Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Fijn u weer te zien. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Rajkowski van de fractie van de VVD voor het stellen van haar vraag.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Voorzitter. Volgens de AIVD zijn sinds 2012 zo'n 300 mensen vanuit Nederland afgereisd naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS of een andere terroristische organisatie. Ik noem deze mensen bewust geen Nederlanders, want hoewel zij vaak de Nederlandse nationaliteit bezitten, gaat het hier om terroristen die willens en wetens onze samenleving en onze rechtsstaat de rug toekeren. Ze hebben bewust gekozen voor steun aan terrorisme, geweldsverheerlijking, verkrachting en moord. Voor mensen die een agenda van terrorisme verkiezen boven een samenleving die gebaseerd is op vrijheden en rechten voor minderheden, is wat mij betreft geen plaats in Nederland. Het is dan ook niet meer dan logisch dat de IND de Nederlandse nationaliteit kan intrekken als iemand onherroepelijk is veroordeeld voor een terroristisch misdrijf. Terroristen zijn in Nederland niet welkom. Ze hebben hun recht om zich Nederlander te noemen, om te genieten van de voordelen van onze verzorgingsstaat en om te vertrouwen op onze diplomatieke bescherming in het buitenland verspeeld.

Voorzitter. Mijn eerste vraag is: is de minister het met mij en de VVD eens dat terroristen het Nederlanderschap niet verdienen en dat het wettelijk waterdicht geregeld moet dat terroristen het Nederlanderschap kan worden ontnomen en dat hun toegang tot Nederland kan worden ontzegd? Zo nee, waarom niet?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Van Weel:

Voorzitter, dank. Dank ook aan mevrouw Rajkowski voor de vraag. Wij voeren het beleid als kabinet rondom intrekking van het Nederlanderschap niet voor niets. Criminelen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor terrorisme verdienen het Nederlanderschap niet en moeten daarom zo spoedig mogelijk vertrekken. Daarvoor is er wet- en regelgeving. Onder andere artikel 14.2 van de Rijkswet op het Nederlanderschap is hier van toepassing. Sinds de inwerkingtreding daarvan in 2010 heeft de Raad van State meermaals geoordeeld dat de intrekking van het Nederlanderschap niet in strijd is met het verbod op discriminatie. Daarom was ik dus ook verbaasd toen ik gisteren het nieuws las dat de rechtbank in Amsterdam geoordeeld heeft dat de intrekking van het Nederlanderschap van een persoon met een dubbele nationaliteit die veroordeeld is voor een terroristisch misdrijf, onrechtmatig zou zijn geweest en dat er sprake zou zijn van rassendiscriminatie. Ik kan dan ook kort zijn over die uitspraak: mijn ministerie is voornemens om in hoger beroep te gaan en we bestuderen de uitspraak nader. Mijn hele korte antwoord op uw vraag is dus: ja.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Helder. Dan kan ik wat dat betreft in ieder geval een aantal vragen schrappen.

De voorzitter:

Nou, dan zijn we klaar.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Niet alle vragen, een aantal.

Stel dat deze beslissing in hoger beroep standhoudt. Kan het kabinet dan aan de VVD toezeggen dat het zo snel mogelijk met een wetswijziging komt om het Nederlanderschap van terroristisch tuig toch in te kunnen trekken? Zo nee, waarom niet? Wanneer wordt er eigenlijk uitvoering gegeven aan onze afspraak uit het hoofdlijnenakkoord dat er een onderzoek komt naar de uitbreiding van de wettelijke categorieën van veroordeelden van wie het Nederlanderschap kan worden afgenomen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat we bij ernstige misdrijven kunnen overgaan tot denaturalisatie en het afnemen van het Nederlanderschap? Wat is hiervan de stand van zaken en wanneer kan de Kamer voorstellen verwachten?

Minister Van Weel:

In antwoord op deze twee vragen zeg ik: wij wachten het hoger beroep eerst af. In de tussentijd zal de staatssecretaris Rechtsbescherming het vonnis nader bestuderen. Uiteraard zullen we erop reageren als het hoger beroep anders zal uitvallen dan wij beogen. Dan ontvangt uw Kamer daartoe nader bericht. Maar zoals ik zeg, baseren we ons hoger beroep op dit moment op de uitspraak die de Raad van State meerdere malen heeft gedaan. De laatste was eigenlijk vrij recent, namelijk van 26 juni 2024.

Dan uw tweede vraag. De voorstellen uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma staan wat ons betreft. De staatssecretaris Rechtsbescherming zal voor de zomer komen met het voorstel voor onderzoek om daar invulling aan te geven.

De voorzitter:

Tot zover dit onderwerp. Fijn dat de minister er even was. Dan gaan we door naar het volgende onderwerp. O, mevrouw Vondeling nog.

Mevrouw Vondeling (PVV):

Ik hoor hier nu een minister van Justitie en nota bene Veiligheid die zich toch verschuilt achter een rechterlijke uitspraak. We hebben afspraken gemaakt in het hoofdlijnenakkoord. Terroristen moeten ons Nederland uit. Die moeten gedenaturaliseerd worden. Mijn vraag aan de minister is dus: wat gaat hij daarvoor doen? Hij is verantwoordelijk. De minister is verantwoordelijk voor de veiligheid van Nederland, om ervoor te zorgen dat terroristen gedenaturaliseerd worden en heel snel ons land worden uitgezet.

Minister Van Weel:

Daar hebben we de wet voor. Daar hebben we artikel 14.2 voor. Samen met de minister van AenM moeten we er overigens ook voor zorgen dat deze mensen daadwerkelijk het land verlaten als we het Nederlanderschap intrekken. Ook daar is meermaals aandacht voor gevraagd in uw Kamer. Ik zie nu geen aanleiding om het beleid te wijzigen. Ik heb u gezegd dat ik de uitspraak met verbazing heb gelezen. Daarom gaan we in hoger beroep. Wat mij betreft verandert er vooralsnog dus niks aan die praktijk.

De heer Koops (NSC):

Ik zit hier heel moeilijk op mijn mobieltje te kijken naar iets wat vijf jaar geleden in deze Kamer is gebeurd. Toen heeft er een rondetafelgesprek plaatsgevonden rond de initiatiefnota over mensen met een ongewenste tweede nationaliteit. De grote vraag is hier hoe het nou in vredesnaam kan dat iemand niet vrijwillig afstand kan doen van zijn Marokkaanse nationaliteit en dat er dus diffuusheid bestaat over een dubbele nationaliteit. Wat is de minister van plan om daaraan te gaan doen?

Minister Van Weel:

Ik sta hier mede namens de staatssecretaris Rechtsbescherming, die gaat over de Rijkswet op het Nederlanderschap. Deze vragen zijn zeer relevant, maar niet direct in relatie tot deze uitspraak, omdat het oogmerk van deze uitspraak niet is om mensen met een dubbele nationaliteit deze sanctie op te leggen. Het werkt andersom. Het onherroepelijk veroordeeld zijn voor terrorisme kan leiden tot het intrekken van het Nederlanderschap. Alleen kan dat niet als iemand daardoor stateloos wordt. Dat is de volgorde. Dat is hoe het wordt afgepeld. Dat is waarom de Raad van State tot nu toe heeft gezegd dat voor zover er sprake is van direct onderscheid naar ras, etnische afkomst en religie, hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat. Die zit 'm daarin. Het vraagstuk of men afstand kan doen van een tweede nationaliteit zou ik dus graag doorverwijzen naar een later debat over het Nederlanderschap met de staatssecretaris.

Mevrouw De Vos (FVD):

Het is goed om te horen dat men in hoger beroep gaat, maar mocht dat niets opleveren, zal dat betekenen dat het regeerprogramma niet kan worden uitgevoerd, omdat er een VN-verdrag in de weg staat. Ik vroeg me dus af of de minister in dat geval bereid is om dat verdrag op te zeggen.

Minister Van Weel:

Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomsten van het hoger beroep. We moeten dit echt stap voor stap doen. Ik vertelde dat wij ons in de jurisprudentie van de Raad van State tot nu gesterkt zien in het niet-strijdig zijn met enig verdrag of met enige verdragsrechtelijke verplichting. Daarom gaan wij in hoger beroep en dat wachten we eerst af.

Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):

Laten we hopen dat het hoofdlijnenakkoord niet prevaleert boven allerlei rechterlijke uitspraken. Maar laat ik vooropstellen dat ook ik vind dat wie veroordeeld is voor terroristische activiteiten, gewoon een zware straf verdient. Wij hebben al eerder — dat is ook heel eerlijk — onze vraagtekens gezet bij het intrekken van iemands Nederlandse paspoort, vanwege die ongelijke behandeling. Die zorg lijkt nu te zijn bewaarheid. Wij wachten dat hoger beroep af. Maar ik vraag aan de minister of hij in ieder geval wil nadenken, zeker als deze weg een heilloze weg blijkt te zijn, welke aanvullende maatregelen je zou kunnen treffen om terrorisme te bestrijden, in dat geval op basis van iemands daden.

Minister Van Weel:

Ook deze wet en het artikel waar het hier om gaat houden rekening met iemands daden. Dat is niet het enige wat we doen met voor terrorisme veroordeelden. We hebben natuurlijk een hele brede aanpak, ook voor diegenen die ons land uiteindelijk niet verlaten of voor diegenen van wie het Nederlanderschap niet kan worden afgenomen. Ook hebben we natuurlijk talloze maatregelen om te voorkomen dat we hier te maken krijgen met veiligheidsgevolgen daarvan. Het een en het ander kunnen dus volgens mij naast elkaar bestaan. Wij doorlopen hier het normale proces. Wij gaan in hoger beroep. Tegelijkertijd staan we niet stil met het in de gaten houden van veroordeelden die zich hier in Nederland bevinden.

De heer El Abassi (DENK):

Onderscheid maken op basis van ras is discriminerend. Dat mag niet. Volgens mij heeft de rechter in de uitspraak heel duidelijk uitgelegd waarom de rechter vindt dat hier een onderscheid wordt gemaakt op basis van ras. Dat deed de rechter met drie voorbeelden, namelijk iemand met een Turks-Nederlandse nationaliteit, iemand met een Marokkaans-Nederlandse nationaliteit en een autochtone Nederlandse nationaliteit. Ik zou de minister willen vragen of hij dat onderscheid niet ziet.

Minister Van Weel:

Dan val ik toch even terug op de hogere bestuursrechter, die hierover letterlijk heeft gezegd: voor zover er indirect onderscheid wordt gemaakt naar ras, etnische afkomst en religie, bestaat hiervoor een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Dus het is niet zo dat het een per se niet waar is en het ander wel. Ook hier geldt een belangenafweging. Tot nu toe is die door de Raad van State bestendigd.

De heer El Abassi (DENK):

Kennelijk heeft de rechter in het verleden niet gekeken naar de gevolgtrekking hiervan. Dat doet deze rechter wel namelijk. De rechter constateert dat in alle gevallen waarin er geoordeeld wordt, de autochtone Nederlander er bevoordeeld uitkomt, want die hoeft nooit weg. Je kunt het paspoort niet afpakken, want dan wordt die stateloos, terwijl dat bij mensen met een migratieachtergrond juist wel gebeurt. Dat is precies het onderscheid waar ik het over heb. Ik zou de minister echt willen vragen: ziet de minister dit onderscheid niet of wil hij dit onderscheid niet zien?

Minister Van Weel:

Nee, daar gaat het niet om. Dat is niet de vraag die hier voorligt. De vraag is: is dit strijdig met verdragsrechtelijke beginselen op basis van discriminatie? Daarover is tot nu toe door onze hoogste bestuursrechter geoordeeld dat dit niet het geval is. Deze rechter zegt van wel, en daarom gaan we daartegen in hoger beroep.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Blijkbaar zag de rechter — en dat is dus niet voor het eerst, zo blijkt — ruimte om het verbod op rassendiscriminatie ook toe te passen op de Rijkswet op het Nederlanderschap. Mijn vraag is: is de minister bereid om te komen tot een wijziging van die rijkswet, om dit soort interpretatievraagstukken voor eens en voor altijd te voorkomen in de toekomst?

Minister Van Weel:

Ook deze vraag moet ik doorverwijzen naar een later moment. De uitspraak gaat nu echt grondig bestudeerd worden. Hij is gister gedaan. Op basis van een aantal feiten die erin staan, hebben we nu al besloten dat wij in hoger beroep gaan, maar we gaan natuurlijk die hele uitspraak bezien. Als er aanleiding is om iets te doen met de vragen die u stelt, komt de staatssecretaris Rechtsbescherming daarop terug. Maar stap één is nu het hoger beroep.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Helder. Ik begrijp wat de minister zegt, maar stel dat het hoger beroep in die zin niet goed uitvalt, mag ik dan aannemen dat het kabinet bereid is om de Rijkswet op het Nederlanderschap zo te wijzigen dat we aan dit soort interpretatieruimte niet meer toekomen in de toekomst?

Minister Van Weel:

Dan loop ik vooruit op het mandaat van de staatssecretaris Rechtsbescherming, die ik natuurlijk wel geconsulteerd heb in aanloop naar dit vragenuur. Maar we hebben nadrukkelijk gezegd dat we de uitspraak gaan bestuderen en het hoger beroep afwachten. Daarna zullen we uw Kamer informeren.

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Veel van de vragen die ik had, zijn al gesteld. Ik vraag mij alleen nog het volgende af. We moeten in Nederland alles in het werk stellen om dit land veilig te houden. Het is dus heel goed dat de minister in hoger beroep gaat. Wat als dan weer hetzelfde blijkt? Hoever is de minister bereid te gaan om ervoor te zorgen dat zo'n terrorist toch het Nederlanderschap kan worden afgepakt en kan worden uitgezet?

Minister Van Weel:

Ik begon mijn inbreng met te zeggen dat dit kabinet het beleid rondom het intrekken van het Nederlanderschap niet voor niks voert. Criminelen die veroordeeld zijn voor terrorisme, verdienen wat ons betreft het Nederlanderschap niet. Dat staat als een paal boven water. Dat is mede de reden waarom we nu in hoger beroep gaan. Dat wachten we nu echt eerst af.

De voorzitter:

Dank aan de minister van Justitie voor zijn aanwezigheid.

Naar boven