5 Mededelingen

Mededelingen

Mededelingen

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat het volgende lid zich heeft afgemeld:

Ouwehand.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ik stel vast dat we heel veel onbeantwoorde schriftelijke vragen hebben. Dat komt me een beetje de neus uit. Daarom ga ik na het voorjaarsreces een speciaal moment prikken in de agenda voor een mondeling vragenmoment, waar ik de bewindspersonen die nu weigeren al die vragen een beetje bijtijds te beantwoorden, hier van harte uitnodig, zodat we die vragen gewoon mondeling kunnen doornemen.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Er staan er nu meer dan 30 die al meer dan zes weken op beantwoording wachten. Dat wordt dus nog een hele zit als we hier dan 30 bewindspersonen hebben, maar het wordt wel gezellig. De heer Vermeer stelt voor om het volgende week te doen, maar dat gaat me iets te ver. Sorry.

Het is bijna lente. Laten we het optimistisch bekijken. Daarom begin ik met een prachtig gedicht over het voorjaar. Het voorjaarsreces komt ook alweer dichterbij. Het is een gedicht van Jan Campert, die u kent als dichter van Het lied der achttien dooden. Verzetsman, om het leven gekomen in een concentratiekamp. Hij is natuurlijk ook bekend als de vader van Remco Campert. Het gedicht heet Voorjaar.

De lente nadert en daarmee de lieve dromen;

het licht blinkt op het koel en vochtig gras.

Ik meen hieraan kan toch geen sterveling ontkomen,

alles wordt weer gelijk het altijd was.

De paarlemoeren lucht, de broze wiegel-twijgen

en na den regen het geuren van den grond,

de luwe voorjaarswind en het verrukte stijgen

der sterren aan het doorzichtig hemelrond.

Men kan zich daaromtrent bezwaarlijk meer vergissen,

want het ontvanklijk hart kent zijn bestemden tijd.

Het heeft een winter lang de warmte moeten missen,

waarnaar het hunkert, en het weet zich thans bereid.

Naar boven