De voorzitter:
Maandag had ik een heel mooi gesprek in het kader van ons project Parlement en wetenschap. De Griffier en ik spraken met de voorzitter van de Vereniging van Universiteiten, De Jonge Akademie, de KNAW, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra en de grote chef van TNO. Het was bijzonder inspirerend, want we proberen als Kamer de banden met de wetenschap wat te verstevigen. Dat loopt bijvoorbeeld via de DAO, onze onvolprezen Dienst Analyse en Onderzoek. Zo proberen we ook Kamerleden te wijzen op het belang van wetenschap: dat wetenschap ook een rol kan spelen in onze parlementaire debatten, en dat we wel heel oliedom zouden zijn om niet af en toe te schakelen met de wereld van de wetenschap, want er is heel veel kennis die wij zouden kunnen gebruiken voor onze parlementaire debatten. Dus dat zijn het mooie project Parlement en wetenschap en onze DAO, die ik graag nog even onder de aandacht breng van ons aller Kamerleden.
Deze wetenschappers waren zo aardig om mij een klein cadeautje te geven, namelijk een mooie dichtbundel van Leo Vroman. Ter ere van Parlement en wetenschap draag ik daar het eerste gedicht uit voor dat in die bundel vermeld staat. Dat is het gedicht Aan een vriend. En Leo Vroman — dat hoef ik niet te vertellen — was natuurlijk zelf ook wetenschapper.
Ach, laten wij geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal moeten sterven,
en laten wij ook nimmer praten
van alles wat wij huichelden en haatten.
Zolang een vlerkgespreide leeuwerik blijft zingen
vergeeft zijn God ons al wat wij begingen, zolang
we kersebomen zacht in bloei zien staan
dan hebben wij nog niemand kwaad gedaan.
Ach, laten wij het leed dat men ons deed, vergeten,
God zal het allemaal wel weten,
en laten we geen ogenblik bederven
voor wie van ons het eerst zal moeten sterven.