3 Wet kinderopvang BES

Wet kinderopvang BES

Aan de orde is de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de kinderopvang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet kinderopvang BES) (36306).

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de Wet kinderopvang BES, Regels ten behoeve van de kinderopvang op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Ik heet de leden van de Kamer en minister Schouten in vak K van harte welkom. Zoals u gewend bent, begint ook deze voorzitter met een gedicht. Dat is ter gelegenheid van het bezoek van het Spaanse koningspaar.

Spanje, rots in zee

Het Spaans gebergte staat in de' oceaan

met hard gesteent. Daar hangt de wijngaard over.

De avondzon verlicht cipressenlover,

waaronder hoornveekudden rusten gaan.

Veel hoger blinken doodstille paleizen

en grote kloosters, zichtbaar op de grenzen

des hemels en de eenzaamheid der mensen,

waarboven de sneeuwwitte wolken rijzen.

De onrust des harten en de zee des nachts,

't is duisternis, verlicht door vliegend schuim.

Maar Spanje is een rots in zee. Des nachts

weerlichten de paleizen boven 't schuim.

En als het zonlicht op de kloosters valt

weerklinkt Gods naam, weerklinkend op bazalt.

Ik heet de leden nogmaals welkom. We hebben twee maidenspeeches. Het is een heel bijzondere dag. Ik verheug me daar bijzonder op.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Rajkowski, die gaat spreken namens de VVD.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Dank, voorzitter. Het is voor ouders ongelofelijk belangrijk dat zij hun kinderen elke dag met een gerust kunnen brengen naar de opvang of naar een gastouder. Dit is een plek waar kinderen veiligheid ervaren en worden voorbereid op het leven. Met dit wetsvoorstel wordt een aantal eisen om de kwaliteit te waarborgen op papier vastgelegd. Dit geeft zekerheid voor al die hardwerkende ouders op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba, nu maar ook voor de toekomst. Ik wil de minister ermee complimenteren dat wat we graag in Europees Nederland wilden regelen maar nog niet gelukt is, wel gaan doen op de BES-eilanden. Complimenten daarvoor.

Mijn fractie leest dat het het voornemen is om deze wet te evalueren. Daar zijn we blij mee. We zien dan wel graag dat daarin nog drie punten worden meegenomen.

Eén: het ontbreken van de arbeidseis. Ik begrijp dat de situatie in Caribisch Nederland helaas zo is dat ouders soms meerdere banen moeten hebben om rond te komen. Een arbeidseis lijkt daarmee voor nu onnodig. Dat begrijpen wij. Daarom wil we de arbeidseis ook niet nu vastklikken in de wet. Maar we zijn wel nieuwsgierig hoe hier in de toekomst tegenaan gekeken gaat worden. Situaties kunnen namelijk veranderen en wetgeving moet ook daarop voorbereid zijn. Kan de minister toezeggen mee te nemen in de evaluatie of het ontbreken van de arbeidseis wenselijk is?

Het tweede punt dat we graag in de evaluatie zien, gaat over de vrije toetreding tot de markt. Het lijkt de VVD gezond dat het mogelijk is dat ook nieuwe gastouders of nieuwe kinderopvangcentra zich op de eilanden kunnen vestigen. Op dit moment is toetreding op papier wel mogelijk, maar in de praktijk kan dit alsnog worden tegengehouden doordat er geen vergunning wordt verstrekt. We begrijpen dat het vooral op Saba en Sint-Eustatius gaat om een gering aantal kinderen en aanbieders. Daarom is het wederom voor ons nu geen harde eis, maar we zien wel graag terug in de evaluatie dat wordt gekeken naar de vrije markt en nieuwe toetreders.

Het derde en laatste punt gaat over de financiën. Er heerst wat onduidelijkheid over de bekostiging van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Met extra onderzoek en extra geld lijkt dat voor nu strakgetrokken. Voor de VVD is het wel belangrijk dat die kosten goed gemonitord worden. Graag worden we ook hiervan op de hoogte gehouden.

Ik hoop dat de minister deze punten kan toezeggen. Dat zou de Kamer en ons een aantal moties schelen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan nodig ik nu van harte de heer Ceder van de ChristenUnie uit voor zijn bijdrage.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Goedendag, bon dia, good morning aan hen die meekijken, hoewel dat onwaarschijnlijk is, omdat het op dit tijdstip midden in de nacht is in het Caribisch deel van Nederland. Maar ze zullen dit vast terugkijken.

Voorzitter. In mijn tijd als Kamerlid, nu drie jaar, heb ik vaker aandacht gevraagd voor de onuitlegbare ongelijkheid tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland. In 2010 hebben Bonaire, Saba en Sint-Eustatius de keuze gemaakt om zich bij Nederland aan te sluiten — andere eilanden hebben een andere afweging gemaakt — juist vanwege de toezegging dat zij een volwaardig onderdeel zouden zijn van Nederland.

Het leed en soms ook de boosheid zijn de afgelopen jaren groot geweest, toen men zag dat een aantal van deze beloftes steeds meer vertraging opliep. De armoede werd onvoldoende aangepakt. Er was ook in deze Kamer onder parlementariërs, zeg ik erbij, te weinig aandacht voor urgente kwesties van het Caribische deel van ons land. Ook het verschil tussen Europees Nederland en het Caribische deel van Nederland knelt in een aantal opzichten. De BES kent in tegenstelling tot Nederland bijvoorbeeld een aantal voorzieningen niet. Ik kan ze opnoemen, maar het zijn er vele.

Voorzitter. Het hoeft niet allemaal hetzelfde te zijn, want context doet er wel toe. Ook ik vind dat niet elke regeling die hier werkt, ook op de eilanden zou werken. Het uitgangspunt zou niet moeten zijn dat de bewoners op de BES een lagere standaard van sociale zekerheid van de overheid mogen verwachten dan de bewoners die in het Europese deel van Nederland wonen. Ik ben blij dat hierin tijdens Rutte IV echt wel stappen zijn gezet en dat het gesprek op gang is gekomen. Ondanks de coronapandemie die de eilanden hard geraakt heeft en de energiecrisis zijn er wel degelijk stappen gezet, waarbij de belofte van gelijkwaardigheid alsnog stap voor stap wordt ingelost. En daar ben ik blij mee.

De afgelopen jaren heeft deze minister grote stappen gezet om de sociaal-economische omstandigheden op de eilanden te verbeteren. Een voorbeeld hiervan is de grote verhoging van het sociaal minimum op de BES, die dit jaar in werking is getreden. Mijn complimenten daarvoor! Maar ook dit wetsvoorstel is daar een voorbeeld van. Het is een grote stap voorwaarts om de kinderopvang op de BES te verbeteren en recht te doen aan de situatie op de eilanden. De verschillen tussen Europees Nederland en Caribisch Nederland waren de afgelopen jaren namelijk groot. Waar in Europees Nederland ouders gemiddeld 6% van hun inkomen kwijt zijn aan kinderopvang, was dit percentage in Caribisch Nederland gemiddeld tussen de 10% en 15%. Via de tijdelijke subsidieregeling en de koopkrachtpakketten is in het kader van de verbetering van de sociaal-economische positie van gezinnen op de eilanden de ouderbijdrage al in stappen verlaagd. Het is heel goed dat de verhouding tussen Europees en Caribisch Nederland in dat opzicht meer in balans is gebracht. Met dit wetsvoorstel wordt het beleid van de minister van de afgelopen jaren dus ook verder gecodificeerd.

Over de ouderbijdrage heb ik nog enkele vragen. Kan de minister duidelijk maken wat de exacte verschillen zijn in de inning en hoogte van de huidige ouderbijdrage ten opzichte van de nieuwe ouderbijdrage? Kan de minister schetsen hoeveel een gemiddeld gezin er netto op vooruitgaat, wanneer dit wetsvoorstel in werking treedt? Het openbaar lichaam krijgt de bevoegdheid om ouders die niet zelfstandig de ouderbijdrage kunnen betalen, te ondersteunen. Ziet de minister ruimte om de beleidsvrijheid voor de invulling van deze bevoegdheid volledig bij het openbaar lichaam te laten vanuit het oogpunt van discretionaire bevoegdheid? En hoeveel procent van de ouders komt naar verwachting in aanmerking voor financiële ondersteuning voor het voldoen van de ouderbijdrage? Ik heb begrip voor de afweging die het kabinet heeft gemaakt om een ouderbijdrage te heffen. Desondanks had mijn fractie ook zeer wel kunnen leven met de situatie dat er geen ouderbijdrage geheven zou worden, gezien de sociaal-economische omstandigheden op de eilanden en de verhouding tussen de uitvoeringskosten voor het innen van de bijdrage en de daadwerkelijke opbrengst van die ouderbijdrage.

Ik heb ook nog een inhoudelijke vraag over de opleidingseisen die gesteld worden. Dit wordt nader uitgewerkt in lagere regelgeving, maar als ik de memorie van toelichting goed lees, wordt er onderscheid gemaakt tussen Saba, Sint-Eustatius en Bonaire. Op Bonaire wordt mbo 3 als opleidingseis gesteld en op de andere eilanden mbo 2. In Europees Nederland is een mbo 2-opleiding voldoende om gastouder te zijn. Kan de minister dit verschil tussen de eilanden verklaren en toelichten?

Voorzitter. Tot slot. In het wetsvoorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. Dat lijkt me wel verstandig. Daarom heb ik ook een amendement ingediend, enerzijds om na vijf jaar te kunnen evalueren of de beoogde doelstellingen van het wetsvoorstel, namelijk verbetering van de kwaliteit van de kinderopvang op de BES, worden gerealiseerd, anderzijds om te evalueren of de inning van de ouderbijdrage doelmatig en efficiënt is. Ik ben benieuwd naar de appreciatie van de minister. Ik hoop dat dit wetsvoorstel bijdraagt aan een verbeterde welvaart van opgroeiende kinderen in Caribisch Nederland. Ik wens de kinderopvangcentra en andere betrokkenen succes met de implementatie van dit wetsvoorstel. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage, meneer Ceder. Dan heet ik met heel veel plezier de heer White welkom voor zijn maidenspeech. De heer White spreekt namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Bon dia, good morning, goedemorgen. Voorzitter. Ik sta hier omdat ik in een warm nest opgegroeid ben, waarschijnlijk zoals vele collega-Kamerleden. Door die warmte kon ik vechten tegen alle uitdagingen en al het onrecht op mijn pad, iets wat we alle kinderen gunnen maar wat voorlopig nog maar een droom is voor een grote groep van hen. Als u mij vraagt wat mij persoonlijk en maatschappelijk drijft in de politiek, ben ik meteen geneigd terug te grijpen op de wijze lessen die anderen mij hebben meegegeven, om te beginnen mijn grootouders. Beiden zijn, net als ik, geboren in Suriname. Ze waren twee onmisbare pilaren in mijn leven. Mijn grootouders waren niet alleen verzorgers, maar ook leraren van levenslessen die nog steeds bij mij resoneren. Van hen leerde ik de waarde van familie, de kracht van saamhorigheid en het belang van het nemen van collectieve verantwoordelijkheid. Mijn opa Alfred, een vat vol verhalen en wijsheden, leerde mij dat ieder mens een eigen rol te spelen heeft in het grote geheel van onze samenleving. Mijn oma Roma met haar warme omhelzingen en onvoorwaardelijke liefde liet me zien dat zorg en compassie de fundamenten zijn waarop gemeenschappen bloeien. Sowieso staat dat gevoel van saamhorigheid mij sterk bij. Als ik daar iets heb ervaren, dan is het dat "wij" altijd belangrijker was dan "ik". Het waren de jaren zeventig en Suriname kende geen sociale voorzieningen zoals we die nu kennen, geen kinderopvang bijvoorbeeld waar werkende ouders op konden vertrouwen, maar wat we wel hadden was een sterke, hechte wij-cultuur. Een gemeenschap die samenkwam om elkaar te ondersteunen, een gemeenschap waar diversiteit en saamhorigheid hand in hand gaan, waar mensen naar elkaar omzien, waar mensen in al hun verschillen vreedzaam naast elkaar leven, zoals in de Keizerstraat in het centrum van Paramaribo waar de moskee en de synagoge letterlijk naast elkaar staan, slechts gescheiden door een klein muurtje en de deuren altijd open.

Die wij-cultuur heb ik ook in de Bijlmer in Amsterdam gezien. Daar, te midden van bruisende diversiteit, zag ik ondanks alle moeilijkheden die er ook zijn, wat een sterk gevoel van gemeenschap betekent. Daar zag ik heel vaak eenheid in verscheidenheid en daar vond ik na mijn verhuizing naar Nederland mijn gemeenschap. Mijn vrienden waren een mozaïek van veel culturen, Hollands, Surinaams, Antilliaans. Samen maakten we van de straten van de Bijlmer ons speelveld, waar we elke week onze eigen wereldkampioenschappen hielden, paaltjesvoetbal, verstoppertje, tikkertje. En in mijn herinneringen, ja, ik weet het bijna zeker, won Suriname altijd. Ik kijk er met gevoelens van warmte en genegenheid op terug.

Voorzitter. Naast mijn grootouders is het mijn moeder geweest die mij heeft gevormd tot de persoon die ik nu ben. Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 migreerden veel Surinamers naar Nederland, waaronder mijn moeder. Zij was hoopvol over de toekomst maar moest ook de hartverscheurende keuze maken om mij achter te laten, maar zij had niets anders voor ogen dan mij een betere toekomst te geven dan die welke zij zelf heeft gehad. Van haar heb ik de meest waardevolle les geleerd over hoe naar de wereld te kijken. Het maakt niet uit of je hier geboren bent of van elders komt. We zoeken allemaal naar geluk in dit leven en het is onze plicht om te zorgen voor degenen die het kwetsbaarst zijn en om te bouwen aan een samenleving waarin iedereen zich gesteund en gewaardeerd voelt. Barrières die door mensen zijn gecreëerd, kunnen ook door mensen worden weggenomen. Zo'n samenleving is een samenleving gestoeld op gelijkwaardigheid. Gelijkwaardigheid betekent niets anders dan dat iedereen een volwaardige plek heeft in de samenleving, dat iedereen de mogelijkheden heeft om zich volledig te ontwikkelen, dat iedereen hier een thuis heeft en een toekomst heeft.

Voorzitter. We hebben nog een lange weg te gaan om zo'n samenleving te worden. Voor velen is de belofte van vooruitgang die Nederland lang heeft gekenmerkt, gestagneerd. Barrières die er niet toe zouden mogen doen, doen er nog steeds toe of doen er juist meer toe dan vroeger. Ik heb het als tiener ervaren. Op de basisschool had ik een leraar, genaamd meester Maister. Hij was een leraar die naar mijn idee in mij geloofde. Ik spreek ongetwijfeld namens vele anderen hier als ik zeg hoe belangrijk dat is, hoe cruciaal het is dat er mensen in je omgeving zijn die zeggen: je kan het, dit gaat je lukken. Met dat steuntje in de rug in combinatie met een redelijk goed stel hersenen dacht ik: je gaat het helemaal maken in de maatschappij. Maar meester Maister gaf mij een les die ik nooit zal vergeten. Hij zei: Een goed stel hersenen is niet genoeg, je zal als zwarte jongen in deze samenleving zeven keer harder je best moeten doen dan anderen om hetzelfde te bereiken; je zal barrières op je levenspad vinden waar anderen nooit mee te maken krijgen, laat staan dat ze zich ervan bewust zullen zijn, en je zal op onbegrip en relativering stuiten wanneer je dit diepe onrecht aankaart. Deze woorden raakten mij als 11-jarig jongetje diep. Waarom zou ik harder moeten werken? Waarom zouden mensen mij weghonen wanneer ik onrecht aankaart? Iedereen wil toch gewoon een rechtvaardige samenleving?

Ik heb als stadsdeelbestuurder in Amsterdam-Zuidoost ook gezien wat het betekent als mensen tegen muren opbotsen, vast komen te zitten en vastzitten in het leven. Ik maak me daar grote zorgen over. Het doet er in Nederland namelijk nog steeds toe wat je kleur is. Het doet er in Nederland nog steeds toe tot welke klasse je behoort of in welke wijk je opgroeit. Het doet er in Nederland nog steeds toe wat je geslacht is. Om de onvolprezen Johan Cruijff aan te halen: "Je gaat het pas zien als je het doorhebt". Als je het doorhebt, dan zijn er oneindig veel voorbeelden van ongelijkwaardigheid te vinden: kinderen die wel of niet met een volle maag naar school gaan, ouders die wel of niet de bijles kunnen betalen, jongeren die wel of niet worden belemmerd door hun achternaam als ze solliciteren, werkende mensen die wel of niet rond kunnen komen van hun salaris, die wel of niet steeds de hogere huren kunnen ophoesten, die wel of niet te kampen hebben met schulden en armoede.

Voorzitter. De keuze die wij in dit huis, maar zeker ook daarbuiten, kunnen maken, is niet zo moeilijk. Óf we laten het bij die constatering, óf we besluiten er iets aan te doen. We besluiten om te bouwen aan een samenleving waarin gelijkwaardigheid meer is dan een plechtige formule en waarin iedereen dezelfde kansen heeft. Gelijkwaardigheid is namelijk meer dan een mooi ideaal. Het is meer dan een term waar we eens in de zoveel tijd met mooie woorden een eerbetoon aan geven. Het is een streven. Het is een sociale strijd, waar we iedere dag opnieuw aan bij kunnen dragen. Het is een oproep om in actie te komen voor iedereen, ongeacht huidskleur of achtergrond. Voor die strijd ben ik de politiek ingegaan.

Voorzitter. De zekerheid van betaalbare kinderopvang is onderdeel van die strijd. Als de basis goed zit, hebben kinderen namelijk al een enorme voorsprong. Idealiter is het een plek om fijn te spelen en je te ontwikkelen. Het is een plek waar kinderen andere kinderen tegenkomen. Het is een middel om het makkelijker te maken voor ouders om te werken en volwaardig mee te kunnen doen. Het is een publieke voorziening waar we allemaal aan bijdragen en waar we allemaal de vruchten van plukken. Kinderopvang is een recht voor iedereen, niet alleen voor ouders die werken.

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat we vandaag bespreken, is een stapje in de goede richting. Het is een stap in de richting van gelijkwaardigheid voor iedereen in ons Koninkrijk. Of je nu in het Europees of in het Caribisch deel van Nederland woont, je hebt evenveel recht op een waardig bestaan. Het wetsvoorstel zorgt niet alleen voor opvang, maar ook voor integratie en gelijke kansen voor elk kind, ongeacht hun achtergrond. Het maakt de kinderopvang een stuk betaalbaarder en dus toegankelijker. De wet zorgt ook voor kwaliteitseisen, ouderbetrokkenheid en een betere aansluiting bij het onderwijs. Alhoewel de BES-eilanden helaas van ver komen, is dat een enorme verbetering. Sterker nog, deze wet is op punten beter dan hoe we dat hier in ons koude kikkerlandje regelen. Mijn complimenten. Er gaat om te beginnen één prijs gelden voor de kinderopvang, terwijl er in Europees Nederland concurrentie is op de prijs en rijke ouders hogere kwaliteit kunnen kopen. In steden zoals Amsterdam zie je de kwalijke effecten daarvan. Kinderopvangcentra gaan in rijke buurten zitten en gooien de prijzen flink omhoog. Op de BES-eilanden wordt op basis van deze wet alleen geconcurreerd op andere punten dan de prijs, namelijk op kwaliteit en op nabijheid. Dat is wat GroenLinks-PvdA betreft een hele goede zaak.

Voorzitter. Ik heb nog enkele vragen aan de minister. In de Voorjaarsnota lezen we dat er 7 miljoen bij komt voor de kinderopvang op de BES-eilanden. De minister heeft eerder aangegeven naar een ouderbijdrage van 4% te gaan. Zijn deze middelen hiervoor voldoende? Hoe gaat de ingroei naar het nieuwe stelsel er precies uitzien? Heeft de minister overwogen om de ouderbijdrage in zijn geheel te laten vervallen? Het zou namelijk mooi zijn als kinderopvang een publieke voorziening wordt, net zoals het onderwijs. Daar vragen we toch ook geen ouderbijdrages? Dat heeft een maximaal effect op het helpen van ouders bij het vinden van werk en op de ontwikkeling van kinderen. Hoeveel zou dat kosten? Zou het niet enorm schelen in de administratieve lasten voor organisaties? Weegt het een niet tegen het ander op?

Het stelsel loopt op een paar punten voor op het stelsel dat we in Nederland hebben. De kinderopvangvergoeding wordt bijvoorbeeld direct aan de kinderopvangorganisaties uitgekeerd in plaats van aan ouders. Hoe gaan we daar in Europees Nederland van leren? Wat voor experimenteerruimte hebben de eilanden? De kinderopvangorganisaties gaan ingroeien tot de vereiste eisen, bijvoorbeeld als het gaat om kwaliteit en administratie. Hoe gaat de minister dit monitoren? Hoe gaat de minister deze organisatie helpen bij het halen van de gestelde doelen? Gaat de minister bijvoorbeeld bekijken wat de effecten van de wet zijn geweest en op basis daarvan extra acties ondernemen?

Voorzitter, tot slot. We hebben in ons Koninkrijk nog een lange weg te gaan om te zorgen voor gelijkwaardigheid. Ik zei het al: de eilanden komen van ver. Ik weet dat de minister zich daar terdege van bewust is en het ook met eigen ogen heeft gezien. Maar deze wet is een goede stap om de belofte in te lossen dat je, of je hier in Europees Nederland of elders bent geboren, altijd moet kunnen rekenen op een goede basis. Dat stemt mij tevreden. Ik hoop dat we die koers de komende jaren kunnen vasthouden.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik dank u voor uw zeer betrokken bijdrage en ik schors enkele ogenblikken, zodat u de felicitaties in ontvangst kunt nemen voor uw maidenspeech. Dan gaan we daarna verder met de bijdrage van NSC.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Nog steeds is aan de orde de Wet kinderopvang BES. Ik nodig de heer Van Oostenbruggen namens NSC uit voor zijn bijdrage.

De heer Van Oostenbruggen (NSC):

Voorzitter. Ik spreek hier vandaag namens de leden van Nieuw Sociaal Contract en op verzoek van mevrouw Podt ook namens de leden van D66. Zoals bekend zijn wij voorstander van arbeid als kortste en breedste route naar bestaanszekerheid. Dat geldt in Europees Nederland, maar zeker ook op de BES-eilanden. De BES-eilanden hebben een bijzondere positie in ons Koninkrijk en werken hard aan hun bestaanszekerheid. Er is een verschil met Europees Nederland op het gebied van bestaanszekerheid en dat moet beter. Het is goed dat in 2019 het programma BES(t) 4 kids is gestart om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren voor de eilanden. De focus van dit programma ligt op het creëren van een veilige en zorgzame omgeving voor kinderen, die voor alle ouders toegankelijk is, zodat elk kind de kans krijgt om zich volop te ontwikkelen.

In vergelijking met de BES-eilanden is de kinderopvang in Europees Nederland veel omvangrijker en strakker georganiseerd, en wordt deze ondersteund door grote en professionele uitvoeringsorganisaties. Overigens met een dynamiek — de toeslagenaffaire — waar de BES-eilanden zeker niet jaloers op hoeven te zijn. Vanwege het feit dat er geen uitvoeringsorganisatie is op de BES-eilanden die de arbeidseis zou kunnen ondersteunen, kunnen wij leven met het ontbreken van de arbeidseis. Qua inkomen is inkomensafhankelijkheid vooral een ingewikkelde exercitie. De keuze voor een model met 96% bekostiging is eveneens een logische keuze.

Wel hebben wij nog een aantal vragen voor de minister. De cijfers in de stukken dateren van een tijd terug. Kan de minister een update geven over het aantal kinderopvanglocaties of -organisaties op de eilanden? Hoeveel kinderen worden er momenteel opgevangen en hoeveel dagen per week worden er gemiddeld aan kinderopvang afgenomen? Het liefst uitgesplitst naar leeftijdsgroepen, gewoon puur uit interesse voor hoe het er vandaag uitziet. Kan de minister een inschatting geven van de uitwerking die deze wet gaat hebben op de vraag naar kinderopvang op de eilanden? Kan de minister, ook al is de vergoeding voor ouders 96% en wordt die direct betaald aan de kinderopvangorganisaties, garanderen dat er by design geen terugvorderingsproblematiek kan ontstaan voor die laatste 4%?

In de schriftelijke behandeling was er wat discussie over Papiaments, Nederlands en Engels als taal. Op Saba en Sint-Eustatius is de hoofdtaal Engels, gelijk als in het onderwijs. Nederlands is aldaar een verplicht vak, maar bij de kinderopvang is Nederlands geen verplichting. Dit sluit op zich aan bij de gangbare praktijk aldaar. Toch zou ik de minister willen vragen of zij mogelijkheden ziet om Nederlands nog meer te stimuleren, aangezien veel jeugd op enig moment in aanraking komt met Nederlands in een latere studie of werk, al dan niet in andere delen van het Koninkrijk. Hoe kijkt zij hiernaar?

Voorzitter. In de brief van de minister van twee weken geleden wordt er gesproken over achterstanden met vog's en soms het ontbreken van personeel met EHBO-diploma's. Dat is een tijd terug, maar wat mij betreft een onwenselijke situatie. Ziet de minister mogelijkheden om op deze twee onderwerpen toezeggingen te doen, bijvoorbeeld meer uitvoeringscapaciteit en actiever stimuleren van EHBO-cursussen en controle op de certificaten daarvan?

In 2023 waren er zorgen over de huisvesting van de kinderopvang. In de brief van twee weken geleden waren die er nog steeds. Kan de minister een beeld schetsen van de ontwikkelingen bij dit probleem? Ziet zij dat dit is veranderd sinds 2023? Zijn er positieve signalen? Er worden nu tijdelijk verlichtende uitzonderingen gemaakt, maar is de branche in ieder geval op weg in de juiste richting?

En dan nog een ander punt. De BES-eilanden werken met een vergunningstelsel, waarmee toetreders goedgekeurd moeten worden alvorens zij hun activiteiten starten. Op zich geen gekke zaak. In Europees Nederland zien we een flinke interesse van durfinvesteerders in de kinderopvang, met bijbehorende uitdagingen op het gebied van prijs en kwaliteit voor de consumenten. Gelukkig zijn het er meerdere en niet eentje, zoals bij dierenartsenklinieken. Gezien de omvang van de kinderopvang op de BES-eilanden is het risico groter dat er één investeerder komt die daar flink gaat opkopen en met een paar snelle klappen de gehele kinderopvang zou kunnen overnemen. Kan de minister garanderen dat met het voorgestelde vergunningstelsel durfinvesteerders geweerd worden? Zijn de toezichthoudende instanties op de BES-eilanden in staat om snel in te grijpen als dergelijke investeerders zich aldaar melden?

Dat zijn heel wat vragen. Volgens mij is mijn tijd bijna op. Dank u wel.

De voorzitter:

Dan dank ik u voor uw bijdrage. Ik heb het genoegen om nog een collega met een maidenspeech aan te kondigen. Dat is de heer Van Haasen, die spreekt namens de PVV. Ik heet u van harte welkom.

De heer Van Haasen (PVV):

Voorzitter. Ik wil mijn collega de heer White complimenteren met zijn maidenspeech. Hij heeft de lat heel hoog gelegd voor mij. Uw collega en mede-Zaankanter de heer Bosma adviseerde mij een tijdje terug om mijn maidenspeech in het zangerige Zaans voor te dragen. Ik zal het u, de minister en de overige aanwezigen niet aandoen. Ik ga gewoon algemeen beschaafd Zaans proberen.

Eerst iets over mezelf. Ruim twee jaar geleden lag ik tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in het Zaans Medisch Centrum aan allerlei zuurstofslangen, geveld door COVID-19. Ruim twee jaar geleden. Het was een behoorlijke prestatie dat ik als toenmalig lijsttrekker van de Zaanse PVV zonder mijn fantastische fractie de verkiezingsavond op de covid-afdeling in het ziekenhuis moest doorbrengen. De weken daarna verslechterde mijn situatie behoorlijk. Ik kon amper nog bewegen, had moeite met ademen en verloor zelfs het vermogen om vloeiend te spreken. Het is verbazingwekkend dat je zo ziek kunt zijn dat zelfs de basisfuncties van je lichaam niet meer vanzelfsprekend zijn.

Met behulp van verschillende medische specialisten, zoals longartsen, neurologen, fysiotherapeuten en logopedisten, heb ik anderhalf jaar nodig gehad om weer fit genoeg te worden om hier nu te kunnen staan. Ik dank hen maar ook mijn vrouw voor de zorg en voor het engelengeduld, en mijn zoon en mijn maatje die mij, toen ik niet meer kon lopen, in een rolstoel naar de raadzaal van Zaanstad hebben gebracht, zodat ik mijn raadswerk kon blijven doen.

Het is een voorrecht om hier nu te staan vandaag om een collega te vervangen. Niet geheel vreemd als woordvoerder Koninkrijksrelaties, aangezien we het specifiek over de BES-eilanden gaan hebben.

Voorzitter. Laten we overgaan tot de orde van de nacht. Ja, nacht, want terwijl wij hier spreken, liggen de inwoners van Caribisch Nederland, over wie het uiteindelijk gaat, waarschijnlijk nog op één oor. Het verwijt dat we meer óver hen dan mét hen spreken, wordt maar weer eens bevestigd. Het is vanzelfsprekend belangrijk dat er kwalitatief goede kinderopvang is op de BES-eilanden. Maar kijken we soms niet te veel vanuit Nederlands perspectief naar onze eilanden? Zouden we niet meer door de Caribische bril moeten kijken naar Saba, Sint-Eustatius en Bonaire?

Het kinderopvangprogramma BES(t) 4 kids, dat de eilanden samen met ons ministerie hebben opgezet, lijkt goed te functioneren. De kinderopvang is nu een verantwoordelijkheid van de eilanden zelf, een verantwoordelijkheid die ze graag dragen. Enkele jaren geleden is er een significante verlaging van de eigen bijdrage voor de kinderopvang doorgevoerd. Dit heeft geleid tot een hogere instroom van kinderen. Daarover gaat mijn eerste vraag. Heeft deze hogere instroom bijgedragen aan de ontwikkeling van de kinderen en gezorgd voor een betere aansluiting op verdere scholing? Wij vinden deze vraag relevant, omdat de nu gehanteerde eilandverordening opvallend veel gelijkenis vertoont met het wetsvoorstel. Kinderen zijn voor ons leidend. Wat zal er verbeteren aan de kwaliteit van de kinderopvang als alleen de rekening uit een ander subsidiepotje wordt betaald? Graag een reactie van de minister.

Het beleid van de regering is om qua wetgeving zo veel mogelijk overeenstemming te hebben tussen het Europese en het Caribische deel van ons koninkrijk. Terwijl we hier nog de puinhopen ruimen van de nasloop van de verschrikkelijke kindertoeslagenaffaire storten we ons nu weer in een nieuw avontuur, maar dan op de BES-eilanden. Misschien hebben ze het daar wel beter gedaan dan hier. Daarom vragen we wat de noodzaak is om de Wet kinderopvang BES uit te voeren, zonder dat wij hier de zaken op orde hebben. Bestaat er een mogelijkheid om het BES(t) 4 kids-project in samenwerking met de nu gehanteerde eilandverordening te laten doorlopen en daarna één wet, in welke vorm dan ook, voor beide delen van het koninkrijk in te voeren?

Er is voor de PVV nog veel onduidelijk. In januari van dit jaar zijn het minimumloon en de uitkering in het Caribisch deel van Nederland verhoogd. Daarnaast is de maandelijkse bijdrage van de kinderbijslag met zo'n 90 dollar gestegen. Er komt in juni nog een verhoging van het minimumloon tot 1.750 dollar per maand. Deze toename van bestaanszekerheid zal bijdragen aan het welzijn en de zelfredzaamheid. Dit zou ouders meer financiële ruimte kunnen geven voor kinderopvang en naschoolse opvang. Ouders zorgen doorgaans beter voor hun kindjes dan voor zichzelf. Daarom vraag ik de minister of het niet beter zou zijn om eerst de gevolgen van de inkomensstijging te monitoren, alvorens wij nieuwe wetgeving invoeren. Zo kunnen we de doeltreffendheid van de maatregelen inzichtelijk krijgen.

Nu gaat de rijksoverheid de kinderopvang financieren. Ouders hoeven nog maar een klein bedrag te betalen, zodat alle ouders hun kinderen naar de opvang kunnen brengen. Er komt nog een onderzoek naar de kosten van de kinderopvang, zodat pas later duidelijk wordt hoeveel de overheid en hoeveel de ouders gaan betalen. Dat vindt de PVV opmerkelijk: een voorstel voor een wet, zonder exacte financiële consequenties voor zowel de ouders als de rijksoverheid. Op welke termijn kunnen wij de ouders zekerheid geven en krijgen wij inzicht in de uiteindelijke kosten van deze wet?

De ouders die minder inkomen hebben, kunnen nu via de kindplaatssubsidie aanvragen. De financiering van deze subsidie ligt bij het openbaar lichaam zelf. Indien deze wet wordt aangenomen, blijft deze financiering dan bij het openbaar lichaam of vervalt deze verantwoordelijkheid naar het Rijk? Zolang dit totaalplaatje niet compleet is, zullen wij ons kritisch moeten opstellen. Na de beantwoording van de vragen zal onze fractie het uiteindelijke oordeel over dit wetsvoorstel geven.

Dank u, voorzitter.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik dank u voor uw persoonlijke bijdrage en ik ben blij dat u in deze gezondheid bij ons kunt zijn. Ik schors enkele ogenblikken voor de felicitaties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

De minister heeft aangegeven na deze felicitaties te willen schorsen, om te kunnen werken aan de beantwoording.

De vergadering wordt van 10.58 uur tot 11.13 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is nog steeds de behandeling van de Wet kinderopvang BES. We zijn toegekomen aan de beantwoording van de minister. Ik geef dus minister Schouten graag het woord. Ga uw gang.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad goedemorgen, bon dia. Ik ben het helemaal met meneer Van Haasen eens: als wij wetten behandelen die effect hebben op de BES, moeten we misschien weleens gaan kijken naar het tijdstip waarop we dat gaan doen, want het is nu inderdaad midden in de nacht. Maar het wetsvoorstel is niet minder belangrijk. Dus fijn dat we dat hier ook vandaag kunnen bespreken.

Allereerst van harte gefeliciteerd met de maidenspeeches van de heer Van Haasen en de heer White. Ik zie hen nu even niet, maar het waren van allebei de kanten indrukwekkende verhalen; ik kan niet anders zeggen. Daarin is ook duidelijk wat de drijfveer is en de motivatie, hoe je naar de samenleving kijkt en naar je werk, en waar je je kracht vandaan haalt, want dat hoorde ik in allebei de speeches terug. Ik wens beiden ongelofelijk veel wijsheid toe en een hele mooie tijd in deze Kamer. Dat u ook mag bijdragen aan goede zaken — over het gehele Koninkrijk, zo zeg ik maar even, want daar gaat het natuurlijk over.

Vandaag behandelen we het wetsvoorstel over kinderopvang op de BES. Ik heb het wetsvoorstel ingediend, maar ere wie ere toekomt: ik wil hier nog even mijn ambtsvoorganger Tamara van Ark benoemen. Zij is in 2019 begonnen met het programma BES(t) 4 kids, omdat ze zag — en dat zagen we ook wel breder — dat er echt nog heel wat stappen te zetten zijn ten aanzien van de kwaliteit en toegankelijkheid van de kinderopvang op de eilanden. Dit wetsvoorstel is eigenlijk een uitvloeisel van het programma BES(t) 4 kids. Zij is dus toch een beetje de geestelijk moeder van dit hele verhaal.

Voorzitter. Uw leden memoreerden het al: goede kinderopvang is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen, en maakt het ook mogelijk dat ouders kunnen werken. Dat geldt voor alle kinderen, in het Europese deel van Nederland, maar zeker dus ook voor het Caribische deel van Nederland. Voor het laatste ontbreken daar op dit moment de wettelijke kaders, want de Wet kinderopvang, zoals die hier geldt, geldt niet in Caribisch Nederland. Met dit wetsvoorstel zorgen we er nu voor dat dit wettelijk geregeld wordt en dat ook de rijksgefinancierde kinderopvang in Caribisch Nederland geregeld wordt. Afgelopen maandag heeft mijn collega van Financiën de Voorjaarsnota naar de Tweede Kamer gestuurd. Het was goed dat we inzicht hebben gekregen in de middelen die we voor dit wetsvoorstel en voor de kinderopvang in Caribisch Nederland hebben kunnen regelen. Daarin ziet u dat er extra middelen beschikbaar zijn gekomen. Dat was ook nodig, omdat we in, naar ik meen december of november, zeg ik even uit mijn hoofd, een kostprijsonderzoek hebben laten doen, naar de kostprijs van kinderopvang op Caribisch Nederland. Uit dat kostprijsonderzoek kwam naar voren dat er met de stijgende prijzen, onder andere voor de stijgende salarissen — hier stijgen de lonen hard, maar daar zeker ook — meer nodig was om te zorgen dat we de ambities uit het wetsvoorstel konden waarmaken. Ik vond het dus heel belangrijk dat we op het moment dat we dit wetsvoorstel hier bespraken, juist daarover duidelijkheid konden bieden, want je kunt hier geen wetsvoorstel behandelen als je niet ook zorgt dat het waargemaakt kan worden. Met de middelen die we nu hebben gereserveerd, kunnen we dat waarmaken. Daarmee kunnen we ook investeren in de noodzakelijke verhoging van de kwaliteit. Tegelijkertijd krijgen de openbare lichamen voor de komende jaren ook nog middelen om de kinderorganisaties te ondersteunen. Daarmee maken we het mogelijk om het ambitieniveau van het wetsvoorstel te realiseren. Ik wil hier ook benadrukken dat het een ingroeipad is. We moeten daar realistisch in zijn. Er is goede kinderopvang, maar er zijn ook nog heel veel stappen te zetten om die kwaliteit ook echt te realiseren. Met die ogen moeten we naar het wetsvoorstel kijken.

Het wetsvoorstel regelt de kwaliteitseisen, het toezicht en de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland, maar ook opvang voor kinderen die extra ondersteuningsbehoefte hebben. Er zijn geen aparte kinderopvangorganisaties voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte, dus dat moeten we ook regelen in de wet, zodat we dat kunnen doen bij de organisaties die er zijn. Ik geloof dat het wetsvoorstel daarmee een belangrijke basis biedt voor de ontwikkeling van de kinderen in Caribisch Nederland, en daarmee ook voor de toekomst van de eilanden, want die kinderen vormen de toekomst. Ik werk daar niet alleen aan. Dat doen we met de openbare lichamen, de ministeries van OCW, VWS en BZK, en uiteraard ook met de kinderopvangorganisaties zelf en alle mensen die daar werken. De heer Van Haasen memoreerde het al: de eilandsverordeningen hebben nu ook al een zekere omschrijving van hoe de kinderopvang zou kunnen plaatsvinden op de eilanden, maar die eilandverordeningen verschillen onderling. Op Bonaire en Sint-Eustatius waren bijvoorbeeld in 2019 eilandsverordeningen van kracht met regels over de kinderopvang, maar omdat er nauwelijks toezicht was, wist je eigenlijk niet zo goed of die regels effectief werden toegepast, terwijl veel kinderen in Caribisch Nederland juist baat hebben bij kwalitatief goede ontwikkelingsgerichte kinderopvang.

Er is veel armoedeproblematiek op de eilanden. Veel ouders hebben ook niet één, maar twee of soms zelfs drie banen tegelijkertijd om rond te kunnen komen. Dat geeft aan dat het, als we daar geen goede kinderopvang voor de kinderen neerzetten, voor de ouders heel ingewikkeld wordt om in hun levensonderhoud te voorzien. Dat is daar al een probleem, maar we moeten er ook voor zorgen dat de kinderen bijvoorbeeld niet met een onderwijsachterstand te maken krijgen als ze op enig moment naar school gaan. Van vroege en voorschoolse educatie was op de eilanden nauwelijks sprake. Een aantal jaren geleden was de kinderopvang ook echt duur. In 2018 betaalden de ouders op Bonaire tussen de 140 en 350 dollar per maand voor de dagopvang. Dat is voor daar echt heel veel geld. Voor een deel van de ouders was dat zo veel geld dat zij de kinderopvang niet konden betalen, terwijl ze die juist nodig hadden om naar hun werk te kunnen gaan. Het werd dus een soort klem waar we in kwamen te zitten.

Het verbeteren van de kwaliteit en de betaalbaarheid van de kinderopvang was dus een belangrijke opgave en dat is het nog steeds. In relatief korte tijd zijn er belangrijke stappen gezet om de kwaliteit naar een hoger niveau te tillen en om de kinderopvang voor de ouders betaalbaarder te maken. Ik wil hierbij nogmaals mijn waardering uitspreken voor alle kinderopvangorganisaties, de pedagogisch medewerkers en de gastouders in Caribisch Nederland. Ik heb gezien dat ze de afgelopen jaren heel veel stappen hebben gezet en dat ze dat ook elke dag weer doen vanuit het belang van en de liefde voor die kinderen.

Zoals gezegd zijn er nieuwe eilandsverordeningen vastgesteld in de afgelopen jaren. Er is een tijdelijke subsidieregeling van kracht geworden sinds juli 2020. Daarmee is, zoals hier ook al werd gememoreerd, in Caribisch Nederland nu sprake van directe financiering van de kinderopvang, en die gaat ook verder. De ambitie bij dit wetsvoorstel was om ervoor te zorgen dat er meer harmonisatie zou zijn met Europees Nederland met betrekking tot de plannen die we daarvoor hadden. Daar zijn wat vragen over gesteld. Hoe verhoudt zich dat nu tot elkaar? Zoals u hebt kunnen lezen, heeft het vorige kabinet ... Ja, we hebben dit kabinet nog steeds. Laten we zeggen: de coalitie vanuit Rutte-IV had de ambitie om naar inkomensonafhankelijke kinderopvang te gaan waarvoor een ouderbijdrage van 4% zou gaan gelden en zouden we ook kijken naar andere vormen van financiering. Dit wetsvoorstel is daarmee in lijn gebracht, ook met een aantal zaken die al geregeld waren op de eilanden, zoals de directe financiering. Hiermee zijn we eigenlijk een beetje vooruit gaan lopen, omdat het in Europees Nederland nog niet geregeld is. Ik weet uiteraard ook niet wat een volgend kabinet gaat doen, maar wij hebben besloten om hiermee niet te stoppen, omdat dit een lijn is waar we achter stonden en die we wilden doorzetten. Vandaar dat u het al wel vindt in dit wetsvoorstel, terwijl het in Europees Nederland niet — ik weet niet of het "nog niet" is — geregeld is.

We hebben ook ingezet op de kwaliteit door te investeren in het opleidingsniveau van de pedagogisch medewerkers. Iets meer dan de helft van de pedagogisch medewerkers heeft inmiddels een mbo 3-diploma en 36% volgt een opleiding. De Inspectie van het Onderwijs, waar u onlangs het rapport van heeft ontvangen, ziet vooruitlopend op de wet toe op de kwaliteit van de kinderopvang. We hebben de tussenmeting over 2023 van de Inspectie van het Onderwijs ontvangen. Ik heb daar ook op gereageerd in mijn brief van twee weken geleden.

We zijn ook met pilots gestart om de kinderopvang inclusiever te maken voor kinderen met een extra ondersteuningsbehoefte. We hebben ook middelen beschikbaar gesteld voor een aantal huisvestingsprojecten.

We hebben nog een lange weg te gaan. Daar moeten we de komende jaren met z'n allen aan blijven werken en in investeren. Daarom geloof ik ook dat dit wetsvoorstel daar een belangrijke bijdrage aan levert.

Ik zal even kijken of ik door kan gaan naar de vragen die door verschillende leden gesteld zijn. Dat doe ik even op volgorde van de sprekers.

Mevrouw Rajkowski heeft een aantal vragen gesteld. Ook dank voor haar positieve grondhouding richting het wetsvoorstel. Zij heeft gezegd: op dit moment zit er geen arbeidseis bij. Dat klopt. Wij hebben op dit moment geen arbeidseis in het wetsvoorstel zitten. Dat komt door de specifieke situatie op de eilanden. Ik noemde het net al: de meeste ouders hebben één, soms wel twee en soms wel drie banen. We hebben nu ook geen goed functionerende polisadministratie. Dat klinkt wat gek, maar we hebben daar nog niet helemaal zich op waar iedereen werkt, hoeveel uren et cetera. Daarom is het praktisch moeilijker om de arbeidseis vorm te geven. Maar ik begrijp goed dat mevrouw Rajkowski zegt: kunnen we daar niet naar kijken voor de toekomst, voor als het wel gewoon beter opgezet wordt? We zijn bijvoorbeeld al aan het kijken of we een vorm van polisadministratie moeten gaan opzetten, omdat het eigenlijk ook voor andere regelingen nodig is. Ik ben dus bereid om in een evaluatie te kijken of we daar wat meer zicht op kunnen gaan krijgen. Heeft het effect? Kun je daar al wat over zeggen? Wat betekent dat dan voor het wetsvoorstel?

Ik haak gelijk eventjes aan bij iets anders. De heer Ceder heeft een amendement ingediend over het opnemen van een evaluatiebepaling in de wet. Ik zal dat zo meteen appreciëren. Ik zie mogelijkheden om de vragen van mevrouw Rajkowski mee te nemen in de appreciatie die ik zo nog geef op het amendement. Ik kan me voorstellen dat we dit, als die evaluatiebepaling er komt, gelijk meenemen als een onderdeel van die evaluatiebepaling.

Dat geldt ook voor het punt over de vrije toetreding tot de markt. Het klopt dat dat met deze wet inderdaad wel mogelijk is, maar het kan ook zo zijn dat de openbaar lichamen de mogelijkheid hebben om die vergunningen niet toe te kennen. Dat heeft ook te maken met het feit dat het eigenlijk voor niemand meer rendabel is om een organisatie te hebben als er veel aanbieders komen, want je hebt natuurlijk een aantal kinderen nodig om dat te doen. Mevrouw Rajkowski vraagt — begrijp ik haar zo goed? — of je daarmee, als zich dat zou voordoen, kunt borgen dat je nog wel vrije keuzes en dergelijke hebt. Ik ben bereid om hier bij de evaluatie naar te kijken en dat punt ook mee te nemen. Hoe werkt dat nou in de praktijk? Worden er belemmeringen ervaren? En wat betekent dat dan voor het wetsvoorstel? Nogmaals, het kan met dit wetsvoorstel, maar er zit natuurlijk nog een vergunningseis in die bij het openbaar lichaam ligt.

Tot slot vraagt zij naar de financiën, de bekostiging. U heeft in mijn brief gelezen dat er wat mij betreft verbeteringen nodig en mogelijk zijn, ook rondom de administratie en de hele verslaglegging van de financiering zoals de kinderopvangorganisaties die ontvangen. Ik heb ook gezegd dat ik daar extra aandacht aan ga besteden, want dat moet gewoon op orde zijn. We zien op zich wel dat de kinderopvang wordt afgenomen. We kunnen dus wel zien dat die rekeningen worden betaald door de ouders. De ouderbijdrage wordt betaald. We zien dus dat die kinderen echt wel opgevangen worden. Maar dat moet gewoon beter. We verrichten nu extra inspanningen om die kinderopvangorganisaties te ondersteunen bij hun administratie. Het moet echt beter, want het kan op deze manier niet. Ik wil aan mevrouw Rajkowski toezeggen dat we ons daar echt extra voor gaan inspannen, zodat dat verbetert.

De voorzitter:

Dat geeft aanleiding tot een korte vraag.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Ik vind het belangrijk dat we in de Tweede Kamer meer in vertrouwen samenwerken en dat we toezeggingen ook waarderen. Ik heb net aangegeven dat we een motie zullen indienen als de toezeggingen niet goed toegezegd worden. Volgens mij zijn ze duidelijk toegezegd, dus we zullen geen moties indienen. Daarmee hopen we de werkdruk in de Tweede Kamer wat naar beneden te kunnen halen.

Minister Schouten:

Dank u wel. Maar dan blijft staan dat die toezeggingen ook gewoon uitgevoerd gaan worden. Daar mag u ons ook aan houden.

De voorzitter:

Kan de minister aangeven hoever zij is in haar beantwoording, want dan kunnen wij enige inschatting van de tijd maken.

Minister Schouten:

Ik ga nu naar de heer Ceder. Ik ga gewoon de verschillende woordvoerders aflopen. Ik zag dat er een uurtje was ingepland, maar dat vond ik nogal ambitieus gezien het aantal sprekers en het aantal maidenspeeches.

De voorzitter:

Dat ben ik met de minister eens, maar ik voel ook ergens de druk van het vergaderschema, dus laten we ons best doen.

Minister Schouten:

De heer Ceder vraagt wat nu de verschillen zijn in de inning en de hoogte van de huidige ouderbijdrage ten opzichte van de nieuwe ouderbijdrage. In beide situaties int de kinderopvangorganisatie de ouderbijdrage. Dat gebeurt via die route. De hoogte van de ouderbijdrage zal wel verschillen. Op dit moment is de ouderbijdrage voor de dagopvang bij volledige opvang tussen de 75 en 100 dollar per maand. Bij de buitenschoolse opvang is dit tussen de 40 en 100 dollar per maand. Vanaf 2027 zal de ouderbijdrage meer naar die 4% toe gaan werken. Dat is het percentage dat we met elkaar hebben afgesproken. We verwachten dat de ouderbijdrage voor de dagopvang dan zo rond de 40 dollar per maand en voor de buitenschoolse opvang ongeveer 20 dollar per maand zal bedragen. Dat is natuurlijk ook even afhankelijk van de kostprijs van de kinderopvang zelf, maar dat is dus een behoorlijke verlaging van de ouderbijdrage.

De heer Ceder vraagt of ik kan zeggen hoeveel een gemiddeld gezin er netto op vooruitgaat als dit wetsvoorstel in werking treedt. De ouderbijdrage is natuurlijk 4%. Dat is inkomensonafhankelijk. Dus voor elke ouder, per kind, is die bijdrage gelijk. Tot 2027 zal de ouderbijdrage op het huidige niveau zitten. Daarna gaat die naar die 4% toe. Als het kind naar de dagopvang gaat zal het voordeel tussen de 35 en 60 dollar per maand zijn. Voor de buitenschoolse opvang zal het tussen 20 en maximaal 80 dollar per maand zijn, afhankelijk van het eiland waar je woont. Voor ouders die het niet kunnen betalen, heeft het openbaar lichaam de mogelijkheid om de ouderbijdrage te betalen. Dat is op dit moment ook zo, dus voor die ouders blijft het hetzelfde.

Het openbaar lichaam krijgt dus de rol om ouders te ondersteunen. De heer Ceder vraagt of het openbaar lichaam ook de kaders bepaalt voor wie daarvoor in aanmerking komen. Het is alleen voor ouders die het niet kunnen betalen en het openbaar lichaam heeft de bevoegdheid om dit nader vorm te geven. Dat kan bijvoorbeeld via het eilandelijke armoedebeleid worden vormgegeven.

Hoeveel procent van de ouders komt naar verwachting in aanmerking voor financiële ondersteuning? Op Bonaire was het in 2013 voor 16% van de kinderen het geval, op Sint-Eustatius voor 6% en op Saba voor 41% van de kinderen. Mijn verwachting is dat dit nog wel iets zal stijgen voor Bonaire en Sint-Eustatius. We hebben namelijk signalen dat niet iedereen hiervan gebruikmaakt.

De heer Ceder vraagt ook naar de verschillen in opleidingsniveaus tussen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba. In de huidige situatie kunnen de openbare lichamen op basis van de eilandverordeningen zelf bepalen wat het opleidingsniveau is. Dat verklaart ook het huidige verschil tussen de eilanden. Maar als de wet in werking treedt, is het niet meer mogelijk om voor de minimumopleidingseisen te differentiëren per eiland. Dat wordt nader uitgewerkt in een AMvB. Met de wet en de AMvB gaan we de opleidingseisen juist gelijktrekken, waar ze nu dus nog verschillen op basis van de eilandverordeningen.

De heer White vraagt hoe de extra middelen worden ingezet die bij de Voorjaarsnota beschikbaar zijn gesteld. Ik moet even heel precies zijn. Bij Voorjaarsnota is er structureel 8 miljoen voor de kinderopvang in Caribisch Nederland beschikbaar gesteld. Dat structurele bedrag gaat per 2030 in. In de toelichting gaat het tot 2029 en dan is het nog 7 miljoen. Daar zit dus een opbouw in. Vandaar dat het leek alsof het 7 miljoen is, maar we hebben structureel 8 miljoen extra gereserveerd. Dat bedrag wordt uiteindelijk volledig ingezet om de kinderopvangvergoeding voor de organisaties te verhogen.

Die organisaties zullen de middelen ook inzetten om de arbeidsvoorwaarden voor de medewerkers van de kinderopvang te verbeteren. Er dreigen nu personeelstekorten als we die vergoedingen niet omhoog doen, want die mensen kunnen op andere plekken meer verdienen en zij zullen daar ook heen gaan als wij de arbeidsvoorwaarden niet goed in lijn brengen met andere instanties. De organisaties zullen ook investeren in goede voeding, extra educatief materiaal en in een soort buffer voor als er extra financiële tegenvallers zijn. Daar zullen de extra middelen voor worden ingezet.

In 2025 en 2026 kunnen we daarvan ook nog geld inzetten om de vergoeding voor de buitenschoolse opvang niet te verlagen en de organisaties zo de tijd te geven om hun bedrijfsvoering aan te passen. In het kostprijsonderzoek werd geadviseerd om de vergoeding voor de bso te verlagen, maar als we dat nu zouden doen, dan zouden ze gewoon omvallen. We geven ze nu dus wat overgangstijd om de bedrijfsvoering te kunnen aanpassen aan de nieuwe situatie. De openbare lichamen zullen in de periode 2025 tot 2028 de middelen krijgen om de organisatie vorm te geven om de kinderopvangorganisaties te steunen. Dat is dus hoe het extra geld zou worden ingezet.

De heer White vraagt of ik heb overwogen om de ouderbijdrage geheel te laten vervallen. Ik vind het op zich niet verkeerd dat ouders een financiële bijdrage leveren aan kinderopvang. Het is niet verplicht. Het is iets waarin een keuze bestaat. Voor veel ouders is dat natuurlijk niet het geval, maar het is geen verplichting vanuit de overheid om je kind naar de kinderopvang te sturen, dus daarmee is het ook niet per se een publieke voorziening waar iedereen gebruik van moet maken. We hebben wel gezegd dat we moeten zorgen dat die ouderbijdrage overzichtelijk en betaalbaar is voor de ouders. Voor wie dat niet kan, moet er een voorziening zijn om het op een andere manier betaald te krijgen. Die is nu geregeld. Die 4% gaat straks gelden voor alle ouders en de ouders die het niet kunnen betalen, kunnen via het openbaar lichaam een verzoek doen om de ouderbijdrage te laten vergoeden, zodat het voor die gezinnen wel gratis is.

De voorzitter:

Een korte vraag van de heer White.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Het is goed om te horen dat de minister overweegt om de betaalbaarheid goed mee te nemen. De vraag is: wil de minister die ook meenemen bij de evaluatie, zodat we daar in een later stadium nog op terug kunnen komen?

Minister Schouten:

Ja, dat lijkt mij een heel goed voorstel. Kwaliteit en betaalbaarheid van de kinderopvang zijn ook doelen van de wet. Daarom lijkt het me goed om die daarin mee te nemen.

De heer White vraagt ook nog naar het ingroeipad: ga ik het monitoren en de organisaties helpen bij het bereiken van de doelen? De Inspectie van het Onderwijs heeft geconstateerd dat veel organisaties nog veel werk moeten verzetten. De inspectie zal dit ook blijven monitoren en zal stimulerend toezicht houden. Het programma van BES(t) 4 kids zal nog doorlopen tot 2028, waarbij de organisaties ook nog de ondersteuning zullen krijgen. Ze worden ook nog ondersteund door het openbaar lichaam, waar een duurzame ondersteuningsstructuur zal worden opgezet. Dus ja, met dit wetsvoorstel laten wij de kinderopvanginstellingen niet zomaar aan hun lot over. We helpen ze juist heel erg om de stappen te zetten om daar te gaan komen.

De heer White vraagt hoeveel experimenteerruimte de eilanden hebben. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid om voor maximaal zes jaar te experimenteren. Even heel precies: we hebben het dan over experimenten die gaan over onder andere innovatieve kinderopvang, de verbetering van de kwaliteit, de doorstroom naar het basisonderwijs en een efficiënt financieringsstelsel. Het wetsvoorstel biedt geen ruimte voor een experiment met gratis kinderopvang; daar wil ik wel duidelijk over zijn. In de wet zijn de kaders namelijk gewoon vastgesteld. Nogmaals, als ouders het niet kunnen betalen, kan het bestuurscollege van het openbaar lichaam de ouderbijdrage vanuit die hoek betalen.

De heer Van Oostenbruggen heeft een aantal vragen. Hij vraagt eerst hoeveel kinderen er nu bij de opvang zitten. Ik ga het proberen netjes op te lezen. Per januari 2024 hebben 63 kinderopvangorganisaties met een vergunning subsidie aangevraagd. Daarvan liggen er 55 op Bonaire, 6 op Sint-Eustatius en 2 op Saba. In totaal gaan er 2.410 kinderen in de leeftijd van 0 tot 12 jaar naar de opvang. Als we dat uitsplitsen, zijn dat 2.030 kinderen op Bonaire, 253 op Sint-Eustatius en 127 op Saba. Dit zijn de cijfers van Q2 van 2023 en is het meest recente dat we helemaal up-to-date hebben qua cijfers. Het aantal kinderen op de dagopvang op Bonaire is 711, op Sint-Eustatius 96 en op Saba 56. Het aantal kinderen dat op de bso zit, wat vanaf 4 jaar is, is op Bonaire 1.296, 157 op Sint-Eustatius en 71 op Saba. Gemiddeld gaan kinderen 38 dagdelen naar de dagopvang en 20 dagdelen naar de bso. De deelname aan kinderopvang blijft rond het niveau van 70% voor de dagopvang en 50% voor de bso. Dan heeft u alle cijfers.

De voorzitter:

Voorzitter, nu ga ik toch kort het woord geven … Of voorzitter? Dat ben ik natuurlijk zelf! Ik bedoel: minister, ik ga nu toch heel kort het woord geven aan de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Twee verhelderende vragen. Ten eerste mijn vraag over de opleidingen. Ik ben blij dat de minister aangeeft dat dit gelijkgetrokken wordt. Dit wordt nog nader uitgewerkt in een AMvB. Ik neem aan dat er geen hogere opleidingseisen gesteld worden en dat de gelijktrekking het alleen maar toegankelijker zal maken. Kan ik daarvan uitgaan?

Minister Schouten:

In de AMvB is het voornemen om voor alle drie de eilanden mbo 3 als opleidingseis te stellen. Op sommige eilanden is het in de eilandsverordening nu mbo 2-niveau, maar dat wil niet zeggen dat daar geen mbo 3-medewerkers zijn. Er zijn ook al heel veel medewerkers in opleiding voor mbo 3-niveau.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ah, dan vraag ik het toch even. Volgens mijn informatie is in Europees Nederland een mbo 2-opleiding voldoende om gastouder te zijn. Als ik de minister volg, worden de opleidingseisen op de BES-eilanden hoger. Dat kan een keus zijn, maar ik zou het wel zeker willen weten omdat ik daar misschien nog iets van vind.

Minister Schouten:

Ik moet even heel eerlijk zeggen dat ik niet precies weet hoe de situatie in Europees Nederland is. Ik weet het beter van Caribisch Nederland. Dit gaat niet over gastouders. Het gaat om de medewerkers op de kinderopvanginstellingen op mbo 3-niveau. Voor hen geldt het.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dan even mijn andere vraag, over de experimenteerruimte. Het is duidelijk waar de grenzen liggen. Het is wel zo dat volgens mij in artikel 3.13, lid 2 staat dat de eilandsraad de nadere regels kan vaststellen wanneer iemand niet financieel zou kunnen voldoen. Dat is iets wat de eilandsraad volgens mij uitwerkt. Dat is niet iets wat de minister nog vaststelt. Begrijp ik goed van de minister dat die afwegingsvrijheid om te bepalen wat financiële ontoereikendheid is ook bij eilandsraad ligt, in combinatie met de experimenteerbepaling? Of moet het alsnog voorgelegd worden aan het ministerie ter goedkeuring? Ik lees namelijk de wet zo dat het aan de eilandsraad is om daar een besluit over te nemen. Ik ben benieuwd hoe dat er volgens de minister uit zou moeten zien.

De voorzitter:

Meneer Ceder, ik heb een iets andere definitie van het begrip "kort". Graag wat bondiger interrupties.

Minister Schouten:

Ik probeer de vraag te begrijpen. Vraagt u of het openbaar lichaam de eilandsverordening nog aan mij moet voorleggen?

De heer Ceder (ChristenUnie):

De eilandsraad mag afwijken van de ouderbijdrage als iemand het financieel niet kan betalen. De definitie daarvan moet kennelijk uitgewerkt worden. Volgens artikel 13.3, lid 2 moet de eilandsraad daar een besluit over nemen. Klopt het dat de eilandsraad daar een besluit over mag nemen en dat vorm mag geven en het vervolgens niet meer aan het ministerie voorgelegd hoeft te worden?

Minister Schouten:

Nee, dat hoeft niet. Dat is echt een bevoegdheid van de eilandsraad zelf. Die kan gewoon de verordening zelf vaststellen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dus in combinatie met de experimenteerbepaling is de ruimte zodanig dat zolang er geen gratis kinderopvang is en de definitie van financiële voorzienbaarheid wordt meegenomen, het aan de eilandsraad is om het volledig vorm te geven?

Minister Schouten:

Ja, maar dat betekent dus niet dat ze dan kunnen zeggen: voor iedereen is het gratis. Het moet uiteraard wel in lijn zijn met het doel, namelijk dat het is voor de mensen die het niet kunnen betalen. Zij moeten dan wel zelf vastleggen wat de definitie is van mensen die het niet kunnen betalen. Daar moet je dus echt wel een invulling aan geven. Maar dit is wel een bevoegdheid van het eiland zelf. Nogmaals, ik zou het experimenteerartikel en die kindplaatssubsidie echt wel even uit elkaar halen. Nogmaals, die kindplaatssubsidie kan al worden uitgekeerd en dat gebeurt al. Het openbaar lichaam stelt er al geld voor beschikbaar om dat te financieren. Dat experimenteerartikel ziet echt op andere zaken rondom de kinderopvang. Dus ga die twee niet met elkaar vermengen. Nogmaals, het gratis maken van de kinderopvang via bijvoorbeeld de kindplaatssubsidie voor iedereen is niet in lijn met het doel van de kindplaatssubsidie. Die moet echt gericht zijn op mensen die het niet kunnen betalen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

De heer Van Oostenbruggen vraagt of ik een inschatting kan geven van wat de wet voor uitwerking gaat hebben op de vraag naar kinderopvang. Zoals gezegd is het op de eilanden voor de meeste ouders een noodzaak. De deelname aan de kinderopvang in Caribisch Nederland ligt hoger dan in Europees Nederland. Circa 70% van de kinderen gaat in Caribisch Nederland naar de dagopvang. Voor Europees Nederland ligt dat ongeveer op 60%. Bovendien gaan de kinderen in Caribisch Nederland veelal de hele week naar de opvang. De afgelopen periode is de ouderbijdrage al fors verlaagd. Dat heeft toen niet geleid tot een substantiële stijging van het aantal kinderen dat is opgevangen. We zien dat het een hoog bereik heeft op dit moment en we hebben nog niet gezien dat de verlaging van de ouderbijdrage een enorme toename heeft veroorzaakt bij de kinderopvang. Door die combinatie verwachten wij ook niet dat door de wet nu ineens veel meer kinderen naar de opvang zullen gaan.

Dan de vraag of ik echt kan beloven dat de terugvorderingsproblematiek niet bij de ouders gaat ontstaan. Het wetsvoorstel kent geen grondslag voor terugvordering van een kinderopvangvergoeding bij de ouders. Dus het wordt niet bij de ouders teruggevorderd. Wel kan het zo zijn dat de uitvoeringsorganisatie de kinderopvangvergoeding bij de kinderopvangorganisatie moet terugvorderen als blijkt dat er te veel kinderopvangvergoeding is verstrekt. Maar dat kan dus niet afgewenteld worden op de ouders.

Dan was er de vraag of ik mogelijkheden zie om het Nederlands meer te stimuleren. We weten dat een goede beheersing van de moedertaal enorm helpt bij het leren van een andere taal. Voor veel kinderen in Caribisch Nederland is Nederlands niet hun moedertaal. Op Bonaire wordt veel Papiaments gesproken en op de Bovenwindse Eilanden is dat met name Engels. In het wetsvoorstel is opgenomen dat ik deze situatie blijf volgen. Op Bonaire zijn Nederlands en Papiaments als voertaal toegestaan en op de Bovenwindse Eilanden Nederlands en Engels. Dat sluit ook aan bij de toegestane instructietalen in het onderwijs. We sluiten dus eigenlijk goed aan op het onderwijs. Op die manier maken we het gelijk aan de eisen die daar gelden voor het onderwijs.

Dan de vog's en de EHBO-diploma's van het personeel. Ik ben het helemaal met de heer Van Oostenbruggen eens dat het echt onwenselijk is dat die vog's in sommige situaties ontbreken of dat er mensen zijn die geen EHBO-cursus hebben gehad. Hierover voer ik ook het gesprek met de openbare lichamen. Ik zal ook daar vragen wat er nodig is om dat punt zo snel mogelijk op orde te krijgen. Ik zal ook uw suggesties in dat gesprek meenemen, zodat we kunnen kijken hoe we dit zo snel mogelijk kunnen regelen, want ik ben het helemaal met u eens.

In 2023 waren er nog zorgen over de huisvesting, zegt de heer Van Oostenbruggen. Hij vraagt of ik een beeld kan schetsen van de ontwikkelingen op dit moment. De Inspectie van het Onderwijs constateerde dat vooral op Bonaire de huisvesting van kinderopvangorganisaties vaak niet op orde is. Voor een deel hangt dat samen met het feit dat veel kinderopvangorganisaties zijn gehuisvest in gehuurde woonhuizen. Die kinderopvangorganisaties zijn zich vaak bewust van de situatie, maar de huisvestingssituatie op die eilanden werkt op dit moment ook niet echt mee. Er is gewoon een groot tekort aan goede huisvesting in het algemeen. Het zal ook tijd vragen om dat op orde te krijgen. Daar ben ik eerlijk in. Op de drie eilanden is door het kabinet vanuit de Regio Envelop een drietal huisvestingsprojecten mogelijk gemaakt. Voor Saba en Sint-Eustatius wordt daarmee een grote stap in de goede richting gezet, maar voor de organisaties op Bonaire is er nog echt werk aan de winkel. Het openbaar lichaam is ook met het programma BES(t) 4 kids aan het kijken hoe dit proces kan worden versneld. Er moet hier echt iets aan gebeuren, maar we zitten ook een beetje klem in de situatie rondom de huisvesting op de eilanden als zodanig. Maar we hebben het op ons netvlies en we blijven daar actief op inzetten.

Kan ik garanderen dat durfinvesteerders geweerd gaan worden? In het wetsvoorstel zelf zijn geen voorwaarden opgenomen die het mogelijk maken om durfinvesteerders te weren op het moment dat zij aan de eisen van de wet- en regelgeving voldoen. De vraag is wel — ik ben geen durfinvesteerder — of de situatie op Caribisch Nederland nou zo heel erg aantrekkelijk is voor durfinvesteerders om daar ook in te investeren. Die nieuwkomers moeten meteen aan alle eisen vanuit de wet- en regelgeving voldoen. Ze zullen ook hun personeel meteen volwaardig moeten betalen. Het valt op dit moment niet mee voor kinderopvangorganisaties om daar rendabel te opereren. U heeft het kostprijsonderzoek ook gezien. Die calculaties zullen durfinvesteerders natuurlijk ook maken. Tot op heden zijn er nog geen van dit soort partijen op de eilanden gesignaleerd. De schaal is natuurlijk ook zo klein dat ik niet weet of dat wel zo interessant is. Maar ik kan wel toezeggen dat ik dit punt zal meenemen in de evaluatie, zodat we ook kunnen kijken of er überhaupt interesse in is. Dat sluit ook een beetje aan bij de vraag van mevrouw Rajkowski over de toetreding, denk ik. Dan neem ik dit aspect meteen mee, als de heer Van Oostenbruggen dat goedvindt.

Zijn de toezichthoudende instanties op de eilanden in staat om snel in te grijpen als zo'n investeerder zich meldt? Het openbaar lichaam verstrekt de vergunning aan de kinderopvangorganisatie. De Inspectie van het Onderwijs adviseert het openbaar lichaam of de organisatie redelijkerwijs aan de kwaliteitscriteria kan voldoen. Pas als daaraan voldaan wordt, kan een exploitatievergunning worden gegeven. Er vindt geen toetsing plaats of de eigenaar een durfinvesteerder is, maar nogmaals, we hebben op dit moment niet echt signalen dat dit gebeurt. We zullen het volgen.

De heer Van Haasen heeft ook een aantal vragen gesteld. Heeft de hogere instroom bijgedragen aan de ontwikkeling van de kinderen en gezorgd voor een betere aansluiting op de scholen? We weten dat kinderopvang bijdraagt aan de ontwikkeling van de kinderen, juist ook door de verbetering van de aansluiting op het onderwijs. Dat toont onderzoek ook aan. De komende jaren zullen we verder inzetten op de verbetering van de aansluiting op de scholen. Dat verdient eerlijk gezegd nog wel aandacht. Dat is een van de onderdelen die we moeten vormgeven, ook rondom de kwaliteitsverbetering. Dus dat is een terecht punt.

De heer Van Haasen vraagt ook: kunnen we BES(t) 4 kids niet laten doorlopen en het dan vervolgens in één keer in Europees Nederland en Caribisch Nederland allemaal goed regelen? Zo hoor ik hem eigenlijk. De kinderopvang heeft een wettelijke verankering nodig. Dat is hier, in Europees Nederland, ook zo. Bij het programma BES(t) 4 kids was ook echt wel duidelijk dat we moeten toewerken naar wettelijke bepalingen, want dan heb je het ook echt vastgelegd. Op die manier kunnen we ook structurele financiering gaan organiseren. Nu is het elke keer toch tijdelijke financiering, omdat een programma niet structureel gefinancierd wordt. En we willen juist die structurele financiering hebben. Daar heb ik het wetsvoorstel voor nodig. Het toezicht wordt nu uitgevoerd door de onderwijsinspectie. Die doen dat op basis van deze verordeningen maar ze hebben eigenlijk ook een wettelijke titel nodig om dit goed en jaarlijks te kunnen blijven doen. De wet is dan ook echt belangrijk om dat op die manier te borgen.

Dan vraagt de heer Van Haasen of de financiering bij het openbaar lichaam blijft of dat deze verantwoordelijkheid naar het Rijk gaat als de wet wordt aangenomen. De financiering van het stelsel en de subsidieregeling is de verantwoordelijkheid van ons. Dus wij verzorgen de financiering. In het geval ouders de ouderbijdrage niet meer kunnen betalen en ze daarin geholpen moeten worden, komt dat vanuit het openbaar lichaam. Dat is dus de financieringsstroom die kant op.

Dan de vraag wanneer de ouders ook zekerheid krijgen waar het gaat om de uiteindelijke kosten van de wet. Met andere woorden: wat gaan de ouders betalen en wat zijn de kosten? Het kostprijsonderzoek is inmiddels afgerond en is november/december naar de Kamer gestuurd. Twee weken geleden heb ik een reactie gegeven over hoe we daarmee omgaan. We hebben nu het geld geregeld bij Voorjaarsnota. Dat vond ik belangrijk want een wet hier behandelen zonder goede financiële dekking vond ik niet verantwoord. Dus ik ben blij dat dat geregeld is. De hoogte van de ouderbijdrage wordt jaarlijks vastgesteld. Die hangt natuurlijk ook af van de kosten van de kinderopvang. Net als hier kunnen die daar ook verschillen, maar we zetten de ouderbijdrage straks wel vast op 4% van de kosten. De kosten van de wet worden elk jaar in de begroting opgenomen en in de jaarrekening verantwoord. Dus u kunt de kosten van het stelsel gewoon teruglezen in de begroting van Sociale Zaken.

De heer Van Haasen heeft verder gevraagd wat er aan de kwaliteit van de kinderopvang zal verbeteren als alleen de rekening uit een ander subsidiepotje wordt betaald. Wat ik net al zei, wordt de subsidie ook al door ons betaald. Het is dus niet zo dat het per se uit een ander potje komt. Wij zorgen er juist voor dat de financiering nu echt structureel wordt. Dat is ook belangrijk als je als organisatie of als bedrijf wil investeren, want dan moet je ook zicht hebben op die structurele financiering. Dat gaan we hier hopelijk mee regelen als u deze wet aanneemt. Ook de kwaliteitseisen zijn helder omschreven, voor alle eilanden gelijk. Het is dan ook helder aan welke eisen elke organisatie moet gaan voldoen. Dus het schept helderheid en duidelijkheid en we kunnen het nu structureel gaan regelen.

Volgens mij heb ik dan alle vragen beantwoord. Er is nog wel een amendement van de heer Ceder dat ik nu maar meteen zal appreciëren. Dat amendement vraagt om een verplichte evaluatie binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de wet, naar de Staten-Generaal te zenden. Ik heb al zo veel toezeggingen gedaan over de evaluatie dat ik er niet aan ontkom om dit amendement oordeel Kamer te geven. Zeker gezien de discussie die we hier hebben gevoerd, lijkt het mij goed om met z'n allen te kunnen vaststellen dat de doelen die we beogen gerealiseerd worden met deze wet. Dus oordeel Kamer, voorzitter.

De voorzitter:

Dan krijgt het amendement op stuk nr. 10 oordeel Kamer. De minister heeft aangegeven alle vragen te hebben beantwoord. Ik heb ook enkele toezeggingen gehoord, wat dus geen aanleiding meer zou moeten zijn om moties in te dienen. Ik kijk even naar de leden van de Kamer of zij behoefte hebben aan een tweede termijn. Ik zie mevrouw Rajkowski nee schudden. Schudt iedereen nee? Meneer Van Haasen?

De heer Van Haasen (PVV):

Ik heb nog een aanvullende vraag. De minister zei net dat 50% geschoold was en dat 36% een opleiding volgde. Dan ontbreekt er nog 14%. Wordt gestimuleerd dat die ook een cursus gaan volgen of scholing?

Minister Schouten:

Het streven is dat twee derde van de mensen op mbo 3-niveau gaat werken. Dan houd je dus over een derde van de mensen met een mbo-opleiding die lager is dan mbo 3. Ook zijn er stagiairs aanwezig. Dus het is niet zo dat dan iedereen mbo 3-niveau heeft, maar ongeveer twee derde is wel de situatie waar we naartoe willen werken. Dan houd je altijd mensen met iets andere kwalificaties, maar dat hoeft niet per se slecht te zijn. We hebben namelijk heel veel liefdevolle mensen en heel veel handen nodig in de kinderopvang.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer White heeft aangegeven toch behoefte te hebben aan een tweede termijn. Ik geef u de gelegenheid dat snel en bondig te doen.

De heer White (GroenLinks-PvdA):

Excuus voor mijn onoplettendheid, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is om bij de implementatie van de Wet kinderopvang BES en in de periode na inwerkingtreding van de wet nauwlettend te blijven volgen hoe de wet in de praktijk uitwerkt en of de werking van de kinderopvang in aanvulling op de wet verbeterd kan worden;

constaterende dat de wet ruimte laat om te experimenteren met kinderopvang ten behoeve van bijvoorbeeld de kwaliteit en de toegankelijkheid en dat de minister hiervoor nadere regels kan bepalen per algemene maatregel van bestuur;

verzoekt de regering om actief mee te denken bij verzoeken uit de praktijk om te innoveren met kinderopvang en om in overleg met de eilanden de algemene maatregel van bestuur uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid White.

Zij krijgt nr. 11 (36306).

Dank u wel, meneer White. Dan kijk ik heel even naar de minister. Ze kan de motie meteen appreciëren. Dat wordt zeer gewaardeerd. Ik geef de minister direct het woord. Gaat uw gang.

Minister Schouten:

Voorzitter. Ik doe het even uit mijn hoofd. Ik hoor twee dingen in de motie. Ik hoor het verzoek of we actief willen meedenken om te kijken hoe de innovaties kunnen plaatsvinden et cetera en het verzoek om de eilanden zelf erbij te betrekken. Als straks die verzoeken rondom innovatie en nieuwe ideeën komen, dan lijkt het mij goed dat wij ook meedenken, als dat nodig is en op prijs gesteld wordt. Dat gaat wel in die volgorde. Wij gaan niet bedenken welke innovaties er moeten komen. Dat moet echt vanuit de organisaties zelf komen. Er staat "bij verzoeken uit de praktijk", dus dat klopt met het verzoek van de heer White. Er staat ook: "in overleg met de eilanden de AMvB uit te werken". Wij betrekken de eilanden uiteraard bij de uitwerking van de AMvB. Zij krijgen ook een uitvoeringstoets, want een AMvB krijgt altijd een uitvoeringstoets en gaat ook in consultatie. Wij zijn voornemens om die AMvB rond de zomer in consultatie te brengen, maar de uitvoeringstoets wordt ook gedaan bij de eilanden. De motie op stuk nr. 11 kan ik dus oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De net ingediende motie op stuk nr. 11 krijgt oordeel Kamer.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan aanstaande dinsdag stemmen over de ingediende motie. Wij zijn aan het einde gekomen van deze behandeling. Ik dank alle leden van de Kamer voor hun inbreng. Ik dank de minister voor haar aanwezigheid. Ik schors voor enkele ogenblikken, om daarna snel weer door te gaan met het tweeminutendebat Bestuurlijke organisatie en democratie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven