Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 60, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 60, item 6 |
Implementatie van het VN-verdrag Handicap
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de implementatie van het VN-verdrag Handicap.
De voorzitter:
Dan gaan we door met het debat over de implementatie van het VN-verdrag Handicap. We zijn toe aan de tweede termijn. Ik geef graag het woord aan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid voor een langzame bijdrage.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zorg voor mensen met een beperking versnipperd is;
overwegende dat één rolstoel soms al uit drie wetten wordt betaald en in elke wet een aparte eigen bijdrage geldt;
verzoekt de regering te onderzoeken of de stapeling van eigen bijdragen kan worden teruggebracht door mensen met een beperking maximaal uit één wet een eigen bijdrage te laten betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Motie twee luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het inkomen en vermogen van de partner wordt meegeteld bij het bepalen van de hoogte van bepaalde uitkeringen en zij daardoor worden benadeeld als zij gaan trouwen of samenleven;
verzoekt de regering het inkomen of vermogen van partners van mensen met een beperking niet te laten meetellen bij het bepalen van de hoogte van een uitkering uit de Participatiewet,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
En motie drie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mensen met een beperking soms elk halfjaar een nieuwe indicatie nodig hebben;
verzoekt de regering te regelen dat in alle zorgwetten langdurige indicaties worden afgegeven voor mensen met een levenslange beperking en de cliënten inspraak te geven op de termijn waarbinnen herindicatie plaatsvindt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik wil nog even zeggen dat ik het heel fijn vind dat zo veel mensen die we twee weken geleden hier hebben mogen zien er vandaag weer zijn op de publieke tribune.
De voorzitter:
Waarvan akte. Mevrouw Agema van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
Mevrouw Agema (PVV):
Daar sluit ik mij graag bij aan. Het zal niet voor iedereen even makkelijk zijn om de reis naar de Tweede Kamer te maken. De busjes van Valys zullen straks weer buiten opgesteld staan. Ik ga het dus gewoon nog wat strakker stellen.
Mevrouw Agema (PVV):
Met de nadruk op de woorden "gehoord de beraadslaging". Ik heb heel duidelijk aangegeven dat ik geen brief verwacht met een opsomming van tegenargumenten. Ik verwacht een brief met uitleg over de uitvoering.
Ik heb nog één motie. Ik kwam erachter dat als je een toezegging krijgt en het over ondersteuning van het beleid gaat, deze minister dan "oordeel Kamer" geeft. Dus dan ga ik ook mijn eigen toezeggingen binnenhalen.
Dank u wel. De heer De Kort van de VVD.
De heer De Kort (VVD):
Dank, voorzitter. Ook ik heb twee toezeggingen. Ik ga daarvoor geen motie indienen. Wel dank ik de minister voor de toezegging om samen met haar collega van OCW in gesprek te gaan met de betrokken scholen over het vso en de Kamer hierover te informeren. Ik dank haar ook voor de tweede toezegging, namelijk om samen met ervaringsdeskundigen te kijken of er een toegankelijkheidslabel kan worden uitgewerkt voor publieke gebouwen.
Verder wil ik een motie indienen. In verband met mijn visuele beperking verzoek ik de voorzitter om mijn motie voor te dragen.
De voorzitter:
Ik ga eens even diep ademhalen.
De heer De Kort (VVD):
De motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in 2022 het Convenant meeverhuizen van individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen bij een verhuizing is gepubliceerd, maar dat niet iedere gemeente zich hier aan lijkt te houden;
overwegende dat hulpmiddelen noodzakelijk kunnen zijn om volwaardig deel te kunnen nemen aan onder meer onderwijs en sport, en op de arbeidsmarkt;
overwegende dat hulpmiddelen per persoon en per beperking verschillend zijn en berusten op maatwerk;
verzoekt de regering om een onderzoek uit te voeren naar de mate van ondertekening en naleving van het convenant, knelpunten en oorzaken van onvoldoende naleving in kaart te brengen, en de uitkomsten hiervan in het vierde kwartaal van 2024 naar de Kamer te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Joseph.
Mevrouw Joseph (NSC):
Dank u wel. Uit dit debat hoor ik een gedeelde urgentie bij de Tweede Kamer. Er zijn ook veel gedeelde zorgen die aangepakt moeten worden. Bij mezelf voel ik ook een mate van onrust, namelijk dat we weer heel veel mooie woorden op papier hebben staan, waarbij het risico bestaat dat we ze niet in de praktijk gaan brengen. Ik denk dat we wel gewoon moeten beginnen. Dat kan klein. Start gewoon met iets. Dat hoeft, denk ik, niet altijd veel extra geld te kosten en levert zelfs mogelijk iets op. Daarbij wil ik een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mensen met autisme, ADD en ADHD zich door een psychiater moeten laten keuren voordat zij een rijexamen mogen afleggen;
overwegende dat psychiaters beter ingezet kunnen worden dan voor psychische keuringen van ADHD, ADD en autisme bij het halen van een rijbewijs;
overwegende dat ADD, ADHD en autisme over het algemeen geen negatief effect hebben op rijvaardigheid;
verzoekt de regering om met een voorstel te komen om de algemene medische keuring voor mensen met autisme, ADD en ADHD af te schaffen en deze mensen te beoordelen op rijvaardigheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Joseph (NSC):
Afhankelijk van de tweede termijn wil ik de motie eventueel aanhouden, maar dat wil ik straks bekijken.
De voorzitter:
Heel goed. Mevrouw Dobbe van de SP.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan alle mensen die vandaag de moeite hebben genomen om hier helemaal naartoe te komen. Ik heb één motie. Normaal lees ik die heel snel voor, maar vandaag zal ik dat langzamer doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mensen met een beperking voor een deel van de zorg en ondersteuning die zij nodig hebben om volwaardig mee te kunnen doen in de samenleving afhankelijk zijn van gemeenten;
overwegende dat er tegelijkertijd een bezuiniging van bijna 4 miljard op de gemeenten gepland staat voor 2026, het zogeheten "ravijnjaar";
verzoekt de regering om in kaart te brengen wat de mogelijke effecten zouden zijn voor mensen die afhankelijk zijn van gemeentelijke voorzieningen, zoals mensen met een beperking, als deze bezuiniging wordt doorgezet, eventueel in verschillende scenario's,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan wil ik nog iets zeggen over twee moties die al zijn ingediend.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer De Kort over deze motie.
De heer De Kort (VVD):
Vanuit het perspectief van mevrouw Dobbe begrijp ik deze motie, maar de verschillen tussen die 342 gemeenten zijn zo groot. Er zijn kleine gemeenten, middelgrote gemeenten en de G4, die weer extra middelen heeft. Hoe ziet u dit onderzoek voor zich? De verschillen tussen beperkingen zijn groot. De verschillen tussen gemeenten wat betreft de financiering en indicatoren zijn heel groot. Het lijkt mij een onmogelijk onderzoek.
Mevrouw Dobbe (SP):
Nou, dat lijkt mij niet. Als wij zo'n grote bezuinigingsopgave op het dak van de gemeenten storten, denk ik dat het heel belangrijk is dat wij van tevoren als Kamer goed bespreken wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn. De gemeenten zelf geven al voor een groot deel aan dat die bezuinigingen niet gedragen kunnen worden en dat die dus grote gevolgen zullen hebben. Stel dat wij dat niet in kaart brengen. Ik heb ook gezegd "eventueel met verschillende scenario's", want je kan natuurlijk wel verschillende soorten gemeenten clusteren in zo'n scenario en je kan ze ook vragen wat ze gaan doen als die bezuinigingen worden doorgevoerd; het kan allemaal. Maar wij moeten dat weten. Anders zitten wij straks met de gevolgen. Die bezuinigingen worden dan doorgevoerd en dan worden wij erdoor overvallen dat allerlei mensen die wel zorg en ondersteuning nodig hebben dat niet meer krijgen. Daarom is het echt heel erg belangrijk dat we dat wel doen.
Dan rest mij nog om twee moties die in het verleden zijn ingediend, hier nog even aan te halen. Daarbij merk ik op dat als een motie door de Tweede Kamer wordt aangenomen en uitvoerbaar is, die ook gewoon moet worden uitgevoerd. De reactie van de minister in het debat over het Valysvervoer heeft mij dan ook verbaasd. De enige uitkomst kan zijn dat die motie wordt uitgevoerd. Als de nieuwe motie van mevrouw Agema wordt aangenomen, moet die ook gewoon worden uitgevoerd.
Dan over de uitvoering van de motie over de speeltuinen, die erom verzoekt dat in elke gemeente een buitenspeelplek is voor mensen met een beperking, een inclusieve buitenspeelplek. De minister zei: we zijn bezig in 140 gemeenten. Maar wat betekent dit dan voor de uitvoering van deze motie? Want er zijn een stuk meer gemeenten dan die 140. We willen dat in elk gemeente hebben. Zo heeft de Tweede Kamer dat ook uitgesproken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. We gaan luisteren naar de heer Krul van het CDA.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter, dank u wel. En ook een heel hartelijk woord van dank aan iedereen die de moeite heeft genomen en alle obstakels heeft overwonnen om vandaag op de tribune aanwezig te zijn. Ik heb begrepen dat daar best wel wat obstakels te overwinnen waren. Ook daar hebben we, in de woorden van de heer De Kort, nog wel een slag te slaan als overheid en Tweede Kamer.
In de schorsing ben ik even naar boven gegaan. Ik vroeg: hoe vinden jullie nou dat het gaat in dit debat? Ik kreeg daarop terug: nou, het gaat goed, maar er mag best wat meer vuur in. Ik vrees dat we daar als Kamer, met uitzondering van mevrouw Agema op het eind, een klein beetje tekort in zijn geschoten. En dat brengt mij ook wel de onrust die mevrouw Joseph ook beschreef, van: we praten hier over urgentie, we praten hier over doelen, maar voelen we het echt, of weten we het ook echt tot een uitvoering te brengen? Ik ben er nog niet gerust op, want we zijn inmiddels negen jaar na de inwerkingtreding van de ratificatie van het VN-verdrag en er moet nog heel veel gebeuren.
Voorzitter, ik heb, heel snel, twee korte moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rol van de bestuurlijk aanjager voor het VN-verdrag Handicap aan het einde van 2024 geëvalueerd wordt;
constaterende dat uit de beantwoording van het schriftelijk overleg over de Nationale strategie blijkt dat de minister dat een passend ijkmoment voor de wijze van coördinatie vindt;
van mening dat het van belang is dat bij de uitvoering van het VN-verdrag niet de beperking het probleem is maar de manier waarop de samenleving is ingericht;
verzoekt de regering bij de evaluatie expliciet de overheveling van het VN-verdrag naar een ander ministerie mee te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krul (CDA):
De tweede.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de interdepartementale werkgroep VN-verdrag Handicap de samenwerking binnen de rijksoverheid rond de werkagenda gaat organiseren;
constaterende dat de interdepartementale werkgroep elke vier weken samenkomt en de samenwerking tussen de departementen VWS, SZW, OCW, IenW, BZK, JenV, EZK en Financiën gaat vormgeven;
overwegende dat de ministeries individueel verantwoordelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van de maatregelen die onder hun beleidsterrein vallen;
verzoekt de regering de interdepartementale werkgroep een duidelijk en vooraf omschreven mandaat te geven om maatregelen te kunnen nemen als de uitvoering van de werkagenda stokt, en tevens de Kamer elk halfjaar te informeren over de voortgang van de werkagenda,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Krul (CDA):
Mijn excuses voor dit erg politieke wollige taalgebruik, maar ik heb altijd geleerd: boeven vang je met boeven. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heeft u het nu over zichzelf?
De heer Krul (CDA):
Mogelijk.
De voorzitter:
De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer El Abassi van DENK, in het geheel geen boef.
De heer El Abassi (DENK):
Voorzitter, sorry hoor. Een drietal moties, maar ik zal meteen beginnen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten op grond van de Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet sinds 2016 verplicht zijn om een inclusieagenda op te stellen;
constaterende dat de overheid geen kader stelt, geen deadlines op invoering, niet monitort en geen sancties oplegt voor het uitblijven van een lokale inclusieagenda;
overwegende dat het cruciaal is dat de overheid een prominente rol dient te nemen om de gemeenten aan te sporen om een lokale inclusieagenda op te stellen;
verzoekt de regering om met een handreiking te komen waarin kaders worden opgesteld voor gemeenten en in de handreiking aan te geven hoe de gemeenten gecontroleerd worden en welke sancties volgen op het moment dat een lokale inclusieagenda uitblijft,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de schaduwrapportage van de Alliantie VN-verdrag Handicap als kritiekpunt onder meer wordt genoemd dat toegankelijkheid niets meer lijkt dan een vage inspanningsplicht die moeilijk te vertalen is in concrete situaties;
overwegende dat het in de bescherming van mensenrechten cruciaal is dat termen als "toegankelijkheid" niet vaag zijn, maar juist wel vertaalbaar in concrete situaties;
verzoekt de regering om in samenwerking met ervaringsdeskundigen de begrippen "toegankelijkheid" en "inclusie" concrete inhoud te geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer El Abassi (DENK):
En dan de laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat slechts 53% van de gemeenten een lokale inclusieagenda (LIA) uitvoert;
constaterende dat voornamelijk kleinere gemeenten geen LIA uitvoeren;
overwegende dat in het VN-verdrag Handicap is vastgelegd dat gemeenten een plan moeten opstellen hoe zij uitvoering geven aan dit verdrag;
verzoekt de regering om een uitvoeringsplan te ontwikkelen gericht op kleinere gemeenten om een Lokale Inclusie Agenda te laten opstellen en uitvoeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer El Abassi (DENK):
Dank voor uw geduld, voorzitter.
De voorzitter:
Het ging moeizaam. Ik schors voor, laten we zeggen, vijf minuten, tot 13.55 uur. En dan gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister en dan staan we over vijf minuten buiten.
Minister Helder:
Dank u wel, voorzitter. U legt de lat weer verdomd hoog vandaag. Ik geef u een appreciatie van de moties.
Ik ga de motie-Westerveld c.s. op stuk nr. 312, over de stapeling van de eigen bijdrage, ontraden. Ik ben het er volledig mee eens dat we overzicht willen hebben, maar we kunnen het niet in één wet laten terechtkomen. Daar zit wat mij betreft het probleem. Ik blijf de motie daarom ontraden.
Dan kom ik bij de motie-Westerveld op stuk nr. 313, over de boete op trouwen. De motie vraagt om het inkomen of het vermogen van partners niet meer te laten meetellen. Als beoogd wordt dat het totale inkomen en vermogen niet langer mogen worden meegeteld bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage voor zorg vanuit bijvoorbeeld de Wlz of de Wmo, moet ik deze motie ontraden. Verder wordt in het kader van de herziening van de Participatiewet — dat is spoor 2 van de Participatiewet in Balans — onderzocht of de Participatiewet beter passend gemaakt kan worden voor de groep mensen die geen of een beperkt arbeidsvermogen heeft. Ik moet de motie hier helaas ontraden, maar dat kan ik aan u meegeven.
Ik geef de motie-Westerveld/Krul op stuk nr. 314, over het langdurig indiceren, oordeel Kamer.
Dan kom ik bij de door mevrouw Agema opnieuw ingediende motie-Agema op stuk nr. 315. Dat blijft voor mij lastig. Ik kan haar meegeven — dat heb ik ook gepoogd in het debat — dat ik in de beantwoording in mijn brief ga kijken naar mogelijkheden. Ik ben echt bezig met het zo veel mogelijk uitvoeren van de motie. Ik ken de mening van mevrouw Agema, maar ik kan nu nog geen oordeel Kamer geven aan precies dezelfde motie. Daarom moet ik deze motie helaas opnieuw ontraden.
Ik kom bij de motie-Agema op stuk nr. 316, over de deelname van kinderen en jongeren. Dat heb ik ook toegezegd in het debat. Die kan ik dus oordeel Kamer geven.
Dan kom ik bij de motie-De Kort c.s. op stuk nr. 317, ook ondertekend door de heer Krul en mevrouw Joseph, over het convenant hulpmiddelen. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven als we alleen het eerste gedeelte over het onderzoek naar het naleven van het convenant doen. Ik zou dan willen beginnen met het in kaart brengen van eventuele knelpunten bij het gebruiken van het convenant meeverhuizen. Het persoonsgebonden verstrekken van hulpmiddelen lijkt — dat heb ik ook in het debat gezegd — een hele complexe opgave. Daarmee komen we ook in een doelmatigheidsdiscussie terecht. Het doel moet centraal staan. Als iemand met een beperking van baan verandert of een andere sport gaat beoefenen, dan is het ook logisch dat kritisch gekeken wordt of het hulpmiddel nog steeds passend is. Ik heb dat in het debat ook gezegd. Als ik 'm zo mag lezen dat ik met name ga kijken naar de naleving van het convenant, dan kan ik die oordeel Kamer geven.
De heer De Kort (VVD):
Tot op zekere hoogte begrijp ik de opmerking van de minister, maar je kunt dat persoonsgebonden deel, en de vraag of het wel of niet doelmatig is, toch meenemen in die verkenning?
Minister Helder:
Ik wil met alle plezier … Ik denk dat het belangrijk is om te kijken hoe we het huidige convenant kunnen nalopen op naleving. Daarbij kijken we in hoeverre we zo veel mogelijk mensen over de hulpmiddelen kunnen laten beschikken die ze eerder hebben gekregen. Dat heb ik ook al eerder gezegd. Dat wil ik met alle plezier doen. Maar dat is nog iets anders dan het zo te regelen dat het aan de persoon gebonden is. "Zo veel mogelijk", zou ik zeggen. Maar daar zit nu net de complexiteit. Daarom kan ik die geen oordeel Kamer geven.
De heer De Kort (VVD):
Met die interpretatie, "zo veel als mogelijk", kan ik meegaan. Mevrouw Agema zal de motie medeondertekenen, zeg ik tegen u, voorzitter.
De voorzitter:
Dus, dan is-ie …?
Minister Helder:
Met deze aanpassing is die oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dat wilde ik even horen.
Minister Helder:
Dan de motie van mevrouw Joseph op stuk nr. 318, medeondertekend door mevrouw Westerveld, over de rijbewijskeuring. Mevrouw Joseph gaf net al aan: als ik een goed antwoord krijg, kan ik 'm misschien aanhouden. Ik heb hier een antwoord. Het ging met name over wanneer de minister van IenW het onderzoek naar de Kamer stuurt. Dat zal het vierde kwartaal van dit jaar zijn. Dus de vraag aan mevrouw Joseph is of zij 'm dan wil aanhouden.
Mevrouw Joseph (NSC):
Voorzitter, ik wil daar nog even over nadenken.
De voorzitter:
Als die niet wordt aangehouden …
Minister Helder:
Dan is het altijd standaard ontraden, denk ik.
Dan de motie op stuk nr. 319, van mevrouw Dobbe en mevrouw Westerveld, over het volwaardig mee kunnen doen. Daarin zit in feite de ravijndiscussie over de gemeentefinanciën besloten. Ik heb ook gezegd dat ik daar zeker begrip voor heb, maar die discussie wordt echt bij een andere tafel gevoerd, met de fondsbeheerders. Daarom ga ik de motie hier ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 320, van …
De voorzitter:
Mevrouw Dobbe nog even.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik vraag in de motie niet om het ravijnjaar nu op te lossen. Wat in de motie wordt gevraagd, kost ook geen geld. De motie vraagt namelijk om "in kaart te brengen". Dat kan het huidige demissionaire kabinet natuurlijk wel doen.
Minister Helder:
Wat wij sowieso doen, en wat de gemeentes zelf ook doen, is in kaart brengen wat zij nodig hebben bij het uitvoeren van de VN-strategie. Dat zit ook besloten in de werkagenda. De meerjarenstrategie die we nu hebben en die werkagenda zijn daar juist voor bedoeld. In dat opzicht gaan we dat in kaart brengen, maar dat is toch iets anders dan wat hier staat. Hier gaat het namelijk over een totaaloverzicht van alle gemeentes, om alles in kaart te brengen voor mensen die afhankelijk zijn van gemeentelijke voorzieningen. Dat gaat over alle levensdomeinen. Dat is dus een hele uitgebreide vraag. In praktisch opzicht zie ik niet dat ik de motie op die manier zou kunnen uitvoeren. Ik ga 'm dus ontraden.
Mevrouw Dobbe (SP):
De minister zegt een aantal dingen die niet kloppen, zoals wat er precies in de motie staat. Het is ook breder dan alleen het VN-verdrag dat wij vandaag hebben besproken. Dat staat ook in de motie. Ik denk dat het wel degelijk uitvoerbaar is, zeker als je dat samen met de VNG zou doen. Dan brengen we 'm in stemming.
Minister Helder:
Nee, ik blijf bij mijn oordeel: ontraden.
Dan de motie van de heer Krul op stuk nr. 320. In de laatste alinea staat: "verzoekt de regering bij de evaluatie expliciet de overheveling van het VN-verdrag naar een ander ministerie mee te nemen". Als ik de motie zo mag lezen dat dat als vraag expliciet aan de orde komt — ik zie hem knikken — dan kan ik 'm oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 321 van de heer Krul over de interdepartementale werkgroep en met name over het mandaat. Wat mij betreft kan het mandaat niet worden gegeven aan de werkgroep. Elk halfjaar informeren, is ook best veel. Ik denk dat de werkgroep zelf ook moet kijken wat daar een goede termijn voor is. Het zit met name op het punt van het mandaat. Ik kan me wel voorstellen, en daarin ga ik mee met de heer Krul, dat we moeten zorgen dat deze interdepartementale werkgroep goed werkt en goed voort kan gaan. Er wordt ook heel goed samengewerkt op dit moment. Maar dat is iets anders dan het geven van een mandaat vooraf om maatregelen te kunnen nemen over de uitvoering van de werkagenda, als die mogelijk ook politieke afweging vraagt op dat moment. We willen dat de werkagenda wordt uitgevoerd. Dat gaan we ook doen. Als die stokt, moet deze werkgroep zeker in actie komen. Ze moeten niet reactief zijn. Maar dat is iets anders dan ze van tevoren volledig mandaat te geven. Daarom moet ik 'm ontraden.
Dan heb ik nog drie moties van de heer El Abassi. Inmiddels ben ik volgens mij bij de motie op stuk nr. 322, over de handreiking. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.
De motie over een uitvoeringsplan voor kleinere gemeenten kan ik oordeel Kamer geven. Er is namelijk al een samenwerking met de VNG voor het ondersteuningsaanbod voor kleinere gemeenten, dus dat ondersteunt het huidige beleid.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 324.
Minister Helder:
Dat is inderdaad de motie op stuk nr. 324. Dank u wel, voorzitter. Sorry, ik had het nummer er niet meer op staan.
Dan de veertiende motie.
De voorzitter:
Nee, de twaalfde. Dat is de motie op stuk nr. 323. U heeft ze door elkaar gegooid, denk ik.
Minister Helder:
Ik zal zeggen waar de motie over gaat. Die gaat over de schaduwrapportage van de Alliantie VN-verdrag Handicap. Die motie kan ik oordeel Kamer geven, omdat het VN-verdrag Handicap al nadere invulling geeft aan die begrippen. Het zijn belangrijke principes voor de werkagenda. Dat nog verder verbijzonderen lijkt me goed ter ondersteuning van de werkagenda.
De voorzitter:
Dat is inderdaad de motie op stuk nr. 323.
Minister Helder:
De motie op stuk nr. 323 krijgt dus oordeel Kamer. Excuus voor de nummering.
De voorzitter:
Dan hebben we de moties allemaal gehad. De heer Krul nog even.
De heer Krul (CDA):
Ik heb twee korte vragen over de motie op stuk nr. 321. Eén. De minister geeft aan dat zes maanden een heel korte termijn is om te informeren. Wat zou volgens de minister wel een schappelijke termijn zijn?
Twee. Er is dus een werkgroep die elke vier weken samenkomt en die de samenwerking tussen acht ministeries vormgeeft. Tegelijkertijd zijn die ministeries individueel verantwoordelijk voor het beleid dat ze maken. Mijn zorg is: wat kan zo'n werkgroep doen als één ministerie daarin stokt of niet levert wat het zou moeten leveren? Ik hoef het woord "mandaat" … Het kan ook een ander woord zijn. Maar daar zit gewoon mijn zorg.
Minister Helder:
Het gaat inderdaad over het woord "mandaat". Ik kan me voorstellen dat in de werkwijze die we nu hanteren … De interdepartementale werkgroep doet natuurlijk verslag, niet alleen naar de eigen minister, maar ook naar mij als coördinerend minister. Op het moment dat het stokt, escaleren we naar het niveau van het kabinet. Dan kom ik in actie en bespreek ik met mijn collega's wat we moeten doen. Dat zou ik dus niet bij die werkgroep leggen, tenzij het hele operationele punten zijn die we allang met elkaar besproken hebben en waar geen spanning op zit.
Dan het tweede. Help mij even.
De heer Krul (CDA):
De minister geeft aan dat elke zes maanden informeren over de voortgang van de werkagenda te snel is. Wat zou dan een schappelijke termijn zijn?
Minister Helder:
We proberen aan alle kanten onze administratieve driften te beteugelen, ook bij de overheid. Ik kan me voorstellen dat de interdepartementale werkgroep zelf een voorstel doet wat zij een logisch ritme vinden hierin.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 313 inzake de boete op trouwen. Ik heb net even het VN-verdrag Handicap erbij gepakt, waar de Nederlandse handtekening onder staat. Daarin staat letterlijk dat mensen met een handicap moeten kunnen kiezen met wie ze samenwonen. Daarin wordt gesproken over de eerbiediging van het gezinsleven en daarin staat dat je relaties op gelijke voet mag hebben. Op het moment dat we het in Nederland zo regelen dat mensen met een beperking die willen trouwen, er financieel op achteruitgaan, dan gaan we toch direct in tegen bepalingen uit dat VN-verdrag Handicap? Dat moeten we toch niet willen? Daarom wil ik de minister vragen om met die bril op opnieuw naar mijn motie te kijken.
Minister Helder:
Ik heb in mijn reactie gezegd dat dit aspect wordt meegenomen bij spoor 2 van de Participatiewet in Balans. Dat er na een huwelijk een andere situatie ontstaat, is iets wat natuurlijk voor alle burgers zou kunnen gelden. Dit is even een heel specifiek geval. Ik ben het met mevrouw Westerveld eens dat we daar heel veel oog voor moeten hebben en dat we moeten kijken of dat mogelijk is. Maar ik verwijs haar toch echt naar de minister voor APP als het gaat over de Participatiewet in Balans.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):
De meeste mensen die gaan trouwen, gaan erop vooruit, omdat er allerlei fiscale regelingen zijn, omdat ze kosten kunnen delen enzovoorts. Mensen met een beperking gaan erop achteruit. De minister zegt dat de situatie voor alle mensen verandert. Ja, maar dan wel met een heel groot verschil. Ik wijs er ook op dat mensen met een beperking vaak al veel hogere kosten hebben. Ik wil de minister dus echt nogmaals vragen: kijk nou eens naar wat er in dat VN-verdrag staat en hoe we dat in Nederland uitvoeren. Want dit gaat direct tegen elkaar in. Omdat het facultatief protocol nog niet geratificeerd is, kunnen mensen hiermee ook niet naar een college stappen of hier hun beklag over doen. Dat is natuurlijk wel een hele grote catch 22 waar we dan met elkaar in terechtkomen.
Minister Helder:
Volgens mij klopt dat laatste niet, want ze kunnen nu wel degelijk naar het College voor de Rechten voor de Mens stappen. Alleen de weg naar het Internationaal Comité staat nog niet open. Maar de rechtsbescherming is er wel degelijk. Ten tweede, voor iedereen die een huwelijk aangaat, geldt natuurlijk dat er een andere fiscale situatie ontstaat. Ik denk dat we dus ook voor alle burgers moeten kijken. Dit is een hele specifieke groep waarvoor dit op deze manier kan gelden. Ik denk dat het ook voor andere mensen geldt die van de Wmo en dergelijke regelingen afhankelijk zijn. Volgens mij neemt de minister voor APP dit nadrukkelijk mee. Ik zal haar daar nog een keer op aanspreken. Ik zal met haar bespreken of we dit voldoende goed kunnen doen, zodat het ook in overeenstemming is met het VN-verdrag.
De heer Krul (CDA):
Voorzitter. Ik zou graag mijn motie op stuk nr. 321 willen aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Krul stel ik voor zijn motie (24170, nr. 321) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dank aan de minister voor haar aanwezigheid vandaag. Dinsdag stemmen wij over de moties. Ik sluit dit debat.
Mevrouw Dobbe, ik heb het debat net eigenlijk al gesloten. Nou, de volgende keer bent u de eerste. Zullen we dat afspreken? Nou, vooruit. Gaat uw gang.
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter, dank u wel voor uw coulance. Ik moest heel snel lopen. Ik moet van ver komen, dus ik moest een eindje. Ik had nog twee vragen gesteld waar ik geen antwoord op heb gekregen. Ik hoor dan graag nog wel een antwoord op de vraag over de speeltuinen.
Minister Helder:
Ik moet dat dan eventjes uit mijn hoofd doen. Het punt ten aanzien van de speeltuinen is ook in het sportdebat aan de orde geweest. Ik ben daarmee bezig. Ik kan u daar op dit moment nog geen eensluidend antwoord op geven, behalve dat de subsidie loopt en dat we gemeentes aansporen om dit mee te nemen. Ik beloof u dat ik daar voor het volgende sportdebat op terugkom. Dat is volgens mij de eerste gelegenheid dat wij elkaar weer spreken.
De tweede vraag van mevrouw Dobbe ging over het vrijlatingspercentage voor mensen met een medische urenbeperking in de Participatiewet. Dat is 15%. Dat wil zeggen dat ze 15% van hun inkomsten bovenop de bijstand mogen behouden. Bij dat inkomen blijven dus de toeslagen ook volledig in stand. En als het inkomen dan weer daarboven komt, dan worden de toeslagen afgebouwd.
De voorzitter:
Prima. Bent u eruit, mevrouw Dobbe? Anders gaan we nog even door, hoor! Tot zover dit debat. Nogmaals bedankt aan de minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties.
De vergadering wordt van 14.14 uur tot 14.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-60-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.