4 Mensenhandel en prostitutie

Aan de orde is het tweeminutendebat Mensenhandel en prostitutie (CD d.d. 17/05).

De voorzitter:

Dan vervolgen we de vergadering met het tweeminutendebat Mensenhandel en prostitutie. Welkom aan de staatssecretaris en de Kamerleden.

Het eerste woord is voor mevrouw Mutluer van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties die ook tot stand zijn gekomen naar aanleiding van het werkbezoek dat ik en de collega's die hier vandaag aanwezig zijn in Engeland hebben gebracht, en de ervaringen die we daar hebben opgedaan.

De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten niet altijd prioritering (kunnen) geven aan de aanpak van mensenhandel, vanwege geld, kennis en capaciteit;

overwegende dat ondanks dat de VNG richtlijnen heeft, gemeenten zoekend zijn in met name de praktische uitvoering van beleid, een gebrekkige afstemming tussen zorg en veiligheid of ontbrekend zicht op de aard van de slachtoffers van mensenhandel;

verzoekt de regering om een landelijk systeem en landelijke aansturing van onder andere politie, gemeenten en andere ketenpartners in te richten met als doel een effectievere en uniforme aanpak van mensenhandel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Bikker, Kuik en Podt.

Zij krijgt nr. 224 (28638).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Engeland positieve ervaringen heeft met de zogenaamde Victim Navigators, ondergebracht bij de politie, die slachtoffers van mensenhandel bijstaan;

constaterende dat het CKM in de pilot aangiftebereidheid de rol van de veiligheidscoördinator, welke ook gestoeld is op de Victim Navigator, heeft getest, en deze wil verlengen;

verzoekt de regering om de Victim Navigators in het programma Samen tegen Mensenhandel op te nemen, te onderzoeken hoe deze rol geïntegreerd kan worden in het huidige bestel van zorg- en veiligheidscoördinatoren en andere concrete maatregelen te nemen om drempels voor slachtoffers in het strafproces weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Bikker, Kuik, Podt en Verkuijlen.

Zij krijgt nr. 225 (28638).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor het in de praktijk zetten van landelijk beleid in een betere integrale lokale aanpak de interactie tussen instanties die met mensenhandel te maken hebben moet worden versterkt en betrokkenen moeten worden getraind;

verzoekt de regering om de versterking en training van eerstelijnsprofessionals zoals zorgcoördinatoren, ketenregisseurs die in aanraking komen met mensenhandel maar ook politiemensen die onder andere verhoren moeten afnemen, te bevorderen en dit op te nemen in het programma Samen tegen Mensenhandel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Verkuijlen.

Zij krijgt nr. 226 (28638).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Ik heb één motie, maar daarvoor nog een vraag aan de staatssecretaris. We hebben gezien dat het programma Samen tegen Mensenhandel niet op tijd voor het commissiedebat naar de Kamer komt. Dat is heel erg jammer. Ik krijg wel graag de toezegging dat de staatssecretaris met een hoofdlijnenbrief komt over welke richting hij opgaat, zodat we het daar als Kamer over kunnen hebben.

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staatssecretaris nog geen overzicht heeft van de daadwerkelijke successen en knelpunten bij de uitstapprogramma's uit de prostitutie, zoals het hebben van schulden;

constaterende dat in verschillende onderzoeken naar voren komt dat het overgrote deel van de mensen in de prostitutie ernstige vormen van trauma en zelfs PTSS heeft;

overwegende dat het ongewenst is als gesubsidieerde aanbieders van uitstapprogramma's uit de prostitutie, prostitutie als normaal werk beschouwen en bij complexe hulpvragen aangeven dat de persoon in kwestie beter voor de korte termijn kan doorwerken;

van mening dat mensen die hulp zoeken om uit de prostitutie te stappen, naast regie vanuit uitstapprogramma's ook moeten kunnen rekenen op goede zorg om trauma te verwerken en een overheid die meedenkt en barmhartig is, waarbij gedacht wordt aan schuldhulpverlening en betalingsregelingen bij de Belastingdienst;

verzoekt de regering bij de evaluatie van de uitstapprogramma's inzichtelijk te maken hoe de zorg aansluit bij de trauma's die de mensen in de prostitutie hebben opgelopen;

verzoekt de regering om overheidsdiensten zoals de Belastingdienst en schuldhulpverlening te laten aansluiten bij uitstapprogramma's uit de prostitutie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Bikker.

Zij krijgt nr. 227 (28638).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank. Ik heb een vraag en twee moties. Op 14 september werd een belangrijke resolutie aangenomen in het Europees Parlement over prostitutie en de gevolgen daarvan voor vrouwenrechten en de gelijkheid tussen man en vrouw. Daarin zijn ook oproepen gedaan aan de lidstaten. Ik zou aan de staatssecretaris graag een reactie vragen, bijvoorbeeld op het punt van het terugdringen van prostitutie. Dat is een van de oproepen die werden gedaan. Ik zou graag zien dat hij kijkt naar de verschillende oproepen die erin staan aan de lidstaten en ik zie graag die reactie tegemoet, het liefst voor het komende commissiedebat.

Dan de twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Europees Parlement in haar resolutie van 14 september jongstleden lidstaten oproept maatregelen te nemen om de vraag naar prostitutie terug te dringen, omdat daarmee ook de voedingsbodem voor mensenhandel wordt verkleind;

constaterende dat met name Amsterdam gebukt gaat onder drugs- en sekstoerisme en dat dit sekstoerisme niet bijdraagt aan veiligheid voor mensen in prostitutie noch aan een prettige leefomgeving van inwoners;

overwegende dat er reeds regels bestaan om de toegang tot coffeeshops te beperken tot ingezetenen van Nederland;

verzoekt de regering, naar analogie van het ingezetenencriterium voor coffeeshops, samen met de VNG uit te werken welke varianten denkbaar zijn om het kopen van seks enkel toe te staan voor ingezetenen van Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Kuik en Helder.

Zij krijgt nr. 228 (28638).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel blijkt dat er jaarlijks vermoedelijk duizenden jonge slachtoffers van criminele uitbuiting te betreuren vallen, maar dat zij vaak niet als zodanig worden herkend en het non-punishmentbeginsel niet of nauwelijks wordt toegepast;

constaterende dat dit beginsel bescherming biedt aan slachtoffers die onder dwang criminele feiten plegen en tevens het opsporingsbelang dient omdat de drempel om verklaring af te leggen over de daadwerkelijke daders wordt verlaagd;

verzoekt de regering over te gaan tot het wettelijk verankeren van het non-punishmentbeginsel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Mutluer.

Zij krijgt nr. 229 (28638).

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Verkuijlen van de VVD.

De heer Verkuijlen (VVD):

Voorzitter, dank. Als eerste de motie "je gaat het pas zien als je het doorhebt".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uitbuiting van minderjarigen voor ondermijnende criminaliteit door gewetenloze ronselaars aan de orde van de dag is;

overwegende dat minderjarigen recht hebben op bijzondere bescherming tegen alle vormen van uitbuiting;

constaterende dat dwang op dit moment al wettelijk niet hoeft te worden aangetoond om daders te kunnen veroordelen voor mensenhandel/uitbuiting van minderjarigen op grond van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht;

constaterende dat de kennis over dit ontbrekende dwangvereiste beperkt aanwezig is bij mensen die op straat in de handhaving en opsporing werken;

constaterende dat deze onbekendheid erin resulteert dat seksuele of criminele uitbuiting maar zelden ambtshalve wordt vervolgd en ten laste wordt gelegd en dat uitbuitende ronselaars hierdoor onbestraft blijven;

verzoekt de regering zolang artikel 273f nog niet is gemoderniseerd, de bekendheid met het huidige artikel, de criminele uitbuiting van minderjarigen in het bijzonder, in de eerste lijn bij opsporings- en handhavingsorganisaties aantoonbaar te bevorderen en de Kamer hierover te informeren bij de indiening van het wetsvoorstel modernisering 273f,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verkuijlen en Bikker.

Zij krijgt nr. 230 (28638).

De heer Verkuijlen (VVD):

Dan mijn tweede motie, "voorkomen van recidive seksuele uitbuiting".

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat twee derde van de veroordeelde daders van seksuele uitbuiting binnen zeven jaar recidiveert, waarvan een op de drie zelfs binnen twee jaar;

overwegende dat door deze recidive te doorbreken meerdere slachtoffers van seksuele uitbuiting kunnen worden voorkomen;

overwegende dat resocialisatie in de vorm van reclasseringstoezicht een essentiële rol speelt in het voorkomen van recidive van daders van seksuele uitbuiting;

overwegende dat de Nationaal Rapporteur Mensenhandel herhaaldelijk heeft geconcludeerd dat er voor de daders van seksuele uitbuiting relatief weinig toezichttrajecten worden gestart bij de reclassering, terwijl er in de regel wel straffen worden opgelegd die daarvoor een juridische grondslag bieden;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie om te bevorderen dat officieren van justitie bij daders van seksuele uitbuiting vaker adviesrapportages van de reclassering aanvragen, zodat de reclassering beter kan onderzoeken of, en zo ja, onder welke voorwaarden reclasseringstoezicht kan worden opgelegd, en de Kamer uiterlijk in het voorjaar van 2024 over de voortgang te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verkuijlen en Bikker.

Zij krijgt nr. 231 (28638).

De heer Verkuijlen (VVD):

Ik dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu schorsen voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 10.49 uur tot 10.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van der Burg:

… een hoofdlijnenbrief, maar ik verwacht het plan te bespreken voor de begrotingsbehandeling van JenV; maar daar gaat u over. Is dat voldoende voor mevrouw Kuik? Voor het CDA is dat voldoende, maar misschien voor mevrouw Kuik niet?

Mevrouw Kuik (CDA):

Nou, het CDA vindt wat mevrouw Kuik vindt. Dat is helder. We hebben een commissiedebat Mensenhandel ingepland. We zouden die brief, dat plan, eigenlijk al veel eerder krijgen, maar ik kan me voorstellen dat er al heel wat ligt. Mijn vraag was of de staatssecretaris daar een hoofdlijnenverhaal van kan maken, zodat we daar nog input voor kunnen leveren.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ik snap waarom mevrouw Kuik dit wil en ik reageer positief op haar vraag.

Voorzitter. Dan ga ik naar de moties, waarbij ik van iets minder positief vanzelf naar positief ga. De eerste motie, op stuk nr. 224, aangaande de VNG, is van mevrouw Mutluer. Deze motie ontraad ik. Dat zal mevrouw Mutluer niet verbazen, want deze discussie hebben we al eerder in de commissie gehad. Landelijke aansturing in de aanpak past niet binnen het systeem van decentralisatie dat we kennen. Bovendien is er in het programma Samen tegen Mensenhandel juist sterk ingezet op beleid tegen mensenhandel bij de verschillende gemeentes. Uit onderzoek van de VNG blijkt ook dat gemeenten hiertegen steeds vaker beleid ontwikkelen. We ondersteunen de VNG ook met de partners, met onder andere het Kompas en het kader dat we hebben ontwikkeld. Maar dit zag mevrouw Mutluer wel aankomen, gezien de discussie in de commissie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 224 is ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 225 gaat over Victim Navigators. Eigenlijk komt deze motie te vroeg, want dit hoort eigenlijk thuis bij het programma Samen tegen Mensenhandel. Als ik deze er nu in opneem, gaat dat wellicht ten koste van iets anders wat u niet ziet, want dan zit dit erin en iets anders niet. Eigenlijk zouden we deze discussie dan dus moeten voeren. Als mevrouw Mutluer me vraagt om het in ieder geval mee te nemen in het programma of op een andere manier in het beleid, krijgt de motie oordeel Kamer. Ik zie mevrouw Mutluer knikken. Dan krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Met de opmerkingen en het akkoord van mevrouw Mutluer krijgt de motie op stuk nr. 225 oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

Voorzitter. De volgende motie, op stuk nr. 226, over onderwijstraining voor eerstelijns professionals, wil ik ook oordeel Kamer geven. Ik zeg er wel bij dat we in het beleid voldoende aandacht geven aan de training van eerstelijns professionals, maar de motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 226 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 227, van mevrouw Kuik, zeg ik gemakshalve, gaat over het uitstapprogramma. Ook die wil ik graag oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 227 krijgt oordeel Kamer.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 228 van mevrouw Bikker geef ik niet oordeel Kamer. Dit is namelijk gewoon een legaal beroep in Nederland. Vandaar dat ik zeg: dat moet je niet doen. Er wordt een vergelijking gemaakt met de verkoop van softdrugs, maar dat is geen legaal iets, maar een gedoogd iets, onder bepaalde constructies. Dat is dus echt anders dan iets wat gewoon een legaal beroep is, zoals staatssecretaris of Kamerlid. Legaal is niet hetzelfde als normaal, dus die discussie hoef ik nu niet met mevrouw Bikker te voeren.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik had daaraan voorafgaand een vraag gesteld. Er is een resolutie aangenomen in het Europees Parlement, met brede steun. Ik hoop dat de staatssecretaris wil ingaan op die resolutie en de aanbevelingen die zijn gedaan aan de lidstaten.

Ik kom nog even terug op de motie. De motie ziet op het tegengaan van overlast en een type klant dat de Amsterdamse Wallen bevolkt waarvan ik denk: daar moeten we van af. Het gaat niet over het oordeel dat ik heb over sekswerkers. Daar gaat deze motie helemaal niet over. De motie gaat over deze groep, waarvan we zouden moeten zeggen: die willen we niet meer in ons land. Dat doen we ook met drugstoerisme. Ik zou heel blij zijn als de staatssecretaris er nog een keer, met een nieuwe bril, naar wil kijken, dus ik vraag hem om het vanuit dat perspectief te bekijken. Welllicht is zijn oordeel dan wat milder.

Staatssecretaris Van der Burg:

Zoals u weet, woon ik in Amsterdam en kom ik ook weleens in het Wallengebied. Ik kan u verzekeren: dan zouden we het moeten hebben over ingezetenen van Amsterdam. Want als het gaat om de bachelorparty's die vanuit Bunschoten, Nijkerk en Barneveld op zaterdag de boel komen … Ik moet het even netjes zeggen natuurlijk. Voor dat soort bachelorparty's die het wat drukker maken in het Wallengebied zou het dan net zo goed gelden. Dat lijkt me niet de bedoeling. Het zit het 'm dus niet in de brallende Britten. Het speelt veel breder dan dat en daar leent deze discussie zich niet voor. Dus het spijt me. Ook ik erger me aan de brallende Britten en de bachelorparty's, maar dat is geen reden om over te gaan tot een ingezetenencriterium. Bovendien lost dat het grootste deel van het probleem helemaal niet op.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Bikker.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De staatssecretaris doet hier een heel aantal aannames, waarvan ik zeg: onderzoek dat nou. Het gaat mij erom dat we er gewoon voor moeten zorgen dat vrouwen goed worden behandeld als mens en niet als object. We zien dat met name dronkenschap en een daarbij behorend bepaald type toerisme ook leiden tot onveiligheid voor vrouwen. Ik heb hier een weg gekozen waarvan ik weet dat ik daarmee in ieder geval een groep toeristen pak die zich met nadruk zo uitleeft op de Wallen. Als de staatssecretaris het wil verbreden tot andere groepen — hij noemde nu BBN — zeg ik: gelukkig maar, qua afkomst; be my guest. Het gaat mij er namelijk om of wij ervoor zorgen dat we deze manier van omgaan met vrouwen op de Wallen tegengaan. Daar ziet deze motie volgens mij heel sterk op. Ik denk dat we het niet eens worden, maar ik wil hem wel graag in stemming brengen.

De voorzitter:

Dank u wel. De motie op stuk nr. 228 is ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

Ook de motie op stuk nr. 229 over de wettelijke verankering van het non-punishmentbeginsel ontraad ik. Er zijn al genoeg mogelijkheden om dit toe te passen. Dat is één. En op de tweede plaats, slachtoffers kunnen ook gewoon dader zijn en moeten dan ook als dader behandeld kunnen worden. Dus ik ontraad de motie op stuk nr. 229.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 229 is ontraden.

Staatssecretaris Van der Burg:

De motie op stuk nr. 230 van de heer Verkuijlen met betrekking tot artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 231 van de heer Verkuijlen over het Openbaar Ministerie zou ik ook graag oordeel Kamer willen geven.

De voorzitter:

De moties op de stukken nrs. 230 en 231 krijgen oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris en we schorsen voor een enkel moment.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven