Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 39, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 39, item 5 |
Voorzitter: Martin Bosma
Begroting Justitie en Veiligheid 2024
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2024 (36410-VI).
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Aan de orde is de begroting Justitie en Veiligheid. Een hartelijk woord van welkom aan de beide ministers en de staatssecretaris. De middelste bewindspersoon heeft zojuist al z'n dropjes op de grond gegooid. Ik weet niet of dat door de zenuwen komt, maar we hebben ze voor hem schoongemaakt, dus ze zijn weer vatbaar voor consumptie. Het komt dus allemaal goed, meneer Weerwind!
Het gaat vandaag over Justitie en Veiligheid, en iemand stuurde mij een prachtig gedicht toe van Annie M.G. Schmidt over veiligheid. Het heet: Aan een klein meisje.
Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
en altijd is er weer wat anders loos.
En in dit land zijn alle avonturen
hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn and're muren
en nooit een eenhoorn of een bietebauw.
En alle dingen hebben hier twee kanten
en alle teddyberen zijn hier dood.
En boze stukken staan in boze kranten
en dat doen boze mannen voor hun brood.
Een bos is hier alleen maar een boel bomen
en de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is het land waar grote mensen wonen ...
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.
Het is dus van Annie M.G. Schmidt. Misschien een stukje inspiratie.
We beginnen dit debat met twee rapporteurs. Soms doen we dat; vandaag is zo'n dag. Ik geef graag het woord aan mevrouw Helder. Zij spreekt als rapporteur namens de commissie voor Justitie en Veiligheid en dus niet namens haar fractie; dat zal zij straks doen. Daarna zal mevrouw Mutluer eveneens rapporteur zijn.
Het woord is aan mevrouw Helder.
Mevrouw Helder (BBB)
Mevrouw Helder (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Tja, over zo'n gedicht kom je bijna niet heen. Wij hadden het ook op rijm kunnen doen, maar — weer een teleurstelling rijker — dat gaan we niet doen.
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft mijn collega Mutluer en mij benoemd als rapporteurs voor de begroting van het jaar 2024. Namens de commissie stellen wij dan ook twee onderwerpen aan de orde, namelijk de prestaties in de strafrechtketen en het budgetrecht van het parlement over de begroting van de politie.
Als eerste de strafrechtketen. Wij maken ons ernstige zorgen over het functioneren van de strafrechtketen. Onze zorgen gaan over de doorstroom in de verschillende organisaties in de keten, over het grote aantal sepots, over het gebrek aan menskracht bij de politie en de grote hoeveelheid zaken, die de rechters niet aankunnen. Die zorgen leven al langer. Daarom heeft de commissie-Justitie en Veiligheid vorig jaar een parlementaire verkenning uitgevoerd. Vanuit de keten zelf werd ons verteld over zeven achterliggende oorzaken van de genoemde problemen:
Ten eerste wordt de keten niet goed gecoördineerd. Er is te weinig regie. Twee. Er zijn geen overkoepelende ketendoelen. De organisaties sturen alleen op hun eigen doelen. Drie. Het ketenperspectief ontbreekt in het bekostigingssysteem. Vier. Het ketenperspectief ontbreekt bij nieuw beleid en wetgeving. Vijf. De complexiteit van zaken neemt toe. Zes. De digitalisering lukt niet. Dat is geen verrassing, maar goed. Zeven. Er is een gebrek aan personeel.
Voorzitter. De problemen in de strafrechtketen zijn ernstig. Zonder een goed plan gaat dat ook niet beter worden. Daarom heeft de Kamer, naar aanleiding van de verkenning, unaniem de motie-Ellian aangenomen. Hierin wordt de regering verzocht enkele concrete stappen te zetten en jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de voortgang. De regeringsreactie op de parlementaire verkenning is niet het plan dat de commissie had verwacht. In de reactie zien wij wel enkele aanscherpingen, maar verder vooral een voortzetting van wat er de afgelopen jaren is gebeurd. De commissie-Justitie en Veiligheid heeft een bijzonder en behoorlijk zwaar instrument ingezet. Daarbij past dan ook dat de regering bijzondere aandacht geeft aan de bevindingen en de aanbevelingen, in plaats van alleen door te gaan op de ingeslagen weg.
Ik sluit dit onderwerp af met een concrete vraag aan de bewindspersonen. Hoe gaan de bewindspersonen wettelijke bevoegdheden ten aanzien van de financiële verantwoording en bedrijfsvoering van de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak beter benutten?
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U bedankt. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Mutluer, die eveneens optreedt als rapporteur namens de gehele commissie. Het woord is aan haar.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Ik ga verder met het tweede thema waar wij ons als rapporteurs op gefocust hebben. Dat was het budgetrecht van de Tweede Kamer ten aanzien van de begroting politie. Ook hier hebben wij regelmatig met elkaar over gesproken. Dat budgetrecht beperkt zich nu tot het hele artikel 31. Wij kunnen nu alleen maar 7 miljard goedkeuren of afkeuren. De Algemene Rekenkamer wijst ons er al sinds 2020 elk jaar op dat ons budgetrecht daarmee te beperkt is, zeker gelet op de omvang van het bedrag. Op dit onderwerp heeft de Kamer in 2022 de motie-Helder/Van der Werf aangenomen. Daarin werd de regering verzocht om het begrotingsartikel 31 uit te splitsen in meerdere artikelen, conform het advies van de Raad van State uit 2019. In haar reactie op de motie stelt de minister dat de Raad van State erop wijst dat er minder flexibiliteit zou zijn als artikel 31 wordt gesplitst. Ook stelt de minister dat de wijziging volgens de Raad van State niet strikt noodzakelijk is. Wij lezen echter in hetzelfde advies dat opsplitsing volgens de Raad van State wel degelijk mogelijk is. Er zijn geen fundamentele bezwaren. Strikt noodzakelijk of niet, het is duidelijk dat zowel de Tweede Kamer als de Algemene Rekenkamer opsplitsing wenselijk vinden.
Dan de budgetflexibiliteit. De Raad van State wijst er ook op dat een tussentijdse wijziging een suppletoire begrotingswet zou vergen. Dit zien wij echter niet als bezwaar. Wij behandelen immers met zeer grote regelmaat suppletoire begrotingswetten. De politie moet zich ook nu al committeren aan vooraf gestelde doelen. Als er toch in de loop van het jaar bijgestuurd moet worden, kan dat ook als er meerdere begrotingsartikelen zijn, vinden wij als rapporteurs.
Tot slot, voorzitter. Het is uiteraard niet onze wens om mee te besturen. Het gaat ons om onze rol met betrekking tot inzicht, verantwoording en controle. Die rol kunnen wij voor de politie nu onvoldoende vervullen. Ook graag de reactie van de minister daarop.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed. Hartelijk dank voor uw werk als rapporteur. Tot zover de bijdragen van beide rapporteurs.
Ik streef ernaar om deze eerste termijn van de Kamer voor de dinerpauze af te ronden. Dat zou moeten lukken. Ik ga ook nog ergens schorsen voor de lunch. We doen acht interrupties per fractie. Dat moet mooi zijn. Het is een heugelijk debat, want we hebben maar liefst vier maidenspeechers. Dat zijn de heer El Abassi, mevrouw Uitermark, mevrouw Lahlah en mevrouw Faber-van de Klashorst.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Mevrouw Faber-van de Klashorst van de PVV krijgt meteen het woord voor haar maidenspeech. Ik geef graag het woord aan haar.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dank u, voorzitter. Ten eerste is het een grote eer dat ik hier in deze zaal onze achterban mag vertegenwoordigen en dat ik hier mijn maidenspeech mag houden. Ondanks dat het mijn maidenspeech is, sta ik open voor interrupties, want ik hou van het debat.
Voorzitter. "Niets blijkt zo onderdrukkend en onrechtvaardig te zijn als een zwakke overheid." Deze woorden van Edmund Burke uit de achttiende eeuw zijn nog steeds actueel. De minister kan dan wel met de beste intenties op de website van het ministerie aangeven dat de overheid zorg draagt voor de rechtsstaat in Nederland en werkt aan een veiligere en rechtvaardigere samenleving, maar uiteindelijk gaat het om de resultaten. De uitvoering van het strafrecht, gemaakt en vastgesteld door het parlement en uitgevoerd door de regering in de persoon van het OM, dat opspoort en vervolgt, heeft grote invloed op de leefomgeving. Het vervolgen en veroordeeld krijgen van daders van misdrijven zorgt niet alleen voor genoegdoening van het slachtoffer, maar werkt ook preventief. Bovendien gaat het eigenrichting tegen en voorkomt het maatschappelijke onrust. Dat zou toch iedereen aan moeten spreken.
Voorzitter. Op papier ziet het er allemaal gelikt uit, maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Zo hanteert het OM zijn eigen zogenaamde strafvorderingsrichtlijnen, een soort kader binnen een wettelijk kader. Doordat dit beleid gepubliceerd is, kunnen niet alleen burgers, maar ook de zware jongens rechten ontlenen aan deze richtlijnen. In deze richtlijnen worden onder andere dwingende aanwijzingen gegeven voor de strafmaat die voor een bepaald delict door het OM geëist dient te worden. De in de richtlijnen opgenomen strafmaat blijkt voor het merendeel ver onder het wettelijk maximum te liggen. Ik geef een paar voorbeelden. Poging tot doodslag: maximaal 16,5 jaar gevangenisstraf volgens het strafrecht. De richtlijn geeft aan: 12 tot 28 maanden bij schoppen tegen het hoofd en 36 tot 48 maanden bij op de persoon schieten met een vuurwapen. De maximale straf voor verkrachting is 12 jaar. De richtlijn gaat uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden. En zo wordt het parlement links ingehaald. Hoe dwingend is het beleid in het geval dat een officier van justitie een straf boven de strafmaat uit de richtlijn van het OM eist? In hoeverre moet een officier van justitie vrezen voor zijn of haar functie, indien dit meerdere malen geschiedt? Graag een reactie van de minister.
Deze manier van werken is een minachting van de volksvertegenwoordiging. U kunt zich afvragen in hoeverre verhogingen van maximale straffen in de praktijk daadwerkelijk worden uitgevoerd. Ik geef een paar voorbeelden waarbij de uitholling van het Wetboek van Strafrecht zichtbaar wordt. Activisten van Extinction Rebellion — daar hebben we ze weer — bestormden ongestraft het platform op Schiphol-Oost en blokkeerden ongestraft snelwegen. Afgelopen zaterdag was het weer raak. Na het blokkeren van de snelweg werden zo'n 1.000 mensen aangehouden en zonder boete naar huis gestuurd. Die laat-maar-waaienmentaliteit is niet alleen een schoffering van onze goedwillende burgers, maar ook een schoffering van onze politiemensen en de marechaussee, die alles op alles zetten om de orde te handhaven.
Hoewel de feiten ernstig waren, ging het OM niet vervolgen. Reden? De ene keer is het capaciteitsgebrek, de andere keer hebben activisten bewust hun ID-kaart thuisgelaten, of — daar is ie dan — er wordt simpelweg niet vervolgd omdat de straf toch wel laag zal zijn. De inspanning om te vervolgen zou niet opwegen tegen de uiteindelijk opgelegde straf. Kennelijk gaat het OM liever met hen theeleuten; dat is minder gedoe. De burgers snappen er geen snars van, want als zij op diezelfde snelweg over een doorgetrokken streep rijden, ploft er wél een vette boete op de deurmat. Er is ook nog eens sprake van ernstige rechtsongelijkheid als we bijvoorbeeld kijken naar de straffen die de blokkeerfriezen kregen opgelegd toen zij een snelweg blokkeerden omdat zij het sinterklaaskinderfeest niet wilden laten verstoren. Akwasi dreigde de eerste de beste Zwarte Piet die hij zou tegenkomen hoogstpersoonlijk in zijn gezicht te trappen. Hij ging vrijuit en zijn zaak werd geseponeerd. Want voordat je het weet, word je natuurlijk voor racist uitgemaakt.
Dan de Valkenburgse zedenzaak. Daarbij werden mannelijke verdachten voor het plegen van ontucht met een 16-jarige prostituee veroordeeld tot een taakstraf, met daaraan gekoppeld een gevangenisstraf van een dag. Eén dag! Dit terwijl hier een maximale straf van vier jaar voor staat. Dus nadat je het plantsoen hebt aangeharkt, ga je gewoon weer door met je eigen leven, terwijl het slachtoffer tot het bot vernederd en misbruikt is. Het is te walgelijk voor woorden.
Daarnaast lijkt het structureel. Dat blijkt ook uit het advies van de orde van advocaten inzake het wetsvoorstel om de straf op terrorisme te verhogen. De orde geeft op voorhand al aan er geen brood in te zien. Tja, wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Het gaat nu eenmaal om je clientèle. De orde geeft aan dat de huidige maximale straf van vijftien jaar niet veelvuldig wordt opgelegd en dat er dus in de praktijk helemaal geen behoefte bestaat aan een hoger maximum. Het zou daarom zinloos zijn om die straf wettelijk te verhogen. Hoe serieus word je hier nog genomen als wetgever én als volksvertegenwoordiger?
En dan stelt de minister heel stoer: wij zetten dit jaar in op een sterke rechtsstaat, want in 2024 zetten wij in op het op orde brengen van de capaciteit in de strafrechtketen, op het aanpakken van knelpunten daarin, op het terugdringen van zaakvoorraden en het verbeteren van de doorlooptijden. Maar hoe dan? In Rutteland is het al ruim tien jaar lang kommer en kwel in de strafrechtketen. Alleen al het opleiden van een rechter kost vier jaar. Het opleiden van een politieman of -vrouw duurt twee tot vier jaar.
Voorzitter. De strafketen is net zo sterk als de zwakste schakel. Als we kijken naar delen van deze keten, te weten de politie, het OM, de rechterlijke macht en diens justitiële inrichtingen, dan zien we dat de zwakste schakel tenietdoet wat de voorgaande schakels hebben bereikt. Onvoldoende capaciteit in welk deel van de strafrechtketen dan ook leidt tot geen vervolging en zelfs tot sepots. Dat is ongewenst.
Tot overmaat van ramp is Justitie ook nog het afvoerputje van bezuinigingen elders. De politie wordt regelmatig de straat op gestuurd om verwarde personen van de straat te halen, in plaats van boeven te vangen. Vervolgens worden mensen die in een ggz-instelling thuishoren, opgesloten in tbs-klinieken, waar nu al te weinig plek is voor tbs'ers. Zij eisen vervolgens in de wachtrij ook nog een vergoeding op. De tbs-advocaat Niek Heidanus geeft aan dat hij cliënten heeft die in totaal tienduizenden euro's aan schadevergoeding hebben gekregen. In plaats van dat de overheid geld besteedt aan de ggz-instellingen, gaan de wachtende tbs'ers er met de poet vandoor. Hoe gestoord is dit! Kortom, een deel van het zorgvraagstuk wordt opgelost door detentie en inzet van de politie, omdat er sprake is van een capaciteitsprobleem, veroorzaakt door een kapotbezuinigde zorg. Hoelang gaat de minister hier nog mee door? Graag een reactie van de minister.
Daarbovenop komt dat twee derde van de gedetineerden bestaat uit mensen met een migratieachtergrond. De minister kon deze cijfers niet geven, omdat ze er niet zouden zijn. Maar het CBS heeft ze wel. De minister geeft aan dat er in het registratiesysteem TULP geen registratie naar migratieachtergrond plaatsvindt en dat die ook niet op een andere manier wordt geregistreerd. Maar nogmaals, het CBS heeft ze wel. Wat is de reden dat de minister dit niet bijhoudt en het CBS wel? Graag een reactie van de minister. De open grenzen zijn desastreus voor onze welvaart en ons welzijn. Als er niet wordt ingezet op maximale instroombeperking van migranten, wordt de druk op Justitie onhoudbaar.
Voorzitter. Zoals de minister al aangeeft, is financieel gewin hét motief achter de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Met het crimineel verdiende geld kopen criminelen macht en aanzien, ook in de bovenwereld. Om een resocialisatie te laten slagen, is het van belang dat het bij de dader tussen de oren komt dat misdaad niet loont. Maar dan moet dat wel daadwerkelijk in de portemonnee gevoeld worden. Het opsporen en vervolgen van criminele netwerken en het ontnemen van het vermogen van criminelen zijn prima.
De minister wil ook nog steviger internationaal gaan samenwerken. Samenwerken is prima, maar dan moeten wel de incasso's op tijd de deur uit. De Algemene Rekenkamer geeft aan dat sinds 2018 de afpakketen niet naar behoren functioneert. Heeft men een zaak rond, dan wordt er niet altijd geïnd. Uit het verantwoordingsonderzoek over 2022 blijkt dat het OM meer dan 50% van alle ontnemingsmaatregelen te laat overdraagt aan het incassobureau. Hier handelt het OM niet alleen in strijd met de wet, maar ligt ook verjaring op de loer. Om dit op te lossen, kiest de minister voor een versterkte samenwerking. Waarom wordt er niet gekozen voor een sturende rol richting het OM? Aangezien dit al vijf jaar sleept, is dit blijkbaar nodig. En het is wettelijk ook mogelijk. Graag een reactie van de minister. Namens de PVV overweeg ik ook een motie hierover in te dienen.
Voorzitter, ik rond af. Er worden te lage straffen geëist. De strafketen is een zooitje en het wordt tijd dat de minister de regie pakt en ervoor zorgt dat er binnen de strafrechtketen aansluiting is. Wat gaat de minister hier dus aan doen? De wetgever, dus ook deze Kamer, heeft een doel met het vaststellen van wetten. Het kan niet zo zijn dat de regering als uitvoerende macht in de persoon van het OM het gekozen parlement ondermijnt. Is de minister bereid om de huidige strafvorderingsrichtlijnen in te laten trekken vanwege het dwingende karakter voor met name de officier van justitie? Is de minister bereid inzichtelijk te maken of het Wetboek van Strafrecht de uitwerking heeft die de wetgever beoogt? Dan doel ik op de informatie waaruit kan worden afgeleid welke straf in strafzaken is geëist, onder vermelding van het delict, en wat uiteindelijk de opgelegde straf is. Is de minister bereid om het OM op te dragen deze informatie beschikbaar te stellen? Ik overweeg ook hierover een motie in te dienen.
Tot zover, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. Er zijn nog mensen die wat felicitaties willen uitspreken bij de interruptiemicrofoon.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik doe dat met enige terughoudendheid, maar mevrouw Faber had ons opgeroepen om ook te interrumperen. Allereerst wil ik haar graag feliciteren met haar maidenspeech. Die had een onvervalst geluid, zoals ik dat al van mevrouw Faber ken uit de senaat. Het is een zeer herkenbaar PVV-geluid. Dat is ook mooi, want zelfs al je van gedachten verschilt — dat kan — kun je daar goed over debatteren, dus vandaar zo mijn vraag. Maar allereerst echt die hartelijke felicitaties. Ik kijk uit naar de samenwerking. Op een heel aantal punten hebben we al samengewerkt, bijvoorbeeld in commissieverband als het ging om mensenhandel. Ik herken dat nu ook weer: straf de daders, help de slachtoffers.
Juist op dat punt zie ik dat mevrouw Faber kritiek heeft op het functioneren van het OM, op de advocatuur, op de rechtspraak, op het gevangeniswezen. Ik ben wel heel benieuwd welke voorstellen u gaat doen om ieder van deze onderdelen te versterken. Ziet u een weg via de financiële middelen, om die te borgen? Of is het alleen kritiek? Dan ben ik namelijk ook wel benieuwd naar de afspraken die in de formatie over de rechtsstaat zijn gemaakt, maar misschien moet ik wat dat betreft mijn geduld gewoon bewaren. Voor nu, voor deze begroting, is het belangrijkste wat ik … Haha! De voorzitter stelt meteen de vraag: welke formatie? Er is een formatie en we verwachten een verslag. Dat heeft de voorzitter volgens mij ook met de informateur gedeeld.
Terug naar de vraag aan mevrouw Faber. Wat gaat u doen om te investeren in de rechtsstaat? Betekent dat dat u juist op dit moment, als het over overheidsfinanciën gaat, zegt: wij zullen juist niet bezuinigen op de rechtspraak en het OM, omdat ik zie dat ze onder druk staan?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ten eerste wil ik natuurlijk de hartelijke woorden van mevrouw Bikker graag in ontvangst nemen. Zo ken ik u als collega in de Eerste Kamer; dank daarvoor.
Kijk, je lost niet altijd alles op met geld. Vaak lijkt het heel makkelijk: er wordt een zak geld weggegeven en het wordt opgelost. Zo is het natuurlijk niet. We zien dat het in de strafrechtketen al tien jaar lang — ik zeg dit even in mijn eigen woorden — een zooitje is. We lezen ook wat de Algemene Rekenkamer schrijft. Er zijn verschillende ketens. We hebben de strafrechtketen, de afpakketen, de asielketen. De Algemene Rekenkamer schrijft: "Wij constateren echter dat ketendoelstellingen en ministeriële regievoering veelal ontbreken bij het ministerie van Justitie, waardoor het risico op onbeheersbaarheid van de ketens ontstaat." Dat zien we dus ook gebeuren. Dat is al tien jaar lang aan de gang. Het is als volgt. De minister … Er zitten hier meerdere ministers, maar ik gebruik gewoon even het enkelvoud. De minister is bevoegd om regie te nemen. Dat gebeurt dus niet. Laten we naar het begin kijken. Stel dat we het onderdeel politie in de keten op orde brengen. Als de politie op orde is, maar het OM het niet aankan, dan stokt het al. Brengen we het OM op orde, maar de rechtspraak is niet op orde, dan stokt het daar. End of pipe hebben we de gevangenissen. Als we daar niet voldoende capaciteit hebben, stokt het daar. Wat er dus moet gebeuren …
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ja.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, ik heb nog veel meer te vertellen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Daar was ik al bang voor. In de senaat bent u natuurlijk gewend om lekker de tijd te nemen, maar hier zijn we wat strakker.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U begrijpt natuurlijk wel dat ik mijn maidenspeech houd, dus enige coulance zou misschien mogen!
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dacht het niet! Mevrouw Bikker.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Oké.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik denk dat mevrouw Faber heel terecht zegt dat er in tien jaar tijd een hoop dingen niet goed zijn gegaan, maar dat heeft ook z'n oorzaken. Als we namelijk tien jaar terugkijken, naar hoe er bezuinigd is en naar welke gevolgen dat heeft gehad voor de opbouw van de politie en voor het aantrekken van nieuwe rechters en hoelang het heeft geduurd om dat weer op te bouwen … We ervaren daar een tijdlang de gevolgen van. Juist daarom is mijn vraag als volgt. Als u op dit precaire moment de kaasschaaf over het Justitiedepartement haalt, met ideeën over de keten, zal dit opnieuw gaan gebeuren. Je haalt het er dan eigenlijk weer af, van de opleidingscapaciteit, van de plekken waar je in die keten investeert en van al die plekken van de rechtsstaat die op orde horen te zijn. Daarom vraag ik u of het klopt dat u zegt dat dit sterker moet. Zo ja, op welke manier gaat u boter bij de vis leveren?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is heel simpel om boter bij de vis te geven. Dan zeg ik: doe de grenzen dicht. Ik heb het namelijk uitgezocht. U kunt daar een beetje om lachen, maar uw partij zet de grenzen wijd open. Daarmee is het al tien jaar ellende. Als we kijken naar het aantal gedetineerden met een migratieachtergrond, dan zie ik dat twee derde van de gedetineerden een migratieachtergrond heeft. In de zaken die voor de rechter worden gebracht, is dat 47%. Daaruit kan ik ook nog concluderen dat criminelen met een migratieachtergrond zwaardere delicten plegen. De gevangenissen puilen uit. Er zijn in het verleden ook gevangenissen gesloten. Wat hebben ze gedaan met die gevangenissen? Daar hebben ze opvangplekken voor het COA van gemaakt. Als we nou eens beginnen met die instroom maximaal terug te dringen, dan krijgen we een heleboel lucht. Dat is niet alleen het geval binnen de strafrechtketen, maar ook in andere gedeeltes van de samenleving.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb acht interrupties, dus ik twijfelde even, maar ik wil dit toch weerspreken. Ja, het is zo dat er in onze gevangenissen ook mensen zitten met een andere afkomst die delicten hebben gepleegd. Maar nee, er zitten er ook heel veel met de Nederlandse afkomst, die wellicht al eerder gepakt hadden kunnen worden als we gewoon onze wijkagenten op orde hadden, die we eerder op het padje hadden kunnen houden en die niet waren doorgegroeid in de criminele organisaties. Hoe heeft dat zo kunnen groeien? Dat is doordat er zo bezuinigd is en doordat er niet geïnvesteerd is, ook door het kabinet-Rutte I. In die zin vind ik het een erg makkelijk antwoord van de PVV, waar we als land geen bal aan hebben. "De grenzen dicht." Hoe gaat u dat doen? Dan moet u uit Europa. Is dat de oplossing? Dat gaat een poosje duren. Op dit moment levert de PVV dus geen boter bij de vis als het gaat om het veiliger krijgen van Nederland. Er wordt iets geroepen over iets wat heel in de verte, eventueel, misschien, ooit zou kunnen, als heel Nederland PVV stemt. Maar dan zijn we uit de EU. Een veiliger Nederland begint met investeren in de rechtsstaat. Dan kunnen we altijd kijken naar: hoe pak je rapaille op en wat doe je met rapaille dat geen asielstatus zou moeten krijgen? Maar dat zijn er erg weinig in verhouding tot de problemen die we hier zien.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil hier toch wel even op reageren. Kijk, mevrouw Bikker wordt nu wat emotioneel. Het is natuurlijk ook een beetje moeilijk als je hoort dat 67% van de gedetineerden een migratieachtergrond heeft. Ik snap wel dat dat een beetje lastig is voor mevrouw Bikker, want zij heeft samen met haar partij die grenzen opengezet. Ja, en nu wordt je geconfronteerd met al die problemen. Er komt weer een interruptie. Prima, dat is de vierde.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik heb een punt van orde. Ik mag hopen dat het debat via u gaat, voorzitter. Al het rechtstreekse als "mevrouw Bikker is emotioneel" verhoogt de klasse en de kwaliteit van dit debat niet, die ik juist wel kende uit de Eerste Kamer.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Ik wou inderdaad beginnen met: de mores uit de Eerste Kamer doen hun intrede. Maar ten eerste gefeliciteerd met uw mooie maidenspeech. Ik zal een wat opener vraag stellen. Na het intrekken van een aantal wetsvoorstellen van de PVV de afgelopen dagen, had ik eigenlijk verwacht ... Als ik die lijn doortrek, kom ik niet uit bij de inbreng zoals ik die nu hoorde. Dat was eigenlijk gewoon de wetsvoorstellen die net zijn ingetrokken opnieuw in de etalage zetten. Ik probeer als eerste dat nog even te begrijpen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik vind dat een hele algemene vraag. Dan wil ik wel graag weten welke zaken u specifiek bedoelt. Ik bedoel, ik heb hier elf minuten een betoog gehouden. Ja, daarin heb ik van alles gezegd. U moet uw vraag dus wel een beetje meer specificeren. Dit is te makkelijk natuurlijk, zeg ik u via de voorzitter.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Dit zijn echt een en al debattrucjes, en geen antwoorden. Laat ik het dan op een andere manier proberen. Het ging uiteraard over de minimumstraffen die hier allemaal weer terugkomen, terwijl die wetsvoorstellen net zijn ingetrokken. Maar laten we die dan even laten.
Mijn andere vraag gaat over de relatie tussen de minister, het kabinet en het Openbaar Ministerie. Hoe ziet de PVV die nou precies? Zij vraagt eigenlijk om alle strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie in te laten trekken. Mijn vraag is: wat komt daar dan voor in de plaats? En hoe wordt het Openbaar Ministerie in de visie van de PVV dan aangestuurd, of juist autonoom gelaten? Dat is een open vraag. Ik hoop dat u die niet wegzet als "te algemeen", want volgens mij is de vraag wel duidelijk.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Deze vraag is duidelijk. Kijk, in plaats van die strafrichtlijnen moet er gewoon niks terugkomen. We hebben namelijk een wet. De wet is het kader. Daar zitten de maximumstraffen in. Daar zit ruimte in voor het OM om te eisen en voor de rechter om te oordelen. Het OM eist. Zij komen met de strafeis. Ik vind dat je dat niet nog een keertje moet inkaderen om dat nog veel verder te verlagen. Laatst was er bijvoorbeeld een zaak met kopschoppers in Arnhem. Dat waren recidivisten. Ze waren met zes man; die hebben niet allemaal geschopt, maar het overgrote deel heeft iemand tegen het hoofd geschopt. Iemand is zelfs op het hoofd van het slachtoffer gaan staan! Hoe ziek ben je dan? Dat is een poging tot doodslag. Dat heeft ook de rechter gezegd. Daar zit een maximale straf van 16,5 jaar gevangenisstraf op en dan wordt er 40 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijke celstraf. Dat is buiten proporties! En dat waren recidivisten, hè. Dat was geen first offender. Dat is gewoon waanzinnig en dat is ook niet te verkopen aan de mensen.
Daarom is dit strafvorderingskader zeer dwingend voor een officier van justitie. Je ziet in de praktijk dat de rechter zich in de meeste zaken voegt naar de eis van de officier van justitie. Daar word je dus al ingekaderd. Dan vraag je je hier in dit huis af: de wetgever heeft een doel met de wetgeving. Die zegt bijvoorbeeld: wij geven een maximumstraf van bijvoorbeeld 16,5 jaar voor een poging tot doodslag. Maar als de straffen daar dan heel veel onder liggen en dat komt elke keer weer terug, dan is dat een schoffering van de wetgever en ook van deze Kamer en in feite ook van een collega van D66.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Die voelt zich niet beledigd door de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar mijn constatering is dat de oplossing van mevrouw Faber het probleem dat zij zelf adresseert, niet oplost. Ze laat namelijk elke officier van justitie vrij om een eigen strafeis te bedenken en een eigen vordering op te stellen, terwijl ze ook in haar eigen bijdrage klaagt over willekeur. In haar antwoord zegt zij eigenlijk: de strafeisen moeten hoger. Maar in plaats daarvan roept zij op tot het intrekken van alle strafvorderingsrichtlijnen en niet het aanpassen ervan conform haar wensen. Ik ben nog steeds aan het zoeken naar hoe haar eigen pleidooi aansluit bij de doelen die zij zegt te beogen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik had al in de gaten dat de heer Sneller wat zoekende is. Volgens mij is het niet helemaal overgekomen. Het is namelijk zo dat die strafvorderingsrichtlijnen de strafeis juist naar beneden drukken, en niet zo'n heel klein beetje ook. Er zit heel veel licht tussen wat er geëist wordt, waarop geoordeeld wordt en wat de maximumstraf is. Dat geldt ook in zeer ernstige zaken zoals die ik eerder heb toegelicht over dat kopschoppen.
Dat was 'm, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik feliciteer u met uw gepassioneerde maidenspeech. Als u hiernaartoe komt, feliciteer ik u als eerste en dan schors ik even enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Aardema van de fractie van de PVV.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik had erop gerekend dat ik vandaag mijn maidenspeech zou houden, doch twee weken geleden was er een dertigledendebat over de politie waarin ik dat al heb gedaan. Ik heb toen ook iets over mezelf verteld, dus dat laat ik nu maar achterwege. Op naar de inhoud, de begroting van JenV. Mijn deel gaat over de politie.
Om te beginnen wil ik van deze plek mijn waardering uitspreken voor al die mannen en vrouwen die werkzaam zijn bij of voor de politie in Nederland. Ik weet hoe moeilijk het werk soms kan zijn, omdat van de politieman en -vrouw verwacht wordt dat ze een stap vooruit maken daar waar anderen dat niet doen of durven.
Ik wil het nu met u hebben over Harry. Ik had hem evengoed Ali of Kees kunnen noemen, maar laat ik het maar op Harry houden. Harry is wijkagent in een middelgrote stad, ergens in Nederland. Harry is al over de 60, heeft een kunstknie, maar kan nog prima zijn diensten draaien. Toen Harry zo'n tien jaar geleden wijkagent werd, deed hij zijn dagelijkse rondje door zijn gebied. Je kwam hem echt overal tegen: bij bedrijven, bij mensen thuis, in de horeca, in de kroegen en tussen de jeugd. Harry was een soort wandelende database van zijn wijk. Hij wist precies hoe families in elkaar staken, wie de baas was van een bepaalde zaak, wie met wie omging et cetera.
Wat ik bedoel te zeggen, is dat wijkagenten zoals Harry vroeger in de haarvaten van de samenleving zaten en dus een belangrijke informatiepositie hadden. Politiewerk valt, staat en begint vooral met de juiste informatie. Harry wist vaak al te voorspellen dat het ergens mis dreigde te gaan. Hij greep dan in. En als hij besefte dat het zijn krachten te boven ging, dan liet hij anderen ingrijpen. Het is wel duidelijk dat Harry een aanspreekbaar figuur was in zijn wijk. Hij kende de mensen, en de burgers kenden hem.
Totdat er een nieuwe wind ging waaien. Er kwam een andere chef. Die chef vond dat Harry ondanks zijn kunstknie nog fit genoeg was om zo nu en dan mee te draaien in de noodhulp. Daar zaten knelpunten in de capaciteit; men kon de diensten niet meer rondkrijgen. Harry werd door de meldkamer op pad gestuurd naar allerlei meldingen, variërend van een eenvoudige burenruzie tot dodelijke aanrijdingen. Niet alleen zijn inzet tijdens die meldingen maar vooral het vele nawerk slokte een groot deel van Harry's tijd op. Harry kwam hierdoor steeds minder in zijn wijk. Harry had een bureautje gekregen op tweehoog in het politiebureau, want zijn chef was van mening dat de mensen daar dan maar naartoe moesten komen als ze Harry nodig hadden. U zult begrijpen dat de natuurlijke informatiepositie van Harry steeds minder werd. Met Harry zelf ging het trouwens ook steeds minder. Het tempo waarmee hij in de noodhulp moest meehollen kon hij niet meer bijbenen. Harry kon gebruikmaken van de Regeling Vervroegde Uittreding, de RVU. Dat wilde hij eerst niet, maar toen zijn vrouw ook vond dat dit toch beter was, deed hij het dan toch maar. Op zijn 63ste verliet hij de politie.
Voorzitter. Die regeling loopt volgend jaar af. Er is nog geen duidelijkheid over zware beroepen. Werkgevers- en werknemersorganisaties zijn er nog niet uit en overleggen momenteel evenmin. Als men er op dit niveau uit komt, schijnt het tussen de politie en de bonden niet meer zo ingewikkeld te zijn. Wellicht kan deze minister de stand van zaken nader toelichten en zorgen voor een opening in deze kwestie.
Het zijn van politiemens, zeker als je dat jarenlang in de noodhulp hebt gedaan, is een zwaar beroep waarbij je, niet alleen als blijk van waardering maar ook het lichamelijke en mentale aspect in ogenschouw nemend, er enige jaren vóór de huidige pensioenleeftijd op een fatsoenlijke wijze uit zou moeten kunnen.
Dan komen we meteen bij een van de kernpunten van deze begroting, namelijk de capaciteit …
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Eerst nog even een vraag van de heer Van Nispen.
De heer Nispen van (SP)
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind dit een heel terecht punt van de heer Aardema. Het is een mooi verhaal over Harry, een wijkagent die niet in staat is om tot zijn 68ste achter de boeven aan te rennen op straat, als ik het goed begrijp. Zo zijn er natuurlijk zovelen. De politieagenten zijn dan ook in actie gekomen, omdat inderdaad de pensioenregeling, de Regeling Vervroegde Uittreding, afloopt. Dat raakt natuurlijk ook de politieagenten. Ik kan mij zomaar voorstellen dat de minister morgen gaat antwoorden: het ligt eigenlijk niet op mijn bordje; het is van de minister van Sociale Zaken en gaat veel breder dan alleen de politie. Dat zal allemaal zo zijn; dat is ook zo; dat antwoord wil ik de minister vast geven. Maar gaat de woordvoerder van de PVV daar genoegen mee nemen? Komt de woordvoerder van de PVV zelf met een voorstel om ervoor te zorgen dat we de RVU-regeling, die eerlijke regeling, gaan handhaven of zelfs uitbreiden, zodat politiemensen op een normale leeftijd kunnen stoppen met werken? Of gaat de woordvoerder van de PVV de motie steunen die ik daarover zal indienen? Het maakt mij niet uit, maar gaan we samen voor een oplossing zorgen voor deze mensen?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Nou, laten we in ieder geval samen gaan overleggen hoe we dit tot een goed einde kunnen brengen.
Voorzitter, ik ga door. Dan komen we meteen bij een van de kernpunten van deze begroting, namelijk de capaciteit van de politie. Ik hoor mensen zeggen: het zijn er nooit genoeg en we kunnen niet op iedere straathoek een diender neerzetten. Dat zal zo zijn, maar in absolute getallen zijn we in Nederland behoorlijk achtergebleven. De laatste vijftien jaar is onze bevolking door open grenzen gegroeid met ruim 1,5 miljoen, terwijl de politiesterkte niet navenant meegroeide. Hoe zou het komen dat de boel vastloopt? Wijkagenten structureel mee laten draaien in de noodhulp gaat ten koste van je informatiepositie, zoals in het verhaal van Harry. Zij zijn immers de ogen en oren van de samenleving. Aspiranten draaien nu ook al mee om de gaten in de diensten van de basisteams te vullen. Onervarenheid kan volgens mij tot grote ongelukken leiden. Natuurlijk worden er momenteel veel nieuwe politiemensen opgeleid. Dat zal op de langere termijn sommige van de gaten gaan vullen. Een politieopleiding duurt immers enkele jaren. Belangrijk is dan ook, dat we die nieuwe mensen kunnen werven en vooral kunnen vasthouden. We werven uit dezelfde vijver als bijvoorbeeld defensie. We kunnen ze vasthouden door ze de meest boeiende baan te bieden en hun loopbaan ook boeiend te houden, zodat ze niet na vijf jaar alweer vertrekken. En wat te denken van het beter en meer werven van zijinstromers? Er zijn in de samenleving specialisten genoeg op het gebied van ICT, techniek en taal. Haal ze binnen. Nu is de beweging meestal omgekeerd; politieopgeleide specialisten verdwijnen na enkele jaren.
Een begroting gaat over geld. Hoeveel geven we uit? Waaraan? Wat zijn de doelen? Regulier dik 7 miljard is heel veel geld. En wat hebben we bereikt? Nog steeds voelen mensen zich onveilig. Nog steeds is aangifte doen een drama. Dan zou het best kunnen dat de animo om aangifte te doen ook zakt. Het gevolg daarvan is dan weer dat de cijfers vervolgens een vertekend beeld laten zien. Nog steeds zijn politiemensen gefrustreerd omdat ze een persoon die ze gisteren hebben aangehouden, soms met gevaar voor eigen leven, vandaag weer over straat zien lopen. Men heeft goede intenties, maar het gaat om de resultaten. Alle tabellen in de begroting ten spijt, onder de streep gaat het erom wat de resultaten zijn. Wat is er gedaan met het geld en zijn de doelen gehaald? Een doel kan zijn om onze Harry weer in zijn wijk te krijgen, maar ook om een zware crimineel voor langere tijd van de straat te houden.
Dat laatste kan de politie niet alleen; daar is de hele strafketen voor nodig. Het begint bij de politie met een strafdossier dat doorgaans via de OM-route naar de rechtbanken gaat en in sommige gevallen eindigt bij het gevangeniswezen. Die route is al lang op papier, laat staan in tijd. Het zou toch niet mogen dat zaken soms pas na twee jaar voor de rechter komen? Daar valt qua efficiency en digitalisering maar vooral vereenvoudiging van processen nog veel winst te halen.
Capaciteit, en vooral het gebrek hieraan, is al jaren de molensteen van de politie. Je zou capaciteit vrij kunnen spelen door het politiewerk te beperken tot de zuivere kerntaken. Dat is een uitvoerende taak van de korpsleiding, die aangestuurd wordt door de minister. Nog altijd geldt dat de keten zo sterk is als de zwakste schakel. In alle genoemde schakels moet het beter. De vraag aan de minister is of zij dit deelt en hoe zij dit wil realiseren.
Een ander punt dat de capaciteit in de basis mogelijk kan verbeteren, is een andere inzet van de mobiele eenheid. Het zijn van ME'er is een neventaak. Dat betekent in de praktijk dat politiemensen van hun reguliere politieplek worden geroepen om op te draven voor een ME-inzet. Dan lekt er natuurlijk onmiddellijk capaciteit weg op de reguliere werkplek, die vaak moet worden opgevuld door anderen. Een ME'er gaat immers niet alleen op pad; het geldt voor een hele groep. Je bent dus op de gekste, meest onverwachte momenten reguliere capaciteit kwijt. Kan dat niet anders, vraag ik de minister. In omringende landen moeten de aspiranten van de academie eerst een langere periode naar de ME voordat ze naar de basisteams gaan. Ze worden in het hele land ingezet en doen nuttige dingen als er geen ME-inzet is: verkeerscontroles, alcoholcontroles en oefeningen. Daarmee ontlast je de basisteams, omdat er geen onverwachte ME-inzet meer is vanuit de basisteams, behoudens natuurlijk enkele kaderleden. Tevens is meegenomen dat frisse aspiranten ervaring op kunnen doen en dat de Harry's van deze wereld in hun wijk kunnen blijven. Graag de mening van de minister.
Ten slotte wil ik aandacht vragen voor de inzet van de politie bij mensen met een psychische of een psychiatrische stoornis, de zogenoemde "verwarde personen". In beginsel is de politie daar niet voor, maar zij is net als haarlemmerolie: als de boel escaleert, wordt de politie toch opgeroepen en komt zij ook. Ik kan u wel verklappen dat dat meestal op vrijdagmiddag is, als er verder geen andere instantie meer te bereiken is. Dan zit je dus met zo iemand die niet thuishoort in een politiecel, maar waar je wel uren mee zoet bent. Kortom, als ik naar de begroting van de politie kijk, probeer ik door de cijfers heen te kijken. Het gaat ons erom dat er met het begrote geld concrete resultaten worden bereikt. Daar gaan wij scherp op letten.
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Dit is het derde debat dat ik met de heer Aardema heb. Moet ik harder praten?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Nee, ik kan u verstaan.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Dit is het derde debat dat ik met de heer Aardema heb. Ik moet zeggen dat zijn inbreng vanuit de praktijk elke keer weer verfrissend is. Dat wilde ik toch even vooraf zeggen. Hij vraagt terecht aandacht voor de knelpunten en voor het sturen van de schaarse capaciteit van de politie. Hoe kunnen we er nou voor zorgen dat we de politie inzetten waar zij nodig is? Een van de dingen waar de heer Aardema niet op in is gegaan, maar die mij in de afgelopen jaren wel verbaasd hebben van de PVV, is het standpunt ten aanzien van het gedoogbeleid dat we hebben voor coffeeshops. Ik ben benieuwd naar de mening van de heer Aardema daarover. De PVV zegt eigenlijk dat we alle coffeeshops moeten sluiten, dat we alle cannabisverkoop en -teelt illegaal moeten maken, dat we het onderscheid tussen hard- en softdrugs moeten opheffen en dat we bezit van harddrugs niet meer moeten gedogen, dus zo meteen ook niet meer van softdrugs. Wat denkt de heer Aardema dat dat met de capaciteit van de politie doet, ook vanuit zijn eigen ervaring?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Je hoort ook dat er burgemeesters zijn die nu zelfs het gebruik van cocaïne vrij willen geven. Ik heb afgelopen weekend een hele mooie volzin gehoord van een afscheidnemende politiechef. Die luidt als volgt: "Als je een strijd voert waarvan je weet dat je hem niet kunt winnen, dan zit de overwinning in het feit dat je de strijd niet opgeeft en blijft strijden." Dat is mijn antwoord.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Maar ik vroeg niet naar cocaïne; ik vroeg naar cannabis. De heer Aardema weet dat dat hele andere stoffen, andere producten, zijn. Wat is dan dus precies de strijd die we niet kunnen winnen als het gaat om het reguleren van de cannabisteelt, in plaats van het standpunt van de PVV? Ik zou daar toch graag een antwoord op willen. De PVV zegt: al die 500 coffeeshops in Nederland moeten we sluiten en we moeten de verkoop en de teelt verbieden. Wat doet dat nou met de capaciteit van de politie, die inderdaad zo knellend is als de heer Aardema zegt?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
U kent ons programma. U zegt zelf al wat wij willen en wat wij niet willen. Wij denken dat het de capaciteit van de politie zeker zal vergroten.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Door coffeeshops te sluiten en de teelt illegaal te maken gaan we de capaciteit van de politie vergroten? Is dat serieus het standpunt van de heer Aardema? Dat is natuurlijk op geen enkele manier aannemelijk. Als we kijken naar andere landen waar de verkoop illegaal is, dan zien we dat daar overal moet worden gehandhaafd. Hoe gaat het dus de capaciteit van de politie vergroten als we alle cannabis in Nederland illegaal maken, als harddrugs gaan classificeren en het bezit ervan niet meer gaan gedogen?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
U weet hoe de wetgeving nu in elkaar zit, en voorlopig hebben we het daar maar even mee te doen.
De heer Sneller (D66)
De heer Sneller (D66):
Het spijt me, maar dit vind ik niet een heel sterk antwoord. Mijn vraag gaat namelijk niet over de wetgeving zoals die er nu is en dat we het daarmee moeten doen. Dat is de status quo. De PVV bepleit veranderingen. Mijn vraag is: wat zijn de gevolgen van die veranderingen voor de capaciteit van de politie? Dat wordt hier terecht door de heer Aardema geïllustreerd met praktische voorbeelden, namelijk dat wijkagenten niet meer in de wijk komen, dat er schaarse politiecapaciteit is en dat we moeten kiezen. De heer Aardema en de PVV kiezen ervoor om nog een hele flinke berg werk erbovenop te gooien. Dat is de praktijk en ik vraag hem naar de inschatting wat we dan niet meer gaan doen. Dan kunnen we niet volstaan met: we moeten het doen met de wetgeving zoals we die hebben. Dat is geen antwoord.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Nee, maar je kunt de wetgeving natuurlijk veranderen en dit is de beste plaats om dat te gaan doen. U weet ook dat coffeeshops soms enorme bronnen van overlast zijn. Dat is niet overal zo, maar dat is op heel veel plekken wel zo. Daar willen we dus zeker kritisch naar kijken; vandaar dat het in ons programma staat.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De heer Sneller gebaart. Non-verbale communicatie telt niet mee als interruptie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan de heer Aardema voor het inbrengen van het perspectief van de wijkagent. Wat mij betreft is dat de kern van hoe onze Nederlandse politie staat en ook van de kwaliteit van onze Nederlandse politie. Ik deel zijn analyse dat de wijkagent veel te veel tijd is kwijtgeraakt aan allerlei andere taken. Daarom zou ik heel graag vandaag met het kabinet verkennen hoe we de positie van de wijkagent weer sterker kunnen maken. Ik bedoel niet alleen dat we voldoen aan de wettelijke norm en genoeg wijkagenten hebben, maar ook dat die qua tijd eraan toekomen om midden in die wijk te zijn. Ik zou de heer Aardema willen vragen hoe hij daarnaar kijkt. Is hij bijvoorbeeld met mij bereid om mee te denken over de politie-inzet rondom ME's, waar hij het al over heeft gehad, maar ook bijvoorbeeld bij de stadions, bij voetbalhooligans? Kunnen we niet eens bekijken wat we doen met het uitpubliek als we zien dat het zoveel honderdduizenden uren mankracht kost bij de politie?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Ik weet niet of u vorige week aanwezig was bij het rondetafelgesprek over voetbalgeweld. Ik dacht dat u daar niet bij was. Maar daar zijn wel nuttige tips op tafel gekomen, ook vanuit Engeland. Ik denk dat we daar goede dingen uit kunnen destilleren. U zegt terechte dingen over de wijkagent. Die heb ik ook in mijn betoog genoemd. Als de capaciteit van de gewone noodhulp niet op orde is, dan is de greep naar de wijkagent natuurlijk vrij snel gemaakt. Eigenlijk zou je dat niet moeten willen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Eigenlijk zou mevrouw Bikker dat niet moeten willen.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
U heeft gelijk, voorzitter. Dan gaat het dus mis, want dan haal je de wijkagent uit z'n wijk en uit de haarvaten van de samenleving, daar waar hij juist zou moeten zijn, mevrouw Bikker.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U leert snel. Dank u wel. Tot zover de bijdragen van de fractie van de PVV. Dan gaan we nu luisteren naar mevrouw Michon-Derkzen namens de VVD.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dank u wel, voorzitter. We bespreken vandaag de begroting met maar liefst drie bewindspersonen, die demissionair zijn. Vaak zit het beleid dan in een interbellum. Zo'n bewindspersoon doet eigenlijk niets meer dan op de winkel passen. De mensen thuis hebben als het op veiligheid aankomt totaal geen boodschap aan een demissionaire status van een minister of het kabinet. Veilig en vrij leven is een basisvoorwaarde voor een prettig leven. Dat geldt altijd.
Voorzitter. Veiligheid is een absolute prioriteit. Daar hebben we in deze periode veel geld voor vrijgemaakt, en terecht. De problemen zijn immers niet gering. Onze politie staat onder druk. Onze nationale veiligheid staat onder spanning, onder andere door internationale conflicten die een effect hebben op ons land. De aanpak van de georganiseerde drugscriminaliteit is niet langer een zaak van de onderwereld, maar zichtbaar en voelbaar in onze wijken. Neem de vreselijke explosie van een drugslab midden in een woonwijk, vorige week in Rotterdam. Maar ook de niet te evenaren criminele geldstromen en de toenemende bedreiging van de hoeders van onze rechtsstaat leiden tot het betonrot in onze samenleving.
Voorzitter. We hebben de tegel opgetild. Daarmee wordt de rottigheid eronder akelig zichtbaar. Wij moeten die nu opruimen. Dat doen we met die integrale aanpak, van preventie tot repressie, maar ook met de aanpak van kerels, kilo's en knaken. We doen het met een stevige agenda en extra financiële middelen. En nee, we moeten niet van de koers afwijken als het moeilijk wordt en pleiten voor het legaliseren van harddrugs. Wij zijn als overheid nu eindelijk dit gevecht aangegaan. We moeten dit gevecht nu ook winnen.
Voorzitter. Elke dag staan er mensen klaar om ons veilig te houden. Ik zie de politiemannen en -vrouwen die onvermoeibaar doorgaan om criminelen in hun kraag te vatten en die demonstranten van de weg te sjouwen. De overheid en de samenleving worden steeds weerbaarder. Ze maken een vuist tegen ondermijning. De NCTV staat paraat om ons te behoeden voor aanslagen. Dat is niet vanzelfsprekend en dat verdient waardering. Die wil ik dan ook vandaag via deze weg uitspreken naar al die mensen die dag in, dag uit voor ons en voor een veilig Nederland klaarstaan.
Ik voel me verantwoordelijk om bij te dragen waar dat kan. Dat begint bij de politie. We spreken elk politiedebat over de capaciteit en de werkdruk. Dat is ook terecht. Die staat enorm onder druk. Het is vreselijk dat het weer langer duurt voordat de sterkte bij de politie op orde is. We moeten alle creatieve oplossingen blijven aangrijpen. We hebben het daar heel vaak over. Ik noem de inzet van boa's en samenwerking met Defensie. Een aantal voorbeelden zijn ook door voorgaande sprekers genoemd. Neem het stimuleren van zijinstromers en ga zo maar door.
Voorzitter. Vandaag wil ik specifiek stilstaan bij de effectiviteit van de agent bij de handhaving, want handhaving is de kern van een effectief veiligheidsbeleid. Zonder handhaving staat de overheid in zijn hemd. Hoe vreselijk moet het voor de agent zijn dat al het werk dat in een proces-verbaal is gestoken, is geëindigd in een sepot. En dat gebeurt nogal eens. We hebben er 1.500 in Gelderland gehad; we hebben er tientallen in Haaglanden gehad. Dat tast ook het rechtsgevoel van Nederlanders aan. Sterker nog, de politie laat het na een aanhouding vaak zitten om een proces-verbaal op te maken, omdat het in de keten toch niet verder komt. Dat geldt vooral als het gaat om relatief kleine overtredingen. Ik begrijp dat. Ik pleit er vandaag voor om de politie meer mogelijkheden te geven voor een lik-op-stukbeleid waarbij direct boetes worden uitgedeeld. In mijn ogen kan dat door het uitbreiden van de zogenaamde Mulder-zaken. Ik wil graag dat de politie een antwoord kan geven op die veel voorkomende kleine criminaliteit, waar we ons allemaal kapot aan ergeren en die negen van de tien keer onbestraft blijft. Graag een reactie van de minister hierop.
Neem bijvoorbeeld de demonstranten die nu doelbewust elke keer weer wetten overtreden om meer aandacht te vragen voor een goede zaak. Het Openbaar Ministerie laat weten dat de overtredingen te gering zijn om door haar te worden opgepakt, terwijl de politie die demonstranten dag in, dag uit van de snelweg af kan sjouwen. Geef de politie nu de mogelijkheid om op basis van de Wet-Mulder lik-op-stukbeleid te voeren en direct boetes uit te delen, zodat het Openbaar Ministerie zich kan concentreren op zaken met bijvoorbeeld een slachtoffer of waarop gevangenisstraf staat.
Ik zie nog twee interessante ontwikkelingen waarvoor ik de aandacht wil vragen als het gaat om de effectiviteit van de agent. De eerste is het datagedreven werken bij de politie. Bij de politie gaat het heel vaak over ICT-toepassingen, maar er komen natuurlijk steeds innovatievere en slimmere ICT-toepassingen. Die kunnen helpen om sneller te handhaven en zorgen voor meer werkplezier voor de agent. Kan de minister ons informeren over deze nieuwe ontwikkeling? Die aanpak is dus eigenlijk veel breder dan bij de informatievoorzieningen waarover wij altijd horen en de strategie daarbij. Graag wil mijn fractie daarin meegenomen worden.
De tweede interessante ontwikkeling vind ik de inzet van forensische opsporing, ook bij veel voorkomende criminaliteit. In 2018 is een visie op forensische opsporing gepresenteerd. Daarna is een aantal pilots gedraaid. Kan de minister de Kamer informeren over de stand van zaken bij de uitvoering van die visie en de uitrol van die pilots? Dat mag ook later per brief. Er is bijvoorbeeld een mooie pilot met de inzet van DNA. Door de inzet van particuliere labs kan een DNA-spoor veel goedkoper en sneller worden gecheckt. Die tijd gaat van 60 naar 2 dagen; dat is niet gering. Met deze snelheid kan een relatief kleine zaak, waar nu in de regel geen opvolging aan wordt gegeven, veel makkelijker tot een goed einde worden gebracht. Dat zijn interessante ontwikkelingen, want een effectievere handhaving is nodig, omdat de samenleving dat van ons vraagt, om de strafketen ontlasten en om het werkplezier van de agent te vergroten.
Voorzitter. Zoals ik in mijn inleiding al zei, laat de ondermijnende criminaliteit keer op keer het lelijke gezicht zien. Wij moeten door met die drieslag: preventie, repressie en het doorbreken van financiële criminele geldstromen. Op de eerste twee slagen boeken wij mooie resultaten. Ik wil hier ook een dik compliment geven aan de landelijke recherche. Maar we moeten stappen zetten in het volgen van de geldstromen en het afpakken van crimineel geld. Dat begint bij de deelname van de Belastingdienst en de FIOD aan de Regionale Informatie en Expertise Centra. Ik vraag de minister of dit nu overal het geval is. Ik krijg daar wisselende signalen over.
Bij de aanpak van de criminele geldstromen is op dit moment vooral de poortwachtersfunctie essentieel. Een aantal beroepsgroepen moeten ongebruikelijke transacties melden bij de Financial Intelligence Unit — daar is geen Nederlands woord voor. Er is te weinig en geen eenduidig toezicht op deze meldingsplicht. De Kamer steunde vorig jaar mijn motie om het toezicht op die meldingsplicht te verbeteren. Wat is de stand van zaken, vraag ik aan de minister. Ook is er geen terugkoppeling door de FIU, terwijl dat nou juist een enorm grote wens van de poortwachters is, want die kan leiden tot een meer risicogebaseerde of informatiegestuurde werkwijze. Erkent de minister dit en is hij bereid te bekijken op welke wijze terugkoppeling kan worden gegeven? Ten derde: een poortwachter wil, terecht, om veiligheidsredenen anoniem kunnen melden. Is dat mogelijk, vraag ik de minister.
Voorzitter. Als het gaat om de criminele geldstromen zit er ook een kwetsbaarheid bij de overheid zelf. Er zijn specifieke sectoren — ik noem als meest voor de hand liggende de douane — waar we ook onze eigen medewerkers die bij ons werken moeten beschermen tegen het snelle geld dat ze wordt aangeboden. Vorig jaar vroeg ik de minister om ook rijksbreed de corruptie binnen de overheid en het vergroten van de weerbaarheid centraal aan te sturen vanuit het ministerie van JenV. Wat is daarvan de stand van zaken?
En dan tot slot — ik kan het niet niet zeggen — mijn altijd in elk debat naar voren komende verzoek om slimmer en beter informatie te kunnen delen. Als we dit monster willen ontmantelen, is het essentieel om ervoor te zorgen dat iedereen daaraan kan bijdragen: politie, justitie en ook private partijen; iedereen. Dat kan alleen maar door informatie sneller en beter te delen, uiteraard met de nodige waarborgen.
Dan helemaal tot slot een heel ander onderwerp. Elke week valt er wel een slachtoffer door een sekte. Iemand bezoekt een keer een bijeenkomst, gaat dan nog een keer en op enig moment verwatert het contact met vrienden en familie. Ik heb hier vaak aandacht voor gevraagd; ik kijk ook de heer Van Nispen aan, want we hebben er altijd samen in opgetrokken. Het is de bedoeling van sektes om het individu langzaam af te breken. Familie en vrienden worden dan natuurlijk terecht ongerust want die vragen zich af: krijg ik mijn kind, mijn vriend of mijn partner hier nog een keer uit? Op 1 januari 2020 is het Meldpunt Sektesignaal opgeheven onder een voorganger van deze minister. Sindsdien worden dit soort meldingen opgepakt door de politie. En dat is in mijn ogen niet optimaal. Ik weet dat de minister naar aanleiding van eerdere voorstellen en Kamervragen over sektes ook verbetering zoekt van de laagdrempelige hulp die slachtoffers en hun omgeving echt nodig hebben. In België is er bijvoorbeeld het kennisplatform Informatie- en adviescentrum inzake de schadelijke sektarische organisaties. Kan de minister aangeven hoe zij de toekomst van de meldfunctie voor zich ziet? Is het bijvoorbeeld een idee om een dergelijke functie weer opnieuw vorm te geven? Ik wil niet al te veel in het "hoe" zitten maar ik denk dan aan de stichting M en de stichting Fier. Graag ontvang ik een toezegging van de minister dat die meldfunctie van het sektesignaal nog dit jaar kan worden ingericht.
Dank u wel.
De heer Nispen van (SP)
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het heel goed dat mevrouw Michon-Derkzen hiervoor aandacht vraagt, want het gaat hier eigenlijk te weinig over. Nou ja, te weinig, vanuit de kant van de Kamer hebben we hier al jaren aandacht voor gevraagd. Er wordt soms schamper gedaan over het werk van Kamerleden, maar als wij op serieuze wijze het kabinet controleren en daarna moties indienen die vervolgens ook worden aangenomen, dan moeten we erop kunnen rekenen dat die moties worden uitgevoerd. Op dit punt is jaren geleden hierover een motie aangenomen van de SP en de VVD. Die motie zegt het volgende. Eigenlijk vonden we al dat dat meldpunt nooit had moeten worden opgeheven. Toen werd het tegen onze zin opgeheven. We zagen daar de vervelende gevolgen van. Toen hebben we gezegd: richt dat weer op want het is heel belangrijk dat je een spin-in-het-webfunctie hebt waar de signalen samenkomen en de mensen ondersteund kunnen worden. De regering voert die motie echter niet uit. Eist mevrouw Michon-Derkzen vandaag samen met mij dat die motie wel wordt uitgevoerd en dan nog dit jaar? Is dat hoe ik haar opmerking mag begrijpen?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Dat is exact de opmerking. Zoals we altijd samenwerken op dit onderwerp, begrijpen we elkaar nu ook weer. Ik wil graag weten wat nu de stand van zaken is. Vaak is die uitvoering ingewikkelder dan dat wij hier kunnen overzien en daar heb ik ook alle begrip voor, maar ik wil wel dit debat aangrijpen om voor dit belangrijke onderwerp weer aandacht te vragen en ook voor de uitvoering van die motie. Wat mij betreft staat niets in de weg om het in 2024 weer in te richten. Eens.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb mijn collega Michon-Derkzen toch wel een VVD-verhaal horen houden over ondermijnende criminaliteit, namelijk hard op de zaak en ervoor zorgen dat de criminelen niet de lachende derde zijn. Maar als ik nu kijk naar de wijze waarop op dit moment de strafrechtketen wordt ontlast en constaterend dat de motie van collega Ellian van destijds niet voldoende wordt uitgevoerd, dan denk ik: je kunt wel hard "on crime" zijn, maar als de uitvoering niet goed gaat dan blijven deze criminelen de lachende derde. Wat vindt de collega van het feit dat de door deze Kamer in meerderheid aangenomen motie over het ontlasten van de strafrechtketen en het meer regie voeren op die strafrechtketen, niet voldoende wordt uitgevoerd door onze minister van Justitie en Veiligheid?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Mooie vraag.
Ik heb juist over die ondermijning in dit debat complimenten gegeven aan de landelijke recherche. Zij hebben ongelofelijk veel kopstukken en ook die hele holding, wil ik bijna zeggen, aan criminelen die bezig zijn met georganiseerde drugscriminaliteit opgerold en opgepakt. Die zijn dus ook van het toneel verdwenen.
Maar in de strafrechtketen zien we allemaal dat er een enorme opstopping is. Daarom heb ik in mijn bijdrage over het uitbreiden van die Mulderzaken aan willen geven: zorg ervoor dat de politie ook een lik-op-stukmogelijkheid krijgt, zodat je in de zaken waarbij het nodig is — ik denk dan ook aan zedenzaken, waarvoor mevrouw Mutluer en ik ook samen strijden — wel op het Openbaar Ministerie en op de rechtspraak kan rekenen. Feit is dat als die keten verstopt is, wij dat hier niet met een vingerknip kunnen oplossen. Als we dat zouden kunnen doen, dan zou ik dat natuurlijk direct doen. Maar als je het niet oplost, moeten we hier keuzes maken met elkaar. Dan vind ik dus dat je voor zware zaken altijd op het Openbaar Ministerie en de rechtspraak moet kunnen rekenen. En bij lichtere zaken kan je de daders er niet straffeloos mee weg laten komen, dus daarom mijn voorstel zoals ik het in het debat deed.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat is niet geheel een antwoord op mijn vraag, want het ging mij met name om de regierol van de minister. Daar hebben wij heel erg voor gepleit, want het gaat niet alleen om het geven van geld aan het OM, de politie en de rechtspraak. Het gaat ook om samenwerking, om bedrijfsvoering, om kijken naar hoe we het rond de ICT zodanig kunnen oplossen dat harde criminelen ook hun straf krijgen, waarvoor we inderdaad ook willen blijven strijden, en niet meer recidiveren.
Op dat punt wil ik een andere vraag stellen. Mijn collega triggerde me namelijk ook over de afpakketen, het afpakken van crimineel vermogen. Daar hebben we vorig jaar bij de begroting samen in opgetrokken. We hebben een motie ingediend om een tussenbericht te geven over de veiligheidsagenda, waarin ook ambitieniveaus staan ten aanzien van de afpakketen. Dat ging om 200 miljoen, terwijl er ongeveer 16 miljard omgaat aan crimineel vermogen. Wat vindt mijn collega van het feit dat in dat tussenbericht van de minister wordt aangegeven dat hij het ambitieniveau niet gaat veranderen, terwijl er ondertussen binnen de begroting wel meer geld gaat naar ondermijning?
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Een kleine reflectie op de reflectie van mevrouw Mutluer over de strafrechtketen, want daar gaat mijn collega Ellian natuurlijk ook nog uitgebreid over spreken. Wat wij als Kamer kunnen doen om die keten te verbeteren in het kader van afspraken maken en bedrijfsvoering, moeten we natuurlijk niet laten. Maar daar komen we dus nog op terug vanuit de VVD-fractie.
Over afpakken hebben we het vaker met elkaar gehad. Niemand in deze Kamer is tevreden over het resultaat op afpakken. Wij voelen ons ook gesteund door het Rekenkamerrapport. Daarin wordt ook gezegd dat er echt meer moet kunnen. Ook daarbij zit het, lees ik dan terug, veel in onderliggende problematiek over in welk ICT-systeem je iets zet en hoe je het dan aanpakt. Ik vind dat we daarop moeten blijven sturen. Wij mogen niet tevreden zijn met het afpakresultaat. Ik ben ook niet tevreden met die ambitie. En ik ben nog nooit tevreden geweest met het resultaat. In mijn bijdrage van vandaag heb ik naar voren willen brengen: hoe kan ik helpen om het te vergroten? Dan denk ik er bijvoorbeeld aan om die poortwachters een terugkoppeling te laten geven, zodat je die FIU beter z'n werk kan laten doen. Dat hoop je dan. Ik probeer daar dus op die manier mijn bijdrage aan te leveren, indachtig dat magere resultaat.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed; dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Ellian. Hij is eveneens van de VVD.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Dank. Het is natuurlijk weer een mooi moment: we nemen in de plenaire zaal met de bewindspersonen van het ministerie van Justitie en Veiligheid de begroting door en eigenlijk het veiligheidsbeleid voor Nederland.
Voorzitter. Ik wil in mijn bijdrage vier punten adresseren. Als eerste de plaatsing van hoogrisicogedetineerden. Als tweede uiteraard de strafrechtketen. Ik hoop dat ik dan ook de vraag van mevrouw Mutluer kan meenemen. De positie van broers en zussen als naaste van een slachtoffer of als nabestaande. En antisemitisme.
Voorzitter. Ik begin met het onderwerp gevangeniswezen, en dan met name de plaatsing van hoogrisicogedetineerden. Een jaar geleden heb ik vanaf deze plek volgens mij twee moties ingediend. De essentie daarvan was: zoek naar plekken waar je een hoge beveiligingscategorie kan realiseren, zodat je meer spreiding van criminele kopstukken kan realiseren. Ook vroeg ik om de uniformering van de Afdeling Intensief Toezicht. We houden immers steeds meer criminele kopstukken aan. Ook vanuit mij alle waardering voor de landelijke recherche. Mevrouw Michon-Derkzen zei dat zojuist ook. De aanhoudingen blijven zich in rap tempo opvolgen. Des te pregnanter en belangrijker wordt de vraag hoe je deze figuren dan detineert. Als we hier met z'n allen zeggen dat misdaad niet mag lonen, dan moeten we er ook voor zorgen dat ze vanuit detentie niet door kunnen gaan met hetgeen waarvoor ze in eerste instantie zijn aangehouden. Dat staat nog los van het feit dat de veiligheid binnen en buiten de inrichting natuurlijk van groot belang is.
De brief van de minister voor Rechtsbescherming van vorige week heeft mij wat verbaasd. Daarin stond de mededeling aan ons en aan het land dat hij een Afdeling Intensief Toezicht in Sittard gaat realiseren, een van maar liefst zeventien plekken. Mij ontgaat de logica van dit besluit. Ik begrijp dat de Afdelingen Intensief Toezicht bij gebrek aan beter voldoen aan in ieder geval een bepaalde behoefte die er nu is, namelijk kleinschalig organiseren dat je kopstukken daar kan zetten. U weet het: wat de VVD-fractie betreft moet dat zo veel mogelijk in de extra beveiligde inrichting in Vught. Maar waarom ga je in Sittard, dat geen hoog beveiligingsniveau heeft, een afdeling die kleinschalig bedoeld is op het niveau van zeventien cellen maken? Daar kun je niet de maatregelen nemen die nodig zijn om kopstukken, die er absoluut zitten … Men denkt vaak dat de kopstukken alleen in de extra beveiligde inrichting zitten, maar dat is niet zo. In die Afdeling Intensief Toezicht zitten er enorm veel. Vorig jaar vroeg ik om te zoeken naar een locatie waar je die zware categorie tijdelijk kan plaatsen. Ik noemde dat toen een ebi-pluscategorie. Geen definitiekwestie vandaag, maar ik zie niet dat we nu een locatie hebben waar we dit soort figuren kwijt kunnen anders dan de ebi in Vught, die tot mijn schrik nog tot 2026 verbouwd wordt. Mijn vraag aan de minister is dus: is hij er nou echt van overtuigd dat die Afdeling Intensief Toezicht hét antwoord is op het grote probleem van voortgezet crimineel handelen vanuit detentie? Wat maakt dat de minister overtuigd is van de nieuw te realiseren Afdeling Intensief Toezicht in Vught? Ziet de minister iets in het heropenen, renoveren, van de oude ebi, die gewoon nog steeds in Vught staat, namelijk de tijdelijke extra beveiligde inrichting waar vanaf 1992 aan gebouwd is? Wat zou erop tegen zijn om dit gebouw weer in gebruik te nemen, zodat we situaties als die van nu, met Holleeder en Razzouki op één afdeling, kunnen voorkomen of zodat we, bij uitlevering van een grote crimineel uit een ander land, iemand tijdelijk kunnen plaatsen, op de plek waar het het veiligst is?
Voorzitter. Over het gevangeniswezen heb ik vorig jaar een motie ingediend, die ook is uitgevoerd. Ik ben zelf mee geweest. Dat was een unieke ervaring, een zogeheten spitactie, 's nachts, in een gevangenis. Ik raad u van harte aan om dat een keer te doen. Uitstekend. De resultaten waren ... Ik wilde zeggen "positief", maar het was niet positief, want elke gevonden telefoon is er een te veel. De VVD-fractie zou graag willen dat we dit gaan bestendigen, dus dat we de gevangenissen permanent gaan controleren, onaangekondigd. Ik hoor graag van de minister of dit volgens hem nu voldoende geborgd is. Is voldoende geregeld dat het spitteam — ik noem de naam niet vanwege de veiligheid van dit team, dat heimelijk moet kunnen opereren — onaangekondigd 's nachts een inrichting binnen kan gaan en op zoek kan gaan naar telefoons zonder dat het eerst met de halve wereld moet overleggen?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Ik grijp even terug naar het betoog van meneer Ellian over de inrichtingen. Hij noemde Sittard, maar ik wil toch even in herinnering brengen dat er bijvoorbeeld in Veenhuizen een grote verbouwing gaat plaatsvinden bij de locaties Esserheem en Norgerhaven. Bent u het met mij eens dat je dat zou kunnen integreren en dat je daar, in zo'n groot complex, heel makkelijk zo'n afdeling zou kunnen bouwen?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Dank voor de vraag. Dat biedt mij nog eens de kans om mijn visie daarop uiteen te zetten. Nee, dat ben ik niet met de heer Aardema eens, omdat het mijn stellige overtuiging is dat criminele kopstukken juist op aparte locaties gedetineerd zouden moeten zijn. Ik ben dus niet voor het, zoals men het noemt, box-in-boxprincipe, gelokaliseerd in een groter geheel, omdat het grotere geheel vaak niet het beveiligingsniveau heeft dat je zou moeten hebben. Je wilt het afgesloten hebben van de rest, uiteraard op een humane manier, zeg ik tegen de collega's in de Kamer, maar juist niet op een locatie waar bijvoorbeeld ook laagrisicogedetineerden rondlopen, want dat kopstuk benut natuurlijk een andere crimineel voor bijvoorbeeld het doorgeven van boodschappen. Dus nee, ik zie dat niet zo zitten.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Dan hebben we elkaar goed begrepen, hoor. Het hoeft ook niet zo te zijn dat ze door elkaar lopen; dat moet vooral niet. Dat ben ik wel met de spreker eens. Ik bedoelde alleen te zeggen dat het niet per se … U noemde Sittard. Dan heeft u het over zeventien plekken en …
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U bedoelt: dan heeft de heer Ellian het over zeventien plekken.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Precies, dan heeft de heer Ellian het over zeventien plekken. Ik heb het over misschien wel honderd plekken in Veenhuizen, waar een veel groter complex is waar je zoiets zou kunnen bijbouwen.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Aha, we hebben het over een andere orde van grootte. Maar Veenhuizen? Ik wil altijd blijven nadenken. Hoe meer extra beveiligde inrichtingen en hoe meer kopstukken daarin, hoe beter, wat mij betreft, maar dan moet ik even met de heer Aardema doorpraten over de vraag of Veenhuizen daar dan de beste plek voor zou zijn, nog even los van de monumentale status en de geschiedenis van die locatie.
Voorzitter. Ik was gebleven bij "binnen zonder kloppen". Ik hoor graag van de minister of dit voldoende geborgd is. Wat vindt de minister ervan om dit te continueren en elke inrichting bijvoorbeeld drie keer per jaar onaangekondigd te bezoeken?
Voorzitter. Ik ga naar de strafrechtketen. Ik dank beide bewindspersonen voor de uitgebreide brief die we hebben ontvangen. Dat waardeer ik. Wel ben ik wat teleurgesteld over de inhoud van de brief: heel veel open deuren, heel veel algemeenheden. Zo las ik bijvoorbeeld dat er drie keer extra per jaar vergaderd gaat worden met alle toppersonen in de strafrechtketen. Ik ga er niet flauw over doen, maar gaan die vergaderingen de problemen in de keten nou oplossen? Er wordt al best wel veel vergaderd. Ik bedoel dat niet lullig, maar ik zie niet dat dat nu de verandering teweeg gaat brengen waar we zo op hopen.
Ook las ik dat er geen aanleiding is om de bekostigingssystemen van de organisaties aan te passen. Dat zou namelijk blijken uit onderzoek van 2019. Oké, maar de Rekenkamer constateert inmiddels al meer dan dertien of veertien jaar dat die bekostiging wel degelijk tot uitdagingen leidt. Om een lang verhaal kort te maken: ik ben wat teleurgesteld over deze brief. Zijn de ministers er nou van overtuigd dat we er, met de algemeenheden die in deze brief staan, voor gaan zorgen dat de situatie in de keten verandert?
Die is namelijk als volgt: we gaan de komende jaren meer geld uitgeven en de voorraden nemen alleen maar nog meer toe. Die uitkomst zou de Kamer nooit moeten accepteren. Ook voor de keten zelf is die overigens onwenselijk. Ik doe het volgende voorstel, gewoon om een denkrichting mee te geven en de geesten te prikkelen. Waarom zou je bijvoorbeeld niet kijken of je een OM-strafbeschikking met aftrek mogelijk kan maken? Zoiets is nu erg ingewikkeld. Is dat geen denkrichting waar je bijvoorbeeld naar zou kunnen kijken? Neem bijvoorbeeld het geval dat iemand preventief gehecht is en er een lage geldboete wordt opgelegd, bij veelvoorkomende criminaliteit. Kijk of je dat kan wegstrepen en of er afstand gedaan kan worden van verzet: hup, de zaak is van de plank en diegene is meteen ook geen first offender meer. Dat geef ik even mee als denkrichting. Dan is er in ieder geval recht gedaan aan het strafbaar feit en kan de keten weer door.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
We hebben kunnen constateren dat het al tien jaar lang hommeles in de strafrechtketen. Zoals ik al zei in mijn eigen inbreng, constateert de Algemene Rekenkamer toch ook dat de ketendoelstellingen en de ministeriële regievoering veeleer ontbreken. De vraag aan de heer Ellian is als volgt. Is hij met de PVV eens dat het eens tijd wordt dat de minister regie gaat voeren binnen de strafketen? Want dat mag wettelijk ook gewoon.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Mevrouw Faber heeft helemaal gelijk: de minister mag het. Overigens is mijn indruk dat de minister het ook doet. De realiteit is alleen wel weerbarstig, onder andere vanwege de positie die de zittende en de staande magistratuur innemen. Ik noem de onafhankelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar ook die van de rechtspraak. In de intentie, maar ook in de letter is de motie — het is een hele lange motie; ik meen me te herinneren dat de voorzitter dat ook vond — eigenlijk hetzelfde als wat mevrouw Faber zegt: pak de regierol, roep de partners in de keten aan tafel en vraag ze wat ze anders gaan doen om ervoor te zorgen dat de voorraden niet nog meer oplopen en we nog meer geld moeten uittrekken. Het viel me op, zeg ik in de richting van mevrouw Faber, dat er in de brief bijvoorbeeld staat dat de rechtspraak ook aan tafel komt. Met alle respect voor haar onafhankelijke positie: dat mag ik hopen! Die mag je toch ook even stevig bevragen over wat ze voor het geld doen. Volgens mij verschillen we dus niet van mening.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV)
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik denk dat we wel enigszins van mening verschillen. Meneer Ellian geeft namelijk aan: de minister gaat zitten en vraagt wat de partners gaan doen. Maar het gaat er toch om wat de minister eens gaat doen? De minister kan gewoon de regie pakken. Zij — of hij, dat ligt eraan wie het op dat moment is, maar ik denk dat het een zij zal worden — kan gewoon de regie nemen. Maar er wordt gewoon al tien jaar lang gedoken.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Ik weet niet of ik het "duiken" zou willen noemen. Ik herken dat het zoeken naar nieuwe oplossingen een enorme uitdaging is voor de keten op zichzelf. En ja, ook vanaf deze plek spoor ik wederom beide bewindspersonen aan: als het gaat om de strafrechtketen, moeten we wel uit een ander vaatje gaan tappen. Anders blijft de situatie: meer geld en meer voorraden. Dat kan nooit de uitkomst zijn. Maar ik geloof dat de ministers die aansporing inmiddels ook wel echt gehoord hebben.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U continueert.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Zeker, voorzitter. Daarmee heb ik eigenlijk voldoende kunnen zeggen over de strafrechtketen. Zoek alsjeblieft naar oplossingen die anders zijn dan de algemeenheden die hier al heel vaak gewisseld zijn.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik kan het even niet laten om een vraag te stellen. Samen met collega Ellian heb ik de parlementaire verkenning gedaan, als rapporteurs. Ik vind het Kamerlid Ellian vrij aardig richting de minister. Ik was namelijk best boos toen ik de brief zag en, inderdaad, de algemeenheden las. Volgens mij waren wij in ons onderzoek in de parlementaire verkenning vrij concreet en vrij duidelijk over de falende samenwerking, de gelden die worden besteed, het gebrek aan effectiviteit en de bedrijfsvoeringen. Toen hebben wij nadrukkelijk in de motie-Ellian c.s. in het dictum gezegd: pak de regie op. Volgens mij was dat de eerste zin. Ik vind dat de heer Ellian dit best aardig tegen de minister zegt. Maar we komen er niet met het alleen maar op een heel aardige manier tegen de minister zeggen. Wat moet er gebeuren? De motie moet gewoon uitgevoerd worden. Vindt mijn collega dat ook niet?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Uiteraard moeten moties van de Tweede Kamer uitgevoerd worden. Ik vind het ook wat ver gaan om nu te zeggen dat de motie niet wordt uitgevoerd. Volgens mij laat de brief van de bewindspersonen nou precies het probleem zien: het lukt maar niet om uit die algemeenheden te komen en je ziet inderdaad ook niet de échte wil die nodig is. Maar dan moeten we ook eerlijk zijn met elkaar. Dan gaat het ook om de politie. Dan gaat het om iedereen in de keten, waarbij ik het dan overigens ook wil opnemen voor de Dienst Justitiële Inrichtingen, die eigenlijk nooit om iets vraagt. Maar je ziet dat er in algemeenheden wordt gesproken, dat er wordt gezegd "we gaan meer vergaderen", terwijl de oplossingen die nodig zijn, bijvoorbeeld overstijgende ketendoelen, meteen worden afgeserveerd. Maar we zijn nog in een vroeg stadium van dit debat. Het ongenoegen is volgens mij duidelijk. Collega Mutluer komt nog aan de beurt. Ik vermoed dat zij nog wat ongenoegen zal uitspreken. Laten we even kijken waar de bewindspersonen straks in hun beantwoording mee komen. Dat vind ik netjes. En laten we even zien wat we dan moeten doen. We hebben nog even.
Voorzitter. Dan ga ik nu echt naar het volgende punt: broers en zussen. Het gaat dan om de situatie dat op dit moment broers en zussen niet onder de zogeheten kring van gerechtigden vallen. Daar heb ik vorig jaar een rondetafel over georganiseerd. Zij vallen niet onder die kring van gerechtigden omdat volgens de wet — daar waren onze voorgangers bij — nu vereist is dat er sprake is van een nauwe affectieve relatie. Hoe langer ik daarover nadenk — en ik hoef er ook niet meer over na te denken — hoe meer ik ervan overtuigd ben dat dat onrechtvaardig is. In het MH17-vonnis wordt de wetgever daarop geadresseerd. Het is wat mij betreft niet goed uit te leggen dat een broer of zus geen aanspraak zou kunnen maken op affectieschade omdat diegene zou moeten aantonen dat er sprake is van een nauwe affectieve relatie. In de jurisprudentie wordt dat dan ook nog zo uitgelegd dat er bijvoorbeeld sprake van moet zijn dat de een heeft gezorgd voor de ander. Ik vind dat het anders moet. De minister wil wachten op een onderzoek van het WODC. Ik wil dat eerlijk gezegd niet. Ik vind dat hier tijdens deze begrotingsbehandeling gewoon eens duidelijkheid over geschapen moet worden. Wat vinden wij? Vinden we dat broers en zussen aanspraak moeten kunnen maken op affectieschade of niet? Ik vind van wel. Ik ben benieuwd of de minister bereid is om die stap ook te zetten.
Voorzitter. Dan het laatste punt, antisemitisme. Ik weet dat ik de minister van Justitie en Veiligheid niet hoef aan te sporen als het gaat om antisemitisme. Ik bedoel: het bestrijden van antisemitisme. Laten we dit wijten aan de kou in deze zaal, waar ik soms last van heb. Deze minister hoeft niet aangespoord te worden om antisemitisme te bestrijden. Ik weet dat zij dit tot in haar vezels voelt, maar de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding, die goed werk doet, is uiteindelijk ook een idee van deze minister zelf. Zij was toen nog onderdeel van deze Kamer. De realiteit is wel dat de situatie écht nijpend is. Antisemitisme gaat door het dak. Er stond vandaag ook weer een bericht in De Telegraaf. Ik ben dan zo benieuwd naar het volgende. Hoe ziet de minister het werkplan van de Nationaal Coördinator voor zich? Die zegt namelijk: "Ik kan niets. Ik heb een bureau. Ik heb een staf. Maar verder kan ik eigenlijk niet aan de slag met projecten die nodig zijn om antisemitisme succesvol te bestrijden." Dat is uiteindelijk wat we willen. Dus ik ben benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt en wat zij nodig heeft, als zij iets nodig zou hebben.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Was dat uw bijdrage?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Jazeker, tien minuten, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Prima. Er is nog een enkele vraag.
De heer Dijk van (SGP)
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik dank mijn collega voor de mooie punten die werden gemaakt over antisemitisme. Ik wijs hem graag op een amendement van de SGP dat probeert om tegemoet te komen aan die vraag. Ik heb nog een andere vraag, die hier wel aan raakt. Niet zolang geleden hebben we de nodige commotie gehad omdat een Australische haatprediker naar Nederland zou komen, iemand die de Hamasterreur zou verheerlijken. Mede dankzij inzet van deze minister is deze man Nederland niet in gekomen. Wat wel opviel en waar de SGP in ieder geval zorgen over heeft, is dat er veel minder aandacht is gegaan naar de organisatie die zo'n figuur uitnodigt. Hoe kijkt de VVD daartegen aan? Is die er gerust op dat onze veiligheidsdiensten dit soort organisaties, die zulke haatpredikers naar Nederland willen halen, voldoende in het vizier hebben?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Of ik daar gerust op ben wat betreft de veiligheidsdiensten? Dat is eerlijk gezegd een vraag die de minister beter kan beantwoorden. Ik kan collega Van Dijk wel het volgende zeggen. Ik maak me ernstig zorgen over de grote groep mensen in dit land die het kennelijk nodig blijft vinden om te spreken, te roepen, te scanderen en om mensen uit te nodigen die niets anders doen dan vormen van Jodenhaat de wereld in te sturen. Ja, ik maak me daar zorgen over. Ik ben niet eens in dit land geboren en mijn ouders zijn niet eens in dit land geboren, maar ik vind dat de veiligheid van de Joodse samenleving een morele plicht is die op ons allemaal rust. Ik vind dat wij ons er allemaal kapot voor zouden moeten schamen dat wij in dit land bijna 80 jaar na de Shoah niet de veiligheid van de Joodse gemeenschap kunnen waarborgen. Dus ja, ik heb wel een morele opvatting over dergelijke organisaties, maar als het om de veiligheid gaat, dan kijk ik naar de minister van Justitie en Veiligheid.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben blij om van de VVD te horen dat ze zich zorgen maken om antisemitisme. Dat is ook iets waar DENK verschillende malen aandacht aan heeft besteed. Mijn vraag aan de VVD is of ze zich ook zorgen maken over de toenemende moslimhaat.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Alle vormen van haat jegens bevolkingsgroepen, jegens religieuze groepen, keur ik af. Ik heb gezien dat er een incident is geweest bij een moskee. Ja, dat moet afgekeurd worden. Natuurlijk baart dat zorgen. De polarisatie in de samenleving baart in algemene zin zorgen. Het is de vraag wat de oorzaak daarvan is. Dan zeg ik het volgende tegen de heer El Abassi, die toch een groot voorstander blijkt te zijn van allerlei demonstraties, zoals ik van de week ook weer zag. Je kunt je afvragen of dat bijdraagt aan het veilige gevoel dat je hier met elkaar probeert te creëren. Maar intimidatie en geweld, tegen wie dan ook, keur ik in alle vormen af. Daarover maak ik me zorgen, want we lijken in een land te leven waarin je niet meer normaal met elkaar een debat kan voeren. Dat is een buitengewoon slechte zaak.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Ik ben blij van de VVD te horen dat ze tegen alle vormen van haat zijn. Het Kamerlid van de VVD noemt hier expliciet antisemitisme. Zou het wat zijn om in zijn bijdrage ook moslimhaat mee te nemen en ook dat keihard te bestrijden?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Dit is een beetje jammer. Dit is ook niet de eerste keer dat DENK dit doet. Bij de initiatiefnota die jaren geleden al gemaakt is door voormalig collega Segers, ontstond deze discussie ook. Maar dit is niet het punt. Alle vormen van haat moeten bestreden worden. Alleen is antisemitisme een specifieke verschijningsvorm van haat. Het gaat om een hele kleine groep. Die is overigens heel klein vanwege een hele pijnlijke geschiedenis, onder andere in dit land. Maar dit heeft specifieke verschijningsvormen. Die uiten zich nu overigens weer aan alle kanten en die komen weer tevoorschijn. Toen de minister nog Kamerlid was, is het volgende door haar vaak gezegd, en door collega Segers en andere collega's. Vanwege de specifieke elementen rechtvaardigt antisemitisme een aparte aanpak, en dat het apart benoemd wordt. Dat betekent natuurlijk niet dat de VVD zegt: aan alle andere vormen van haat en discriminatie hoef je niets te doen. Natuurlijk niet. Alleen vinden wij dit zo essentieel dat het voor ons een speerpunt is. Dat is volgens mij helemaal niet gek en ook heel consistent met wat we tot nu toe altijd uitgedragen hebben.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Ik hoop dat de kijkers thuis dit verhaal wel begrijpen. Ik begrijp er zelf namelijk helemaal niks van. Het is gewoon heel simpel: alle vormen van haat moeten bestreden worden. We hebben afgelopen week gezien dat er hakenkruizen aan synagoges gehangen zijn en dat ze beklad zijn. We hebben gezien dat dat bij moskeeën gebeurt. Dat moeten we bestrijden, of dat nou gaat om moslimhaat of om antisemitisme.
Nu wil ik een andere vraag stellen aan de heer Ellian. Is de heer Ellian het in ieder geval met mij eens dat we deze gebedshuizen, deze religieuze gebedshuizen die de afgelopen week aangevallen zijn, keihard moeten beschermen?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Dat is een wat algemene vraag. Natuurlijk moeten mensen in veiligheid naar een gebedshuis kunnen gaan. Ik ben geen woordvoerder op dat onderwerp. Dat is meer een onderwerp dat bij andere commissiedebatten passeert dan bij de debatten van de Justitiecommissie. Maar volgens mij wordt er daarover veelvuldig gesproken in de Kamer. De minister wordt ook vaak gevraagd of er afdoende maatregelen genomen zijn. Daaraan liggen allerlei analyses ten grondslag. Dat weet de heer El Abassi ook.
Ik vind het jammer dat er nu een soort paradox gecreëerd wordt tussen verschillende soorten haat. Daar gaat het niet om. Laat ik hier zeggen dat de essentie is: vanuit de Joodse gemeenschap komt geen enkele dreiging naar wie dan ook in Nederland. Maar als ik kijk naar het incasseringsvermogen van de islamitische gemeenschap in Nederland, dan heb ik daar nog wel wat vragen bij. Ik zie wat er op een station geroepen wordt en dat de DENK-fractie geen enkele moeite neemt om daar iets aan te doen door te zeggen: jongens, dit is niet de manier waarop wij een punt aan de orde willen stellen; laten we dat op een normale, nette manier doen. We kunnen hier nu wel een discussie gaan voeren over moslimhaat en over haat tegen Joden. Het enige wat ik doe, is opkomen voor de Joodse gemeenschap omdat ik dat mijn plicht vind. Daarmee is niet gezegd dat andere vormen van haat goedgekeurd zijn. Ik vind het een soort valse tegenstelling die de heer El Abassi probeert te creëren. DENK moet zelf verantwoordelijkheid nemen voor daden van mensen die naar u en uw collega's in het land kijken, waarmee angst aangejaagd wordt bij andere mensen in de samenleving. Dat is volstrekt onnodig, want je kunt hier in allerlei vormen met elkaar debatteren. Ik zeg u heel eerlijk dat dat meer te maken heeft met het incasseringsvermogen van een andere bevolkingsgroep in Nederland.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Ik weet helemaal niet waar al deze emoties vandaan komen. Ik krijg een heel ingewikkeld antwoord en ben benieuwd wat de kijkers thuis daarvan vinden. Ik stelde een heel simpele vraag. Moskeeën worden beklad, synagogen worden beklad. Dat werp ik verre van mij. Sterker nog, ik heb een motie ingediend omdat wij hebben gezien — ik heb die stukken ook ontvangen — dat moslimhaat en antisemitisme aan het toenemen zijn, ook richting gebedshuizen; vandaar ook deze motie. De VVD heeft tegen die motie gestemd. Mijn vraag aan de VVD is: waarom hebben jullie tegen die motie gestemd? En als ik uw verhaal zo hoor, zou een aanpassing van die motie — als die bijvoorbeeld alleen over één vorm van haat of haat richting één groep gaat — dat anders maken?
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Wat ik weet van de systematiek is dat er allerlei analyses door de NCTV gemaakt worden en die worden dan gedeeld — dit wordt een beetje een technisch antwoord, maar dat is wel hoe het werkt — met lokale gezagen en aan de hand daarvan wordt er gekeken of er maatregelen nodig zijn bij een gebedshuis. Helaas zijn er al jaren forse maatregelen nodig bij bijvoorbeeld synagogen. Maar ja, natuurlijk: elk gebedshuis moet een veilige plek zijn waar mensen hun religie kunnen belijden. Ik ben bij debatten daarover niet aanwezig. Dat weet de heer El Abassi ook, maar deze minister spreekt daar veelvuldig over met de NCTV, met lokale gezagen en waar nodig worden maatregelen genomen. Als dat nodig is, dan is het nodig en als dat niet nodig is op basis van de analyse, dan moeten we daar ook met elkaar op vertrouwen.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Ten slotte. De heer Ellian is zeer zeker wel bij die debatten aanwezig. Sterker nog, hij zit ze vaak voor. Maar goed, ik constateer hier gewoon dat de VVD wel specifiek een groep noemt die ze willen beschermen en zegt tegen alle vormen van haat te zijn, maar als we vervolgens naar een aanpak gaan om al deze vormen van haat aan te pakken, dan kiest de VVD slechts voor een beperkte groep. Ik vind dat gewoon een dubbele maat.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
Dit laat ik me echt niet aanpraten. Mijn vader kwam naar dit land voor veiligheid en moest voor het eerst beveiligd worden vanwege bedreigingen uit radicaal-islamitische hoek. Laten we nou niet ... Dit is wat DENK elke keer doet. Ik probeer hier een nette bijdrage te leveren, waarbij het volgens mij logisch is dat ik opkom voor de Joodse gemeenschap, omdat jonge Joodse jongens en meisjes zeggen: ik kan niet met een keppeltje over straat omdat ik word bespuugd. Wanneer wordt er een hoofddoek bespuugd in dit land? Iedereen is hier vrij, maar als iemand iets zegt over een hoofddoek, dan krijg je exact deze reactie van DENK.
Je moet met elkaar kritiek kunnen hebben op welke religie dan ook, maar de Joodse gemeenschap is al een hele tijd niet veilig meer, omdat er simpelweg uit alle hoeken en gaten van de wereld Jodenhaat komt, omdat er mensen op stations roepen "From the river to the sea", wat betekent dat de Joodse staat geen bestaansrecht heeft. Dat is waar het om gaat!
Creëer hier dus niet deze tegenstelling, want ik ben geen type van tegenstellingen. Maar je moet wel even kijken naar je eigen verantwoordelijkheid. Voorzitter, dat moet de heer El Abassi doen, zeg ik voordat u mij een reprimande geeft. Dit is niet nodig. Ik kom op voor deze groep omdat deze groep dat nodig heeft, vanwege de geschiedenis, vanwege de aard van de haat en de omvang van de groep. Daarmee is niet gezegd dat de moslimgemeenschap aan haar lot wordt overgelaten. Helemaal niet, maar het is wel een groot verschil. Ik heb mensen hier nog niet horen zeggen: ik kan hier niet meer met mijn hoofddoek op rondlopen, dus ik ga terug naar Turkije. Dat is helemaal geen probleem. Maar wie durft er hier nog met een keppeltje op te lopen? Dat is de vraag die de heer El Abassi zou moeten beantwoorden.
De heer Abassi El (DENK)
De heer El Abassi (DENK):
Dan nog even echt ten slotte, want ik wilde eigenlijk afronden maar dit roept wel weer het een en ander bij mij op. Heel veel emotie. Heel veel emotie en weinig inhoud, zou ik zeggen. Maar het klopt gewoon niet. Moslima's worden bespuugd. Mijn vrouw wordt bespuugd. Wij hebben net voorbeelden genoemd van moskeeën die beklad worden, waar hatelijke teksten op staan. Hetzelfde wat bij de Joodse gemeenschap gebeurt, gebeurt ook bij de moslimgemeenschap. Dat de VVD dat niet wil zien, is iets anders, maar de VVD weet dondersgoed dat dit bij beide groepen gebeurt en ik hoop een keer de VVD aan onze zijde te hebben in de strijd tegen alle vormen van haat.
De heer Ellian (VVD)
De heer Ellian (VVD):
De VVD zal altijd strijden tegen alle vormen van haat. Dat is niet het punt. Het gaat hier om een specifieke groep mensen die specifiek benoemd mogen worden, namelijk de Joodse gemeenschap. Daar heb ik het een en ander over gezegd. Daar laat ik het nu bij.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we nu luisteren naar de beide bijdragen van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid. Na die beide bijdragen zal ik schorsen voor de lunch.
Dan is het nu tijd voor een heugelijke gebeurtenis, namelijk de maidenspeech van mevrouw Lahlah. We gaan daar met plezier naar luisteren. Het woord is aan haar.
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Lahlah (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Het is een grote eer om hier als Kamerlid voor u te staan namens GroenLinks-Partij van de Arbeid en het woord te mogen voeren tijdens de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid. "Justitie", "veiligheid" en "rechtsbescherming" zijn geen abstracte begrippen. Ze bestaan bij de gratie van een vrije en gelijkwaardige samenleving. Ze leunen op waarden die de onzichtbare ruggengraat van onze maatschappij vormen, een maatschappij waarin eenieder zich veilig en vrij voelt, wetend dat hun grondrechten beschermd zijn. Als woordvoerder op het dossier justitie, veiligheid en rechtsbescherming mag ik mij inzetten voor het beschermen van dat wat ons zo dierbaar is én dat wat zo kwetsbaar is: onze rechtsstaat, onze burgerrechten en de bescherming van onze fundamentele vrijheden.
In een tijd waarin onze Grondwet, onze grondrechten en de democratische rechtsstaat onder druk staan, besef ik eens te meer dat bestaanszekerheid, een onderwerp dat mij nauw aan het hart gaat, niet alleen te vinden is in economische stabiliteit, maar ook in het beschermen en waarborgen van juist deze fundamentele vrijheden. Ik heb het over vrijheden om je leven in te kunnen richten op een manier die bij je past en die goed voor je is, om te kunnen worden wie je wil zijn en een waardig bestaan te leiden, vrijheden die de kern van onze democratische rechtsstaat raken, en vrijheden die, hoe belangrijk ook, slechts een papieren werkelijkheid vertegenwoordigen, een verzameling woorden zonder betekenis zijn als we er niet gezamenlijk naar blijven streven. Om dit te realiseren, is het van cruciaal belang dat we onszelf er constant aan herinneren en elkaar verantwoordelijk houden dat regels en normen worden bepaald door mensen. Wij geven invulling aan de regels die onze samenleving vormen. Wij, ook de vertegenwoordigers in deze Kamer, maken onze Grondwet levend.
Voorzitter. Sta mij daarom toe terug te blikken op vorige week. We herdachten de slachtoffers van de Holocaust. Bijna 80 jaar geleden werd concentratiekamp Auschwitz bevrijd. De Holocaust kostte 6 miljoen joden het leven, evenals ook velen duizenden Roma, personen met een mentale en een fysieke beperking, homoseksuelen en communisten. Ze werden verdacht gemaakt, ontmenselijkt, systematisch vervolgd en vernietigd. Ons continent is in vele opzichten fundamenteel veranderd sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. Onze welvaart en technologische vooruitgang maakten een enorme sprong. Onze vrede en veiligheid kregen sindsdien bedding in internationale verdragen, mensenrechten en Europese samenwerking. Tegelijkertijd is de geschiedenis levend verleden en voor sommige mensen in de wereld nog steeds dagelijkse realiteit. Onze tijd is een andere, zeker. Maar hoezeer we ons ook bewust zijn van de verschillen met toen, de geschiedenis echoot na, houdt ons een spiegel voor en gaat ons nog steeds allemaal aan, ongeacht onze achtergrond, gender, seksuele voorkeur, cultuur of religie. Ook in onze tijd is er namelijk haat tegen minderheden. Ook in onze tijd zijn er wereldwijd onschuldige burgers slachtoffer van oorlog, geweld en terreur. Ook in onze tijd heerst grimmig groepsdenken, hebben moskeeën, synagogen en scholen bewaking nodig en worden gebedshuizen beklad met leuzen en smerigheid.
Voorzitter. Om het verleden tot meer te maken dan boekenkennis en archiefmateriaal, om het daadwerkelijk levend te houden, zullen we moeten blijven herdenken, zullen we verhalen moeten blijven verhalen, aan iedere generatie opnieuw, zodat we niet vergeten. En we moeten er lessen uit trekken. De belangrijkste daarvan is misschien wel deze: een samenleving waarin iedereen in vrijheid en gelijkwaardigheid kan leven, is een bouwwerk dat wij alleen samen tot stand kunnen brengen, en er zullen altijd krachten zijn die daar afbreuk aan willen doen, soms zelfs van binnenuit. Als ik nu naar de staat van dit bouwwerk kijk, dan maak ik me zorgen. Dan maak ik me zorgen over de fundamenten ervan.
Dat gevoel bekroop me ook de afgelopen weken in deze Kamer; een gevoel van verbijstering, ontluistering en onbegrip. Verbijstering toen de VVD tegen alle ongeschreven staatsrechtelijke normen in een voorstel indiende om de behandeling van de spreidingswet voorlopig uit te stellen. Ontluistering toen een motie van collega Piri, een oproep tot het respecteren van de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof, het niet heeft gehaald. Onbegrip over een motie van de BBB over een wettelijke regeling om preventief op te treden tegen oproepen die kunnen leiden tot een verstoring van de openbare orde. Een oproep die de checks-and-balances overhoop gooit en een fundamenteel rechtsstatelijk uitgangspunt ondergeschikt maakt aan controledrang. Het mag dan enkel debat zijn, momenten als deze tonen mij dat we ons als Kamer op een glijdende schaal begeven en daarmee doen we onze democratische rechtsstaat tekort. De stevigheid van onze rechtsstaat valt of staat namelijk met hoe wij dat als Kamer en samenleving samen invullen.
Voorzitter. De afgelopen jaren is de samenleving verhard. We leven in een maatschappij waarin groepen steeds meer tegenover elkaar komen te staan. Een maatschappij waarin de focus wordt gelegd op de vermeend onverenigbare tegenstellingen tussen mensen en te weinig op wat hen fundamenteel bindt. Verschillende scheidslijnen lopen kriskras door Nederland: scheidslijnen tussen arm en rijk, tussen academisch en praktisch opgeleid, tussen stad en platteland, tussen progressief gezind en conservatief denkend en tussen verschillende culturen en geloven. We weten steeds minder over elkaar en dat leidt tot vooroordelen en polarisering. Waar vooroordelen fungeren als houtrot, zijn het wezenlijke ontmoetingen die onze gemeenschap, wijk of buurt sterk maken. Waar we elkaar niet ontmoeten, wordt verdacht maken gemakkelijk en waar we elkaar wel ontmoeten, gaat ons hart open.
Voorzitter. Voordat ik Kamerlid was, was ik wethouder in het prachtige Tilburg. Als wethouder hield ik mij elke dag bezig met het tegengaan van wij-zijdenken in onze samenleving. Via beleid op het gebied van arbeidsparticipatie en bestaanszekerheid droeg ik bij aan een inclusieve samenleving waarin iedereen ertoe doet en iedereen er mag zijn, een samenleving waarin iedereen zich gelijkwaardig voelt en vrij voelt om zichzelf te zijn. Ik maakte me hard voor groepen die het gevoel hadden dat ze niet openlijk zichzelf mochten zijn, voor groepen die het gevoel hadden dat ze niet mee mochten doen, voor inwoners met weinig geld, voor inwoners met een beperking, voor de lhbtiq+-gemeenschap, voor inwoners met een migratiegeschiedenis, voor iedereen die zichzelf wil zijn, ook al is dat anders in de ogen van de rest. Ik maakte me er hard voor dat het niet uitmaakt wie je bent, waar je vandaan komt, uit welke wijk je komt, wat je achternaam is, welke seksuele voorkeur je hebt of in welke god je gelooft.
Voorzitter. Daar sta ik voor. Daar voeg ik aan toe: ook voor mezelf. Want als wethouder was het niet altijd mijn beleid dat de meeste aandacht kreeg. Mijn keuze voor het dragen van een hidjab hield de gemoederen regelmatig bezig. Een van de meest gestelde vragen, zeker in het begin van mijn wethouderschap, was de vraag: past het een bestuurder een hidjab te dragen? Mijn antwoord daarop was, en is, een volmondig "ja". Dat is in mijn rol van Kamerlid niet anders. Ik verwijs hier naar het voorstel in het verkiezingsprogramma van de PVV om het dragen van de hidjab in overheidsgebouwen, inclusief die van de Staten-Generaal, te verbieden. Ik verwijs naar de oneindige stroom berichten op X, iedere keer weer als ik me ergens over uitlaat. Het maakt sinds een paar maanden eigenlijk niet eens meer uit waarover. "Moslimrat met je kopvod." "Wanneer ga je integreren? Je draagt nog steeds een kopvod." "Jij, misselijkmakende moslim." "Kreng." "Wantrouwende islamist met een verborgen agenda, ga terug naar je eigen land."
Mezelf zijn in alle vrijheid roept reacties op. Gebruikmaken van mijn vrijheid roept blijkbaar bij anderen op dat ik die moet beperken. Reacties die mijn veelzijdige ik reduceren tot slechts één aspect van wie ik ben: mijn hidjab, mijn moslim-zijn. Ik spreek me hier zelden over uit — dat doe ik zeer bewust — omdat dit type denken het wij-zij benadrukt en in stand houdt, iets wat me enorm tegen de borst stuit en niet past bij het begrip "samen". Maar ook de angst om mezelf hierover uit te spreken speelt hierbij een rol. Het is de vrees om de aandacht nóg meer te vestigen op dat deel van mij, want dat uitleggen maakt mij anders. Dat uitleggen, steeds weer, maakt dat het niet gelijkwaardig is en maakt dat ik me tweederangs burger voel, die zich moet rechtvaardigen.
Voorzitter. Wat leert dat mij? Dat je in een democratische rechtsstaat kunt leven met prachtige grondrechten, die ons moeten beschermen, maar dat vrijheid, echt helemaal vrij zijn, er pas is als je niet langer het gevoel hebt dat je moet ontsnappen aan jezelf, maar dat je er gewoon mag zijn. Dus hier sta ik: geboren en getogen Helmondse, dochter van de Marokkaanse gastarbeider Mokthar én dochter van de oer-Helmondse Karin, middelste zus van Mariem en Malika, partner van Lars, moeder van twee prachtige kinderen, vriendin — wat fijn om mijn vriendinnen hierboven op de publieke tribune te zien en te weten dat familie en vriendinnen thuis meekijken; ik zwaai even — vrouw, sporter, carnavalsvierder en ja, ook een moslima die een hidjab draagt. Dat is een persoonlijke keuze die ik bewust in alle vrijheid en met trots heb gemaakt.
Voorzitter. President Roosevelt sprak in 1941 over het belang van vier essentiële vrijheden. Deze vier steunpilaren van de rechtsstaat zijn vandaag onverminderd relevant. De begroting heb ik dan ook door de bril van deze vier steunpilaren bekeken. Eén. De vrijheid van meningsuiting. Het recht om te demonstreren staat wereldwijd onder druk, ook in Nederland. Ik denk hierbij aan de beperkingen die de Wet openbare manifestaties aan demonstraties kan opleggen. Zo kan een demonstratie verboden worden vanwege het verkeersbelang. Maar waarom is dit belang belangrijker dan de vrijheid van demonstratie? Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hamert erop dat de vreedzaamheid van een protest een leidend element moet zijn in het demonstratierecht.
Toch zijn er partijen in deze Kamer die de vraag hebben gesteld of Extinction Rebellion als een criminele organisatie aangemerkt kan worden. Waarom? Omdat zij vreedzaam gebruikmaken van het demonstratierecht? Hoe verhoudt zich dat tot de uitspraak van minister Yeşilgöz in de HJ Schoo-lezing dat: "Mensen die vinden dat zij mogen bepalen welke informatie of mening juist is en wat niet juist is, wat kwetsend is of niet kwetsend is, wie wel deugt en wie niet deugt, leggen een enorme druk op de vrijheid van meningsuiting." Graag een reflectie van de minister.
De tweede steunpilaar. De vrijheid van godsdienst. Er is niets zo intiem als ergens in geloven. Daarvoor willen en durven staan en het met trots laten zien getuigt van lef en moed in deze samenleving. De minister wil geen religieuze uitingen bij de politie en sluit daarmee onder andere vrouwen met een hidjab uit, terwijl de politie juist veel meer diversiteit nodig heeft. Zij doet dat juist nu het Europees Hof van Justitie strengere eisen is gaan stellen aan het verbieden van de hidjab op de werkvloer. Hoe ziet de minister dit? Waar ligt de ruimte voor de politietop die juist voordelen hierin ziet?
Dat brengt me bij mijn volgende punt. Vanuit rechtsstatelijk oogpunt is het wenselijk en noodzakelijk om de politietaken van opsporing en handhaving van de openbare orde te scheiden. Zo krijgen openbare orde en veiligheid de aandacht die ze verdienen. Graag een reflectie van de minister.
Steunpilaar drie. De vrijwaring van gebrek. Minister Weerwind leek op het goede pad als het om investeringen in de sociale advocatuur of de verlaging van de griffiekosten gaat. Maar zolang de overheid liever de burger voor de rechter sleept, dan dat zij een ambtenaar de ruimte geeft om het probleem op te lossen en zolang middengroepen niet in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand en een advocaat niet zelf kunnen betalen, zijn we er nog lang niet. Ik wil een lans breken voor uitbreiding van de rechtsbijstand voor meer groepen en voor meer vormen van laagdrempelige geschiloplossing, zoals mediation.
Tot slot de laatste steunpilaar: de vrijwaring van vrees. Dan denk ik in de eerste plaats aan de meest ernstige strafbare feiten in de intieme sfeer: huiselijk geweld, waaronder bedreiging en belaging, en kindermishandeling. Ondanks dat het OM en de politie hoge prioriteit geven aan de aanpak van huiselijk geweld, hebben jaarlijks ruim 200.000 volwassenen en ruim 100.000 kinderen te maken met ernstig of herhaaldelijk geweld. In slechts een klein aantal gevallen doen slachtoffers aangifte. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat aangifte doen makkelijker wordt en dat er meer kennis en deskundigheid bij de professionals in de keten komt, van hulpverleners en instanties tot politie en OM?
Het belang van rechtsbescherming kan niet genoeg worden benadrukt, omdat het mensen beschermt tegen willekeurige of onrechtmatige acties van anderen, inclusief de overheid. Het waarborgt eerlijke behandeling, rechtvaardigheid en naleving van wetten en regels, wat essentieel is voor een goed functionerende samenleving. Daarom acht ik het van cruciaal belang dat in een volgend kabinet een minister ván Rechtsbescherming wordt aangesteld en niet zoals nu een minister vóór Rechtsbescherming. Ik bedoel een minister met eigen zeggenschap over structurele begrotingsmiddelen. In mijn tweede termijn zal ik de Kamer oproepen om deze minister in een volgend kabinet aan te stellen.
Voorzitter, ik rond af. Het is onze taak als bouwers en bewakers van onze samenleving om elk proces dat tornt aan verdraagzaamheid, medemenselijkheid, respect, tolerantie en gelijkwaardigheid te herkennen en te stoppen. Het is onze taak om het abnormale te blijven signaleren. Sheila Sitalsing formuleerde het treffend in haar dankwoord bij het aanvaarden van haar eredoctoraat: "Het is een collectieve plicht om te blijven bevragen en te blijven benoemen: nee, dit is niet normaal."
Het verdedigen van ieders vrijheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid, ónze gezamenlijke verantwoordelijkheid. Dat is het niet alleen omdat het moet van onze Grondwet, hoe belangrijk ook, maar ook omdat de samenleving en wij op ons best zijn wanneer we ruimte maken voor hen die in plaats van anders zichzelf mogen zijn. Onze geschiedenis is nog altijd springlevend. Alle antwoorden op onze vragen kunnen we hierin vinden. Alle antwoorden op vragen waarom we moeten blijven streven naar een inclusieve, multiculturele samenleving waarin we elkaars verschillen respecteren en de dialoog altijd in stand houden, kunnen we erin vinden. Niet vanuit het ik en zij, maar vanuit het wij ontstaan de goede dingen. Dat heeft de geschiedenis ons geleerd. Laten we elke moment gebruiken, ook vandaag, om aan die les recht te doen.
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een gloedvol betoog. U bent gruwelijk door uw tijd heen gegaan, maar daar zullen we niet te moeilijk over doen. Als u hiernaartoe komt, feliciteer ik u als eerste met uw prachtige maidenspeech. Daarna zijn er andere mensen die u ook willen feliciteren. Ik schors een enkel ogenblik.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Tot zover de felicitaties. We gaan luisteren naar mevrouw Mutluer, die ons richting de lunch praat. Het woord is aan mevrouw Mutluer.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik gewoon in de plenaire zaal mijn complimenten geven aan mijn collega Lahlah voor haar maidenspeech in de arena van deze democratie. Zij hield een indringend pleidooi, onder andere voor de vier vrijheden die cruciaal zijn voor een menswaardige samenleving.
Een van de vrijheden waarop ik zelf in mijn bijdrage in wil gaan, is de vrijheid van vrees. In de eerste plaats zegt mij die veel over zelfbeschikking en over veiligheid. Die zegt mij dat ik veilig over straat kan lopen, in een veilige wijk kan leven en altijd kan rekenen op een betrouwbare overheid die mij in bescherming neemt als deze rechten in het gedrang komen. Ik was dan ook enorm trots toen wij afgelopen zomer in de Kamer de Wet seksuele misdrijven aannamen, waarmee we conform de internationale mensenrechtennormen en als zestiende land van Europa seks zonder toestemming definieerden als verkrachting en dat opnamen in onze wet. Dat is een mijlpaal, want daarmee zetten we het slachtoffer op de eerste plek. De uitvoering van deze wet door de politie en het OM wordt, denk ik, nog wel een uitdaging, zeker als de minister weigert mee te werken aan het voeren van meer regie op de strafrechtketen. Ik hoop dat zij daar vandaag uitgebreid op ingaat. Als de Wet seksuele misdrijven eenmaal in werking is getreden, willen we uiteraard veelvuldig over de voortgang worden geïnformeerd.
Volgens mij is het dan een hele kleine stap om verkrachting te benoemen in de EU-richtlijn bestrijding van geweld tegen vrouwen, iets wat vanwege het Verdrag van Istanbul eigenlijk van ons werd verwacht. Maar wat is er gisteren gebeurd? Door toedoen van ons geëmancipeerd land is verkrachting geschrapt uit de Europese wetgeving voor gendergerelateerd geweld. Dat vind ik een schande. Ik schaam me tegenover landen zoals België en Spanje, die hierin wél een andere keuze hebben gemaakt. Zij zijn niet meegegaan met het juridische excuus en de politieke onwil. Ik ben teleurgesteld, en dat is zacht uitgedrukt. Juist van deze minister had ik verwacht dat zij zich voor vrouwen in Nederland en in Europa hard zou maken voor een standaard van bescherming, want het is nog niet goed gesteld met de positie van vrouwen.
Dat brengt mij direct op het onderwerp femicide. Na de jaren van MeToo is 2023 misschien wel het jaar waarin femicide op de kaart is gekomen, mede door de strijd van nabestaanden van slachtoffers. Ik hoor graag van de minister wat de stand van zaken is van het plan van aanpak waar de Kamer met prioriteit op heeft aangedrongen. Het is overigens heel goed dat het OM femicide in haar richtlijnen gaat opnemen en beter gaat registreren. Maar daarmee zijn we er nog niet. Het is en blijft van belang dat de rode vlaggen voorafgaand aan femicide door de instanties worden opgepikt. Dat is helaas nog niet het geval, getuige ook het laatste rapport van de inspectie naar aanleiding van de moord op het 16-jarige meisje Hümeyra. Vijf jaar na haar dood heeft de politie nog altijd geen vast aanspreekpunt, waardoor de communicatie met de politie nog steeds tekortschiet. En juist daar ging het bij Hümeyra mis. Ik wil dat de minister reageert op dat inspectierapport. Weliswaar zijn de eerste stappen op het gebied van femicide en het serieus nemen van slachtoffers gezet, maar wat mij betreft worden die stappen groter en sneller.
Voorzitter. Ik blijf inzoomen op de vrijheid van vrees en dan kom ik automatisch bij de ondermijnende criminaliteit, die steeds verder de bovenwereld binnendringt. Er is weliswaar meer geld beschikbaar voor de strijd tegen ondermijning, maar mij is niet duidelijk waar die middelen nou worden ingezet en hoe effectief dat is. Hoeveel van die gelden gaan eigenlijk naar de nationale opsporing? Hoeveel gaat naar de lokale opsporing en de aanpak die nu nog te wensen overlaat? De burgemeesters, het OM en de politie vragen daar meer steun bij, want zij verzuipen. Het meest acute probleem is de golf van explosies. In 2023 alleen al waren er zeker 378. Het lijkt dé trend in crimineel Nederland. Vaak zijn ze gerelateerd aan drugscriminaliteit. De explosieven zijn met illegaal zwaar vuurwerk, met cobra's, gemakkelijk en goedkoop zelf te maken. We hebben hier te maken met jonge verdachten, soms met verdachten van 14 jaar. De huidige aanpak werkt niet voldoende.
De taskforce in Rotterdam-Vlaardingen en omgeving, waarin preventie, opsporing en handhaving samengaan, doet nu wel een poging. Het is een taskforce waar de betrokken instanties die ik heb gesproken, ook om vragen, maar zij willen die dan wel landelijk en verbreed naar het voorbeeld van de landelijke Taskforce overvallen. Daar werden veel partijen bij betrokken, zoals Horeca Nederland, MKB-Nederland, Transport en Logistiek Nederland, VNO-NCW, gemeenten, politie en justitie. Ik vind ook dat we naar die verbreding moeten en naar meer creativiteit en eigenaarschap zonder dat dit per se om meer extra sturing vanuit de politie vraagt. Ik kan mij niet voorstellen dat de minister deze signalen niet ontvangen heeft. Ik vraag de minister dan ook om deze integrale aanpak via een landelijke taskforce excessief geweld met spoed op te pakken. Kleinere gemeenten zouden door middel van een vliegende brigade kunnen worden ondersteund. Gaat de minister daarin mee? Daarnaast is het in het kader van de explosies ook nodig dat we misschien zelfs met een landelijke campagne komen om jonge jongens ervan te weerhouden om voor een paar honderd euro fouten te maken waar ze de rest van hun leven last van ondervinden.
Voorzitter. De schadelijke invloed van ondermijning groeit gewoon, zeker ook lokaal. Drugslabs zitten verstopt in de meest kwetsbare wijken; kijk naar Rotterdam. Autogarages en glazenwassersbedrijven duiken op in wijken met uitbuiting of witwassen als enig doel. Ook vakantieparken worden veelvuldig gebruikt om op grote schaal wit te wassen. Waar blijft de regelgeving voor het invoeren van een vergunningplicht voor winkels in bepaalde wijken of voor het versnellen van de exploitatievergunningen voor vakantieparken? Via de Bibob-toetsen kan alvast het kaf van het koren gescheiden worden. Ik mag van de minister toch iets meer verwachten dan een handreiking die nu door de VNG is opgesteld?
De rol van de gemeenten in het terugdringen van ondermijning wordt gewoon groter, maar als ze geen capaciteit en geld hebben voor met name de lokale opsporing, blijft het dweilen met de kraan open. Er is een forse versterking nodig van de lokale recherchecapaciteit en versterking van de wijkgebonden geüniformeerde politie. Hetzelfde geldt voor het OM en de rechterlijke macht. Hoe gaat de minister dat oplossen?
Aan één ding wil ik inderdaad ook niet voorbijgaan: onze politiemensen die bij de aanpak van ondermijning cruciaal zijn. En ja, ze stonden recent te demonstreren voor betere pensioenen en vervroegd pensioen. Daar hebben we in de Eerste Kamer en in de Tweede Kamer al voorstellen voor gedaan, zeker als het gaat om regels voor mensen met zware beroepen. Ik wil van de minister weten hoe het staat met de uitvoering.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik ben het zeer eens met mevrouw Mutluer; we willen de recherche versterken, zo hoorde ik haar dat in haar betoog zeggen. Wat is er dan volgens haar nodig van de minister? Ze zegt nu tegen de minister "los het op", en dat is ook haar goed recht. Maar is het een geldkwestie? We hebben het zo vaak over, los van geld, een krapte op de arbeidsmarkt en over boa's en samenwerking met Defensie. Wat is volgens mevrouw Mutluer dan de weg die we op moeten om ervoor te zorgen dat de politie voldoende capaciteit heeft?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Een zeer terechte vraag van mijn collega, want alleen met geld los je het niet op en hebben we morgen niet een blik politieagenten ergens vandaan getoverd. Die mensen moeten goed opgeleid zijn op het moment dat ze op straat zijn. Wat mij opvalt, is de disbalans die ik zie in de uitvoering. We weten ontzettend mooie successen te behalen met onze nationale rechercheurs en we weten best wel heftige criminelen op te pakken. Dat moet ook en daar moeten we ook zeker op aansturen, maar mij gaat het ook om de lokale opsporing. Kijkend naar de explosies, naar die vakantieparken en naar al die 1.100 of 1.200 glazenwassers in bepaalde gemeenten, waarbij gemeenten met de handen in het haar zitten, vind ik dat we iets meer moeten sturen op die lokale opsporing. Ik heb ook in de begroting gekeken. Ik zie dat er miljoenen naar ondermijning gaan en dat er meer geld is om de activiteiten die vanuit de gevangenissen worden ondernomen, een halt toe te roepen. Terecht, maar het is mij onduidelijk als Kamerlid waardoor ik mijn controlerende rol niet kan vervullen, hoe die middelen exact worden ingezet, of die balans er is en of bij lokale overheden die lokale opsporing nu voldoende aandacht krijgt. Want de signalen die ik krijg, ook van de politie, is dat ze vaak met incidenteel geld aan opsporing moeten doen waarbij ze de mensen kwijtraken en de wijken er niet veiliger op worden.
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD)
Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):
Ik luister goed of ik nou van mevrouw Mutluer een antwoord hoor. Ik hoor haar zeggen dat het geen geldkwestie is. Ik hoop althans dat ik dat goed heb gehoord en anders moet ze me maar verbeteren. Wat vindt mevrouw Mutluer van mijn voorstel om ervoor te zorgen dat de politie effectiever kan zijn? Ik noemde heel expliciet het uitbreiden van de Mulderzaken, zodat een politieman effectiever kan optreden in de schaarste die we hebben — dat is inderdaad een feit. Dan geven we hem dus gewoon maximaal de bevoegdheden om z'n werk zo goed mogelijk te doen. Hoe kijkt mevrouw Mutluer daartegen aan, wil ik aan haar vragen.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat we alles op alles moeten zetten om de politie dat te laten doen waarvoor ze er zijn. Ik wil ze namelijk in die wijken zien. Ik denk dat meneer Aardema het ook echt wel kan beamen, maar de politieagenten die ik heb gesproken, zijn gewoon te veel tijd kwijt aan noodhulp, te veel tijd kwijt aan het in de auto zitten en te veel tijd kwijt aan mensen met verward gedrag. Daardoor komen ze dus niet toe aan datgene wat ze moeten doen, namelijk in die wijken vanuit preventie, maar ook vanuit repressie, veiligheid bieden. Ik denk dat we inderdaad moeten gaan kijken naar die verkeersboetes en de rol van de politie daarin, en naar hoe dat in de praktijk uitpakt: is dat de meest effectieve vorm? Ik heb daar zelf natuurlijk ook voorstellen voor gedaan en ideeën over. Maar ik zeg wel tegen mijn collega Michon-Derkzen dat ik daarbij van de minister meer inzicht wil krijgen in de besteding van de ondermijningsmiddelen. Dat staat namelijk best wel versnipperd in de begroting. Ik wil ook de effectiviteit weten van wat we nu doen. Want als ik dat weet, kan ik als Kamerlid ook voorstellen doen om die lokale overheden en met name die lokale opsporing een boost te geven, zodat die balans tussen nationaal en lokaal in de strijd tegen ondermijnende criminaliteit beter wordt.
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Ik hoor dat mevrouw Mutluer goed naar mijn betoog heeft geluisterd en het ook met mij eens is. Dat is natuurlijk fijn, maar is zij het ook met mij eens dat we naar een stukje maatwerk van de politie toe moeten? Want het is toch zo dat een wijkagent in pak 'm beet Rotterdam-West hele andere middelen nodig zou kunnen hebben dan iemand ergens in een dorpje in Oost-Groningen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Eén. Ik luister altijd naar de heer Aardema. Ik heb nu namelijk een paar bijdrages van hem gehoord en ik vind hem een heel redelijk Partij voor de Vrijheidlid, zeg ik met heel veel complimenten. Dit is echt een compliment. Meneer Aardema brengt namelijk echt de praktijk naar de Kamer.
Ik denk ook dat hij gelijk heeft. Je zult natuurlijk maatwerk moeten leveren, omdat een dorp in Limburg misschien om iets heel anders vraagt dan een wijk als Poelenburg in Zaanstad. Maar ik doel met name op het basispakket van de agenten: doen we daarin het juiste? Moet daar niet een keertje het gesprek over worden gevoerd, zodat die politieagent ontlast wordt en zodat die politieagent dat kan doen waarvoor de politieagent eigenlijk op de wereld is?
De heer Aardema (PVV)
De heer Aardema (PVV):
Dank u wel voor het compliment, mevrouw Mutluer. Maar het scherpe komt nog, dus daar wil ik u alvast voor waarschuwen!
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik verheug me erop.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U bent gewaarschuwd.
De heer Dijk van (SGP)
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mevrouw Mutluer roept vooral op om de politie in staat te stellen om datgene te doen waarvoor we ze hebben opgeleid en waarvoor ze bedoeld zijn: de kerntaken. Ze zegt: laten we hun capaciteit op een goede manier gebruiken. Het was volgens mij afgelopen weekend dat diezelfde politie voor de 35ste keer die snelwegdemonstranten van de snelweg moest plukken. Is dat een effectief gebruik van hun tijd? En wat zouden we volgens de PvdA en GroenLinks kunnen doen om dat tot het verleden te doen behoren?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Wij zitten al jaren niet in het kabinet, ondanks het feit dat wij overal de schuld van krijgen, maar je ziet en hoort natuurlijk wel dat er ontzettend veel onvrede is. Dan gaat het om de klimaatdoelstellingen die we nastreven en de plannen die hier in Den Haag worden gemaakt dan wel uitgevoerd, maar ook om de boerenprotetsen die we hebben gezien. Het demonstratierecht is een zeer groot goed. Daar moeten we voor blijven waken. Maar het werd gisteren volgens mij inderdaad ook door onze eigen partijleider gezegd: op het moment dat je in strijd handelt met de wet en op het moment dat het vredige demonstreren overgaat in geweld, waarbij je anderen in gevaar brengt, moet je daar gewoon keihard tegen optreden.
De heer Dijk van (SGP)
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dan leid ik dus het volgende uit de woorden van mevrouw Mutluer af. We hebben het hier namelijk over illegale snelwegblokkades. De burgemeester heeft daarvan gezegd: geen toestemming. Daar is de politie gigantisch veel tijd aan kwijt. Daarvan zegt ook PvdA-GroenLinks: nee, dat mag en moet aangepakt worden. En daar zijn dan de voorstellen van de VVD-woordvoerder misschien wel heel geschikt voor.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ja, interessant hè, hoe dan één onderdeel eruit wordt gepakt? Ik kan nu een hele discussie gaan voeren over het demonstratierecht. En die gaat komen, omdat de Kamer om dat debat heeft gevraagd. Ik denk dat de minister zich gisteren terecht heel verbolgen heeft geuit aangaande de manier waarop werd gedemonstreerd, die niet door de beugel kan. Dat vraagt enerzijds om daadkracht van een kabinet, dat hopelijk snel gaat komen, om de grote problemen waar dit land tegen aanloopt, goed en voorspoedig op te pakken. Dat is één. De politiemensen kunnen daar niks aan doen. Ze zijn er om de openbaar orde en veiligheid intact te houden. En ja, ik denk dat daar gewoon op een goede wijze op moet worden geacteerd, ook door de driehoek.
De heer Dijk van (SGP)
De heer Diederik van Dijk (SGP):
De laatste keer. Mevrouw Mutluer heeft gezegd dat er nu één ding uit wordt gehaald. Maar niet voor niets zei ik: 35 keer is daar de politie massaal voor ingezet, met alle irritatie en capaciteitsproblemen van dien. Het gaat ten koste van andere zaken elders. Dus het is niet "één" dingetje. En juist als je als woordvoerder een punt ervan maakt — wat ik waardeer — dat je de capaciteit beperkt, dan is het toch gewoon onaanvaardbaar dat dit zo veel capaciteit wegslorpt?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het ook onaanvaardbaar dat we alle politiemensen elk weekend ergens op straat zetten naar een voetbalwedstrijd om hooligans aan te pakken. Met andere woorden, ik vind heel veel onacceptabel. En ik heb ontzettend veel waardering voor onze politiemensen. Hun inzet en hun capaciteit zijn schaars; daar moeten we gewoon op letten. En ik vind ook dat onze minister daar met de burgemeesters goede plannen voor moet gaan maken.
Mevrouw Helder (BBB)
Mevrouw Helder (BBB):
Ik heb altijd waardering voor de inbreng van mevrouw Mutluer, maar ik heb toch het idee dat hier wel heel veel op één hoop werd gegooid en, met alle respect, ook door elkaar werd gehusseld. Hoorde ik haar nou echt zeggen dat wij lokaal moeten gaan meebesturen? Dat zei ze bijna. Ze zei zelfs: een boost geven.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, ik ga niet over lokaal besturen; dat is niet onze rol. Maar wat ik zie en ook afleid uit de gesprekken die ik met burgemeesters, met de politie, maar ook met het OM heb gevoerd, met officieren van justitie die ik heb gesproken die onder andere bezig zijn om een taskforce excessief geweld op te richten, is dat men merkt — lees overigens ook Een Pact voor de Rechtsstaat, van Pieter Tops — dat de lokale opsporing op dit moment niet de nodige aandacht krijgt in capaciteit en in geld. En de vraag is of we daar middelen voor moeten toekennen. Dat vraag ik me alleen ten zeerste af. Ik heb heel goed naar de begroting gekeken en het is me niet erg duidelijk waar die ondermijningsmiddelen naartoe gaan. Ik denk dat onze nationale recherche echt heel veel en heel goed werk doet, maar het kan natuurlijk niet zo zijn, zoals in dat voorbeeld van Limburg, dat daar incidentele middelen naartoe gaan en zij daar die agenten en rechercheurs niet kunnen houden en bepaalde onderzoeken niet kunnen doen. Daar moet een balans in zijn. Ik ben dus eigenlijk benieuwd hoe de minister dat zelf ziet, en wat wij nog extra kunnen doen om die lokale opsporing iets meer aandacht te geven.
Mevrouw Helder (BBB)
Mevrouw Helder (BBB):
Maar van incidenteel geld worden geen mensen ingehuurd, dus dit klopt nog steeds niet. Er worden misschien wel bepaalde teams geformeerd. Daar moeten wij, vind ik, als landelijke overheid natuurlijk heel ver van wegblijven, want wij moeten ons niet met de lokale aansturing bemoeien. Ik weet bijvoorbeeld dat er in Limburg twaalf TGO's lopen, waar ze capaciteit hebben voor drie. Dat is wel degelijk een kwestie van geld en mensen. We kunnen nou wel steeds zeggen "geld is niet de oplossing", maar als er structureel geen geld komt, dan is dat wel degelijk het probleem. Dat kan collega Mutluer toch niet ontkennen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, eens. Het voorbeeld dat ik aanhaalde met die TGO's kwam inderdaad uit Limburg. Ze missen capaciteit, ze missen de mensen. Het is een stukje geld. Maar ik heb natuurlijk een heel redelijke, bestuurlijke oppositiemind, waarmee ik denk: tja, ik kan naar de begroting kijken en dan moet ik wel ergens anders geld halen om daar extra geld naartoe te sturen, maar ik kan ook kijken hoe op dit moment onze ondermijningsmiddelen worden ingezet, in hoeverre die effectief zijn en of we daar eventueel een verschuiving in kunnen realiseren. Dat kon ik nu niet goed doen — zo zeg ik even aan collega Helder, en dat snapt ze ook — want ik wilde het goed doen. Ik wil dat dat een realistisch plan en voorstel wordt. Daar heb ik vragen over gesteld.
Mevrouw Helder (BBB)
Mevrouw Helder (BBB):
Tot slot in dit rijtje vragen aan collega Mutluer. Ik hoorde haar ook spreken over de vakantieparken, de Bibob, vergunningen en dergelijke. Dat is bestuursrecht. Daar hoeft de politie zich eigenlijk helemaal niet tegenaan te bemoeien. Zou het een idee zijn om te kijken naar het inschrijven van een vakantiewoning in het Kadaster en dat soort dingen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Vorig jaar hebben wij een motie ingediend om door het RIEC een onderzoek te laten doen naar de vakantieparken. Toen hebben we een aantal voorstellen gedaan, waaronder een Kadaster, Bibob-onderzoeken en exploitatievergunningen. Dan kom ik weer bij de lokale aanpak. Je merkt dat sommige gemeenten wel de capaciteit en de kennis hebben om dat voor elkaar te krijgen, en andere niet. Ik ga niet op de stoel van de burgemeester zitten, maar we moeten ze wel helpen. Dat kan soms via een handreiking zijn of door extra inzet van de politie. Degene die het rapport over de vakantieparken heeft geschreven, heeft ook gezegd: ga kijken of je landelijke regels kunt opstellen voor de verkoop van accommodaties. Daar kijk ik naar en daar moet door de minister natuurlijk ook een antwoord op komen.
Mevrouw Helder (BBB)
Mevrouw Helder (BBB):
Ik eindig bij de laatste vraag aan collega Mutluer toch met datgene waar ik eigenlijk mee begon. Zij gooit dan toch dingen door elkaar. Bij bestuursrecht hoeft de politie zich er niet primair mee te bemoeien. Daarmee kun je ook een beetje capaciteit besparen. Ik zal er straks tijdens mijn eigen inbreng op ingaan. Maar ik merkte hier dat het idee is dat de politie als eerste aan de lat moet staan. Dat hoeft dus niet, als je ook via het bestuursrecht dingen gaat doen. Ik dacht dat collega Mutluer dat door elkaar gooide.
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Nee, dan probeer ik opnieuw mijn eigen bijdrage goed over het voetlicht te brengen. Ik zie en constateer twee dingen. Ik zie dat de lokale opsporing anders kan. Daar moet meer capaciteit en geld naartoe. Dat is één. Ook zie ik dat de lokale overheden soms niet weten hoe ze de veiligheid in hun eigen gemeente moeten borgen. Dan is er soms landelijke regelgeving nodig om ze daarbij te helpen. Of inderdaad politieagenten in die wijken, zodat ze de drugslabs kunnen oprollen en we geen explosies krijgen. Dat zijn twee grootheden waar een antwoord op moet komen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dank aan mevrouw Mutluer, ook voor haar betrokkenheid bij jongeren en het voorkomen dat zij in de criminaliteit belanden. Vanuit die betrokkenheid bij jongeren en de grote drugsproblematiek zou ik haar willen vragen hoe zij kijkt naar campagnes waarin we jongeren ontmoedigen om drugs te gebruiken. We zien namelijk heel vaak dat dat een weg is waarmee ze alsnog in de criminaliteit worden gezogen, juist in het verhandelen en het doorgeven van kleine handelshoeveelheden, wat tot meer leidt. Is zij het met mij eens dat we daarin minder naïef moeten zijn en jongeren meer streetwise moeten benaderen over de gevolgen van drugsgebruik, zoals in Rotterdam?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dat het altijd goed is om jongeren te informeren over drugsgebruik, verslaving en wat dat met je kan doen. Daar zal mijn collega mij altijd aan haar zijde vinden. Het is echter ook een gegeven dat de fracties van de ChristenUnie en GroenLinks-Partij van de Arbeid lijnrecht tegenover elkaar staan wat betreft het decriminaliseren van ons drugsbeleid. Dat hebben we niet voor niets in ons verkiezingsprogramma opgenomen. Je moet kijken of je dat uit de criminaliteit kunt halen en kunt legaliseren. Dat geldt met name voor softdrugs. Ik maak me inderdaad zorgen over de jongeren en het excessieve gebruik van drugs. Je moet ze helpen om niet verslaafd te raken. Je moet in ieder geval de zorg zodanig regelen dat ze de juiste hulp ontvangen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie)
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Vanuit mijn perspectief zie ik in ieder geval een goede stap in het antwoord, omdat mevrouw Mutluer aangeeft dat je van harddrugs moet afblijven. Ze zegt dat we dat niet moeten legaliseren, maar dat je daarvan af moet blijven. Daar ben ik blij mee, want dat is winst ten opzichte van wat ik elders in het land hoor.
Ik zou een tweede punt willen benadrukken. We zien dat een pilletje en een lijntje snuiven gevolgen hebben, dat je daar criminaliteit mee sponsort en dat de natuur daardoor vervuild raakt. We weten ook dat het voor heel veel gezinnen ellende betekent, omdat jongeren verslaafd raken. Juist op dat punt vind ik dat de overheid niet weg moet kijken, maar gebruikers moet laten zien wat de gevolgen zijn van het feit dat zij een pilletje nemen of een lijntje snuiven. Daarom zou ik mevrouw Mutluer het volgende willen vragen: als de ChristenUnie een voorstel doet om dat in een campagne zichtbaar te maken, zodat gebruikers zich bewust zijn van de schade, zou mevrouw Mutluer dat dan kunnen steunen?
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Dat vind ik zo leuk aan mijn collega van de ChristenUnie. Er worden me weer dingen in de mond gelegd waarvan ik denk: hé, ik moet nu even goed opletten; wat zegt zij? Het ging inderdaad over harddrugs. GroenLinks en PvdA hebben in ieder geval heel duidelijk aangegeven — ik denk dat collega Sneller van D66 daar nog steviger in zit — dat we opnieuw willen kijken naar ons drugsbeleid en dat we dat, waar nodig, willen decriminaliseren. We moeten naar een effectievere aanpak van drugscriminaliteit. Ik vind dat we dat nu nog niet voldoende doen, met alle gevolgen van dien. De gebruikers ga ik niet criminaliseren. Als dat de insteek is, zal ik zeggen: nee, daar ga ik niet in mee. Waar ik wel in meega — dat hebben we volgens mij in het verleden ook gedaan, ook met andere leden van onze fractie — is dat we alles op alles moeten zetten om onze jongeren in bescherming te nemen.
Ik heb nog twee minuten, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Geniet ervan!
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Mutluer (GroenLinks-PvdA):
Ik heb het idee dat ik al een uur heb gepraat.
Als we ondermijnende criminelen pijn willen doen, moeten we hun hun criminele vermogen en geld afpakken. Ik had net een interruptiedebatje met collega Michon-Derkzen. Ik zei heel stevig dat er naar schatting jaarlijks 16 miljard euro aan crimineel geld wordt witgewassen. De Algemene Rekenkamer heeft te weinig zicht op de effectiviteit van de aanpak van witwassen en de ambitie van de minister blijft steken op 200 miljoen, ondanks het feit dat in deze begroting extra middelen worden uitgetrokken voor de FIOD. Dat zou je dan ook in het ambitieniveau moeten zien, lijkt mij. Ik vraag dus nog een keer aan de minister of zij mij wil uitleggen hoe wij de komende jaren meer geld gaan plukken van criminelen.
Voorzitter. Tot slot twee korte punten. Bij veiligheid gaat het ook om nationale veiligheid. Ik ben ook geschrokken van de berichtgeving over het feit dat meerdere gemeenten zijn gestopt met toezicht houden op voor terrorisme veroordeelde jihadisten die hun straf wel hebben uitgezeten, maar geen Nederlander meer zijn. De landelijke pilot om deze voormalige Nederlanders toch in de gaten te houden, is er nog steeds niet. Daar wil ik graag een reactie op.
Aangezien ook de staatssecretaris hier aanwezig is, die weinig vragen heeft gehad, ga ik toch een vraag stellen over mensenhandel. Ik heb hem een fantastisch pleidooi horen houden voor de spreidingswet. Ik hoop dat hij, zolang hij nog op die stoel in vak K mag zitten, zich keihard gaat inzetten voor de aanpak van mensenhandel en de motie gaat uitvoeren die wij voor het reces hebben ingediend over de mannelijke prostitués die een inloophuis hebben, het HIS, het House of Inner Strength. Het zou me een lief ding waard zijn als het deze staatssecretaris nog lukt om dat samen met de VNG in stand te houden.
Voorzitter. De zorgen voor onze veiligheid worden voor mij niet minder met deze begroting. Ik had iets meer verwacht van de ministers. Ik roep met name de minister van Justitie en Veiligheid er met klem toe op om te investeren in lokale veiligheid.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Hartstikke goed, dank u wel. De staatssecretaris heeft zijn enige vraag meegeschreven, dus er kan niets meer misgaan. Ik schors tot 14.15 uur voor de lunch en dan gaan we luisteren naar de heer Sneller.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 13.42 uur tot 14.18 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-39-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.