Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 36, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 36, item 6 |
Voorzitter: Martin Bosma
Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (36410-XVII).
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. We gaan luisteren naar de minister.
Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op vragen, gesteld in eerste termijn.
Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.
(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik beperk het aantal interrupties per fractie in deze termijn tot zeven; dan kunt u een heel eind komen. Alles is erop gericht om er geen nachtwerk van te maken. Met uw aller inzicht gaat dat ons lukken, maar als we niet uitkijken, wordt het nachtwerk en dat willen we niet.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister. Ik begrijp dat hij begint met het beantwoorden van de rapporteurs. Als de rapporteurs vragen willen stellen, hou ik dat buiten de zeven interrupties. We gaan luisteren naar de minister. Het woord is aan hem.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank u wel, voorzitter. Het is voor mij natuurlijk een eer en een plezier om hier te zijn. Ik heb veel begrotingsbehandelingen gedaan, maar dan vanuit de ambtenarenbankjes. Ik ben dus voor de eerste keer hier; een nieuwe ervaring. Ik wil de Kamerleden dan ook bedanken voor al hun vragen van gisteren. Ik spreek ook graag mijn complimenten uit voor de bijzondere maidenspeeches van Dennis Ram, Daniëlle Hirsch, Femke Zeedijk en Isa Kahraman, want ieder van hen hield een bezielend en indrukwekkend betoog waarbij je echt een persoonlijke betrokkenheid voelde in hun visie op de wereld, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking. Maar dit is natuurlijk ook mijn "maidenbegroting" als invalminister, om het zo maar te zeggen. Ik begrijp dat jullie de mooie traditie hebben dat ook een speech van een minister met een "maidenbegroting" niet wordt onderbroken. Dat waardeer ik zeer.
(Hilariteit)
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik ben niet bekend met die traditie, moet ik eerlijk zeggen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik dacht: ik probeer het toch even. Maar het helpt wel om het voor 23.00 uur af te ronden. Nee hoor, ik maak een grap. Een interruptie is natuurlijk welkom.
Maar voordat ik met de concrete beantwoording van de vragen wil beginnen — we hebben een aantal vragen inmiddels natuurlijk ook schriftelijk beantwoord — wil ik, omdat dit de eerste keer is, een korte reflectie geven op de positie van ons land in het geopolitieke landschap waarin BHOS zich bevindt; ik zal het kort houden, voorzitter. Met slechts 18 miljoen mensen zijn we de zeventiende economie ter wereld. We doen het in economisch opzicht dus ongekend goed. Dat is grotendeels te danken aan buitenlandse handel. Velen van jullie refereerden daar gisteren al aan. Een derde van ons nationaal inkomen wordt daarmee verdiend.
Alles begint dus met een sterke economie en die bestaat niet in isolement. We zijn een open land met een sleutelpositie in het wereldwijde handelssysteem. Maar meer dan ooit is handel ook geopolitiek. Zonder sterke economie en zonder een bijpassende sterke defensie kunnen we onze internationale verantwoordelijkheid niet nemen. Juist die verantwoordelijkheid is cruciaal, want onze internationale positie als G20-economie en kernspeler binnen de EU en de NAVO is geen vanzelfsprekendheid. Om die plek op het wereldtoneel te behouden en te versterken moeten we ons stevig inspannen. We moeten dus echt onze verantwoordelijkheid nemen, want het zal niemand in deze Kamer ontgaan dat de wereld in geopolitiek opzicht steeds onstabieler wordt. Dat raakt ons direct. Conflicten en armoede leiden tot vluchtelingen- en migratiestromen. Instabiliteit elders bedreigt ook onze veiligheid.
Verder kunnen ook spanningen in het internationale handelssysteem ons verdienvermogen raken en banen kosten. Daarom is het internationaal nemen van verantwoordelijkheid een direct Nederlands belang. Laat ik een voorbeeld noemen waarin die verantwoordelijkheid en dat belang natuurlijk met elkaar vervlochten zijn. Dat is Oekraïne. Daar was ik in december als minister voor BHOS. Het was het vijfde bezoek sinds de oorlog. We zien dat Oekraïne niet alleen vecht voor zijn eigen vrijheid en onafhankelijkheid, maar daarmee ook de Europese veiligheid verdedigt. Als het in Oekraïne fout gaat en het front valt en als ook het home front valt, dus de elektriciteitsvoorziening, dan hebben we grote problemen. Daarmee valt namelijk het front in Oekraïne en komt een oorlog in Europa dichterbij. Nederlandse steun voor wederopbouw en om Oekraïne vanuit BHOS de winter door te helpen, is dus cruciaal, ook voor onze Nederlandse belangen.
Er is dus een duidelijke noodzaak voor een krachtig en effectief internationaal beleid. Denk bijvoorbeeld ook aan de huidige situatie in de Rode Zee. We zijn de zesde maritieme natie ter wereld en de effecten op ons zijn nu al zichtbaar. Daarom is het ook van groot belang dat we ons assertieve handelsbeleid uitbouwen en versterken en dat we ons bewust zijn van de geopolitieke dimensie ervan. Denk ook aan de weerbaarheid van onze waardeketens, waar we het gisteren over hebben gehad, of aan de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen.
Dit doen we door de banden met onze handelspartners steviger aan te halen, met handelsverdragen en met het actief inzetten van ons hele handelsinstrumentarium. Daarbij wil ik wel zeggen dat handelsverdragen geen blanco cheques zijn voor onbeperkte vrijhandel, zelfs niet voor een liberaal als ik. We gaan de regels juist versterken. Het gaat juist over het versterken van regels en het maken van bindende afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid. Handelsverdragen zijn van groot belang, want als wij ze niet sluiten, zullen onze concurrenten dat zeker wél doen. Die inzet heeft een duidelijk doel, namelijk het versterken van onze vooraanstaande positie, het verstevigen van ons verdienvermogen en het verstevigen van onze nationale belangen. Daarin zit ook een kerntaak van het postennetwerk van BZ. Ik kom net bij een bedrijvendag vandaan met 150 consuls-generaal en ambassadeurs in interactie met het bedrijfsleven en je hoort daar een groot enthousiasme over het werk van de posten. Dat zijn voor hen eigenlijk 150 handelshuizen over de hele wereld die deuren openen, die belangen behartigen en die de internationale rechtsorde versterken, waar Nederland en de Nederlanders zo veel baat bij hebben. Dat netwerk hebben wij als open economie keihard nodig, zeker in dit geopolitieke landschap.
Voorzitter. Dat brengt mij bij ontwikkelingssamenwerking. Samen met defensie, handel en buitenlandbeleid is dat een van de instrumenten die ons land heeft om onze internationale stem en soft power te versterken. Het verstrekken van noodhulp en OS versterkt onze internationale invloed. Het opent deuren voor onze bedrijven en het stelt ons beter in staat om afspraken te maken over grondstoffen, migratie of het terugnemen van asielzoekers. Als relatief — ik onderstreep: relatief — klein land, dat tegelijkertijd een economische grootmacht is, hebben we die invloed keihard nodig. Daarbij moeten we ook meer uitgaan van gelijkwaardige relaties, iets wat gisteren ook in het debat aan de orde is geweest, en moeten we de balans vinden tussen waarden en realisme. De heer Kahraman zei het gisteren heel mooi in zijn maidenspeech: we moeten niet onze waarden opleggen aan anderen, maar de rijke diversiteit van lokale gemeenschappen erkennen. Daar voel ik erg in mee.
Voorzitter. We staan hier aan de vooravond van de begroting voor 2024. Die uitgaven zijn voor het overgrote deel al juridisch verplicht, maar als we nou door onze oogharen kijken naar de toekomst, kunnen we alvast wel nadenken over de toekomst van onze portefeuille. Als we deze krachtige instrumenten namelijk nog meer willen inzetten in het Nederlandse belang, zullen we moeten kijken hoe we dat beter, effectiever en met een meer geopolitieke blik kunnen doen. Zo kan ik het geld effectiever besteden en blijven ons veel hogere kosten in de toekomst bespaard. Ik geef een voorbeeld. Laatst heeft het World Food Programme berekend dat het 47 keer zo duur is om een asielzoeker op te vangen in een westers land of in Nederland dan om humanitaire hulp te bieden in de regio. Met steun aan de regio geven we ons geld dus 47 keer effectiever uit en werken we tegelijkertijd aan betere oplossingen voor vluchtelingen en de migratiecrisis. Laten we ons belastinggeld dus vooral uitgeven in het Nederlandse belang, want het is, zoals gezegd, van groot belang dat we onze verantwoordelijkheid internationaal blijven nemen. Het is wellicht naïef om te denken dat Nederland andere economieën op afstand kan hervormen, maar er zijn wel degelijk ijzersterke, goede programma's waarmee Nederland internationaal effect heeft en waarmee Nederland ook zijn geopolitieke positie verstevigt.
Kijkend naar de toekomst denk ik dat we de prioriteit moeten leggen op sterke programma's. Ik denk zelf aan de volgende vijf lijnen. In de nabije toekomst is dat blijvend steun verlenen aan Oekraïne. Zoals gezegd vecht dat land ook voor onze belangen. Verder gaat het om investeren in het postennet, de troefkaart van ons buitenlands beleid, en vol en assertief inzetten op een geopolitiek handelsbeleid dat onze export bevordert en ons verdienvermogen veiligstelt, onder meer met nieuwe handelsverdragen. Ook zouden we andere prioriteiten moeten leggen op OS-gebied. Volgens mij is dat deels al gebeurd in de ingezette ontwikkeling van het BHOS-beleid. U kunt daarbij denken aan gelijkwaardige partnerschappen, sterkere verbanden met een Nederlands belang en stevige accenten op noodhulp, handel, wederopbouw en klimaatadaptatie met behulp van Nederlandse kennisinstituten en bedrijven. Ook moeten we kijken wat we kunnen doen om wat meer EU-geld te gebruiken voor projecten die aansluiten bij Nederlandse projecten.
Voorzitter. Ik rond af, althans wat betreft de inleiding. Nogmaals, Nederland is lid van de EU en de NAVO en zit vaak aan tafel bij de G20. Daar kunnen we invloed uitoefenen. Dat doen we in het kader van onze Nederlandse belangen. Die invloed danken we aan onze positie als open handelsland en ook aan internationale samenwerking. Dat biedt mogelijkheden, maar dan moeten we die wel serieus oppakken met een serieus budget en serieuze inspanningen. Onze plek in de wereld vraagt hierom. Wegkijken is wat mij betreft geen optie, juist nu de wereld minder stabiel wordt en de wereldeconomie minder hard groeit dan verwacht.
Dat was eigenlijk mijn bijdrage ten beginne. Ik ga nu over naar de verschillende bijdragen van gisteravond. Ik begin met het goede werk van de rapporteurs op twee vlakken. Ik dank mevrouw Hirsch en de heer Ram voor het werk dat zij hebben gedaan. Ik heb daar in de antwoorden op schriftelijke vragen al iets over gezegd. Ik denk dat ik begrijp dat de Kamer meer informatie wil op het punt van de verplichtingen. Ik kijk nu even naar de heer Ram. Ik heb al gezegd dat wij die schriftelijk toezeggen. Nu begrijp ik van mijn mensen dat we al verdergaan dan de voorschriften van de rijksbegroting stellen, maar ik begrijp die wens en wij zullen ons hier meer voor inspannen.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
We zijn erg blij met de beantwoording van de vragen en met de toezegging van de brief. Ik heb wel één verduidelijkende vraag. Ik heb even gekeken naar het antwoord onder nummer 5. Het gaat daarbij over het kopje "niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen". Daar worden twee punten genoemd die afwijken. Zijn ze allemaal van die orde? Dat kan ik niet helemaal beoordelen, omdat niet meer dan dat in de begroting of in dit geval de jaarverslagen staat.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik denk dat ik dit even moet opzoeken. Ik kom daar in tweede termijn op terug.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ja, geen enkel probleem. Ik hoor het dan graag.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, dank.
Dan kom ik bij de revolverende fondsen. Om te beginnen zijn dat belangrijke instrumenten om beleidsdoelen te halen waar de private sector een bijdrage aan kan leveren. Ze zijn bovendien doelmatig, want ze kunnen meerdere keren worden gebruikt. Revolverende fondsen zijn wel complexe instrumenten. Het is belangrijk om uw Kamer daar goed over te informeren en inzicht in te verschaffen. De afgelopen jaren zijn er al stappen gezet. Ik ben graag bereid om daar met mijn ministerie meer stappen in te zetten en dit te verbeteren. Ik ben ook zeer bereid te kijken naar de suggestie van mevrouw Hirsch om factsheets toe te voegen aan de memorie van toelichting bij de begroting. Ik zal bekijken of ik alle door u gevraagde informatie daarin kan opnemen. Ik zal een brief sturen met een uitwerking van het voorstel.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de beantwoording. Misschien even ter verduidelijking: wij staan hier namens de commissie, dus ik hoop dat ik een vraag stel die voor de hele commissie interessant is. Ik wil even ingaan op het antwoord op vraag elf, over langlopende fondsen. Er staat dat er altijd heroverwegingen kunnen plaatsvinden. Kan dat ook op initiatief van de Kamer? Of gebeurt dat alleen op gezette tijden? Zijn daar dingen over vastgelegd? Ik vraag me gewoon af hoe dat werkt met langlopende fondsen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat ligt niet vast. Ik sta ervoor open om daarover van gedachten te wisselen. Het zijn momenten na evaluaties et cetera.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Even ter verheldering: wordt de Kamer geïnformeerd op het moment dat deze evaluaties plaatsvinden, zodat wij ook weten wanneer dat soort momenten zich voordoen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, dat kunnen we wel doen, ja. Ik kijk even naar de ambtenaren, die ja knikken. Dank.
Dan kom ik bij een aantal gebundelde vragen over handelsbevordering. Zoals ik net al zei: handel is ongelofelijk belangrijk voor onze welvaart. Het gaat om een derde van ons nationaal inkomen. We hebben ook gezien dat verstoringen in handelsstromen door conflicten of anderszins directe impact hebben op de inflatie, en daarmee op onze koopkracht. In deze uitermate uitdagende geopolitieke context is het belangrijk om bedrijven zo goed mogelijk te ondersteunen. Nederland doet dat via onze posten, economische missies en het handelsinstrumentarium.
Ik ga naar een vraag van de heer Ram. Hij stelde voor om India meer te gebruiken als gelijkwaardig handelsland. Ik zie dat ook. Ik heb zelf drie jaar in India gewerkt. Ik zie de mogelijkheden. Ik denk dat we ernaartoe groeien. Wel moeten we niet vergeten dat er concurrentie is en dat er een level playing field moet zijn. Dat geldt niet alleen voor India. Sommige landen steunen hun bedrijven nog steeds via bepaalde pakketten. Ik wil het dus niet helemaal afschieten en vind de gedachte zeer sympathiek. Het lijkt me goed om verder te bekijken wat we daar kunnen doen.
Een andere vraag van de heer Ram ging over het betrekken van regio's en sectoren bij het zoeken van exportmogelijkheden. Dat lijkt me heel goed. We doen dat deels al. Ik begrijp ook dat VNO-NCW bezig is met regionale desks. We hebben er zeker belangstelling voor om dat nog verder te verdiepen, dus dank voor die suggestie.
Mevrouw Kamminga en de heer Tuinman stelden vragen over Invest International. Zij zeggen: dat is heel succesvol, en wat kunnen we doen om dat succes verder uit te breiden? Ik was vorige maand bij een bijeenkomst met het mkb en Invest International. Er was ongelofelijk veel enthousiasme, maar dat leidt er inderdaad toe dat het budget bijna op is. We zijn nu samen met het ministerie van Financiën bezig om te bekijken of dat vergroot kan worden. Daar kunnen we binnenkort hopelijk wat meer over zeggen.
Dan een vraag van mevrouw Zeedijk over een update van de Chinanotitie. Kunnen we ook wat meer zeggen over de relaties met decentrale overheden in China? We hebben de Chinanotitie een paar jaar geleden geschreven. We hebben vorig jaar een update daarvan gemaakt via een brief. Ik kan me voorstellen dat een nieuw kabinet wil bekijken of die update voldoende is. Ik denk niet dat het voor de hand ligt dat er nu, in deze demissionaire periode, een nieuwe Chinastrategie wordt gemaakt.
Een heel goeie suggestie over de decentrale overheden. Dat gebeurt voor een deel ook. We hebben er ook een speciale desk voor opgezet bij de RVO, het informatie- en contactpunt voor decentrale overheden, zodat we ook onze decentrale overheden hier kunnen adviseren over hun werk daar, want ze hebben daar heel interessante contacten. Dus dank daarvoor.
Mevrouw Zeedijk stelde ook de vraag of het nog realistisch en houdbaar is om de vijfde exportpositie te behouden. Welke exportpositie zouden we moeten voorzien voor de lange termijn? Dat zijn bijna een beetje filosofische vragen. Ik kan me herinneren dat we de zesde exporteur waren toen ik bij BZ begon als handelsfunctionaris in Hanoi. Toen dachten we: dat kan niet zo blijven met opkomende markten als China, Vietnam et cetera. Toch zijn we het. Ik denk niet dat het een doel op zich is; het doel op zich is natuurlijk welvaartcreatie voor Nederland, maar het is natuurlijk wel duidelijk dat Nederland als kleine markt die grote externe markt nodig heeft. Dat staat dus, denk ik, wel voorop bij ons, maar we hebben niet het doel om in de top tien te blijven. Het is best een prestatie dat we daar tot nu toe in zijn gebleven.
Dan een vraag van de heer Kahraman over SDG's en het betrekken van bedrijven daarbij. Uitstekend. Dat doen we natuurlijk. In de combinatie van beleid, hulp en handel zetten we dat vol in. Daar betrekken we bedrijven bij. Ik zie dat dus als een heel goede suggestie. Heel veel bedrijven hebben al die eigen poten opgezet. Bij de receptie waar ik het net over had, was ook East-West Seed, die leidend is op het gebied van zaadveredeling. Die doet ook heel veel aan SDG's en steun daarvoor. Dat is dus een heel goede suggestie daarover.
Dan kom ik bij handelspolitiek. Ik heb een korte algemene inleiding. We hebben natuurlijk als Nederland veel profijt gehad van het hebben van een open en op regels gebaseerd internationaal handelssysteem. Nu de steun voor dat systeem afbrokkelt, moet Nederland zijn positie als prominent handelsland veiligstellen. Natuurlijk geven we multilaterale systemen niet op; we blijven inzetten op een hervormde WTO, maar we zullen ook moeten inzetten op maatregelen die zijn gericht op het versterken van onze economische weerbaarheid en het bewaken van een eerlijk speelveld, en op bilaterale handelsverdragen en afspraken over versterkte samenwerkingen.
Daarmee kom ik op de concrete vragen van de heer Ram. Eentje gaat over voedselzekerheid en de landbouw. Er wordt gevraagd of wij niet kunnen zorgen dat als er een nieuw handelsverdrag komt, de landbouwparagraaf apart behandeld wordt. Laat ik daarop zeggen dat die zorgen niet alleen hier in Nederland leven, maar breder in Europa. Het is een gevoelig onderwerp, maar het is een onjuist beeld dat landbouwbeleid wordt uitgeruild tegen een andere sector in die onderhandelingen. Gevoelige landbouwsectoren, zoals die van pluimveevlees en rundvlees, worden beschermd met quota. Tegelijkertijd heeft onze landbouwsector natuurlijk veel te winnen bij EU-handelsverdragen. Studies van het bekende Joint Research Centre van de EU laten zien dat handelsverdragen netto positief uitpakken voor de landbouwsector. Denk bijvoorbeeld aan de handelsverdragen met Japan en Zuid-Korea. Die hebben geleid tot een significante groei van de netto-export van Nederlandse landbouwproducten.
Dan was er de vraag of we een apart verdrag kunnen sluiten met Mercosur. Daar kan ik kort over zijn: de Mercosur-landen gaan dat niet willen, want landbouw is cruciaal voor hen.
Dan uw vraag over een toets wat betreft strategische afhankelijkheden met betrekking tot de landbouw bij elk verdrag. U vroeg ook naar de voedselsoevereiniteit van Nederland. Bij elk assessment van de Europese Commissie zit een sustainability impact assessment. Daarbij wordt uitgebreid stilgestaan bij de verwachte effecten op de landbouwsector.
Dat waren de vragen van de heer Ram.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Mijn vraag over een toets over strategische afhankelijkheden bij elk verdrag zou u moeten opvatten in de algemene zin. Dat ging niet alleen over landbouw, maar over alle strategische afhankelijkheden, waaronder die wat betreft kritische grondstoffen. Dat gaat dus om een bredere toets dan wat nu wordt gedaan. Mijn verzoek is dus om dat mee te nemen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Oké. Dat kunnen we meenemen, denk ik.
Meneer Bamenga vroeg naar de handelsrelatie met de VS. Dat is natuurlijk een van onze belangrijkste bondgenoten. Het kabinet is het er helemaal mee eens dat we met de EU samen met de VS een leidende rol moeten pakken op de groene handelsagenda, zowel in de WTO als bilateraal. Nederland bepleit dit ook in Brussel. As we speak praten de EU en de VS over de trans-Atlantische groene handelsagenda in de TTC. Die besprekingen zijn nu gaande. Hierbij wordt ook opgeroepen tot het bevorderen van de handel in milieugoederen.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dank voor de antwoorden over handelsverdragen. Het wordt ingestoken vanuit Nederlands perspectief. Wat doet het met onze voedselzekerheid? Ik denk dat dat belangrijke vragen zijn. Ik denk alleen dat de vraag wat handelsverdragen met voedselzekerheid in het buitenland doen nog veel ingewikkelder is. Ik heb in het debat al een aantal voorbeelden genoemd van hoe het voor kleine Afrikaanse boeren telkens moeilijker wordt om tegen grote multinationals op te boksen. Handelsverdragen hebben inderdaad heel veel positieve kanten, maar ook wel negatieve kanten wat betreft voedselzekerheid, juist lokaal. Daarom heb ik een vraag aan de minister. Bij de oorlog in Oekraïne hebben we gezien dat er eigenlijk vijf grote spelers zijn in de graan- en tarwehandel. Die partijen hebben zo veel macht dat ze kunnen speculeren en dus eigenlijk kunnen bepalen waar het graan heen gaat. Dan gaat graan vaak naar de landen die daar het meest voor betalen. Dat is logisch, maar dat gaat dan direct ten koste van de landen die het misschien het hardst nodig hebben. We hebben als Nederland toch wel een grote invloed, hoewel dat we een klein land zijn. Hoe kunnen wij onze invloed gebruiken om die effecten meer te dempen? Ik begrijp dat we handelsverdragen nodig hebben, ook in het geopolitieke belang, maar een lelijke kant is dat de zwakste landen nog zwakker worden. Hoe kunnen we die beter beschermen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het OS-beleid zet er deels op in om die lokale boeren en lokale markten te helpen. Ik noemde net het bedrijf East-West Seed, dat lokale boeren in ontwikkelingslanden helpt om die concurrentie wel aan te gaan. Een groot deel van de programma's is er dus op gericht om juist die kant ook te helpen.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dat zie ik inderdaad, maar het is ergens natuurlijk een beetje gek. Dat heb ik in mijn inbreng ook al gezegd. We moeten het natuurlijk veel integraler gaan bekijken. Ik heb het als woordvoerder Landbouw gezien. Daar wordt gezegd dat handel belangrijk is, maar we kijken op dat dossier niet naar de negatieve effecten die daaruit voortkomen. Dat proberen we dan te dempen met OS-beleid. Nou, prima, maar je wilt dat natuurlijk het liefst voorkomen. Met de oorlog in Oekraïne hebben we gezien dat die effecten echt wel groot zijn. Het is dus goed dat we de negatieve effecten dempen met OS, maar het zou nog mooier zijn als we ook aan de handelskant misschien wat kunnen veranderen en niet alleen maar naar de euro's kijken, maar ook nog iets verder dan alleen dat.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Interessant. Het klopt. Ik zie alleen niet hoe we daar onmiddelijk wat aan kunnen doen. Als ik uitzoom en kijk naar die landen in Afrika en Zuid-Amerika, dan denk ik: ze kunnen beter met ons die handelsverdragen afsluiten dan met Rusland en China, want die kijken helemaal niet naar die aspecten.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Mijn laatste punt. Daarom heb ik het ook niet over Mercosur. Ik ben er ook kritisch op, maar ik ben me er echt bewust van dat je inderdaad, als we het helemaal af zouden schieten, een heel continent, Zuid-Amerika, uiteindelijk in de handen van China drijft. Dat is ook niet handig, denk ik. Per saldo gaan we er dan op achteruit. Ik zie dus echt wel een meerwaarde van handelsverdragen, zeker in het geopolitieke belang. Dan vraag ik nog wel aan de minister of hij bereid is om te kijken naar hoe we die negatieve effecten nog beter in kaart kunnen brengen en ook beter kunnen dempen. Ik weet dat er bij de universiteit in Wageningen best wel wat onderzoek en best wel wat kennis op dit onderwerp zit. Is de minister bereid om daar nog expliciet naar te kijken en ons daar op een later moment over te informeren? Zo ja, wanneer?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Absoluut. Laat me daar even naar kijken. Daar kom ik dan met een brief of in een volgend debat op terug. Dank.
Dan een vraag van mevrouw Zeedijk over protectionisme en de VS. Het is de inzet van het kabinet om de EU-VS-handelsrelatie voor de langere termijn te versterken. Daarom steunt kabinet de inzet van de Commissie om te komen tot solide afspraken op gebied van grondstoffen, staal en aluminium, juist met het oog op een gelijk speelveld. De VS is natuurlijk een belangrijke partner, zelfs een onmisbare partner, in de WTO. Laat ik helder zijn: de VS heeft ook eigen belangen en is geen makkelijke partner als het gaat om WTO-geschillenbeslechting. Maar we samen met onze EU-partners nog steeds wel in gesprek met de VS om tot een goed einde te komen. Aan de andere kant trekken we met de VS op heel veel dossiers, ook weer in de WTO, samen op, zoals inderdaad wat betreft onze inzet op een gelijk speelveld ten aanzien van de industriële productie.
U vroeg ook: kunnen we niet samenwerken met landen als Mexico en Canada? Ja, dat doen we juist, zeker ook op dit dossier.
Dan vroeg mevrouw Teunissen waarom het kabinet de twee moties van mevrouw Ouwehand en mevrouw Teunissen niet zou uitvoeren. Ik kan ervan zeggen dat dat het kabinet de twee moties van de leden Ouwehand en Teunissen over een mogelijk EU-Mercosur-verdrag scherp voor ogen heeft. Het kabinet geeft uitvoering aan de motie van mevrouw Teunissen door in EU-verband voortdurend te pleiten voor een integraal associatieakkoord. En de motie van het lid Ouwehand waarin het kabinet wordt verzocht een verdrag te blokkeren waarin de landbouw is opgenomen, wordt meegenomen in de weging die het kabinet zal maken van de voor- en nadelen van het EU-Mercosur-akkoord. En die weging — ik weet dat u het er niet mee eens bent — kan en zal het kabinet pas maken zodra er daadwerkelijk iets te besluiten is.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Allereerst vind ik deze minister best een verademing ten opzichte van zijn voorgangers, want die betoogden nog dat handelsverdragen zoals CETA maar ook Mercosur hele positieve gevolgen zouden hebben voor mensenrechten, de natuur en het milieu. Deze minister zegt het in zijn inleiding precies zoals het is: handelsverdragen zijn er om het verdienvermogen van Nederland te versterken, om de vrijhandel te versterken in het geopolitieke belang. Dat is eerlijk, want dat is het geval. We spreken hier over tariefsverlaging voor grote hoeveelheden producten, voor veel soorten producten, om handel over de hele wereld makkelijker te maken. En dat heeft hele grote gevolgen voor dieren, voor de natuur, voor het milieu, voor de mensenrechten. Die criteria die erin komen zijn boterzacht omdat het nou eenmaal in de kern handelsverdragen zijn, zo ook Mercosur. De Kamer is heel duidelijk geweest, twee keer. Ik heb hier de motie uit 2023 waarin staat dat Nederland in ieder geval een EU-Mercosur-verdrag waarin de landbouw is opgenomen niet steunt. Deze is ondertekend door BBB, Omtzigt, PvdA-GroenLinks, ChristenUnie, Partij voor de Dieren, DENK, SP, SGP, Volt en JA21. Een hele grote meerderheid zegt: trek de steun voor Mercosur in, want momenteel zit de landbouw erin. Het kabinet weigert gewoon keer op keer om die motie uit te voeren. Nu het verdrag bijna wordt getekend, is mijn oproep aan de minister: ga naar Brussel en vertel de positie van Nederland.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Mevrouw Ouwehand is één ding vergeten. In mijn inleiding heb ik daadwerkelijk ook het belang onderstreept van duurzaamheid in alle gesprekken over vrijhandel. Het is geen blanco cheque. Dat gezegd hebbende dragen we in Europa constant uit waar onze zorgen zitten en waar we zorgen over hebben. Maar we kunnen niet zo ver gaan door te zeggen dat we bij voorbaat niet meedoen. Laten we eerst de tekst afwachten, want die hebben we nog niet.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
De tekst hebben we wel. Die moet alleen nog vertaald worden. Dat proces is nu aan de gang. En er is een onderhandelingsproces aan de gang of hier en daar nog wat gewijzigd kan worden, maar de kern van de tekst ligt er allang. Frankrijk bijvoorbeeld roept ook gewoon op om dat verdrag zoals het er nu ligt, niet te steunen. Als Frankrijk dat kan, waarom kan Nederland dat dan niet?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Omdat we als verantwoordelijke partner in de EU altijd zeggen dat we eerst de tekst willen lezen, dan willen wegen wat de consequenties zijn van alle aspecten, de Nederlandse economie, geopolitiek, en ook duurzaamheid, en dan pas tot een oordeel willen komen.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik constateer tot slot dat het kabinet inmiddels al vier jaar moties van de Kamer naast zich neerlegt. Dat wil ik hier even benadrukken. Ik vind dat de Kamer dat niet zomaar moet laten gebeuren. We gaan kijken wat we daaraan kunnen doen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dan ga ik verder met vragen van Forum voor Democratie en de Partij voor de Dieren over kippenvlees en Oekraïne. We hebben de resterende importquota op producten uit Oekraïne opgeschort gelet op een zwaarwegend belang en de situatie van de economie die daar op instorten staat. Het klopt dat de toegenomen invoer van pluimveevlees uit Oekraïne kan leiden tot toegenomen concurrentie voor een deel van de Nederlandse pluimveesector. Echter, als er sprake is van grote marktverstoring kan de Commissie ingrijpen en de oorspronkelijke quota onder het associatieakkoord herinvoeren. Daar komt bij dat in het associatieakkoord met Oekraïne heldere en harde afspraken zijn gemaakt over productiestandaarden, waaronder de volledige overname door Oekraïne van de EU-acquis, alle EU-wet- en regelgeving op het terrein van dierenwelzijn dus. Ondanks de oorlog die nu in Oekraïne woedt, is Oekraïne bezig op dit terrein stappen te zetten. Ook is Oekraïne voornemens het hele acquis op dierenwelzijn over te nemen. Dat daarover.
Dan is er een vraag van de heer Eerdmans over gps en terugkeersamenwerking en het verzoek dit in EU-verband te steunen. We doen niet anders dan die koppeling te maken.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De heer Eerdmans heeft afgezegd voor vanavond.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dan heb ik in ieder geval antwoord aan hem gegeven.
Dan wat algemene punten over strategische afhankelijkheden. Gisteren waren daar verschillende discussies over met de heer Ram en mevrouw Zeedijk. Het gaat er natuurlijk over dat de instabiliteit in de wereld de kwetsbaarheid van waardeketens vergroot. Om de economische weerbaarheid te vergroten, is het van belang om ongewenste strategische afhankelijkheden te mitigeren. We hebben een taskforce strategische afhankelijkheden die zich daarmee bezighoudt.
Daarover was er een specifieke vraag van de heer Ram. Dan komen we weer bij die risicoanalyse van strategische afhankelijkheden en wat scenario's daarover. Ik deel het belang van een risico-gebaseerde aanpak van strategische afhankelijkheden. Daar hebben we die taskforce strategische afhankelijkheden voor, die interdepartementaal werkt. Die maakt risicoanalyses van de afhankelijkheden op verschillende producten en diensten. Op 15 december is er een voortgangsbrief gestuurd, waarin ook een vertrouwelijke technische briefing aan de Kamer wordt aangeboden. Die gaat nog volgen en dan komen de risicoanalyses ook aan bod.
Mevrouw Zeedijk vroeg welke bijdrage Nederland wil en kan leveren aan het garanderen van de open zeevaartroutes en of daar investeringen voor nodig zijn. Laten we vooropstellen dat Nederland, als hoeder van het internationale zeerecht, wil bevorderen dat maritieme veiligheid en open zeeën worden gegarandeerd. Niet voor niets zijn we actief in de Rode Zee. We zijn overal actief waar het gaat om het bedreigen van vrije doorvaart, zoals in de Taiwan Strait, maar op dit moment ook in de Rode Zee. We hebben daar alle oog voor en zetten alles op alles om die open te houden.
Mevrouw Zeedijk (NSC)
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ik ben ook wel erg benieuwd hoe de minister naar de toekomst kijkt en of hij misschien denkt dat er investeringen voor nodig zijn. Nu weten we niet of er investeringen nodig zijn. Als een dergelijke situatie zich vaker voordoet in de toekomst, is het misschien goed om nu al te gaan nadenken over die investeringen. Dan kan een nieuw kabinet er misschien gelijk mee aan de slag.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, absoluut. Die investeringen zijn we al aan het doen via het vergroten van de Defensiebudgetten en het aantal marineschepen. Elke keer voeren we met het kabinet de discussie waar we wat inzetten. Als er bijvoorbeeld een vraag komt voor de Rode Zee, moeten we heel hard puzzelen willen we nog een schip hebben om een bijdrage te kunnen leveren aan een EU-missie. We zitten echt in schaarse tijden. Het gaat verbeteren, maar dat vergt nog jaren van investeren.
Dan kom ik bij het punt van humanitaire hulp, UNRWA. Ik heb een aantal schriftelijke antwoorden gegeven. Natuurlijk is het aantal mensen die humanitaire hulp nodig hebben dramatisch gestegen. Gisteren ging het om 300 miljoen mensen. De oorlogen in Gaza en Oekraïne domineren de laatste tijd onze inzet. Laat ik wat betreft de vragen over UNRWA beginnen met de vraag van de heer Ram. Hij vroeg of het niet beter is om definitief te stoppen met UNRWA en of we niet naar de totale ontmanteling van UNRWA toe moeten. Kijk, we hebben die verschrikkelijke beschuldigingen gekregen richting UNRWA. We hebben stappen gezet, omdat we willen weten hoe dit allemaal heeft kunnen gebeuren. We zitten echter in een crisis, met miljoenen mensen die in een verschrikkelijke situatie zitten in Gaza, dus dit is zeker niet het moment om te gaan praten over stoppen met UNRWA of over een totale ontmanteling van UNRWA. Of we het nu leuk vinden of niet, we hebben UNRWA hard nodig om de komende tijd humanitaire hulp te blijven leveren. Dat zei trouwens ook de VN-vertegenwoordiger gisteren bij de Veiligheidsraad. Tegen de heer Ram zeg ik: die aantijgingen moeten we zeer serieus nemen. Dat doet Nederland ook. We lopen daarin voorop. We hebben onze aanvullende financiering opgeschort. We hopen dat dat snel tot antwoorden leidt. Maar om middenin deze oorlog en crisis te gaan praten over ontmanteling, vind ik niet verstandig. Dat kan misschien ooit, als er een proces komt over een tweestatenoplossing. Dan zou je kunnen kijken naar de rol van UNRWA, maar dit is niet het moment.
Dan waren er vragen van Kamminga, Tuinman en Van Baarle.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Er is nog een vraag van de heer Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik begrijp de positie van de minister, maar ik vraag me wel af of er, nog los van dit onderzoek, zorgen zijn over de eerdere ontkenningen over de medewerkers die later ontslagen zijn. Eén is er nu in ieder geval overleden. Maar deze beschuldigingen zijn niet nieuw, want al in december heeft UNRWA een Facebookpost uit moeten doen gaan over belachelijke claims en belachelijke uitspraken die zouden zijn gedaan. Ik vraag mij ook wel af of we niet moeten kijken naar de organisatiestructuur en naar hen die aan het hoofd van die organisatie staan. Hebben zij niet te lang weggekeken? Los hiervan is er ook nog de vraag hoe er een gigantisch tunnelstelsel kon worden gebouwd zonder dat daar ooit iemand van UNRWA iets van zou hebben geweten. De minister wacht het onderzoek af, maar is hij los daarvan ook bereid om serieus te kijken naar de organisatiestructuur, de leidinggevenden en de vragen die daarover te stellen zijn? Zal de minister dat ook meewegen bij de vervolgstappen het ministerie?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Absoluut, absoluut. Dat zijn ook onderdelen van de gesprekken die we nu voeren. We hebben een internationale gezant op dit gebied en die overlegt ook met partners. Ik heb al gezegd dat ik hierover met mevrouw Kaag heb overlegd. Er is natuurlijk heel veel aan de hand en dit zijn de onderdelen waar je precies naar moet kijken. Ik kan dit geen incident noemen, want deze verschrikkelijke ontwikkelingen staan niet in een isolement. Dus daarom kijken we naar alle aspecten die u noemt.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
In dat kader vraag ik me dan wel het volgende af. We moeten de uitkomsten afwachten, maar los daarvan vraag ik me wel af: als dit punten zijn die de minister meeweegt, wanneer kan hij dan een terugkoppeling geven over in hoeverre de weging is gemaakt en wat die betekent? Ik denk dat het een belangrijke factor is, omdat er gewoon veel mensen zijn die vragen hebben, ook over de geloofwaardigheid van het instituut. Deze vraag staat dus los van het onderzoek waarvan we de uitkomsten zullen moeten afwachten. Als de minister dit traject ingaat, wanneer kan hij dan een weging maken en wanneer kan er duidelijkheid geboden worden?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het is lastig om dat te zeggen. Er is natuurlijk wel consensus bij een hoop donoren — en dat geldt ook voor een deel van Israël — dat UNRWA op een gegeven moment weer haar werk moet kunnen doen. Ze doet dat natuurlijk nog wel, maar er zal daarom wel snelheid moeten komen in dat onderzoek. Maar ik kan dus niet zeggen hoe snel, want het moet natuurlijk wel grondig worden gedaan. Het is niet even: o ja, het waren er elf; we kunnen door. Er moet dus een grondig onderzoek komen. We overleggen daarover nu met de VN. Gisteren was er bijvoorbeeld een bijeenkomst met de SGVN, waarbij over dit punt werd gesproken en waar ook namens Nederland de zorgen zijn overgebracht. Ik kan dus geen tijdframe geven, maar ik hoop wel dat het snel kan.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ik heb toch nog even een verduidelijkende vraag. Op dit moment worden er twaalf medewerkers onderzocht, van wie er één is overleden. Gisteren heb ik in mijn bijdrage genoemd dat er wel degelijk mogelijk 1.200 medewerkers betrokken zijn bij Hamas van de 12.000, 13.000 medewerkers in alle Palestijnse gebieden. Specifiek in Gaza is het natuurlijk nog geconcentreerder met die 1.200. Worden dat soort zaken ook meegenomen in het onderzoek? Want dat is mij niet duidelijk geworden in uw beantwoording en ook niet in uw schriftelijke beantwoording.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, dat is zo omdat we de precieze terms of reference van het onderzoek nog niet kennen. Maar dit is wel de input die we geven. Dit moet nu echt breed worden onderzocht en in dat onderzoek moeten alle aspecten worden meegewogen, ook geruchten en Telegramkanalen. Alles moet nu worden onderzocht, zodat het ook kan worden weerlegd als het niet klopt. En als het wel klopt, hebben we echt een groot probleem. Maar dat moet dus worden onderzocht.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Het is heel goed dat dit echt heel goed wordt onderzocht, want dat is ook echt nodig. De heer Ceder refereerde zojuist al aan allerlei zaken, zaken die we zeker weten maar ook aan een aantal zaken waar toch vaak ... Nou, waar toch vaak iets over gezegd wordt. Maar uiteindelijk is het resultaat wel dat de gewone Palestijn, die al veel te duchten heeft van zijn eigen politieke leiding, nu ook nog eens het slachtoffer wordt van wat er in deze organisatie gebeurt. Dat is natuurlijk vermengd met elkaar. Mijn concrete vraag: zijn er geen alternatieve organisaties die die gewone Palestijnen wel van humanitaire hulp kunnen voorzien?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat is precies wat we nu aan het uitzoeken zijn. Ik refereerde net aan onze internationale humanitaire gezant, mevrouw de Kwaasteniet. Zij is dat nou juist met de partners aan het onderzoeken. Zij kijkt wat we kunnen doen om met andere organisaties hulp te verlenen. We geven natuurlijk ook hulp aan het Rode Kruis, het WFP en aan allerlei andere VN-organisaties daar. Iedereen is daar dus heel erg naar op zoek en kijkt naar die middelen. Uit een eerste inventarisatie blijkt wel dat UNRWA daar nu een cruciale spil is. Daarom zeg ik nu weer wat ik net tegen de heer Ram zei: UNRWA onmiddellijk uit het systeem halen, is eigenlijk onmogelijk, zeker in deze crisis. We zijn heel hard op zoek naar alternatieve manieren van hulp leveren.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
In deze Kamer worden op dit moment een aantal beschuldigingen geuit. Naar aanleiding daarvan wil ik de minister een vraag stellen over zijn uitspraak tegen de NOS. Hij zei letterlijk: "We zijn enorm geschrokken. De aanklacht is dat met VN-geld, met ons geld, de aanslag is gepleegd op 7 oktober." Daarmee suggereerde de minister tegenover de NOS dat er UNRWA-gelden — sterker nog: Nederlandse gelden — zijn gebruikt voor de financiering van de aanslag op 7 oktober. Ook ik ben natuurlijk geschrokken van de aantijgingen. De mogelijke betrokkenheid van twaalf medewerkers vind ik zeer verontrustend. Ik heb in de media, die stukken van Israël hebben ontvangen, echter nog helemaal niet gelezen dat er VN-geld, oftewel ons geld, is gebruikt bij de aanslag. Kan de minister mij vertellen waarop hij zich baseerde toen hij deze uitspraken tegen de NOS deed? Heeft Nederland hiervoor inderdaad bewijs van Israël ontvangen? Als hij geen bewijs voor zo'n verdenking heeft, hoe kan hij in deze situatie dan zo'n zwaarwegende uitspraak doen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik bedoel dat er salarissen zijn betaald aan mensen die betrokken zijn bij de aanslagen. Dat zeg ik ten eerste. Die mensen hebben misschien ook wel de faciliteiten van UNRWA gebruikt. Dus die aanslagen zijn misschien mede mogelijk gemaakt door onze steun aan UNRWA wat betreft logistiek, financiën en salarissen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Maar heeft u daar ook bewijs voor gezien?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik heb nog geen bewijs gezien. Maar UNRWA zelf heeft die mensen al ontslagen. Die zijn kennelijk dus heel serieus over de aantijgingen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Er is dus nog geen bewijs voor de relatie tussen VN-geld, dus Nederlands geld, en de gepleegde aanslagen. Ik kom nu even op het onderzoek dat hiernaar wordt gedaan. De minister stelt terecht dat het in ons aller belang is om dat onderzoek snel te laten verlopen. Het probleem hierbij is dat de efficiency en de effectiviteit van dat onderzoek in belangrijke mate afhangen van Israël. Dat moet namelijk bewijs overleggen aan het onafhankelijke instituut van de VN dat dit onderzoek uitvoert en moet veilige toegang van de onderzoekers tot Gaza faciliteren. Als Israël deze medewerking niet verleent, dan gaat dat het onderzoek vertragen. Dat is niet in het belang van diegenen die de Gazanen willen steunen. Mijn vraag aan de minister is dus: hoe gaat hij verzekeren dat dit onderzoek wel degelijk snel en efficiënt kan verlopen, gegeven de cruciale rol van Israël in dit proces?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
We zetten er alles op in dat die medewerking er komt, ook vanuit Israël. Nogmaals, alle donoren die hun geld nu hebben opgeschort, hebben de overtuiging dat de toegang voor humanitaire hulp aan Gaza op het hoogste niveau moet komen. Iedereen voelt die sense of urgency en doet er alles aan om ervoor te zorgen dat dat onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
UNRWA heeft aangegeven dat er eigenlijk per februari al grote problemen in de uitvoering ontstaan en dat de organisatie na februari ook daadwerkelijk verzwakt zal worden als die steun er niet komt. Kunt u, gegeven dat feit, aangeven of er ook een deadline aan zo'n onderzoek zit? Wanneer is voor de grote donoren een eindpunt bereikt om een beslissing te nemen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het is aan de VN om dat onderzoek te doen. Het is ook aan de VN om daarin een tijdspad aan te geven. De secretaris-generaal heeft de noodzaak van snelheid goed in het vizier. Wij helpen daarbij waar we kunnen. Voor ons gaat het erom dat we inzicht krijgen in wat er gebeurd is. Ik kan er dus niet op vooruitlopen wat de triggers kunnen zijn om te zeggen: nu is het goed. Maar het gaat om snelheid en gedegen onderzoek.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Snelheid en gedegen onderzoek lijken me sowieso goede uitgangspunten. Maar ik ben wel een beetje in de war door de antwoorden van de minister. Enerzijds hoor ik dat er onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn. Er wordt gesproken over andere organisaties en het Rode Kruis. Anderzijds hoor ik dingen als: het is onmogelijk om alternatieven te vinden. Graag wil ik allereerst van de minister weten wat het nou precies is. Is het onmogelijk om hiervoor alternatieven te vinden of zijn die er wel? Volgens mijn informatie is het namelijk onmogelijk.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik zei dat we bezig zijn met inventariseren wat er mogelijk is. Maar de eerste indruk, de eerste feedback daarop is dat het heel moeilijk is om de rol van UNRWA op korte termijn, zeker binnen deze fase van crisis en oorlog, te vervangen.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
U zegt dat de rol van UNRWA moeilijk te vervangen is. We hebben afgelopen vrijdag een uitspraak gehad van het Internationaal Gerechtshof, waarin duidelijk wordt aangegeven wat de situatie is op dit moment en wat er moet gebeuren om te voorkomen dat er genocide gaat plaatsvinden in Gaza. Ondertussen weten we dat die mensen voor hun eten, voor hun leven afhankelijk zijn van hulp vanuit UNRWA. Zou de minister willen reflecteren op de vraag wat het uiteindelijk betekent om dat besluit dan toch te nemen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Laat ik vooropstellen dat de Nederlandse bijdrage van 9 miljoen al begin dit jaar is overgemaakt. Aanvullend daarop hebben we in december 10 miljoen beschikbaar gesteld, en die is ook overgemaakt in januari. Daarmee zijn we een van de grootste donoren van UNRWA. Van Nederlands geld kunnen ze in ieder geval enige tijd vooruit. We hebben de laatste maanden 50 miljoen extra gegeven voor humanitaire hulp aan Gaza, bovenop onze additionele bijdrage. Ik denk dat Nederland zich dus niet hoeft te schamen voor wat het heeft gedaan. Sterker nog, we lopen voorop. Nogmaals, we zullen alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat de humanitaire dienstverlening en hulpverlening in Gaza niet onderuitgaan. We zijn met partners hard aan het werk daarmee.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Fijn dat we vooroplopen, maar er is nu wel een besluit genomen om het op te schorten. Dat heeft een enorme impact voor de mensen daar. Denk aan de enorme onzekerheid die ze nu voelen. Ik wil graag van de minister horen op welke manier dat in overweging is genomen bij het nemen van dit besluit.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, de beschuldigingen waren zo ernstig — ook UNRWA nam ze zeer ernstig, want ze hebben mensen ontslagen — dat je niet anders kan. Maar voor ons is dit met name een duidelijk politiek signaal aan UNRWA dat we heel serieus nemen. Nogmaals, ons geld was al overgemaakt. We vragen dat geld niet terug, maar we vragen wel om dit punt heel serieus op te pakken. Dat zijn ze nu aan het doen. De eerste tekenen zijn ook dat ze het serieus oppakken. Ik hoop dat ze snelheid maken, dat is nu het belangrijkste.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Tot slot. Ik hoor de minister nog steeds niet echt duidelijk aangeven op welke manier hij overwogen heeft wat zijn woorden voor gevolgen hebben voor de mensen daar die op dit moment afhankelijk zijn van hulp, voor de vrouwen en kinderen die afhankelijk zijn van hulp van UNRWA voor water, medicijnen, onderdak. En ik hoor de minister eigenlijk ook niet met een plan komen hoe hij verder wil op het moment dat dit besluit genomen is. Ik vind het werkelijk waar onbeschrijfelijk dat er geen plan is maar er wel een besluit ligt, zonder dat er daadwerkelijk is afgewacht wat uiteindelijk de resultaten zijn van het onderzoek. Op het moment dat er geen plan ligt, zijn het wat mij betreft loze woorden die de minister hier zegt.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Het zal u niet verbazen dat ik behoor tot degenen die juist heel blij zijn met het besluit dat de minister heeft genomen en ook met de kordaatheid daarbij. Dus dank daarvoor; de steun van mijn fractie heeft u ervoor. Ik vind het ook goed dat de minister het dilemma schetst: dat UNRWA een belangrijke partij is die we in de toekomst waarschijnlijk echt nog nodig zullen hebben. Voortvarendheid met het onderzoek is dus echt geboden. Ook alle steun voor de efforts van de minister, ook internationaal, om dat onderzoek voortvarend te laten plaatsvinden. Ik ben nog wel een beetje op zoek naar het volgende. Organisaties zoals het Rode Kruis en andere organisaties zijn daar nu wel actief. Het lijkt mij verstandig om dat sowieso uit te breiden en erop in te zetten dat zij ook in de toekomt naast UNRWA staan. Want het is natuurlijk kwetsbaar om maar één organisatie te hebben. Dat zien we nu. Er hoeft maar iets te gebeuren. Dus ik vraag via u, voorzitter, de minister om zich ervoor te blijven inspannen dat meerdere organisaties, een grote diversiteit aan hulporganisaties, zich laten inzetten in Gaza. Kan de minister dat toezeggen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Die toezegging heeft u. We doen dat natuurlijk al. We hebben ook extra middelen voor het Rode Kruis in december toegezegd. Maar we gaan er zeker nu weer meer mee aan de slag.
De heer Tuinman (BBB)
De heer Tuinman (BBB):
Mooie woorden van collega Kamminga. Ik sluit me daar volledig bij aan. Maar ik wil toe naar het volgende. Strategische afhankelijkheden zijn eigenlijk kwetsbaarheden in het systeem. We zien uiteindelijk wat de problemen in de Palestijnse gebieden ook betekenen. Uiteindelijk gaat het hier over noodhulp. Mijn vraag is dan ook als volgt. Zoals Kaag ook zegt, hebben we UNRWA nodig, want we hebben niks anders. Vormt dat een kwetsbaarheid voor noodhulp? Is dat überhaupt wenselijk? Is de minister ook bereid om te kijken of hij een plan of een strategie kan ontwikkelen — ik wil best met hem meedenken — om dat te diversificeren, zoals we dat ook met andere strategische afhankelijkheden doen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Zeker. Dat is zeker interessant. Onze mensen zijn bezig, ook internationaal, om te kijken hoe dat moet. Door de oogharen kijkend naar dat staakt-het-vuren, en dan op weg naar een politieke oplossing en een tweestatenoplossing, zijn structuren als UNRWA ook niet meer nodig, althans niet meer in die zin. We moeten nu dus creatief kijken wat er kan. Iedereen is daar hard mee bezig, maar ik sta zeer open voor ideeën.
De heer Tuinman (BBB)
De heer Tuinman (BBB):
Krijg ik het woord, voorzitter? Dank u wel.
Dat ben ik helemaal met u eens. Maar ik wil een stip aan de horizon zetten. Want dit is nu casus nummer één, en die is verschrikkelijk, maar ik zie dit in de toekomst vaker gebeuren. Dus hoe gaan we ervoor zorgen dat we niet structureel op het gebied van toegang tot noodhulp en steun wederom afhankelijk worden van één single point of failure, dus één punt dat ons heel kwetsbaar maakt?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het kabinet blijft maar politiek verkeerder signalen afgeven richting Gaza. We hebben het staakt-het-vuren gezien, waar Nederland niet achter wil gaan staan. Hulporganisaties zeggen dat zij een staakt-het-vuren echt nodig hebben om de mensen in Gaza te helpen. Nederland gaat daar niet in mee, wat een schande is. En nu komt dit besluit over UNRWA daar bovenop. UNRWA wordt nu ook weer steun onthouden. Dat is een politiek signaal dat de verkeerde kant op gaat en dat dupeert heel veel mensen in Gaza. Mijn vraag aan de minister is de volgende. UNRWA heeft zelf gezegd: ons werk komt nu in gevaar; wij zijn de grootste hulporganisatie daar en miljoenen mensen komen in de problemen. Is de minister met UNRWA in gesprek gegaan, heeft hij gekeken op welke manier het werk van UNRWA nu wordt bedreigd en heeft hij dat meegewogen in zijn besluit om de hulp op te schorten?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
We zijn constant in overleg met UNRWA. Ik heb morgen ook een gesprek met de baas van UNRWA om hem te vragen hoe wij kunnen helpen om dat onderzoek te versnellen. Ook wij willen namelijk op dat punt zo snel mogelijk informatie en closure hebben. Wij staan daarover constant in contact en zijn in gesprek.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Maar dat is geen antwoord op mijn vraag, want het gaat mij niet om het onderzoek. Het onderzoek moet sowieso plaatsvinden. Het gaat mij om het signaal dat UNRWA afgeeft, namelijk dat 2 miljoen mensen nu in gevaar komen. Zij hebben al helemaal geen toegang tot voedsel en water, maar dat wordt nog erger. De gevolgen kunnen zo ernstig zijn dat Nederland medeplichtig kan zijn aan het een en ander, gezien de uitspraak van de rechter. Mijn vraag is dus: heeft de minister nou voordat dit besluit werd genomen in beeld gebracht wat de consequenties daarvan voor UNRWA zijn?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, Nederland heeft van tevoren 27 miljoen overgemaakt voor het hele jaar. Dat loopt. Bij dit soort beschuldigingen is het niet meer dan normaal dat je hulp opschort, of althans, dat je in ieder geval het politieke signaal geeft dat hier wat aan de hand is. Dat moet UNRWA nu oppakken. Dat bespreek ik morgen ook met de baas van UNRWA. We bespreken met de baas van UNRWA natuurlijk ook humanitaire situatie in Gaza. Maar eerst moet er opheldering komen. Dat is een hele normale gang van zaken.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Waar baseert de minister op dat dit een normaal politiek signaal is? Ik heb namelijk geen vergelijkingsmateriaal. Nogmaals, mijn vraag blijft staan. We hebben het namelijk ook over de lange termijn. Ja, nu is er geld overgemaakt, maar UNRWA geeft zelf het signaal af dat het hier ook op de langere termijn last van krijgt. Omdat het kennelijk niet gebeurd is, is mijn vraag: heeft de minister goed in kaart gebracht wat de gevolgen van dit politieke besluit zijn voor de mensen in Gaza, ook op de langere termijn?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Bij beschuldigingen van terrorisme en samenwerking met terrorisme hebben we in het verleden eerder programma's opschort. Dat is nu de enige logische stap die je kan zetten en daarom zeg ik "normaal".
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik val de minister even bij. Dat deed ik gisteren ook. De suggestie dat er met deze stap nu acuut een noodsituatie dreigt, is gewoon niet waar. Ik denk dat we als parlementariërs daarmee moeten stoppen. Het geld is overgemaakt. Als uit het onderzoek blijkt dat de opschorting gecontinueerd moet worden, praten we rond de begroting voor 2025 weer verder over de continuering. Daar gaat het over. Het geld is al overgemaakt.
Voorzitter. Het puzzelt me. Ik kan het weten, want ik heb me in de afgelopen jaren met ontwikkelingssamenwerking beziggehouden. Ik heb in een raad toezicht gezeten, dus ik weet een beetje hoe dat werkt. Ik steun ontwikkelingssamenwerking ook. Noodhulp is bij uitstek een sector die heel snel, in hele urgente situaties, veilig drinkwater moet kunnen leveren. Wat ik niet begrijp in deze casus, is dat het lijkt alsof dat nu niet meer mogelijk is via noodhulporganisaties. Het is bij uitstek hun corebusiness om als er een aardbeving, een ramp, plaatsvindt, daar binnen een paar dagen met water, hulp, middelen en medicijnen te komen. Ik begrijp niet dat dit overal op aarde kan, behalve in het Gazagebied. Ik wil dus het volgende aan de minister vragen. Is de minister het met mij eens dat als er medicijn- en voedseltekorten dreigen, het voor noodhulporganisaties mogelijk moet zijn om die te voorkomen? Is de minister in staat om dat met hen te bekijken? UNRWA is niet de enige organisatie in Gaza. Er zijn er vele meer. Deze Kamerleden hebben zelfs een rondetafelgesprek gehad met die organisaties. Nogmaals, het is hun corebusiness om snel te handelen. Kan de minister bekijken hoe we er via die partijen, met hun noodhulp en expertise, voor kunnen zorgen dat elk tekort aan voedsel en medicijnen voorkomen wordt?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Absoluut. Daar zijn we ook mee bezig. Het is natuurlijk een ongelooflijk lastige situatie, omdat je daar middenin een oorlog zit. Dat maakt het dus moeilijker. Maar die expertise is er en die zijn we ook aan het mobiliseren, ook internationaal.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De heer Van Baarle. Sorry, de heer Ceder continueert.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan mijn laatste opmerking op dit punt. De Kamer heeft zich er vaker over uitgesproken dat het goed zou zijn om middelen te sturen naar Gaza. Ik meen dat de heer Van Baarle en de heer Dassen daarover gisteren ook iets hebben ingediend. Dat heb ik ook gesteund. Maar ik heb ook aangegeven dat je dat niet alleen te land en door de lucht kan doen, maar ook ter zee. We hebben een schip voor het Gazagebied, of in ieder geval in de Middellandse Zee, dat fysiek en technisch in staat is om goederen te leveren. Ik wil de minister vragen of hij bereid is om in de gesprekken die hij voert expliciet te kijken of we die maritieme corridor, die nog steeds niet van start is gegaan, kunnen gebruiken om op welke wijze dan ook voedsel, medicijnen en zorg te gaan leveren.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Absoluut. We kijken daarnaar en hebben gesprekken met Cyprus en Israël. Ik ben zelf bij een bespreking daarover met Netanyahu geweest. We zijn er nog niet, omdat het technisch lastig is. Je moet namelijk ook kijken naar floating terminals bij Gaza. Er moet dus een soort haven worden gecreëerd. We kijken ook — daarover is de Kamer geïnformeerd — naar droppings, gericht op medicijnen voor ziekenhuizen. Flauw grapje: dat hangt in de lucht. Maar we zijn ermee bezig om dat ook getarget te kunnen doen. We kijken dus eigenlijk naar alle mogelijkheden om dat te doen. De beste weg is nog steeds over land, via Jordanië of Egypte. En er moeten meer poorten open. Daarover ging ook het verslag van gisteren van mevrouw Kaag in de Veiligheidsraad. Er moet daar meer in gang komen om hulp mogelijk te maken. Maar maritiem is zeker een optie.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Ik schrik een beetje van de wisseling van zojuist. Daarin werd gezegd: als er een tekort zou zijn aan medicijnen of voedsel, dan moeten we toch iets kunnen. Maar dat tekort is er al. Het Internationaal Gerechtshof heeft geoordeeld dat er direct toegang moet komen voor humanitaire hulp, juist omdat er een tekort is en honderdduizenden mensen in Gaza op dit moment lijden aan catastrofale honger. Dat tekort is er al. Ik zou het volgende aan de minister willen vragen. Er werden net vragen aan hem gesteld over hoeveel tijd de Nederlandse regering wil nemen om dit te beoordelen. Ik zou aan de minister willen vragen hoeveel tijd hij denkt dat de Gazanen hebben om te wachten totdat de Nederlandse regering over de brug komt met een besluit over of ze de Gazanen weer wil helpen via UNRWA. Hoeveel tijd denkt de minister dat de Gazanen hebben?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Meneer de voorzitter, ik ga in herhaling vallen. Die tijd moeten wij nemen zodra UNRWA met het rapport komt en het onderzoek start. Dat heeft nu de hoogste urgentie. Daarop zullen we dan reageren.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Dat is een egocentrisch antwoord. "Die tijd moeten wij nemen". "Wij"! Er lijden daar honderdduizenden mensen aan catastrofale honger. Dat is een feit. Ik hoop dat de minister dat onderkent. Er is een schrijnend tekort aan voedsel, medicijnen en humanitaire goederen. En de minister zegt hier: we moeten maar eens even kijken hoeveel tijd wij gaan nemen. Ik herhaal de vraag die net door collega Teunissen aan de minister werd gesteld: is er überhaupt een beoordeling gemaakt van hoelang de Palestijnen in Gaza dit kunnen uithouden zonder dat er via UNRWA aanvullende hulp tot ze komt? Kan de minister dat onderbouwen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik ga het toch weer herhalen: Nederland mag trots zijn op onze humanitaire bijdrage in Gaza. We lopen voorop met de bedragen die we hebben overgemaakt voor humanitaire hulp. Ook van UNRWA zijn we een leidende donor en we zijn een van de weinige die al vooruit heeft betaald. Dus ik schaam me helemaal niet voor de bijdrage die we doen aan de Palestijnen in Gaza. We lopen voorop. Maar dit is zo ernstig en zo serieus, dat we eerst een onderzoek moeten hebben. Daarna praten we verder. We hopen dat dat snel gebeurt. Het is op dit moment aan de VN om daar snelheid te maken.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Dat was helemaal geen antwoord op mijn vraag. Ik heb nu twee keer aan de minister gevraagd hoeveel tijd de mensen in Gaza hebben. De eerste keer antwoordt deze minister in de wij-vorm: wij moeten maar kijken hoeveel tijd we nemen als het onderzoek er is gekomen. Ook in zijn tweede antwoord geeft hij weer aan niet te kunnen beoordelen hoelang de mensen in Gaza hebben. Hij zegt: we hebben in het verleden een bijdrage gedaan. Het gaat niet om de bijdrage in het verleden. Het gaat om het volgende. UNRWA zelf geeft aan: als wij geen aanvullende financiering krijgen, dan stopt in februari dadelijk de hulp aan de mensen in Gaza. Mijn vraag aan de minister is: is meegewogen en een beoordeling gemaakt van hoelang de mensen in Gaza, die nu al volstrekt te weinig krijgen, zonder aanvullende financiering überhaupt nog kunnen overleven, als er geen cent bijkomt? Kan de minister dat onderbouwen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Vanaf de eerste dag na de afschuwelijke pogrom van 7 oktober is Nederland bezig geweest met humanitaire hulp voor Gaza. Dag in, dag uit zijn we daarmee bezig geweest. We weten allemaal dat er meer hulp moet komen. We weten allemaal dat de situatie schrijnend is. We zijn er dag in, dag uit mee bezig geweest om meer toegang te krijgen, door druk te zetten op de Israëliërs, door met de VN en hulporganisaties in gesprek te gaan. We hebben niks anders gedaan dan het lot van de Gazanen voorop te stellen, en dat doen we nog steeds. We lopen voorop in onze bijdrage, die juist vooruit is betaald. Ik kan ook geen oordeel geven over hoe de situatie precies is, anders dan dat we weten dat die heel schrijnend is en dat we ons maximaal inzetten om die noden te ledigen.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Dan kan ik alleen maar concluderen dat de Nederlandse regering op een volstrekt onacceptabele wijze een besluit heeft genomen, waarbij het risico's neemt op kosten van Palestijnse levens. Want als de minister hier — en dat geeft hij zojuist letterlijk aan — geen beoordeling kan geven van de huidige situatie, dan is het gevolg van het niet geven van extra geld voor de burgerbevolking in Gaza niet aantoonbaar meegewogen. Dat vind ik schrijnend, want het gaat hier om mensenlevens. Dat is niet meegewogen. Ik vind dat deze minister zich dat moet aantrekken.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik werp dit verre van me. Wat ik net al zei: we zetten ons volop in voor het lot van de Gazanen, met maximale financiële inzet en maximale inzet van het kabinet.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Vandaag deed Noorwegen de oproep aan alle landen die de hulp aan UNRWA hebben opgeschort, om die hulp weer op te starten. Omdat Noorwegen ziet dat UNRWA de enige organisatie is die dat op dit moment kan leveren in Gaza, omdat mensen doodgaan van de honger. De Wereldgezondheidsorganisatie deed dezelfde oproep. Borrell, de EU-buitenlandchef, deed dezelfde oproep. Wat zegt deze minister tegen Noorwegen, tegen de hoogste buitenlandchef van de EU en tegen de Wereldgezondheidsorganisatie?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Die zegt hetzelfde en die zegt dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt om humanitaire hulp te geven. Nederland loopt voorop maar vindt deze zaak zo serieus dat het eerst de uitkomst van het onderzoek wil hebben voordat het weer verdergaat. Nogmaals, dit is een politiek signaal; dit is geen financieel signaal. Het is een politiek signaal aan UNRWA dat ze dit onderzoek serieus moeten nemen.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
De minister zegt: "een politiek signaal om dit serieus te nemen". Volgens mij hebben zij een extern onderzoek ingesteld en zijn er mensen ontslagen, overigens helemaal terecht! Want als dit inderdaad klopt, moet dit grote gevolgen hebben voor de mensen; die moeten strafrechtelijk worden vervolgd. Dat is allemaal waar, maar wat zou UNRWA dan volgens deze minister nog meer moeten doen om te zorgen dat ze weer voedsel kunnen gaan geven aan de mensen die nu honger hebben?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Punt a: het is niet zo dat de voedselhulpverlening nu stopt. Er zijn nog financiën; ik ga dat morgen ook bespreken met de baas van UNRWA. Ik wil van hen snelheid en inzicht. We hebben nu beschuldigingen en we hebben wat feiten; er gaan heel veel geruchten rond, maar we hebben niet hele plaatje. Het hele plaatje moet snel naar boven komen. Dat is wat ik van UNRWA wil.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Dan tot slot, voorzitter. Ik heb, net als mijn voorgangers, geprobeerd om de minister te bewegen tot iets meer mededogen. Want ik snap ook wel de frustratie van de mensen die vóór mij hiernaar hebben gevraagd. Op dit moment dreigt de helft van de Gazanen te sterven van de honger. Op het moment dat wij langer gaan wachten en op het moment dat het nog langer duurt, zijn mensen al doodgegaan van de honger. Snapt deze minister dan tenminste deze zorgen en snapt hij dat de hulp nu echt weer op gang moet komen, en dat de UNRWA daar hard voor nodig is? Dat heeft mevrouw Kaag u vandaag ongetwijfeld verteld, zeg ik via de voorzitter. Snapt de minister dat dan tenminste?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het kabinet is heel, heel erg goed op de hoogte van de situatie, in de zin van de humanitaire noden. Daarom zetten we daar ook zo hard op in. We hebben de afgelopen maanden niet anders gedaan. Ik val in herhaling: het gaat er niet om dat nu de hulpverlening is gestopt; die loopt nog steeds. Het gaat om de toekomst. Als UNRWA niet snel komt met uitkomsten, raken ze in de problemen. Laten ze hard werken om dat op te lossen.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Als ik nu telkens de interrupties hoor, denk ik dat het allereerste wat zou moeten gebeuren is dat die 136 gegijzelden terugkomen. Dan is er denk ik alweer een hele andere situatie. Maar goed, daar hebben we het nu niet over; dat is een onderwerp voor een andere minister. Er kan straks na die onderzoeken weer een situatie ontstaan waarin het kabinet, de minister, een besluit neemt om toch weer financiering richting UNRWA op te starten. Dat is niet iets acuuts, want er is helemaal geen acute financiering gestopt; het is nu puur een besluit richting de toekomst. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Het ligt hier natuurlijk best gevoelig. De minister heeft ook aangegeven dat hij ook niet precies weet wat er uit die onderzoeken komt. Stel nu dat er straks de situatie ontstaat dat die financiering toch weer vrijgegeven wordt, zou hij dat dan ook expliciet hier aan de Kamer willen voorleggen, gezien de precaire situatie waarover we nu spreken?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De volgende bijdrage aan UNRWA, zoals we die contractueel hebben vastgelegd, is pas volgend jaar. Als wij weer de hulp ontvriezen, is dat een automatisme. Ik zal de Kamer informeren als wij dit weer willen herstellen omdat we denken dat het punt bereikt is dat UNRWA op dit punt genoeg informatie heeft gegeven en maatregelen heeft genomen.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ik vind het toch wel schokkend om de interrupties te horen. De schuldige is volgens mij Hamas, dat de grootste pogrom sinds de Tweede Wereldoorlog heeft begaan. Hamas is de verantwoordelijke en de schuldige. De verantwoordelijkheid voor dit probleem ligt niet bij de Nederlandse overheid en ook niet bij Israël, maar bij Hamas. Als zij morgen die gijzelaars vrijlaten, is het probleem opgelost en kunnen we naar een wapenstilstand toe praten. Toch nog een vraag aan de minister: wat gaat u doen om de gegijzelden vrij te krijgen en wat kunt u doen om de gijzelaars humanitaire hulp te geven?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ook vanaf de eerste periode, de eerste week na 7 oktober, heeft Nederland samen met de premier verschillende missies naar Qatar, Israël en Egypte gehad, juist over gijzelaars en het vrijlaten van gijzelaars, ook onze Nederlandse gijzelaar. Dat heeft gelukkig tot succes geleid. Dit staat dus hoog op onze agenda. Iedereen is ermee bezig om dat voor elkaar te krijgen. Zoals u zegt: zodra Hamas de gijzelaars vrijlaat, zitten we inderdaad in een andere situatie.
Dan kom ik bij Oekraïne. Ik heb net in algemene zin gezegd hoe belangrijk het is om Oekraïne te blijven steunen. Er was een vraag van mevrouw Kamminga over de mogelijkheden om hulp met handel verder te intensiveren. We zijn hard bezig om het Nederlandse bedrijfsleven daarbij te betrekken. We hebben een speciaal gezant voor het bedrijfsleven en de wederopbouw. Die heeft al verschillende missies gehad om Nederlandse bedrijven over de streep te trekken om daar aan de slag te gaan. Dat is natuurlijk niet makkelijk, gezien de oorlogssituatie, maar we hebben daar een aantal middelen voor ingezet. Op grond van de exportkredietverzekeringsfaciliteit kunnen Nederlandse bedrijven een beroep doen op verzekeringen voor exportinvesteringen. Dat helpt wel. We zetten hier dus al zover wij kunnen maximaal op in.
Dan humanitair overig. Naast Gaza was er één vraag van de heer Boswijk over Afghanistan. Afghanistan ligt mij nauw aan het hart. Ik heb er twee keer gediend, bijna tweeënhalf jaar in totaal. Het is natuurlijk hartverscheurend om te zien wat er is gebeurd met alles wat we daar op het gebied van vrouwen- en meisjesrechten hebben kunnen opbouwen. Ik heb ook voor die groepen studenten en vrouwelijke ondernemers gestaan met: "You're the future, the new generation". Als je eraan denkt dat die nu allemaal weggevaagd zijn, gevlucht zijn of niet meer naar school mogen, dan is dat natuurlijk verschrikkelijk. Ik begrijp dus de oproep om niet samen te werken met de taliban maar om buiten de taliban om wel zo veel mogelijk te doen voor de Afghanen, die naast de situatie van vrouwen en meisjes natuurlijk ook humanitair in een verschrikkelijke situatie zitten. Ik zie dit dus als een oproep die ik kan steunen.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Waar ik vooral naar op zoek ben en waar ik het antwoord eerlijk gezegd zelf ook nog niet op heb, is dat de situatie met de taliban natuurlijk op z'n minst ongemakkelijk is voor ons als westerse landen. We hebben er immers twintig jaar tegen gevochten en dit is uiteindelijk het resultaat. Maar we zien wel andere landen, waaronder Japan, een land dat niet heel anders is dan ons land en dat ook een rechtsstaat is, die uiteindelijk hebben besloten om de taliban niet te erkennen, maar wel hun ambassade weer te openen omdat dat uiteindelijk ten gunste is van de Afghaanse bevolking omdat de noodhulp en de coördinatie daardoor beter gaan. Is de minister bereid om te kijken of dat misschien voor Nederland ook een optie zou kunnen zijn op termijn? De kans bestaat namelijk dat de taliban tot in lengte van dagen blijft zitten zoals die er nu zit. We moeten de strategie uit de jaren negentig misschien niet herhalen, want toen hebben we het land ook aldoor genegeerd, met alle gevolgen van dien.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Absoluut, helemaal eens. We zijn ook niet van plan om de deur naar Afghanistan dicht te gooien. Ik kan de heer Boswijk dus wel de toezegging doen om creatief te gaan zoeken naar allerlei creatieve oplossingen, om toch wat meer te doen dan we nu doen.
Ik heb nog wat algemene punten over humanitaire hulpverlening. We hebben natuurlijk Gaza en Oekraïne, maar ik wil onderstrepen dat we een veelvoud aan grote crises in de wereld hebben waarvoor noodhulp nodig is. Ik zal een aantal bedragen noemen. Eerst de bijdrage aan Jemen. In 2023 ging het daarbij om 31 miljoen. Voor Sudan, waar vreselijke ontwikkelingen plaatsvinden, was het 17,5 miljoen. Voor Syrië was het 33 miljoen en voor de DRC 17 miljoen. Dus ja, we doen heel veel en er spelen heel veel crises naast elkaar. Zou ik meer geld willen hebben? Ja, natuurlijk.
Dan OS algemeen. Veel verschillende woordvoerders vroegen zich gisteren in het debat af of we ontwikkelingssamenwerking niet beter kunnen vormgeven als gelijkwaardige partnerschappen. Beter samenwerken in ontwikkelingssamenwerking, noemde mevrouw Kamminga het. Dat doen we door minder versnippering en kortlopende activiteiten, door meer grotere fondsen met een langere looptijd en door EU-samenwerking. We zien ontwikkelingslanden echt als partners, waarbij we niet naïef zijn, maar ook niet pretenderen dat we precies weten wat goed voor hen is. Nederland heeft geen enkele intentie om andere landen zijn ideeën op te leggen. We gaan gelijkwaardiger samenwerken met Afrika. Dat ziet u ook in de Afrikastrategie. Dat gaat over het versterken van de relatie en daarmee het verkennen van elkaars positie en belangen. Het hebben van gelijkwaardige partnerschappen betekent ook niet dat we het over alle zaken met elkaar eens moeten zijn. Het betekent wel dat we moeten luisteren en moeten vragen naar de standpunten van de ander. Het betekent dat we ruimte moeten geven aan de genoemde belangen, ook als die soms haaks staan op de Nederlandse. Dat is de essentie van zowel de door de Kamer positief ontvangen Afrikastrategie als onze beleidsbrief Mensenrechten, democratie en internationale rechtsorde.
De heer Boswijk en de heer Ceder spitsen dit in hun interventies toe op Afrika en de Sahel. Hoe gaan we om met het dilemma dat we enerzijds staan voor universele waarden en anderzijds willen voorkomen dat we er vanuit een morele verhevenheid in staan? Dan zijn we namelijk met de beste intenties uiteindelijk niet effectief en dan zullen die landen kiezen voor Rusland en China en tegen Europa. Fragiele staten zijn, om met de heer Tuinman te spreken, inderdaad een kruitvat op zoek naar een lont. De lokale bevolking heeft het nakijken als het vat ontploft, en wij ook. Instabiliteit raakt ons dus ook. Dat zeg ik in algemene zin over OS.
Dan migratiepartnerschappen. Mevrouw Kamminga stelde de vraag of wij niet meer moeten prioriteren in onze OS-instrumenten als deze landen niet goed meewerken bij de opvang van vluchtelingen. Dat is iets wat we al doen. Ik denk dat we daar goede successen mee behalen, maar dat we wel een landenspecifiek beleid moeten voeren, omdat bij het ene land de carrot helpt en bij het andere land de stick, of beide. We zullen dus beide moeten inzetten. Maar we kunnen zeker kijken naar hulp afbouwen bij landen die niet meewerken. Maar nogmaals, ik heb geen one-size-fits-all. We zien nu hele goede resultaten in onze relaties met Marokko. Dat is ook een verspreide inzet geweest, een inzet op verschillende fronten.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de minister voor wat ik toch maar een beetje interpreteer als een toezegging, zeker op het punt waar de minister ingaat op het kijken naar het afbouwen. Ik heb daar een motie voor klaarliggen, dus ik ben wel op zoek hoe dat zou kunnen. Worden wij daarover geïnformeerd? Ik hoor wat de minister zegt, namelijk: wij kunnen ernaar kijken. Maar dat vind ik in alle eerlijkheid redelijk vrijblijvend. Kan de minister mij daar iets meer comfort op geven? Dat scheelt dan misschien weer een motie voor zo meteen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik vind dat we daar niet in algemene zin iets over kunnen zeggen, maar wel landenspecifiek. De toezegging is dat we daar serieus naar kijken en dat we het inzetten wanneer het nodig is. Ik kan mij uit eigen ervaring herinneren dat we dat stickelement ook echt wel in overweging nemen en op tafel leggen als dat nodig is. Maar dat doen we meestal achter gesloten deuren.
Nu u hier toch staat, ga ik in op een vraag van u over de financiering van ngo's die voor meer dan 50% afhankelijk zijn van de Nederlandse overheid. Wat u zegt, heeft wel mijn sympathie, want je wilt toch een breder draagvlak hebben dan alleen de overheid. Maar je moet het wel gedifferentieerd zien. We hebben het net gehad over noodhulporganisaties die bij uitstek niet geschikt zijn om een brede basis te vinden. Zij moeten snel kunnen acteren op basis van een grote bijdrage. Ik sta er wel sympathiek tegenover om dit mee te nemen in toekomstig beleid, namelijk dat we de verbreding van steun en dus minder afhankelijkheid van de overheid vooropstellen bij de financiering.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Nu we toch lekker bezig zijn, bespaart deze interruptie wellicht een andere motie die ik voornemens was in te dienen. Ook hier weer dank aan de minister voor het feit dat hij hier welwillend tegenover staat. Ik zou de minister echter willen verzoeken om toch per brief een keer in te gaan op waar er wat voor categorieën zijn. Ik snap dat dat niet op korte termijn kan. Ik voel met de minister mee als hij zegt dat er misschien verschillende categorieën zijn, maar ik wil daar toch wat meer beeld bij krijgen. Het zou enorm helpen als dit niet alleen meegenomen wordt in beleid, maar als er ook voor gezorgd wordt — laat ik in ieder geval voor mijzelf spreken — dat ik het beter kan begrijpen. Als er een soort brief kan komen waarin de minister aangeeft wat de effecten zouden kunnen zijn en waar de risico's en mogelijk ook de kansen zitten — laten we die ook niet vergeten — dan zou ik dat zeer op prijs stellen. Nogmaals, dit hoeft echt niet op hele korte termijn.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, die toezegging kan ik doen. Daar kunnen we een brief over sturen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
In aanvulling op de vorige vraag zou ik graag in overweging willen geven om in dat onderzoek dan ook mee te nemen dat op dit moment al 25% eigen bijdrage wordt gevraagd en ook dat er volgens mij ook andere criteria zijn om aan te tonen dat er een breed draagvlak is in de Nederlandse samenleving voor de organisaties die in aanmerking komen voor deze financiering. Dus: graag deze aspecten ook meenemen!
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik kan mevrouw Hirsch toezeggen dat we dit zullen meenemen. We zullen een brede weging doen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dat was de vijfde interruptie van mevrouw Hirsch.
De heer Tuinman (BBB)
De heer Tuinman (BBB):
Als we de vraag die we aan de minister stellen, toch aan het uitbreiden zijn, zou hij er dan ook op in willen gaan hoe we ervoor zorgen dat de ngo's die daadwerkelijk geld krijgen in de regio's geaccepteerd worden door de mensen daar, in hun culturen en gebruiken, zodat dit werkelijk zijn plek kan krijgen? Voor ons is dat belangrijk. Dat gaat namelijk over het lokale eigenaarschap. Kan de minister dat toezeggen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, absoluut. Het belangrijkste wat we kunnen doen, is ervoor zorgen dat de lokale organisaties versterkt worden. We hebben al een sterke Nederlandse organisatie, dus het moet echt via lokaal. Ik denk dat je er in de toekomstige programma's voor bijvoorbeeld het maatschappelijk middenveld voornamelijk naar moet kijken dat de meeste hulp terechtkomt bij lokale organisaties.
De heer Tuinman (BBB)
De heer Tuinman (BBB):
Is de minister dan ook bereid om te kijken naar de instrumenten die hij heeft: RVO, Invest International en Atradius? Die zaken moeten we daadwerkelijk aan elkaar koppelen. Dan heb je vier componenten: de overheid, ngo's, het bedrijfsleven en waar het echt om gaat, namelijk de mensen die het nodig hebben. Als we die zaken bij elkaar brengen, kunnen we daarmee samen ook een langetermijnperspectief invullen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat zijn instrumenten die we nu al hebben. We proberen die in heel veel beleidsterreinen samen te voegen.
Ten slotte had ik nog één vraag van de heer Boswijk, over de nul euro die er in 2026 naar het maatschappelijk middenveld zou gaan op de begroting. Ik moet zeggen: ik herken die conclusie niet. Als wij naar de begroting kijken, staat er in 2026 bij beleidsartikel 3.3 voor het maatschappelijk middenveld 193 miljoen euro. Wij vinden een sterk maatschappelijk middenveld juist van groot belang voor de democratie wereldwijd, dus daar blijven we op inzetten. Wel zijn we aan het kijken naar een nieuw programma voor het maatschappelijk middenveld. We zullen dat na 2025 een nieuwe vorm moeten geven. Later dit jaar komt er een brief met een voorstel daartoe naar u toe.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Even op dit punt, want ik heb hier gisteren een groot punt van gemaakt. Je merkt dat er een dilemma speelt: ga je in een ontwikkelingssamenwerkingsland via maatschappelijke organisaties werken, daar geld wegzetten en zorgen dat het zo richting de mensen komt, of via internationale organisaties als de VN? Ik heb een sterke voorkeur voor het eerste, omdat ik denk dat het geld daarmee ook echt terechtkomt bij de meest kwetsbaren. Ik merk ook dat dit een worsteling is op BuZa. Ik wil de minister toch uitdagen. Is hij het met me eens dat we moeten proberen om dat veel meer te doen met lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld en organisaties daar, zoals de IOB ook zegt? Ziet de minister dat ook? Wat is zijn reflectie op het advies? Is hij dan ook bereid om een beweging te maken en de maatschappelijke partners — denk aan de Dutch Relief Alliance, en zo zijn er nog andere partijen — veel nadrukkelijker erbij te betrekken dan eerder het geval is geweest?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, dat kan ik u toezeggen, meneer Ceder. Daar zijn we ook al mee bezig op het departement. Het is natuurlijk een worsteling. Het liefste wil je natuurlijk grote bedragen aan grote organisaties geven, want dat is overzichtelijk en dan kan er minder fout gaan. Maar in al onze gesprekken en in alle projecten zie je dat het uiteindelijk toch gaat om lokale organisaties. De DRA werkt ook met lokale organisaties. Dat werkt vaak goed. Onze inzet is dus juist om dat te versterken, ook in het programma maatschappelijk middenveld. Die toezegging krijgt u dus, zeg ik via de voorzitter.
Dan had ik nog een vraag van mevrouw Dobbe over de rechten van vrouwen en meisjes. Het kabinet deelt de zorg van de vraagsteller over vrouwenrechten, die wereldwijd onder druk staan. Het kabinet staat pal voor gendergelijkheid en vrouwenrechten. We wilden hierop intensiveren, maar die extra uitgaven hebben we helaas moeten terugdraaien vanwege de toename van de asielinstroom. Maar toch hebben we de korting op dit artikel kunnen beperken, waardoor het zogenaamde SDG 5-fonds voor de periode tot 2025 niet hoeft te worden gekort. Met onze inzet op feministisch buitenlandbeleid blijven we vrouwen en meisjes prioriteit geven binnen het buitenlandbeleid.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel voor de beantwoording. In principe is het natuurlijk heel fijn om te horen dat het kabinet en de minister hebben gepoogd om hierop zo min mogelijk te bezuinigen, maar er wordt wel degelijk heel veel bezuinigd als het gaat over vrouwenrechten, seksueel-reproductieve rechten en de gezondheid van vrouwen. Het kabinet zegt dit heel belangrijk te vinden en hierop in te zetten, maar er zitten toch forse bezuinigingen achter. Dan gaat er toch wel echt iets mis. Is de minister het daarmee eens?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik zou het liefst alles doen, en mijn voorganger denk ik ook, maar we hebben de realiteit van de begroting. We hoeven ons ook niet te schamen voor wat we hieraan doen. Ik denk dat Nederland voorligt op dit gebied. We worden internationaal gezien op dit gebied. We doen ook nog steeds ontzettend veel. We hadden liever meer willen doen, maar dat is niet mogelijk.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Maar vindt de minister het dan niet ongemakkelijk dat we nu tóch moeten bezuinigen? Hoezeer het kabinet niet wil bezuinigen op vrouwenrechten en seksuele gezondheid, we moeten tóch bezuinigen omdat we vasthouden aan de systematiek dat de eerstejaarsopvang in Nederland van dit budget afgaat. Als je die twee tegen elkaar afweegt, zijn projecten in het buitenland op het gebied van vrouwenrechten daarvan de dupe. Vindt de minister dat dan niet op z'n minst ongemakkelijk?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, het liefst zou ik meer doen op alle fronten, want het zijn natuurlijk heel mooie en nobele doelen, maar het is niet anders en de begroting staat het niet toe. Ik kan daar verder niet heel veel meer over zeggen dan dit.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Dit verheldert het natuurlijk wel. De begroting staat het wél toe; het zijn gewoon keuzes die door dit kabinet worden gemaakt over waar wel geld naartoe gaat en waar geen geld naartoe gaat. Er gaat bijvoorbeeld wel geld naar eerstejaarsasielopvang ten koste van ontwikkelingssamenwerking en er gaat geld naar Nederlandse bedrijven in het buitenland om de concurrentiepositie te verstevigen. Dat is allemaal wel belangrijk, maar op de vrouwenrechten wordt bezuinigd. Dat is de harde realiteit, ondanks de woorden van deze minister.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De suggestie wordt gewekt dat we dit niet belangrijk vinden omdat er weinig geld naartoe gaat. Dat is gewoon niet waar. We zijn een hele belangrijke donor op dit gebied. Dat wordt wereldwijd zo erkend. Dat blijft nog steeds zo, ondanks dat bepaalde intensiveringen niet doorgaan.
Dan kreeg ik nog een vraag van de heer Boswijk in reactie op een interruptie van de heer Ceder over een opiniestuk van de heer Segers van afgelopen september. Dat had ik natuurlijk toen al gelezen en dat heb ik vanochtend herlezen. Laat ik dit vooropstellen: Nederland heeft in ontwikkelingssamenwerking echt oog voor mensen met een beperking. Ieder jaar geeft deze minister, of gaf zijn voorganger, in een brief informatie over de manier waarop mensen met een beperking, met name jongeren, via onze programma's worden bereikt. Ook dit jaar krijgt u daar weer een voortgangsbrief over. Een van de programma's die we ondersteunen is We are Able!, waar de SeeYou Foundation onderdeel van uitmaakt. Die directeur is trouwens een van de auteurs van dit opiniestuk. In dat programma worden mensen met een beperking actief betrokken, zodat hun belangen worden meegenomen in beleid van gemeentes en in nationaal beleid op het gebied van voedselzekerheid.
Dan ben ik eigenlijk door mijn vragen heen, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Hartstikke goed, maar ik vrees dat u er nog wel even staat.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ons betoog ging vooral over de Sustainable Development Goals, de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties. Daarvoor is deze minister verantwoordelijk. Ik heb hem er niet op in horen gaan. Ik wil daar graag een paar vragen over stellen. De eerste vraag is: is de minister ermee bekend dat de Verenigde Naties in juni 2019 een contract hebben gesloten met het World Economic Forum, waarmee het World Economic Forum eigenlijk de opdracht heeft gekregen om die Sustainable Development Goals versneld te implementeren?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Daar ben ik niet van op de hoogte. We hebben wel antwoord gegeven op de schriftelijke vragen van de heer Baudet, waarbij ik ook aangegeven heb dat ik de conclusies van de heer Baudet niet kan delen en ik het daar niet mee eens ben, omdat ik het gewoon niet zie. We hebben het over armoedebestrijding en ervoor zorgen dat iedereen in 2030 1,5 dollar per dag aan voedsel kan uitgeven. Ik zag de conclusies van de heer Baudet gewoon niet in dat licht.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dit is natuurlijk helemaal geen antwoord op mijn vraag. Ik heb trouwens de beantwoording natuurlijk gelezen. Op de vraag die ik zojuist stelde, krijg ik dus geen antwoord. Ik hoop dat de minister daar in zijn tweede termijn op terugkomt, want dit is heel simpel na te zoeken. Dit valt me ook een beetje tegen, want deze minister is primair verantwoordelijk voor de Sustainable Development Goals. Hij was ook bij dat congres in Davos. Daar was de minister twee weken geleden. Ik ging er dus van uit dat de minister dit wist, maar ik hoop dat hij daarop terugkomt in zijn tweede termijn.
Dan nu mijn vervolgvraag. Het World Economic Forum is verantwoordelijk voor die implementatie — dat zeg ik dus nu; dit zijn de feiten — en geeft daar een hele eigen wending aan. Ik geef maar één voorbeeld, maar u kunt dit allemaal nalezen. Daar zijn allemaal white papers over. Ze koppelen bijvoorbeeld die Sustainable Development Goals aan digitale identiteit, bijvoorbeeld aan de Europese digitale identiteit. Dat is iets wat heel controversieel is. Daar hebben wij als Kamer tegen gestemd. Daar ging vorig jaar de motie-Leijten over. Die is natuurlijk verworpen. Nu is mijn vraag aan de minister: is de wijze waarop World Economic Forum vervolgens, in opdracht van de Verenigde Naties nota bene, die duurzaamheidsdoelen implementeert niet heel erg controversieel? Dat is mijn vraag. Wat vindt de minister daarvan?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik kan het gewoon helemaal niet herkennen. Ik was inderdaad twee weken geleden in Davos. Daar heb ik met heel veel bedrijven en maatschappelijke organisaties gesproken, maar ik heb mij niet met dit soort dingen beziggehouden. Maar ik kan zeker nog even nakijken wat daar op dit gebied gebeurd is. Daar kan ik in de tweede termijn op terugkomen.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan is toch mijn de vraag: waar heeft de minister zich dan wél mee beziggehouden? Want overal — dat konden we op de filmpjes zien — waren die Sustainable Development Goals te zien op dat congres. Dat staat steeds, in al die white papers, centraal. De minister heeft zoiets van "ik heb daar niets van meegekregen", maar dan is eigenlijk mijn vraag wat de minister wel heeft meegekregen. Welke projecten heeft hij gezien? Wat voor voorstellen van het World Economic Forum heeft hij gezien? Waar heeft hij zich dan wel mee beziggehouden, is mijn vraag.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, ik herken niet wat daar zou moeten gebeuren anders dan wat ik gedaan heb. Ik heb daar interessante gesprekken gehad over artificial intelligence. Ik heb met het bedrijfsleven gesproken. Ik heb met collega-ministers gesproken over bilaterale agenda's. Ik heb de Millennium Development Goals wel zien hangen op de wanden, zoals je wel vaker ziet op conferenties, maar ik zie niet de agenda waar u op doelt. Ik wil best kijken of er een agenda was die zich daarmee bezig heeft gehouden. Ik heb dat in ieder geval niet gedaan.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Het is jammer dat we zo weinig te horen krijgen. Dan zal ik het zelf invullen. Ik heb het online natuurlijk wel allemaal goed gevolgd. Mij viel het volgende op. Ik heb net een paar voorbeelden gegeven van de vele projecten, bijvoorbeeld digitale identiteit, maar ook de invoering van digitale munten, de Central Bank Digital Currency. Die is ook heel controversieel. De eiwittransitie is ook controversieel. Al die onderwerpen worden daar geagendeerd en die worden aan die Sustainable Development Goals gehangen, waar deze minister verantwoordelijk voor is. Dat zijn allemaal controversiële agenda's. Die worden niet of nauwelijks hier in de Kamer besproken, maar worden daar wel geagendeerd. De minister-president heeft vorig jaar gezegd dat daar de rode lijnen worden uitgezet. Is het dan niet vreemd dat we daarover hier geen debat voeren? Sterker nog, als de Kamer een motie aanneemt waarin gesteld wordt dat we dat niet willen, dan wordt daar niks mee gedaan. Mijn punt is: is dat niet een heel ondemocratische werkwijze? Het World Economic Forum is daartoe gemandateerd door de Verenigde Naties. Het kabinet gaat ernaartoe en is ook betrokken bij die projecten. Ministers waren erbij betrokken. Zelfs onze koningin is daarbij betrokken. Is dat niet een hele vreemde gang van zaken?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, mijn ervaring met het WEF is anders. Ik heb interessante sessies bijgewoond. Ik heb niks gemerkt van een agenda of anderzijds. Nogmaals, ik wil er wel even naar kijken en in de tweede termijn op terugkomen. Ik kan het niet helemaal volgen.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan sluit ik maar af. Ik wil even constateren dat we hier een minister hebben die primair verantwoordelijk is voor de invoering van de Sustainable Development Goals en dat die er helemaal niks over kan zeggen. Die weet niet eens dat het World Economic Forum een contract heeft gesloten met de Verenigde Naties. Hij komt daar en is daarna net de minister-president die zegt: "Ik heb geen actieve herinnering. Ik weet eigenlijk niet waar u het over heeft." Ik interpreteer deze beantwoording — ik ben echt teleurgesteld — als gewoon geen antwoord geven en misschien zelfs wel als geen antwoord willen geven.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nederland steunt de export van intensieveveehouderij- en stalsystemen die hier in Europa en Nederland verboden zijn, bijvoorbeeld onderdelen voor legbatterijen. Onderdelen voor slachthuizen in China worden verzekerd door Nederland. Mijn vraag aan de minister, waar hij schriftelijk wel op geantwoord heeft, was: is de minister bereid om deze exportsteun af te schaffen? Die steun is achterhaald. En niet alleen dat: hij faciliteert ook systemen in het buitenland die oneerlijke concurrentie voor Nederlandse boeren veroorzaken, omdat die moeten voldoen aan hogere dierenwelzijnsstandaarden. Ik vind het antwoord teleurstellend. Eigenlijk zegt de minister: we toetsen op dierenwelzijnscriteria. Maar dat toetsingskader is zo lek als een mandje. We zien gewoon dat die projecten worden gesteund. Mijn vraag is: wil de minister daar alsnog naar kijken en is hij bereid om te kijken of hij dat echt kan afschaffen, omdat het zorgt voor oneerlijke concurrentie voor Nederlandse boeren?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik wil er graag nog een keer naar kijken. Ik moet met mijn bril bestuderen wat we precies hebben geschreven. Ik kan niet toezeggen dat we dat gaan afschaffen, maar ik wil er zeker nog een keer naar kijken.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Ik heb in ieder geval nog twee vragen voor de minister. Gisteren heb ik al aangestipt wat het belang is van het bieden van perspectief voor de regio, voor de opvang in de regio. Het is belangrijk dat die effectief is, zeker ook om grip te krijgen op migratie. Er is een evaluatie uitgevoerd door het PROSPECTS-partnerschap over 2022. De resultaten waren best goed. De onderwijsdoelen waren behaald. Daarvoor wil ik de minister graag complimenteren. Tegelijkertijd zien we dat er 8.000 mensen zijn geholpen met het genereren van inkomsten, terwijl het doel 30.000 mensen was. Die doelstelling is dus niet bereikt. Er wordt aangegeven dat de nasleep van de coronapandemie ermee te maken heeft. Nu wil ik van de minister weten of hij kan aangeven of er nog andere oorzaken waren en of er al zicht is op de resultaten van 2023 en of die beter zijn.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Hier moet ik even in de tweede termijn op terugkomen. Dat heb ik niet een, twee, drie paraat. Maar ik deel de mening van de heer Bamenga dat dit programma heel nuttig is en goed werkt. Dat hebben we in verschillende landen al gezien. Ik ben zelf in Jordanië geweest om dit te zien. Dat werkt echt. In de lokale omgeving worden banen en netwerken gecreëerd. Ik moet even terugkomen op de vraag of we al resultaten hebben van 2023.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor zo direct inderdaad graag wat de resultaten zijn. In mijn bijdrage heb ik iets verteld over de vergeten conflicten, de vergeten noden eigenlijk, in de wereld. Ik heb toen gevraagd hoe de minister kan voorkomen dat we bij elke ramp namens Nederland moeten zeggen: sorry, het geld is op. Het kan aan mij liggen dat ik het antwoord hierop niet heb meegekregen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
In algemene zin zijn we natuurlijk beperkt in ons geld. We geven heel veel ongeoormerkte steun via langetermijncontracten aan humanitaire organisaties. Je ziet dus niet altijd het Nederlandse vlaggetje, maar het is er wel bij heel veel van de conflicten. Ik noemde een aantal bijdragen die we geven aan Sudan, de DRC, et cetera. We zijn echt een grote donor, maar er zal ook een moment komen dat we geen geld meer hebben. Dat het herkenbare Nederlandse vlaggetje er niet is, komt dus voor een deel doordat we heel veel ongeoormerkt doen via die grote organisaties.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik had de minister een vraag gesteld over de mogelijkheid van een kasschuif voor de wederopbouw van Gaza. Ik heb zijn reactie daarop gemist. Zou u daar alsnog een reactie op kunnen geven?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Een kasschuif vinden we problematisch, omdat we daarmee het volgende kabinet belasten. Ik heb wel sympathie voor de inzet en waar u naar op zoek bent. Er komt een moment, hopelijk heel snel, dat er een staakt-het-vuren in Gaza komt en er een fase van wederopbouw komt. Nederland wil en zal daar een bijdrage aan moeten leveren. In die zin kan ik tegen mevrouw Hirsch zeggen dat ik zeer veel sympathie voor haar wens heb en mijn uiterste best ga doen om te kijken wat we kunnen doen om als het moment daar is, daar een echt serieuze bijdrage te leveren. Ik heb het dan over een serieuze bijdrage en niet een kleine bijdrage, want ik zie dat we ook onze verantwoordelijkheid daar zullen moeten nemen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een laatste interruptie.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik kom op zeven, nu, niet op acht.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dit wordt uw zevende, dus geniet ervan.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Oké. Excuses, voorzitter. We hebben hier gisteren ook meerdere malen gesproken over de noodzaak om grondoorzaken aan te pakken, zeker ook in de context van het tegengaan van migratie. Er werd net al even naar het rapport verwezen. Hoe staat u ertegenover om daar ook een extra inspanning op te verrichten gezien het feit dat de bezuinigingen daar nu wel heel erg hard op ingrijpen?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ook dit vind ik op zich sympathiek. In de bijdrage van iedereen gisteren was het belang te horen van het tegengaan van grondoorzaken en het daardoor voorkomen van migratie. Ik wil welwillend kijken of ik daarop iets kan doen.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Ik had nog een vraag gesteld aan de minister over programma's die inzetten op geboortebeperking. Ik heb daar schriftelijk een antwoord op gekregen. Ik pak even de hoofdzin eruit: geboortebeperking is geen doelstelling van de programma's. Ik refereerde ook aan een publicatie in het Reformatorisch Dagblad van afgelopen vrijdag. Het heeft daar wat onderzoek naar gedaan en daarin staat: "Het beoordelingsformulier voor het project Burundi SRHR-solutions windt er geen doekjes om. De vermindering van de bevolkingsgroei is een topprioriteit in het Oost-Afrikaanse land." Dit formulier is ingevuld door medewerkers van het ministerie van de minister. Mijn vraag is eigenlijk hoe dit nu zit.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het memo waar het artikel aan refereert, is niet het beleid van Nederland. Het is kennelijk wel een stuk dat in BZ is opgesteld. Nederland heeft geen beleid om andere landen dit op te leggen. Dat kan ik u toezeggen.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Het is mooi dat het geen beleid is, maar ik ben een man van de uitvoering. In de uitvoering zie je dit wel terugkomen. Ook in Jemen zag je iets soortgelijks. Als er geen beleid is, lijkt dit op z'n minst twee keer in de uitvoering af te wijken. Daarom is mijn vraag geweest of de minister kan onderzoeken en kan terugkoppelen of er meer programma's zijn waarbij dit speelt. Het is hier toch twee keer afwijkend van het beleid dat de minister voorstaat.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat ben ik zeker bereid te doen. Zeker als het tot onduidelijkheid heeft geleid en dat hebben de publicatie en de vraag kennelijk gedaan. Daar komen we schriftelijk op terug. We zullen een bredere toets doen op de verschillende projecten om te kijken wat er breder aan de hand is.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Mooi, dank. Ik had namelijk een motie in voorbereiding, maar die zal ik niet indienen. Want aan een toezegging heb je meer, zeg ik altijd. Ik wil wel graag weten wanneer dat onze kant opkomt.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Daar moet ik even naar kijken. Ik kijk even naar de ambtenaar om te zien hoe snel dat kan, want het gaat erom dat we een goede doorlichting doen, zodat we een volledig beeld hebben. Zo spoedig mogelijk, voorzitter.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Als ik het goed begrijp, kan ik in tweede termijn wel een datum krijgen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
En een tijdstip.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Ik ben ook wel benieuwd wanneer mijn toezegging gestand wordt gedaan, die hoort bij mijn vraag over Afghanistan. Als dat ook in tweede termijn zou kunnen, graag. Maar ik werd eigenlijk getriggerd door het interruptiedebatje dat u had met mijn collega van D66 over de vlaggetjes. Het is eigenlijk iets heel basaals, maar we zien dat veel van onze hulp naar grote organisaties gaat, waaronder de VN. Veel landen hebben niet eens door dat de hulp uit westerse landen komt, of specifiek uit Nederland komt. In de Sahelregio zie je echter wel overal de Russische en de Chinese vlaggetjes. Wordt er ook gekeken om veel meer vanuit Europa te werken, of in ieder geval duidelijk aan te geven dat de hulp van westerse landen komt? Dat is namelijk een heel subtiele manier om dat onderscheid wat meer te maken. De VN heeft immers veel leden, waaronder ook veel landen die niet westers zijn.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Traditioneel is Nederland niet zo heel erg van het vlaggen planten op humanitaire hulp. Je ziet wel dat het kan werken in de strijd om ideeën. Kijk naar Afrika, waar Europa en de VS de grootste donoren zijn, maar het toch lijkt of Rusland en China meer voor ze doen. Daar moeten we meer naar kijken. Ik heb toevallig in Davos met de VN gesproken over onze ongeoormerkte bijdrage voor humanitaire hulp en of er niet wat nadrukkelijker kan worden gezegd dat het Nederlands geld is. Dat is precies om de reden die de heer Boswijk aangeeft.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Wij zijn bescheiden als Nederlanders. Dat is natuurlijk mooi en prijzenswaardig, maar de tijd vraagt echt om iets anders. Hoewel het iets heel kleins, zelfs wat lulligs, lijkt, is het toch een heel belangrijk punt. Ik wil niet dat het in het luchtledige blijft hangen. Ik zou eigenlijk wel een toezegging willen dat de minister hierop terugkomt en zegt wat uiteindelijk de afweging gaat zijn en wat al dan niet de verandering aan het beleid gaat zijn. Ik wil er geen motie over indienen, dus het zou mooi zijn als ik een concrete toezegging op krijg. Ik wil ook graag een terugkoppeling wanneer we dat kunnen verwachten.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat kunnen wij vrij snel doen. Binnen een maand moet dat wel kunnen. Ik kan niet zeggen dat overal de Nederlandse vlag op komt, maar wel meer dan nu. Nogmaals, vanwege de strijd om ideeën in Afrikaanse en andere landen.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dan tot slot, voorzitter. Ik had aandacht gevraagd voor de situatie in Iran en de vrouwen die er in hongerstaking zijn. Ik had gevraagd of en, zo ja, wat wij op basis van ontwikkelingshulp en handel nog meer kunnen doen om het regime in Iran verder te kunnen beïnvloeden, in de hoop — misschien tegen beter weten in — dat ze hun beleid aanpassen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ik dacht dat we deze vraag schriftelijk hadden geantwoord. Het kabinet, met name mijn collega Bruins Slot, maakt zich daar hard voor. In alle gesprekken met haar counterpart vragen we daar maximale aandacht voor, ook in EU-verband.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Wij hadden nog een vraag gesteld, omdat wij ons zorgen maken over het verdrag dat we met andere landen dreigen te gaan sluiten over onze wapenexport. Ik heb de minister daar nog niet over gehoord, of ik moet het gemist hebben. Onze zorgen zijn nog niet weggenomen. Ik hoop dat de minister dat alsnog wil doen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Met plezier. Volgens was die vraag ook schriftelijk beantwoord, maar in aanvulling daarop zeg ik het volgende. In brede zin willen veel van uw leden Europese defensiesamenwerking. We willen samenwerken in projecten, om een Europese vuist te kunnen maken. Dat betekent ook export, want je kunt het niet alleen voor Europa doen. Deze systematiek houdt in dat de hoofdaannemer de exportcriteria toetst. Dat is een heel nuttige, want anders kun je die Europese samenwerking wel vergeten. Dat is een van de elementen, maar we willen toetreden om het efficiënter te maken, zodat Europa krachtiger wordt gemaakt op dit gebied.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Wellicht is het de minister ontgaan, maar ik had in mijn bijdrage een aantal vragen gesteld over de economische banden van Nederlandse bedrijven met illegale Israëlische nederzettingen op Palestijns gebied. Zou de minister die vragen ook kunnen beantwoorden?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Volgens mij heb ik dat antwoord ook in de schriftelijke antwoorden gegeven, maar, zo niet, dan kom ik er in tweede termijn nog op terug.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Ik wou het even checken.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Prima. Dan was dit de eerste termijn van het kabinet. Ik schors drie à vier minuten en dan gaan we kijken of er behoefte bestaat aan een tweede termijn.
De vergadering wordt van 20.34 uur tot 20.40 uur geschorst.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
We beginnen met de tweede termijn. Ik geef het woord graag aan de heer Ram van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. In tweede termijn zal ik vooral moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aangaan van nieuwe langjarige financiële verplichtingen een negatief effect heeft op de meerjarige financiële ruimte;
constaterende dat het huidige kabinet demissionair is;
verzoekt de regering om in de demissionaire periode een pas op de plaats te maken waar het gaat om het aangaan van nieuwe langjarige financiële verplichtingen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking of deze tot uitvoering te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ram, Kamminga en Tuinman.
Zij krijgt nr. 19 (36410-XVII).
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
De volgende motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat plannen vanuit bedrijfssectoren en regio's om buitenlandse handel te bevorderen veelal ontbreken;
verzoekt de regering in overleg te treden met alle sectoren van het bedrijfsleven en met alle regio's om plannen te maken om de buitenlandse handel te bevorderen, de bedrijfssectoren te versterken en de bestaanszekerheid van Nederlanders te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 20 (36410-XVII).
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Dan de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat India in 2023 met 1,4 miljard inwoners met een jonge beroepsbevolking de snelst groeiende economie van alle grote economieën van de wereld had;
constaterende dat Nederland historisch een band heeft met India en er zeer veel economische kansen liggen om elkaar langjarig te versterken;
verzoekt de regering om samen met India te onderzoeken hoe met Nederland een gelijkwaardige handelsrelatie kan worden opgebouwd op basis van wederkerigheid met als doel elkaars economie te versterken en de buitenlandse handel te vergroten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ram en Kamminga.
Zij krijgt nr. 21 (36410-XVII).
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Dan de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat klimaatbeleid in combinatie- en ontwikkelingslanden geen enkele zin heeft, omdat er volgens het IEA alleen al in Afrika meer dan 100 kolencentrales staan gepland;
constaterende dat Nederland de soevereiniteit van landen dient te respecteren en het niet aan Nederland is om de energiemix van andere landen te bepalen en ze de maat te nemen;
verzoekt de regering de soevereiniteit en energiemix van landen te respecteren en te stoppen met klimaatbeleid in combinatie- en ontwikkelingslanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 22 (36410-XVII).
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het afdwingen van het SDG 5-doel gendergelijkheid op gespannen voet staat met het respecteren van de soevereiniteit en de cultuur van een land en daarmee een gelijkwaardige handelsrelatie belemmert;
verzoekt de regering te stoppen met het beleid van het SDG 5-doel gendergelijkheid in combinatie- en ontwikkelingslanden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 23 (36410-XVII).
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Dan heb ik nog drie minuten, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ja, maar u bent niet verplicht om die te vullen, hoor.
(Hilariteit)
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U mag ook gewoon gaan zitten.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ik wil nog wel één duidelijk statement maken. Wij zijn, als PVV, blij dat de steun aan UNRWA is opgeschort. Maar de PVV wil echt een stap verdergaan en volledig met UNRWA stoppen. De organisatie is in onze optiek helemaal verwant aan, verknocht geraakt aan Hamas. De organisatie heeft mede ondersteuning verleend aan een terroristische aanslag. Daarom willen wij heel duidelijk aangeven dat dit voor ons een onbegaanbare weg is.
Dank u wel, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Kamminga.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank, voorzitter. Allereerst wil ik de minister toch bedanken. Ik wil hem ook complimenteren voor de wijze waarop hij bij dit debat zijn debuut heeft gemaakt. Wij hebben hier allemaal ook ooit een maidenspeech gehouden. We weten dus allemaal dat dit ook wel weer een bijzonder moment is. Die eerste keer voor zo'n microfoon is altijd weer een bijzonder moment. Volgens mij ging hem dat goed af. Vervolgens wil ik via hem toch ook de ambtenaren bedanken voor de beantwoording van de gestelde vragen. Ik weet namelijk uit eigen ervaring dat een begrotingsbehandeling enerzijds het hoogtepunt van het jaar is, maar het is anderzijds ook altijd weer een monsterklus. Dat heeft ongetwijfeld ook in dit geval lang geduurd, tot in de late uurtjes, dus dank daarvoor.
Voorzitter. De huidige geopolitieke situatie maakt eens te meer het belang duidelijk van het beleid dat wij hier gisteren en vandaag bespraken. Het kan een cruciale rol spelen in de Nederlandse strategie, als reactie op deze ontwrichtende ontwikkelingen. Het kan ook bijdragen aan de veiligheid, de welvaart en het welzijn van ons land en daarbuiten. Door strategische keuzes te maken en het beleid meer aan te laten sluiten bij de Nederlandse belangen en prioriteiten, kunnen we veel meer impact realiseren. We hebben álle potentie in huis. Nederlandse bedrijven hebben de kennis en kunde om wereldwijd succesvol te zijn. Daarmee dragen ze, zowel in Nederland als in de rest van de wereld, bij aan economische groei, banen en ontwikkeling.
Voorzitter. De minister heeft een aantal toezeggingen gedaan. Ik heb zelf ooit, toen ik in de vorige periode als Kamerlid begon, in de commissie-Van der Staaij mogen plaatsnemen. Ik raad eigenlijk eenieder, ook de nieuwe Kamerleden, dat rapport van harte aan. Daarin staat dat je eigenlijk je best moet doen om via een toezegging je punt binnen te halen. Dat is het knapste Kamerwerk. Moties zijn eigenlijk een zwaktebod en we moeten ons daar ook een beetje in beperken. Dat ga ik ook doen. Ik dank de minister dus voor de toezegging, want dat scheelt maar liefst drie moties. Ik hou er nog eentje over; daar kom ik zo op.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Kijk, kijk. U bent vanavond een voorbeeld voor ons allemaal. Hulde, hulde, hulde.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank u wel! Dan hoort u het allemaal.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik zeg dit ook even tegen de andere leden.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Heel goed.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
"Een motie is een zwaktebod." Die uitspraak heb ik nog niet eerder gehoord, maar die zullen we op een Delfts blauw tegeltje laten vereeuwigen.
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Kijk eens aan. Ik denk altijd maar: dan heb je dus onvoldoende overredingskracht getoond in het debat zelf. Maar goed, dat terzijde. Op één punt heb ik dat kennelijk ook gedaan, constateer ik dan maar meteen.
Ik dank de minister, maar ik ga hem wel scherp houden. Met name met een motie over een afbouwpad. Hij had het over the carrot and the stick. Ik snap dat, maar ik ga hem de komende periode ongetwijfeld wat vaker vragen hoe hij dat in de praktijk brengt. Verder zie ik uit naar de brief.
Mij rest nog een laatste motie. Dat doe ik ook onder verwijzing naar een vraag die de heer Boswijk — hij staat ook onder deze motie — eerder stelde in het kader van Mercosur, maar ook naar aanleiding van het debat dat ik zelf had. Ik doel op interrupties met een aantal van de Kamerleden, waarin zorgen werden geuit over Mercosur.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Tweede Kamer meerdere malen haar zorgen heeft geuit over het EU-Mercosur-verdrag, onder meer om de bezorgdheid dat dit verdrag zou leiden tot een toename van oneerlijke concurrentie voor Europese boeren;
overwegende dat Nederlandse boeren er, zeker in deze tijden, op zouden moeten kunnen rekenen dat het kabinet hen beschermt tegen oneerlijke concurrentie van buitenaf;
verzoekt het kabinet voorafgaand aan besluitvorming over het EU-Mercosur-verdrag een update te ontvangen van het rapport van Wageningen Economic Research, en specifiek te onderzoeken wat de effecten zullen zijn op de Nederlandse landbouwsector als het Mercosur-verdrag zal worden ingevoerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Kamminga, Van Campen, Boswijk en Vedder.
Zij krijgt nr. 24 (36410-XVII).
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
We zijn uiteindelijk een illuster viertal.
Dank u wel, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed. Een vraag van de heer Bamenga. Een korte vraag, want we moeten echt door.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Ik zal mijn best doen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
U kunt het.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel voor het vertrouwen, voorzitter. Gisteren vroeg ik mevrouw Kamminga wat er zou gebeuren als er geen alternatieven zouden zijn voor UNRWA. Toen zei zij nog: als dat zo is, moeten we dat opnieuw wegen. Vandaag hebben wij met zoveel woorden gehoord dat het vrijwel onmogelijk is om een alternatief te zoeken voor UNRWA. Ik vraag mevrouw Kamminga vandaag dus: wat is uw nieuwe weging?
Mevrouw Kamminga (VVD)
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de heer Bamenga voor de vraag. Ik ben nog niet tot die conclusie gekomen. Ik heb kennelijk iets anders gehoord dan de heer Bamenga. Volgens mij was de minister heel helder en heeft hij gezegd: we moeten ervoor zorgen dat het onderzoek zo snel mogelijk wordt afgerond. We moeten ook realistisch zijn: UNRWA is een hele belangrijke partij, de belangrijkste partij, in het geven van humanitaire hulp. Des te meer reden dat het zo snel mogelijk gaat gebeuren. Ik heb de minister opgeroepen om te verkennen of de hulp verbreed kan worden. Er zijn nu ook andere partijen al mee aan de slag. Ik ben dus nog niet zo ver om de conclusie te trekken dat er geen andere mogelijkheid is. Nogmaals, laten we met elkaar hopen dat we duidelijkheid hebben over dat onderzoek voordat de extra hulpvraag komt.
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
We hebben net uitgebreid over UNRWA gesproken, zou ik zeggen. Dank voor uw bijdrage. We gaan luisteren naar mevrouw Hirsch van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Ook dank aan de minister voor de intentie die hij heeft uitgesproken om de Ontwikkelingsagenda en de Handelsagenda blijvend met elkaar te verknopen.
U gaf mij de heads-up dat u bereid bent om goed te kijken naar de mogelijkheden om meer te investeren in het tegengaan van de grondoorzaken van armoede. Ik heb dat in een motie gegoten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat honger en armoede toenemen als gevolg van conflict;
overwegende dat de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen constateert dat het aanpakken van de grondoorzaken van irreguliere migratie de inzet van verschillende instrumenten vergt, zoals ontwikkelingssamenwerking;
constaterende dat er zich een humanitaire catastrofe afspeelt in Gaza;
verzoekt de regering om 25 miljoen euro vrij te maken voor het aanpakken van de grondoorzaken van armoede;
verzoekt de regering om 25 miljoen euro vrij te maken voor de wederopbouw van Gaza;
verzoekt de regering te bezien of er voor de dekking van bovenstaande verzoeken ruimte gevonden kan worden in de BuHa-OS-begroting 2024 op artikel 1 en artikel 5.4 en binnen vier weken met een voorstel naar de Kamer te komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Hirsch.
Zij krijgt nr. 25 (36410-XVII).
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
De tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet doelstellingen heeft gesteld voor voedselzekerheid en beleidscoherentie;
constaterende dat de UPOV91-Conventie lokale boeren belemmert in het ruilen en verhandelen van zaden en hen beperkt in hun zelfvoorzienende vermogen;
verzoekt de regering om binnen UPOV actief te pleiten voor een ruimere interpretatie, en een uitzonderingspositie van kleinschalige en zelfvoorzienende boeren te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch en Teunissen.
Zij krijgt nr. 26 (36410-XVII).
De heer Bosma (PVV)
U doet dat samen met mevrouw Teunissen in de zin dat zij de motie medeondertekent.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
O, excuus. De laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de innovatieve kracht en de effectiviteit van lokale initiatieven onderkent;
verzoekt de regering te onderzoeken wat de verhoudingen is tussen de steun aan multilaterale organisaties en de steun aan deze lokale initiatieven;
verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er binnen de begroting zijn om meer klimaatfinanciering ten goede te laten komen aan lokale maatschappelijke organisaties en boerenorganisaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Boswijk en Stoffer.
Zij krijgt nr. 27 (36410-XVII).
De heer Bosma (PVV)
Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de heer Bamenga van de fractie van D66.
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de humanitaire situatie in Gaza catastrofaal is, 2,2 miljoen Palestijnen in grote mate afhankelijk zijn van de (voedsel)hulp van UNRWA en nog eens bijna 4 miljoen Palestijnse vluchtelingen in andere landen onder de bescherming van UNRWA vallen;
constaterende dat na de verdenking van betrokkenheid van twaalf UNRWA-werknemers bij de terreuraanval van 7 oktober direct maatregelen zijn genomen bestaande uit ontslag, aangifte en het onmiddellijk instellen van een onafhankelijk onderzoek;
overwegende dat volgens het Internationaal Gerechtshof alles moet worden gedaan om genocide te voorkomen, onder andere door de humanitaire situatie in Gaza te verbeteren;
verzoekt de regering het VN-onderzoek naar de UNRWA -medewerkers nauwlettend te volgen en de Kamer hierover te informeren;
verzoekt de regering om het besluit omtrent de toekomstige financiering van UNRWA ongedaan te maken en zolang het onderzoek loopt verzoeken van UNRWA per geval te beoordelen en niet bij voorbaat af te wijzen en daarbij het gebrek aan alternatieven mee te wegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga en Hirsch.
Zij krijgt nr. 28 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederlandse bedrijven hun export en daarmee hun verdienvermogen flink kunnen verhogen door middel van liberalisering van handel in producten en diensten die bijdragen aan de energietransitie;
overwegende dat de VS een belangrijke geopolitieke bondgenoot van Nederland is;
overwegende dat het in Europees en daarmee in Nederlands belang is om de handelsrelatie tussen de EU en de VS verder te versterken;
verzoekt het kabinet om uit te werken welke mogelijkheden er zijn om een bilateraal akkoord met de VS te sluiten voor een dergelijke liberalisering en de Kamer hierover te informeren;
verzoekt het kabinet tevens actief steun te zoeken binnen de EU om zo snel mogelijk stappen naar een akkoord te kunnen zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bamenga.
Zij krijgt nr. 29 (36410-XVII).
De heer Bamenga (D66)
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Mevrouw Zeedijk van Nieuw Sociaal Contract. U heeft twee minuten.
Mevrouw Zeedijk (NSC)
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Goed. Twee minuten? Toch wil ik eerst de minister bedanken voor zijn verhelderende antwoorden. Ik heb één motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat landen als de VS en China in toenemende mate hun concurrentiepositie met behulp van innovatiesubsidies verbeteren;
overwegende dat het voor de concurrentiepositie van Nederland en Europa in de wereld belangrijk is om een gelijk speelveld op innovatie na te streven;
verzoekt de regering een kwantitatieve vergelijking te maken van de publieke innovatiesubsidies per sector in de VS en Azië;
verzoekt de regering tevens te onderzoeken op welke wijze de Nederlandse en Europese staatssteunwetgeving aangepast zou kunnen worden om beter te kunnen concurreren met bijvoorbeeld de VS en Azië,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Zeedijk, Boswijk, Stoffer en Ceder.
Zij krijgt nr. 30 (36410-XVII).
Mevrouw Zeedijk (NSC)
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Dank u.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Kahraman, eveneens van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Kahraman (NSC)
De heer Kahraman (NSC):
Ik dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de invalminister voor het beantwoorden van onze vragen. Volgens mij kan dat "inval" na vanavond van zijn visitekaartje af.
Voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik al duidelijk gemaakt hoeveel belang wij hechten aan ontwikkelingssamenwerking, ook in relatie tot onze handelsbelangen en het migratievraagstuk. Als NSC willen we dus blijven investeren in ontwikkelingssamenwerking, zoals afgesproken op internationaal niveau.
Voorzitter. Ik vind het fijn dat de minister het signaal heeft opgepikt dat wij op basis van gelijkheid willen samenwerken op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en dat we niet te overhaast onze waarden willen opleggen aan andere landen.
Voorzitter. Ik neem adviezen van mijn collega's altijd ter harte. Collega Kamminga gaf aan dat een motie een zwaktebod is. Ik zal daarom vanavond dus ook geen motie indienen.
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Hulde, hulde, hulde. U bent een voorbeeld voor alle Kamerleden. De heer Boswijk van het CDA, die eveneens geen moties komt indienen.
(Hilariteit)
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik voel het aan mijn water.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dit is mooi klote.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Hohohoho, u moet wel even op uw taal letten. Er kijken ook kinderen, hè.
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Excuus. Dit is buitengewoon teleurstellend, voorzitter. Want ik heb wél moties.
Allereerst dank aan de minister, inderdaad. Ik sluit me aan bij alle complimenten. Dank ook aan de ambtenaren voor het werk achter de schermen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende het belang van aanhoudende solidariteit met Oekraïne;
constaterende dat wapen- en munitieleveringen door de beperkte voorraad steeds lastiger worden;
overwegende dat Oekraïne niet alleen via fysieke en financiële (hulp)middelen gesteund kan worden;
verzoekt de regering om samen met het bedrijfsleven de mogelijkheden te onderzoeken om kennis en licenties om bijvoorbeeld munitie of andere middelen die Nederland levert te produceren, te delen, zodat dit kan bijdragen aan de productiecapaciteit van Oekraïne zelf,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk, Tuinman, Stoffer, Ceder en Kamminga.
Zij krijgt nr. 31 (36410-XVII).
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Ik realiseer me dat dit half onder het beleid van Handel valt, half onder dat van Buitenlandse Zaken en half onder dat van Defensie, maar u bent creatief. Het zou mooi zijn. Deze oproep deed de parlementaire delegatie van Oekraïne vanmorgen nadrukkelijk aan ons. Het zou mooi zijn als we dat kunnen oppakken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat handelsverdragen een belangrijk geopolitiek instrument zijn;
constaterende dat handelsverdragen ook negatieve effecten hebben, waaronder het nog verder versterken van grote multinationals ten koste van kleine boeren;
constaterende dat bijvoorbeeld de graanmarkt door een handvol multinationals wordt beheerst en deze marktmacht gebruikt kan worden voor speculatie met voedselprijzen, met hoge voedselprijzen en honger in de meest kwetsbare gebieden tot gevolg;
verzoekt de regering bij het sluiten van handelsverdragen expliciet te kijken naar de kwetsbare positie van boeren in fragiele regio's,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Boswijk.
Zij krijgt nr. 32 (36410-XVII).
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dan de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de tekorten aan voedsel en medicijnen in Afghanistan levensbedreigend zijn;
constaterende dat 28 miljoen Afghanen humanitaire hulp nodig hebben en 85% onder de armoedegrens leeft;
constaterende dat Nederland de taliban niet erkent als legitieme regering in Afghanistan;
overwegende dat de noden zo hoog zijn dat er zich een humanitaire ramp voltrekt;
verzoekt de regering de mogelijkheden voor voedsel- en hulppakketten aan de Afghaanse bevolking te benutten en hierover de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Boswijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 33 (36410-XVII).
De heer Boswijk (CDA)
De heer Boswijk (CDA):
Dank voor de twee toezeggingen over dat er anders gaat worden gekeken naar de vlaggetjes op hulppakketten. Ik ben heel benieuwd naar de afweging daarvan. Ik ben ook benieuwd of er op een nog creatievere manier gekeken kan worden naar hoe we in de toekomst in Afghanistan kunnen gaan opereren. Nogmaals dank voor het mooie debat, ook aan mijn collega's. En dank aan de voorzitter voor het goede voorzitten.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. U hoopt zo zeker nog wat extra spreektijd te krijgen. Ik ken die truc. Dan is het nu tijd voor het minuutje van Ceder.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, ik heb een minuutje, dus ik laat de complimenten helaas achterwege.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de ideologische waarden als voorwaarde voor financiering van ontwikkelingssamenwerking en noodhulp als problematisch worden ervaren door ontvangende partnerlanden;
overwegende dat handel en ontwikkelingssteun altijd op basis van gelijkwaardigheid tussen betrokken partners, met respect voor de lokale cultuur, tradities en overtuigingen, moeten plaatsvinden;
verzoekt de regering bij het vaststellen van een handelsverdrag of ontwikkelingssamenwerking meer oog te hebben voor de lokale cultuur, tradities en overtuigingen en daarbij geen ideologieën als voorwaarde te stellen voor het verkrijgen van steun of handelsovereenkomsten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Boswijk, Stoffer en Tuinman.
Zij krijgt nr. 34 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groot deel van de Nederlandse humanitaire middelen naar grote VN-programma's vloeit, terwijl Nederland niet direct doneert aan kleinere, lokaal gewortelde organisaties, die de noden ter plaatse vaak beter begrijpen;
overwegende dat de IOB constateert dat "de VN het niet goed doet op het gebied van lokalisatie" en het kabinet adviseert te investeren in lokale organisaties;
overwegende dat een scala aan hulporganisaties in de zogeheten Grand Bargain heeft afgesproken minimaal 25% van hun activiteiten lokaal vorm te geven;
verzoekt de regering bij de allocatie van humanitaire middelen de prioriteit te geven aan hulp via lokaal gewortelde organisaties en alleen organisaties te steunen die de Grand Bargain naleven, en bij het alloceren van humanitaire middelen de Dutch Relief Alliance (DRA) en het Nederlandse Rode Kruis de voorkeur te geven boven VN-programma's, wanneer dit het werken via lokale organisaties bevordert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Boswijk en Stoffer.
Zij krijgt nr. 35 (36410-XVII).
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Voor de nieuwe leden: hoe rek je je spreektijd op als je maar één minuut hebt. Dat is heel simpel: dan maak je een hele lange motie, want die mag je altijd afmaken. Ja, dat is een truc. Mevrouw Dobbe van de SP, aan u het woord.
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank u wel, voorzitter. Wij zien moties niet als een zwaktebod, maar als een kracht van de Tweede Kamer. Daarom heb ik er maar liefst vier en niet één hele lange.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in juli 2023 de wens heeft uitgesproken om toe te treden tot het verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein;
constaterende dat dit bevoegdheden voor wapenexport overhevelt aan de verdragspartners Frankrijk, Duitsland en Spanje;
overwegende dat het Nederlandse parlement hiermee controle over het wapenexportbeleid verliest;
spreekt uit dat dit onwenselijk is;
verzoekt de regering Nederland niet te laten toetreden tot dit verdrag en alle gesprekken hieromtrent te staken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe en Teunissen.
Zij krijgt nr. 36 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van Justitie en Veiligheid heeft aangekondigd 600 miljoen euro extra nodig te hebben voor asielopvang;
constaterende dat eerstejaarsasielopvang uit het ODA-budget wordt gefinancierd;
overwegende dat er door deze ODA-systematiek al te hoge bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking worden uitgevoerd;
verzoekt de regering de extra financiering voor eerstejaarsasielopvang dit jaar niet uit het ODA-budget te betalen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Hirsch, Teunissen en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 37 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering de financiering voor de UNRWA heeft opgeschort;
overwegende dat dit bijdraagt aan de rampzalige humanitaire situatie in Gaza;
verzoekt de regering de opschorting van de financiering van de UNRWA per direct in te trekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Dobbe, Teunissen en Van Baarle.
Zij krijgt nr. 38 (36410-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter. Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat eerstejaarsasielopvang uit het ODA-budget wordt betaald;
constaterende dat groeiende uitgaven aan eerstejaarsasielopvang resulteren in bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking;
overwegende dat budget voor ontwikkelingssamenwerking bij zou moeten dragen aan de ontwikkeling van andere landen;
verzoekt de regering om vanaf de Voorjaarsnota 2025 de kosten van eerstejaarsasielopvang niet langer uit het ODA-budget te betalen;
verzoekt de regering de dekking hiervoor te zoeken in de Defensiebegroting en het Defensiematerieelbegrotingsfonds,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 39 (36410-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP)
Mevrouw Dobbe (SP):
Voorzitter. Dan wil ik nog afsluiten in mijn resterende vijftien seconden met de mededeling dat wij ook een amendement hebben ingediend om de bezuinigingen op vrouwenrechten in ieder geval te verzachten, omdat we denken dat dit heel erg hard nodig is.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Dan de heer Van Baarle van DENK.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Ik zou graag de minister willen bedanken voor zijn beantwoording, en ook de ambtenaren die waarschijnlijk nachtdienst gedraaid hebben om de beantwoording voor te bereiden. Zo'n begroting is altijd bijzonder; dus ook dank in hun richting.
Voorzitter. Ik heb de motie van mevrouw Dobbe van de SP over het niet opschorten van de extra financiering voor UNRWA medeondertekend. Ik vond het debat met de minister onbevredigend. Geen enkel antwoord van de minister hintte ook maar in de richting van het meewegen van de situatie van de Gazanen op dit moment. Hij heeft daar ook aantoonbaar geen informatie over.
Voorzitter. Ik heb even gekeken in de schriftelijke beantwoording. Ik zag daar geen beantwoording over een ontmoedigingsbeleid; het kan aan mij liggen. Ik ga daar nu dus wel een aantal moties over indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland de Israëlische soevereiniteit over de door hen bezette Palestijnse gebieden niet erkent en de Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied in strijd acht met het internationaal recht;
constaterende dat het kabinet een ontmoedigingsbeleid voert ten aanzien van de activiteiten van Nederlandse bedrijven indien zij direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van Israëlische nederzettingen op Palestijns grondgebied;
overwegende dat het Nederlandse ontmoedigingsbeleid zodanig is ingericht dat, indien Nederlandse bedrijven de overheid consulteren, zij over dit ontmoedigingsbeleid worden geïnformeerd, zoals blijkt uit Kamerstuk 21501-21, stuk nr. 2648;
overwegende dat de mensenrechtensituatie in de bezette gebieden in de afgelopen tijd alleen maar is verslechterd;
verzoekt de regering om het bestaande advies aan bedrijven en financiële instellingen met activiteiten in illegale nederzettingen aan te scherpen en dit op een meer proactieve manier onder Nederlandse bedrijven en financiële instellingen te verspreiden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Teunissen.
Zij krijgt nr. 40 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet een ontmoedigingsbeleid voert ten aanzien van de activiteiten van Nederlandse bedrijven indien zij direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van Israëlische nederzettingen op Palestijns grondgebied;
overwegende dat de mensenrechtensituatie in de bezette gebieden in de afgelopen tijd alleen maar is verslechterd;
verzoekt de regering te bezien hoe het ontmoedigingsbeleid kan worden gekoppeld aan een concreet handhavingsinstrument, zoals bijvoorbeeld het ontzeggen van toegang tot een exportkredietverzekering voor activiteiten in illegale nederzettingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 41 (36410-XVII).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland de Israëlische soevereiniteit over de door hen bezette Palestijnse gebieden niet erkent en de Israëlische nederzettingen in bezet Palestijns gebied als in strijd acht met het internationaal recht;
verzoekt de regering een boycot in te stellen op goederen uit illegaal bezet Palestijns gebied,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.
Zij krijgt nr. 42 (36410-XVII).
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Tot slot een motie die ziet op de hopelijk zo snel mogelijk aanbrekende fase van wederopbouw voor Gaza. De fractie van DENK hecht in dat kader zeer aan een zo spoedig mogelijk staakt-het-vuren.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende de schrikbarende humanitaire situatie in Gaza en de verschrikkelijke vernieling van woningen, scholen en andere vitale infrastructuur;
overwegende dat voor de wederopbouw van Gaza vele miljarden nodig zullen zijn;
van mening dat de internationale gemeenschap de mensen in Gaza niet in de steek mag laten;
verzoekt de regering, in afstemming met de VN-coördinator, in internationaal verband proactief draagvlak te zoeken voor de totstandkoming van een internationaal herstelprogramma gericht op het herstel en de wederopbouw van Gaza;
verzoekt de regering tevens een actieve voortrekkersrol te nemen in de realisatie en de uitvoering van dit programma,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Dobbe en Teunissen.
Zij krijgt nr. 43 (36410-XVII).
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Ik dank u vriendelijk.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed. Eén korte vraag van de heer Ram.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ik schrik toch wel even. Pleit DENK nou voor het niet kopen van artikelen bij Joodse winkels? Is dat de strekking van de motie die ik net heb gehoord?
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik vraag mij, uiteraard via u, af of de heer Ram problemen heeft met zijn oren, want hij hoort namelijk dingen die nooit gezegd zijn. Ik heb dus totaal geen idee waar de heer Ram dit verwerpelijke verwijt, dat hij blijkbaar doet om een soort zweem van antisemitisme om mij heen te werpen, vandaan haalt. Ik vind het getuigen van een niveau van niet in staat zijn om te luisteren en van een gebrek aan intellect. Ik vind het een schandalig verwijt.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Zo, dit is wel een hele heftige aantijging op een serieuze vraag. Volgens mij hoorde ik toch echt dat u producten uit nederzettingen wilt boycotten. Dat zijn toch echt Joodse nederzettingen en dan pleit u toch echt voor het boycotten van Joodse producten. Dat is toch wat u vraagt?
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Nou, wat de fractie van DENK vraagt, is om het internationaal recht na te leven. Volgens het internationaal recht zijn de illegaal bezette gebieden, die door Israël van de Palestijnen zijn afgepakt, een schending van het internationaal recht. Dat staat los van godsdienst. Dat staat los van wie dat dan ook doet. Wij willen niet bijdragen aan een illegale bezetting. Daarom vinden wij dat producten uit gebieden die door Israël illegaal worden bezet, die tot stand zijn gekomen in een economie die bijdraagt aan de onderdrukking van de Palestijnen, uit Nederland geweerd zouden moeten worden, omdat je daarmee alleen maar bijdraagt aan de continue onderdrukking van de Palestijnen. Dat heeft niks te maken met geloof. Dat heeft ook niks te maken met antisemitisme, hoewel partijen zoals de PVV het altijd in die hoek proberen te drukken omdat het ze goed uitkomt om hun tegenstanders zwart te maken. Het heeft te maken met internationaal recht, en internationaal recht is kleurenblind en ziet geloof niet. Het behandelt iedereen gelijk.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een korte vraag en een kort antwoord.
De heer Ram (PVV)
De heer Ram (PVV):
Ik hoor toch echt dat de Joodse nederzettingen worden geboycot en ik vind dat een hele trieste constatering in dit parlement.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een korte reactie.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Ik vind het vooral een hele trieste constatering dat de PVV hier een zweem van antisemitisme misbruikt om de 75 jaar lange onderdrukking van de Palestijnen en het afpakken van het land van de Palestijnen hier te vergoelijken. Ik vind dat de PVV zich daarvoor kapot dient te schamen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Teunissen van de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Allereerst hartelijk dank aan de minister voor de beantwoording en voor het goede debat. Het was toch zijn debuut, dus heel goed gedaan.
Voorzitter. Al vier jaar lang legt het kabinet moties van de Kamer naast zich neer die het kabinet oproepen om zich in de EU duidelijk uit te spreken tegen het Mercosur-verdrag. Dat wordt steeds schadelijker, vooral omdat de Europese Commissie het verdrag er nu snel doorheen probeert te drukken vóór de Europese verkiezingen en vanwege de boerenprotesten in België, in Frankrijk en ook in Nederland. Dus het minste wat we nu kunnen doen, is een signaal afgeven: we staan in ieder geval voor een eerlijke concurrentie voor de Nederlandse boer en we zijn tegen het Mercosur-verdrag. Dit is dus ook de laatste kans voor het kabinet, vind ik. Morgen zal mijn collega Ouwehand bij de LNV-begroting een motie indienen tegen het Mercosur-verdrag, met dezelfde oproep. We hopen natuurlijk dat de meerderheid van de Kamer die wederom gaat steunen. Het is wat mij betreft echt de laatste kans voor het kabinet om die duidelijke oproep te doen in Europa: trek de steun voor het Mercosur-verdrag in.
Voorzitter. Het zal u verheugen dat ik slechts één motie heb.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heerlijk.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Die gaat over exportsteun die bijdraagt aan gruwelijk dierenleed in het buitenland. Daar moeten we vanaf.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Nederlandse Staat exportkredietverzekeringen verstrekt om veehouderij in het buitenland te faciliteren;
overwegende dat Nederlandse veehouders zich aan de wet- en regelgeving in Nederland moeten houden;
constaterende dat we hierdoor oneerlijke concurrentie faciliteren, omdat boeren in Nederland zich aan strengere regelgeving moeten houden dan boeren die met Nederlandse steun in het buitenland opereren;
verzoekt de regering per direct te stoppen met het verstrekken van exportkredietverzekeringen voor projecten waarbij dierenwelzijnsstandaarden lager zijn dan in Nederland,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Dobbe en Hirsch.
Zij krijgt nr. 44 (36410-XVII).
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik zie dat er een klein spelfoutje in staat, maar dat zal ik later nog even corrigeren.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed. De heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u, voorzitter. We hebben in onze bijdrage de nadruk gelegd op de SDG's, de duurzaamheidsdoelen van de Verenigde Naties, ook wel de Agenda 2030 genoemd. Ondanks de vrolijke kleurtjes is dit helemaal geen fijne, neutrale agenda. Het is een hele griezelige, radicale agenda. Daar hebben we de nadruk op gelegd. Juist in interrupties heb ik benadrukt dat de Verenigde Naties een contract hebben gesloten met het Word Economic Forum om die agenda ook nog eens versneld te implementeren. Daar zal de minister in zijn tweede termijn ongetwijfeld nog nader op ingaan. Hij zal dat bevestigen. Als we kijken hoe dat World Economic Forum dat doet, zien we dat dit via heel omstreden projecten gaat waar we hier in de Kamer soms discussies over hebben, maar soms ook niet, zoals over de digitale identiteit of de eiwittransitie. Dat is natuurlijk allemaal heel vreemd.
Voorzitter. Ik heb twee korte aanvullende vragen en twee moties. De twee vragen zijn de volgende. De minister kon er zojuist niet veel over zeggen, maar ik wil de minister toch vragen met wie hij wereldwijd contact heeft als het gaat om de implementatie van die SDG's. Wie zijn de overlegpartners wereldwijd van de minister? De minister is verantwoordelijk daarvoor, dus hij zal overlegpartners hebben. Dat werd net niet duidelijk. Mijn tweede vraag gaat over het volgende. Er zijn heel veel projecten. Het World Economic Forum heeft ontzettend veel projecten, committees en stuurgroepen. Bij welk van die projecten is deze minister betrokken? Dat zijn mijn twee vragen.
Tot slot heb ik twee moties. Wat ons betreft is dat World Economic Forum natuurlijk uiterst omstreden. Alleen al het feit dat de president daarvan met trots de uitspraak heeft gedaan dat hij wereldwijd kabinetten heeft gepenetreerd, is eigenlijk van de zotte. Voor de premier van Alberta, Danielle Smith, is dat al voldoende reden om haar kabinetsleden op te dragen om de banden met het World Economic Forum te verbreken. Wij komen ook met een motie daarvoor en die lees ik nu voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt het kabinet om alle banden met het World Economic Forum te verbreken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 45 (36410-XVII).
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dan kom ik bij de tweede motie. Voor het kabinet is het al dubieus om banden te hebben met het World Economic Forum, maar voor ons koningshuis geldt dat natuurlijk helemaal. Onze Koning gaat elk jaar daarnaartoe, ook dit jaar weer, en doet dan ook uitspraken die controversieel zijn. Dat is niet goed. Dat is niet verstandig. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het World Economic Forum een private buitenlandse organisatie met globalistische doelstellingen is;
overwegende dat deze doelstellingen bij een groeiend deel van de Nederlandse bevolking uiterst omstreden zijn;
constaterende dat in ons politiek bestel de rol van het koningshuis apolitiek hoort te zijn;
spreekt uit dat het wenselijk is dat het koningshuis alle banden met het World Economic Forum verbreekt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.
Zij krijgt nr. 46 (36410-XVII).
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Dank u wel, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dat is een beetje een vreemde motie om in te dienen bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, want deze minister gaat niet over de Koning.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mag ik daar kort op reageren?
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ja, natuurlijk.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Deze minister is primair verantwoordelijk voor de SDG's, voor het coördineren en uitrollen van die Sustainable Development Goals. Dát gebeurt via het World Economic Forum, dat daarvoor een contract heeft gesloten met de Verenigde Naties. Dat zei ik net en dat zal de minister straks wel bevestigen. In zoverre zie ik ...
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik begrijp uw argumentatie, maar u roept de Koning nu in een motie op om iets te doen.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Nee, hij hoeft niets te doen. De motie spreekt uit dat het wenselijk zou zijn dat ...
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ja, maar het zou logischer geweest zijn als u die had ingediend bij de begroting van de Koning of bij Binnenlandse Zaken.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Mag ik heel kort? Die uitspraken kwamen na die begrotingsbehandeling, dus ik kon die motie daar niet meer indienen. Zoals u wellicht weet, heb ik het vorige week geprobeerd bij een debat, maar daar kon ik niet helemaal uitspreken.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dan gaan we luisteren naar de heer Stoffer. Hij is de laatste spreker van de zijde van de Kamer.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Ik begin uiteraard met de minister en de ambtenaren te bedanken voor de beantwoording. Het was, om het in één woord samen te vatten, topklasse.
Voorzitter. Ik ben net als mevrouw Kamminga opgevoed door de heer Van der Staaij. Hij zei altijd dat de richtlijn is: per debat maximaal drie moties, maar het liefst geen! Ik hoor vier, maar nee, het is drie!
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Gij zult de naam van Kees van der Staaij niet ijdel gebruiken.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Zeker niet, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik meen te weten — maar ik doe dit uit mijn hoofd — dat er toch echt "twee" stond in ... Ja, er zijn twee Kamerleden die dat bevestigen.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Ik ben blij voor u, dat u de tijd had ... Maar wij spraken altijd met elkaar. Hij zei in onze fractie altijd dat het maximaal drie was, maar het liefst niet al te veel. Ik wil hier eigenlijk bij zeggen dat weinig menselijks hem vreemd was, want als we 's avonds zaten te eten, zei hij ook weleens tegen mij: als je zo'n hele begroting gedaan hebt en je blijft tot het einde, dan is het toch ook wel fijn als je op zijn minst één motie indient, want anders heb je ook het gevoel ... Nou ja, daarom heb ik dus één motie, voorzitter. Die luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat internationale klimaatfinanciering niet altijd optimaal inzichtelijk en transparant is, en Nederlandse klimaatfinanciering betere rapportage behoeft;
constaterende dat in het klimaatdashboard onder andere internationale afdrachten via het ministerie van Financiën en Europese afdrachten via NDICI niet inzichtelijk zijn;
overwegende dat het lokaal maatschappelijk middenveld een belangrijke rol speelt in klimaatadaptatie en hun voorwaarden voor financiering belangrijk zijn voor gelijke deelname;
verzoekt de regering het klimaatdashboard te verbeteren en daarbij duidelijk te maken welke geldstromen hoe worden uitgegeven en welke geldstromen tegen welke voorwaarden beschikbaar zijn voor lokale maatschappelijke organisaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Hirsch, Boswijk en Ceder.
Zij krijgt nr. 47 (36410-XVII).
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed, dank u wel. Na de schorsing gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister.
De vergadering wordt van 21.18 uur tot 21.40 uur geschorst.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ik hoop dat we kort en puntig door de moties en amendementen heen kunnen gaan, net als door de enkele vragen die er nog zijn. Het woord is aan de minister.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank, voorzitter. Een enkele vraag stond nog open. Het Kamerlid Ram, ook rapporteur, vroeg naar de bestuurlijke verplichtingen. De opgave in het jaarverslag is conform de rijksbegrotingsvoorschriften. De vraag was om uitschieters toe te lichten, de grootste bedragen onder deze categorie. Dat zijn de posten die u in dit onderdeel van het jaarverslag ziet. Ik zal in het jaarverslag 2023 er extra aandacht aan besteden dat dit onderdeel zo duidelijk mogelijk wordt toegelicht, dus die toezegging heeft u van mij.
Dan was er nog een vraag van de heer Bamenga over het PROSPECTS-partnerschap in 2022 en de resultaten voor 2023. Die hebben we wel en zijn inderdaad nog een stuk beter dan in 2022. Op het gebied van inkomensgenererende activiteiten hebben we er nu 45.000. In 2022 was dat 30.000. Dat is dus weer beter dan het jaar daarvoor.
Dan was er nog de vraag van de heer Stoffer over het antwoord en een brief over geboortebeperking en het Nederlandse beleid. Ik zou nog terugkomen op de termijn. U kunt het binnen zes weken verwachten.
Dan de vraag van de heer Van Houwelingen over een contract tussen het WEF en de VN. Dat kunnen wij niet nagaan. Althans, daar weten wij niks van. We gaan er wel verder naar zoeken. Misschien ligt het bij de VN, maar het is in ieder geval niet iets waar wij direct iets mee hebben.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Kort en puntig.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ja, kort. Dit is toch niet te geloven? Het is overal te vinden. Het staat ook op de website van het World Economic Forum. Maar de minister die hiervoor verantwoordelijk is, kan het niet vinden in de uren dat we net geschorst waren. Ik ben verbijsterd. Dit is echt niet te geloven.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dit is niet iets wat wij hebben gesloten. Dat is kennelijk iets tussen de VN en het WEF, maar we gaan verder met zoeken. Als we er iets over vinden, dan zullen we de Kamer daarover informeren. Er was verder geen vraag van de heer Van Houwelingen.
Dan kom ik bij de moties. Ik zal proberen dat heel kort te houden, voorzitter.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Als het "oordeel Kamer" is, dan is dat voldoende. Dat hoeft dan verder niet te worden toegelicht.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De motie op stuk nr. 19: oordeel Kamer.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Ik heb toch nog vragen gesteld tijdens mijn tweede termijn? Daar is geen enkel antwoord op gekomen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Herhaal ze even kort.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
De eerste vraag — dit had de minister ook kunnen voorbereiden — was met wie hij wereldwijd heeft overlegd over de implementatie van SDG's.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
En twee?
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
De tweede vraag was: bij welke projecten van het World Economic Forum is deze minister betrokken?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, over wereldwijde contacten. Het is een facultatieve samenwerking, dus het is aan de landen en partijen om mee te werken aan het behalen van de SDG's. Iedereen heeft dus met iedereen contact. Dat is geen flauw antwoord, dat is gewoon zo. We hebben met bedrijven, andere ministeries, andere ministers en andere landen contact om deze doelen te behalen. Iedereen heeft dus een groot aantal contacten om die doelen te behalen.
Dan de tweede vraag. Had u het over MoU's? Ik ben die even kwijt, sorry.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Even een herhaling.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Sorry, voorzitter.
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Vreemde gang van zaken. Ook dit is gewoon geen antwoord. Nogmaals, deze minister is verantwoordelijk voor de implementatie van de Sustainable Development Goals.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Maar wat was uw tweede vraag?
De heer Houwelingen van (FVD)
De heer Van Houwelingen (FVD):
Daar krijg ik ook geen antwoord op. Hij weet niet bij welke projecten hij betrokken is. De tweede vraag was de volgende. Het World Economic Forum heeft allemaal projecten. Bij sommige van die projecten zijn ministers betrokken. Bij welk van die projecten is deze minister betrokken of betrokken geweest?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ook daarvoor geldt dat we ontzettend veel projecten hebben op het gebied van SDG's. Ik kan die niet specifiek linken aan het WEF, maar ik zal u, via de voorzitter, toezeggen dat ik hierin zal duiken en mijn ambtenaren zal vragen om te kijken waar wij allemaal bij betrokken zijn. Maar wij zijn voor het bereiken van die SDG's op heel veel fronten betrokken en daarvoor hebben we heel veel contacten. Nogmaals, dat is geen flauw antwoord, dat is gewoon de werkelijkheid.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De moties.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Ja, de moties. Geen toelichting dan.
De motie op stuk nr. 19 krijgt namelijk oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 20: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 21: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 22: ontraden. Die gaat in tegen onze Nederlandse belangen en tegen ons staand beleid.
Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 23. Die ontraad ik, want die gaat in tegen het kabinetsbeleid.
De motie op stuk nr. 24: oordeel Kamer.
Bij de motie op stuk nr. 25, over extra hulp voor Gaza, wil ik de kanttekening maken dat ik me, zoals ik in dit debat heb gezegd, echt hard zal maken voor de gevraagde inzet, maar dat ik me niet vast kan leggen op die bedragen, omdat de voorjaarsbesluitvorming en nieuwe bni-cijfers er ook nog aankomen. Maar ik zal mij inzetten voor een substantiële bijdrage op de gevraagde onderdelen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Eén korte vraag.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ben bereid om de motie aan te houden, maar dan verzoek ik de minister wel om, indien mogelijk, nog voor de begroting te laten weten hoe hij dit denkt te gaan doen en hoe hij deze toezegging kan gaan invullen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Voor de stemming over de begroting, bedoelt u?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ja, voor de stemming over de begroting.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dat is binnen twee weken. Ook de toezegging dat ik zo snel duidelijkheid kan geven over wat die bedragen precies zijn en waar het precies vandaan moet komen, kan ik niet doen. Nogmaals, u heeft mijn toezegging dat ik me ervoor hard ga maken dat het om substantiële bedragen gaat. Maar ik kan dat niet toezeggen binnen die termijn.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dan houd ik de motie voorlopig even aan.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Hirsch stel ik voor haar motie (36410-XVII, nr. 25) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De motie op stuk nr. 26: ontraden. Morgen is er de begrotingsbehandeling van LNV. Daarbij kunt u ook moties indienen. Maar als u nu van mij op dit vlak een oordeel vraagt, dan is het oordeel: ontraden. We zoeken in die UPOV een goede balans tussen de bescherming van intellectueel eigendom en de mogelijkheden voor lokale en kleine boeren. Dat is een afweging die we moeten maken.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Mag ik de voorzitter dan verzoeken om deze motie door te geleiden naar zijn collega-minister bij LNV, met het verzoek om hier een schriftelijke appreciatie van te geven?
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dat moet u eigenlijk zelf doen, denk ik. Het lijkt mij een LNV-motie, dus het lijkt mij het handigst als u die intrekt of aanhoudt. Er is een oordeel gegeven door deze minister, maar hij zegt er ook bij dat het meer een LNV-motie is. Het is een beetje aan u, mevrouw Hirsch.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De motie blijft gewoon ingediend, begrijp ik, mevrouw Hirsch? Morgen wordt de LNV-begroting behandeld.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Kan ik de minister vragen om de motie door te geleiden naar zijn collega?
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Ja, dat kan, maar het is een LNV-motie en morgen wordt toevallig de LNV-begroting behandeld. Dan kunt u dat zelf doen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA)
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Kan ik de minister vragen of hij bereid is om de motie door te geleiden naar zijn collega?
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Vindt de minister het ten principale een BuHa-OS-motie?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nee. Ik vind dat ze meer ligt op het veld van LNV.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Goed, u heeft haar ontraden.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Als ik het nu zou moeten doen, is het ontraden. Mijn voorstel zou nog steeds zijn dat mevrouw Hirsch de motie morgen indient bij de LNV-begroting.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 27.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De motie op stuk nr. 27 geef ik oordeel Kamer, maar dan wel met de interpretatie dat we geen groot nieuw onderzoek doen, maar dat we wel de Kamer gaan informeren over de verhouding tussen steun aan multilaterale organisaties en steun aan lokale initiatieven.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Mevrouw Hirsch knikt, dus dat is bij dezen bevestigd.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank. De motie op stuk nr. 28 is ontraden met verwijzing naar het debat.
De motie op stuk nr. 29 is oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 30 is oordeel Kamer, als ik de motie zo mag interpreteren, mevrouw Zeedijk, dat we ons beperken tot de grootste spelers en de meest relevante sectoren en instrumenten.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Mevrouw Zeedijk steekt haar duim omhoog, dus dat is bij dezen bevestigd.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
De motie op stuk nr. 31 is ook niet helemaal op mijn terrein, maar ik heb even contact gehad met de staatssecretaris van Defensie en we kwamen tot oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 32: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 33: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 34: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 35: oordeel Kamer. Maar dan met de interpretatie, zeg ik tegen de indieners, dat het wel behapbaar en uitvoerbaar moet zijn. Ik heb dus wel de intentie om dit te gaan doen, maar wel met die uitvoeringstoets erop.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De heer Ceder bevestigt dat.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank.
Dan de motie op stuk nr. 36: ontraden onder verwijzing naar het debat.
De motie op stuk nr. 37: ontraden onder verwijzing naar het debat.
De motie op stuk nr. 38: ontraden.
De motie op stuk nr. 39: ontraden.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
En waarom?
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Voor de motie over asiel en migratie verwijs ik naar het gesprek en het debat dat we gehad hebben. We gaan nu niet de systematiek aanpassen.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Oké.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dan hebben wij de motie van DENK, van Van Baarle. Inderdaad heb ik schriftelijk noch mondeling beantwoord. Daarvoor mijn excuses. Ik zal daar toch even kort op ingaan, als u mij toestaat. De algemene lijn is dat Nederland bilateraal en in EU-verband stelling neemt tegen de illegale Israëlische nederzettingen en de kolonisten in de bezette Palestijnse gebieden. Maar het is u bekend dat het kabinet niet voor een boycot is. Wel voert Nederland al jaren een ontmoedigingsbeleid, waarbij de overheid geen diensten verleent aan Nederlandse bedrijven bij activiteiten die zij ontplooien ten behoeve van Israëlische nederzettingen in het gebied. Dat is de motie op stuk nr. 40, geloof ik. Die is dan ook ontraden.
Dan hebben we de motie op stuk nr. 41. Die is ook ontraden.
De motie op stuk nr. 42, in hetzelfde kader, is ook ontraden.
De motie op stuk nr. 43, ook van de heer Van Baarle, gaat over de wederopbouw. Daarover hebben we net natuurlijk het debat gehad met mevrouw Hirsch. Ik sta sympathiek ten opzichte van meer hulp, zeker richting wederopbouw. Met die nuance over de bedragen zeg ik oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 44. Die is ontraden. Ik herken me niet in het beeld dat het dierenwelzijn van het ekv-beleid een lege huls is. De exportkredietverzekering is natuurlijk van groot belang voor de export en het internationale concurrentievermogen van Nederland. Die balans moeten we zien te vinden. De motie is ontraden.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Baarle.
De heer Baarle van (DENK)
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, ik heb een vraag over de moties die zien op het ontmoedigingsbeleid. Ik refereer in de motie op stuk nr. 40 aan een Kamerstuk waarin dat ontmoedigingsbeleid uit de doeken wordt gedaan. Dat is het meest recente Kamerstuk waarin de regering dat doet. Daarin staat eigenlijk dat het ontmoedigingsbeleid inhoudt dat als een bedrijf een vraag aan de Nederlandse overheid stelt, de Nederlandse overheid uitlegt dat het niet gepast is om te ondernemen in illegaal bezet gebied. Zou het, gezien de verslechterde mensenrechtensituatie in die illegale nederzettingen op de Westbank, gezien het feit dat ondernemen in die gebieden de bezetting in stand houdt, niet gewoon gepast zijn om dat proactiever uit te dragen? Zou het niet gepast zijn om dat als Nederlandse overheid überhaupt te verspreiden en om dat advies ook aan te scherpen, omdat op dit moment de mensenrechtensituatie veel slechter is dan voorheen? Waarom ontraadt de minister die motie? Inhoudelijk is het volgens mij alleen maar de juiste richting op.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Nogmaals, Nederland voert al jaren een ontmoedigingsbeleid. We hebben als overheid geen diensten verleend aan Nederlandse bedrijven waar het gaat om activiteiten die ze ontplooien ten behoeve van illegale Israëlische nederzettingen. Daarnaast zijn we wel proactief, want we informeren via de RVD proactief bedrijven over onze positie en over de EU-wetgeving met betrekking tot de juiste herkomst van producten uit de door Israël illegaal bezette gebieden. Bovendien is het belangrijk daarbij te vermelden dat het ontmoedigingsbeleid een aanvulling is op de eigen maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te respecteren.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Helder. Dat lijkt me duidelijk. Mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD)
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb een vraag over het oordeel van de minister over de motie op stuk nr. 44 over exportsteun aan projecten waarbij de dierenwelzijnsstandaarden lager zijn dan die in Nederland. Ik hoor de minister zeggen dat hij zich niet herkent in het beeld dat dierenwelzijnscriteria een lege huls zijn. Het klopt dat ik in mijn bijdrage heb gezegd dat ik dit vind, maar dit staat niet in de motie. Als dat de afweging is geweest, vind ik het geen terecht oordeel. Er staat gewoon heel netjes dat het gaat om projecten waarbij de dierenwelzijnsstandaarden lager zijn dan die in Nederland, zoals legbatterij-eieren en slachthuizen in China. Dat beoogt de motie dus te stoppen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Maar het blijft nog steeds de weging dat exportkredietverzekering van groot belang is voor het internationale concurrentievermogen van Nederland. Daarbij hebben we ook oog voor het belang van het dierenwelzijn. Dat is een afweging die we maken.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 45.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dan de motie op stuk nr. 45. Die gaat over het WEF en is ook ontraden. Ik herken me totaal niet in de gemaakte beschrijving van het WEF. Het is voor ons een heel interessant platform om met heel veel organisaties en andere regeringsleiders te kunnen spreken.
De motie op stuk nr. 46 is een spreekt-uitmotie dus daar heb ik geen advies over.
Dan hebben we nog de motie-Stoffer op stuk nr. 47. Ik moet 'm ontraden, maar vind het wel sympathiek dat er meer informatie moet worden gedeeld. Ik begrijp dat het dashboard echt gaat over rapportages achteraf. Ik ontraad deze, omdat die zich er niet voor leent, maar ik zal kijken of we meer informatie beschikbaar kunnen stellen. Dat is een toezegging aan de heer Stoffer.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Heel goed. Tot zover de moties. Dan hebben we nog de amendementen. Eerst nog een vraag van de heer Stoffer over zijn motie.
De heer Stoffer (SGP)
De heer Stoffer (SGP):
Dan kijk ik eerst even wat er voor informatie komt en houd ik de motie nu aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Stoffer stel ik voor zijn motie (36410-XVII, nr. 47) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
De amendementen.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Het amendement-Dobbe op stuk nr. 13 moet ik ontraden, want dat gaat ten koste van de internationalisering van ons mkb en dat is van groot belang voor het Nederlands verdienvermogen van nu en van de toekomst.
Het amendement op stuk nr. 14 moet ik ontraden. Nederland heeft al 50 miljoen extra beschikbaar gesteld voor humanitaire hulp. De DRA is al actief in het gebied en kan op dit moment slechts een beperkt programma uitvoeren.
Het amendement-Hirsch op stuk nr. 15 gaat over een kasschuif uit 2028. Ik heb in het debat al gezegd dat we daarmee niet het toekomstige kabinet willen belasten.
Dan het amendement op stuk nr. 16 van D66. Dit moet ik helaas ook ontraden. Ik heb de genoemde crisis echt wel scherp op het oog. We doen alles wat we kunnen, maar als ik dat nu zou gaan veranderen, gaat het ook ten koste van hulp aan vluchtelingen in bijvoorbeeld Jordanië, Libanon, Egypte en Sudan. Het is een afweging, maar ik moet 'm ontraden.
Het amendement-Ceder op stuk nr. 18 moet ik ook ontraden. Het gaat nu naar een ander begrotingsartikel en dat gaat om multilaterale samenwerking. Dan gaat het ten koste daarvan.
Alle amendementen worden dus helaas ontraden.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Een vraag nog van de heer Ceder; kort en puntig.
De heer Ceder (ChristenUnie)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik hoor de argumenten van de minister. Zou het helpen als ik het niet verplaats naar een ander begrotingsartikel maar naar de vrije ruimte? Dit is natuurlijk wel de essentie waar noodhulp voor bedoeld is. We hebben heel veel stille conflicten. We hebben het heel veel gehad over Gaza, maar in Jemen en in Zuid-Soedan gebeurt ook gewoon heel veel. Volgens mij is er wel sympathie voor te vinden in de Kamer. Die ruimte is er. Deze conflicten hebben onze steun ook hard nodig. Ik vraag me af of ik de minister kan helpen door het te verschuiven naar de vrije ruimte.
De heer Leeuwen van
Minister Van Leeuwen:
Dank. Het probleem is dat die vrije ruimte beperkt is en dat we ook moeten kijken naar steun voor de wederopbouw van Gaza. Ik heb er toch wel problemen mee om dat te doen, want we leggen ons dan heel erg vast en de vrije ruimte is al beperkt.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De heer Bosma (PVV)
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties. We stemmen voor het reces over de begroting en over de amendementen. We danken de minister voor zijn "maidenbijdrage". Het was leuk om te horen waar hij allemaal gewoond heeft. Dat hebben we allemaal genoteerd.
Hartelijk dank, minister. Ik sluit de vergadering van 31 januari.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-36-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.