5 Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2024

Begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2024

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024 (36410-XIV).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We gaan verder met de behandeling van de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We zijn toe aan de eerste spreker namens Nieuw Sociaal Contact en dat is de heer Holman. Ik geef hem het woord. Gaat uw gang.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil het vandaag namens NSC graag over de natuur en de landbouw in Nederland hebben en over stikstof en hoe we uit de impasse kunnen komen. Kunnen we een doorbraak forceren? Er is altijd wat te kiezen. We hebben ook vandaag een keuze. Willen we gaan bewegen of gaan we door zoals we doorgingen? Dan komen we niet verder in een dossier dat al vier jaar vastzit. Als we blijven doen wat we deden, blijven we krijgen wat we kregen. Ik hoop dat wij kunnen veranderen vandaag.

Er is ook een tweede keuze. Het lijkt erop dat de veehouderij gaat verzuipen in haar eigen shit. We hebben te maken met afbouw van de derogatie, met NV-gebieden. Er is 30% minder plaatsingsruimte voor mest de komende tijd. De komende twee jaar gaat dat helemaal vastlopen. Hoe gaat dat werken? We hebben te maken met een verlaging van het stikstof- en fosfaatplafond. En we hebben in 2027 ook de evaluatie van de Nitraatrichtlijn waar wij waarschijnlijk niet erg goed gaan uitkomen. Er komt nogal wat op ons af en we hebben een keuze. Gaan we ingrijpen? Gaan we perspectief bieden aan de landbouw? Of laten we de problemen de problemen en gaan we erbij staan kijken en nietsdoen? Wachten we tot het noodlot over ons wordt afgeworpen en de EU met een aanwijzing komt en ons voor de komende jaren een generieke korting gaat opleggen? Er dreigt, als we niks doen, een keiharde, koude sanering. Dan krijg je wat je absoluut niet wilt. Dan krijg je een landbouw waarbij de jonge boer aan het kortste eind trekt en waarbij grootschalige veehouderijen in Nederland geen koeien meer in de wei krijgen. Dat wordt best een heel lastige situatie.

Wij willen een landbouw die past binnen een voedselvisie, die we nog moeten maken, die past binnen de milieugebruiksruimte, en waarbij ook aandacht is voor de natuur. Wij willen dat over tien jaar het familiebedrijf nog steeds een kans heeft, dat er voor de jonge boeren nog steeds perspectief is en dat de melkveehouderij de drager is van het platteland. Daarvoor hebben wij eigenlijk een visie nodig. Wat willen we op het gebied van voedsel en hoe zien wij de veehouderij? Ik heb het de vorige keer ook aangekaart. We willen dat doen aan de hand van de WUR-nota over zes dilemma's voor de melkveehouderij en veehouderij in Nederland. De polder is niet in staat om tot een visie te komen. Voor LNV en voor ons is het ook moeilijk om tot een visie te komen. Dat is gebleken. Wij willen dus graag op een gestructureerde wijze komen tot een visie. Misschien hebben we een soort toekomstcommissie nodig die die gaat bedenken. Er moet een integrale afweging komen. Het is vanmorgen al genoemd door een aantal collega's: we moeten het breder afwegen. Aan de hand van die zes thema's willen wij het graag doen. Als zevende thema willen we daar iets aan toevoegen dat minister Adema de vorige keer ook heeft genoemd: wat is het verdienmodel voor de boeren en hoe kunnen boeren een eerlijk prijs krijgen voor de inspanning en producten die zij leveren?

Het tweede punt waarop wij graag met een voorstel willen komen, is: hoe komen we van het stikstofslot? De problematiek is complex en het probleem is groot. Dat is best een heel moeilijke.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Grinwis heeft een interruptie.

De heer Grinwis (ChristenUnie)

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ja, ik heb er nog twee zelfs. Deze opening van de heer Holman vind ik heel hoopgevend. Hij steekt absoluut niet zijn hoofd ergens diep in de grond, maar hij kijkt de werkelijkheid in de ogen. Die werkelijkheid is op dit moment heel zorgwekkend, met name voor de melkveehouderij en de veehouderijsectoren. Als we niks doen, staan we aan de vooravond van een koude sanering, een ijskoude sanering. Dat ben ik helemaal met de heer Holman eens. Ik ben heel benieuwd naar de uitwerking van het concrete perspectief. Misschien kan meneer Holman daar nog wat over zeggen. Wat zijn ingrediënten die bij een volhoudbare sector horen? Ik noem bijvoorbeeld grondgebonden melkveehouderijen, waar jonge boeren ook nog weer de kans krijgen en niet kopje onder gaan omdat hun kapitaallasten relatief hoog zijn ten opzichte van hun wat oudere collega's en zij dus als eerste de prijs betalen van een overvolle mestmarkt. Welke maatregelen moeten op korte termijn in dat aanvalsplan, dat crisisplan, van minister Adema staan om de crisis op de mestmarkt te bezweren? Wat voor voermaatregelen of afromingsvoorstellen of andere dingen moeten daarin staan omdat we anders gaan verzuipen in die mest?

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Een heel goede en terechte vraag, want daar gaat het in feite om. Zoals ik net zei, is het eerste punt dat je een integrale visie nodig hebt waarin je alle dilemma's moet durven benoemen en moet kijken waar je het over hebt. Waar wil je staan in de voedselvoorziening? Hoe ga je dat doen? Welke vorm van veehouderij hoort daarbij? Dat zijn de vragen. Het dilemma is op dit moment dat we door de problematiek met 30% mest te veel, ook al kunnen we het iets naar beneden brengen naar 25%, over twee jaar echt niet meer weten waar dat geplaatst moet worden. De prijs op de mestmarkt zal enorm stijgen. Het break-evenpoint ligt op €40 à €50 per kuub. Je zult zien dat varkensboeren, die hun mest kwijt moeten, de prijzen omhoogstuwen. Pas als de afzetprijs €40 of €50 is, zal de boer gaan denken: moet ik niet een koe minder gaan melken? Het is heel triest om dat te constateren. Ik ken boeren die vorig jaar niks hoefden te betalen en die volgend jaar €50.000 moeten betalen voor de mestafzet. We kunnen dan wel een eco-regeling maken die hun een paar honderd euro geeft, maar dit nekt de sector.

Dan kom je gelijk bij de vraag hoe je dat gaat doen. Ik ga straks een uitgebreid voorstel doen. Je wilt aan de ene kant productie van de veestapel hebben en je wilt aan de andere kant innovatie aanjagen om technisch gezien beter te presteren op het gebied van stikstof. Degenen die nog steeds het idee hebben dat een verkleining van de veestapel niet nodig is, overzien niet goed wat er nodig is, denk ik. Ik heb de afgelopen maand veel gesprekken gehad met bedrijven, ook met veehouders. Zij zeggen: politiek, Tweede Kamer, kies alsjeblieft zo snel mogelijk, maak keuzes op korte termijn, want anders komt het echt niet goed. Ik proefde hier vanmorgen een sfeer van een breed gedragen urgentie van het probleem en ik proefde de wil om te gaan veranderen. Dat was ook mijn oproep aan het begin van mijn betoog: er is altijd wat te kiezen, dus laten we vandaag een begin maken met het maken van een keuze. Laten we naar de toekomst toe een weg uitzetten die perspectief gaat bieden, om twee redenen: om de natuur weer beter te maken en om perspectief te bieden voor de boeren. Dat is een collectief belang, maar daarvoor zullen we echt uit onze dogma's moeten stappen. Daar kom ik straks nog op terug.

De heer Campen van (VVD)

De heer Van Campen (VVD):

Wat mij heel erg aanspreekt in de bijdrage van NSC is het benoemen van die zes dilemma's. Dat gaat over het volgende. Eén. Wat is in de toekomst de Nederlandse bijdrage aan de voedselproductie? Twee. De functie van de dierhouderij in Nederland. Drie. De morele positie van dieren. Vier. Hoe gaan we om met de klimaat- en natuurdoelen? Vijf. Gaan we landbouw en natuur scheiden of verweven? Zes. Wat is de rol van het consumentengedrag? Volgens mij zijn dat zes hele belangrijke thema's die moeten gaan definiëren hoe we in de toekomst willen omgaan met onze landbouw, onze voedselproductie en onze omgeving. Welke van die dilemma's is het belangrijkst voor NSC? Kan de heer Holman misschien wat meer aangeven waar NSC staat met betrekking tot die dilemma's?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hij heeft er nog een zevende aan toegevoegd.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Ja, dat zal enige tijd vragen, maar dit is een van de belangrijkste onderwerpen die aan snee komen op dit moment, denk ik. Wat wordt de Nederlandse bijdrage aan de wereldvoedselvoorziening? Afgelopen jaar werd de discussie vaak platgeslagen tot de vraag: moeten we exporteren of niet? Terecht werd hier de vraag gesteld: hoe staat de wereld ervoor? Er komt een Europese voedselvisie. Mij lijkt het meest logisch dat wat wij produceren in Nederland, een relatie heeft tot de voedselbehoefte in Europa. Wij zijn een exporterend land en wij zijn goed in landbouw, dus wij exporteren. Maar exporteer je dan voor West-Europa of voor heel Nederland? Dat maakt nogal een verschil. Europees gezien zitten we op een zelfvoorzieningsgraad van ongeveer 100% met de dreiging dat die daaronder gaat komen. Frankrijk heeft voor wijn een zelfvoorzieningsgraad van 1.400%. Ga je dan zeggen: in Frankrijk moet maar de helft minder wijn geproduceerd worden, want 700% is ook genoeg voor de Fransen? Zo werkt het niet, dus dat moet je genuanceerder zien.

In welke mate dragen wij bij aan de wereldproblematiek van voedselvoorziening? Dat vind ik wel een lastige vraag, in die zin dat wij heel erg kijken naar onszelf. Dat gaat hartstikke goed. In Nederland gaat het nooit gebeuren dat wij geen voedsel krijgen. Wereldwijd sterven er enige tienduizenden kinderen en baby's omdat er niet genoeg voedsel is. 800 miljoen mensen hebben echt honger. 2 miljard mensen hebben, als we het over bestaanszekerheid hebben, niet het eten op hun bord waarvan je kunt zeggen: dat is een goede maaltijd. Dus ik geef niet direct de oplossing, maar ik denk dat we die discussie moeten voeren, en dan kunnen benoemen wat de positie is van de Nederlandse veehouderij, van de Nederlandse landbouw in dit gebeuren. En als je die keuze hebt gemaakt, dan moet je dat ook accepteren. Dan stopt de discussie ook over hoe of wat. De dierhouderij in Nederland, wat is haar functie? Ja, die zal kleiner worden, en dan moeten we er goed over nadenken wat we doen. Wij hebben steeds gezegd: de omvang moet in overeenstemming zijn met de gebruiksruimte die er in Nederland aanwezig is. Een vorm van kringlooplandbouw, waarbij je toch de input en de output van mineralen een beetje in evenwicht hebt en de mest zodanig verdeelt over Nederland dat je die effectief aan kunt wenden voor de groei van planten. We hebben ook gezegd van: wij vinden de melkveehouderij de drager van het platteland. Daar zijn heel veel argumenten voor. Het is vrij essentieel in ons voedselpatroon. Het voorziet in redelijke mate in zijn eigen voer; het meeste voer wordt van de eigen grond gehaald en de meeste mest wordt aangewend op de eigen grond. En wij zeggen: er zal een kleinere veestapel komen, in iets mindere mate de veehouderij en in grotere mate de intensieve veehouderij. Wat betreft de intensieve veehouderij: 60% van al het krachtvoer wordt gegeven door de intensieve veehouderij. De intensieve veehouderij is voor 90% tot 95% niet grondgebonden. Het grootste deel van de mest van een varkensbedrijf moet op transport in een vrachtauto. Ik schat in dat dit jaar het aantal transporten van mest meer dan 1 miljoen zal zijn. Je hebt zulke argumenten, dat je zegt: hoe ga je dat doen? Maar je moet het wel doen met de erkenning, denk ik, dat de situatie van nu niet het gevolg is van de actie van boeren, maar het gevolg is van twintig jaar overheidsbeleid waar met de kennis van nu wat op af te dingen is. Daar kun je niet de individuele boer voor verantwoordelijk stellen. Die heeft altijd binnen een juridisch kader gewerkt, en die heeft dat naar eer en geweten gedaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik ga u nu even onderbreken. De heer Van Campen heeft ruim zes vragen aan u gesteld. U gaat ze uitgebreid beantwoorden. Dat snap ik, maar u heeft er nu pas drie van de zes behandeld. Graag iets bondiger.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Tja, dat vroeg hij. Ik kan de andere wel wat korter doen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Fijn, ja.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Wat is de morele positie van de dieren? Nou, er zijn hier wel een paar deskundigen in huis die daar beter over kunnen spreken dan ik kan. Dus dat is al antwoord drie, voorzitter; dat gaat snel.

Hoe halen we onze klimaatdoelen? Dat is wel een belangrijke, want een heleboel mensen vragen zich af: waar staat Nieuw Sociaal Contract? Nou, wij staan voor de klimaatdoelen, wij onderschrijven die. Wij staan voor dat er een stikstofprobleem is, wij staan voor de doelstellingen die geformuleerd zijn voor de emissie van de hoeveelheid stikstof. Dat moet geruststellend zijn voor mevrouw Bromet. Ze glimlacht nu ook, dus dat is mooi. Nee, daar zijn we heel helder en duidelijk in. Dat is er alweer een.

Landbouw en natuur, de verwevenheid. Dat is wiedes, dat is heel duidelijk zo. Maar natuur is meer dan Natura 2000. Natuur is ook de landbouw. Natuur is ook de steden en de burger en zijn tuin. Dus daar zouden we nog weleens een genuanceerde discussie over kunnen hebben: hoe kunnen we de biodiversiteit en de soortenrijkdom in Nederland toch ontwikkelen en motiveren?

Hoe sturen we consumentengedrag? Ik ben nu bij de zesde inmiddels, voorzitter. Dat is wel een interessante. Want een overheid die denkt dat ze alles kan regelen, daar geloof ik niet zozeer in; dus dat we daarin een grote rol hebben. Het is toch het individu die het moet kopen. Ik heb het vanmorgen ook al aangekaart: ik denk dat een hele grote mate van verantwoordelijkheid bij de supermarkten ligt, en ik vraag me af of het gedrag van de supermarkten gedreven is door een intrinsieke motivatie om duurzaam te zijn, of dat daar toch aandeelhouderswaarde een grotere drijfveer is voor hun gedrag op dit moment. Ik denk dat daar een sleutel voor succes ligt. En dan een dilemma: hoe kom ik tot een goed inkomen voor de veehouders? Dat is ook wel lastig. De realiteit is dat we hebben wat we nu hebben. De landbouw is een internationale open markt. Zo werkt die. Toevallig ben ik negen jaar voorzitter geweest van een Europese studieclub. De les daar was dat de kostprijs, hoe je het ook wendt of keert, essentieel blijft, zeker in Nederland, omdat wij op een hoog kostenniveau zitten. De weg naar duurzaamheid is een escape om te verdienen, maar bij een aantal ideaalbeelden over hoe het zou moeten zijn, denk ik wel: gaat dit ook geld opleveren voor de boer? Zo zie ik het ongeveer. Wij gaan hier een motie over indienen. Als jullie dat belangrijk vinden, dan zetten we die weg uit. Dan vragen we meneer Adema om de weg uit te zetten, zelfs als hij demissionair is, en om deze discussie op te starten. Hoe doen we dat dan? Ik had het over een soort commissie. Misschien moet je in de openbaarheid een discussie voeren. Ik weet het niet. We gaan nadenken over de vorm. Dit is wat wij voor ogen hebben.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik moet de heer Holman van NSC echt een compliment geven voor zijn probleemanalyse — als we niets doen, komen we om in de mest — maar ook voor de keuzes die hij maakt in de dilemma's die Wageningen heeft gepresenteerd. Zeker als het gaat over de rol van het dier in de veehouderij, maakt NSC — en ik hoop dat ik dat goed heb begrepen — een heel duidelijke keuze voor grondgebonden sectoren, voor de melkveehouderij, ook omdat die voer van eigen bodem hebben, zoals gras. De varkens en kippen die je dan nog overhoudt, op het moment dat je dat in evenwicht hebt gebracht, zet je op reststromen. Ik zie u knikken. Ik hoop dat ik dat goed heb begrepen. U legt hier een visie neer. We hebben deze problematiek al 30 jaar. Vanaf de commissie-Wijffels in het jaar 2000 tot recent Remkes: we hebben alle deskundigen al gehad. U maakt heel duidelijke keuzes. Waarom gaat u niet gewoon aan de slag om te zorgen dat die visie er ligt? Dat scheelt weer een halfjaar een dure commissie.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Hoe we ertoe komen, wordt het tweede deel van mijn verhaal, meneer De Groot. Gewoon beginnen: daar komt het in feite op neer. Dat ga ik straks uitleggen. En die visie? Ik heb wel een idee hoe die visie eruit zou moeten zien, maar wat we nu moeten hebben, is een visie waarvoor draagvlak is, die weloverwogen is en waarin alle punten afgewogen zijn. Dan kun je er zelfs een aantal andere thema's, die mevrouw Bromet ook noemde, aan toevoegen, zoals stikstof in water. Ik noem maar wat. Je moet wel tot een integrale visie komen die in één keer goed is. Ik leg de uitdaging bij de minister neer, maar misschien moeten we die met een aantal mensen zelf gaan schrijven. Dat is ook een mogelijkheid. Daar wil ik even over nadenken. Ik ben hier nog maar zeven weken Kamerlid. Het was al heel hard werken om hier dit verhaal te kunnen houden. We zullen er eens over nadenken. Als we het erover eens zijn dat die visie er moet komen en dat we die integraal gaan benaderen, besluiten we vandaag of volgende week bij de stemmingen dat we dat ook gaan doen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Holman vervolgt zijn betoog.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Ja. Dan het voorstel voor hoe je zou kunnen komen tot een oplossing om de stikstofproblematiek vlot te trekken. Je wilt het oplossen en je wilt dat er iets gebeurt. Ik zie hier in de Kamer dat er een heleboel denkbeelden zijn. Dat gaan van "ik geloof niet in innovatie en er moet heel veel vee weg" tot "ik geloof wel in innovatie en er hoeft helemaal niet minder vee te komen". We hebben in de vorige kabinetsperiode eindeloze discussies gezien over percentages, over hoeveelheden, over idealen, over doelen. Ons voorstel is: laten we afspreken dat we daarmee ophouden. Laten we gewoon beginnen. We erkennen dat een reductie van de veestapel nodig is en die gaan we op vrijwillige basis en op een vriendelijke manier organiseren. We maken een soort van permanente opkoopregeling die zodanig is dat we de doelstelling gaan halen. We stoppen met de discussie over hoeveel. Hoeveel reductie er nodig is, hangt namelijk af van de volgende punten. En ik weet dat mevrouw Van der Wal al bezig is om een volgende opkoopregeling te ontwikkelen, op een andere manier, gericht op droge zandgronden, met 20.000 mensen die daarvoor in aanmerking komen. Dus dat gaat de goede kant op.

Ten tweede. We erkennen dat innovatie een goede bijdrage kan leveren. Hoe meer we innoveren, hoe kleiner de opgave wordt voor de vermindering van de veestapel. Het moeten dan wel gecertificeerde en juridisch houdbare innovaties zijn. We stoppen de discussie over de vraag of innovatie nou werkt of niet. Als je de doelstelling van 2030 wil halen, heb je zes jaar de tijd om dat te wegen.

Ten derde. We geven het bedrijfsleven een grote verantwoordelijkheid op het gebied van innovatie. Die hebben er alle belang bij dat de veestapel niet te veel wordt verkleind. We maken ze medeverantwoordelijk voor de regie over de ontwikkeling van de veehouderij. We dwingen af dat de industrie zich verantwoordelijk voelt. We maken de boerenorganisaties verantwoordelijk voor de vergroting van de benutting van mineralen om op die manier de emissie te verkleinen. Hoe efficiënter de benutting, hoe minder vee er gereduceerd dient te worden. Denk aan een Afrekenbare Stoffenbalans, een betere benutting van mest en nieuwe en betere voeren. Ik durf te stellen dat convenanten met boerenorganisaties niet werken. De LTO kan wat met de boeren afspreken, maar kan niet afdwingen dat dat gebeurt. Het is een samenwerking van drie. De overheid neemt het voortouw in het maken van beleid en legt de verantwoordelijkheid minder neer bij de provincies. Denk aan het afromen van rechten, het instellen van dierrechten, het opkopen van latente ruimte, opkoopregelingen, instrumentarium op het gebied van verkaveling van landbouwgronden en sturing op de grondmarkt in Nederland. Misschien ook wat mevrouw Vedder van het CDA heeft gezegd: laten we kijken of er een vorm van een publiekrechtelijke organisatie kan komen of iets wat een algemeen verbindend voorschrift kan maken. Wij vinden ook dat het bedrijfsleven een grote verantwoordelijkheid heeft. Dat kan via leveringsvoorschriften afdwingen dat een leverancier van grondstoffen duurzaam opereert. We stoppen om te blamen en te framen en om de boer de schuld te geven van alles. We tonen respect. Er zijn welwillende boeren die goed hun best doen, dus heb daar ook een beetje respect voor.

Hiermee ben ik aan het einde van mijn bijdrage. Ik zie dat ik daarmee heel mooi binnen mijn spreektijd ben gebleven. Kortom, de oproep is: ophouden met kissebissen, gewoon gezond boerenverstand gebruiken, aan de slag en de problemen oplossen. Laten we als Kamer nu eindelijk eens onze verantwoordelijkheid nemen en niet laten gebeuren wat er de afgelopen vier jaar is gebeurd.

Dat was het, voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV)

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Ik heb even gewacht tot de heer Holman zijn bijdrage had afgerond. Ik heb eigenlijk twee vragen aan hem. De eerste gaat over de mestproblematiek. Ik heb het gehad over het openen van de bufferstroken. Bent u ook bekend met de innovatie van Coen van Gorp, die is gebaseerd op voer? Zou dat ook niet een oplossingsrichting zijn? Ik hoor u wel heel duidelijk spreken over dierenaantallen, maar ik zou het toch ook heel graag in de innovatie willen zoeken.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ook u vraag ik om via de voorzitter te spreken.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Een terechte vraag maar volgens mij heb ik daar al gedeeltelijk op geantwoord. Ik geloof in innovatie maar het moet wel gebeuren. Het moet ook op een goede en geborgde manier gebeuren. Alles wat bijdraagt aan het verminderen van de emissie helpt om de doelstelling van 2030 te halen. Hoe we het doen is niet zo belangrijk. Als we beginnen met emissie, hebben we ook naar Brussel een compleet ander verhaal. Brussel wil weinig, want die gelooft niet in ons. We hebben al twintig jaar niet gedaan wat we beloven. RENURE is een hele goede vorm van innovatie, maar dat moet nog wel ontwikkeld worden en daar moet Brusselse toestemming voor gegeven worden. Elke politicus die nu de boeren voorhoudt dat ze de derogatie wel even terugdraaien, dat het bijgesteld kan worden of dat RENURE morgen wel effectief is, komt heel bedrogen uit. Ik zou zeggen: gelooft u niet in sprookjes, want dat is ver van de werkelijkheid waarin wij verkeren. Elke bijdrage op het gebied van innovatie en wat je kunt doen … Dat is ook mijn bezwaar tegen de braakgronden. Die zijn niet voor niets ingesteld. Dat zou het misschien tijdelijk kunnen oplossen, maar dat is geen permanente oplossing. Die regel heb je ingesteld om redenen, maar het kan ... Dat is wel een probleem. Ik heb ook niet direct de oplossing voor wat we dit jaar kunnen doen om de mestmarkt niet te laten exploderen. Daar zou de minister nog over nadenken. Hij heeft die opdracht van de Kamer gekregen. Misschien kan hij daar morgen een helder antwoord op geven. Ik ben dus verwachtingsvol dat hij morgen de oplossing gaat geven.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV)

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

De implementatie van dergelijke voerconcepten zou in ieder geval een deel van de mestproblematiek kunnen oplossen. Dat vraagt dat LNV meewerkt en dit mogelijk maakt, zodat dit ook op de Rav-lijst zou kunnen komen. Het is eigenlijk geen vraag, maar een aanvulling.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Het probleem is … Ik heb echt heel veel bedrijven gesproken. Kijk wat het bedrijfsleven doet en wie zijn verantwoordelijkheid neemt. Daar was veel kritiek op. De enige die nu echt zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, is de Rabobank. Die voert regie, stelt voorwaarden aan de financiering en heeft 3 miljard beschikbaar gesteld. Kijk dan naar een ABN AMRO. Wie was ook alweer de grootste aandeelhouder van ABN AMRO? O ja, dat zijn we zelf. Dan zie je dat ABN AMRO gaat concurreren met de Rabo en klanten afpakt die het bij de Rabo niet zo leuk vinden. Ik zou ABN AMRO willen uitdagen, een beetje gepusht door de overheid, de grootste aandeelhouder, ook zijn verantwoordelijkheid te nemen, eenzelfde manier van beleid te voeren en 2 miljard beschikbaar te stellen. ING zou als kleinere bank ook nog wel 1 miljard beschikbaar kunnen stellen.

Bij voer heb je eenzelfde patroon. Ik ben teleurgesteld in een aantal voerondernemingen. Er is er één die het heel goed doet. Dat is Agrifirm. Die loopt echt ver voorop in het duurzaam en innovatief denken. Ik heb ook voermensen gesproken die het probleem eigenlijk niet erkennen en nog in de fase zitten: wij houden ons aan de wet; dat is onze maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Als laatste zou ik de zuivelindustrie willen noemen. Ik ben heel lang commissaris geweest in de zuivelindustrie. Ik weet hoe het werk. Ik ben op dit moment teleurgesteld in ZuivelNL en NZO, want die steken hun nek niet uit. Die zouden regie kunnen voeren. Als NZO collectief afspreekt — dat mag sinds kort op het gebied van duurzaamheid — dat ze voorwaarden stellen aan het leveren van melk, dan gebeurt dat. Dat gaat dus over de leveringsvoorwaarden voor de grondstoffen die worden geleverd. Maar dan moeten zij wel hun verantwoordelijkheid nemen. Ze moeten ook beseffen dat ze er op termijn belang bij hebben. Als je het systeem gaat invoeren zoals wij schetsen, dan wordt goed gedrag beloond en slecht gedrag bestraft: we gaan zo veel vee krimpen, maar dat kan de helft minder zijn als jullie door innovatie de komende zes jaar de emissie dusdanig naar beneden brengen dat het niet nodig is.

De heer Flach (SGP)

De heer Flach (SGP):

Ik heb met interesse geluisterd naar het verhaal van de heer Holman. Daar zitten absoluut goede aanknopingspunten in. Ik proef aan alles dat u hier met de sector uit wilt komen. Ik had ook niet anders verwacht. De heer Holman heeft zelf een achtergrond in de sector, dus dat ligt voor de hand. Er zijn ook dingen die vragen oproepen. De heer Holman zegt dat we moeten extensiveren. Hij baseert zich ook op de zes principes van de WUR. Er is van de week een rapport van de WUR verschenen waarin staat dat er twee manieren zijn om te extensiveren. Dat is minder koeien. Nou, dat kan leiden tot een inkomensverlies van 200%. De andere manier om te extensiveren is meer land. Dat kan leiden tot een inkomensverlies van 30% tot 50%. Hoe denkt de heer Holman die extensivering, die reductie van de veestapel, te realiseren? En belangrijker, hoe denkt hij die te financieren?

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Dat is niet de makkelijkste vraag. Ik heb wel een beeld voor ogen van hoe het zou moeten zijn. Of het nou een provincie is of Noord-Nederland, je moet op regionaal niveau een hoeveelheid vee en land hebben waarbij de mineralen die aangewend worden, plaatsbaar zijn op de ruimte. Het gaat erom dat je een hoeveelheid akkerbouw, een hoeveelheid melkvee en een wat kleinere hoeveelheid intensief hebt, die met elkaar zo veel grond beslaan dat hun mest verantwoord aangewend kan worden. Dat zit je ook niet met een harde gve-norm per hectare. Want als jij samen met je buurman een bedrijf hebt, waarbij de mest van de een op een verantwoorde manier binnen de milieugebruiksnormen kan worden aangewend bij de ander, dan is dat ook een vorm van grondgebondenheid.

De financiering is een moeilijke. Wat je nu ziet, is dat de grondprijs enorm omhoogschiet. Die is gemiddeld €80.000 in Nederland en die is in de polder wel €150.000. Dat wordt door een paar zaken veroorzaakt. Dat komt ook doordat de druk op de mestmarkt zo groot is. Die kun je dus verminderen door minder mest te hebben. Maar je ziet ook dat de varkenshouderij maar met name ook de akkerbouw heel veel geld verdienen en dat die als het ware de veehouderij binnen de sector wegduwen.

Een ander fenomeen, dat heel kwalijk is en ook al zijdelings door anderen is benoemd, is private equity, waarbij investeerders grond gaan kopen. Vorig jaar is al 20% van de grond door vreemd kapitaal gekocht. Dat gaat alleen maar erger worden. De heer Graus noemde de farmaceutische industrie en beschreef hoe dat proces gaat. Hier in de landbouw dreigt hetzelfde te gebeuren.

Dat zijn zo'n beetje elementen die je moet bezien in de sturing van de overheid in de grondmarkt. Het faciliteren van weer iets van verkaveling of dat soort instrumenten zou kunnen helpen om dat probleem beter op te lossen.

De heer Flach (SGP)

De heer Flach (SGP):

Ik heb een laatste vraag om even te checken of ik het goed begrepen heb. Als ik het goed begrijp, is het in de ogen van NSC belangrijk dat de reductie van de veestapel op vrijwillige basis plaatsvindt en niet met gedwongen uitkoop of generieke kortingen.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Heel duidelijk. Dat misverstand is er weleens geweest. Misschien had ik me toen niet duidelijk uitgedrukt of wilde men het niet begrijpen. Ja, wij willen dat op een warme en sympathieke manier doen, maar ook een beetje met focus. Wij willen dat wordt gezegd: in die gebieden … Laten we het gewoon maar helder bij naam benoemen. In Noordoost-Brabant en Limburg zitten 7 miljoen van de 10 tot 11 miljoen varkens die we hebben. In de Gelderse Vallei zit ook veel vee. Richt je daar vooral op. Richt je op de droge zandgronden, want daar wordt de nitraatrichtlijn het moeilijkst gehaald. En richt je ook op de structuur van de landbouw. Koop vooral verouderde bedrijven op, en niet nieuwe bedrijven. Ik noem de Lbv+-regeling. Ik ken een aantal voorbeelden van boeren die zich hebben aangemeld, die een bijna nieuw bedrijf hebben. Die hebben 250 koeien en hebben het tiptop geregeld, maar die worden toch gedwongen om het hele bedrijf te slopen. Wat een kapitaalsvernietiging! Dat is de consequentie van de regeling. Ik snap het. Maar ja, op die manier een beetje.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Dat is goed nieuws voor Noord-Brabant, want de mensen zitten natuurlijk ook in de stank. Dus dat gaat u dan ook oplossen. Even naar de realiteit van vandaag. In de wet, in de Wsn uit 2020, staat een stikstofdoel voor 2025. We moeten de stikstofdepositie dan tot 40% onder de kritische depositiewaarde hebben gebracht. We leren dat we nu op ongeveer rond de 30% zitten. Hoe gaat u nu het komende jaar die 10% extra behalen?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hoe gaat de heer Holman dat doen?

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Dat ga ik mijn eentje even fixen, meneer De Groot. Nee, dat is een hele lastige. We hebben in de afgelopen paar jaar niet veel gedaan op dit gebied. Het is een grote mate van zorg of we de doelstelling voor natuur in 2025, of we de doelstelling in de Nitraatrichtlijn wel halen. Wij krijgen een heel boos Brussel over ons heen. Maar de enige escape om een beetje coulance van Brussel te krijgen, is wanneer we nu als de wiedeweerga een plan maken. We moeten een soort begroting maken, waarin staat: de doelstelling voor 2030 is zoveel, zo gaan we dat doen, zo gaan we dat halen en zo plannen we het in de tijd. We gaan dat na twee en na vier jaar evalueren. Lukt innovatie? Dan moeten er minder veerechten opgekocht worden. Lukt de innovatie niet? Dan zal het meer moeten zijn. Dus ja, het zal een hele lastige discussie worden, maar de kentering in het hele proces, in het hele stikstofgebeuren, is dat we een plan maken en daadwerkelijk tonen dat wij serieus aan het werk gaan. In mijn en onze overtuiging is dat ook de enige manier om het stikstofslot los te trekken. Wij zijn ook voornemens om morgen een motie in te dienen om de Kamer te vragen of die dat als een werkzame manier ziet voor de start van het lostrekken van de stikstofcrisis.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik hoor de heer Holman pleiten voor een eigenlijk onontkoombare aanpak, waardoor je zeker weet dat je in 2025 maar ook in 2030 die doelen hebt gehaald. Dat kan door niet een inspanningsverplichting — dat hoor ik u een beetje zeggen — maar een resultaatsverplichting in de wet op te nemen. Dat is ook al gebeurd. Die verplicht de overheid om aanvullende maatregelen te nemen als je het niet gaat halen. Denkt de heer Holman daar bijvoorbeeld aan?

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Ik ben blij dat u enthousiast bent over ons verhaal. We komen nu weer even op een punt waarop u mij over het randje duwt. Ik begon mijn verhaal namelijk met: laten we nou ophouden met het voeren van deze discussie. Dat biedt namelijk niet de oplossing. Laten we gewoon aan de slag gaan. Laten we niet praten over: "Wat als we het niet halen? Wat dan? Moeten er dan vergunningen ingenomen worden? Moet er dan een generieke korting komen?" Laten we daar even niet meer over praten. Laten we gewoon aan de slag gaan. Laten we na twee en vier jaar evalueren. Als we het hebben over de toekomst van de landbouw, dan zal dat de komende twee jaar ook contouren kunnen geven, zo van: op grond van deze visie gaan we die en die kant op en maken we die keuzes. Ik snap uw gedachte. Mij is weleens het oude denken verweten, de oude politiek. Ik zag het van uw kant nu ook een beetje zo neergezet worden. In de beleving van hoe de vernieuwing plaats zou moeten vinden, vind ik dit ook nog een beetje een oude gedachte. Misschien kunt u daar ook nog een stap in maken.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ook als u daar staat, moet u eigenlijk via de voorzitter spreken, en dus ook weer zeggen "de heer De Groot". En nu zeg ik: de heer De Groot.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik vind het ook nog steeds ingewikkeld, hoor. De heer Holman zegt eigenlijk: het is oud beleid om ervoor te zorgen dat je als overheid ook echt je doelen haalt. Dat lijkt me niet. Het oude beleid was juist het vooruitschuiven en een beetje kijken: laten we maar beginnen, kijken waar we eindigen en dan nog een beetje evalueren in de commissie. Dat hoor ik de heer Holman eigenlijk zeggen. Maar ik heb ook goed nieuws. U hoeft niet zo veel te doen, want in de bestaande wet staat die omgevingswaarde al als resultaatverplichting. Ik zou dus zeggen: u heeft goede ideeën …

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Holman.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

De heer Holman heeft hele goede ideeën over hoe hij de intensieve veehouderij in Brabant wil aanpakken. Doe dat dan ook en haal meteen dat wettelijke doel. Uiteindelijk gaat het over de natuur, want die moeten we opknappen.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Ik hoor heel duidelijk wat de heer De Groot zegt. Natuurlijk, wij onderschrijven de doelen, maar je weet nu al dat wij de doelen op het gebied van natuur voor 2025 niet halen. Als we dan een discussie krijgen in de trant van "het plan is niet goed, er moet nu versneld worden en we moeten versneld een heleboel doen", dan jaag je de katten weer helemaal in de gordijnen en staan de boeren hier morgen weer met de tractoren voor de deur. Dat is niet wat je wilt hebben. Wij staan voor de doelen. Wij onderschrijven de doelstellingen. Wij willen de doelen in 2030 halen. Wij proberen daar op een zo slim mogelijke manier te komen, op een zo sympathiek mogelijke manier naar de boeren toe. Wat hier en in de sector even zal moeten landen, is dat daar een gepaste omvang van de veehouderij bij hoort. Als ik met mensen uit het bedrijfsleven praat, dan hebben ze dat allemaal allang door. Als ik met de voorzitters van de landbouworganisaties praat, hebben ze dat op een enkeling na allemaal door. Sterker nog, de afgelopen week heb ik allemaal berichtjes en telefoontjes gehad: meneer Holman, zet u alstublieft door en zorg ervoor dat de Kamer keuzes maakt. We moeten hoe dan ook gaan kiezen en onze verantwoordelijkheid nemen.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Het klopt dat het bedrijfsleven allang zover is en uitgaat van een veel kleinere veestapel. Ik hoop dat uw medecoalitiepartners dat idee ook hebben. Ik wens u veel succes.

De heer Holman (NSC)

De heer Holman (NSC):

Ik wil de heer De Groot bedanken voor zijn succeswensen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan dank ik u weer voor uw inbreng en de beantwoording van de interrupties. De volgende spreker is een collega uit uw fractie, Nieuw Sociaal Contract, mevrouw Hertzberger. Gaat uw gang.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Voorzitter. Voor Nieuw Sociaal Contract staat het, zoals net gezegd, buiten twijfel dat we stikstof moeten terugdringen, zowel van industrie, verkeer als landbouw. Maar we maken bezwaar tegen de manier waarop en de instrumenten waarmee het stikstofbeleid momenteel is ingericht. Ook in de begroting die we vandaag behandelen komt dit terug, bijvoorbeeld bij de piekbelastersaanpak, waarin nu 115 miljoen euro is vrijgemaakt voor de verplaatsingsregeling. Wie een piekbelaster is, wordt bepaald met een model, AERIUS Calculator. In een RIVM-rapport van afgelopen week werd andermaal bevestigd dat bijzonder slecht gemodelleerd kan worden hoeveel depositie bedrijven veroorzaken, met name wat betreft droge ammoniak. Daaruit bestaat ongeveer 40% van de stikstofdepositie door veehouderijen. Ondertussen ontzeggen we boeren, inclusief de PAS-melders, op millimolenniveau een vergunning. Dat is alsof je een boete geeft voor 0,01 kilometer per uur te hard rijden, terwijl je flitspaal het verschil tussen 10 en 20 kilometer per uur te hard niet eens betrouwbaar kan onderscheiden. Uit het onderzoek van het Mesdagfonds en de UvA wordt bovendien duidelijk dat van de ammoniak 10% binnen 500 meter van de veehouderij neerslaat en 90% komt in de zogeheten deken terecht. Toch vallen ook veel bedrijven op kilometers afstand van natuurgebieden onder de piekbelasters en komen die in aanmerking voor de verschillende instrumenten uit de bijbehorende aanpak.

Nu komen deze bedrijven in aanmerking voor de verplaatsersregeling en daar hebben we toch wat vragen bij. Welke bedrijven komen hier nu echt in aanmerking? Dat blijft onduidelijk. Maar vooral: waarheen gaat de verplaatsing die je bekostigt? Is dat naar een gebied waar in het model veel minder depositie is op Natura 2000-gebieden? Of zijn daar veel minder boeren, zodat er ook meer ruimte is en de belasting minder groot? Dat maakt nogal uit, want een bedrijf verplaatsen doet niets tegen de uitstoot. Zeker nu de minister ook bezig is met een verkenning hoe we van dat depositiebeleid afkomen, de KDW uit de wet, is de vraag of die verplaatsingsregeling dan wel toekomstbestendig is? Is het niet verstandiger om het te beperken tot bedrijven in een bufferstrook rondom Natura 2000-gebieden waarvan we in ieder geval wetenschappelijk onderbouwd kunnen zeggen dat het verplaatsen van die bedrijven de natuur daadwerkelijk helpt, niet alleen in een modellenwerkelijkheid, maar ook in de fysieke realiteit?

Dan het NPLG, het Nationaal Programma Landelijk Gebied. NSC staat achter de doelen, maar het NPLG maakt straks wel een heel slechte start. Het depositiedoel van 2025 halen we namelijk nooit. Is het niet verstandig om op termijn in ieder geval die depositiedoelen uit het NPLG te halen, zodat het Rijk met generieke bronmaatregelen stikstof landelijk kan gaan reduceren? Dan kunnen de provincies ook juist dat doen waar ze goed in zijn: gebiedsgericht werken. Dat hebben we hard nodig, voor het water, voor het landschap, voor de natuur. De provincies staan momenteel in de startblokken om hiermee aan de slag te gaan met de zogeheten Koploperprojecten. We zien daar veel energie en veel enthousiasme. Toch was de informatie hierover behoorlijk summier. We zouden graag meer willen weten over de aard en het budget per project. Het gaat tenslotte wel over 1,3 miljard euro die vorige week aan de begroting werd toegevoegd. Hoe gaan deze projecten concreet bijdragen aan de doelen? Hoeveel krijgt elke provincie en waarom zitten daar zulke grote verschillen tussen? Hoeveel gaat hiervan naar natuur, hoeveel naar landbouw en hoeveel naar de combinatie? We weten dat pilots en onderzoeken goede resultaten kunnen opleveren, maar desondanks toch vaak op de plank terechtkomen. Hoeveel van deze projecten hebben een pilot- of onderzoekskarakter en welke maken structurele aanpassingen? We denken dat de projecten van de provincie veelbelovend kunnen zijn, maar we hebben meer informatie nodig om ze te beoordelen.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De heer De Groot met zijn laatste interruptie.

De heer Groot de (D66)

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Mevrouw Hertzberger zegt: dat doel van 2025 gaan we niet halen. Dat is een landelijk doel voor de landelijke overheid. Gaan we het dus schrappen? Heb ik dat nou goed begrepen? Is dit het democratische ethos van NSC, om, als je een doel niet haalt, het dan te schrappen?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Nee, onzin. Ik stel voor om op termijn naar emissiedoelen te gaan. Wij hebben grote twijfels bij het depositiebeleid, omdat het slecht te modelleren is en slecht te volgen is. U heeft misschien het RIVM-rapport van vorige week gezien. Kijk even naar figuur 4a, de droge ammoniakdepositie, naar de verhouding tussen metingen en modellen. Die is echt om heel verdrietig van te worden. Dat gebruiken wij momenteel wel degelijk voor vergunningverlening, voor beleid en voor de piekbelastersaanpak. Ik denk dat we veel beter naar emissiebeleid kunnen. Dat stel ik dan ook voor.

De heer Campen van (VVD)

De heer Van Campen (VVD):

Ik wil even terugkomen op het betoog waar mevrouw Hertzberger mee begon, over de modellen en de meetsystematiek. Ik ben het met haar eens dat, als vanuit de modellen een stikstofneerslag en -depositie met, hoe zullen we het noemen, de omvang van een navelpluisje volledige projecten op slot zet, dat niet uit te leggen is. Dat kan gewoon niet het geval zijn. Zij maakt de vergelijking met een auto die rijdt. Als je de snelheidspaal een marge van 10 km/u heeft en je 0,01 kilometer te hard rijdt, zit je echt in de foutmarge. Ik zou mevrouw Hertzberger willen vragen: wat nou als je inderdaad de marge hebt van 10% bij die flitspaal, maar 150 km/u rijdt? Dan zit je altijd met die 0,01 kilometer te hard. Dat is de systematiek waar we in die gebieden mee te maken hebben. Erkent mevrouw Hertzberger dat? Ik ben benieuwd hoe zij dat ziet.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Nee, het is duidelijk: in de hele methodologie is het zo dat hoe groter je waarde is, hoe kleiner je foutmarge is. Dat is zeker zo. Maar ik begon met de piekbelasters, waar ik een probleem mee heb. Stel je voor dat je een piekbelaster bent op 10 of 20 kilometer afstand van een Natura 2000-gebied, en je wordt verplaatst naar net buiten de afstandsgrens van 25 kilometer, omdat we rekenkundig hebben besloten dat de stikstofdepositie daarna plotseling weg is. Dat is een modellenverplaatsing. Dat is niet iets waar de natuur baat bij heeft. Het is een papieren transactie, zoals we overigens nu ook bij Schiphol zien. Schiphol gaat nu voor een natuurvergunning en hoeft voor een groot deel van zijn stikstofdepositie geen rekenschap af te leggen vanwege de afstandsgrens van 25 kilometer. Als we het een groot probleem vinden en van het depositiebeleid af willen, moeten we voorkomen dat we de natuur alleen op papier verbeteren. De PAS-melders zitten allemaal in dat bereik. Zij krijgen allemaal een boete voor een onmeetbare depositie, die wij echt niet met een zekerheid van nul kunnen onderscheiden.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dit wordt uw laatste interruptie, meneer Van Campen.

De heer Campen van (VVD)

De heer Van Campen (VVD):

Ik ga een heel eind mee in het betoog van mevrouw Hertzberger. Het is niet uit te leggen. De VVD staat volkomen achter de behoefte om van depositiebeleid naar emissiebeleid te gaan. Dan kun je boeren zelf in staat stellen om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de stikstofuitstoot verdwijnt. Daarom ben ik blij dat de motie van mevrouw Hertzberger daadwerkelijk verwijst naar een advies van de Raad van State en een structurele daling van stikstofuitstoot. Die is voorwaardelijk om met een rekenkundige ondergrens te gaan werken. De PAS had ook een drempelwaarde. Daarvan zeiden wij tegen boeren: als u maar onder die waarde blijft en het is verwaarloosbaar, hoeft u geen vergunning aan te vragen. Het probleem is dat de Raad van State die redenatie van tafel heeft geveegd, waardoor de boeren zonder vergunning zaten en moesten aantonen dat ze nog steeds in de veilige zone zaten. Mijn oproep is: laten we in ieder geval voorkomen dat we opnieuw gaan werken met allerlei nieuwe modelmatigheden waardoor uiteindelijk boeren het slachtoffer zijn als blijkt dat die juridisch toch niet haalbaar zijn. Ik hoop dat mevrouw Hertzberger die oproep deelt.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Wat ik de heer Van Campen wil meegeven, is dat we juist uit die modelmatigheden moeten. Dat betekent dat, wanneer je een model in beleid toepast, je allereerst moet beginnen met het definiëren van een toepassingsbereik. Wat overigens bij de PAS is misgegaan, is dat alles onder de 1 mol werd samen geveegd en passend werd beoordeeld en dat daarnaast de overheid zei "wij gaan stikstof reduceren" maar dat vervolgens niet deed. Toen de afstandsgrens van 25 kilometer vorig jaar door de Raad van State werd gehandhaafd met de ViA15, speelde de compensatie voor alle stikstof die buiten de 25 kilometer valt, voor de rechter geen rol. Dat komt nergens terug in de uitspraak. Dus het idee dat wij nu eerst een compensatiepakket moeten hebben of eerst uitgebreid de ecologische effecten hiervan moeten bestuderen ... De rapporten die er nu liggen — dan heb ik het over TNO, over het expertoordeel van Arthur Petersen, over Leen Hordijk zelf en de commissie-Hordijk — zouden eigenlijk voldoende moeten zijn om het nu al voor te leggen aan de Raad van State.

De verkenning loopt en we wachten de uitkomst af, maar het is echt tijd om ergens te komen. In die zin is het verhaal van de heer Holman compleet complementair aan dat van mij als het erom gaat waar we willen komen. Maar dat verhaal moet je wel recht doen. Dat geldt voor het klimaatbeleid, maar voor het stikstofbeleid geldt precies hetzelfde.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng en voor de beantwoording van de interrupties. Wij gaan naar de volgende spreker, mevrouw Vedder. Zij spreekt namens het Christen Democratisch Appèl, ook wel CDA genoemd.

Mevrouw Vedder (CDA)

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. Wat fijn dat u mijn loopje naar het spreekgestoelte even volpraat. Ik zie overigens dat mijn tijd meteen al gehalveerd is, dus dat schiet lekker op.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dat wordt even gecorrigeerd.

Mevrouw Vedder (CDA)

Mevrouw Vedder (CDA):

Voorzitter. Ik heb best zitten zoeken naar wat ik vandaag wilde inbrengen. Eigenlijk vind ik dat in een speech bij een begroting indrukwekkende woorden en meeslepende ideeën horen. Maar waar ik zelf als mens van wakker lig, is eigenlijk maar een heel klein en kwetsbaar woordje. Dat is het woordje "perspectief". Ik hunker daarnaar, en ik weet dat ik niet de enige ben. Ik zie het in de hele sector en niet alleen aan mijn eigen keukentafel. Ik zie inmiddels ook in de landen om ons heen hoe boeren, tuinders en vissers hunkeren naar perspectief. Dat ene kleine woordje vertegenwoordigt een enorme kluwen. Het is een opgave — ik durf dat hier eerlijk te zeggen — waar we het gouden antwoord nog niet op gevonden hebben: hoe breng je verduurzaming samen met bestaansrecht? Op dit moment voelt het op het boerenerf vaak alsof die tegenover elkaar staan en elkaar uitsluiten, en dat verduurzaming dus een bedreiging is voor mijn bestaansrecht. Het resultaat daarvan is dat er eigenlijk niks gebeurt en dat we hier vastzitten. Daar baal ik van, want ik wil graag naar voren. Ik wil juist graag toe naar hoe we dat perspectief dichterbij kunnen halen. Dat hoeft van mij niet groots en meeslepend en dat mag ook stapje voor stapje, als we maar bewegen.

Ik wil vandaag dus niet alleen kritisch zijn, maar ik wil ook vooral vooruitkijken. Als ik straks toch een beetje kritisch ben, vergeeft u mij dan, want dan doe ik dat in de context dat ik door contrast duidelijk wil maken waar ik wél heen wil.

Voorzitter. Ik heb veel nagedacht over wat "perspectief" eigenlijk is, over de balans tussen wat we van boeren vragen en wat de boeren terugkrijgen. Ik heb nagedacht over de blokjes van de puzzel die we nodig hebben voor dat perspectief. Ook heb ik nagedacht over de blokjes waar ik als Kamerlid invloed op heb en op welke blokjes niet. Mijn conclusie is dat we in dit huis vrij veel invloed hebben op de blokjes die betrekking hebben op wat we van de boeren vragen, maar slechts beperkt invloed hebben op de blokjes die betrekking hebben op wat de boeren ervoor terugkrijgen. Dat is niet erg, maar dat is wel een realiteit waar we mee te dealen hebben.

In mijn ogen is dat ook de reden waarom we zo vast zijn komen te zitten. Ik zie provincies en organisaties op de grond die echt proberen om hier een steentje aan bij te dragen. Ik denk aan coöperatie BOOG, Boeren Op Oale Groond, waarbij boeren zelf het heft in handen hebben genomen om met hun gebied te kijken waar ze heen willen. Maar ik denk ook aan al die provincies die proberen om samen met hun boeren en boerinnen vooruit te komen. Het allermooiste van die initiatieven vind ik dat ze een aantal ingrediënten meenemen die in mijn ogen onmisbaar zijn voor perspectief en die ik hier nog te vaak mis. Dat zijn drie dingen: bewegingsvrijheid, betrouwbaarheid en gemeenschappelijkheid. Voor die drie dingen wil ik mij de komende periode steeds opnieuw inzetten.

Voorzitter. Ik begin met bewegingsvrijheid. Verduurzamen kost gewoon geld. Daar hoeven we niet moeilijk over te doen. Maandag is het rapport van WEcR verschenen. Daar staat het hartstikke goed in beschreven: voor de melkveehouderij betekent verduurzaming in de hele waaier van opties die zijn onderzocht een daling van het gezinsinkomen van 26% tot 201%. Voor mijn eigen bedrijf zou dat bijvoorbeeld betekenen dat mijn gezinsinkomen van €40.000 naar €30.000 terugvalt. In het slechtste geval zou het gezinsinkomen terugvallen tot -€40.000, wat direct het einde van mijn bedrijf zou betekenen.

Voor een deel komen de hoge kosten van verduurzaming omdat wij vanuit Den Haag telkens met generieke maatregelen komen. Ik ben voor mijn gevoel heel vaak, elke dag, zinloze dingen aan het doen op de boerderij. Ondertussen zie ik het geld uit mijn handen vliegen, want ze kosten wel allemaal wat. Daarom vind ik het zo belangrijk dat we boeren weer bewegingsvrijheid geven, dat we dat vakmanschap weer mobiliseren. Ik ben ervan overtuigd — ik vind dat we dat ook hebben kunnen zien aan de overtekening van de eco-regelingen — dat boeren al veel meer kunnen en doen dan wij hier in Den Haag denken. En nee, vrijheid is wat dit betreft geen blijheid; bij vrijheid hoort ook verantwoordelijkheid. Maar als we niet willen afstevenen op de slechtst denkbare vorm van generiek beleid, namelijk een generieke krimp — ik word echt misselijk als ik daaraan denk, want als Brussel het niet doet, gaat de overspannen mestmarkt het wel voor ons doen — moeten we nu werk maken van die doelsturing en ruimte geven aan dat vakmanschap.

Het frustrerende vind ik dat de tools daarvoor gewoon klaarliggen. De KPI-systematiek is echt al een tijdje onderweg, de Stoffenbalans en de KringloopWijzer ook, maar we moeten ze dan wel gaan inzetten. Dat vraagt durf van ons. Hoe staat het daarmee? Er moeten ook regelingen komen waarin managementmaatregelen, innovatie en extensiveren een plekje krijgen. Waarom lukt dat telkens niet?

Voorzitter. Het tweede begrip: betrouwbaarheid. Die betrouwbaarheid was de laatste tijd te vaak te ver te zoeken. Het beleid wisselde steeds. Ik was net avonden bezig met het invullen van gecombineerde opgaven en toen moest het weer opnieuw, want er was een wijziging. Er worden bufferstroken aangewezen als het gewas al in de grond zit. Ik heb het hele jaar mijn best gedaan voor eco-regelingen, maar weet nu eigenlijk nog steeds niet of ik daar ook voor beloond word. PAS-melders zitten buiten hun eigen schuld om nog steeds in onzekerheid. Onze vissers was echt beloofd: jullie gaan niks merken van de Tweede Maasvlakte; daar hebben jullie geen part noch deel aan. Maar zij dreigen nu wel de dupe te worden van de sluiting van de Voordelta. Ik vind dat lastig. Betrouwbaar beleid is een essentieel onderdeel van een toekomstperspectief. Als die sector niet het vertrouwen heeft dat ze op de overheid kunnen bouwen, zie ik moeilijkheden rondom de stappen die gezet moeten worden. Mijn vraag aan de minister is: wat mist er nou precies? Waarom worden we elke keer met ad hoc beleid geconfronteerd? Ik snap ook wel dat het geen slechte wil is — natuurlijk snap ik dat — maar wat kunnen we doen om dat te voorkomen?

Ik heb nog een andere, voor mij heel belangrijke vraag: wanneer zullen er tegelijkertijd meerdere stikstofregelingen openstaan, zoals we hebben afgesproken, zodat collega's, boeren en boerinnen in Nederland, een eerlijke kans krijgen om voor hen het beste besluit te nemen. Ik weet dat de groep die daarop zit te wachten heel erg groot is. Ik weet ook dat er inmiddels al een groep is die het niet meer vol kon houden om te wachten en de enige keuze heeft gemaakt die er was, namelijk stoppen. Zal de Lbv+-regeling worden verlengd vanwege de vertraging van die regelingen voor verplaatsingen en innoveren? Want voor die gelijktijdigheid betekent dat dat we dat ook moeten doen.

Voorzitter. Langjarig beleid is ook een onderdeel van betrouwbaar zijn. Dat heeft met onze volgende generatie boeren te maken. In onze ogen zijn die essentieel voor onze sector in de Nederlandse context op het gebied van voedselzekerheid, kennis, innovatie en duurzaamheid in de huidige onrustige geopolitieke context. Ernährungssicherheit, het wordt nog weleens vergeten. Wij willen onze boeren daar zo sterk mogelijk voor positioneren. Daarom willen wij de regeling voor vestigingssteun versterken door de oude pot voor jonge boeren — die blijft nu op de plank liggen omdat die niet aansluit bij de praktijk — overhevelen naar de nieuwe regeling, die wel werkt, zodat onze jonge boeren een kans hebben om al die uitdagingen in de toekomst head first tegemoet te gaan.

Voorzitter. Tot slot gemeenschappelijkheid. Hoe kunnen wij van een sector daadkracht en resultaten op collectieve doelen verwachten als we alle uitvoeringskracht die daarvoor nodig is, eerder uit die sector hebben gesloopt? Het was echt niet altijd feest met de productschappen en de Dienst Landelijk Gebied. Dat weet ik als geen ander, maar het is ook geen toeval dat sinds de afschaffing daarvan onder Paars de resultaten op verduurzaming abrupt zijn gestokt. Het CDA wil naar herstel van gemeenschappelijkheid. We kunnen niet langer verwachten dat als we collectieve doelen stellen maar geen uitvoeringskracht geven, er een vertaalslag naar individuele resultaten komt. Er is een structurele plek nodig waar overheid, sector en markt — bij het landbouwakkoord hebben we gezien dat het moeilijk is, maar dat het kan — elkaar structureel ontmoeten en waar uitvoeringskracht is, zodat de sector ook aan de slag kan. Hoe het zal heten, zal me een zorg zijn — noem het "productschappen 2.0" — maar wat mij betreft gaan we er serieus werk van maken en gaan we onderzoeken hoe dat eruit zou kunnen zien, en wel samen met de sector, want die signaleert al tijden hetzelfde probleem. Ik kom hier vandaag ook met een open uitnodiging aan de Kamer om met ons mee te onderzoeken hoe dit eruit zou kunnen zien.

Voorzitter. Bewegingsvrijheid, betrouwbaarheid en gemeenschappelijkheid. Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan zijn we toe aan de eerste maidenspeech van vandaag. Die zal worden gehouden door de heer Pierik namens de BoerBurgerBeweging.

De heer Pierik (BBB)

De heer Pierik (BBB):

Voorzitter. Ik sta hier omdat mijn 91-jarige vader, die nog actieve herinneringen heeft aan de Hongerwinter, vorig jaar de overstap heeft gemaakt naar een beter beleid voor boeren. Ruim 70 jaar lang ging hij voor traditioneel doorploegen. Onze kinderen waren diep onder de indruk dat hij op zijn leeftijd nog zo'n innovatieve, vernieuwende keuze maakte voor een andere bestuurscultuur.

Voorzitter. Ik sta hier ook omdat twee van onze vier kinderen het multifunctionele boerenbedrijf hebben overgenomen, niet omdat ze meer willen verdienen maar omdat ze de plaats waar al vijf generaties lang bloed, zweet en tranen op het erf en tussen het gras vloeiden, in stand willen houden. Ze koesteren de plek en het levenswerk van hun voorouders. Ze koesteren de unieke natuur en houden van het brede boerenleven. Ze willen een waardevolle traditie in stand houden. Ik ben dankbaar dat mijn vrouw Karin en onze kinderen mij volop de ruimte geven om het werk in deze Kamer op te pakken. Ik sta hier om keihard te werken voor een realistisch toekomstperspectief — daar komt het woord "perspectief" weer — voor de nog 50.000 resterende boeren in Nederland. De laatste 50 jaar heb ik de landbouw zien veranderen in een richting die onvoldoende recht doet aan de boer en de natuur. Ik sta hier omdat de landbouwsector kampt met de grootste risico's van buitenaf en wordt afgescheept met naar verhouding buitengewoon kleine marges die een verdere verduurzaming van de sector ernstig belemmeren.

In 1965 werd ik geboren op een kleine boerderij in Genemuiden. Mijn ouders werkten doorgaans van vijf uur 's ochtends tot zeven uur 's avonds. In mijn kinderjaren werden er koeien gemolken, varkens en kippen gevoerd, maar er waren ook altijd bouwprojecten. Zo werd in 1971 een ligboxenstal gebouwd en in de jaren daarna waren er uitbreidingen van andere stallen en schuren. Van de ligboxenstal bleef weinig over na de zware storm van 13 november 1972. Op 2 januari 1976 herhaalde dit zich nog eens. Mijn vader bleef boer. Ook het afbranden van de hooiberg in de jaren zeventig heeft hem niet uit het veld geslagen. Meestal gingen we één dag in het jaar weg. We noemden het onze vakantie. Dan werden de koeien 's ochtends ietsje eerder gemolken, maar we moesten wel weer om vijf uur 's avonds thuis zijn voor de volgende melkbeurt. Mijn vader zat ondanks alle drukte in het bedrijf en in het gezin ook in het schoolbestuur, in de kerkraad en in de gemeenteraad. Toch kwamen we als gezin niks tekort. Het was duidelijk een gezellig gezinsleven, met volop aandacht voor elkaar, de dieren en de natuur. We koesterden de kievitsbloemen in de uiterwaarden van het Zwarte Water en de weidevogels alsof het ging om Roosje 33 en Pietje 90.

Als voormalig perswoordvoerder bij het CBS sta ik niet zo snel met mijn mond vol tanden, maar toen ik zag dat het echte toekomstperspectief in de landbouw zover uit beeld raakte, dacht ik: ik moet ook in actie komen. Ik sta hier vooral om te werken aan meer duidelijkheid en perspectief in de land- en tuinbouw, om de sector nog innovatiever en duurzamer te maken. Ik sta hier om de boeren in staat te stellen kwaliteitsvoedsel te blijven produceren voor binnen- en buitenland en om de landbouw en de natuur nog meer met elkaar te verbinden.

Voorzitter. Ik sta hier ook omdat ik gemotiveerd ben in het kwadraat omdat ik door een godswonder hier nog sta. Bijna twee jaar geleden kreeg ik in het Isala-ziekenhuis in Zwolle te horen dat ik darmkanker had met uitzaaiingen in lymfeklieren en buikvlies. Ze gingen zich inzetten om mij voor te dragen voor een zware hightechoperatie in Nieuwegein met nog 20% kans op overleving. Op 2 juni 2022 kreeg ik in Nieuwegein echter te horen dat er geen uitzaaiingen meer te zien waren in het buikvlies en ook niet in het buikvocht. Er volgde in Zwolle een vrij gangbare operatie en na een pittige chemokuur kreeg ik een dag voor het inleveren van de definitieve kieslijst te horen dat ik maandenlang niet meer naar het ziekenhuis hoefde. Hier staat dus ook een uitgesproken dankbaar mens, die helaas van dichtbij weet dat dergelijke dingen ook heel anders kunnen lopen. Het wonderlijke toekomstperspectief dat ik kreeg, wil ik ook bewerkstelligen voor de landbouw. Sinds Johan Remkes op 8 juni 2020 rapporteerde over de wanhoop in de ogen van hele redelijke mensen, is er nog geen vleugje toekomstperspectief in de sector terechtgekomen. Sterker nog, de sector kreeg alleen maar te kampen met tegenslagen.

Voorzitter. Ik vraag de minister van LNV om de sector uit te leggen waarom er sinds zijn aantreden nog geen begin is gemaakt met het versterken en vernieuwen van de sector. Er is veel gesproken en er kwamen veel woorden op papier. Dikke rapporten met Provinciale Programma's Landelijk Gebied. Omvangrijke conceptrapporten met Nationale Programma's Landelijk Gebied. Brieven over de afbouw van de derogatie, de met nutriënten verontreinigde gebieden, de GLB-vergoedingen, beperkingen van visgebieden, kalenderlandbouw — en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Voorzitter. Dan iets over het advies van de Ecologische Autoriteit dat afgelopen vrijdag is gepubliceerd. In dat rapport wordt continu benadrukt dat er gegevens en inzichten ontbreken in natuurdoelanalyses, waardoor het realistische inzicht in het landschapsecologische systeem, water en bodem ontbreekt. Het rapport benadrukt ook dat er meer aandacht moet worden besteed aan de samenhang tussen natuurgebieden en de omgeving en dat de hydrologie en de droogte ook grote drukfactoren zijn op natuurgebieden. Heeft de minister al tijd gehad om het rapport te lezen? Wat gaat de minister doen met de kritische punten en de reflecties die in het rapport staan? Kan de minister op basis van de thans beschikbare meetdata onomstotelijk vaststellen hoe de natuur zich in de laatste decennia heeft ontwikkeld in de verschillende gebieden?

Voorzitter. Dan nog even over de nota van wijziging. In tabellen 2 en 3 op pagina 5 staat een post uitvoeringskosten en financiering van ruim 1,2 miljard euro. Kan de minister vandaag nog een gespecificeerd overzicht sturen van deze kosten per provincie en per type maatregel? Daarnaast wil de BBB-fractie graag meer inzicht in de specificaties van de maatregelenpakketten met de vermelding van de opdrachtnemers van de verschillende maatregelen en projecten. Dit om een beeld te krijgen van waar het geld precies naartoe gaat en in welke mate dit terreinbeherende organisaties, agrarische natuurcollectieven of andere organisaties zijn.

Voorzitter. Afgelopen maandag is er ook een rapport verschenen, ditmaal van Wageningen Economic Research. Anderen refereerden daar ook al aan. Hieruit blijkt dat mede door Europese besluitvorming de verwachte inkomensverliezen in de melkveehouderij uitkomen tussen 28% en 201% en in de akkerbouw tussen 10% en 63%. Heeft de minister al tijd gehad om dit rapport te lezen? Welke stappen gaat de minister nemen aan de hand van dit rapport?

Voorzitter. Tot slot toch weer de wolf. Bijna elk debat snijd ik dit onderwerp aan. Gisteren werd ik nog geïnterrumpeerd toen ik sprak over de wolf. Ik wil daar toch nog even op terugkomen. Gisteren werd namelijk in de Kamer beweerd dat er geen dode schapen zijn gemeld na aanvallen van wolven nadat er wolfwerende hekken waren geplaatst. Maar bij 2,8% van de schademeldingen was een raster geplaatst. Dode schapen, gewonde schapen: elk aangevallen schaap is er één te veel. Als je ziet welk leed dit veroorzaakt voor een schaap en een schapenhouder, wil je dit heel snel wegwerken. Een wolvendeskundige heeft recent voor de rechtbank van Gelderland nog verklaard dat een wolf in Gelderland gevaarlijk afwijkend gedrag liet zien. Er zijn wolven die een groot risico kunnen gaan vormen voor de veiligheid van mensen. Laat ik maar duidelijk maken wat de verklaring van de deskundige betekent: als we niets doen, komt het moment dichtbij dat een mens of een kind wordt aangevallen door een wolf.

Mijn motie werd gisteren door minister Adema ontraden, maar hij verwees naar de minister voor Natuur en Stikstof. Daarom stel ik de vraag vandaag opnieuw aan minister Van der Wal: wat is deze minister van plan om de risico's van aanvallen door wolven in ons land te beperken?

Mevrouw Van der Plas liet vanochtend een foto zien. Ik heb die foto even laten uitvergroten. Deze foto is vanochtend gemaakt in Friesland. Ik heb geprobeerd om de schapen die hier zijn afgeslacht door een wolf, te tellen, maar ze zijn zo verminkt dat het tellen eigenlijk onmogelijk is. Ik schat dat het tussen de acht en twaalf schapen zijn. De wreedheid is van deze foto heel goed af te lezen.

Voorzitter, ik dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Pierik. Dank voor uw indrukwekkende maidenspeech.

(Geroffel op de bankjes)

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

U heeft over uw familie verteld en over uw generatielange verbondenheid met de landbouw. Het is ook fijn dat het goed gaat met uw gezondheid. Als u hier even blijft staan, dan gaan we schorsen en wordt u gefeliciteerd door alle collega's.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. We zijn toe aan de inbreng van de heer Grinwis, die het woord gaat voeren namens de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Grinwis (ChristenUnie)

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst felicitaties aan collega Pierik, ook vanaf deze plek. Ik ben dankbaar dat hij hier zojuist mocht staan met zijn maidenspeech.

Voorzitter. Een aantal boeren in Gelderland begon afgelopen jaar aan het programma Boeren voor Natuur. Ze zouden zo gaan boeren dat de natuur daar beter van zou worden, met maatregelen als geen chemische gewasbeschermingsmiddelen gebruiken, zelfvoorzienend zijn in mest en voer, en de grondwaterstand verhogen. De provincie wilde hen 30 jaar ondersteunen via een subsidieregeling van 23 miljoen euro van het Rijk. Toen bleek dat al het geld al in 2026 uitgegeven moest zijn. De provincie besloot daarop meteen maar weer te stoppen met dit prachtige programma. De boeren hadden er ondertussen al wel investeringen voor gedaan.

Voorzitter. Waarom faalt de overheid soms toch zo, te vaak? Dit amateurisme leidt vanzelfsprekend weer tot een verdere deuk in het vertrouwen van de betreffende boer in de overheid. Dat gebeurt terwijl iedereen in deze zaal en in het kabinet de mond vol heeft van herstel van vertrouwen, landbouw, landschap en natuur weer verbinden, boeren goed en vooral langjarig betalen voor maatschappelijke diensten et cetera. We hebben nota bene dit najaar met een Kamermeerderheid van GroenLinks-PvdA, CDA, SGP, VVD, NSC en natuurlijk ook mijn fractie, de ChristenUnie, een amendement ingediend om te voorkomen dat de vergoeding aan boeren voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer in reële termen omlaag zou gaan. Dat was het amendement op stuk nr. 15. Ik zou onze beide bewindspersonen willen vragen of ze het niet zonde vinden wat er is gebeurd in Gelderland en wat ze gaan doen om dit op te lossen. Kon die kortetermijnvoorwaarde echt niet van die specifieke uitkering af? Zorg er nou voor dat langjarige zekerheid en stabiliteit geen mooie woorden blijven, maar praktijk worden. Ook de 1,28 miljard euro aan extra middelen voor provincies — het is goed dat deze nota van wijziging er is, overigens; laat ik het maar even expliciet zeggen — staan in de boeken tot en met 2026. Wat betekent dat voor het helpen van de transities die verder strekken dan dat jaar?

Voorzitter. Landbouw en natuur moeten daar waar het kan juist weer meer verweven raken. Er moet niet meer die harde scheiding zijn die we in de decennia na de Tweede Wereldoorlog hebben laten ontstaan met een eenzijdige focus op landbouw óf natuur. Waar zij in de afgelopen decennia wel tegenpolen leken te zijn geworden, hebben we nu juist meer landbouwbedrijven nodig die bijdragen aan natuur en landschap, en natuurorganisaties die op zo'n manier willen bijdragen aan herstel van landschap, natuur en biodiversiteit. Laten we diegenen die deze stap willen zetten daarbij helpen met langjarige financiering en ze niet ontmoedigen, zoals nu te vaak gebeurt. Laten we ervoor zorgen dat afspraken, zoals over groenblauwe dooradering, geen mooie woorden blijven maar praktijk worden, en wel zo dat juist boeren een financieel gewaardeerde sleutelrol vervullen.

Voorzitter. De afbouw van de derogatie is nog maar net begonnen of we hebben al een overspannen mestmarkt. Ik vrees dat we aan de vooravond van een financieel zeer moeilijke tijd voor de veehouderijen in ons land staan. Als je de gevolgen voor de mestplaatsingsruimte van de wegvallende derogatie, de NV-gebieden en de bufferstroken optelt, kom je tot vele tientallen miljoenen kilogrammen minder stikstofruimte in 2026. Dat is tientallen procenten minder dan afgelopen jaren. Collega Holman zei het ook al. Hoe staat het nou met het crisisplan voor de mestmarkt waar de Kamer om heeft verzocht? Hoe staat het met de uitwerking van de Kamerbreed aangenomen motie van mijn hand om de afroming te verhogen bij transactiemomenten, zodat generieke kortingen worden voorkomen? Daar is gisteren de aangenomen motie in relatie tot extern salderen bij gekomen. Dat zijn allemaal moties die de ChristenUnie-fractie niet voor de grap heeft ingediend of mede-ingediend, maar omdat de Nederlandse veehouders vanwege Brusselse maatregelen aan de vooravond staan van een zeer zware tijd en wij ons willen inzetten voor een houdbare toekomst voor boer en leefomgeving.

Daar komt het duidelijke Wageningse onderzoek nog eens overheen. Dat heeft de facto als titel Je kunt niet groen doen als je rood staat. Zonder inzet van de markt, de consument en de overheid blijft noodzakelijke verdere verduurzaming van de landbouw een fata morgana. Welke inzet en middelen zijn nodig om dat te voorkomen? Is de minister bereid om de opties duidelijk op een rijtje te zetten in een brief? Zo hebben de formerende partijen goede beslisinformatie alvorens er lukraak miljarden uit het nog niet ingestelde transitiefonds worden getrokken.

Voorzitter. Dat Nederlandse boeren willen verduurzamen als daar een boterham mee te verdienen is, heeft de eco-regeling het afgelopen jaar wel aangetoond. Dank overigens voor het uitvoeren van de motie die verzocht om daar 50 miljoen euro extra voor uit te trekken. Is de Europese Commissie eigenlijk al akkoord? Kunnen we dat dit jaar niet anders doen door vooraf te zeggen dat het bedrag in de eco-regeling maximaal 5% omhoog- of omlaaggaat ten opzichte van het aanvankelijke bedrag en dat we het anders bijpassen? Is dat niet af te spreken met de Commissie? Is er sowieso niet wat te halen in Brussel nu half agrarisch Europa protesteert tegen overheidsbeleid? Waar zet de minister de komende maanden op in, behalve op RENURE? Welke ruimte kan hij bijvoorbeeld uitonderhandelen voor doelsturing voor duurzame voorlopers, die het afgelopen jaar behoorlijk zijn afgestraft met de aangescherpte middelvoorschriften? Wat te denken van een serieuze voedselstrategie, die de Europese Unie tot op heden moet ontberen? Voedselzekerheid wordt in Europa immers nog weleens vergeten.

Voorzitter. Complimenten aan onze minister voor zijn inzet voor onze jonge boeren en nog meer complimenten voor de jonge boeren zelf, verenigd in het NAJK. Helaas is het een razend ingewikkelde tijd voor hen. In deze jaren een boerenbedrijf overnemen is geen sinecure. Je moet dan wel heel veel liefde hebben voor de grond van je voorouders, voor het landschap, voor de planten en voor de dieren. Je kunt je geld immers veel en veel gemakkelijker verdienen. Om die reden heb ik met plezier mijn naam gezet onder het amendement van collega Vedder om het geld voor vestigingssteun voor jonge boeren op het juiste begrotingsartikel te krijgen.

Voorzitter. Tot slot nog twee korte punten. Meten is weten, en in de proeftuin van de Regio Deal Foodvalley is een meetnetwerk ingericht dat emissies per sector en staltype in kaart brengt. Dat is doelsturing avant la lettre. Hoe zorgt de minister voor stikstofreductie ervoor dat ze daar verder kunnen en dat ze dit netwerk verder kunnen uitbreiden? Dat sluit ook aan bij het betoog van collega Hertzberger en bij mijn eerdere motie.

Ten slotte de vogelgriep. Hoe staat het met de ontwikkeling van een landelijke structuur waarbinnen uitvoerende partijen in staat worden gesteld om het opruimen van dode wilde vogels goed uit te voeren?

Tot zover in de eerste termijn, voorzitter.

De heer Flach (SGP)

De heer Flach (SGP):

Mijn vraag aan de heer Grinwis gaat over visserij. In de twee maanden dat ik hier rondloop, heb ik namelijk een aantal keer met hem mogen samenwerken en heb ik moties met hem ingediend over de garnalenvissers in de Voordelta en over de beperking van de quota op tong. Hoe kijkt u naar de positie van vissers in het komende begrotingsjaar?

De heer Grinwis (ChristenUnie)

De heer Grinwis (ChristenUnie):

We hebben het hier met elkaar veel over de landbouw en de dreigende crisis op de mestmarkt. Dat is terecht, maar als ik denk aan onze vissers, dan zie ik dat het water hen al veel langer aan de lippen staat. Denk aan de brexit, het verbieden van de pulskor, het sluiten van gebieden vanwege Natura 2000, windparken en de aanlandplicht. De rij maatregelen die vissers hebben getroffen in de afgelopen jaren, is enorm. Ik hoop dat dit jaar een kentering wordt. Ik hoop dat na jaren van iedere keer je noodgedwongen terugtrekken, ofwel omdat er in het Europees Parlement iets besloten wordt over een pulskor, ofwel omdat delen van de zee worden afgesloten, dit jaar het jaar wordt waarin we kunnen zeggen: die Voordelta, die aan garnalenvissers beloofd is, blijft open voor jullie. Ik hoop dat we weer een herstel gaan zien van, bijvoorbeeld, de tongquota.

Ik hoop dat er echt weer perspectief ontstaat en er weer zicht komt op een meerderheid met boerenverstand in het Europees Parlement die de pulskor gewoon weer vrijgeeft, misschien wel na de verkiezingen van aanstaande juni. Ik denk namelijk dat dat soort innovaties weer los moeten komen, want dan kunnen onze vissers weer vooruit. Ik hoop dat dat op tijd gebeurt, voordat onze hele kottervloot ter ziele is. En ik denk dat ik helemaal aan de zijde sta van de heer Flach, en hij aan de mijne, om dit te bewerkstelligen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Beckerman. Zij gaat het woord voeren namens de Socialistische Partij. Ga uw gang.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel, en goedemiddag. Ik wil het eigenlijk over twee onderwerpen hebben vandaag: een is de oplopende dierenartsrekening; en twee is het perspectief voor boeren om uit de crisis te komen.

Laat ik beginnen met de rekening van de dierenarts. Steeds meer mensen hebben moeite de rekeningen te betalen. Niet voor niets ging het in de verkiezingscampagne veel over bestaanszekerheid. Ook zien we dat juist de rekening van veel dierenartsen hard stijgt. Grote ketens kopen kleinere praktijken op, en verhogen de prijzen. Een handvol commerciële dierenartsketens zet de wereld van de huisdieren op zijn kop. Ruim een kwart van de dierenartspraktijken is inmiddels in handen van een keten. Behandeling van een hond of kat wordt fors duurder en de aandeelhouders lachen zich kapot.

Al vaker riep de SP op om in te grijpen, de marktwerking aan te pakken en de dierenarts betaalbaar te maken, maar het kabinet deed vooralsnog niks. En ondertussen gaat het aantal overnames hard door. Marktleider Evidensia noteert miljoenen aan winsten, maar betaalt in Nederland weinig belasting dankzij een constructie met belastingparadijs Guernsey, zo schrijft NRC. In 2021 sluisde Evidensia vanuit Nederland via een omweg 14,5 miljoen euro naar Guernsey, dat op de zwarte lijst van belastingparadijzen staat. En ondertussen komen baasjes gewoon in de problemen om die rekeningen te betalen. Mensen die hun dier laten lijden of zichzelf in de schulden steken. Mensen die afstand doen van hun dier, waarna de dierenopvang alsnog de rekening van de dierenarts moet betalen.

Vooropgesteld, dierenartsen doen fantastisch werk, en er kan ook steeds meer. En dat dat geld kost, is volkomen logisch. Maar we zien dat met de snelle opkomst van ketens de tarieven heel hard stijgen, zeker bij spoed. Dan staat niet meer het welzijn van het dier voorop, maar de winst. Daar kunnen we wat aan doen, want het kan anders. Tot 1998 deden we het in Nederland ook anders: de tarieven van dierenartsen waren in Nederland gemaximeerd. Dit systeem werd ooit losgelaten met de gedachte dat dat zou zorgen voor een tariefdaling, en dat het zou zorgen voor meer transparantie. Maar eigenlijk is het omgekeerde gebeurd. We zien in de landen om ons heen dat ze het daar anders doen: in Duitsland zijn de behandeltarieven door deelstaten gereguleerd; in Zweden mogen dierenartsen geen winst maken bij de verkoop van geneesmiddelen; in België is het voor investeerders gewoon compleet verboden om aandeelhouder te worden van een dierenkliniek. En zo kan ik doorgaan met voorbeelden. Maar juist Nederland laat alles aan de markt over. Vorig jaar werd bij de begroting onze motie aangenomen om onderzoek te doen naar de ketens en de hogere prijzen, en naar oplossingen, maar — en ik kijk nu even naar de minister — daar lijkt eigenlijk nog niks mee gebeurd te zijn. Daarom willen we vandaag en morgen drie nieuwe voorstellen doen. Eén: kom met nieuwe regels en wetgeving om de dierenzorg weer te reguleren, en kijk naar die buitenlandse voorbeelden en naar wat Nederland eerder zelf deed. Twee: hanteer een standaard-btw-tarief van 9%. Behandelingen van een dierenarts vallen daar nu niet onder, maar onder die 21%. Dat is eigenlijk een kleine stap die de overheid kan zetten om die tarieven te verlagen. Drie: onderzoek de mogelijkheden om de werkdruk voor dierenartsen te verlagen en meer dierenartsen in het vak te krijgen en te houden.

Voorzitter. Na alle sprekers is voor mij het belangrijkste onderwerp van vandaag natuurlijk het perspectief voor boeren.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Graus wil nog een interruptie plaatsen richting mevrouw Beckerman. Ga uw gang.

De heer Graus (PVV)

De heer Graus (PVV):

Jawel, over de dierenartspraktijken even, want ze gaat nu naar een ander onderwerp. Ik heb van de LID ook begrepen dat ze het daar echt merken dat de mensen de dierenzorg niet meer kunnen betalen. Er zijn heel veel dieren die een achterstand daarin hebben en daarom eigenlijk ook min of meer verwaarloosd worden. Ik vind het supersympathieke voorstellen allemaal, maar moeten we niet gewoon iets doen om die overnames te stoppen? Die prijsplafonds, daar ben ik het allemaal mee eens, hoor. Dus dat bent u ook met mij eens? Ik heb geen spreektijd meer. Daarom wil ik daar eigenlijk ook een reactie van de minister op hebben, want die heeft de LID bezocht afgelopen maandag, en de LID heeft gemerkt wat er allemaal aan de hand is met die dierenartspraktijken. Ik had toch graag dat ie dat een keer meenam.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Ja, de heer Graus heeft volkomen gelijk. Waarom gaat het aantal overnames in Nederland nou zo hard? Omdat Nederland die markt volkomen heeft vrijgelaten. Daardoor zegt het kapitaal: hier kunnen we goed verdienen. Ik heb net het voorbeeld genoemd van winsten die niet eens hier worden belast, maar die weggesluisd worden. Ik had een rijtje voorbeelden van andere landen. In het Verenigd Koninkrijk heeft de mededingingsautoriteit bijvoorbeeld ingegrepen en gezegd dat Evidensia een deel van haar klinieken weer moet afstoten, omdat er een monopoliepositie ontstaat. In Nederland kan dat niet. De toezichthouder kan helemaal geen toezicht houden, omdat die hele markt is vrijgegeven. Dus het eerste wat ik voorstel, is om te kijken naar de buitenlandse voorbeelden. Kijk naar wat Nederland eerder heeft gedaan en ga dat weer invoeren. Vorig jaar hebben we dat gedaan via een onderzoeksmotie. Toen dachten we: nou, dat is een sympathiek voorstel; daar kan de minister een mooi voorstel op presenteren. Dat ligt er niet. Dat frustreert ons. Daarom doen we die nieuwe voorstellen.

Ik ga verder. Voorzitter. We zien dit jaar veel boeren die soms tegen de klippen op manieren willen vinden om hun bedrijf te verduurzamen. Er zijn al heel veel mooie voorstellen genoemd. Denk aan de overtekening van de eco-regeling. Mevrouw Vedder noemde net Boeren Op Oale Groond, dus collectieven die het anders willen doen. Ik las net een prachtig artikel in De Groene Amsterdammer over een groep boeren maar ook natuurbeschermers in Brabant die op die manier bezig zijn. Dat is heel vaak ondanks de politiek, niet dankzij de politiek. Dat is misschien wel het pijnlijke punt. We zien veel boeren die misschien wel willen, maar ook steeds meer de hoop verliezen dat er voor hen perspectief komt. We hebben in de afgelopen jaren natuurlijk gewacht — ik hoef dat niet opnieuw op te sommen, maar het is heel pijnlijk — op een brief met visie, op perspectief, op een landbouwakkoord, op een alternatief. Er is meer duidelijkheid voor wie wil stoppen, maar voor velen die willen starten of door willen, is er natuurlijk nog steeds heel veel onzekerheid. Collega's hebben er al aan gerefereerd: er komt nog veel bij.

Nu zagen we — daar zit eigenlijk een beetje mijn worsteling — op de valreep, eigenlijk een week voordat we dit debat gingen hebben, een nota van wijziging. Het kabinet wil 3 miljard extra toevoegen aan de huidige begroting via een nota van wijziging. Normaal zou je zeggen dat dat het sprankje hoop is dat velen nodig hebben. Of is dat het niet? Ik moet eerlijk zeggen dat ik het heel moeilijk vind om dat goed te kunnen beoordelen. We zien dat heel veel provincies aan de slag zijn en plannen hebben ingeleverd. Mevrouw Hertzberger stelde er net ook al een aantal vragen over. Hoe kan het nou dat er zo veel verschillen zijn tussen de provincies? Waarom worden veel plannen van de ene provincie wel als voldoende beoordeeld, en van de andere niet? Hoe wordt die 1,28 miljard nou verdeeld over de provincies? Verder sluit ik me aan bij de vragen die mevrouw Hertzberger al stelde.

Voor de SP is het altijd duidelijk geweest: als we willen dat de landbouw duurzamer wordt, moeten we zorgen dat boeren een eerlijke prijs kunnen krijgen, zonder te hoeven concurreren op de wereldmarkt. We kunnen niet van boeren verwachten of eisen dat ze aan steeds meer milieueisen voldoen, om vervolgens die hele wereldmarkt vrij te houden. De huidige en nieuwe handelsverdragen zijn slecht voor boeren, de natuur en het milieu, hier en in de rest van de wereld. Mijn vraag aan het kabinet is: wat is de laatste stand van het Mercosur-verdrag? Er is een Kamermotie aangenomen om de landbouw eruit te houden. Hoe zit dat? Wordt daar binnenkort over gestemd? Hoe gaan we daar dan mee om?

Voorzitter, misschien als slot. Het is misschien een beetje gek, maar er is heel veel aandacht gevraagd voor koplopers. Daar is terecht veel aandacht voor, maar wat doen we voor de achterblijvers? Dat zijn de boeren die misschien wel willen maar die niet in een van die mooie collectieven zitten, die niet weten hoe ze moeten omschakelen. We horen van collega's die bij die provinciale bijeenkomsten zijn, dat die wanhoop ook echt toeneemt. We willen natuurlijk wel dat niet iedereen stopt, maar hoe zorgen we nou voor die achterblijvers? Hoe gaan we die mensen ook bereiken?

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker is mevrouw Ouwehand. Zij voert het woord namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD)

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. "Dieren liegen niet, bedriegen niet, ze stellen zich niet aan en toch hebben de dieren geen poot om op te staan." Ik dacht: ik kom met een gedichtje, want de nieuwe Kamervoorzitter doet iedere dag een gedicht, maar vandaag mag u onze voorzitter zijn; ik miste het gedicht en dit rijmpje is voor de Partij voor de Dieren geschreven door Kees van Kooten. Daar ben ik nogal trots op. Hij was in 2006 lijstduwer voor ons en bij de aanvang en voorbereiding van dit debat moest ik daaraan denken. Ik zal er later nog wat meer over zeggen.

Voorzitter. Het valt mij op dat vandaag en zoals eigenlijk de afgelopen jaren iedereen wel spreekt over de ellende in de landbouw en hoe we die zouden moeten oplossen. Het valt mij ook op dat er op een zeker moment de neiging bestaat om het te hebben over de impasse, alsof we er niet uit zouden komen. Ik geloof daar niet in. Wat er aan de hand is in de landbouw is al decennialang duidelijk. Het grote probleem is dat we zijn gaan marchanderen met de dingen die belangrijk voor ons zijn, met alles wat kwetsbaar is en waarvan we echt wel wisten dat we dat moesten beschermen: de natuur, onze volksgezondheid, schoon water, een gezond toekomstperspectief voor de boeren en niet te vergeten dierenrechten. Op die manier kom je in een situatie waar je nooit meer uitkomt, waarbij de boer natuurlijk knettergek wordt van het ene regeltje op het andere, omdat er eerst een beetje is gestuurd op stikstof en toen weer een beetje op water. De dieren worden altijd vergeten; daar kom ik straks overigens nog uitgebreid op terug. Dus de impasse is niet dat we niet zouden weten wat we moeten doen. De impasse is dat we niet hebben durven handelen. En nog steeds zie ik die reflex hier in de Kamer en dat vind ik heel jammer. De heer De Groot zei grappend: het is mijn laatste begrotingsbehandeling, dus ik leg het nog een keer uit. Dank overigens voor de mooie samenwerking de afgelopen jaren.

We doen deze LNV-begroting nu voor het eerst met de nieuwe Kamer. Ik zou willen tippen dat mensen eens op bezoek gaan bij Ruud Zanders, de ondernemer die Kipster leidt, een bedrijf met leghennen. Het grappige aan Ruud Zanders is dat hij echt is opgegroeid in dat systeem waar we nu nog steeds de problemen van ondervinden. Een mega kippenhouder met overal leghennenbedrijven. In zijn verhaal vertelt hij: wij hadden drie kernwaarden, namelijk grootschalig, grootschalig en grootschalig. Nou, dat vat wel een beetje samen waar de Nederlandse boeren op gestuurd zijn. Hij ging uiteindelijk failliet. In zijn verhaal vertelt hij dat hij daardoor les is gaan geven aan de Landbouwhogeschool en dat hij eens een keer groep mensen uit Afrika op bezoek kreeg die weleens wilden kijken waarom die Nederlandse landbouw het zo goed doet. Hij vertelde trots dat het allerbelangrijkste is: beginnen met goed voer; het is superbelangrijk dat je goede granen aan die kippen geeft. Die mensen die dat verhaal van hem hoorden, zeiden: dat is ook raar, want als wij goede granen hebben, dan eten we die zelf op. Dat heeft hem aan het denken gezet over de voedselverspilling die de veehouderij eigenlijk is, over hoe met dieren wordt omgegaan. Hij houdt nog steeds dieren maar nu op een andere manier. Wat ik mooi en goed vind aan Ruud Zanders is dat hij eerlijk zegt: we doen het echt zo goed mogelijk maar toch blijft het voor de dieren altijd wel dierenleed, hoe je ze moet vangen, hoe ze naar het slachthuis vervoerd worden en hoe ze geslacht worden. En die eerlijkheid, ik denk dat we die nodig hebben in het landbouwdebat.

Ook vandaag hoor ik namelijk allerlei problemen die waar zijn, die kloppen, maar een aantal andere pijnlijke feiten hoor ik niet. Ik hoor niet dat onze intensieve veehouderij ook voor heel grote problemen zorgt voor onze volksongezondheid. Ik hoor niets over onze intensieve landbouw met de enorme hoeveelheden landbouwgif. Mensen worden letterlijk ziek van de stank en van landbouwgif. Parkinson is niet voor niets een beroepsziekte onder boeren. Ook voor boeren zelf zou het dus zoveel beter zijn als we deze landbouw omschakelen en ze helpen naar een echt duurzaam landbouwperspectief. Daarvoor moeten we dieren en natuur centraal stellen. Zonder natuur geen landbouw. Zonder een gezonde bodem, schoon water en een stabiel klimaat gaat het niet lukken. Met zo veel dieren als in Nederland gaat het nooit goed komen, ook voor de gezondheid van mensen niet.

Ik herinner ook nog aan de Q-koortsepidemie. Nog steeds hebben mensen in de buurt van geitenhouderijen een hoger risico op longontsteking. De minister stuurde begin deze week op lang aandringen van onze fractie en verschillende experts eindelijk wat harde feiten over de varkensgriep. Bij meer dan driekwart van de bedrijven in de regio Zuid werd varkensgriepbesmetting vastgesteld. Je zal er maar wonen! We weten dat het een groot risico is dat virussen uit de veehouderij zich gaan mengen en over kunnen slaan op mensen. Het gaat ook om onze volksgezondheid.

Ik kijk daarbij naar de formerende partijen. Ik begrijp dat de kosten voor de komende jaren en de gezonde overheidsfinanciën voor hen van groot belang zijn. Grote zorgkosten zijn heel belangrijk. Het is voor de mensen zelf een zwaar drama als ze parkinson oplopen, maar ook voor de zorgkosten zouden we onszelf en deze mensen een plezier doen door gewoon aan de basis te beginnen en onze volksgezondheid te beschermen. Dat doet het landbouwbeleid op dit moment nog steeds niet. Waarom niet? Omdat we die kwetsbare waarden iedere keer weer laten verliezen van de andere belangen. Dan doel ik op de volgende waarden. Hoe gaan we om met dieren? Wat vinden we dierwaardig? Hoe zorgen we echt voor een sterke natuur in plaats van dat we die steeds verder onder druk zetten? Die andere belangen zijn, verdrietig genoeg voor de boeren, niet het boerenbelang. Boeren hebben belang bij een gezonde toekomst, niet bij het verdienmodel van de Rabobank, Albert Heijn of de VanDrie Group. Er zijn er een paar die heel rijk worden van dit systeem, maar dat zijn niet de kleine gezinsbedrijven die heel graag duurzaam willen werken.

Voorzitter. Dieren en natuur centraal: dat is de enige oplossing. Er liggen echter allemaal aangenomen moties waarbij het kabinet treuzelt en treuzelt en treuzelt. Ik noem één punt waar de Kamer het in meerderheid over eens is: het importeren van piepjonge kalfjes uit Ierland. Die dieren zijn twee weken oud. Ze worden in vrachtwagens gepropt. Ze weten niet eens hoe ze in die systemen moeten drinken, want het enige wat ze kennen, is drinken bij de moeder, maar daar zijn ze weggehaald. Ze staan in de vrachtwagen, worden op de boot gezet, worden naar Europa gesleept en komen aan op een Frans verzamelcentrum. Ieder jaar weer als daar controle is, blijkt dat de dieren daar worden mishandeld. Vervolgens belanden ze in Nederlandse kalvermesterijen. Wie wordt daar rijk van? De familie Van Drie. Die staat in de Quote 500. Die dieren hebben ernstig te lijden, de natuur heeft ernstig te lijden en we zitten met een mestoverschot. De Kamer zegt: houd daar nou mee op; stop in elk geval met het importeren van deze weerloze dieren. Waarom voert de minister zo'n aangenomen motie niet uit?

Voorzitter. De dieren centraal betekent dat we ook durven handelen naar wat we al 20 à 25 jaar beloven. De heer Graus zei het mooi: een dierwaardig bestaan is gewoon een ethische kwestie. De Kamer heeft zich daar al voor uitgesproken. Sterker nog, het was een twintig jaar oude politieke belofte, die ook door partijen als de VVD en het CDA is gedaan. Als je daar niet naar handelt, geldt die belofte natuurlijk als een soort bedrog aan de hele bevolking. De Kamer heeft uiteindelijk gezegd: laten we daar nou eens echt mee ophouden. Laten we wettelijk vastleggen dat we voortaan het systeem aanpassen aan de dieren, en niet meer de dieren aan het systeem.

Ik noem het couperen van varkensstaartjes. Hoelang wordt nu al beloofd dat we daarmee gaan stoppen? Dat zou verboden worden met de wetswijziging die de Partij voor de Dieren door beide Kamers heeft geloodst. De minister heeft inmiddels besloten dat hij die wetswijziging ongedaan maakt. Er ligt dus een nota van wijziging. Die hele belofte, die door de Tweede en de Eerste Kamer is aangenomen, dat we dieren gaan beschermen, dat we ze laten leven naar hun aard, is eruit gehaald. De minister zegt dat hij het op een andere manier gaat oplossen, dat hij in de toekomst wel met een of andere regeling komt, maar de geschiedenis wijst uit dat beloften aan dieren nooit worden waargemaakt. Dus we hadden wettelijke bescherming, en de minister zegt: nou, misschien ooit een keer, met sint-juttemis, als de markt er zin in heeft. Dat is niet het respecteren van de morele omgang met dieren waar we allemaal voor zijn. Het is ook niet het respecteren van de rechtsstaat, zeg ik tegen dit demissionaire kabinet.

Voorzitter. De Kamer kreeg een brief van Norah. Zij is 8 jaar en zij stuurde een paar maanden geleden een brief. Zij was gisteren hier in de Kamer. We hadden haar uitgenodigd, omdat we wel meer wilden weten. Norah schreef een paar maanden geleden aan ons allemaal: "Hoi politiek. Ik schrijf een brief omdat ik het niet vind kunnen dat dieren geslacht worden. Ik zou graag willen dat dieren niet meer geslacht worden en dat het kindje bij de moeder blijft. Ik hoop dat jullie iets voor mij en de dieren kunnen doen."

Nou, ik kijk nadrukkelijk naar de minister. Wat gaat de minister doen voor de dieren? Tegen de andere mensen in deze zaal wil ik graag zeggen dat ik gisteren een heel leuk gesprek met Norah had over hoe ze hier zo op gekomen was. Zij had dus een keer op de snelweg een diertransport met kippen gezien. Ze had de vrachtwagen gezien en al die kooien waar die dieren dan in gepropt zitten. En zo begreep ze: oei, voor vlees dat wij eten, gaan dieren dus zo op transport in vrachtwagens en worden ze ook geslacht. Sindsdien wil ze iets voor de dieren doen. Ze had nog een paar aanvullende vragen. Ik begreep dat ook de fracties van de VVD en van BBB haar een keurig briefje terug hebben geschreven. Complimenten daarvoor! Zij was gisteren bij onze fractie en vroeg mij: wordt er weleens gelogen over de dieren door mensen in de politiek? Toen zei ik: nou, liegen misschien niet zo, maar het is wel echt waar dat er heel vaak iets wordt beloofd, maar dat het als het erop aankomt, toch niet gebeurt. Er wordt heel vaak gezegd: dierwaardigheid vinden we belangrijk, stoppen met couperen vinden we belangrijk, stoppen met diertransporten langer dan acht uur vinden we belangrijk. En dat gebeurt dan toch niet.

Ik zou zeggen dat we ons van een betere kant moeten laten zien en dat we hier eindelijk eens werk van moeten maken. Dat moeten we doen voor deze kinderen en voor iedereen in Nederland die vindt dat we een einde moeten maken aan het dierenleed in de veehouderij.

Voorzitter. Wat natuurlijk ook helpt, is als we gewoon stoppen met ontwikkelingen die per definitie niet bijdragen aan een beter dierenwelzijn en aan een gezonde landbouw. We hebben het hier al heel vaak over gehad. Ja, er zijn nu uitkoopregelingen. Maar in de tussentijd worden er gewoon nog steeds megastallen gebouwd. Dat is niet alleen heel erg zonde van het geld, maar we willen toch met z'n allen dat er een einde komt aan die grootschaligheid in de veehouderij? Waarom gebeurt dit nog steeds? Het is zelfs zo bizar dat er op dit moment, met de uitkoopregelingen die lopen, in een straat een varkenshouder wordt uitgekocht met 2,5 miljoen euro belastinggeld, terwijl er in dezelfde straat een stal bij komt. Het gaat over al die vergunningen die nog steeds uitbreidingen en megastallen mogelijk maken ten koste van de dieren en ten koste van de belastingbetaler. We horen graag van het kabinet wat het daaraan gaat doen.

Voorzitter. We zitten met een nieuwe Kamer en dus ook met een formatie. We begrijpen uit de krant dat geld een probleem is. En dat begrijp ik. Er zijn heel veel problemen ontstaan. Wie gaat nu boeren helpen op weg naar die gezonde landbouw en wie gaat het geld ophoesten dat daarvoor nodig is? Nou ja, ik hoorde de heer Graus het ook al zeggen en ook anderen in de Kamer zijn het ermee eens, maar het wordt wel tijd dat we gaan handelen. Er zijn partijen die heel veel hebben verdiend aan de intensieve landbouw, ten koste van boeren, ten koste van de gezondheid van mensen, ten koste van dieren, ten koste van de natuur. Nu moeten we de problemen met z'n allen op gaan lossen. Het is niet eerlijk om dat op kosten van de belastingbetaler te doen, of in elk geval niet alleen op kosten van de belastingbetaler. Dus waar is het voorstel om de Rabobank te laten terugbetalen, om de VanDrie Group te laten terugbetalen, de stallenbouwers, de slachterijen, de veevoerindustrie? Al die partijen hebben heel veel geld verdiend. Ze laten — bijna lachend, moet ik zeggen — de kosten gewoon aan de samenleving. Dat is zo, terwijl we er met elkaar voor moeten zorgen dat we de dingen die we belangrijk vinden in Nederland, zoals goed onderwijs en goede toegang tot de zorg, overeind houden. Het kan dan niet zo zijn dat alle problemen die in de landbouw zijn veroorzaakt door de belastingbetaler moeten worden opgehoest, terwijl de partijen die er flink rijk van zijn geworden er alleen maar met de winst vandoor kunnen gaan. De Kamer zegt: terugbetalen.

Voorzitter. We zien inderdaad dat boeren overal in Europa aan het protesteren zijn. Het is het jaar waarin we met elkaar naar de stembus gaan voor een nieuw Europees Parlement. Laat de Europese Unie nou een heel belangrijke bepalende factor zijn in waar we heen kunnen met de landbouw. Ik begrijp heel goed dat boeren wel een beetje gek worden van dit Europa. Aan de ene kant zijn er natuurregels en klimaatregels. En laten we ook niet vergeten dat er in deze periode voor 365 miljard aan subsidies is voor de landbouw. Maar aan de andere kant zijn er vrijhandelsverdragen die Nederlandse en Europese boeren gewoon keihard blootstellen aan oneerlijke concurrentie van buitenaf. Er zijn wel natuurregels, maar glyfosaat wordt ook weer voor tien jaar toegelaten. Wat zijn dat voor tegengestelde bewegingen? En ja, de Europese Unie zou een waardenunie moeten zijn, maar als je kijkt naar de regels voor dierenwelzijn, die al jarenlang niet voldoen, en de belofte om daar eindelijk eens werk van te maken, dan is het huilen met de pet op wat we nu aan voorstellen zien van de Europese Commissie. We weten al jaren dat die Europese regels voor de bescherming van dieren zwaar onvoldoende zijn.

Het gaat in Europa alleen al per jaar om 300 miljoen dieren die hun droeve leven in kooien moeten slijten, gewoon, omdat dat in Europa mag. Ganzen mogen worden gedwangvoederd met zo'n afschuwelijke buis in hun keel voor de productie van een luxeproduct als foie gras. Dat is allemaal toegestaan. Kippen en eenden mogen op hun kop in het slachthuis door een elektrocutiebad worden gedreven, terwijl we weten dat die dieren na afloop heel vaak nog bij bewustzijn zijn. Zij maken dus bij vol bewustzijn hun slacht mee. Neem de bontproductie. In Nederland hebben we er gelukkig een einde aan gemaakt, maar in Europa is het gewoon nog toegestaan. Ik noem nertsenfokkerijen. En dat terwijl het niet alleen voor de dieren een groot drama is. Het zijn roofdieren. Die moeten kunnen rennen. Die hebben water nodig. Die lijden extreem in de kooien waarin ze mogen worden gehouden. Maar we zagen ook dat de nertsenfokkerijen een brandhaard waren voor corona en dat er zelfs vogelgriep is vastgesteld. Volgens virologen is de wereld door het oog van de naald gekropen, omdat de vogelgriep niet is overgeslagen op de mens. Het is dus ook voor onze volksgezondheid heel gevaarlijk.

Dan de diertransporten. De Europese Commissie heeft dus beloofd om met voorstellen te komen om het dierenwelzijn te verbeteren, maar de eerste voorstellen die we hebben gezien gaan over de diertransporten en bijna alles waar we al bijna twintig jaar over praten blijft toegestaan. Dagenlange transporten van dieren in vrachtwagens; het is om te huilen. Het is van groot belang dat het Europees Parlement dat we straks gaan kiezen een heel stuk diervriendelijker wordt. Het is belangrijk dat het Nederlandse kabinet in aanloop daarnaartoe, onder aanvoering van de Kamer, alles op alles gaat zetten om die Europese regels voor de bescherming van dieren beter te maken. De zwerfdieren komen niet eens in aanmerking voor een betere bescherming in Europa. Die worden er nu buiten gehouden, terwijl we allemaal verhalen kunnen lezen en zien over hoe in verschillende Europese landen op een afschuwelijke manier met zwerfdieren wordt omgegaan en over hoe ze worden gedood. Waarom komen daar komen geen voorstellen voor? Is het kabinet bereid om zich sterk te maken voor echt goede dierenwelzijnsregels op Europees niveau?

Voorzitter. Tot slot. Ik had het net al even over de twee gezichten van Europa en dat boeren daar natuurlijk ook gek van worden. De Europese Commissie wil graag een handelsverdrag met Latijns-Amerikaanse landen. Nou heeft de Kamer al twee keer gezegd: doe dat niet als er landbouw in zit. Er zit landbouw in. Geef boeren tenminste de geruststelling dat wij er hier alles aan doen en dat we niet zullen instemmen met een handelsverdrag dat nog meer oneerlijke concurrentie mogelijk maakt. Terwijl er wel van boeren wordt gevraagd om verder te gaan met die verduurzaming — dat is terecht ook — en we, als het aan de Kamer ligt, stappen gaan zetten voor dierenwelzijn, begrijp ik werkelijk waar niet dat het kabinet niet nu ook zegt: dan gaan we tenminste jullie die oneerlijke concurrentie niet aandoen. De aangenomen motie ligt er gewoon. Maak dit duidelijk. Het kabinet weigert de motie uit te voeren en blijft zeggen: nou, we wachten wel even tot die voorstellen er liggen. Daar hebben boeren, natuur en dieren natuurlijk helemaal niks aan.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank, mevrouw Ouwehand. Dan zijn we toe aan de tweede maidenspeech vandaag. Het lid Kostić gaat namens de Partij voor de Dieren die maidenspeech uitspreken en heeft mij verzocht om niet te schorsen direct na de maidenspeech. Feliciteren mag zeker, maar dan na afloop van het debat. Gaat uw gang.

Kamerlid Kostić (PvdD)

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik weet dat het voor niemand makkelijk is om de eigen bekende omgeving, vrienden en familie te verlaten. Als 10-jarige vluchtte ik met mijn familie uit Bosnië-Herzegovina. Net voordat duizenden mensen in Srebrenica in de steek werden gelaten, vermoord en als afval in massagraven werden gedumpt. Dit was op Europees grondgebied de eerste genocide sinds de Holocaust. Aan genocide gaat het presenteren van tegenstellingen tussen onze en hun cultuur vooraf. Het gebeurt eerst heel subtiel. Ik heb het zien gebeuren. Ik heb gezien wat het verspreiden van extreem groepsdenken en zondebokpolitiek met hele gewone mensen kan doen. Burgers wordt wijsgemaakt dat de ander een bedreiging is, alleen omdat ze een andere achtergrond hebben. Degenen die van verdeeldheid kunnen profiteren, doen er alles aan om mensen tegen elkaar uit te spelen. Dan doen zelfs goede mensen soms hele nare dingen. Zo gingen in Bosnië buren elkaar als vijanden zien. Ik ben mede dankzij mijn ouders en grootouders in enorme rijkdom opgegroeid, niet in financiële rijkdom, maar in de rijkdom van familie met verschillende overtuigingen en geloven, een familie die uit Bosniakken, Serviërs en Kroaten bestaat, een familie die zich in de oorlog niet liet verdelen, maar elkaar en hun buren hielp omdat ze de mens in elkaar bleef zien. De radicale nationalisten wilden met gif elk restje diversiteit uitroeien, maar mijn familie liet het niet gebeuren. Hun lef en compassie was het tegengif. Dat geeft me nog steeds hoop en kracht.

Voorzitter. Uit de oorlog leerde ik twee fundamentele dingen. Eén: hoe belangrijk het is om altijd het kloppende hart in elkaar te blijven zien en elkaar te blijven spreken, hoe groot de verschillen soms ook aan de buitenkant lijken. Er is namelijk altijd meer dat ons verbindt. Twee: hoe belangrijk het is om je ook altijd uit te spreken tegen alle vormen van onrecht, want onrecht tegen één groep zal zich altijd verspreiden naar andere groepen als we niet op tijd een streep trekken.

Dat brengt me bij de inhoud van dit debat. Het onrecht begint vaak bij hoe we met dieren omgaan. Niet voor niets is geweld tegen dieren vaak een voorbode van geweld tegen mensen. Denk maar aan de beruchte Twentse dierenbeul. Schrijver Tolstoj begreep het al toen hij zei: zolang er slachthuizen zijn, zullen er slagvelden zijn. Ik stip graag zes onderwerpen aan. Eén is slachtoffers van huiselijk geweld en hun dieren. Uit onderzoek blijkt dat 41% van de vrouwen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld, hun vlucht naar een veilige opvang uitstellen omdat zij hun huisdier niet kunnen meenemen. Gelukkig zijn er organisaties die zich inzetten om deze slachtoffers en hun huisdieren te helpen. Zij zorgen ervoor dat slachtoffers tijdens hun vlucht hun dieren mee kunnen nemen en zij bieden trainingen aan voor hulpverleners. Zij zijn nu afhankelijk van goedwillende gemeenten. In gemeenten die geen ondersteuning bieden, kunnen zij geen hulp geven. Zo simpel is dat. Slachtoffers blijven dan langer thuis in een onveilige situatie. Dat moeten we echt niet willen. Erkent de minister dat slachtoffers van huiselijk geweld in alle gemeenten moeten worden geholpen, zodat hun huisdieren zo veel mogelijk kunnen meeverhuizen? Ik vraag de minister of hij een rol kan spelen om ervoor te zorgen dat de stichtingen die hierover gaan, landelijk kunnen gaan opereren.

Dan een tweede punt: de dierenartskosten. Steeds meer mensen kunnen de rekening van de dierenarts niet meer betalen. Grote multinationals kopen hier dierenartspraktijken op, waardoor monopolievorming ontstaat. Voor hen telt maar één ding en dat zijn bizar hoge winsten. Een op de vijf mensen stelt een behandeling van hun dier uit vanwege die te hoge kosten. De minister zegt hier niets aan te kunnen doen. Als het aankomt op het helpen van dieren en van de meest kwetsbare mensen, vindt de regering alles te ingewikkeld, terwijl er altijd wel een creatieve oplossing is als er voor commerciële belangen moet worden gezorgd. Ik vraag de minister wat er in dit geval wél kan. De minister accepteert toch niet dat uiteindelijk bijna alle dierenartsenpraktijken hier in handen komen van deze multinationals? Andere landen, zoals Frankrijk, Duitsland en België, ondernemen wel actie. Waarom lukt het deze landen wel en lukt het de minister niet? Graag een reactie.

Het hoge btw-tarief voor dierenartskosten is ook een probleem. We hebben al meerdere keren gevraagd om dit tarief te verlagen, het liefst naar 0%. Medische hulp voor dieren is geen luxe, maar een noodzaak. Daar ga je geen maximale belasting op heffen. Maar het verlagen of afschaffen van het btw-tarief voor diergeneeskunde kan niet, zo zegt de minister. Wil de minister zich er op zijn minst voor inzetten om de Europese regelgeving op dit punt aan te passen?

Voorzitter. Voor diergeneesmiddelen geldt wel een verlaagd btw-tarief. Wat goed! Maar wat blijkt nu? In plaats van de btw op deze middelen minstens te verlagen, overweegt dit kabinet om het btw-tarief te verhogen. Echt, hoe verzin je het in deze tijden? Daarmee zadel je niet alleen mensen die thuis een dier als maatje hebben op met nog hogere kosten, maar zorg je er ook voor dat meer dieren niet de medicijnen kunnen krijgen die ze nodig hebben. Erkent de minister dat dit echt onwenselijk is?

Een derde punt gaat over het fokken van dieren met ziekmakende uiterlijke kenmerken. Je mag in Nederland niet met ongezonde dieren fokken. Laat dat heel duidelijk zijn. Fokkers die katten fokken met groeistoornissen en dus gewrichtsaandoeningen of die honden fokken met veel te korte snuiten, waardoor ze permanent moeite hebben met ademen en helse hoofdpijn hebben, zijn strafbaar. De NVWA treedt gelukkig steeds vaker op. Daar zijn we blij mee. Maar deze dieren mogen wel nog geïmporteerd worden. Daarom is het belangrijk dat er snel een handels- en importverbod komt voor deze dieren of een houdverbod, zoals de minister voorstelt. De Kamer heeft al eerder met brede steun een motie aangenomen die hiertoe oproept. Dit verbod moet er heel snel komen en zeker snel gaan gelden voor de kortsnuiten, want nu hebben die foute fokkers in het buitenland vrij spel. Ik wil graag concreet van de minister horen wanneer er actie wordt genomen tegen de import van kortsnuiten. Er ligt goed onderzoek van de Universiteit van Utrecht en er is veel expertise bij de ngo's en dierenartsen. Ik verzoek de minister er snel werk van te maken. Kan hij een datum, een maand, noemen en dan specifiek voor de kortsnuiten?

Het vierde punt gaat over de bijtincidenten en de plannen voor het in beslag nemen van honden. De minister wil het nog makkelijker maken om in beslag genomen honden sneller en zonder tussenkomst van de rechter te doden. Dat is echt onbegrijpelijk. Voor de meeste honden kunnen diervriendelijke oplossingen worden gevonden. Hierop moet worden ingezet door de minister en niet op het nog sneller laten doden van de honden. Dieren worden bij inbeslagname volgens de wet helaas nog steeds als voorwerpen beschouwd. Het doden van dieren wordt dan "vernietiging" genoemd. Dieren worden soms gedood nog voordat de rechter uitspraak heeft kunnen doen. Stel je voor: je hond en maatje waar je jarenlang je leven mee hebt gedeeld, wordt zonder proces, of zonder dat er moeite is gedaan om een fatsoenlijke oplossing te vinden, vernietigd. Alsof het gaat om een hoop afval. Dit is verwerpelijk.

Ook de Nederlandse Orde van Advocaten deed de aanbeveling om hier iets aan te doen. Daarom heeft de Kamer vlak voor het verkiezingsreces een motie aangenomen waarin de minister van Justitie wordt verzocht om aparte regels op te stellen voor de inbeslagname van dieren. Die motie werd breed gesteund, van links tot rechts. En wat doet de minister? Hij doet precies het tegenovergestelde. Hij wil dat men honden nog sneller kan laten inslapen. Ik hoop echt dat de genoemde motie aan zijn aandacht is ontsnapt. Zo niet, hoe rijmt de minister zijn plan met het verzoek van de Kamer? Hoe denkt de minister dat het wegnemen van de rechten uit dit proces bijdraagt aan een gezonde rechtsstaat?

Mijn vijfde punt gaat over dieren en het Dolfinarium. Dolfijnen kunnen kilometers zwemmen, zoals iedereen weet. Maar in het Dolfinarium zitten deze zeer intelligente dieren 24/7 opgesloten in betonnen bakken die vele malen kleiner zijn dan hun natuurlijke leefomgeving. Honden horen niet aan de ketting en dolfijnen horen niet in een zwembad. Veel bedrijven en organisaties hebben afstand genomen van het Dolfinarium. Nu de tweede Kamer nog. De generatie dolfijnen die nu in dolfinaria leeft, moet de laatste zijn. In de nieuwste Kamerbrief over dierenwelzijn konden we lezen dat het Dolfinarium zich weer niet aan de afspraken houdt; voor de zoveelste keer. Hier komt nog bij dat laatst bleek dat het Dolfinarium jarenlang 53 diersoorten heeft tentoongesteld zonder dat het hier de juiste vergunning voor had. Maar dit heeft, zo verzekerde de parkdirecteur, voor het Dolfinarium niet geleid tot sancties of juridische gevolgen. Ik vraag de minister: waarom niet? En waarom is de Kamer hier niet over geïnformeerd?

Het is allemaal al heel erg, maar we zien niet alleen misstanden bij het Dolfinarium. Ook bij andere dierentuinen zien we die. In 2023 waren een op de drie controles bij dierentuinen niet akkoord. Een op de drie. We zien bij bijna alle dierentuinen dat gezonde dieren die te veel zijn gefokt, de zogeheten surplusdieren, zonder pardon worden gedood of achter de schermen in slechte verblijven worden gehouden. De directeur van Blijdorp vertelde laatst dat daar een speciaal soort wrattenzwijntje, een uniek wild dier dat alleen voorkomt op de Filipijnen, is gedood met een schietmasker. Gaan we echt zo om met wilde dieren? Deelt de minister dat dit onwenselijk is en dat we hard en snel moeten optreden tegen deze misstanden? Kan de minister bevestigen dat dieren geen wegwerpproducten zijn, maar wezens met bewustzijn en gevoel, en dat daarom zo snel mogelijk een eind moet worden gemaakt aan het doden van gezonde dieren in dierentuinen omdat de mensen daar te veel van heeft gefokt?

Mijn zesde punt gaat over de dierproeven met apen, hamsters, honden, konijnen en muizen. Uit studies blijkt dat muizen empathisch zijn, veel voor hun vrienden overhebben en met hen meeleven als ze veel pijn hebben. Al deze voelende wezens worden onderworpen aan gruwelijke tests. Hart- en vaatziekten worden geïnduceerd, evenals alle mogelijke soorten tumoren en kankers, leverziekten en gebroken botten. Ruggengraat en ogen worden opzettelijk beschadigd. Zwangere konijnen krijgen giftige stoffen toegediend, zodat een jong ziek of misvormd kan worden geboren. Voor het vierde jaar op rij is het aantal dierproeven toegenomen, terwijl er steeds meer alternatieven zijn en bijna iedereen, de minister, de Kamer, maar ook wetenschappers en de maatschappij, een afbouw wil. De transitie duurt te lang en er gebeurt te weinig.

Voor de Partij voor de Dieren is het duidelijk: maak het afbouwpad concreet. Hiermee geef je duidelijkheid aan wetenschappers en het bedrijfsleven, maar vergroot je ook de urgentie om te innoveren. Dat moet de VVD aanspreken. Dat is keihard nodig, want zo'n 90% van de proeven levert geen resultaat op voor de mens. Uiteindelijk zullen dus alternatieven leiden tot beter onderzoek en betere medicijnen voor de mens. Uit recent onderzoek van onderzoeksbureau EMMA blijkt dat we voor voeding over tien jaar geen dierproeven meer nodig hebben. Is de minister dan op z'n minst bereid om voor dit soort deelsectoren concrete afbouwpaden op te zetten?

Voorzitter. Ik ga richting afronding. Veel naars dat we elkaar en dieren aandoen, komt voort uit aangeleerde gewoontes en normen die we nooit bevragen. Ik heb geleerd dat het gezond is om regelmatig stil te staan bij ons doen en laten en ons af te vragen waarom we dit ook alweer doen. Is dit wat ik mijn kinderen wil leren? Word ik hier een beter mens door? Blijf ik dit doen uit gewoonte of is het tijd voor iets anders?

Tijdens het afgelopen reces liet ik mijn oma via een echo haar eerste achterkleinkind zien, groeiend in de buik van mijn vriendin. Een ongewone situatie voor mijn oma, gezien het feit dat homoseksualiteit in haar tijd als ziekte werd gezien. Maar mijn oma heeft mijn vriendin met net zo veel liefde omarmd als mij. Haar ogen schitterden van geluk toen ze het hartje van haar achterkleinkind hoorde. Liefde blijft liefde. Als zelfs mijn oma van 86 in staat is om opnieuw te kijken naar de gewoontes en normen die zij ooit heeft aangeleerd, dan kan iedereen hier dat. Laten we elkaar blijven opzoeken en de complexe individuen die we allemaal zijn, in elkaar blijven zien. Laten we de vele overeenkomsten die we hebben, inzetten om sneller samen de problemen in dit land op te lossen en de verschillen die er zijn, gebruiken om elkaar uit te dagen, onze eigen gewoontes te bevragen en ons zo te blijven ontwikkelen. Dieren zijn niet links of rechts. Stappen zetten om beter om te gaan met dieren, verrijkt ons als mens en draagt bij aan een samenleving waarin we echt samen kunnen leven in plaats van tegenover elkaar.

Dank u wel.

(Applaus)

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Van harte gefeliciteerd met uw bevlogen en indrukwekkende maidenspeech. Mooi hoe u vertelt over hoe de aanloop naar en de vlucht van de familie u gevormd heeft en ook gemotiveerd heeft om voor de Partij voor de Dieren hier te strijden voor dierenrechten. Op verzoek kan het lid Kostić na afloop van de vergadering worden gefeliciteerd.

We gaan door met de volgende spreker. Dat is het lid Flach, die namens de Staatkundig Gereformeerde Partij het woord gaat voeren. O, ik maak een vergissing, want de heer Van Meijeren gaat eerst nog, voor de heer Flach. Hij stond bij mij onderaan, maar dat was een administratief foutje. Excuus aan de heer Flach. De heer Van Meijeren spreekt namens Forum voor Democratie.

De heer Meijeren van (FVD)

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Onlangs ben ik verhuisd van het grote, stedelijke Den Haag naar het oosten van het land, waar ik oorspronkelijk vandaan kom. Ik woon nu in wat wel het "landelijk gebied" genoemd wordt. Een gebied dat, als het aan het kabinet ligt, de komende jaren radicaal en structureel gaat veranderen. Maar liefst 25 miljard euro is uitgetrokken voor het zogenaamde Transitiefonds landelijk gebied en natuur. Volgens het kabinet is, schijnbaar, dat landelijk gebied en de manier van leven daar heel erg slecht voor de natuur en moet dat flink onderhanden worden genomen om onze natuur te redden van de totale ondergang. Dat druist in tegen mijn gevoel. Als ik in Den Haag mijn woning verliet, stond ik te midden van de torenhoge gebouwen, het voorbijrazende verkeer en de onophoudelijke menselijke activiteit en bedrijvigheid, terwijl als ik op m'n huidige adres mijn woning verlaat, ik over idyllische zandweggetjes, door weelderige bossen en langs weilanden loop en eigenlijk alleen maar vogeltjes hoor fluiten. Dat volgens dit kabinet niet dat stedelijke gebied, maar juist dat landelijke gebied drastisch zou moeten worden hervormd om de natuur te beschermen en dat niet de zware chemische industrie, maar juist de agrarische sector een grote bedreiging zou vormen voor onze natuur, is in de eerste plaats al iets wat gevoelsmatig niet klopt. Maar hoezeer ik ook een gevoelsmens ben, heb ik me uiteraard ook verdiept in de feiten. Wat blijkt? Ook feitelijk klopt er helemaal niets van.

Het begint met het controleren van de feiten die de regering zelf inbrengt. Ik word soms nogal raar aangekeken als ik zeg dat ik de regering wantrouw, maar volgens mij is dat juist mijn taak. Wij zijn niet gekozen om de regering te vertrouwen, maar om de regering te controleren. Dat is dus wat ik doe. De regering beweert dat het slecht gaat met de natuur in Nederland, omdat "steeds meer planten- en diersoorten verdwijnen, vanwege een te hoge stikstofbelasting". Dat is de probleemanalyse van de regering. Steeds meer planten en dieren verdwijnen, vanwege een te hoge stikstofbelasting. Dat roept een aantal vragen op. Welke soorten zijn dat dan, die verdwijnen? Hoe kan worden bepaald dat stikstof inderdaad de oorzaak is van het verdwijnen van deze soorten? Zijn dit beschermde soorten of soorten met een bepaalde vitale functie in ons ecosysteem? Pas als de probleemanalyse scherp is, komen we toe aan de vraag of het voorgestelde beleid een effectieve en doelmatige oplossing is.

Al bij de eerste vraag van de probleemanalyse loop ik tegen een muur aan. Ik ben al ruim twee jaar bezig om erachter te komen welke planten- en diersoorten er zouden verdwijnen. Ik heb er al heel vaak naar gevraagd, in technische briefings, aan ambtenaren in commissiedebatten en hier in de plenaire zaal. Nog nooit heb ik antwoord gekregen op de eenvoudige vraag: goh, minister, u beweert dat er steeds meer planten- en diersoorten verdwijnen in Nederland; welke soorten zijn dat dan? Geen antwoord!

Uit ons eigen onderzoek blijkt dat er helemaal geen planten- en diersoorten verdwijnen uit Nederland en dat het juist goed gaat met de natuur. Dat blijkt uit bosinventarisaties en uit de Living Planet Index. Maar ook uit de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna blijkt dat er helemaal geen planten- en diersoorten verdwijnen. Het is gewoon niet waar.

Van de 521 soorten die samen een representatief beeld geven van de totale ecologische toestand van de Natura 2000-gebieden is van 81% van de soorten de verspreiding of populatie sinds het jaar 2000 stabiel gebleven of zelfs toegenomen. Van 12% van de soorten is de verspreiding of populatie in de afgelopen twintig jaar afgenomen en nul soorten zijn verdwenen. Van de soorten die al voor het jaar 2000 zijn verdwenen, zijn vier soorten sinds 2000 weer teruggekeerd in Nederland. Als we inzoomen op die 12% soorten die wel zijn afgenomen, in totaal 62 van de 521 soorten, blijkt dat van slechts vier soorten stikstofuitstoot als hoofdoorzaak kan worden genoemd. Dat zijn de kommavlinder, de tapuit en twee soorten mos. Is dat nu waarvoor we 25 miljard euro uittrekken, ruim €4.000 per huishouden? Is dat waarvoor 11.000 veehouderijen moeten stoppen? Is dat waarvoor nog eens 17.000 veehouderijen ernstig moeten inkrimpen? Is dat waarvoor het hele land op slot wordt gezet en waarvoor het hele landelijke gebied ingrijpend moet worden veranderd?

Voorzitter. Zolang de minister niet in staat is om de meest basale vragen over dit totaal krankzinnige beleid te beantwoorden en haar eigen beweringen niet eens op een deugdelijke manier kan toelichten of onderbouwen, is het niet zo vreemd dat er groot wantrouwen bestaat over de ware intenties achter dit beleid. Het heeft er namelijk alle schijn van dat dit beleid niet bedoeld is om de natuur te beschermen, maar dat het andere, oneigenlijke doelen dient, zogenaamde "duurzame ontwikkelingsdoelen": de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties en het World Economic Forum. Die heeft het kabinet omarmd. Denk aan het doel om tot het jaar 2030 nog 981.000 woningen te bouwen en tussen 2030 en 2040 nog eens een miljoen, voor immigranten die nu nog niet eens in Nederland zijn. Minister Hugo de Jonge heeft daarover al gezegd dat hij zich richt op locaties in Oost-Nederland. Dat is volledig in lijn met SDG 10 van de Verenigde Naties. Denk aan het doel om tot 2030 nog 5.000 megawindturbines te plaatsen en vele honderdduizenden vierkante meters grond vol te leggen met zonnepaneelvelden. Daar is op dit moment simpelweg geen ruimte voor. Dit is volledig in lijn met SDG 7. Denk aan het doel om Nederland om te vormen tot "één grote, groene wereldstad met 30 miljoen inwoners". Dat is het plan voor een TristateCity, dat door het kabinet wordt toegejuicht. Dat is volledig in lijn met SDG 11. Denk aan het doel om het eten van vlees steeds verder uit te bannen. Dat is volledig in lijn met SDG 2. Dat zijn allemaal doelen van het kabinet waarbij onze agrarische sector in de weg staat.

Voorzitter. Het is schrijnend dat Forum voor Democratie de enige partij is die het licht laat schijnen op deze oneigenlijke belangen en niet meegaat met de leugen dat er überhaupt een stikstofprobleem bestaat. Alle andere partijen, waaronder ook PVV, BBB en NSC, gaan klakkeloos mee met het valse frame dat er een stikstofprobleem bestaat. Zij hebben het hier alleen maar over de vraag hoe we de stikstofuitstoot moeten verminderen. De PVV zegt: we moeten niet alle lasten bij de boeren neerleggen; we moeten ook andere sectoren gaan bekijken. BBB zegt: we moeten niet inzetten op 2030, maar op 2035. NSC zegt: het kan wel een tandje minder, maar we moeten inderdaad wel de veestapel verkleinen. Ik zou deze partijen willen vragen om eens kritisch naar die probleemanalyse te kijken. Begin bij de vraag of er überhaupt wel een stikstofprobleem is.

Nu deze partijen aan het onderhandelen zijn over hun coalitie, kan het ook geen kwaad om hier eens over van gedachten te wisselen met de informateur, Ronald Plasterk. Hij heeft namelijk, vanuit zijn rol als gepromoveerd bioloog, ook onderzoek gedaan naar het stikstofbeleid. Ook hij komt, net als FVD, tot de conclusie dat er geen stikstofprobleem bestaat. Hij heeft zelfs een column in De Telegraaf geschreven, met als titel Stikstof als smoesje voor een ander doel. Ik had het zelf niet beter kunnen verwoorden. Juist door mee te gaan in die valse narratieven, beweeg je namelijk mee in de richting van de afgrond. Stapje voor stapje word je er verder in meegetrokken. Zelfs de BoerBurgerBeweging gaat in diverse provincies al mee met het onteigenen van boeren.

Voorzitter. Het enige dat dit beleid kan stoppen, is het onderuithalen van dat narratief. Zolang dat valse narratief in stand blijft, zal het beleid doorgaan. Linksom of rechtsom, richting 2030 of 2035, het maakt niet uit, maar dat valse narratief moet onderuitgehaald worden. Dat is waar Forum voor Democratie op inzet. Wij onderhandelen niet over problemen die niet bestaan. Wij doen geen concessies als het gaat om de waarheid, want alleen de waarheid kan onze boeren nog redden.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Er is behoefte aan een korte schorsing, van vijf minuten. Daarna gaat de heer Flach spreken en tot slot mevrouw Koekkoek.

De vergadering wordt van 16.43 uur tot 16.50 uur geschorst.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. We zijn toe aan de inbreng van de heer Flach, die namens de Staatkundig Gereformeerde Partij het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

De heer Flach (SGP)

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. De agrarische sector en de visserij staan onder hoogspanning. We hebben daar vandaag in alle toonaarden iets over gehoord. Slopende onzekerheid en een schrijnend gebrek aan vertrouwen in de overheid hangen dagelijks boven de keukentafels. 55% van de boeren ervaart druk op het gezinsleven door de huidige politieke agenda. Dat sloopt mensen van binnenuit. "Bestaat mijn bedrijf straks nog? Is er nog een toekomst voor de volgende generatie?" Terwijl de sector generatieslang gestimuleerd is door banken en de overheid om zo veel mogelijk en zo efficiënt mogelijk te produceren, gaat het nu in stappen van kwartalen naar beneden en trekken diezelfde partijen hun handen van het bedrijf af. Derogatieverlies en verduurzamingsmaatregelen leiden tot inkomensverliezen van 28% tot 200% zo becijferde de WUR. Dwingende natuurdoelen worden steeds verder aangescherpt. De SGP ziet het gevoel van onrecht in de sector en wil dat ook hier nog eens duidelijk uitspreken.

Tegelijk is geen ondernemer ermee geholpen als we het daarbij laten. We hebben nu eenmaal te maken met Europese wetten en richtlijnen en ik help boeren er niet mee als ik doe alsof we die zomaar terzijde kunnen schuiven. Bovendien zie ik ook dat de meeste boeren mee willen werken aan het behalen van noodzakelijke doelen. Daarom blijft de SGP op zoek naar oplossingen. Het kán, als er gewerkt wordt op basis van een toekomstbestendige visie in een haalbaar tempo met een reële prijs. Het kán, met een vorm van marktbescherming en betalen voor verduurzaming. Het kán, als in beleid, ook Europees beleid, ruimte komt voor de menselijke maat waarin alle belangen worden meegewogen, ook het belang van voedselzekerheid. Ik had hier staan "dat wordt nog weleens vergeten", maar dat is een beetje het bingowoord van vanmiddag geworden.

Von der Leyen wil een dialoog over de toekomst van de landbouw. Zien we een noodzakelijk kentering in denken? De Europese boerenprotesten zijn mede te herleiden tot die onwerkbare Europese regeldruk. Gaat de minister van Landbouw ervoor zorgen dat we als Nederland weer voor op de bok zitten? Ik vind dat ook de visserij en het voedsel uit zee meegenomen moeten worden. Wil de minister zich daarvoor inzetten?

Het is mooi dat de minister heeft aangekondigd 50 miljoen uit te willen trekken voor het opplussen van het eco-regelingbudget voor 2023. En in 2024, is dan mijn vraag. Laten we ervoor zorgen dat boeren weer voluit mee gaan doen. Ik heb hiervoor een amendement ingediend.

Het derogatieverlies heeft grote gevolgen voor de mestmarkt en het boerenbedrijf. Het kost melkveehouders tienduizenden euro's. Is het niet verstandig om budget te reserveren voor het stimuleren van extra mestverwerkingscapaciteit en het nemen van voer- en managementmaatregelen om excreties omlaag te brengen? Het mes snijdt aan meerdere kanten door reductie van stikstof- en methaanuitstoot als bijvangst.

De SGP pleit ervoor om niet alleen in te zetten op RENURE, maar ook op derogatie voor bedrijven met alleen blijvend grasland. Want juist blijvend grasland bevat veel organische stof, waardoor de uitspoeling beperkt wordt. Kijk naar het veenweidegebied, met veel blijvend grasland. Hier is het nitraatgehalte in het uitspoelingswater heel laag. Wil de minister dit voorleggen aan de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet en aan Brussel? En moeten we Nederland nog wel langer in zijn geheel zien als een kwetsbaar gebied? De waterproblematiek is immers heel divers. Het rivierengebied heeft weinig problemen met de waterkwaliteit. Waarom zou je het dan aanmerken als een kwetsbaar gebied?

Dan naar natuur en stikstof. Het is verontrustend dat zo veel jaar na de Natura 2000-aanwijzingen monitoring en beoordeling van de natuurkwaliteit niet op orde zijn. In de natuurdoelanalyse wordt bijvoorbeeld het vóórkomen van typische soorten heel verschillend beoordeeld. De staat van een gebied wordt zelfs wel afgemeten aan soorten die nooit in die regio voorkwamen. Landelijke beoordelingsafspraken worden niet gevolgd. Bij het Aamsveen wordt gesproken over verslechtering, terwijl het aantal typische soorten voor bijna alle aangewezen habitattypen is toegenomen. De referentiewaarde die gebruikt wordt, is 1959 terwijl Brussel slechts vraagt om terug te gaan tot 2004. In weinig gebieden is de staat van de natuur op het moment van aanwijzing in beeld. Hoe kun je dan de ontwikkeling goed volgen? Welke stappen zijn er inmiddels gezet om in alle gebieden bodemanalyses en, iets breder, landschaps-ecologische systeemanalyses uit te voeren, de grote witte vlek in de natuurdoelanalyses? Kortom, hoe voorkomen we dat stikstof tot in lengte van jaren de Bermudadriehoek van het beleid blijft, enkel en alleen omdat monitoring en beoordeling van de natuur niet op orde zijn?

Goed dat de minister geld uittrekt voor de NPLG-koplopersprojecten. Ik zie graag meer inzet op het legaliseren van PAS-knelgevallen, goed waterbeheer en uitrol van innovatieve emissiereductie. Er worden nog veel te weinig PAS-knelgevallen gelegaliseerd. Vorig jaar bleef 85% van de hiervoor bestemde 250 miljoen op de plank liggen. Gaat de minister inzetten op vrijwillige opkoop van latente ruimte ten behoeve van PAS-knelgevallen? Gaat zij ook inzetten op passende beoordelingen die aantonen dat minimale depositiebijdragen niet voor significant negatieve effecten zorgen? En wil zij de regeling voor provincies opnieuw openzetten?

Zonder het oplossen van de PAS-misère kunnen veel gebiedsprocessen niet goed draaien. Ik zie ondernemers die bezig zijn met emissiereductie, of het nu gaat om een stikstofkraker of om een plons-wc in een varkensstal. Ja, ik heb dat laatste woord ook niet zelf bedacht. Dat zijn brongerichte systemen, waarbij de oude emissiearme vloeren verbleken. Toch worden ze met dezelfde huiver behandeld. Hoelang houden die ondernemers dit vol? Minister Van der Wal zei onlangs: in theorie kan ik die innovatieregeling morgen openzetten, maar als dan blijkt dat die innovaties niet doen wat ze beloven, hebben we er niks aan. Maar alles is toch beter dan niets doen? Ik wil de bewindslieden oproepen om die regeling open te zetten voor boer en natuur, met daarnaast goede monitoring.

Individuele boeren nemen emissiereducerende managementmaatregelen, ook vlak bij Natura 2000-gebieden. CBS en RIVM rekenen echter met landelijke gemiddelden, zodat het niet terug te zien is in de depositiecijfers voor een gebied. Kunnen we de KringloopWijzerdata beter benutten voor meer accurate emissie- en depositiecijfers voor individuele gebieden?

Verschillende gebieden kampen met problemen bij de watervoorziening. In Zeeland gaat het bijvoorbeeld om de beschikbaarheid van zoet water. Op de hoge zandgronden gaat het juist om het vasthouden van water door infiltratie en waterberging. Zo pleit Waterschap Rijn en IJssel bijvoorbeeld voor afwaardering van gronden met het oog op waterberging in combinatie met extensieve landbouw, terwijl de Haagse focus op forsere afwaardering naar natuur ligt. Gaan de bewindslieden waterbeschikbaarheid beter verankeren?

Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer kampt met budgettekorten, alleen al voor het huidige areaal. Wat is dan het perspectief voor uitbreiding? Er ligt een amendement om het bestaande gat te dichten, maar laten we het ook structureel goed regelen.

Voorzitter, ik heb nog twee punten. De Veluwe maakt zich grote zorgen over de toegenomen risico's van natuurbranden, niet alleen voor de natuur, maar ook voor de duizenden inwoners en toeristen die in dit natuurgebied verblijven. Veiligheidsregio's, provincies en gemeenten hebben een versnellingsaanpak opgesteld. Er zijn tientallen extra waterputten nodig. Vanuit het natuurbelang begrijp ik dat de regio naar het Rijk kijkt en vraagt om een bijdrage van 4 miljoen. Ik heb hiervoor een amendement ingediend.

Tot slot. Hoe gaan we met elkaar aan de slag voor de verduurzaming van de visserij? Beleid stapelt zich op, maar perspectief ontbreekt. Het is goed dat de minister een innovatieregeling opstelt, maar dat gaat om 10 miljoen voor innovatieprojecten. Op de begroting staat 50 miljoen gereserveerd voor duurzame visserij. Wat kunnen we op korte termijn nog meer verwachten? Gaat Nederland, net als België, inzetten op vlootvernieuwing, de stap volgend op innovatieprojecten?

Dan ben ik precies door mijn tijd heen, zie ik.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

U krijgt nog een vraag van de heer Grinwis. Het is zijn laatste interruptie, maar ik denk dat hij u nog wat spreektijd gunt.

De heer Grinwis (ChristenUnie)

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat klopt helemaal, voorzitter. Collega Flach is namelijk een aangename nieuwe collega in deze commissie. Ik heb de volgende vraag voor hem naar aanleiding van wat hij betoogde over de eco-regeling. Hij heeft een amendement ingediend om nu alvast 50 miljoen extra uit te trekken. Dat vind ik een enthousiast en positief te waarderen signaal. Tegelijkertijd weten we dat de regels in Europa normaal gesproken zo zijn dat je bij het GLB, bij de eco-regeling, niet zomaar geld mag bijpassen. Het is nu aan de orde voor het afgelopen jaar en het eerste jaar, maar of dat in de toekomst weer kan, valt te bezien. Wat vindt hij van de benadering om aan de voorkant zekerheid te geven aan boeren? Zo van: we hopen dat veel boeren maximaal inschrijven, maar wat er ook gebeurt qua aanvragen, u kunt ervan op aan dat het nooit meer dan een paar procent — zeg 5% — omlaag- of omhooggaat, en als we tekortkomen, passen we bij. Wat vindt hij ervan om dat uit te onderhandelen bij de Europese Commissie en daarmee een soort stabiliteit te creëren? Vroeger was dat gebruikelijk. Een korting kon rond de 2%, 3%, 4% of 5% zijn, maar nooit meer dan dat. Afgelopen jaar hadden we ineens een korting van 26%.

Voorzitter, als ik mag smokkelen, vraag ik ook nog hoe de SGP dat ziet in het komen tot een echte serieuze voedselzekerheidsstrategie. Dat werd nog weleens vergeten, maar vandaag niet.

De heer Flach (SGP)

De heer Flach (SGP):

Dat is precies de doelstelling achter het amendement dat ik vandaag heb ingediend. We hebben in 2023 gezien hoe groot de teleurstelling was en hoe verrassend hoog de inschrijving was. Daardoor werden we allemaal positief verrast, ook de minister, maar de teleurstelling in de sector was enorm. Om mij heen heb ik heel veel gehoord: op die manier ga ik in 2024 die investeringen niet meer doen. Ik heb dus met interesse geluisterd naar wat de heer Grinwis in zijn bijdrage heeft gezegd, namelijk om een soort brandbreedte van plus of min 5% te doen. Dat spreekt me zeker aan, maar dat staat in mijn ogen los van het feit dat je dan ook de budgettaire ruimte moet regelen in de begroting die we vandaag behandelen. Het doel van mijn amendement is dus om die 50 miljoen alvast te claimen en te zeggen: het is beschikbaar, als het in Europa allemaal geregeld kan worden. Dat is een signaal naar de sector, zo van: schrijf je alsjeblieft weer in, want het gaat juist zo goed, dus doe ook in 2024 weer mee. Wat mij betreft kunnen die twee insteken elkaar dus versterken.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel voor uw inbreng. We zijn toe aan de laatste spreker in de termijn van de Kamer van vandaag. Dat is mevrouw Koekkoek. Zij spreekt namens de fractie-Volt. Gaat uw gang.

Mevrouw Koekkoek (Volt)

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Dank, voorzitter. Als hekkensluiter van vandaag wil ik beginnen met een korte beschouwing over — ja, je verwacht het niet — Europa. Die beschouwing gaat over de vraag waarom we eigenlijk een Europees landbouwbeleid hebben. De grondlegger van ons huidige landbouwbeleid, Sicco Mansholt, zag het namelijk al in: voedselzekerheid voor alle Europese burgers is een vraagstuk dat je alleen Europees kan organiseren. Het doel daarvan was om voedsel altijd beschikbaar, betrouwbaar en betaalbaar te houden. Daar is een landbouw uit voortgekomen die zich richt op intensivering en schaalvergroting. Het moet gezegd worden: dat had ook heel lang voordelen.

Maar kijken we naar nu, dan zien we dat dat huidige landbouwbeleid niet meer geschikt is om het oorspronkelijke doel te realiseren. De manier van hoe we nu voedsel produceren is niet efficiënt, want die heeft schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens, het welzijn van de dieren, het klimaat, schone lucht, schoon water en de biodiversiteit. Het zet daarnaast boeren klem in een systeem waarin ze heel hard werken en vaak te weinig verdienen. De huidige weg is dus een doodlopende weg. De realiteit van klimaatverandering dwingt ons ook om het anders te gaan doen. Dat kan ook. In Europa hebben we samen met andere lidstaten kaders vastgelegd voor het pad naar verduurzaming. Nu is het aan nationale leiders om die kaders echt uit te zetten, om te zetten in uitvoering en concrete maatregelen te nemen. Dat is ook, zo zeg ik maar tegen de formerende partijen, een opdracht aan onze toekomstige leiders.

Voorzitter. Maar wij zijn allang bezig met het oplossen van het vraagstuk hoe we in balans leven met de natuur, met zo'n Europees landbouwbeleid 2.0. De eerste gedachtewisselingen over het nieuwe gemeenschappelijke landbouwbeleid van de Europese Unie zullen de komende maanden al plaatsvinden. We hebben binnen het bestaande beleid gezien hoe we in de problemen kwamen met eco-regelingen. Veel meer boeren wilden verduurzamen en daar stond niet genoeg geld voor. Het zou mooi en goed zijn om hier nu al een gezamenlijke positie voor te zoeken in Europa. In de vorige onderhandelingen was Nederland ambitieuzer dan wat er uiteindelijk uitkwam. Onze boeren willen het; we moeten toch toe naar die toekomst. Daarom zou Volt graag zien dat de minister een tijdlijn naar de Kamer stuurt met een overzicht van wanneer welke onderhandelingen plaatsvinden op Europees niveau. Want de voorstellen voor dat toekomstige GLB komen in mei/juni 2025. Dat klinkt heel ver weg, maar de discussie daarover begint nu al en de basis voor dat nieuwe beleid wordt nu al bepaald. Wil de minister zo'n tijdspad en zo'n overzicht toezeggen, vraag ik hem dus. Dan kunnen wij als Kamer op tijd bijsturen.

Voorzitter. We zullen er alles aan moeten doen om niet alleen de natuur te versterken, maar er ook overal weer mee te gaan samenleven. Ook dat kan. Door in sommige gebieden het waterpeil te verhogen, creëren we een win-winsituatie. We houden dan namelijk meer water vast voor droge zomers en we zorgen voor minder mest in de rivieren. We brengen de manieren waarop we voedsel produceren in balans met de natuur, door minder te focussen op zo veel mogelijk produceren en door natuurinclusief te boeren, waarbij consumenten een eerlijke prijs betalen voor producten. Dat zorgt dan weer voor een gezonde en duurzame leefomgeving, met minder megastallen, stank en fijnstofoverlast en meer groen.

Ook een goede manier om dat te doen is door het aandeel natuur uit te breiden en de natuurgebieden weer aan elkaar vast te koppelen, zodat deze robuuster worden en je daardoor ook een groter leefgebied krijgt voor planten en dieren. Nu weet ik dat de minister voor Natuur en Stikstof al bezig is om te kijken hoe je natuurgebieden goed aan elkaar kan koppelen. Maar ik wil haar ook vragen of ze kan uitzoeken wat deze koppeling van natuurgebieden zou betekenen voor het versterken van de natuur, waar dit het meest nodig is en, vooral, welke toegevoegde waarde het heeft om dit samen met onze Europese buurlanden te doen.

Voorzitter. Maar het pad naar verduurzaming moet versterkt worden door een eerlijk verdienvermogen en een eerlijke prijs voor producten. Betaalbaar en duurzaam voedsel kan namelijk heel goed samengaan. De directeur van de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie riep voor het weekend op tot zo'n strategie. Doelstellingen van de verschillende ministeries, verduurzaming of een zo laag mogelijke prijs zitten elkaar nog weleens in de weg. Dat moet en dat kan ook anders. Mijn vraag aan de minister is of hij dit ook ziet. Kan hij toezeggen dat hij met collega's in kaart gaat brengen waar die knelpunten zitten en hoe die ook eventueel kunnen worden opgelost?

Voorzitter. Europa helpt ook bij het bereiken van zo'n eerlijke prijs. Ik zei al bij het interrumperen van een aantal collega's: in december is een wetsartikel toegevoegd aan de gemeenschappelijke marktordening, de GMO-verordening. Het komt erop neer dat het mogelijk is om prijsafspraken te maken voor eerlijke prijzen voor boeren, waar dat eerder niet mocht. Het rapport dat de minister deze week met de Kamer heeft gedeeld over hoe duurzame bedrijfstypes voor de landbouwsector eruitzien, zegt eigenlijk hetzelfde: de keten moet structureel meer betalen voor duurzame producten. Wat Volt betreft moet de minister hier zo snel mogelijk werk van maken, uiteraard in Europees verband. Zo worden boeren die iets extra's doen, niet meer weggeconcurreerd en komt er een eerlijk speelveld in heel Europa. Dit zou topprioriteit moeten zijn bij het ministerie. Is de minister bereid om met andere lidstaten hierop zo snel mogelijk actie te ondernemen, zodat er een strategie uitgewerkt kan worden hoe we dit samen met andere Europese lidstaten het beste kunnen bereiken? Want we hebben het eerder vandaag in het debat ook gehoord: prijsafspraken maken is best ingewikkeld.

Voorzitter, tot slot. De noodzaak van een eerlijk en gelijk speelveld speelt ook voor biologische boeren. Ons land heeft als enig land ervoor gekozen om bioboeren niet extra te steunen met beschikbare EU-middelen. Zowel de Nederlandse Algemene Rekenkamer als de Europese Rekenkamer zijn hier kritisch op. Nederland maakt te weinig gebruik van de ruimte om biologische boeren te steunen. Daarom roepen wij met LTO op om te komen tot een commissie gelijk speelveld biologische boeren. Kan de minister toezeggen zo'n commissie op te gaan zetten?

Dank, voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We gaan morgen vanaf 11.00 uur verder met de begrotingsbehandeling. Dan geven de bewindslieden antwoorden op alle vragen. De heer Graus wil nog wat zeggen.

De heer Graus (PVV)

De heer Graus (PVV):

Als langstzittend Kamerlid in deze ruimte wil ik u complimenteren voor het voorzitten. Ik vind dat u dat heel waardig hebt gedaan. U hebt het debat in gang gelaten en niet kapotgemaakt door een bepaalde manier van voorzitten; dat gebeurt vaak. Ik wil u hiervoor complimenteren, meneer de voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan wil ik ook de leden bedanken, want we zijn ruim binnen de tijd gebleven. Ik ga nu de vergadering schorsen tot 18.45, want pas dan kan de behandeling van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking vervolgd worden. U heeft met elkaar dus een lange dinerpauze verdiend. We zien elkaar morgen.

De vergadering wordt van 17.08 uur tot 18.48 uur geschorst.

Naar boven