7 Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024

Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2024

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2024 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Daarmee zijn we toe aan het vervolg van de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Als eerste is het woord aan mevrouw Van der Velde, die wederom het woord gaat voeren namens de Partij voor de Vrijheid. Ik geef haar het woord.

Mevrouw Velde van der (PVV)

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Mijn collega heeft zo meteen ook nog zijn eigen inbreng op dit onderwerp. Ik zou graag een motie willen indienen, ook namens de heer Wilders. Die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de schutterijen onder druk staan om de schutterijcultuur uit te kunnen blijven dragen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de dilemma's die zich momenteel voordoen in Limburg bij het organiseren van het OLS (Oud-Limburgs Schuttersfeest);

overwegende dat de Limburgse, maar ook de Brabantse schutterijen een belangrijk onderdeel zijn van onze tradities en cultuur;

verzoekt de regering er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat deze culturele uitingen uitgevoerd kunnen blijven worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Velde en Wilders.

Zij krijgt nr. 56 (36410-VIII).

Mevrouw Velde van der (PVV)

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. U krijgt nog een vraag van de heer Paternotte over deze motie.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Misschien kan mevrouw Van der Velde nog even toelichten wat nu precies de stand van zaken is bij de schutterijen in Limburg en wat zij van de rijksoverheid verwacht op dat punt.

Mevrouw Velde van der (PVV)

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Daar kom ik graag op een later moment nog even bij u persoonlijk op terug.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ik stel de vraag omdat hier een motie wordt ingediend bij een begrotingsbehandeling. Dit is het moment voor iedereen in de zaal en voor Nederland om te horen wat er dan precies aan de hand is bij de schutterijen in Limburg en wat de PVV wil dat de rijksoverheid daarvoor doet.

Mevrouw Velde van der (PVV)

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Wij zien natuurlijk graag dat een stukje cultuur dat nu verloren dreigt te gaan, omdat daar een tekort is, behouden blijft, omdat dit voor Limburg en Brabant heel belangrijke culturele dingen zijn. Die moeten behouden blijven. Wij zien graag dat de overheid zich daarvoor inzet.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Afrondend, de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

De motie vraagt eigenlijk aan de overheid om zich in te zetten voor de schutterijen. Misschien nog de vraag: wat gaat er nu precies mis bij de schutterijen?

Mevrouw Velde van der (PVV)

Mevrouw Van der Velde (PVV):

Die hebben niet voldoende fondsen om zich verder door te ontwikkelen en dit schuttersfeest verder uit te voeren.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Dan geef ik het woord nu aan uw collega, de heer Van der Hoeff, die ook namens de PVV het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

De heer Hoeff van der (PVV)

De heer Van der Hoeff (PVV):

Voorzitter, dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overgrote meerderheid van de leerlingen in het voortgezet onderwijs die als semi-analfabeet zijn geclassificeerd in het mbo terechtkomt;

van mening dat het een nationale schande is dat een eerstewereldland een kwart van zijn kinderen niet kan leren lezen;

verzoekt de regering eerstejaarsstudenten in het mbo direct bij de intakeprocedure te monitoren op leesvaardigheid om te voorkomen dat er nog een cohort mbo'ers uitstroomt als functioneel analfabeet en alle studenten die als zodanig gekwalificeerd worden een verplicht inhaalprogramma aan te bieden met als doel dat alle mbo'ers de opleiding verlaten met minimaal leesniveau 2F,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Hoeff.

Zij krijgt nr. 57 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Dank. Dat was ook het einde van uw inbreng. Dan is het woord aan de heer De Kort namens de VVD. Gaat uw gang.

De heer Kort de (VVD)

De heer De Kort (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan het kabinet voor de beantwoording, en ook vanuit hier een felicitatie voor de nieuwe staatssecretaris, die op haar vijfde dag een heel sterke bijdrage heeft geleverd.

Goed om te horen dat er zo veel inzet is vanuit het kabinet voor basisvaardigheden. Deze begrotingsbehandeling hebben we ook wel kunnen merken dat daar breed in de Kamer aandacht voor wordt gevraagd, en dat de urgentie bij de minister en het kabinet aanwezig is om daar echt aan te werken.

In mijn bijdrage heb ik aangegeven dat ik er heel veel waarde aan hecht dat de basis goed is. Dat zorgt voor het fundament. Daarom ben ik blij dat er een verkenning komt om de leerplicht naar een leeftijd van 4 te vervroegen. Ik heb daar nog een vraag over. Wanneer kunnen we die verkenning verwachten?

Ik zou graag een motie willen indienen — in verband met mijn visuele beperking gaat dat via de voorzitter — over het dwingender maken van de vve vanaf 2 jaar bij kinderen waar sprake is van een taalachterstand.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik ga de motie van de heer De Kort even voorlezen.

De heer Kort de (VVD)

De heer De Kort (VVD):

Dank u wel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse kinderen zwaar ondergemiddeld presteren op het gebied van leesvaardigheid;

overwegende dat taalachterstanden in een zo vroeg mogelijk stadium ingelopen dienen te worden;

constaterende dat 80% tot 85% van de kinderen met een taalachterstand al gebruikmaakt van voorschoolse educatie;

overwegende dat het onwenselijk is dat ouders kinderen thuishouden en niet laten deelnamen aan voorschoolse educatie;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier een verplichte deelname aan vroeg- en voorschoolse educatie kan worden ingericht en welke criteria voor een vve-indicatie daarvoor wenselijk zijn;

verzoekt de regering de Kamer hier voor de zomer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Kort en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 58 (36410-VIII).

De heer Kort de (VVD)

De heer De Kort (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Tot slot ben ik blij met de toezegging van de minister dat er een brief komt over het wapenbezit onder jongeren op scholen, vooral ook over hoe het ministerie scholen kan helpen en over wat er al gebeurt om de toename terug te dringen.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan gaan we door met een andere woordvoerder van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, mevrouw Martens-America. Gaat uw gang.

Mevrouw Martens-America (VVD)

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank, voorzitter. In navolging van mijn bijdrage in de eerste termijn met betrekking tot de transparantie binnen de NPO zou ik graag een motie willen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het niet inzichtelijk is wat de kosten per tv-programma bij de publieke omroep betreffen;

constaterende dat het vóórkomt dat regels voor topsalarissen van presentatoren omzeild worden door presentatoren via bv's in te huren;

overwegende dat het omzeilen van salarisregels kan blijven voortbestaan doordat kosten van programma's niet inzichtelijk zijn voor journalistiek en politiek;

van mening dat bij de besteding van belastinggeld altijd zo veel mogelijk transparantie en verantwoording betracht moeten worden;

van mening dat een gebrek aan transparantie en verantwoording het draagvlak voor het publieke bestel aantast;

overwegende dat de NPO ondanks zijn wettelijke taak niet vanuit zichzelf verdere transparantie zal of kan betrachten, ondanks meerdere verzoeken daartoe vanuit de Kamer, de Rekenkamer, het Commissariaat voor de Media et cetera;

verzoekt de regering een transparantieregister in te stellen waarin omroepen de kosten van elk tv- en radioprogramma vermelden, uitgesplitst naar kostensoort en met medeneming van externe producenten voor zover het besteding van publieke middelen betreft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Martens-America en Keijzer.

Zij krijgt nr. 59 (36410-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik heb de indruk dat de motie op twee gedachten hinkt. Die eerste gedachte steun ik volledig, namelijk dat je niet moet willen dat sommige mensen enorme salarissen verdienen. Daar heeft in de Kamer vooral de heer Kwint de afgelopen jaren telkens een punt van gemaakt. Wij hebben ons daarbij aangesloten, mede omdat er soms hele bijzondere salarisconstructies zijn. Dat moeten we niet willen. Daar hadden we trouwens als Kamer ook al een einde aan kunnen maken, maar daar was de afgelopen jaren voortdurend geen meerderheid voor. Het tweede dat uiteindelijk in de motie wordt gevraagd, is dat programmamakers alle kosten in beeld moeten brengen. Ik zou mevrouw Martens willen vragen: loopt niet alles nu door elkaar in deze motie en verwacht zij niet dat dit een enorme extra bureaucratie met zich mee gaat brengen? Ik ben absoluut voor transparantie, maar ik ben er niet zo voor dat mensen die programma's maken vervolgens uren bezig zijn om alles precies en tot op de komma te verantwoorden.

Mevrouw Martens-America (VVD)

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor deze verhelderende vraag. Ik denk dat we de motie op dezelfde manier lezen. Het is absoluut niet de bedoeling om elke eurocent verplicht te laten verantwoorden. Wat je op dit moment echter ziet gebeuren, is dat er online in Nederland zo veel cowboyverhalen gaande zijn over salarissen, deals en constructies die al dan niet waar zijn; laten we dat laatste in het midden laten. Met deze motie hopen wij, door die rust en duidelijkheid daar te creëren, bijvoorbeeld of er derde partijen worden ingehuurd om een aantal producties te maken, dat ook die angel er op die manier uit gaat. Dat is wat wij proberen te bereiken, ook om te voorkomen dat de politiek zich steeds vaker inhoudelijk gaat mengen in hoe een programma eruit moet zien. Dat is wat wij hopen te bereiken met dit voorstel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Zou het dictum van de motie dan niet zo aangepast moeten worden dat het echt gaat over de salarisconstructies en het omzeilen waardoor sommige mensen inderdaad een veel hoger salaris kunnen verdienen dan dat wij met elkaar willen? Ik lees nu namelijk uit het dictum dat elke kostenpost verantwoord moet worden, terwijl het natuurlijk ook logisch is dat er kosten zijn voor mensen die meewerken aan een productie. Het lijkt mij echt ondoenlijk, helemaal omdat we met elkaar ook willen dat niet al onze publieke sectoren enorm veel extra bureaucratie krijgen. Ik ben wel bang dat de motie, met het huidige dictum, dat tot gevolg gaat hebben.

Mevrouw Martens-America (VVD)

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank voor de suggesties. Ik ga er nog heel even naar kijken. Ik loop graag heel even langs mevrouw Westerveld, ook om te kijken of ik 'm zo kan formuleren dat ook u zich daar prettig bij voelt.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Heel goed. Dank voor uw inbreng.

De volgende spreker is mevrouw Pijpelink. Zij spreek namens de fractie van GroenLinks-PvdA. Gaat uw gang.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik kan niet anders zeggen dan dat u dat alle drie op een fijne manier hebt gedaan. Ik waardeer dat zeer. Volgens mij is het echt heel duidelijk dat zowel de bewindspersonen als deze Kamer dezelfde zorgen hebben over het lerarentekort en de resultaten van onze jeugd. Dat maakt dat wij als fractie de volgende motie in willen dienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Nederlandse onderwijs in een noodtoestand verkeert, met een voortdurend nijpend kwantitatief en kwalitatief lerarentekort, en blijkens PISA-onderzoek kampt met ernstig tekortschietende onderwijsopbrengsten;

overwegende dat in verband met hun toekomstkansen voldoende onderwijs voor leerplichtige jongeren de allerhoogste inzet en prioriteit vraagt;

van oordeel dat het nu alle hens aan dek is en dat het zwaarst denkbare plan, dat de zittingsduur van een enkel kabinet ver overstijgt, nodig is, zoals ook de regering na de ramp van 1953 is gekomen met het Deltaplan;

verzoekt de regering om deze problematiek het hoofd te bieden met een plan tegen het lerarentekort, kwalitatief en kwantitatief, voor de duur van minstens vijftien jaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Pijpelink.

Zij krijgt nr. 60 (36410-VIII).

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Om de noodzaak nog maar even duidelijk te maken: het is eigenlijk ook vanuit dit huis de belofte aan onze Nederlandse docenten, leerkrachten en vooral onze jeugd dat we ze niet in de steek zullen laten en dat we dat niet alleen zullen doen gedurende één kabinetsperiode.

Kansengelijkheid gaat mijn fractie — en ik heb er ook heel veel andere fracties over gehoord — ontzettend aan het hart. Daartoe dien ik twee moties in. De eerste gaat over de ouderbijdragen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de Schoolkostenmonitor blijkt dat de vrijwillige ouderbijdrage nog steeds zorgt voor kansenongelijkheid tussen leerlingen;

constaterende dat de aangenomen motie-De Hoop uit 2021 de regering vraagt om een limiet te stellen aan de vrijwillige ouderbijdrage;

overwegende dat de minister eind december een brief naar de Kamer heeft gestuurd met drie scenario's hiervoor, maar ook constateert dat een uitgebreider onderzoek nodig is naar de juridische haalbaarheid van het limiteren dan wel afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage;

verzoekt de regering dit onderzoek naar de juridische haalbaarheid van het afschaffen dan wel limiteren van de vrijwillige ouderbijdrage in het p.o. en vo snel uit te voeren, zodat de Kamer stappen kan nemen in besluitvorming hierover,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pijpelink, Beckerman en Paternotte.

Zij krijgt nr. 61 (36410-VIII).

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Zoals ik al aankondigde bij interruptie, een motie om de budgetten voor de schoolmaaltijden en de brede brugklassen voor de toekomst wat meer zeker te stellen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering 166 miljoen euro budget voor schoolmaaltijden vrijmaakt door onder andere eenmalig 55,5 miljoen euro weg te halen bij de subsidieregeling voor brede brugklassen;

overwegende dat brede brugklassen bij uitstek bijdragen aan kansengelijkheid;

verzoekt de regering om bij de Voorjaarsnota te bezien of er alternatieve structurele bekostiging mogelijk is, zodat de regering volgend jaar geen beroep hoeft te doen op de stimulans voor brede brugklassen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pijpelink en Paternotte.

Zij krijgt nr. 62 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Dank u wel. Dan is de volgende spreker de heer Stultiens, die namens de GroenLinks-PvdA-fractie het woord voert.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA)

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel. Ik heb drie moties die ik graag wil indienen. De eerste gaat over medezeggenschap.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vooralsnog geen overeenstemming is bereikt over landelijke richtlijnen voor vergoedingen en ondersteuning van de medezeggenschap;

constaterende dat de motie-De Hoop/Westerveld (34251, nr. 98) die daartoe oproept met een brede Kamermeerderheid is aangenomen;

constaterende dat er 3 miljoen euro per jaar voor de jaren 2024 tot en met 2027 vrijkomt voor het vergroten van de animo, toegankelijkheid en diversiteit van de medezeggenschap als er goede afspraken komen over vergoedingen;

verzoekt de regering om in samenspraak met de studentenorganisaties en koepels van instellingen te komen tot een bandbreedte welke een tegemoetkoming per maand betreft voor de studenten van de medezeggenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens en Paternotte.

Zij krijgt nr. 63 (36410-VIII).

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA)

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ik vind het goed om te benoemen dat het gaat om studenten. En wanneer wij studenten benoemen, bedoelen wij dat in brede zin. Dus ook mbo-studenten. Ik snap dat er verschillende trajecten lopen op het ministerie, maar ik wil graag dat voor alle studenten de komende tijd wordt gekeken of er goede vergoedingen kunnen komen.

Mijn tweede motie gaat over stagevergoedingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor leerlingen in een leerwerktraject in het vmbo vaak alleen een reis- en onkostenvergoeding beschikbaar is;

constaterende dat 16% van de mbo-studenten en 44% van de hbo- en wo-studenten ook geen stagevergoeding ontvangt;

constaterende dat er al jarenlang wordt geprobeerd om werkgevers op hun welwillendheid aan te spreken en met een passende vergoeding te komen, maar dat dit lang niet in alle sectoren gebeurt;

overwegende dat niet alle leerlingen en studenten het zich kunnen permitteren om onbetaald stage te lopen en dat een wettelijke minimumstagevergoeding daarom zou kunnen bijdragen aan kansengelijkheid;

verzoekt daarom de regering om de invoering van zo'n minimale stagevergoeding te onderzoeken en daarbij te kijken naar de kosten van deze maatregel en de gevolgen voor de uitvoering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens en Ergin.

Zij krijgt nr. 64 (36410-VIII).

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA)

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Dan de derde en laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de basisbeurs voor mbo-, hbo- en wo-studenten vanwege de hoge inflatie eenmalig is verhoogd voor het collegejaar 2023-2024;

verzoekt de regering om de eenmalige verhoging van de basisbeurs structureel te maken;

verzoekt de regering om dit voorstel te betalen door in het volgende Belastingplan een eerlijke bijdrage te vragen van de grootste vermogens en winsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stultiens en Beckerman.

Zij krijgt nr. 65 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De heer Krul heeft hier nog een vraag over.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Ik wachtte even tot het einde van het betoog. Ik heb een vraag over de consultatieplicht. Dat was een belangrijk onderdeel in het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA. Ik heb het niet gehoord in de bijdrages. Ik ben in het licht van die consultatieplicht — een plan van de fractie van PvdA-GroenLinks — wel heel benieuwd hoe u de ouderbetrokkenheid beoordeelt. En dan zeker bij het mbo, bij de leeftijden. U doet nu een voorstel voor de medezeggenschap. Ik ben dus wel benieuwd hoe de ouderbetrokkenheid past in het licht van de consultatieplicht die PvdA-GroenLinks voorstelt, maar nu niet heeft ingediend bij deze begroting.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA)

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Ik ga een flauw antwoord geven, maar ik verwijs u door naar mijn collega Westerveld, die na mij komt. Het past namelijk meer op haar terrein. Wat een luxe hè, meerdere woordvoerders!

Voorzitter. Ik ga afronden. Ik bedank de bewindspersonen voor de antwoorden, en zeker ook voor de vakantiekiekjes. Ik vond het leuk en leerzaam. Ik hoop dat alle partijen inspireert om de komende jaren niet te bezuinigen op onderzoek en wetenschap. Er zijn in de verkiezingscampagne een paar plannen voorbijgekomen waar ik me grote zorgen over maak. Hopelijk hebben deze kiekjes ook indruk gemaakt aan de formatietafel. Verder bedank ik de ambtenaren van OCW. Ik bedank natuurlijk ook ons eigen team OCW achter in de zaal. Voorzitter, tot slot bedank ik u voor het voorzitten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Het is trouwens de fractie GroenLinks-PvdA zeg ik nog even in de richting van de heer Krul. Mevrouw Westerveld gaat namens die fractie als derde spreker het woord voeren en zal waarschijnlijk ook wel even ingaan op de vraag van de heer Krul.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik begon mijn betoog over passend onderwijs, omdat ik het heel kwalijk vind dat we in Nederland allemaal de mond vol hebben van kansengelijkheid en vervolgens zien dat de leerlingen en studenten die de meeste aandacht nodig hebben, vaak het eerst worden overgeslagen in beleid. Deels gaat ons amendement daar ook over, om ervoor te zorgen dat de studenten in het praktijkonderwijs een reiskostenvergoeding krijgen. Dat is weer zo'n groep. Zij volgen een soortgelijke opleiding als hun collega's in het mbo, alleen krijgen de collega's in het mbo en andere jongeren wel een reiskostenvergoeding in de vorm van een ov-kaart en zij niet. Ik ben heel blij met de woorden van de minister. Ik kan ook zeggen dat we inmiddels steun hebben van een meerderheid van de Tweede Kamer. Ik ben dus heel blij dat dit amendement het gaat halen en dat, in de woorden van de minister, er het komende jaar al mee wordt begonnen om ervoor te zorgen dat deze studenten ook een reiskostenvergoeding krijgen.

Voorzitter. Ik heb twee moties. De eerste gaat over mbo-studenten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ogenblik, ogenblik. Er is toch nog een interruptie van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ik wil mevrouw Westerveld daar even mee feliciteren, want ik denk dat dit wel een heel mooi voorbeeld is van een Kamerlid dat vier jaar lang aan iets trekt om vervolgens te zien dat een hele brede meerderheid het mogelijk gaat maken. Ik dank de minister ook voor zijn inzet, maar dit is wel een compliment waard.

(Geroffel op de bankjes)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dank je wel, Jan; dank aan de heer Paternotte.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat meer dan 25.000 mbo-studenten in het jaar 2021-2022 het onderwijs voortijdig hebben verlaten;

constaterende dat diverse mbo-instellingen zijn gestart met oriëntatiejaren om studenten te helpen bij het maken van de juiste studiekeuze en brede ontwikkeling, en de minister van plan is pilots mogelijk te maken;

constaterende dat in het huidige voorstel studenten zich in een oriëntatiejaar nog steeds moeten inschrijven op een opleidingsdomein;

overwegende dat studenten zich soms juist breed willen oriënteren;

verzoekt de regering om het binnen deze pilots mogelijk te maken dat studenten zich niet hoeven te beperken tot oriëntatie op één opleidingsdomein en het werkveld te betrekken bij de opzet van de eindevaluatie van de pilots, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Tseggai.

Zij krijgt nr. 67 (36410-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mijn tweede motie gaat over bibliotheken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat alle gemeenten vanaf 2025 moeten voldoen aan een wettelijke zorgplicht voor een bibliotheekvoorziening;

constaterende dat vanaf 18-jarige leeftijd een snelle daling te zien is en nog maar 8% betaalt voor een lidmaatschap van de bibliotheek;

overwegende dat in tijden van teruglopende taalvaardigheid onder jongeren het goed is om deze groep als lid te behouden;

overwegende dat iedereen toegang zou moeten hebben tot informatie, en de bibliotheek daarnaast een startpunt is voor andere gratis essentiële voorzieningen;

verzoekt de regering in aanloop naar de versterking van het bibliotheeknetwerk in 2025 met gemeenten en bibliotheken te kijken naar mogelijkheden voor een gratis bibliotheekabonnement voor alle leeftijden, te beginnen met de laagste inkomensgroepen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 68 (36410-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Mijn tijd is op, maar er was nog een vraag.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik beschouw dat als een antwoord op een interruptie. Dan hoeft de heer Krul 'm niet te herhalen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Gelukkig maar, want de heer Krul vroeg het wel terecht. Wij zijn heel erg voor het consulteren van betrokkenen als er een besluit wordt genomen. Al langer maakt onder meer het CDA, maar maken ook de ChristenUnie en de SGP zich hard voor ouderbetrokkenheid in het onderwijs. De fractie van GroenLinks-PvdA heeft daar altijd wat kritisch tegenover gestaan. Ik zal dat heel kort uitleggen, want ik weet dat ik niet zo heel veel tijd heb. Ouderbetrokkenheid is een ontzettend belangrijk goed. Je wilt dat ouders betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kinderen. Maar dit kan ook leiden tot kansenongelijkheid, omdat juist de ouders die betrokken kunnen zijn, daar de tijd en de ruimte voor hebben. Dat gaf mijn collega Pijpelink in de eerste termijn ook al aan in een interruptie. Het allerbelangrijkste voor ons is dat ouders zich niet bezighouden met terreinen waar de leerkracht over gaat. Onderwijsmethoden bijvoorbeeld zijn het domein van de leerkracht. Die persoon heeft ervoor gestudeerd. Die persoon weet hoe je kinderen het beste kan helpen. Je kunt ouders daar wel bij betrekken, maar dan om te helpen en niet om mede te bepalen hoe dat onderwijs eruit zou moeten zien.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor het antwoord en dank voor uw inbreng. We gaan door naar de volgende spreker. Dat is de heer Paternotte, die het woord gaat voeren. De volgorde wordt bepaald door het feit dat er nog vier partijen in de coalitie zitten. Die bestaat niet meer, maar ze zitten wel formeel in het kabinet. De volgorde is dan: de eerste oppositiepartij op grootte, de eerste regeringspartij op grootte enzovoorts. Dat bepaalt de volgorde waarin we de begrotingen behandelen. Dat maakt dat de heer Paternotte nu aan de beurt is.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Dat klopt, voorzitter. Mijn laatste coalitieoverleg is van acht maanden geleden, dus dat vergeet je nog weleens. Heel veel dank voor de beantwoording door de drie bewindspersonen. Ik denk dat de diavoorstelling echt iets is wat we er graag in zouden willen houden. Daarmee wil ik niets afdoen aan de kwaliteit van de foto's van mijn partijleider van het bezoek aan het land van zijn schoonfamilie. Maar dit was absoluut mooi om te zien en het was mooi om weer wat nieuws te leren over de relativiteitstheorie.

Voorzitter. Wij hebben een amendement ingediend over de studiefinanciering. Ik zou nogmaals willen zeggen dat we volgens mij niet in september de studiefinanciering moeten verlagen. Dit amendement is de enige kans om dat te voorkomen. De minister zegt dat het in ieder geval kan, zij het met een kritisch tijdpad. Laten we dus proberen om dat snel te doen.

Dan de motie over de zorgplicht voor studentenwelzijn. Ik heb de beantwoording gelezen. Heel veel dank trouwens aan de OCW-ambtenaren voor het zo hard werken aan de beantwoording, ook in de nacht van dinsdag op woensdag. Maar ik zou graag nog een iets scherpere beantwoording willen. Daarom heb ik samen met de ChristenUnie de volgende motie, die oproept om daar de komende tijd aan te gaan werken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor veel studenten en docenten momenteel niet duidelijk is welke ondersteuning zij mogen ontvangen of geven en de ondersteuning en faciliteiten voor studenten hierdoor sterk verschillen per stad of instelling;

verzoekt de regering te bezien hoe een wettelijke zorgplicht voor studentenwelzijn die aansluit bij het landelijk kader kan worden toegevoegd aan het wetsvoorstel Zorgplicht sociale veiligheid, en de Kamer daarover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Ceder.

Zij krijgt nr. 69 (36410-VIII).

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

We hebben het ook gehad over leesvaardigheid. Daar heb ik mooie woorden van de minister over gehoord. Wij zouden graag willen dat er een heel duidelijk signaal naar de scholen gaat dat zij vooruitlopend op het nieuwe curriculum in de geest van het nieuwe curriculum kunnen gaan opereren. Daarop ziet de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een derde van de 15-jarigen onvoldoende geletterd is;

constaterende dat uit het PISA-onderzoek in 2018 al bleek dat Nederlandse kinderen excelleren in informatie opzoeken in teksten, maar fors onder gemiddeld scoren op het evalueren van en reflecteren op teksten;

overwegende dat sinds de eeuwwisseling een nadruk is ontstaan op begrijpend lezen en leesstrategieën, met korte teksten en begrijpend lezen als apart vak;

verzoekt de regering vooruitlopend op de curriculumherziening de focus van het leesonderwijs te verleggen door scholen nadrukkelijk in staat te stellen bewezen effectief leesonderwijs te geven met kennisrijke teksten in combinatie met andere vakgebieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Stoffer.

Zij krijgt nr. 70 (36410-VIII).

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

En dan nog over het lerarentekort, want slechts 15% van de docentstagairs krijgen stagevergoeding, terwijl zij vaak fulltime voor de klas staan vanwege het lerarentekort. Daarmee worden mensen die docent willen worden wel heel erg tekortgedaan. Dat moet opgelost worden. Dat ligt inderdaad niet bij de rijksoverheid, maar we kunnen daar natuurlijk wel een aanjagende rol in spelen om te zorgen dat dit niet te vrijblijvend is. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de personeelstekorten in het primair en voortgezet onderwijs een hardnekkig probleem zijn;

overwegende dat een passende stagevergoeding de keuze voor een baan in het onderwijs aantrekkelijker maakt en bijdraagt aan het verlagen van uitval tijdens de opleiding;

verzoekt de regering om in overleg te treden met de sociale partners in het primair en voortgezet onderwijs om te onderzoeken wat er nodig is om een sectorale stagevergoedingsregeling te krijgen, en de Kamer hierover terug te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paternotte.

Zij krijgt nr. 71 (36410-VIIl).

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Dan nog een laatste motie, over bibliotheken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat iedere gemeente een volwaardige bibliotheek moet hebben;

overwegende dat het voor gemeentelijke financiën van belang is om snel duidelijkheid te hebben over wat er precies van hen verwacht wordt met betrekking tot het financieren van de bibliotheken;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk, het liefst in 2024, de gemeentelijke zorgplicht voor een bibliotheek in de wet te verankeren en daarvoor het geld beschikbaar te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Krul.

Zij krijgt nr. 72 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Hartelijk dank voor uw inbreng.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Soepboer. Hij voert het woord namens Nieuw Sociaal Contract. Gaat uw gang.

De heer Soepboer (NSC)

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik zat net te kijken naar het prachtige kunstwerk achter mij en realiseerde mij dat het inderdaad grond vanuit heel Nederland is. Dat hangt hier aan de muur. Eigenlijk is dat een treffende vergelijking met het onderwijs. Beide zijn ze zowel het fundament als de bodem waaruit van alles kan groeien met de juiste aandacht, de juiste bewerking en een klein beetje zon en water. Ik heb zo het gevoel dat wij vandaag en eergisteren dat kleine beetje zon en water met elkaar hebben proberen te geven om echt iets goeds te doen voor het onderwijs.

Ik licht er even uit de amendementen voor het Fries en de brede steun die ik vanuit de Kamer en vanuit het ministerie heb gevoeld. Dank daarvoor. Ik noem ook het amendement van het lid Westerveld over de reiskosten, dat ook brede steun geniet. Onze praktijkleerlingen hebben ook nu al recht op dat reisproduct.

Tot slot zou ik graag een motie indienen die ik in mijn eerste termijn al een klein beetje had aangekondigd. Het is een motie over het normpercentage lumpsum.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat resultaten in het onderwijs teruglopen en er behoefte is om voldoende structureel geld voor het primaire proces te garanderen;

overwegende dat op dit moment het geld in de lumpsum vrijelijk besteed kan worden;

overwegende dat kleinere klassen, minder maar langere lesuren, genoeg tijd voor voorbereiding en nawerk enzovoorts zowel gunstig zijn voor het lerarentekort als voor de onderwijsresultaten;

verzoekt de regering in de herijking sturing funderend onderwijs een concreet onderzoek naar een normeringspercentage onderwijsgeld in de lumpsum dat naar het primaire proces moet, mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 73 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Dank voor uw inbreng. Dan is nu het woord aan uw collega van Nieuw Sociaal Contract, mevrouw Hertzberger.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Dank u wel. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Ik mis nog een antwoord op een prangende vraag van mij: open access leidt nu ook tot obscene bedragen die worden betaald voor het online zetten van ons mooie wetenschapswerk, bijvoorbeeld €10.000 voor een Nature-artikel. Ik roep de minister op om daar samen met de Europese partners en het Open Access-initiatief korte metten mee te maken. Het moet in ieder geval sterk worden beteugeld.

Wij zijn blij dat de minister erkent dat er zowel stuur als rem nodig is op de internationalisering en de verengelsing. Wij zijn ermee akkoord om het proces van zelfregie en de wet die eraan zit te komen, nog even af te wachten. We hebben het vertrouwen dat de minister daar het belang en de urgentie van ziet, vooral het belang van de Nederlandse taal als academische taal. Wij hebben hierover een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 78% van alle masteropleidingen en 30% van alle bacheloropleidingen volledig in het Engels worden gegeven;

overwegende dat artikel 1.3, lid 5 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) voorschrijft dat de bevordering van de uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands tot de centrale doelstellingen van de instellingen voor het hoger onderwijs behoort;

overwegende dat artikel 7.2 van de WHW voorschrijft dat de taal van onderwijs en examens in het initiërend hoger onderwijs Nederlands is;

verzoekt de regering om binnen acht weken een plan te maken met hogeronderwijsinstellingen met daarin concrete maatregelen die elke instelling afzonderlijk gaat nemen om het aandeel Engelstalige opleidingen stevig terug te dringen, waarbij rekening wordt gehouden met de arbeidsmarkt, studentenhuisvesting en regio,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hertzberger, Van Zanten en Martens-America.

Zij krijgt nr. 74 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

Dank u wel. U krijgt er een vraag over van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Complimenten nog voor het betoog over Open Science in de maidenspeech van mevrouw Hertzberger. Mijn vraag gaat over het amendement-Omtzigt c.s. over de tegemoetkoming voor studenten van de pechgeneratie. Toen was er natuurlijk al twijfel of het meteen volgend jaar kan worden ingezet. Dat bleek lastig, maar de minister heeft nu drie opties aangegeven voor wat ermee kan gebeuren. De situatie is dan een beetje: the nation turns its lonely eyes to you, mevrouw Hertzberger. Wat gaan we doen? Gaan we de rente cappen, gaan we de rente verlagen of komt er een jaarlijkse toelage voor de studenten van de pechgeneratie?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Dank voor de vraag. Wij hebben besloten om daar nog even mee te wachten. We zijn erg blij dat onze collega Omtzigt, destijds nog zonder fractie, geld heeft gevonden voor de compensatie van de pechgeneratie, zodat daar een goede regeling voor kan worden getroffen. Hij heeft daarvoor ook dekking gevonden in de versobering van de expatregeling. Maar wij willen het aan de volgende regering overlaten om een goede regeling voor deze pechgeneratie te treffen.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ik denk dat dit toch wel wat teleurstellend is voor de studenten. Die zagen enkele weken voor de verkiezingen dat iedereen zich aan het inzetten was voor een hogere tegemoetkoming voor de pechgeneratie. Wij deden, samen met de SP, nog een voorstel om de rente op 0% te zetten. Die studenten horen nu dan: we wachten op een nieuwe regering. Hoe verhoudt dat zich precies tot de oproep van diezelfde heer Omtzigt om een sterke Tweede Kamer, die niet altijd afwacht tot een regering iets doet? Die Kamer heeft in dit geval zelf een amendement ingediend en heeft nu zelf de kans om iets voor die studenten te doen.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

We hebben inderdaad heel veel van dat soort gratisbiermoties in de Kamer gezien. Onze collega Omtzigt heeft in ieder geval daadwerkelijk de dekking bij zijn voorstel geregeld. Hij heeft daar geld voor vrijgemaakt. Dat is een amendement dat het gelukkig heeft gered. We waarderen natuurlijk de aandacht van D66 voor de pechgeneratie, omdat D66 destijds mede in het kabinet zat toen het leenstelsel werd ingevoerd. Wij denken dat het toch beter is om nog heel even te wachten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Wat bedoelt mevrouw Hertzberger met een gratisbiermotie? Ik heb het over een gedekt amendement van onze partij en de SP; dat is een amendement met een dekking, net zoals het amendement van de heer Omtzigt. Ik weet niet wat zij bedoelt.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Oké, dan heb ik dat verkeerd begrepen. Ik dacht dat de dekking uiteindelijk was gevonden in de versobering van de expatregeling. Dat geld is vrijgemaakt voor een goede regeling voor de pechgeneratie. Daar hebben we ons dus keihard voor ingezet. Er zijn inderdaad drie opties. Er was nog een optie om dat geld anders uit te geven. Daarover hadden de ambtenaren van het ministerie van Financiën wat vragen. Daarom willen we even wachten met deze regeling.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Toch vind ik het wel jammer, mevrouw Hertzberger: in het eerste debat al zo'n sneu politiek trucje uithalen door een gedekt amendement van collega's gratis bier te gaan noemen.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Pardon. Mevrouw Beckerman heeft helemaal gelijk: ik had dat niet moeten doen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Beckerman maakt haar interruptie nog even af.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

De SP heeft hier natuurlijk jarenlang gestreden tegen de invoering van het leenstelsel en vóór de compensatie van studenten. We hebben dat gedekte voorstel, samen met D66, ingediend. Uw fractievoorzitter heeft inderdaad een ander voorstel ingediend, dat minder ver gaat. Nu zegt u: we gaan niet alleen minder ver, maar we wachten nu ook nog eens af. Wat is nou eigenlijk de boodschap aan de studenten met zo'n schuld, die dit echt nodig hebben?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

De boodschap is dat wij de noden van de pechgeneratie zien. Er is een aantal jaar geen studiebeurs geweest, vanwege een niet zo verstandige ingreep. Een aantal van de studenten heeft een grote lening moeten aangaan. Wij zien dat de rente op die leningen erg hoog is. We willen daarvoor compenseren, maar we willen nog even kijken naar de manier waarop.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Het is heel makkelijk om naar de fouten uit het verleden te wijzen, maar daar kunnen we heel weinig aan veranderen. We staan hier nu als missionaire Kamer om betere besluiten te nemen. Waarop wachten we precies, vraag ik aan mevrouw Hertzberger. Want er lagen meerdere voorstellen: het voorstel waar net al aan gerefereerd is van ons en van D66; uw partij heeft ook een voorstel gedaan. Waar wachten we nu precies op? Waarom laten we deze studenten langer wachten? De keuzes zijn toch duidelijk?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Nou, nog niet helemaal, want in voetnoot 8, zo herinneren we ons allemaal, stond een keuze die niet was uitgewerkt omdat ambtenaren van Financiën daar zaten. De ambtenaren van Financiën hadden daar nog vragen over. Die keuze was dus niet verder uitgewerkt. We hebben nog gekeken naar een amendement om dat wel uit te keren. Dat bleek gewoon ingewikkelder dan we dachten. Uiteindelijk was bij ons in de fractie het besluit om daar dus nog even mee te wachten en dat aan de volgende regering over te laten.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Ik ben nu toch een beetje verbaasd. Het gaat hier vaak over een Kamer die lam of leeuw is. We willen een sterke Kamer. Als ik het goed begrijp, zegt mevrouw Hertzberger: er zijn ambtenaren bij het ministerie van Financiën die vragen hebben en daarom hebben wij als fractie besloten om te wachten, terwijl er ontzettend veel studenten zijn die echt roepen om die duidelijkheid. Begrijp ik dit nou goed? Is dat echt de boodschap van NSC aan al die studenten, aan al die mensen uit de pechgeneratie, namelijk: wij kiezen ervoor om nu even te wachten, want er zijn vragen van ambtenaren?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ik denk dat onze collega Omtzigt heeft laten zien dat de Kamer inderdaad een leeuw kan zijn en inderdaad geld kan vrijmaken voor de pechgeneratie. Die heeft dat ook gedaan. Op dit moment zijn we blij dat daar ruimte voor is en zien we verschillende opties op tafel liggen. Dat willen we graag even afwachten. Ik val een beetje in herhaling.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja, u gaat weer door over hetzelfde onderwerp.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ik moest even reageren op "gratis bier".

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Dat heb ik teruggenomen.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ik wil een voorstel doen. De Kamer heeft inderdaad laten zien een leeuw te zijn. De leeuw zit nu ineens wel in een heel klein kooitje. Mevrouw Hertzberger zegt: er zijn wat vragen van ambtenaren. Volgens mij moet dat op te lossen zijn. Zullen wij de minister vragen om te kijken wat er nog te verduidelijken valt aan zijn brief met de opties die daarin staan voor wat er zou kunnen gebeuren met het geld? Dan kan de Kamer een besluit nemen. Dan hoeven we niet te wachten tot er hopelijk een keer een nieuwe regering komt die vervolgens weer gaat kijken wat ze met dat geld gaat doen. Dan kunnen we echt leveren wat vóór de verkiezingen zo breed beloofd is, en wat ook de oproep van het amendement was, namelijk dat het terechtkomt bij de pechgeneratie, die erop zit te wachten.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Wij zijn ervan overtuigd dat dit geld met voorrang is geregeld voor de pechgeneratie en dat het gewoon is geoormerkt. Wat ons betreft is dit kooitje absoluut niet kleiner geworden. Wij willen dit geld daarvoor dus graag reserveren. We kunnen het nog met de minister gaan bekijken. Er waren drie opties. De eerste twee gingen over een renteplafond en een renteverlaging. Bij die eerste twee opties viel het ons heel erg tegen dat je daarmee eigenlijk alleen de mensen uit de pechgeneratie compenseert die ervoor hebben gekozen om een grote lening aan te gaan en niet de mensen die er bijvoorbeeld voor hebben gekozen om thuis te blijven wonen of om heel erg hard te werken om maar geen lening te hoeven aangaan. In optie drie kon daar wel naar gedifferentieerd worden. Optie vier had een grotere voorkeur van een aantal studentenorganisaties. Wij willen gewoon een goede regeling en daarom willen wij eventjes wachten. Weet je, bij compensatie wordt best wel vaak gezegd: er moet snel geld komen en gecompenseerd worden. Wij kiezen ervoor om dat gewoon zorgvuldig te doen en om tot een goede regeling te komen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Echt afrondend, meneer Paternotte. Dan is de heer Krul en daarna stoppen we hiermee.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Mevrouw Hertzberger zegt nu dat een groot nadeel van die eerste twee opties is dat je dan alleen maar de mensen compenseert die geleend hebben, maar dat was toch ook de portee van het amendement-Omtzigt dat vroeg om een renteverlaging? Is dit nu een nieuw standpunt van NSC?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Het is destijds uitgewerkt. Wij hebben gezien dat die pechgeneratie uit verschillende groepen bestaat. Het zou dus inderdaad misschien nog beter zijn om ook de groep te compenseren die eigenlijk net zo goed heeft geleden onder het leenstelsel, maar die geen grote lening heeft, dan om alleen de rente te verlagen, waarmee je maar een deel van de pechgeneratie compenseert. Dat is het. Dat is de overweging.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Mevrouw Hertzberger zegt: in het verleden is er soms heel snel compensatie geregeld en dan zie je wat de gevolgen zijn. Ik wil haar toch echt even adviseren om ook naar de inbreng van haar eigen partijleden te kijken, die precies het belang van snelle compensatie elke keer benadrukte. Maar goed, ik heb nog geen reactie gehoord op het voorstel van collega Paternotte. Dat vond ik namelijk wel goed. Wij kunnen ervoor zorgen dat de antwoorden er snel komen. Dat kan een Kamer die leeuw is. Als die vragen snel beantwoord worden, kan de fractie van NSC nog steeds zeggen dat zij wacht, maar dan hoeven we niet te wachten op de beantwoording door de ambtenaren. Is dat een voorstel dat we samen kunnen doen, vraag ik via de voorzitter aan mevrouw Hertzberger.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ik zou daar graag nog heel eventjes overleg over plegen, want ik ben hier nieuw en ik weet niet precies hoe dat met ambtenaren allemaal in z'n werk gaat. Vooralsnog is ons standpunt dat wij graag nog heel eventjes willen wachten met het uitkeren van het geld. Volgens mij zijn er door collega Omtzigt wel degelijk vragen gesteld over de snelle uitkering en compensatie, en terecht ook. Ik denk daarom dat we dit zorgvuldig moeten aanpakken.

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Klopt het dat u zegt dat NSC nog wel een regeling wil? Het kan natuurlijk ook zo zijn dat het geld tijdens de formatie op een andere plek terechtkomt en dat het niet meer naar studenten gaat, maar wel weer richting de expats bijvoorbeeld. Is NSC van mening dat er een regeling moet komen? Is de vraag nu alleen hoe die eruit gaat zien? Al het geld dat in het amendement-Omtzigt geoormerkt is, zal ter compensatie ten goede komen aan die studenten. Kunt u concreet bevestigen dat dit het standpunt van uw fractie is?

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ja, ik denk dat we dat kunnen bevestigen. We hebben daarvoor gevochten. Ik moet niet "we" zeggen. Mijn collega die hier toen nog alleen in de Kamer zat, heeft daarvoor gevochten. Dat geld is bedoeld voor de pechgeneratie en is daarvoor met voorrang gereserveerd.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan dank ik u voor uw inbreng en voor het beantwoorden van best veel interrupties over dit onderwerp. De heer Krul gaat nu in zijn tweede termijn spreken namens het CDA. Gaat uw gang.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Dat moet ik snel doen, want ik zeg maar gelijk dat wij best wel wat goede voorstellen hebben. Ik begin gelijk met de eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het slecht gaat met de beheersing van de basisvaardigheden, volgens PISA is een op de drie Nederlandse scholieren inmiddels functioneel ongeletterd;

overwegende dat digitaal leren tot slechter lezen leidt, omdat tekst gelezen van papier dieper verwerkt wordt;

overwegende dat in Zweden stappen gezet worden om weer meer gebruik te maken van papieren schoolboeken;

verzoekt het kabinet om met een wetenschappelijke onderbouwde handreiking te komen voor scholen over hoe ze door het inzetten van papieren schoolboeken de beheersing van de basisvaardigheden kunnen verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul, Stoffer, Paternotte, Ceder en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 75 (36410-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat middelbare scholen verplicht moderne vreemde talen aan moeten bieden en ze hierbij zelf kunnen kiezen om, afhankelijk van de regio waarin ze onderwijs verzorgen, Frans en/of Duits aan te bieden;

constaterende dat er een negatieve spiraal gaande is met dalende aantallen scholieren, lage doorstroom naar vervolgopleidingen en docententekorten, waardoor de schoolvakken Frans en Duits dreigen te verdwijnen;

constaterende dat toekomstige generaties straks de talen van onze belangrijkste buurlanden niet meer beheersen, wat een slechte ontwikkeling is, zeker voor grensregio's;

verzoekt de regering om met een ambitieus plan te komen om de negatieve spiraal rondom de schoolvakken Frans en Duits te doorbreken en daar de grensregio's en organisaties rondom buurtalen actief bij te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krul.

Zij krijgt nr. 76 (36410-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onder andere voor de leefbaarheid belangrijk is dat scholen in de regio's blijven bestaan;

constaterende dat er ingezet moet worden om mbo- en h.o.-instellingen in de regio te behouden, bijvoorbeeld door een regiotoeslag te ontwikkelen;

constaterende dat er weer geïnvesteerd moet worden in kleine (dorps)scholen, onder andere door het herzien van de kleinescholentoeslag;

constaterende dat het wenselijk is om een norm op te stellen voor een maximale reisafstand voor leerlingen en studenten;

verzoekt de regering om in lijn met bovenstaande punten met een plan te komen voor hoe onderwijs in de regio's dicht bij huis kan worden versterkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul, Stoffer en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 77 (36410-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel scholen het continurooster gebruiken;

overwegende dat kinderen op deze scholen nauwelijks tijd hebben om hun lunch te eten, waardoor volle broodtrommeltjes vaak weer thuis gevonden worden;

overwegende dat kinderen tijdens de lunch vaak een filmpje moeten kijken om deze tijd mee te laten tellen als onderwijstijd;

overwegende dat leerkrachten ook nauwelijks pauze hebben;

verzoekt de regering om ditmaal wel echt in gesprek te gaan met leerkrachten en ouders op scholen met een continurooster, en met voorstellen te komen voor hoe zij rustig pauze kunnen hebben, geen filmpjes hoeven te kijken en tijd hebben om hun lunch op te eten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Krul en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 78 (36410-VIII).

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Voorzitter, het is gelukt.

Ik wil nog één ding benadrukken. Het is in de beantwoording van het kabinet wat ons betreft echt te weinig gegaan over ouderbetrokkenheid. Wij zien hier echt grote kansen. We weten dat het bevorderen van de ouderbetrokkenheid op scholen een directe impact heeft op de kwaliteit van het onderwijs, een hele grote zelfs, met name bij de basisschoolleeftijden. Wij vragen ook nadrukkelijk van het kabinet om hier serieus mee om te gaan en er in de tweede termijn nog op terug te komen, zoals de toezegging ook is.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan zal nu mevrouw Van Zanten spreken. Zij spreekt namens de BoerBurgerBeweging.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden.

Ik wil graag een viertal moties indienen, over enkele onderwerpen die wij zeer belangrijk vinden, zoals ik dinsdag al aan bod heb laten komen. Ik begin bij de eerste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het behoud van basisscholen in kleinere kernen van cruciaal belang is voor de leefbaarheid, sociale cohesie en kwaliteit van onderwijs in deze gemeenschappen;

overwegende dat de norm "thuisnabij onderwijs" dient te worden gehanteerd en het openhouden van scholen in de regio daarbij prioriteit verdient;

overwegende dat nieuw beleid en de invoering van nieuwe onderwijsregels gevolgen kunnen hebben voor scholen op het platteland, met name wanneer het aantal leerlingen onder de huidige landelijke grens zakt;

van mening dat een zorgvuldige afweging van de gevolgen van nieuw onderwijsbeleid op scholen in kleinere kernen noodzakelijk is om het behoud van deze basisscholen te waarborgen;

verzoekt de regering om bij elk nieuw onderwijsbeleid en de invoering van nieuwe onderwijsregels een "krimpcheck" uit te voeren, waarbij wordt gecheckt wat de gevolgen zijn voor scholen op het platteland en in kleinere kernen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten, Stoffer, Ceder, De Kort en Krul.

Zij krijgt nr. 79 (36410-VIII).

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

U krijgt daar een vraag over van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik vind dit een hartstikke mooie motie, maar die krimpcheck bestaat al. Dat weet ik omdat ik daar samen met mevrouw Van den Hul van de PvdA al een aantal jaar geleden een motie over heb ingediend. Ook in de beantwoording van de vragen door het kabinet stond dat deze krimpcheck al bestaat. Mijn vraag is dus een beetje wat deze motie daaraan toevoegt, aangezien de motie al is ingediend en al wordt uitgevoerd. Het wordt dus gewoon al gedaan.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Dan zou ik graag aan mevrouw Westerveld willen vragen wat er dan precies al wordt gedaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dit wordt een beetje ingewikkeld, want ...

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ik kan het wel vertellen. Het stond ook in de ...

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Nee, laat me even uitpraten. Kijk, het is niet de bedoeling om wedervragen te stellen en onderling in debat te gaan. Er is een motie ingediend; mevrouw Westerveld heeft deze opmerking gemaakt. We kunnen ook even wachten op de beoordeling van het kabinet. Anders gaan leden dit onderling uitwisselen en dat past niet helemaal in ons format.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Prima, ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onderwijs van cruciaal belang is voor de ontwikkeling en toekomstkansen van alle leerlingen;

overwegende dat er diverse uitdagingen bestaan op het gebied van onderwijsverbetering en de bestrijding van analfabetisme;

overwegende dat het wenselijk is om de beschikbare middelen binnen het onderwijs te richten op het verbeteren van de onderwijskwaliteit en het tegengaan van analfabetisme;

spreekt uit dat een heroverweging van een deel van het huidige budget voor kansengelijkheid binnen het onderwijs wenselijk is;

spreekt uit dat het vrijgekomen budget ingezet moet worden ter verbetering van de onderwijskwaliteit en het tegengaan van analfabetisme,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten en Stoffer.

Zij krijgt nr. 80 (36410-VIII).

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

De Kamer, gehoord de beraadslaging ...

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Een ogenblik. Op dit punt is er nog een vraag van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Nog even voor de duidelijkheid. Er moet dus iets bezuinigd worden en anders worden ingezet, maar waar ziet die bezuiniging precies op? Ik hoor "diversiteits- en inclusiebeleid", maar ik weet niet welke bestedingen daar precies mee bedoeld worden.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Zoals ik dinsdag heb aangegeven, is er nu 1 miljard beschikbaar voor kansengelijkheid. Wij vinden dat kansengelijkheid bij uitstek begint bij voldoende kennis van de basisvaardigheden. Als je niet voldoende kunt lezen, schrijven en rekenen, sta je bij voorbaat al 3-0 achter. Dus daar willen we het graag voor inzetten.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Wacht even. Dit is een motie om 1 miljard euro te verschuiven?

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Nee, een deel.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Welk deel?

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Om het te herzien. Wij vragen het ministerie om dat budget voor kansengelijkheid te herzien en te kijken of we een deel daarvan kunnen uitgeven aan onderwijskwaliteit en het tegengaan van analfabetisme. Want dat vinden wij absoluut prioriteit hebben.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Tot slot, de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Heel veel van dat geld gaat daar natuurlijk ook naartoe. Scholen krijgen bijvoorbeeld extra geld om meer mensen te kunnen plaatsen, bijvoorbeeld voor bijles, of zodat ze de klassen iets kleiner kunnen maken. Ook gaat dat geld naar schoolmaaltijden. Wat precies is het waarvan mevrouw Van Zanten zegt: dat wil ik daar weghalen en dat wil ik gaan verschuiven? Als we namelijk grote bedragen gaan verschuiven per motie, dan maken we er hier wel — ik zeg het met pijn in mijn hart — een beetje een janboel van.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Het gaat ons zeker niet over de schoolmaaltijden, want dat vinden wij een heel goed initiatief, maar er zijn natuurlijk veel meer onderdelen. We willen het ministerie dus vragen om te kijken wat er mogelijk is om toch meer geld uit dat potje te halen om dat aan onderwijskwaliteit te geven, want die heeft voor ons prioriteit. Het gaat erom dat kinderen goed leren lezen, schrijven en rekenen. Wat ons betreft gaan daar het meeste geld en de meeste effort in zitten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik ga naar mevrouw Pijpelink.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

De BBB mag natuurlijk zelf het instrument kiezen om haar ideeën hier te berde te brengen, maar dan had een amendement misschien beter gepast; dat zeg ik dan maar even. Maar ik wil vooral het volgende weten. Met deze motie en de strekking van deze motie lijkt het weer alsof die werelden zo gescheiden zijn: kansengelijkheid versus basisvaardigheden. Ik ben benieuwd hoe door de BBB naar kansengelijkheid wordt gekeken.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Zoals ik net al aan de heer Paternotte probeerde uit te leggen, is het juist voor ons heel erg van belang dat die basisvaardigheden op orde zijn. Alles wat er verder onder kansengelijkheid valt, vinden wij … In eerste instantie moet het gaan om die basisvaardigheden, want die staan aan de basis van kansengelijkheid. Als jij niet voldoende Nederlands kunt schrijven en lezen of niet voldoende kunt rekenen, sta je toch al achter? Dan begin je toch al met een achterstand?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Pijpelink, afrondend.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Ja, ik ga zeker afronden, maar ik vraag mij wel het volgende af. Wij hebben heel veel gewisseld over die kansengelijkheid en de zorgen die we daar ook over hebben. Dat gebeurde afgelopen dinsdag in heel veel bijdragen en ook vandaag. De BBB doet het nu wel heel erg voorkomen alsof het ene een beetje opzij mag worden geschoven ten behoeve van het andere. Kijk, we zijn het erover eens dat basisvaardigheden heel erg belangrijk zijn, maar is die kansenongelijkheid, waardoor het bij de een derde die zo slecht presteert, ook gewoon misgaat, niet een deel van het probleem? Ik vind dat de BBB de knip nu wel heel erg stevig zet.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

De BBB ziet het dus precies andersom. Mag ik verdergaan?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja, u vervolgt uw betoog.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er momenteel een tekort is aan docenten in het primair onderwijs;

overwegende dat het mogelijk maken voor onderwijsassistenten om deelopleidingen met verkrijging van een certificaat op de pabo te volgen, bijdraagt aan het vergroten van het aantal docenten op vakniveau in het primair onderwijs;

overwegende dat onderwijsassistenten met ervaring in het werkveld een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het onderwijs op vakniveau;

verzoekt de regering in samenspraak met onderwijsinstellingen en relevante sectororganisaties de mogelijkheid te creëren voor onderwijsassistenten om deelopleidingen met verkrijging van een certificaat op de pabo te volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten, Stoffer en Ceder.

Zij krijgt nr. 81 (36410-VIII).

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

En de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat cultuursubsidies momenteel niet adequaat onder de aandacht worden gebracht en dat de toegankelijkheid ervan verbeterd kan worden;

overwegende dat cultuur in zichzelf van waarde is en niet primair via beleid politiek gemaakt moet worden, zoals nu veel gebeurt via opgelegde inclusie- en diversiteitspolitiek;

overwegende dat cultuursubsidies evenredig verdeeld moeten worden over Nederland;

verzoekt de regering om subsidiebeleid gericht op inclusie en diversiteit geen dwingend karakter te geven voor culturele instellingen;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe cultuursubsidies evenrediger over Nederland kunnen worden verdeeld, zodat alle regio's kunnen profiteren van culturele activiteiten en initiatieven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Zanten, Stoffer en Ceder.

Zij krijgt nr. 82 (36410-VIII).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Met dat laatste punt ben ik het hartstikke eens. Dat hebben we ook al eerder in debatten genoemd. Sterker nog, de staatssecretaris legde ook uit dat dit al een nieuwe voorwaarde is voor de nieuwe subsidieronde. Wat wij wilden, wordt dus meegenomen. Er wordt beter gekeken naar hoe je cultuursubsidies evenredig kan verdelen. Mijn vraag is dus weer wat deze motie toevoegt als het al is gevraagd en als het al wordt uitgevoerd.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Hoe meer, hoe beter. Als dat nog steviger kan, geeft dat toch geen enkel beletsel?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, afrondend.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Een tijdje geleden gaf mevrouw Van der Plas van BBB hier aan dat ze niet allerlei overbodige moties wilde indienen in de laatste week van het jaar, omdat de Kamer het vooral niet te veel over overbodige moties moet hebben. Nu worden er twee moties ingediend die alle twee al zijn ingediend en die alle twee al worden uitgevoerd. Ik zou deze commissie ook in de nieuwe samenstelling willen vragen om er met elkaar voor uit te kijken dat we onszelf en het ministerie met extra werk opzadelen door zaken te vragen die gewoon al worden gedaan.

Mevrouw Zanten van (BBB)

Mevrouw Van Zanten (BBB):

Ik vraag mevrouw Westerveld om na dit debat even met elkaar in gesprek te gaan, omdat ik graag van haar hoor wat er al gedaan wordt en of dat op dit moment voldoende is.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat de bewindslieden daar ook al iets over te zeggen hebben bij de appreciatie van de moties. Ik ga nu het woord geven aan de heer Ceder, die namens de ChristenUnie het woord voert. Gaat uw gang.

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. Dank voor het debat. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zo veel mogelijk thuis zittende leerlingen een plek moeten kunnen krijgen in het onderwijs;

overwegende dat het toe te juichen is dat reguliere scholen leerlingen, ook die met een toelaatbaarheidsverklaring voor het speciaal onderwijs, een plaats willen bieden en willen begeleiden;

overwegende dat specifieke leerlingen binnen het reguliere onderwijs er baat bij kunnen hebben om via vakcertificaten het staatsexamen te kunnen halen, maar dat dat momenteel nog niet mogelijk is;

verzoekt de regering om in beeld te brengen welke leerlingen in het regulier onderwijs baat hebben bij de mogelijkheid van het halen van vakcertificaten en de wet- en regelgeving hierop aan te passen, mits dit uitvoerbaar is, en hierover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Westerveld en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 83 (36410-VIII).

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dan de volgende moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het onderwijs een grote stijging is van het aantal antisemitische incidenten;

constaterende dat concrete richtlijnen en protocollen voor het effectief omgaan met dergelijke incidenten ontbreken;

overwegende dat het onderwijs een veilige plek moet zijn voor elke leerling;

verzoekt de regering om in overleg met scholen, joodse organisaties en andere experts een handreiking te ontwikkelen en deze bij scholen onder de aandacht te brengen, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de verantwoordelijkheid van scholen bij, concrete handvatten voor de omgang met, en het melden van antisemitische incidenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Stoffer, De Kort en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 84 (36410-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het binnen het vmbo mogelijk is om te kiezen voor hard-technische profielen;

constaterende dat er veel animo bestaat voor de praktijkgerichte havo;

constaterende dat er voor een echte techniekhavo nog geen wettelijke kaders bestaan;

overwegende dat technische vakmensen meer nodig zijn dan ooit;

verzoekt de regering om een wetstraject in gang te zetten om de techniekhavo als volwaardig profiel wettelijk te verankeren, waarbij in ieder geval de curriculumeisen en de bekostiging worden meegenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, De Kort en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 85 (36410-VIII).

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de maatschappelijke diensttijd een groot succes is;

constaterende dat in Zweden een model voor een dienjaar bestaat waarbij elke jongere wordt opgeroepen en geacht wordt een vragenlijst in te vullen, waarna een selectie volgt en dus niet alle jongeren de dienstplicht vervullen;

van mening dat een Zweeds model zich ook kan lenen om ervoor te zorgen dat alle jongeren in aanraking komen met de maatschappelijke diensttijd;

verzoekt de regering om elementen uit het Zweeds model die van toegevoegde waarde zijn voor de maatschappelijke diensttijd te implementeren, en hierover een voorstel in het tweede kwartaal van 2024 naar de Kamer te doen komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder en Krul.

Zij krijgt nr. 86 (36410-VIII).

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Mevrouw Beckerman gaat nu spreken namens de Socialistische Partij.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter, dank. Ik heb een drietal moties. De eerste motie is een handgeschreven motie die we net gemaakt hebben naar aanleiding van het interruptiedebatje met mevrouw Hertzberger. Wij maken ons namelijk zorgen dat de pechgeneratie straks een dubbele pechgeneratie wordt. Er is een amendement aangenomen om geld voor hen te reserveren. In dat amendement werd een renteverlaging als enige optie genoemd, maar voor onze fracties is het van groot belang dat het geld ook echt voor deze generatie is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de middelen voortvloeiend uit het amendement-Omtzigt c.s. (36418, nr. 63) bedoeld zijn voor de pechgeneratie, maar voorlopig niet worden bestemd;

verzoekt de regering een Chinese muur rondom deze middelen te zetten, zodat deze bestemd zullen worden voor de pechgeneratie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beckerman en Paternotte.

Zij krijgt nr. 87 (36410-VIII).

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Wanneer je de rente verlaagt, zeg ik via de voorzitter tegen mevrouw Beckerman, dan compenseer je alleen de groep van de pechgeneratie die daadwerkelijk heeft gereageerd op het leenstelsel en het wegvallen van de beurs door te lenen. Dat betekent dat een hele grote groep die de lening niet aandurfde — misschien wel terecht, omdat die uiteindelijk ook meetelde voor de hypotheek — niet gecompenseerd wordt. Dit is precies de zorgvuldigheid waar we naar op zoek zijn. Ik wil dus aan mevrouw Beckerman vragen wat nou het beste is voor de pechgeneratie, voor de héle pechgeneratie die de studiebeurs is misgelopen.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Mevrouw Hertzberger, allereerst het volgende. Onze motie gaat eigenlijk over iets anders. Onze motie gaat over het niet verder duperen van de pechgeneratie. Daarom zeggen wij: zorg ervoor dat het geld ... Wat de SP en D66 betreft is het overigens te weinig geld. We hebben niet voor niks zelf een gedekt amendement ingediend, dat u gratis bier noemde. Wat ons betreft is het te weinig geld. Met deze motie zorgen we er slechts voor dat het geld daadwerkelijk beschikbaar blijft. Wat is dan de beste oplossing? De beste oplossing is wat ons betreft nog steeds het voorstel dat we zelf hebben ingediend. Wij hebben een voorstel ingediend om de rente op 0% te zetten. We hebben ook voorstellen ingediend om de pechgeneratie méér te compenseren. Dat vinden we nog steeds de beste voorstellen, maar die zijn niet aangenomen. Nu willen we enkel ervoor zorgen dat die generatie niet dubbel gedupeerd wordt. Zorg er dus voor dat dat geld beschikbaar blijft.

Ik heb wel een wedervraag. Gaat u voor dit voorstel stemmen of houdt u ook nog de optie open ...

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We gaan niet met wedervragen werken.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Nou ja, ik vind dit wel een angstig moment. Mevrouw Hertzberger is zo aan het twijfelen en straks is dat geld niet meer voor deze generatie beschikbaar.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Mag ik reageren?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja, u mag nog interrumperen.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Ik begreep dat wij nog maar één interruptie hadden. Nou, ja, goed.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dat was in de eerste termijn. We zijn nu in de tweede termijn. Dan mag je vragen stellen over ingediende moties. U bent bezig een vraag te stellen over een ingediende motie, dus u mag nog een keer een vraag stellen.

Mevrouw Hertzberger (NSC)

Mevrouw Hertzberger (NSC):

Oké, heel fijn, voorzitter. In reactie hierop zeg ik: ja, wij willen dit geld gereserveerd houden voor de pechgeneratie, maar wij willen heel graag een goede manier vinden om een goede regeling te treffen. De rente verlagen vinden wij niet goed genoeg, ook omdat je daarmee niet kunt differentiëren naar hoeveel jaar studenten precies onder het leenstelsel hebben gezeten. Het verschil tussen één jaar of nul jaar onder het leenstelsel zitten is maximaal. Een van de overwegingen was dat we die zorgvuldigheid in het proces wilden aanbrengen. Hoe kijkt mevrouw Beckerman daarnaar?

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Dat is mooi. Ik hoop dat er een Kamermeerderheid is die volgende week dinsdag uitspreekt dat we dit geld reserveren. Laten we dan inderdaad kijken naar wat ... Mevrouw Hertzberger, ik ben uw vraag aan het beantwoorden. Dus. Wat mij betreft bekijken we inderdaad wat de beste optie is. Ik heb u in eerste termijn gezegd dat ik vind dat er nadelen aan zitten om mensen die niet geleend hebben, omdat ze bijvoorbeeld veel geld hebben meegekregen van hun ouders, ook die compensatie te geven. Het is dus inderdaad prima om daarover na te denken. Laten we dat dan ook als Kamer doen. Deze Kamer is missionair. We weten dat het misschien nog wel lang kan duren voordat er weer een kabinet zit. Laten we daar dus zo snel mogelijk over praten, maar laten we er eerst voor zorgen dat het geld beschikbaar blijft. Nogmaals, wat onze partij betreft mag dat dus nog wel meer zijn, want dit is echt een heftige situatie.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Nog twee snelle moties, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het mooi zou zijn dat er één uitslagendag is voor de schriftelijke examens van alle leerlingen;

overwegende dat leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs vaak zijn aangewezen op een staatsexamen;

constaterende dat staatsexamenkandidaten hun examenresultaten veel later te horen krijgen ten opzichte van reguliere examenkandidaten;

constaterende dat het onwenselijk is voor staatsexamenkandidaten om pas na het mondelinge examen te weten hoe het centrale examen gemaakt is;

verzoekt het kabinet om het CvTE de opdracht te geven de resultaten van de schriftelijke examens van zowel staatsexamenkandidaten als overige kandidaten gelijktijdig bekend te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 88 (36410-VIII).

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Voorzitter. De oplettende kijker weet dat dit voorstel vaker is gedaan. Het werd eerder niet uitgevoerd, omdat de tijd tussen het aannemen van het voorstel en de examens heel kort was. Nu is er langer de tijd. De laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het collegegeld de afgelopen jaren is gestegen met meer dan €500 en daarmee meer dan €2.500 zal bedragen voor het collegejaar 2024-2025;

constaterende dat deze buitenproportionele stijging zowel gevolgen heeft voor de koopkracht van studenten als voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs;

overwegende dat de huidige periode van hoge inflatie een negatief vooruitzicht biedt met betrekking tot de stijging van het collegegeld;

overwegende dat aanpassing van de hoogte van het collegegeld een eenvoudige en toegankelijke manier is om studenten financieel tegemoet te komen;

verzoekt de regering om de stijging van het collegegeld te maximeren op 2% en de Kamer over de uitwerking te informeren voordat het collegegeld voor collegejaar 2025-2026 wordt vastgesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beckerman.

Zij krijgt nr. 89 (36410-VIII).

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Ergin, die namens de fractie van DENK het woord gaat voeren.

De heer Ergin (DENK)

De heer Ergin (DENK):

Voorzitter. Ik zou graag drie moties willen indienen. Eén motie wil ik inleiden. Ik heb de minister horen zeggen dat onderwijshuisvesting en het gebrek aan kwaliteit van onderwijshuisvesting geen speerpunten zijn. Mijn fractie is van mening dat we in Nederland die luxe niet meer hebben. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de VNG, de PO-raad en de VO-raad er een tekort van 1,2 miljard euro per jaar is om de achterstand in onderwijshuisvesting in te halen;

constaterende dat onderwijshuisvestingsmiddelen voor zowel schoolbesturen als gemeenten niet geoormerkt zijn;

constaterende dat in het IBO Onderwijshuisvesting uit 2021 wordt aanbevolen om budgetten te stroomlijnen door het oormerken van gemeentelijke budgetten;

constaterende dat uit onderzoek van de Rekenkamer uit 2016 blijkt dat er sprake was van onderbesteding door gemeenten;

overwegende dat budgettaire prioritering van middelen een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan de gewenste kwaliteitsslag van schoolgebouwen;

verzoekt de regering om een effectenverkenning uit te voeren van het oormerken van onderwijshuisvestingsmiddelen gericht naar de impact op de landelijke verbeteropgave onderwijshuisvesting,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 90 (36410-VIII).

De heer Ergin (DENK)

De heer Ergin (DENK):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in samenwerking met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het Stagepact mbo 2023-2027 heeft opgezet, dat is ondertekend door vertegenwoordigers van studenten, mbo-scholen, docenten, werkgevers en gemeenten;

constaterende dat een op de tien stagezoekenden discriminatie vermoedt tijdens het zoeken naar een stageplaats;

overwegende dat een sectorbrede aanpak van stagediscriminatie essentieel is om dit probleem effectief aan te pakken en te verminderen;

verzoekt de regering om te verkennen welke elementen uit het Stagepact mbo 2023-2027 toegepast kunnen worden bij het hbo en wo en een voorstel te doen toekomen om dit te implementeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ergin, Stultiens en Tseggai.

Zij krijgt nr. 91 (36410-VIII).

De heer Ergin (DENK)

De heer Ergin (DENK):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van KIS blijkt dat leerlingen met een migratieachtergrond structureel te maken hebben met onderadvisering;

overwegende dat onderadvisering kan leiden tot beperking van onderwijskansen, traumatische ervaringen én extra studiejaren en een hogere studieschuld;

verzoekt de regering te verkennen of het mogelijk maken van een second opinion werkbaar, effectief en uitvoerbaar is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ergin.

Zij krijgt nr. 92 (36410-VIII).

De heer Ergin (DENK)

De heer Ergin (DENK):

De vorige motie, op stuk nr. 91, was mede ingediend door de heer Stultiens en mevrouw Tseggai. Excuses dat ik dat iets later vermeld.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Klopt, het staat eronder. Dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan mevrouw Teunissen. Zij voert het woord namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb hier één minuut staan. Ik dacht dat ik iets meer tijd had, maar goed. Dat gaat af van de tijd bij andere begrotingen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik heb allereerst twee moties om het onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek te waarborgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek van KNAW blijkt dat externe financiers, zowel private als publieke, steeds meer invloed hebben gekregen op wetenschappelijk onderzoek in Nederland;

constaterende dat de competitieve onderzoekscultuur en financiering via consortia en publiek-private partnerschappen hebben geleid tot minder nadruk op onderzoek voor de lange termijn en door nieuwsgierigheid gedreven en kritisch onderzoek;

constaterende dat de Nederlandse universiteiten geen expliciet beleid geformuleerd hebben voor institutionele integriteit ten aanzien van de financiering en inrichting van onderzoek;

overwegende dat een richtlijn voor verantwoorde onderzoeksfinanciering enerzijds ervoor kan zorgen dat geldstromen evenwichtiger verdeeld worden over disciplines en anderzijds kan vaststellen wat verantwoorde samenwerking met diverse financiers inhoudt;

verzoekt de regering om met universiteiten een richtlijn op te stellen voor verantwoorde onderzoeksfinanciering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen en Kostić.

Zij krijgt nr. 93 (36410-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de financiering van wetenschappelijk onderzoek steeds afhankelijker wordt van commerciële partijen;

overwegende dat wetenschappers die onderzoek willen doen zonder inmenging van bedrijfsbelangen de financiering vaak niet rondkrijgen;

overwegende dat wetenschappers in staat moeten worden gesteld om autonoom onderzoek te doen, met een goede balans tussen wetenschapsgebieden en ruimte voor interdisciplinair onderzoek;

overwegende dat een centraal financieringsfonds voor alle financiering door derden, met meer inspraak van universitaire onderzoekers, toezicht kan houden op de onafhankelijkheid van de uitvoering en belangenverstrengeling kan voorkomen;

verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken tot een centraal fonds voor het stroomlijnen van financiering van wetenschappelijk onderzoek door derden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Kostić en Beckerman.

Zij krijgt nr. 94 (36410-VIII).

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Dan een motie tegen de invloed van de fossiele industrie in het primair en voortgezet onderwijs.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bedrijven uit de fossiele industrie al decennia miljarden euro's uitgeven aan desinformatiecampagnes over klimaatverandering;

overwegende dat we met het weren van de tabaksindustrie in het onderwijs hebben laten zien dat het mogelijk is om producten die aantoonbaar schadelijk zijn niet in klaslokalen toe te laten;

constaterende dat het sponsorconvenant p.o./vo niet heeft geleid tot een stop op kindermarketing vanuit de fossiele industrie;

verzoekt de regering om met een sponsorverbod voor de fossiele industrie te komen, en met scholen in gesprek te gaan over welke behoefte er bestaat om mogelijke hiaten op te vullen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Kostić en Beckerman.

Zij krijgt nr. 95 (36410-VIII).

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dan een motie over het apenproevencentrum.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer dierproeven op apen zo snel mogelijk, en veilig, naar nul wil afbouwen (unaniem aangenomen moties Van Dekken/Heerema 32336, nr. 57, en Wassenberg c.s. 36200-VIII, nr. 113);

constaterende dat er in de wetenschap en samenleving een breed gedragen wens is om proeven op apen af te bouwen;

constaterende dat er ondertussen wel weer 12 miljoen aan belastinggeld naar het apenproefdiercentrum, het BPRC, gaat, zonder dat er voorwaarden worden gesteld aan welk deel hiervan bestemd is voor proefdiervrij onderzoek;

overwegende dat de afbouw van het aantal proeven op apen versneld kan worden door jaarlijks een deel van dit budget over te hevelen naar proefdiervrij onderzoek;

overwegende dat hiermee ook het gebruik en de ontwikkeling van innovatieve proefdiervrije alternatieven wordt gestimuleerd;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk een jaarlijks toenemend deel van het onderzoeksbudget voor het BPRC te oormerken als geld dat bestemd is voor proefdiervrije onderzoeks- en testmethoden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Kostić en Beckerman.

Zij krijgt nr. 96 (36410-VIII).

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Voorzitter. Tot slot een motie over groene schoolpleinen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit onderzoek blijkt dat groene schoolpleinen bijdragen aan minder stress en pesten, blijere, gezondere en zelfstandigere kinderen en betere leerprestaties;

constaterende dat kinderen op 60% van Nederlandse basisscholen een schoolplein hebben helemaal zonder groen;

constaterende dat de huidige situatie van versnipperde lokale en regionale subsidies leidt tot kansenongelijkheid waarbij kinderen die het meest baat zouden hebben bij een gezonde buitenruimte rond school dit nu veel minder hebben;

verzoekt de regering in overleg te treden met scholen, gemeenten en IVN en met een voorstel te komen over hoe het Rijk kan bijdragen aan het sneller realiseren van meer gezonde, groene schoolpleinen, te beginnen bij de meest kwetsbare scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Teunissen, Kostić, Beckerman, Ergin en Pijpelink.

Zij krijgt nr. 97 (36410-VIII).

Mevrouw Teunissen (PvdD)

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. We zijn toe aan de laatste spreker in de tweede termijn van de zijde van de Kamer, de heer Stoffer. Hij gaat wederom spreken namens de SGP. Gaat uw gang.

De heer Stoffer (SGP)

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Ik wil in de eerste plaats het kabinet danken voor de beantwoording van alle vragen, en uiteraard ook de ambtenaren daarachter, die hun werk goed hebben gedaan.

Over een aantal antwoorden dacht ik: dat kan nog een klein beetje beter. Door middel van drie moties probeer ik dus nog enige koerswijziging aan te brengen.

De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de zorgsector worstelt met personeelstekorten, terwijl de wachtlijsten voor sommige opleidingen toenemen vanwege de numerus fixus;

constaterende dat het Capaciteitsorgaan zorgopleidingen heeft geadviseerd om met ingang van 2024 jaarlijks het aantal opleidingsplaatsen voor verpleegkundig specialist en physician assistant te verhogen;

verzoekt de regering het aantal opleidingsplaatsen voor verpleegkundig specialist en physician assistant per 1 september 2024 te verhogen conform het advies van het Capaciteitsorgaan;

verzoekt de regering voorts te onderzoeken in hoeverre onderuitputting in bepaalde zorgopleidingen voortaan benut kan worden voor het financieren van benodigde extra opleidingscapaciteit in dezelfde sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 98 (36410-VIII).

De heer Stoffer (SGP)

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onder andere bij de landsadvocaat grote zorgen bestaan over de rechtsstatelijkheid van het aangekondigde toezicht op informeel onderwijs dat in beginsel alle maatschappelijke sectoren kan raken;

overwegende dat de Kamer eerder heeft uitgesproken dat het toezicht op niet-bekostigd onderwijs bedoeld is om bedreigingen voor de democratische rechtsorde tegen te gaan (34412, nr. 20) en dat de veiligheidsdiensten hierbij een centrale rol vervullen;

verzoekt de regering toezicht op informeel onderwijs enkel en alleen te richten op broedplaatsen van radicalisering en strijdigheid met de democratische rechtsorde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Krul.

Zij krijgt nr. 99 (36410-VIII).

De heer Stoffer (SGP)

De heer Stoffer (SGP):

Dan heb ik nog een derde motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat van maatschappelijke organisaties die aanspraak willen maken op subsidie verwacht mag worden dat ze vanuit een stevige maatschappelijke verworteling kunnen zorgen voor een substantieel aandeel eigen inkomsten;

constaterende dat vrijwel alle belangenorganisaties op het gebied van emancipatie voor meer dan 90% afhankelijk zijn van subsidie;

verzoekt de regering in de subsidiekaders voor het emancipatiebeleid een substantieel percentage eigen inkomsten van maatschappelijke organisaties als voorwaarde te stellen, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer, Krul en Van Zanten.

Zij krijgt nr. 100 (36410-VIII).

De heer Stoffer (SGP)

De heer Stoffer (SGP):

Dat was het. Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we toegekomen aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. We gaan tot 16.10 uur schorsen. Dan krijgen we een reactie op de 44 ingediende moties.

De vergadering wordt van 15.43 uur tot 16.13 uur geschorst.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering, die een appreciatie gaat geven van de 44 ingediende moties. Als eerste is wederom het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel, voorzitter, en dank ook aan alle Kamerleden voor hun zeer gewaardeerde inbreng. Namens ons drieën kan ik zeggen dat dit ook een hele mooie gelegenheid is om te horen welke belangrijke zaken leven in deze Kamer, want dat geeft ons weer sturing in al het mooie beleid dat we maken, en ook wat bijsturing, waar deze moties over gaan.

Ik zal ingaan op de moties die aan mij gericht zijn. Dat is dan allereerst de motie op stuk nr. 57 van de heer Van der Hoeff over leesvaardigheid van eerstejaarsstudenten. Kort samengevat: de motie is zeer sympathiek maar het punt is dat ik er geen geld voor heb. Ik moet die daarom ontraden. Deze maatregelen vereisen een forse financiële impuls. Ik zou zeggen: dat is iets voor de formerende partijen. Ik ben het er wel mee eens dat het een urgente zaak is. Ongeveer 65.000 jongeren beschikken niet over het vereiste taalniveau. Voor veel jongeren is het mbo de laatste mogelijkheid om die basisvaardigheden alsnog op orde te krijgen. Dus ik deel met de fractie van de PVV het belang van een goede leesvaardigheid van alle mbo-studenten. Ik weet dat deze fractie hiervoor al jaren stevig aandacht vraagt. Dus dit is echt iets voor de toekomst. Het is nu overigens al mogelijk voor instellingen om bijspijker- en herstelprogramma's aan te bieden in het kader van het huidige plan voor basisvaardigheden.

Dan nog een korte toelichting op het amendement op stuk nr. 45 van mevrouw Martens-America over de fixus. Het is goed dat ook in uw Kamer het principiële karakter van mijn bezwaren tegen dit amendement gezien wordt. Los van hoe ik inhoudelijk tegen het amendement aankijk, waar we het ook al uitgebreid over hebben gehad, zou ik het, net als willekeurig welk ander onderwerp ook, vanuit staatsrechtelijke bezwaren stevig moeten ontraden. We zouden hier echt een brug overgaan, een precedent scheppen, wat ook de wetgevingskwaliteit absoluut niet ten goede komt. Kabinet en beide Kamers hebben een belangrijke taak om met elkaar de hoeder te zijn van onze staatsrechtelijke uitgangspunten, die er ook niet voor niks zijn.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 63 van de heren Stultiens en Paternotte over de medezeggenschap van de studenten. Die geef ik graag oordeel Kamer. Ik wil me nu nog niet vastpinnen op een onder- en bovengrens, maar ik beschouw deze motie nu als een inspanningsverplichting. En dan ga ik mijn best doen, want ik vind net zoals u goede vergoedingen van heel groot belang. Dus ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 64 over de wettelijke minimumstagevergoeding. In het Stagepact mbo heb ik afspraken gemaakt met onder anderen werkgevers. Die zijn daarbij primair aan zet. Het wettelijk verplichten van stagevergoedingen kan ook een financiële impact hebben. Daar heb ik uitgebreid over gesproken. Maar ik ga dit dus allemaal graag betrekken bij het onderzoek. Dan gaan we ook kijken wat precies de meerwaarde is van een wettelijke regeling. Ik denk dat we het belang van adequate stagevergoedingen voor iedereen met elkaar delen.

Dan de motie op stuk nr. 68 van de heer Stultiens en mevrouw Beckerman. Die moet ik helaas ontraden. Ik waardeer de voortdurende bereidheid van uw Kamer om te zoeken naar verbeteringen van de financiële …

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Sorry minister, ik onderbreek u even. De motie op stuk nr. 68 is van mevrouw Westerveld.

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

O, sorry. Ik lees niet goed. Ik heb het over de motie op stuk nr. 65.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Oké, de motie op stuk nr. 65.

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

Excuus. Het was een beetje slordig geschreven. Ik deel dus die zorg over de financiële positie, maar moet de motie helaas ontraden, omdat deze niet voorzien is van een deugdelijke dekking. Het is tegen de begrotingsregels om uitgaven op de OCW-begroting te dekken met inkomsten uit belastingen. Er is ook geen dekking voorzien voor het jaar 2024. Het Belastingplan 2025 is immers pas vanaf 2025 van kracht. Dus er is helaas geen geld voor deze motie.

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA)

De heer Stultiens (GroenLinks-PvdA):

Deze zag ik natuurlijk al een beetje aankomen. "Begrotingsregels" klinkt als een soort natuurwet. Ik wil wel graag even benoemd hebben dat het natuurlijk begrotingskeuzes van de coalitie zijn. Deze motie vraagt slechts om 10 miljoen in het huidige jaar. Het begint als een lening en wordt later een gift. Dus de meeste uitgaven zitten in de toekomst. Het zou prima passen bij het Belastingplan. Maar ik snap dat het kabinet dat anders ziet.

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

Ja, absoluut. Ik onderschrijf dat bij de uitgaven voor een basisbeurs het venijn echt in de staart zit. Het is eerst natuurlijk een prestatiebeurs, dus het komt er pas later in terecht, maar dan ook wel in aanzienlijke mate. Het is hier ook gewoon deugdelijk begrotingsbeleid dat dit onmogelijk maakt. Het is ongetwijfeld zo dat alle regels van zowel de Kamer als de regering uiteindelijk zelf gesteld worden.

De motie van mevrouw Westerveld op stuk nr. 67 over een oriëntatiejaar mbo geef ik graag oordeel Kamer. De motie verzoekt om binnen de pilot een oriëntatieprogramma in het mbo mogelijk te maken, zodat studenten zich niet hoeven te beperken tot één opleidingsdomein. Zeer sympathiek!

Ook de motie op stuk nr. 69 van de heren Paternotte en Ceder over studentenwelzijn geef ik graag oordeel Kamer. Studentenwelzijn is een belangrijke prioriteit. Daar zetten we al op in. Ik maak hierbij wel de kanttekening dat een wettelijke plicht alleen niet alle problemen in de praktijk oplost. Maar ik ben zeker bereid om te kijken of en hoe een wettelijke zorgplicht een aanvullende werking kan hebben.

Ik kom bij mevrouw Hertzberger en de bijdrage van NSC. Zij heeft vragen gesteld over open access. Ik heb geprobeerd om daar wat over te zeggen over pagina 24 van de schriftelijke beantwoording. Het is inderdaad waar dat die kosten heel hoog zijn. Die bedragen €10.000 voor publicatie in Nature. Laatst vertelde iemand me: als je daar mooie plaatjes bij wilt hebben, is het €30.000. Maar wat ik ook heb geprobeerd op te schrijven, is dat het Nederlandse beleid erop gericht is om naar 100% open access te gaan. Het is er ook nadrukkelijk op gericht om de toegenomen kosten van article processing charges, de APC's, te verminderen. Wij hebben ons als Nederland natuurlijk ook sterk ingezet op dit onderwerp in Europees verband. Dat heeft ertoe geleid dat dit jaar onder Zweeds voorzitterschap bij de Europese Raad van Ministers Raadsconclusies zijn aangenomen over het belang en het realiseren van open access. Ik denk dus dat Nederland daar echt heel proactief in is. Overigens heeft ook uw Kamer dat regelmatig onderschreven.

Dan kom ik bij de motie van NSC op stuk nr. 74. Ik onderschrijf de wens van NSC om het Nederlandstalige aanbod te beschermen en te behouden. Ik verwacht ook een plan van de instellingen daartoe. Vooruitlopend op de Wet internationalisering in balans zijn deze instellingen voor hoger onderwijs op mijn verzoek ook gestart met een plan. Ik heb de Kamer een afschrift van dit verzoek gestuurd. Ik kan de motie dan ook oordeel Kamer geven. Ik zie haar als een mooie inzet voor de gesprekken die ik voer en blijf voeren. Ik kan toezeggen dat de instellingen mij via de koepelorganisaties UNL en VH uiterlijk over acht weken informeren over een plan van aanpak. Ik doe dat via de koepels, om ook de onderlinge samenhang van de plannen te waarborgen. Daarna ga ik uw Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten van dit alles. Dan kunt u op basis van de plannen van de instellingen afwegen of deze voldoende ambitie uitstralen tegen de achtergrond van de motie.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 77 van de heer Krul. Die moet ik ontraden, maar ik zeg er wel bij dat ik haar oordeel Kamer zou kunnen geven als het alleen het funderend onderwijs, p.o. en vo, betreft. Het is namelijk niet uitvoerbaar om in het mbo, het hbo en het wo een uniforme norm voor maximale reisafstand in te voeren. Een groot deel van de functies van de instellingen heeft een bovenregionale functie. Denk aan diergeneeskunde, dat op één plek zit in Utrecht en het hele land bedient, of aan een mbo-instelling als de Leidse Instrumentmakers School, een topopleiding. Verder blijkt uit het ibo toekomstig mbo dat een langere reisafstand slechts voor een beperkt deel van de mbo-studenten een probleem is, vaak op entreeniveau of op niveau 2. Ik voeg hieraan toe dat we al extra middelen hebben ingezet voor krimp, zowel in het mbo als in het hbo. Het is een ander verhaal in het funderend onderwijs. Ik begrijp van mijn collega dat de motie wat dat betreft wel oordeel Kamer had kunnen krijgen, maar omdat het een soort koppelverkoop is, moet ik de motie ontraden vanwege de onuitvoerbaarheid in het vervolgonderwijs.

Dan kom ik bij de bijdrage van … Ik weet niet of ik het op de goede volgorde doe. Ik heb hier nog een vraag van de heer Ceder. Dat is niet helemaal de goede volgorde, maar hij had mij nog gevraagd hoe het zit met het onderzoek naar lastenverlaging voor mbo-docenten. Ik verwacht die resultaten in het eerste kwartaal van 2025 naar de Kamer te sturen. In dezelfde tijd wordt trouwens ook het onderzoek van de Algemene Rekenkamer naar de administratieve druk in het basisonderwijs verwacht.

Dan kom ik bij mevrouw Van Zanten, over deelcertificaten van de pabo. BBB heeft het over deelcertificaten op vakniveau. De vraag is om onderwijsassistenten zelfstandig les te laten geven. Als dat zo is, moeten we deze motie ontraden. Het werken met deelcertificaten zoals in het LevelUp-programma van Thomas More vinden wij interessant. Zo leveren onderwijsassistenten in het mbo een hele belangrijke bijdrage aan het terugdringen van het lerarentekort. Daar zit een hele belangrijke bijdrage in het onderwijsveld. Zo verkrijgen deze assistenten meer kennis en vaardigheden, zodat ze zelfstandig kunnen werken en uiteindelijk kunnen doorgroeien naar leraarondersteuner of leraar. Totdat zij bevoegd zijn als leraar, is altijd een bevoegde leraar eindverantwoordelijk voor het onderwijs. Aan die bevoegdheid wil ik geen concessies doen. In het algemeen hebben we, als het over het lerarentekort gaat, een discussie over kwaliteit en kwantiteit. Onze lijn, ook namens mijn collega's, is altijd geweest dat we die lat hoog blijven leggen. We willen daar eigenlijk geen concessies aan doen. Een deelcertificaat van één vak biedt in onze ogen onvoldoende basis voor het borgen van de kwaliteit.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dit gaat over de motie op stuk nr. 81.

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

Ja, dat is de motie op stuk nr. 81. Die moet ik dus ontraden, met deze argumentatie.

Dan de motie op stuk nr. 87. Die kan ik oordeel Kamer geven. Die gaat over de middelen die met de motie-Omtzigt zijn vrijgemaakt met als bestemming studiefinanciering voor de leenstelselgeneratie. Ik kan bevestigen dat die middelen voor dat doel, de student, bestemd zijn. Dat is ook niet veranderd vanuit onze optiek. Er bestaat alleen niet zoiets als een Chinese muur om een pot geld, zeker niet voor een demissionair kabinet. Ik zou die natuurlijk graag om de hele OCW-begroting willen zetten, maar uiteraard heeft en houdt uw Kamer uiteindelijk het budgetrecht. Maar ik geef de motie daarmee wel oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 89, van mevrouw Beckerman. Die gaat over het maximaliseren van de stijging van het collegegeld. Die moet ik ontraden. Indexatie is wettelijk vastgelegd. Die is via de wet gekoppeld aan de inflatie, natuurlijk ook om de kostenstijging die inflatie bij de instellingen oproept te compenseren. De studiefinancieringsbijdragen zijn ook gekoppeld aan de inflatie. Die gaan dus automatisch mee. Ik heb al meerdere keren in deze Kamer betoogd dat dat ervoor zorgt dat het hele stelsel in zowel goed als slecht economisch weer functioneert.

De motie op stuk nr. 91, van de heer Ergin van DENK, kan ik oordeel Kamer geven als we die zo mogen interpreteren dat die ons oproept om een vertaling te maken van het stagepact zoals we dat op het mbo hebben afgesloten naar de problematiek van het h.o. Ten aanzien van stagediscriminatie zetten wij dan ook de werkwijze van het stagemanifest dat wij met het h.o.-veld hebben afgesloten door. Ten aanzien van vergoeding en begeleiding doen we specifiek onderzoek. Dat wordt binnenkort afgerond. Ik ga u daarover nog in het eerste kwartaal van dit jaar informeren.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 93, van mevrouw Teunissen, over een verantwoorde onderzoeksfinanciering. Die geef ik graag oordeel Kamer. Ik onderschrijf de doelstellingen. Dat gaat over een evenwichtige verdeling van de geldstromen. Als ik de motie zo mag interpreteren dat de richtlijn alleen beoogt om de transparantie van financieringsbronnen van onderzoek te verhogen, dan geef ik de motie graag oordeel Kamer. Er gelden natuurlijk al sectorbrede kaders, zoals de Nederlandse gedragscode wetenschappelijke integriteit en de spelregels voor privaat-publieke samenwerking bij programmering en uitvoering van fundamenteel en toegepast onderzoek. Het gaat ook om bewustwording. Dat onderschrijft deze motie.

De motie op stuk nr. 94, ook van mevrouw Teunissen, over een centraal fonds voor wetenschappelijk onderzoek voor derde geldstromen moet ik ontraden. Ik ben het zeer met haar eens dat wetenschappelijk onderzoek onafhankelijk moet gebeuren en dat de financieringsstromen honderd procent transparant moeten zijn. De samenwerking tussen onderzoekers, het bedrijfsleven, de overheid en andere organisaties is belangrijk. Volgens mij raken we die aansluiting echter juist kwijt met één fonds dat we dan plaatsen tussen de onderzoekers, het bedrijfsleven, de overheid en alle andere organisaties. Daarom ontraad ik hier verder onderzoek naar te doen, maar ik onderschrijf de onafhankelijkheid en transparantie, die zo cruciaal zijn voor het vertrouwen van de samenleving.

Dan de motie op stuk nr. 96, over het BPRC en het oormerken van subsidie voor proefdiervrij onderzoek. Die moet ik ontraden. Ik ben van mening dat de verschillende elementen en beleidsinstrumenten die we op dit moment in werking hebben, juist toewerken naar de juiste balans tussen dierproevenonderzoek en dierproefvrij onderzoek. Dat valt ook helemaal binnen de afspraken over de afbouw van het aantal dierproeven dat ik met BPRC heb gemaakt. Dat BPRC doet trouwens ook proefdiervrij onderzoek. Daarbij zijn twee moties van belang. De ene is de motie-Tielen, die stelt dat de bestrijding van levensbedreigende ziektes en infectieziektes die de volksgezondheid in gevaar brengen, niet in gevaar mag komen. De andere is de motie-Wassenberg. Die komt ook van de Partij voor de Dieren. Dit verzoek loopt vooruit op dat onafhankelijke onderzoek naar de mogelijkheid om het aantal proefdieren op niet-humane primaten verder te verlagen. Ik heb daar onlangs een commissie voor ingesteld. Daarover heb ik u geïnformeerd. Dat onafhankelijke onderzoek wordt op dit moment uitgevoerd. Eind 2024 krijgt uw Kamer de resultaten.

Dan, ten slotte, nog twee moties. De motie op stuk nr. 98 van de heer Stoffer gaat over de zorgopleidingen. Het is belangrijk om te benadrukken dat we de capaciteit van opleidingsplaatsen hebben verhoogd. Dat vindt plaats per studiejaar 2025-2026. Dat kan niet eerder, omdat opleidingen ook tijd nodig hebben om de capaciteit te creëren en uit te breiden. Voor zover ik weet is er geen sprake van onderuitputting. Het capaciteitsorgaan is juist bedoeld om precies aan te geven waar uitbreiding urgent nodig is. Daar hebben we goed naar geluisterd en op geacteerd.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

En het oordeel?

Minister Dijkgraaf

Minister Dijkgraaf:

Het oordeel van deze motie is daarmee dus "ontraden". Excuses, voorzitter.

Ook de motie op stuk nr. 100 van de heer Stoffer moet ik ontraden. In de bestaande subsidieregeling is geregeld dat organisaties die zich ontfermen over emancipatiedoelen, al 10% van de middelen uit andere bronnen dan OCW moeten putten. Ik merk graag op dat de overheid een belangrijke taak heeft om initiatieven vanuit de samenleving te stimuleren, maar ook de initiatieven die door de samenleving niet vanzelf worden opgepakt. Ik denk dat daar onder andere onze toegevoegde waarde zit. Eerlijk gezegd is dat misschien wel een overkoepelende boodschap voor de gehele OCW-begroting. Daarmee wil ik graag afsluiten.

Nogmaals, alle leden van deze Kamer en de commissie wil ik danken voor een zeer waardevolle inbreng. Het was zoals ik niet anders ben gewend, moet ik zeggen, rondom OCW-onderwerpen. Het was een heel inhoudelijke discussie met zeer gewaardeerde inbreng van alle Kamerleden, die ons weer stimuleert om aan de zachte krachten te blijven werken.

Dank u wel.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw tweede termijn. We gaan meteen door naar de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ja, de katheder moet een stuk omlaag. Dank u wel.

Voorzitter. Ik sluit mij graag aan bij de woorden van mijn collega Dijkgraaf, de woorden van dank aan de Kamer voor een mooi, open debat en voor de waardevolle, constructief-kritische bijdragen die we hebben gekregen. Ik zou graag willen beginnen met het beantwoorden van een paar vragen die ik in eerste termijn niet kon beantwoorden en waar ik graag op wil terugkomen. Dat zijn vragen van de heer De Kort en van de heer Krul.

Ik begin met de vragen van de heer De Kort. Hij vroeg onder andere wanneer de Kamer de resultaten van de pilot met de meerurenbonus tegemoet mag zien. Daar ga ik vlak na de zomer op terugkomen. Dan kunnen we een update geven van wat de kopgroep van schoolbesturen dit jaar heeft opgehaald. Daarbij zullen we ook toelichten waar we mogelijk potentieel zien voor het bredere werkveld, dus welke ideeën kansrijk zijn en waarmee we verder aan de slag kunnen gaan.

De tweede vraag ging over de verkenning rondom de leerplicht ...

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Er is toch nog een vraag hierover van de heer Paternotte.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ja, omdat die meerurenbonus nog een extra duw krijgt door een motie van mij en mevrouw Hermans van de VVD op Prinsjesdag. Na de zomer: kan dat voor de derde dinsdag van september?

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Daar ga ik mijn best voor doen.

Het tweede punt ging over de verkenning leerplicht. In het eerste kwartaal van dit jaar komen wij hierop terug bij de Kamer. Dat zal uiterlijk in maart zijn.

Dan de vraag van de heer Krul over de ouderorganisaties, waarmee wij contact hebben gehad bij de totstandkoming van het Masterplan basisvaardigheden. Hij vroeg hoe we dat verder georganiseerd hebben. In de aanloop naar de start van het Masterplan basisvaardigheden in mei 2022 hebben wij verschillende bijeenkomsten gehad met vertegenwoordigers vanuit het onderwijsveld en ouderorganisaties. Vanuit de ouders hebben wij gesproken met Ouders & Onderwijs, met BOINK vanuit de kinderopvang en met de Brancheorganisatie Kinderopvang. Sindsdien wordt over dit Masterplan basisvaardigheden regulier en intensief gesproken met vertegenwoordigers van leraren, leerlingen, schoolleiders, schoolbesturen en ouders. Vanuit ouders zijn daarbij de eerdergenoemde organisaties betrokken en ook de Stichting voor Werkende Ouders. Ik kan alleen maar onderschrijven wat de heer Krul aangaf, namelijk dat dat superwaardevol is, omdat ouderbetrokkenheid bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld vaardigheden als lezen en rekenen, ontzettend belangrijk is. Dat is dan ook integraal onderdeel van bijvoorbeeld de aanpak van de Bibliotheek op school, waar ouders ook nadrukkelijk bij betrokken zijn.

Ik zou ook willen benadrukken dat ouderbetrokkenheid wat mij betreft niet per definitie gaat over het samenwerken met die collectieve organisaties op landelijk niveau, maar dat die juist ook gaat over de directe relatie tussen school, leerling, bibliotheek en ouders. Dat vindt dus op verschillende niveaus plaats, want op die laatste plekken moet het uiteindelijk gebeuren.

Dan kom ik straks op de moties van de heer Krul terug, maar dit was in ieder geval het antwoord als het gaat om ouderbetrokkenheid.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Krul heeft daar nog een vraag over.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Ik vind dit een prachtig antwoord en ik ben het daar roerend mee eens. Ik zou zeggen: pen erdoorheen en noem het een PTA, een Parent Teacher Association.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Nou ja, ik zie daar, heel eerlijk gezegd, geen aanleiding toe.

De heer Krul (CDA)

De heer Krul (CDA):

Dat is dan toch opvallend, want de minister zegt ook dat zij tegen die versnippering is. In het Masterplan basisvaardigheden staat ook dat er ontzettend veel versnipperd gebeurt. Er wordt nu een opsomming gegeven van alle niveaus waar dit speelt: thuis, de bibliotheek en school. Het mooie van een gremium waar dat allemaal samenkomt, is dat je op die manier gestructureerd kan werken aan dat uiteindelijke gezamenlijke doel: de ontwikkeling van het kind. Maar dat staat niet in het Masterplan basisvaardigheden. Ik probeer het nog een keer, via u voorzitter, want dit is eigenlijk precies wat wij betogen in ons amendement, maar ook in de voorstellen die wij daarna hebben gedaan.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Met het risico dat ik in herhaling val en dat ga ik niet doen. Ik heb het in het debat in mijn eigen bijdrage in reactie op het amendement twee keer, maar ook zojuist, met name ook in relatie tot het Masterplan basisvaardigheden, uitgelegd. Het mooie van samenwerken met een aantal ouderorganisaties op landelijk niveau — of het nu gaat om ouderorganisaties rond het onderwijs of ouderorganisaties rond de kinderopvang — is dat we daar juist gestructureerd mee samenwerken, samen ook met de vertegenwoordigers van allerlei andere groepen. Daarnaast gaf ik net ook aan dat er samenwerking plaatsvindt op andere niveaus, juist op scholen, waar het ook moet gebeuren. Ik zie die toegevoegde waarde niet en ik zou het daarbij willen laten. Punt.

Dan zou ik graag overgaan …

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Graag.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

... naar de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 58 van de heer De Kort over de verplichte vve. Daarbij heb ik even een vraag en die ga ik toetsen. Ik interpreteer uw motie zo dat het kabinet de voor- en nadelen en risico's schetst of en hoe een eventuele uitbreiding vorm kan krijgen en of en hoe een verplichtend karakter daarin past. Het is dus een brede verkenning, waarin we moeten toetsen of dat wat de heer De Kort vraagt, daadwerkelijk kan. Ik zie de heer De Kort instemmend knikken. Dat betekent dat ik de motie oordeel Kamer kan geven.

Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 60 van mevrouw Pijpelink, die de regering verzoekt te komen tot een plan van vijftien jaar om het lerarentekort aan te pakken. We hebben samen met de sector al een stevig en meerjarig plan ontwikkeld: het onderwijsakkoord uit 2022 en de daaraan gekoppelde werkagenda. De problematiek is weerbarstig. Ik onderschrijf de vraag die mevrouw Pijpelink neerlegt, namelijk dat de inzet op lange termijn moet zijn, maar dat doen we ook. De motie is wat mij betreft dus overbodig. Daarom ga ik 'm ontraden.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 61 van mevrouw Pijpelink. Die motie gaat over juridisch onderzoek rond het afschaffen van de vrijwillige ouderbijdrage. Ik geef deze motie oordeel Kamer, want voor mij staat voorop dat het funderend onderwijs voor iedere leerling kosteloos toegankelijk is. Bij het kiezen van een school mag een financiële bijdrage dan ook geen obstakel vormen voor ouders en leerlingen.

De motie op stuk nr. 62 van mevrouw Pijpelink gaat over brede brugklassen. Het is aan een volgend kabinet om te bepalen of deze middelen hiervoor worden ingezet. Alleen in 2024 is het geld voor de brede brugklassen ingezet voor schoolmaaltijden. In principe is vanaf 2025 structureel 55 miljoen euro beschikbaar voor brede brugklassen. Ik voeg er ook maar aan toe dat besluitvorming over het voortzetten van het Programma Schoolmaaltijden in 2025 uiteindelijk aan een volgend kabinet is.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

En wat is daarmee het oordeel?

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Sorry. Ik had 'm ontraden. Ik dacht dat ik dat gezegd had.

Dan de motie op stuk nr. 70 van de heren Paternotte en Stoffer. Die motie verzoekt de regering om vooruitlopend op de curriculumherziening de focus van het leesonderwijs te verleggen door scholen nadrukkelijk in staat te stellen bewezen effectief leesonderwijs te geven met kennisrijke teksten in combinatie met andere vakgebieden en door het leesplezier te bevorderen. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. Dit is een essentieel onderdeel van het Masterplan basisvaardigheden. Ik zie uw motie dan ook als een aanmoediging om onze inspanningen op het gebied van effectief leesonderwijs voort te zetten en waar mogelijk te versterken, ook al vooruitlopend op die curriculumherziening.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 71 van de heer Paternotte, over stagevergoedingen. Die motie moet ik ontraden, tenzij ik 'm als volgt mag lezen. Ga het gesprek met de sociale partners aan. Ga dat gesprek faciliteren. Voorzie hen van informatie om dit te regelen. Als ik 'm zo mag interpreteren, kan ik 'm oordeel Kamer geven. Maar ik moet heel zuiver zijn over de rol die ik kan spelen.

De heer Paternotte (D66)

De heer Paternotte (D66):

Ja, op zich is dat de rol. Alleen wil ik graag de urgentie erbij. 85% van de docent-stagiairs staat gewoon de hele week voor de klas en krijgt daar nul euro voor. We zien dat de instroom bij de pabo's overal in de Randstad daalt. De instroom bij de lerarenopleidingen daalt. We hebben het vandaag over leesvaardigheid gehad. Meer dan een op de drie tweedegraadsdocenten talen valt uit tijdens de opleiding. Dat lijkt voor een groot deel te maken te hebben met het feit dat ze een groot deel van die opleiding onbetaald voor de klas staan. De minister zegt: mijn rol is faciliterend. Zorg dat dat gesprek op gang komt. Zit ze achter de broek, want hier moet echt iets gaan gebeuren. Dat zou ik graag van de minister horen.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

De heer Paternotte hoeft absoluut niet te twijfelen aan de urgentie die ik voel. Die is groot. Ik ga dat gesprek dus aan. Volgens mij was mijn oproep vanochtend ook heel duidelijk: regel het, social partners, en zorg dat die studenten van de pabo's, die we kei- en keihard nodig hebben om uiteindelijk aan de slag te gaan in het onderwijs, de stagevergoeding krijgen waarop ze recht hebben. Volgens mij was mijn oproep duidelijk. Ik zie dit als een extra aansporing om daar verder mee aan de slag te gaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Krijgt de motie daarmee oordeel Kamer?

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Oordeel Kamer, ja. Ik zag namelijk instemmend geknik van de heer Paternotte.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 73 van de heer Soepboer over het normpercentage in de lumpsum voor het primaire proces. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. De vraag of er normen voor de lumpsum zouden moeten worden gesteld, is onderdeel van de herijking van de sturing in het funderend onderwijs. Het is een belangrijke reden waarom we überhaupt zijn gestart met die herijking van de sturing. In het voorjaar ontvangt uw Kamer een brief met meer details hierover. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

Dan ben ik aanbeland bij de motie op stuk nr. 75 van de heer Krul over wetenschappelijke richtlijnen voor het inzetten van papieren schoolboeken. Er zijn situaties waarin papieren lesboeken meerwaarde hebben. Dat geldt bij langere teksten en zeker ook voor wat zwakkere lezers. Maar er zijn ook situaties waarin een digitale methode of tekst meerwaarde heeft om kennis over te brengen of vaardigheden te oefenen. Het is wat mij betreft een goed idee om alle beschikbare wetenschappelijke kennis op dit vlak te verzamelen en scholen bij die keuze meer handvatten te bieden, dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 76 van de heer Krul gaat over een ambitieus plan voor Frans en Duits met grensregio's en organisaties rondom buurtalen. Daar hebben we natuurlijk al het nodige over gewisseld. Het zal de heer Krul niet verbazen dat ik deze motie ontraad. Die ontraad ik omdat ik focus wil houden in de opdracht die wij aan onze scholen geven, met een focus op basisvaardigheden, taal, Nederlandse taal en rekenen. Overigens wil ik het beeld wegnemen dat we op dit vlak niets doen. In de eerste plaats voert Nuffic diverse activiteiten uit voor samenwerking en uitwisseling met Duitsland en Frankrijk. Ten tweede draagt de vakvernieuwing en aanpassing van de eindtermen voor de moderne vreemde talen ook bij aan het aantrekkelijker maken van het vak. En ten derde is met de sectorplannen door mijn collega de minister van OCW afgelopen jaar geïnvesteerd in de talenopleiding.

Ik kom op de motie op stuk nr. 78 van de heer Krul over het continurooster. In reactie op een soortgelijke motie van het lid Peters heb ik in december 2023 aan uw Kamer bericht dat we gesproken hebben met mensen uit het onderwijsveld over de manier waarop zij het continurooster vormgeven. Kortom, de motie van de heer Krul is eigenlijk al uitgevoerd. Ik heb zojuist ook nog even gecheckt wat de tijdslijn was. De motie is in juli ingediend en in november en december hebben wij informatie aan scholen gegeven, handvatten gegeven, om dat continurooster beter vorm te geven. Kortom, het is nu 18 januari en ik zou eigenlijk willen voorstellen om de scholen net wat meer tijd te geven om met die informatie aan de slag te gaan. Dus ik ontraad deze motie.

Dan ben ik aanbeland bij de motie op stuk nr. 79 van mevrouw Van Zanten. Die motie gaat over de krimpcheck en die geef ik oordeel Kamer.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, u gaat uw vraag herhalen, denk ik, maar gaat uw gang.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Ja, voorzitter. Net werd een motie van mijn collega mevrouw Pijpelink ontraden, omdat die overbodig zou zijn. Hier ligt een motie voor met een strekking die precies overeenkomt met de inhoud van een motie die ik in 2018 heb ingediend. Die motie is ook uitgevoerd, want ik heb al een aantal keren brieven gezien van het kabinet waarin die krimpcheck werd toegepast. Ik vraag me dan af waarom deze motie niet overbodig is en wel oordeel Kamer krijgt.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Het is terecht dat de Kamer, in dit geval mevrouw Westerveld, daar scherp op is. Ik zie daar een verschil tussen. Het ene is een plan dat er ligt en afgerond is. Overigens wil ik daar nog iets aan toevoegen wat ik zojuist niet zei. Als het erom gaat nu verplichtingen aan te gaan, in reactie op het voorstel van mevrouw Pijpelink, met een horizon van vijftien jaar en afspraken te maken als demissionair minister, dan vind ik dat ook een beetje knollen voor citroenen verkopen. Dat is iets wat ik niet alleen liever niet doe; het is iets wat ik gewoon niet doe. De krimpcheck is iets wat steeds weer terugkeert en ik zie het als een aanmoediging om door te gaan met wat wij hierop in gang hebben gezet. Ik geef die motie dus oordeel Kamer.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Afrondend mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Onze tekst vraagt letterlijk: "verzoekt de regering om bij nieuwe wet- en regelgeving te toetsen of die nadelige gevolgen heeft voor scholen in krimpgebieden en verzoekt de regering ook om de Kamer op de hoogte te stellen wanneer uit deze krimpcheck blijkt dat scholen in krimpgebieden worden benadeeld." Dat is exact dezelfde strekking van de motie die nu wordt ingediend. Ik weet nog dat wij die term "krimpcheck" toen hebben bedacht. Ik vraag me echt af wat deze motie dan voor nieuwe dingen gaat brengen die het kabinet niet al moet doen omdat de Kamer daar in meerderheid om heeft gevraagd.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ik realiseer me dat het onbevredigend is voor mevrouw Westerveld, maar ik ga mijn toelichting niet herhalen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De minister vervolgt haar betoog.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ik ga door naar de motie op stuk nr. 83 van de heer Ceder over leerlingen in het regulier vo en het afleggen van staatsexamens. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven als ik 'm zo mag interpreteren dat we naar aanleiding hiervan, indien uitvoerbaar, de wet- en regelgeving aanpassen. Dan kan ik 'm oordeel Kamer geven. Ik zie de heer Ceder knikken. Oké.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 84 van de heer Ceder. Dat is een verzoek om in overleg met scholen, joodse organisaties en andere experts een handreiking te ontwikkelen voor scholen, omdat ze in sommige gevallen handelingsverlegen zijn. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven. We herkennen de signalen over handelingsverlegenheid bij scholen in dit kader. Het is heel belangrijk om daarmee aan de slag te gaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dat roept toch nog een vraag op bij de heer Ceder. Hij heeft "oordeel Kamer".

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, dat klopt, maar in de antwoorden die vandaag naar ons toe zijn gekomen, kreeg ik als antwoord op deze vraag een lijst aan zaken waar we al mee bezig zijn. Ik wil even duidelijk toelichten dat wij echt vragen om een handreiking te ontwikkelen. Er zijn goede organisaties bezig. Je hebt de Respect Foundation. Die heb ik ook genoemd. Die zijn nu al bezig om bepaalde dingen te doen. Maar het gaat echt om een handreiking die ontwikkeld wordt. Dus ik hoop dat we hetzelfde bedoelen, want uit de antwoorden die gegeven werden, leek het alsof er nog wat ruis op de lijn was. Ik wil even bevestigen dat we hetzelfde bedoelen.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

We bedoelen hetzelfde, dus ik kan volmondig ja daarop zeggen.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 85, ook van de heer Ceder. Die gaat over de techniekhavo. Die kan ik oordeel Kamer geven onder de voorwaarde dat de motie zo geïnterpreteerd kan worden dat het gaat om de juridische verankering van de praktijkgerichte programma's Technologie en Maatschappij voor het havo, en dat we dit kunnen interpreteren als de uitwerking van het traject rond de praktijkgerichte havo, dat reeds is gestart, inclusief de bijbehorende aanvullende bekostiging voor havoleerlingen.

De heer Ceder (ChristenUnie)

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat is akkoord, maar ik zou wel graag willen dat de minister in gesprek gaat met scholen die hier al mee bezig zijn — ik heb eerder het Gildecollege in Gorinchem genoemd — om te horen wat de knelpunten zijn, zodat de minister die ook kan betrekken bij het traject.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ja. Dat lijkt me een heel goed plan. Het voorbeeld in Gorinchem is me inderdaad bekend. Er zijn ook andere goede voorbeelden. Het lijkt me heel waardevol om die mee te nemen. Ik verwacht daarover voor de zomer een brief naar de Kamer te kunnen sturen.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Daarmee heeft de motie op stuk nr. 85 oordeel Kamer gekregen.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ja. De motie op stuk nr. 86 van de heer Ceder gaat over het onderzoeken van de toegevoegde waarde van elementen uit het Zweeds model voor de maatschappelijke diensttijd. Het lijkt me heel zinvol om te onderzoeken hoe we die elementen kunnen inzetten. Dit doe ik graag in overleg met andere ministeries, zoals het ministerie van Binnenlandse Zaken en Defensie. Hiermee kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 88 van mevrouw Beckerman. Die gaat over één uitslagdag voor staatsexamenkandidaten en andere kandidaten. Ik heb op 18 december 2023 gereageerd op Kamervragen van de heer Kwint. Dat is een maand geleden. Daarin is aangegeven dat we werken aan een tussenoplossing in 2025, waarbij die niet voor alle staatsexamenkandidaten een oplossing zal bieden. In deze tussenoplossing krijgen leerlingen eerder inzicht in hun resultaten. Eén uitslagmoment voor staatsexamenkandidaten is helaas nog niet mogelijk — ik zeg "nog niet mogelijk" — zolang het college-examen na het centraal examen plaatsvindt voor de staatsexamenkandidaten. In de verbeteragenda die loopt, onderzoeken we of het uitvoerbaar en wenselijk is om de volgorde tussen het college en het centraal examen om te draaien, dus om dat eventueel wel mogelijk te maken. In februari 2024, volgende maand dus, verwacht ik een tussenrapportage op te kunnen leveren en aan het einde van dit jaar een eindrapportage. Als u de motie nu indient, moet ik 'm ontraden, maar mijn verzoek is eigenlijk of u 'm wilt aanhouden tot de eindrapportage, dus nog tot het einde van dit jaar.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Beckerman nee schudden. Ze wil 'm niet aanhouden, maar ze wil er toch nog iets over zeggen.

Mevrouw Beckerman (SP)

Mevrouw Beckerman (SP):

Dit is al langer een wens van de Kamer, maar ook van de leerlingen, omdat dit een symbolisch moment is: de vlag die uit gaat. Je hebt het gevoel dat je daar geen onderdeel van bent als je niet op dat centrale moment de uitslag krijgt. Wij begrijpen niet goed wat nou de problemen zijn bij het regelen hiervan. We brengen de motie dus alsnog in stemming.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan wordt de motie ontraden, maar de minister kan nog reageren, als ze dat wil.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Nou, ik wil alleen maar zeggen dat ik ook veel met leerlingen heb gesproken hierover. Ik weet hoe gevoelig het ligt. Mij doet het ook pijn, want ik zou het liefst willen dat voor al die jongelui op dezelfde dag die vlag wordt uitgehangen. Ik snap dat volledig. Tegelijkertijd moet het ook uitvoerbaar zijn. Een van de dingen die bij het staatsexamen spelen, is dat er heel veel maatwerk en dus ook menskracht van examinatoren die dat moeten kunnen doen, voor nodig is. Het is in die zin ook echt een capaciteitsprobleem. Ik weet dat dat maatwerk heel ver gaat. Ik weet uit verhalen van jongeren dat men zelfs specifiek naar een zorgboerderij toegaat, omdat sommige jongeren daar rustig van worden en dan op een goede manier examen kunnen doen. Ik noem dit bewust, omdat dit alleen al aangeeft hoeveel voeten het in de aarde heeft. Maar weet dat ik mij er hard voor maak.

Voorzitter. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 90, van de heer Ergin, over onderwijshuisvesting. Een verkenning naar de effecten van het oormerken van budgetten is mogelijk, al dient wel opgemerkt te worden dat het onwenselijk is om een fundamentele stelselwijziging door te voeren voordat er gestart is met de aanpak van de verouderde schoolgebouwen. Besluiten over een stelselwijziging zijn wat mij betreft aan een nieuw kabinet, maar het verzoek om onderzoek dat de heer Ergin doet, kan ik oordeel Kamer geven.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 92, ook van de heer Ergin, over het verkennen van de mogelijkheden van een second opinion bij het schooladvies. Die kan ik oordeel Kamer geven, mits ik de motie zo mag opvatten dat ik de wet op dit punt evalueer. We zijn namelijk eigenlijk nog maar net begonnen, nee, we gaan beginnen met de wet waarin we die doorstroomtoets als second opinion inzetten. Ik zou de Kamer daar dan in het najaar over informeren. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De heer Ergin knikt. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 92 oordeel Kamer.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ja, 92.

De motie op stuk nr. 95 gaat over het stoppen van sponsoring door fossiele bedrijven in het p.o. en het vo. Dat is een motie van mevrouw Teunissen. We gaan het huidige sponsorconvenant evalueren. Ik streef ernaar om uw Kamer in het najaar over de uitkomsten te informeren. Ik zou eigenlijk willen vragen om de motie aan te houden tot het najaar van 2024.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Maar mevrouw Teunissen is niet in de zaal, dus dan moet u ook even aangeven wat uw oordeel is als de motie niet wordt aangehouden.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Dan moet ik 'm ontraden.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan is de motie ontraden, tenzij hij wordt aangehouden.

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Voorzitter. Dan ben ik aanbeland bij de motie op stuk nr. 97 van mevrouw Teunissen met het verzoek om in overleg te treden met scholen, gemeenten en IVN om met een voorstel te komen over hoe het Rijk kan bijdragen aan vergroening van schoolpleinen. Die motie moet ik ontraden. Ik heb mevrouw Teunissen zojuist in het debat al een toezegging gedaan om een brief hierover te sturen. Het lijkt me goed dat de Kamer eerst die informatie tot zich neemt en dat we dan verder kijken. Ik ga deze motie ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 99 van de heer Stoffer over informeel onderwijs en toezicht op informeel onderwijs. Uw Kamer heeft reeds een brief ontvangen met de hoofdlijnen van ons gedachtegoed ten aanzien van informeel onderwijs. Ik ben van plan om dat voort te zetten en het wetsvoorstel zorgvuldig uit te werken. Ik verwacht dat dat in het derde kwartaal van 2025 naar de Kamer wordt gebracht en ik denk dat het heel goed is om dan daar het debat over aan te gaan.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

En het oordeel is?

Mevrouw Paul

Minister Paul:

Ontraden. Sorry. Ja, ontraden.

Dank u wel, voorzitter. En nogmaals veel dank ook aan de Kamer voor de waardevolle inbreng.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

U ook bedankt voor uw inbreng. Dan gaan we door met de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de appreciatie van de paar moties die nog geen oordeel hebben. Gaat uw gang.

Mevrouw Gräper-van Koolwijk

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:

Ik zou om te beginnen willen vragen of het spreekgestoelte iets naar beneden mag. Ik ben weliswaar wat groter dan mevrouw Paul, maar niet zo groot als de heer Dijkgraaf.

Voorzitter, dank. Als we het goed geteld hebben, hebben we nu nog vijf moties over en dan is de bingokaart vol. In de eerste plaats ook namens mij dank voor het debat dat we met elkaar gevoerd hebben vandaag en afgelopen dinsdag. Ik denk dat het een mooie manier is om ook nieuwe ideeën aan de OCW-begroting te kunnen toevoegen en op die manier het beleid in Nederland alleen maar verder te kunnen versterken.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 56 over de schutterijen. Volgens mij — dat heb ik vanochtend in mijn betoog ook proberen aan te geven — zijn dit soort typen, vormen van immaterieel erfgoed ongelofelijk belangrijk om dat gevoel van thuis goed te voeden. Het echter zo dat deze motie een dusdanig ruim dictum heeft dat ik haar moet ontraden. Wel zal ik in de eerste helft van dit jaar nog komen met een nota over de volkscultuur, waarin we ook zullen ingaan op de waarde van het immaterieel erfgoed en hoe we daar het beste mee om kunnen gaan. Ik kan me voorstellen dat we daarbij met elkaar over dit specifieke geval verder zullen praten, maar voor dit moment ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 59 over de transparantie van de landelijke publieke omroep. Laat ik beginnen met zeggen dat het volgens mij goed is dat we transparant zijn over hoe wij omgaan met de middelen die wij als overheid uitgeven. Ik ben het in die zin ook eens met de indieners van de motie dat de middelen van de publieke omroep inderdaad doelmatig moeten worden besteed en dat de normen en de kaders voor bijvoorbeeld beloningen op een goede manier moeten worden nageleefd. Tegelijkertijd is de onafhankelijkheid van de publieke omroep een van de kernwaarden van ons omroepbestel. Het voorstel zoals dat nu gedaan wordt om ook echt op programmaniveau te verantwoorden, staat onzes inziens haaks op die kernwaarde, want het lokt onherroepelijk discussie uit over de programma's als het ook op dat niveau gaat plaatsvinden. Dat moeten wij — althans, dat is ons oordeel — als politiek niet willen. Dat neemt niet weg dat de NPO samen met de omroepen transparant moet zijn op andere onderdelen en waarschijnlijk ook op een iets hoger abstractieniveau en transparant moet zijn over hoe de middelen zijn ingezet om hun taak uit te voeren, welke doelen daarmee nagestreefd zijn en welke prestaties daarmee bereikt zijn. De NPO en de omroepen doen dit op het niveau van de genres en in onze ogen is dat verstandig. In de laatste terugblik van de NPO over het jaar 2022 is goed zichtbaar welke verbeteringen hier al in aangebracht zijn. Misschien moeten daar nog verbeteringen in worden aangebracht, maar de vraag is dat op het niveau van programma's moet.

Mevrouw Martens-America (VVD)

Mevrouw Martens-America (VVD):

Dank aan de staatssecretaris. Fijn dat zij de mening van de indieners deelt dat transparantie op dit moment wenselijk is, maar is de staatssecretaris het niet met de VVD eens dat er op dit moment de wildste cowboyverhalen rondgaan over schijnconstructies en dat er, ondanks meerdere verzoeken vanuit de politiek, ook vanuit deze Kamer, geen transparantie wordt gegeven? Wat is de afweging geweest om in de afgelopen jaren niet zelf met een alternatief te komen?

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

De minister. Ik bedoel de staatssecretaris.

Mevrouw Gräper-van Koolwijk

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:

Ik was nog niet helemaal klaar met mijn betoog. Daar kom ik zo op. Mijn vervolg zou zijn dat ik op dit moment ook geen aanleiding zie tot dit voorstel. Het Commissariaat voor de Media heeft onlangs een rapport uitgebracht naar aanleiding van een onderzoek dat specifiek gaat over de wijze waarop de beloning binnen de publieke omroep georganiseerd is. Dat is het onderzoek van KPMG, dat op forensische wijze heeft gekeken of er sprake is van omzeilingen of overschrijdingen van de beloningskaders zoals we die met elkaar hebben afgesproken. Dat rapport is met u gedeeld. Daaruit blijkt dat er eigenlijk geen zaken gevonden zijn die zouden doen vermoeden dat er sprake is van cowboyverhalen. Uiteindelijk kunnen we als overheid nooit iets aantonen dat er niet is. Ik vermoed zomaar dat de heer Dijkgraaf daar een lang betoog over zou kunnen houden. De aanleiding daartoe is er op dit moment niet. Wel zijn we op dit moment met de NPO in gesprek om te kijken op welke wijze we aan de slag kunnen gaan met de aanbevelingen van het Commissariaat voor de Media over de manier waarop het BPPO nu werkt. Dat kan leiden tot een verdere aanscherping van de regeling en daar gaan we dan natuurlijk wel kritisch naar kijken, want wij delen het doel, namelijk dat de beloning passend moet zijn binnen het beloningskader en dat we daarop goed moeten kunnen toezien.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Afrondend, mevrouw Martens.

Mevrouw Martens-America (VVD)

Mevrouw Martens-America (VVD):

Inderdaad afrondend. Ik ben blij te horen dat de staatssecretaris dezelfde ambitie deelt. Echter, wanneer er wordt gezegd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er cowboyverhalen de ronde doen — met andere woorden: dat er meer geld wordt verdiend dan de WNT voorschrijft — dan moeten we niet tegen transparantie zijn. Is de staatssecretaris het niet eens met de VVD dat openheid, transparantie, direct al die cowboyverhalen uit de wereld helpt?

Mevrouw Gräper-van Koolwijk

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:

Zoals gebleken is uit het rapport van KPMG, wordt er, voor zover we het kunnen overzien, gewoon voldaan aan de beloningskaders die gesteld zijn. In het forensisch onderzoek is geen aanleiding gevonden om te vermoeden dat iets anders het geval zou zijn. De vraag is — mevrouw Westerveld gaf dat in een interruptie voor een deel al aan — of verantwoorden op programmaniveau dan wel het juiste middel is om hierop toe te zien, of dat andere instrumenten daarvoor beter geschikt zijn, in de wetenschap dat zodra op programmaniveau transparantie gegeven wordt, je weer andere problemen op tafel brengt. Het is, alleen al vanwege de uitvoerbaarheid de vraag of je dat moet willen. Is het bovendien ook wel wenselijk om daar vanuit de democratie op toe te zien? Voor ons is dat de reden om de motie te ontraden.

Voorzitter. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 68 van het Kamerlid Westerveld over het kijken naar de mogelijkheden om een gratis bibliotheekabonnement te verstrekken. Op dit moment geven heel veel gemeenten — gelukkig, zeg ik daarbij — vanuit hun armoedebeleid al invulling aan de wens om met name voor de laagste inkomensgroepen de toegang tot de bibliotheek te vergemakkelijken, soms door het gratis te maken, soms door een substantiële korting te geven. Als ik de motie zo mag uitleggen dat ik in overleg ga met gemeenten en het bibliothekennetwerk om te kijken op welke wijze de kennis verspreid kan worden over hoe je dat nou doet als gemeente en om met elkaar inzicht te krijgen in wat de huidige situatie is, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Wel moet ik erbij zeggen dat er op dit moment op nationaal niveau hiervoor geen middelen beschikbaar zijn en dat wij met betrekking tot de middelen die op dit moment beschikbaar zijn voor bibliotheken, de 58 miljoen die wij als kabinet extra hebben vrijgemaakt voor bibliotheken, er de voorkeur aan geven om eerst ervoor te zorgen dat er in alle gemeenten een bibliotheek is. Ik denk namelijk dat dat de hoogste prioriteit heeft.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA)

Mevrouw Westerveld (GroenLinks-PvdA):

Dat heeft inderdaad de hoogste prioriteit. Daar hebben we eerder samen met de PvdA aandacht voor gevraagd. Ons doel van de motie is om inderdaad goed onder de aandacht te brengen dat dit soort mooie initiatieven er zijn. We hopen dat het aantal mensen dat lid is van een bibliotheek, ook na 18 jaar, nog wat stijgt, want dat is nu toch aan de lage kant, zoals u ook in de motie kunt lezen. Deze uitleg van de staatssecretaris is dus prima.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Dan krijgt ook de motie op stuk nr. 68 oordeel Kamer.

Mevrouw Gräper-van Koolwijk

Staatssecretaris Gräper-van Koolwijk:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 72, die gaat over de zorgplicht voor gemeenten ten aanzien van bibliotheken. Dit is inderdaad staand beleid. In de motie wordt opgeroepen om dat zo snel mogelijk te doen en het liefst in 2024. Zoals mijn voorganger in de bibliothekenbrief van 24 november ook heeft aangegeven, is het op z'n minst ingewikkeld om dat nog in '24 voor mekaar te krijgen. De verwachting is dat dit begin '25 zal zijn. Maar als wij deze motie mogen zien als een aanmoediging voor het streven hier zo snel mogelijk mee te komen, dan kan ik ook deze motie oordeel Kamer geven.

Voorzitter. Ten slotte de motie op stuk nr. 82 van de Kamerleden Van Zanten, Stoffer en Ceder. Ik zal eerlijk zijn dat ik wat heb zitten worstelen met deze motie. Voor een deel komt dat door iets wat ook het interruptiedebat dat mevrouw Westerveld daarover voerde, al een beetje in zich had. Op dit moment is het tweede deel van dit dictum namelijk al praktijk. U zou kunnen stellen dat het ondersteuning is van bestaand beleid. Daarom zou ik oordeel Kamer kunnen geven. Immers, we hebben met elkaar aangegeven dat we het criterium van geografische spreiding tot een van de kerncriteria maken, waar onder andere de Raad voor Cultuur naar moet kijken. Tegelijkertijd verzoekt deze motie om subsidiebeleid gericht op inclusie en diversiteit geen dwingend karakter te geven. Een van de vormen van inclusie is regionale spreiding. Dus in deze motie wordt feitelijk een tegenstrijdig verzoek gedaan. Aan de ene kant — ik heb daar in mijn bijdrage vanochtend ook een betoog over gehouden — wijs ik erop hoe belangrijk het is dat iedereen in Nederland, alle inwoners, kennis kan maken met cultuur en op die manier zichzelf kan verrijken en daarvan kan leren. Dat geldt voor alle uithoeken van Nederland. Dat is volgens ons wat ook "inclusief en divers beleid" betekent. Dan moeten we daarvoor zorgen, want iedere Nederlander zou die mogelijkheden moeten krijgen. Om die reden ontraad ik deze motie.

Tot zover, voorzitter.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

Hartelijk dank, ook aan u. We zijn daarmee aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de regering. Ik zeg nog even dat de motie op stuk nr. 80 een spreekt-uitmotie is, dus daar behoort het kabinet geen oordeel over te geven. Dat is gewoon aan de Kamer zelf.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De heer Lee van der (GroenLinks-PvdA)

De voorzitter:

We gaan aanstaande dinsdag, 23 februari, over de ingediende moties stemmen. Over de amendementen stemmen we pas aan het eind van de behandeling van alle begrotingen. Dat zal zijn op donderdag 15 februari. Veel dank aan de bewindslieden, aan hun ondersteuning, aan de leden en hun staf en aan het publiek hier in de zaal en elders voor het volgen van dit debat. Ik schors voor een enkele minuut. Daarna gaan we verder met een ander debat.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven