Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 15, item 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 15, item 10 |
Wet huurbescherming weeskinderen
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het Voorstel van wet van de leden Koerhuis, Van der Plas, Grinwis en Westerveld tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet in verband met het bieden van huurbescherming aan weeskinderen (Wet huurbescherming weeskinderen) ( 35999 ).
(Zie vergadering van 5 oktober 2023.)
De voorzitter:
Ik heet de initiatiefnemers opnieuw van harte welkom in vak K. Zij worden daar ondersteund door: Jojanneke van den Bosch, vertegenwoordiger van WeesWijzer; Jaap van der Heijden, beleidsmedewerker van de GroenLinksfractie; Vincent Bos, beleidsmedewerker van de ChristenUniefractie; en Alexander Hendriks, beleidsmedewerker van de BBB-fractie. Tevens heet ik welkom in vak K de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die we heel weinig zien hier de laatste dagen ... Fijn dat u de weg naar dit gebouw nog heeft kunnen vinden, überhaupt. Zijn gps deed het weer. Hij zal bij de behandeling van dit wetsvoorstel optreden als adviseur van de Kamer.
Op 5 oktober, u zult zich dat herinneren, vond de eerste termijn van de kant van de Kamer plaats, en vandaag is de voortzetting van deze wetsbehandeling aan de orde.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Koerhuis voor het antwoord in eerste termijn. En voordat hij van start gaat, wil ik u nog wijzen op mijn grote probleem van vanavond. Dat probleem heet: tijd.
Het woord is aan de heer Koerhuis.
De heer Koerhuis (VVD):
Voorzitter. Ik dank alle sprekers van de zijde van de Kamer voor hun bijdragen. Het was fijn om de eensgezindheid van alle sprekers te horen, voor het welzijn van weeskinderen. Ik ben zelf vader van vier kinderen, en ik moet er niet aan denken dat mijn kinderen uit huis worden gezet na mijn overlijden. Stel u dat eens voor bij uzelf. Maar er zijn dus ouders die zijn overleden en van wie de kinderen wel uit huis zijn gezet nadat ze wees zijn geworden. Het gebeurt dus wél. Tijdens mijn woordvoerderschap Wonen, eind augustus 2020, terwijl we met corporaties hadden afgesproken dat niemand zou worden uitgezet tijdens corona, zag ik op RTL Nieuws het verhaal van Sammy-Jo, die na het overlijden van haar vader wees was geworden en uit huis was gezet door de corporatie. Ik heb hier toen Kamervragen over gesteld die RTL Nieuws en Editie NL hebben gehaald, die Jojanneke van den Bosch van WeesWijzer heeft gezien. Zij heeft toen contact opgenomen en mij uitgelegd dat dit al tientallen jaren gebeurt. Ik heb uiteindelijk een motie ingediend die opriep tot een oplossing. Die oplossing is een gedragscode geworden waar corporaties zich niet aan hoeven te houden en die dus helaas niet werkt, zoals we de afgelopen anderhalf jaar hebben kunnen zien.
Dus ben ik samen met collega Van der Plas en collega Grinwis een initiatiefwet gaan schrijven en heb die ingediend, waar corporaties zich wel aan moeten houden. Een jaar geleden is de documentaire "Niemands Nummer 1" in première gegaan, gemaakt door Pippi Dijkstra, waarin drie weeskinderen anderhalf jaar zijn gevolgd. Zij heeft tijdens het maken van de documentaire, naast deze drie jongeren, ook andere jongeren gesproken die uit huis zijn gezet door de corporatie. Tijdens de première was collega Westerveld ook aanwezig, en ze was net als ik ook geraakt en heeft dit initiatiefwetsvoorstel mede ingediend.
Voorzitter. Als initiatiefnemers willen we de volgende indeling aanhouden. Allereerst zal ik de inleiding geven en de juridische reikwijdte van de wet, zoals medehuurders, huurcontract en huurachterstanden. Vervolgens zal collega Van der Plas ingaan op de noodzaak van de wet, de gedragscode en recente casussen. Daarna zal collega Grinwis ingaan op de positie van de corporatie ten opzichte van de particuliere verhuurder, en op de huurprijs. Daarna rondt collega Westerveld af met de positie van het weeskind.
Voordat ik ga beginnen, ben ik een woord van dank verschuldigd aan onze ondersteuning. Naast Jojanneke van den Bosch van WeesWijzer zijn dat mijn eigen medewerkers Dyon van Stigt, Constantijn Teske en Ruben van de Zande, en van de collega's Vincent Bos, Alexander Hendriks en Jaap van der Heijden. Daarnaast heeft Bureau Wetgeving hard voor ons gewerkt, in het bijzonder Willem de Wildt, en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in het bijzonder Myra de Jong.
Ik kom op de beantwoording. Ik kan beginnen met me aansluiten bij de woorden van de heer Ceder: "Deze wet had er niet hoeven zijn." Het is schandalig dat corporaties, sociale huisvesters, kwetsbare bewoners uit hun huis zetten. Allereerst een technische vraag, gesteld door Aedes: hoe worden corporaties geïnformeerd om te voldoen aan de termijnen van de informatieplicht voor de rechten van weeskinderen? Hoe kunnen corporaties weten dat de huurder is overleden en dat er weeskinderen achterblijven? Dat was een goede vraag. We hebben deze technische vraag ook van het ministerie gekregen. De oplossing is hiervoor dat we de termijnen van de informatieplicht voor de rechten van weeskinderen moeten koppelen aan de bekendmaking van het overlijden, en niet aan de dag van het overlijden. Dit kan bijvoorbeeld door een melding van het weeskind of een belangenbehartiger van het weeskind richting de corporaties. We hebben dit verduidelijkt in de nota van wijziging die we hebben rondgestuurd.
Dan een vraag van de PVV en D66: hoe werkt een voortzetting huurcontract van rechtswege? Het huurcontract wordt van rechtswege voortgezet door het weeskind. Het weeskind kan er altijd voor kiezen om het huurcontract niet voort te zetten door de huur binnen zes maanden na het overlijden op te zeggen. Daar biedt deze wet de ruimte voor. Dit is hetzelfde geregeld als bij de voortzetting van het huurcontract door een gehuwde of geregistreerde partner, of een persoon die een duurzame gemeenschappelijke huishouding had met de overleden huurder.
Dan een vraag van de SP: kan het weeskind ervoor kiezen om het huurcontract niet voort te zetten, ongeacht of het weeskind het testament accepteert? Ja. Dat is het geval. Het huurcontract en het testament staan namelijk los van elkaar. Het opzeggen van de huur staat los van de vraag of het weeskind de erfenis accepteert.
Dan nog een vraag van de SP: wat gebeurt er met medehuurders, bijvoorbeeld een ongehuwde partner van de overleden ouder? Een ongehuwde of ongeregistreerde partner is geen medehuurder — ik ga het wetsartikel erbij noemen — in de zin van artikel 7:266, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Maar een ongehuwde of ongeregistreerde partner zou de huur wel kunnen voortzetten op basis van artikel 7:268, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek door aan te tonen een duurzame gemeenschappelijke huishouding te hebben gehad. De ongehuwde of ongeregistreerde partner wordt dan hoofdhuurder.
Het is ook interessant wat er gebeurt met de gehuwde of geregistreerde partner van de overleden ouder. Die wordt automatisch hoofdhuurder. Als de gehuwde of geregistreerde partner echter besluit om voor het 27ste levensjaar van het weeskind de huur op te zeggen, blijft het weeskind het recht houden om tot en met het 27ste levensjaar in het huis te blijven wonen. We hebben dat ook verduidelijkt in de nota van wijziging.
Dan een vraag van de PVV en D66: wat gebeurt er met huurachterstanden? Als de huur wordt voortgezet door een medehuurder in de zin van artikel 7:266, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, zoals een persoon die het huurcontract heeft ondertekend of een gehuwde of geregistreerde partner, dan is de medehuurder hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen en eventuele huurachterstanden uit het huurcontract, behalve voor de verplichtingen die zijn ontstaan voor het huwelijk of geregistreerd partnerschap. De persoon die na het overlijden van de huurder de huur voortzet op grond van artikel 7:268, lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, zoals een ongehuwde of ongeregistreerde partner of een ouder weeskind, is alleen aansprakelijk voor de verplichtingen uit het huurcontract die opeisbaar worden na het overlijden van de huurder, en niet voor eventuele huurachterstanden. De aansprakelijkheid voor oude verplichtingen en eventuele huurachterstanden ligt bij de erfgenamen van de huurder. Eventuele huurachterstanden maken deel uit van de erfenis van het weeskind. Het weeskind kan zelf besluiten deze erfenis en eventuele huurachterstanden wel of niet te accepteren. Dat staat los van het huurcontract. Ik herhaal: dat staat los van het huurcontract, dat geen deel uitmaakt van de erfenis van het weeskind en dat van rechtswege wordt voortgezet.
Dan een vraag van de PVV: wat gebeurt er met verzekerings- en energiecontracten? Inderdaad vervallen de contracten die de ouder heeft afgesloten. Het weeskind kan zelf verzekerings- en energiecontracten afsluiten. Voor 16- en 17-jarigen kan dat na toestemming van de voogd.
Dan een vraag van D66: zijn we het met D66 eens dat mantelzorgers ook moeten worden geholpen? Ja, we zijn het eens met D66. Ons wetsvoorstel biedt een oplossing voor jonge weeskinderen tot en met 27 jaar die nog geen leven buitenshuis hebben kunnen opbouwen. We nodigen D66 natuurlijk van harte uit om in een motie met een eigen voorstel te komen en laten het oordeel daarover graag aan de Kamer. Wanneer kinderen langdurig mantelzorg geven aan hun ouders, gaan we ervan uit dat ze eenvoudiger een duurzaam gemeenschappelijk huishouden kunnen aantonen en via die route het huurcontract voor onbepaalde tijd kunnen voortzetten.
Dan een vraag van de SP: wat gebeurt er met de kosten van een beëindiging van het huurcontract, waarbij we ervan uitgaan dat dat na het 27ste jaar plaatsvindt, bijvoorbeeld bij zelf aangebrachte voorzieningen of schade? De kosten van een beëindiging van het huurcontract tot het moment van het overlijden van de huurder vallen onder de erfenis, net als de huurachterstanden, omdat het weeskind de huur niet voortzet als medehuurder. Als de erfenis niet door het weeskind wordt geaccepteerd, kunnen die kosten niet worden verhaald op het weeskind. Het weeskind is verplicht de woning aan het einde van de huur weer ter beschikking te stellen aan de verhuurder. Daarbij is het weeskind aansprakelijk voor schade en de ongedaanmaking van ongeoorloofde veranderingen en toevoegingen aan de woonruimte voor zover die zijn ontstaan na het overlijden van de huurder, dus niet van voor het overlijden van de huurder.
Dit was mijn onderdeel. Ik geef graag het woord aan collega Van der Plas.
De voorzitter:
Als u het niet erg vindt, doet de voorzitter dat. Anders zit ik er ook maar een beetje voor spek en bonen bij.
De heer Koerhuis (VVD):
Excuses, voorzitter.
De voorzitter:
Ik geef het woord graag aan mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan collega Koerhuis voor de aftrap van deze tweede behandeling van deze wet. Ik ben overigens een beetje verkouden.
Ik ga in op de noodzaak van de wet, de gedragscode en recente casussen. Ook ik wil graag beginnen met me aan te sluiten bij de woorden van de heer Ceder. Deze wet had er inderdaad niet hoeven zijn. Er was niet voor niks een gedragscode. Het is schandalig dat de corporaties, sociale huisvesters, kwetsbare bewoners uit hun huizen zetten.
Een vraag van het CDA, de ChristenUnie en GroenLinks-PvdA: waarom werkt die gedragscode niet voor corporaties? Allereerst, de gedragscode werkt niet voor weeskinderen, omdat sommige corporaties weeskinderen blijven uitzetten. Waarom blijven corporaties weeskinderen uitzetten ondanks de gedragscode? Wij begrijpen dat corporaties het vaak niet eens zijn met de gedragscode, de gedragscode niet bindend vinden — het is immers geen wet — en de belangen van nieuwe woningzoekenden zwaarder laten wegen dan die van weeskinderen. Ik noem enkele recente casussen, sinds de publicatie van de gedragscode eind december 2021.
De uithuiszetting van weesgeworden Marciano van 22 jaar uit Zoetermeer, begin december 2021. Wij begrijpen dat de corporatie, De Goede Woning, in deze casus bleef aandringen op uithuiszetting in januari en februari 2022, omdat het was begonnen voor de publicatie van de gedragscode.
De uithuiszetting van een weeskind van 26 jaar uit Rijswijk, eind december 2022, die belangenbehartiger en oud-politieagent Paul Knörr heeft proberen te stoppen. Sorry hoor, het gehoest van mij is heel irritant; dat snap ik, maar ik kan er niks aan doen. Maar oud-politieagent Paul Knörr heeft dat dus proberen te stoppen. Wij begrijpen dat corporatie Rijswijk Wonen in deze casus geen zicht had op de casus, te strikt heeft vastgehouden aan de regels en niet wilde praten met de belangenbehartiger.
De uithuiszetting van weesgeworden Senna van 18 jaar uit Leiden, afgelopen zomer. Wij begrijpen dat ook corporatie De Sleutels het niet eens was met de gedragscode. Ik herhaal: men was het niet eens met de gedragscode. Men liet de belangen van nieuwe woningzoekenden zwaarder wegen dan die van Senna. In deze casus hebben we als initiatiefnemers samen opgetrokken met de stichting WeesWijzer en wethouder en oud-collega Terpstra. De corporatie is het niet eens met de gedragscode, maar heeft de uithuiszetting gestopt, ervan uitgaande dat ons wetsvoorstel wordt aangenomen.
De dreigende uithuiszetting van twee weesgeworden broers van 19 en 22 jaar, maart dit jaar, die hun oom en tante hebben proberen te stoppen. Deze casus loopt nu en is bekend bij de stichting WeesWijzer. De gedragscode zegt dat de twee broers nu een tijdelijk huurcontract van twee jaar moeten krijgen. Wij begrijpen dat de betreffende corporatie het hier niet mee eens is en slechts een tijdelijk huurcontract van vier tot zes maanden wil geven.
Voorzitter. Dit laat de noodzaak van ons wetsvoorstel zien.
Een vraag van de PVV was: wat is er gebeurd met de weeskinderen die worden uitgezet? Dat is een hele goede vraag. Die weeskinderen verblijven in een daklozenopvang of worden geholpen. Ik geef een paar voorbeelden.
Sammy-Jo uit Hilversum hebben we beschreven in het wetsvoorstel en is op RTL Nieuws, Editie NL en SBS6 Hart van Nederland geweest. Corporatie de Alliantie heeft haar eind 2020 uit huis gezet. Ze heeft twee keer één jaar in een daklozenopvang moeten verblijven en heeft nu eindelijk een vast huurcontract. Hier heeft ze echter wel in totaal drie jaar op moeten wachten. En al die tijd heeft ze in onzekerheid gezeten. Dat heeft haar rouw ernstig bemoeilijkt. Ook had ze geen invloed op de locatie waar ze mocht wonen. Ze moest Hilversum uit en woont nu in een gemeente waar ze niemand kende en ook geen binding mee had. Annica uit Didam hebben we ook beschreven in het wetsvoorstel. Ze heeft onder andere in het Algemeen Dagblad gestaan. Zij werd zonder vervangende huurwoning uit huis gezet door corporatie Plavei. Om te voorkomen dat ze in een daklozenopvang moest verblijven, werd ze geholpen door een particuliere verhuurder. Moet je nagaan — sorry, het dringt even tot me door — dat je wees bent geworden, uit huis wordt gezet en dat je dan naar een daklozenopvang moet. Je kunt het je gewoon niet voorstellen. Richie uit Tilburg, bekend bij stichting WeesWijzer, werd ook zonder vervangende huurwoning uit huis gezet. Hij logeerde een halfjaar bij zijn vriendin. De relatie hield het niet en toen stond hij weer op straat, zonder uitzicht op een huis. Collega Grinwis heeft in zijn tijd als raadslid in de daklozenopvang van het Leger des Heils jongeren ontmoet die precies in deze situatie zitten: ze worden zonder vervangende huurwoning uit huis gezet.
De PVV vroeg waarom Aedes ons tegenspreekt dat weeskinderen niet worden uitgezet. Dat weten we niet. Tijdens het rondetafelgesprek was bekend dat weeskinderen zoals Annica werden uitgezet zonder een vervangende huurwoning aangeboden gekregen te hebben. Dit lijkt ons een uitstekende vraag voor Aedes om te beantwoorden.
De ChristenUnie vroeg waarom corporaties weeskinderen uitzetten. Dat kan komen omdat corporaties te grote instellingen zijn en niet altijd zicht hebben op de casussen, omdat corporaties misschien te strikt willen vasthouden aan de regels, omdat corporaties een voor zichzelf vastgestelde "coulancetermijn" van vier tot zes maanden hanteren. Misschien ook omdat corporaties niet willen praten met belangenbehartigers van weeskinderen. Of misschien omdat corporaties de belangen van andere woningzoekenden zwaarder laat wegen dan huidige huurders zoals weeskinderen. Misschien wel omdat corporaties de 10% huurwoningen uit hun voorraad die ze wettelijk vrij mogen toewijzen niet aan weeskinderen willen toewijzen, maar aan andere woningzoekenden. We weten het gewoon niet. Ik vraag me weleens af of er dan helemaal niemand, echt niemand, bij de corporatie is die zegt: "Jongens, wat zijn we hier aan het doen? Dit kan toch niet!" Voor ons als initiatiefnemers staat echter voorop dat bovenstaande redenen totaal onvoldoende zijn om tot een uithuiszetting van weeskinderen over te gaan. Dat moet voorbij zijn. Daarom deze wet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Grinwis.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Nadat collega Koerhuis de inleiding heeft verzorgd en collega Van der Plas onomstotelijk de noodzaak van deze wet heeft getoond, zal ik zo meteen ingaan op de vergelijking tussen corporaties en particuliere verhuurders, waar een aantal vragen over zijn gesteld. Ik ga ook in op de huurprijzen en de huurtoeslag.
Eerst nog een enkel inleidend woord. Ik dank sowieso alle collega's die in eerste termijn hebben gesproken. U begrijpt dat de passage uit de Thora over het eerbiedigen van de rechten van de weduwe en de wees me uit het hart gegrepen is. Dank ook aan collega Koerhuis, die het initiatief tot deze wet heeft genomen. Hij nodigde me in 2021 uit om mee te werken aan deze wet na de volgende ervaring die ik toen deelde op Twitter. Ik deel die nu met u allemaal. In het najaar van 2021 bezocht ik hier in de Schilderswijk in Den Haag de vernieuwde kleinschalige huisvesting voor voormalig daklozen van het Leger des Heils. Ik sprak een paar jongeren en vroeg hun: hoe zijn jullie hier nou terechtgekomen? Dat was een lang en bizar verhaal. Bij beide jongeren met wie ik sprak, was het begonnen met het feit dat toen hun moeder overleed — dat gebeurde in een sociale huurwoning van een woningcorporatie — ze beiden door de corporatie eruit waren gezet. De een was direct op straat beland en de ander via allerlei omwegen. Dat toonde voor mij de noodzaak. Dat kan toch niet waar zijn? Hoe kan het dat je op zo'n kwetsbaar moment uit huis wordt gezet en dat de corporatie niet zegt: "Dit is zo'n trieste situatie. Je bent hier veilig. Je kunt hier blijven. Dit is jouw huis. Dit is jouw thuis."? Dat dus nooit meer. Dat deelde ik. Collega Koerhuis zag dat en daarom sta ik hier.
Voorzitter. Ik ga over op de beantwoording van de vragen die op het terrein liggen van de verhouding tussen de particuliere verhuurders en de corporaties, en de huurprijs. Meerdere fracties, zoals SP, CDA, D66, CU en GroenLinks-PvdA, of Verenigd Links, vroegen waarom corporaties onder dit wetsvoorstel vallen en waarom de particuliere verhuurders ontbreken. Dat was onder andere een pregnante vraag van mevrouw Beckerman. Nou, daar is een probleem aan de orde. Ons zijn alleen casus bekend waarbij corporaties weeskinderen uitzetten. Dat is ook het beeld van de stichting WeesWijzer. Ons is zelfs een casus bekend, van Annica — die heeft onder andere in het Algemeen Dagblad gestaan — die als weeskind is uitgezet door een corporatie en die vervolgens door een particuliere verhuurder is geholpen, nadat die particuliere verhuurder het verhaal van Annica in het AD had gelezen. Als initiatiefnemers zijn wij dus van mening dat met dit wetsvoorstel alle casus die wij kennen, worden afgedekt, waarmee het probleem op zijn minst voor het overgrote deel, maar misschien wel helemaal wordt opgelost.
Daar komt bij dat voorliggend wetsvoorstel een wijziging van de Woningwet is. Zouden we willen ingrijpen bij alle verhuurders, dus ook bij de particulieren, dan zouden we een aanpassing moeten doorvoeren in het Burgerlijk Wetboek. Daar komen dan ingewikkelde discussies bij kijken over het eigendomsrecht. Het brengt ook allerlei andersoortige vraagstukken met zich mee, waar we ons niet aan hebben gewaagd en waar we ons niet aan hebben willen vertillen met dit wetsvoorstel. Ook de huurverlaging en de vervangende huurwoning die in ons voorstel zitten, zijn niet zomaar in het Burgerlijk Wetboek te regelen, want dat kan niet zomaar bij particuliere verhuurders. Daarom zeggen wij uiteindelijk, ook al vinden wij de vragen heel begrijpelijk en ook al vind ik de vragen ook terecht: hou dit voorstel nu zoals het is voor de corporatiesector. Maar ik ben het wel eens met de vraagstellers dat er een voorstel nodig is in het Burgerlijk Wetboek om de bodem hoger te leggen voor alle verhuurders, zodat alle wezen, in welke woning ze ook wonen, met welke huurvorm ook, worden beschermd.
Vervolgens legde de PVV de vinger bij de huurprijs. Krijgt de huurprijs echt een sprong op het moment dat de wees 23 jaar wordt? Dat is een goede vraag. De huurprijs mag inderdaad weer omhoog als de wees 23 jaar wordt. Dat komt doordat de huurtoeslaggrens tot 23-jarige leeftijd op €452 ligt en vanaf die leeftijd op €808. De prijs maakt dus inderdaad een sprong. Allereerst moet daarbij worden opgemerkt dat de huurtoeslag zelf ook een sprong maakt, gekoppeld aan de huurtoeslaggrens. De nettowoonquote zal dus veel minder stijgen dan de huur zou mogen stijgen. Vervolgens geldt dat de huurprijs die de wees moet betalen, natuurlijk afhankelijk is van het puntenaantal van de woning. In veel gevallen zal de huurprijs dus lager zijn dan de max uit de wet. Bovendien geldt straks, met de Wet vereenvoudiging huurtoeslag, als die wordt aangenomen door deze Kamer, dat de huurtoeslaggrens nog verder omlaaggaat, naar 21 jaar. Zo hebben jongeren dus eerder recht op een hogere huurtoeslag. Tegelijkertijd kunnen ze natuurlijk ook eerder geconfronteerd worden met een hogere huur.
Daarmee brengt de wetgever de leeftijd van de jongere, als die volledig recht krijgt op huurtoeslag, weer parallel met het minimumloon. Voor het minimumloon is een paar jaar geleden voor de overgang van het jeugdminimumloon naar het volwassen minimumloon de leeftijd verlaagd van 23 jaar naar 21 jaar. Toen is nog verzuimd om dat dan ook te doen voor de huurtoeslag. Dat is nu geregeld in het wetsvoorstel dat al bij deze Kamer ligt en dat we nog moeten behandelen. In die zin wordt het dan helemaal synchroon. Vanaf 21 jaar verdien je het volwaardige volwassen minimumloon en vanaf die leeftijd krijg je ook de volwaardige, volledige huurtoeslag, uitgaande van een maximumhuur van €808. Maar vanaf die leeftijd kun je dus ook geconfronteerd worden met een hogere huurprijs, dus met een volwaardige huurprijs, zou je kunnen zeggen.
Ik geef twee rekenvoorbeelden, want de heer Kops heeft absoluut een punt. We gaan uit van een wees van 21 en een sociale huurwoning van 110 punten. De kale huur is dan €645,96. De huurprijs wordt bij het wees worden dan verlaagd naar €452. De wees ontvangt dan €226 huurtoeslag. We gaan uit van een klein inkomen, omdat de wees waarschijnlijk nog studeert. Een eventueel bijbaantje levert nog iets op, maar dat zal nooit tot een lagere huurtoeslag leiden. De wees betaalt dan dus netto €226 aan huur. Op het moment dat hij of zij 23 jaar wordt, stijgt die huur dan weer terug naar die €645,96. De huurtoeslag stijgt dan ook, naar €352. De wees betaalt dan dus in totaal €293 netto aan huur. Dat is fors meer dan voorheen, maar het is dus wel een veel minder grote stap dan wanneer je de huurtoeslag buiten beschouwing zou laten. Het is een stap van €226 naar €293. Zo kan ik nog een paar voorbeelden geven. Dat zal ik nu niet doen, want het is helder, volgens mij. Ook de filosofie erachter is helder, volgens mij.
We merken hierbij op dat dat het wetsvoorstel voorziet in het recht van het weeskind om te allen tijde te verzoeken om een meer passende woning. Daarmee hopen we te voorkomen dat er schrijnende situaties zouden optreden omdat de huur niet betaald zou kunnen worden, want dat zou natuurlijk ook aan de orde kunnen zijn.
Naar aanleiding van de vraag van de PVV hebben we nog eens goed gekeken naar ons wetsvoorstel. Zoals gezegd, de huurprijs krijgt alleen een sprong naar de huurtoeslaggrens van nu €808 als de oude geïndexeerde huurprijs hoger ligt. Dit staat nu echter impliciet in het wetsvoorstel en we zullen dit expliciteren. Dat hebben we al gedaan en dat staat ook in de nota van wijziging die inmiddels is rondgestuurd.
Dan een vraag van de VVD. Ook al een goede vraag, namelijk: waarom gebruiken we nou niet de huurprijzen voor het passend toewijzen? Daarmee zou toch een deel van het probleem ook al kunnen worden opgelost? We hebben tenslotte niet voor niets die huurprijs voor het passend toewijzen. Zoals de heer De Groot aangaf, is dit voor het weeskind ook beter voor de lange termijn als het na het 27ste levensjaar een passende huurwoning zou worden toegewezen, dan wel als er dan een passende huurprijs zou worden toegerekend. Maar laat ik eerlijk zijn: we hebben het stelsel van de huurprijzen voor het passend toewijzen wel erg ingewikkeld gemaakt. Er ligt een wetsvoorstel van de minister over betaalbare huur. Althans, dat komt eraan. Daar hebben we het eerder vandaag in dit huis nog over gehad, meneer De Groot. Dat gaat van alles veranderen aan dit stelsel. En ja, wij hebben ervoor gekozen om ons in dit kleine wetsvoorstel niet te vertillen aan die hele grote wijziging. De vraag is dus nog steeds terecht, maar ik geef in overweging om dit punt te bediscussiëren met de dan zittende minister bij die stelselwijziging en de verandering van de puntentelling et cetera.
Dan rond ik af met een technische vraag in mijn onderdeel van Aedes. Voor de indexatie van de huurprijs in het wetsvoorstel wordt verwezen naar de inflatie, terwijl dat inmiddels is gewijzigd in de koppeling aan de cao-lonen. Dat is een terecht punt van Aedes. We hebben het er vandaag al eerder over gehad in dit huis en in deze zaal. In ons wetsvoorstel is de recente wetswijziging nog niet meegenomen. Om dit recht te zetten en in de toekomst te voorkomen zullen we verwijzen naar het algemene wetsartikel over de indexatie van de huurprijs en geen formule opnemen. Dat hebben we ook geregeld in de nota van wijziging.
Dat was het, voorzitter. Tot zover. Ik geef graag mijn plekje hier over aan mevrouw Westerveld, maar het is aan u om dat daadwerkelijk te doen.
De voorzitter:
Ik twijfel nog, maar er gaat altijd een zekere dreiging van u uit. Dus dan geef ik graag het woord aan mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag afronden met een deel over de mensen voor wie we dit wetsvoorstel hebben geschreven. Dat zijn de weeskinderen zelf. Zoals de heer Koerhuis al in zijn inleiding vertelde, was ook ik inderdaad een jaar geleden bij de première van de documentaire "Niemands Nummer 1", waarin een aantal van deze weeskinderen worden gevolgd en waarin documentairemaakster Pippi Dijkstra hun leven in beeld brengt. Ik kreeg, terwijl ik die documentaire bekeek, ook echt rillingen, omdat je ziet dat deze jonge mensen volop in de rouw zitten. Ze zijn hun ouders verloren en vervolgens wordt er van alles van hen gevraagd. Verschillende instanties zitten op hun dak. Ze moeten allerlei zaken afhandelen, terwijl ze nog midden in die rouwperiode zitten. Dan krijgt een aantal van hen ook nog eens een brief van de woningcorporatie met het bericht dat ze binnen afzienbare tijd hun woning uit moeten. Ik denk dat degenen die meeluisteren wel een beeld krijgen van wat dat met je doet wanneer je dat bekijkt, laat staan wanneer je daar middenin zit als persoon zelf of als betrokkene.
Voorzitter. Die ervaring herken ik ook wel als woordvoerder op het gebied van jeugdzorg en als woordvoerder op het gebied van daklozenopvang. Dan kom je inderdaad in dit soort opvangcentra of in jeugdzorginstellingen kinderen tegen die daar eigenlijk helemaal niet horen te zitten, maar die op straat zijn gezet. Dat is de reden dat ik me met alle liefde heb aangesloten bij dit wetsvoorstel van de heer Koerhuis en van de andere indieners.
Voorzitter. Ik beantwoord ook een aantal vragen die wij hebben gekregen. Allereerst kwam er een vraag van de SP. Waarom is die leeftijdsgrens 27 jaar en waarom niet 28 of 29 jaar? Wij zijn het helemaal met de SP-fractie eens dat een grens trekken altijd in meer of mindere mate arbitrair is. De leeftijdsgrens van 27 jaar hebben wij gekozen om aan te sluiten bij de bestaande jongerencontracten en om aan te sluiten bij wetenschappelijk onderzoek naar gestapelde trauma's, zoals het verliezen van ouders en het ouderlijk huis. Die wetenschappelijke onderzoeken laten ook zien dat mensen pas na 27 jaar volledig biologisch volwassen zijn en dan dus ook beter met gestapelde trauma's kunnen omgaan. Dat betekent natuurlijk niet dat ze dan weg zijn, maar het is wel een van de redenen waarom wij hebben gekozen voor deze leeftijdsgrens. Maar ook omdat deze periode aansluit bij het Programma 16-27 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de VNG, waarin jongeren worden begeleid naar volwassenheid, middels allerlei projecten die in specifiek deze leeftijdsspanne nodig zijn. Daarom leek deze leeftijdsgrens ons een logische.
Er was ook een vraag van onder meer GroenLinks-PvdA, maar volgens mij ook van alle andere partijen, zoals de ChristenUnie. Waarom is er niet een minimum voortzetting van het huurcontract van twee jaar? We hebben inmiddels als indieners begrepen dat er een motie over in de Kamer rondgaat, waarmee dit wordt opgelost.
Voorzitter. Dan was er een vraag van de SP over Aedes. Men vroeg hoe het huurcontract kan worden voortgezet voor 16-, 17-jarigen, ongeacht of de voogd toestemming geeft. Ons antwoord is dat het huurcontract alleen kan worden voortgezet na toestemming van de voogd. Dit is geregeld in artikel 234 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Ons zijn geen casussen bekend dat dit eerder een probleem is geweest.
Er is ook een vraag van PVV en D66 die hierop aansluit. Zij vragen wat er gebeurt met 16- en 17-jarigen. Ons voorstel dekt dus ook 16- en 17-jarigen. Dat is in tegenstelling tot de gedragscode die eerder is afgesproken. Ons wetsvoorstel gaat dus verder.
Een vraag van de ChristenUnie is waarom de contactgrens drie jaar is en niet korter. Dat gaat over het contact hebben met ouders. We hebben hiervoor gekozen om aansluiting te vinden bij termijnen uit het Burgerlijk Wetboek. Dat maakt inderdaad een keuze, maar die is niet onverklaarbaar. De eigen ouder zou immers als eerste moeten klaarstaan voor het eigen kind in deze verdrietige situatie. De specifieke termijn die we als voorbeeld hebben genomen, is de termijn die geldt voor het toewijzen van een verzoek voor het uitoefenen van het ouderlijk gezag tezamen met een andere dan de ouder. Een dergelijk verzoek wordt slechts toegewezen als de ouder die het verzoek doet, ten minste een aaneengesloten periode van drie jaar alleen met het gezag belast is geweest. Dat staat ook in het Burgerlijk Wetboek, namelijk in artikel 253.
Het is natuurlijk vooral interessant om te zien wat er achter die vraag van de ChristenUnie zit. Dat is dat hoe het weeskind kan aantonen dat er geen contact is geweest om het huurcontract voort te zetten. Dat is natuurlijk heel moeilijk, want je moet iets aantonen wat er eigenlijk niet is. Als initiatiefnemers hebben we bij elkaar gezeten en daarover nagedacht: hoe doe je dat nu? Hoe toon je aan dat er geen contact is geweest? Wij zijn tot de conclusie gekomen dat we de bewijslast willen beperken tot iets wat het weeskind wél kan aantonen. Dat is namelijk dat de betreffende ouder de afgelopen drie jaar niet op hetzelfde adres heeft gewoond en de afgelopen drie jaar geen financiële ondersteuning heeft gegeven. We hebben ons wetsvoorstel hierop verduidelijkt en dit opgenomen in de nota van wijziging die inmiddels is rondgestuurd.
Er kwam nog een vraag van de ChristenUnie. Wat als er bij de overlevende ouder sprake is van een nieuwe gezinssamenstelling, of van andere redenen waarom huisvesting van de wees onwenselijk is? Dan gaat het dus weer om contactverlies met ouders. Dit is een pijnlijk punt, want je zou wensen dat de overlevende ouder een veilige plek kan bieden aan het eigen kind. Ons zijn ook geen casussen bekend waarin dit specifieke punt een probleem was. Dat betekent natuurlijk niet dat het niet zou kunnen gebeuren. Daarom vinden we monitoring hiervan wenselijk.
Er kwam een aantal vragen van GroenLinks-PvdA over de memorie van toelichting, waarin expliciet wordt verwezen naar de verhouding van deze wet tot de Grondwet en het EVRM, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Zij zeggen: onze fracties missen hierbij een expliciete verwijzing naar het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind. Ook uit dit verdrag blijkt namelijk dat kinderen recht hebben op een huis om in te wonen. Ik wil de fractie van GroenLinks-PvdA ook bedanken voor deze vraag, want die geeft ons de mogelijkheid om wat meer stil te staan bij het kinderrechtenverdrag.
Collega Thijssen heeft helemaal gelijk dat ook het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van toepassing is op deze wet. Dan gaat het specifiek over artikel 27 van dit verdrag, waarin huisvesting expliciet wordt genoemd als onderdeel van het recht op een toereikende levensstandaard dat ieder kind heeft. In hetzelfde artikel staat dat de ouders primair verantwoordelijk zijn om dit te regelen voor hun kind, maar dat, als zij dat zelf niet kunnen, de overheid daarbij moet helpen. Nederland heeft het kinderrechtenverdrag geratificeerd en moet zich dus ook inspannen om ervoor te zorgen dat elk kind passende huisvesting heeft. Door via deze wet vast te leggen dat weeskinderen het recht hebben om in hun woning te blijven, wordt dus ook aan het kinderrechtenverdrag voldaan. Deze wet draagt daarmee ook bij aan het naleven van kinderrechten zoals onder meer vastgesteld in het internationale verdrag.
Dan zijn er ook vragen over de informatieplicht voor een wooncorporatie om een weeskind kort na het overlijden van een ouder te informeren over de toekomstige woonsituatie. De vraag was of alle jongeren die informatie wel krijgen en of kinderen en jongeren WeesWijzer weten te vinden. Worden ze op de hoogte gesteld van het bestaan van WeesWijzer en op welke manieren krijgen ze ondersteuning? Dat zijn fijne vragen om te krijgen, want wij als initiatiefnemers vinden het heel belangrijk dat er veel meer aandacht komt voor WeesWijzer — Jojanneke van den Bosch van WeesWijzer zit hier achter mij — en het belangrijke werk dat zij doen. Zij kunnen weeskinderen namelijk heel gericht ondersteunen en hebben alle informatie in huis.
Op hun website is veel informatie te vinden voor het kind dat wees is geworden, maar ook voor de omgeving van het kind, voor scholen en bijvoorbeeld ook de gemeente. De gemeente is namelijk als eerste aan zet om het weeskind na het overlijden van een ouder of van de ouders bij te staan, bijvoorbeeld via het wijkteam. Maar ook de huisarts, de omgeving van het kind, andere familieleden, de school en de opleiding hebben een rol. Deze vraag is ook aan de minister gesteld. Hij kan ongetwijfeld vanuit zijn hoedanigheid daar nog veel meer over vertellen. Ik ben ook benieuwd naar zijn antwoord, maar ik wil nogmaals benadrukken dat het ontzettend belangrijk is dat jongeren en kinderen die in deze situatie komen, op een juiste manier geïnformeerd en begeleid worden. Wij zijn heel blij met het goede werk dat WeesWijzer daarin doet.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Ik geef graag het woord aan de minister.
De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Allereerst een woord van dank aan de initiatiefnemers: de heer Koerhuis, mevrouw Van der Plas, de heer Grinwis en mevrouw Westerveld. Het is mooi om dit wetsvoorstel hier in een van de allerlaatste debatten voor het verkiezingsreces nog te kunnen behandelen. Dat is mooi omdat het inhoudelijk zo'n mooi wetsvoorstel is. Het doet iets waarvan je zou willen dat we het in ieder debat zouden doen, namelijk het verschil maken in het leven van kinderen, van heel kwetsbare kinderen, zeker in de situatie dat zij wees worden.
Maar ik vind het toch ook mooi om nog één keer met de heer Koerhuis in een debat te zijn. Ik weet niet of ik hem dat ooit heb verteld, maar eigenlijk ging zijn naam rond vanaf het moment dat ik aantrad op deze portefeuille. Echt in ieder debat werd de naam van Daniel Koerhuis aangeroepen, zo vaak dat wij op enig moment hebben besloten dat wij iedere keer dat zijn naam valt, zouden zeggen: zijn naam zij geloofd en geprezen. Zo was het ook op het departement. Dat is echt zo, in heel veel ambtelijke overleggen. Ze moesten zo ongeveer een jaar lang ont-Koerhuisen op het departement, want ook daar is het heel vaak gegaan over Daniel Koerhuis. "Wat zou hij er dan van vinden?" Toen zei ik "joh, dat hoeft niet meer; daar hoef je je niet meer over te bekommeren, want het is allemaal Peter de Groot vanaf nu!" Toch bleef de naam van Koerhuis rondwaren op het departement en het duurde heel lang voordat dat achter de rug was.
De heer Peter de Groot (VVD):
Ik kan niets anders zeggen dan dat ik dat onderschrijf. Ik heb soms ook weleens goede ideeën. Daar kom ik dan mee, maar dan blijkt er al een motie-Koerhuis voor te liggen! Dus ja, ons werk wordt er eigenlijk wat overbodig door.
De Jonge:
Het heeft ook iets frustrerends. Het heeft iets frustrerends. Maar daarom is het een mooie afronding om dit debat nog met elkaar door te kunnen maken. Dan kunnen we alles ook een plekje geven. Dat is ook belangrijk.
Voorzitter. Veel serieuzer, naar de aanleiding van dit wetsvoorstel. Ik begin met iets van een terugblik, want "er was toch een gedragscode", zei de heer Thijssen, "waarom is dat dan niet genoeg?" Ik weet niet zeker of het niet genoeg is. Feit is wel dat ondanks de gedragscode toch nog dat lelijke verhaal in de krant is gekomen. Dan heeft de gedragscode dus kennelijk onvoldoende geholpen. Ik denk wel dat die gedragscode de bescherming wezenlijk heeft verbeterd, dat wel. Dat is één. Twee. Het gaat hier echt over bescherming, over een specifieke vorm van huurbescherming voor weeskinderen. Daarom is het ook helemaal niet zo gek dat we proberen een wettelijke regeling daarvoor te maken. Dat is juist ook wel logisch en mooi.
Ik ga mijn belangrijkste punt bij dit wetsvoorstel dan ook maar meteen maken, want we regelen het nu voor de kinderen in corporatiewoningen. Dat zijn natuurlijk ook verreweg de meesten. De meeste huurders wonen in een corporatiewoning. In 2021 gaat het in z'n totaliteit om 115 weeskinderen, maar toch ook om 14 weeskinderen in de particuliere huur. Dat is een kleinere groep, maar het is wel een groep die ook bestaat. Ik denk dat het verstandig is om uit het oogpunt van gelijke behandeling toch te kijken of we ook voor die groep een wettelijke regeling zouden kunnen maken. Wat betreft de vorm waarin we dat doen, sta ik open voor allerhande varianten. Het zou kunnen dat de initiatiefnemers dat op zich nemen, met onze ondersteuning, of dat u aan het departement vraagt om dat te doen, en dan zal ik het zelf ter hand nemen. Het is dus echt aan u in welke vorm u dat wilt. Ik ben het met de heer Grinwis eens dat dat wel betekent dat we tegen die tijd nog een aantal afslagen zullen moeten bespreken met elkaar. Als u dat zelf doet, doet u dat natuurlijk zelf, maar als u dat van ons verwacht, dan doe ik dat graag in overleg. Het zou namelijk best kunnen dat je nog iets van onderscheid houdt tussen de corporatiehuur en de particuliere huur. Dat kan, zeker gerelateerd aan bijvoorbeeld het eigendomsrecht. Maar je zult wel een basis, een bodem, moeten leggen die geldt voor alle weeskinderen in alle vormen van huur. Dat is vanuit het oogpunt van gelijke behandeling wel logisch, denk ik.
Dan een meer technisch punt dat ik nog zou willen maken. Dat gaat over de inkomenstoets. Ik vind het heel verstandig dat de initiatiefnemers hebben gekeken naar de passendheid en de betaalbaarheid van de woning, en dat zij daarvoor ook een aantal voorstellen doen. Volgens mij is dat heel erg goed. Ik zou dan wel denken dat daarbij hoort dat een corporatie een inkomenstoets kan doen. Er is wel een wettelijk haakje voor nodig om dat te kunnen doen, want inkomensgegevens van huurders zijn natuurlijk niet bekend bij corporaties. Daardoor weten corporaties niet of een huurder in aanmerking komt voor huurtoeslag. Om dat gesprek te vergemakkelijken hoort daar wel een wettelijk haakje voor gecreëerd te worden. Dat is een klein punt, een technisch punt, maar ik denk dat het wel belangrijk is om te doen.
Dat brengt mij bij een aantal vragen die aan mij zijn gesteld. Dat is onder andere de vraag van de heer Thijssen: hoe heeft de minister de brochure van de Kinderombudsman, Het beste besluit voor het kind, opgepakt? Die is op verschillende plekken onder de aandacht gebracht. In het programma Een thuis voor iedereen, een van de beleidsprogramma's dat met name is gericht op de huisvesting van allerlei doelgroepen, hebben we benadrukt dat gemeenten, woningcorporaties en urgentiecommissies ook het belang van kinderen mee moeten wegen bij alle beslissingen rondom huisvesting. Het stappenplan dat de Kinderombudsman daarvoor ontwikkelde, kan daarbij echt helpen en kan daarbij een leidraad zijn. Dat is echt een heel mooie manier, denk ik, om vanuit het belang van kinderen te kijken. Ook de VNG is verzocht die brochure bij de eigen achterban onder de aandacht te brengen.
De heer Thijssen vroeg: hoe ziet de minister dit initiatief in het licht van het VN-Kinderrechtenverdrag? Ik denk dat het daarbij heel erg passend is. Het bieden van huisvesting wordt daar expliciet benoemd als een onderdeel van het recht op een toereikende levensstandaard. De rijksoverheid heeft een grondwettelijke opdracht om te voorzien in voldoende huisvesting; daar hebben we vanmorgen nog uitvoerig over gesproken. Dat geldt natuurlijk zeker als het gaat over dit type hele kwetsbare kinderen in een hele moeilijke fase in hun leven. Ik denk dat het voorstel prima in die lijn past.
Welke ondersteuning wordt er geboden buiten het domein van wonen, vraagt de heer Thijssen, en de heer Boulakjar vraagt ook: wat kan de minister doen voor jongvolwassen mantelzorgers? Om even met die laatste te beginnen: dat beleidsterrein is heel breed. Ik denk dat dat heel lang een te weinig geziene groep is geweest. In het kader van het programma tegen eenzaamheid ben ik in Rotterdam begonnen met daar een beleidsprogramma op te maken. We zijn aanvankelijk natuurlijk begonnen met de groep ouderen, want daar is eenzaamheid een veelvoorkomend fenomeen. Toch kwam al vrij snel het verhaal naar voren dat ook jongeren eenzaam kunnen zijn. Dat is natuurlijk ook zo. Welke groep dan bijvoorbeeld vooral? Dat betreft jonge mantelzorgers. Waarom? Omdat zij heel erg bezig zijn met mantelzorgen en heel erg weinig aan zichzelf toekomen. Ze kunnen daar ook moeilijk met anderen over praten en zijn eigenlijk heel erg op zichzelf aangewezen, en daardoor lopen zij echt nadrukkelijk het risico op eenzaamheid.
Dat is een beleidsterrein van waaruit wordt gewerkt, op scholen natuurlijk ook. Het schoolmaatschappelijk werk is daar alert op, moet daar ook steeds alerter op zijn. Dus scholen moeten er sowieso alert op zijn. Het zijn vaak jongeren, kinderen die veel verzuimen bijvoorbeeld. Als achtergrond van dit verzuim speelt dan vaak een mantelzorgvraag. Verzuim kan dus een signaal zij dat een jonge mantelzorger meer steun nodig heeft. Het is natuurlijk logisch dat er vanuit de zorg ondersteuning is voor jonge mantelzorgers. Als je weet dat een moeder veel zorg nodig heeft, veel thuiszorgnodig heeft, veel Wmo-ondersteuning heeft, en die moeder nog wel een thuiswonend kind heeft, zeker in de schoolgaande leeftijd, is het wel iets extra's om rekening mee te houden. Dat zie je steeds meer terugkomen, is mijn beeld, in het beleid van zorg en ondersteuning op gemeentelijk niveau en op scholen. Maar het leven van een jonge mantelzorger is echt zwaar, echt heel erg zwaar. Laten we dat nooit onderschatten.
Dan de weeskinderen buiten het domein van wonen. Mijn collega-minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen is verantwoordelijk voor de Algemene nabestaandenwet en daar zit natuurlijk de regeling in voor de uitkering voor de wezen. Zij zal uw Kamer op korte termijn informeren. Ik weet dat zij heel intensief bezig is om überhaupt het beleid voor weeskinderen tegen het licht te houden: doen we daar eigenlijk wel genoeg? We leven natuurlijk in een land met werkelijk fantastische sociale vangnetregelingen. Alleen lijken juist weeskinderen best nog weleens tussen wal en schip te kunnen vallen. Zij is daar zeer bij betrokken. Dat heeft ze onlangs ook verteld in de ministerraad. Dus weet dat. Zij komt daar in de richting van uw Kamer op terug.
Voorzitter, dat brengt mij aan het einde van mijn heel beknopte, vond ik zelf, bijdrage aan dit debat in ieder geval.
De voorzitter:
Er is altijd weer een nieuw debat, waarin u gewoon overnieuw kunt beginnen.
De Jonge:
Tuurlijk. Tuurlijk. Ik haal het allemaal wel weer in.
De voorzitter:
Ja, wel ja. Hartelijk dank. Tot zover neem ik aan de termijn van de initiatiefnemers. Ik kijk even naar de heer Koerhuis. Die bevestigt dat. De heer Grinwis iets fanatieker dan de heer Koerhuis. Maar goed, ik heb in ieder geval antwoord. Ik ga kijken of er belangstelling bestaat voor een tweede termijn. Mevrouw Beckerman, ik geef graag het woord aan u. Ik zou heel blij zijn als we een beetje kort en puntig door deze termijn kunnen gaan. Mevrouw Beckerman.
Mevrouw Beckerman (SP):
Voorzitter. Ik zat ook wel te twijfelen of een tweede termijn nodig is, want volgens mij is het heel helder gemaakt. Wij stemmen, zoals we in de eerste termijn al zeiden, voor deze wet. Iedereen heeft het al gezegd: het is natuurlijk heel pijnlijk dat het nodig is en dat dit bij wet moet worden geregeld omdat het in de praktijk nog niet goedkomt.
Ik heb een motie van de Ceder meegetekend en ik zit te twijfelen over een motie, voorzitter. Dat mag u best weten. Ik vond dat mevrouw Westerveld … Dat is even buiten het debat. Er is heel duidelijk gemaakt welke impact het heeft als je onder de 27 jaar wees wordt. Dat is gewoon verschrikkelijk. Zo'n gestapeld trauma als je nog niet biologisch volwassen bent, is gewoon gigantisch en daar moet de wetgever gewoon steun voor bieden. Tegelijkertijd zitten wij te worstelen met wat die harde grens van 27 jaar in de wet nou betekent. We willen niet ontkennen dat onder de 27 een veel groter probleem is, maar we willen het kabinet wel vragen om na te denken over wat je nou doet boven de 27 jaar. Want als je net een jaar ouder bent en je hebt lang mantelzorg verleend bijvoorbeeld, dan kom je niet … We weten dat er best wel wat problemen zijn met automatisch dan het huurcontract behouden. Daarom heel kort.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het wetsvoorstel onderscheid maakt tussen wezen ouder en jonger dan 27 jaar;
overwegende dat inwonende kinderen ouder dan 27 jaar na het overlijden van de ouder ook dakloos kunnen raken;
verzoekt de regering geen onderscheid te maken en te bezien hoe ook deze groep kan worden beschermd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Beckerman (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Heel goed. De heer Kops en mevrouw Van Dijk zien af van hun spreektijd. Dat wordt gewaardeerd. Maar de heer Boulakjar heb ik niet kunnen overhalen. Daarom geef ik het woord aan hem.
De heer Boulakjar (D66):
Voorzitter. Dan laat ik mijn inleidende woorden even rusten, behalve dat ik de indieners enorm wil danken.
Dan gaan we meteen over naar de motie die ik vandaag mee heb genomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het verschrikkelijk is dat jonge mensen na het overlijden van hun ouders ook hun thuis verliezen;
constaterende dat dit initiatiefvoorstel ervoor gaat zorgen dat veel jonge mensen die hun ouders verliezen betere huurbescherming krijgen;
constaterende dat mantelzorgende inwonende kinderen die ouder zijn dan 27 jaar, na jarenlange zorg nog steeds hun huis kunnen verliezen als hun ouders overlijden;
overwegende dat deze jonge mensen ook betere huurbescherming verdienen;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat inwonende mantelzorgende kinderen die ouder zijn dan 27 jaar en hun ouders verliezen ook huurbescherming krijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Heel goed. De heer Ceder wilde u ook nog iets zeggen? Dat is het geval.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Ik wil de indieners ook bedanken voor hun beantwoording. Het is al door een aantal collega's gezegd, maar ik heb nog een motie. Die zal ik oplezen. Die is tevens ondertekend door een meerderheid van de Kamer, als ik goed kan tellen. Dat laat dus ook de urgentie zien. Maar uiteraard wachten we de beantwoording van de minister ook af.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de Wet huurbescherming weeskinderen huurders van corporatiewoningen tussen 16 jaar en 27 jaar worden beschermd tegen huisuitzetting;
overwegende dat dit geen huurbescherming biedt aan huurders van private verhuurders;
overwegende dat dit niet veel huurbescherming biedt aan huurders die bijna 27 jaar zijn;
verzoekt de regering te voorzien in een wijziging van het Burgerlijk Wetboek om te zorgen dat alle weeskinderen van 18 jaar en ouder het recht krijgen om een bepaalde tijd, bijvoorbeeld twee jaar, in de ouderlijke huurwoning te blijven wonen en niet uitgezet kunnen worden, ook wanneer de overleden ouder(s) bij een particuliere verhuurder huurde(n), en de Kamer hier voor de zomer over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel en nogmaals dank aan de indieners.
De voorzitter:
Heel goed. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Peter de Groot, van de fractie van de VVD.
De heer Peter de Groot (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zal het kort houden, daar zult u blij mee zijn. Ik wilde heel graag vanaf deze kant nogmaals alle initiatiefnemers danken voor de beantwoording, evenals de ondersteuning, ook als het gaat over het punt van het passend toewijzen. We nemen de suggestie ter harte. De VVD-fractie hoopt echt van harte dat we vanavond met de afronding deze wet met gezwinde spoed tot waarheid kunnen maken.
De voorzitter:
Hartstikke goed. Dank u wel. Ik schors één minuutje en dan gaan we luisteren naar de initiatiefnemers.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de heer Koerhuis. Aangezien de moties zijn gericht aan de regering, neem ik aan dat minister De Jonge nog even zijn licht zal laten schijnen over de moties.
De heer Koerhuis (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Uiteindelijk zijn de drie moties gericht aan het kabinet. Er waren nog wel twee vragen aan ons. De eerste gaat over een wettelijk haakje voor corporaties voor een inkomenstoets om te zien hoe ze omgaan met de huurverlaging. Dat wettelijke haakje bestaat al, namelijk voor een inkomensafhankelijke huurverhoging. We gaan dus een korte nota van wijziging sturen om dat artikel ook hier van toepassing te verklaren.
Dan de vraag over het leggen van een bodem voor huurbescherming van weeskinderen, met ook een verruiming van de leeftijdscategorieën, die geldt voor alle verhuurders. Die motie is gericht aan het kabinet. De beantwoording willen we daar als indieners graag laten, maar natuurlijk gaan we in op de uitnodiging om in overleg te kijken naar het leggen van zo'n bodem.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Heel goed. Het laatste woord is aan de minister.
De Jonge:
Voorzitter, dank u wel. Ik ga vragen om de moties op stukken nrs. 13 en 14 aan te houden, omdat ik naar aanleiding van de motie op stuk nr. 15 met die indrukwekkende lijst van ondertekenaars zeg: dat ga ik doen, ik ga die opdracht graag aan. Ik ga zeker ook graag in overleg met de initiatiefnemers. Ik denk dat we het vraagstuk van Beckerman en Boulakjar daar even bij moeten betrekken. Stel dat je kiest voor twee jaar. Dan is het ook wel logisch om in dat geval iets minder strikt vast te houden aan die 27 jaar. Het zou weleens kunnen zijn dat je net voor je 27ste verjaardag wees wordt. Dan is het eigenlijk logischer om die twee jaar aan te houden dan om heel hard die 27 jaar aan te houden. Daarnaast zijn we bezig met de wijziging van de Awb om überhaupt te proberen de hardheden in dit type termijnen er een beetje af te vijlen. Ik denk dat het een zinvolle gedachte is om de menselijke maat te kunnen betrachten als het om dit type zaken gaat. Geef ons even de gelegenheid om dit goed uit te werken. Daarna …
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman …
De Jonge:
Daarna kom ik bij u terug.
De voorzitter:
Mevrouw Beckerman beaamt dat.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Beckerman stel ik voor haar motie (35999, nr. 13) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Boulakjar.
De heer Boulakjar (D66):
Heel kort. Ik wil 'm met alle plezier aanhouden, maar mij is verteld dat na 6 december alle aangehouden moties vervallen, dus neem in ieder geval de intentie van de motie mee.
De Jonge:
U bent er natuurlijk weer bij straks om daarvoor te zorgen. De enige die er niet bij is, is de heer Koerhuis. Voor de rest is iedereen er gewoon bij, om te zorgen dat dit goed thuis wordt gebracht.
De voorzitter:
Dus de motie is aangehouden.
Op verzoek van de heer Boulakjar stel ik voor zijn motie (35999, nr. 14) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
En wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 15, meneer de minister? Niet praten met de zaal!
De Jonge:
Ik zou niet durven, voorzitter.
De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 15?
De Jonge:
Dat laat ik aan de Kamer, uiteraard.
De voorzitter:
Oordeel Kamer, prima.
Tot zover dit debat.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors enkele ogenblikken. We danken de initiatiefnemers en we danken de minister. Dinsdag stemmen wij hierover.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-15-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.