3 Vragenuur: Vragen Omtzigt

Vragen van het lid Omtzigt aan de minister van Justitie en Veiligheid over het bericht "Veroordeelde IS'er werkte jaar lang voor Vluchtelingenwerk".

De voorzitter:

Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Ik nodig de heer Omtzigt uit om zijn mondelinge vraag te stellen over het bericht "Veroordeelde IS'er werkte jaar lang voor Vluchtelingenwerk". Gaat uw gang.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u wel, voorzitter. "Een verklaring omtrent het gedrag is een verklaring waaruit blijkt dat uw gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving". Is iemand die veroordeeld is voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie en het voorbereiden van terroristische aanslagen geschikt om bij VluchtelingenWerk Nederland gesprekken te voeren met de slachtoffers van dit terrorisme of hun familieleden of nabestaanden?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Laat ik eerst eens beginnen … Nee, laat ik hierop eerst direct een antwoord geven. Ik heb hierbij dezelfde vragen als de heer Omtzigt. Hoe het beleidskader van een vog eruitziet, of dat hier van toepassing was, of het goed gegaan is en of we het zo moeten willen, is aan minister Weerwind. Ik wil niet afschuiven, maar dat is aan minister Weerwind. Die gaat daarover en dat is ook gemeld. Maar ik heb hierover dezelfde vragen. Ik heb ook aangegeven dat ik vind dat dit heroverwogen moet worden op deze manier. Ik kan daar nog iets aan toevoegen; dat is misschien ook goed voor de heer Omtzigt. Bij een vog kijk je normaal vier jaar terug. Bij een veroordeelde voor terroristische misdrijven is dat twintig jaar, maar dan nog kijk je dus terug en beoordeel je dat. Ik heb hierover, denk ik, dezelfde vragen als ieder ander. Zeker.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Deze mevrouw is minder dan vier jaar voordat zij bij VluchtelingenWerk vrijwilligerswerk ging doen, veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf waarvan 10 voorwaardelijk. Ik heb hier wel zeven bijzondere voorwaarden staan, dat ze met ongeveer niemand in contact mag treden: niet met personen die in het voormalige strijdgebied gebleven zijn, niet met personen die op de sanctielijst terrorisme staan. Ze mag helemaal niks. De minister heeft deze vragen. Die vragen hebben wij ook; dat is waarom wij de regering naar de Kamer halen. Kan de regering een indicatie geven hoe het komt dat deze persoon toestemming gekregen heeft om te gaan werken bij VluchtelingenWerk, waar ze toegang had tot de persoonlijke dossiers van de slachtoffers van IS?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nogmaals, als dit de concrete vraag is van de heer Omtzigt, dan is hem via de griffie meegedeeld dat de heer Weerwind hierover gaat, niet ik.

Ik ga het dan toch even een stapje breder trekken; ik wil wat zeggen over de delen waar ik wel over ga. Want dit is een ongelofelijk belangrijk onderwerp. Ik zou op geen enkele wijze willen uitstralen dat ik hier iets niet wil beantwoorden. Alleen die specifieke vragen zijn niet voor mij; dat is van tevoren gemeld. Laat ik meteen wel toezeggen dat de heer Weerwind met een brief zal komen waarin deze beantwoord zullen worden. Ik heb hem ook gevraagd om daarin de vraag mee te nemen of het beleidskader niet heroverwogen moet worden voor vog's voor mensen die veroordeeld zijn voor terroristische misdrijven of radicalisering. U hoort aan mij dat ik exact dezelfde vragen heb, en daarmee ook de zorgen. Want terroristen en IS-terroristen zijn mensen die zich bewust inzetten tegen alles waar wij voor staan.

Onze eerste zorg gaat altijd uit naar de slachtoffers. Ik denk hierbij specifiek aan de jezidi's die ik als minister, maar daarvoor ook als Kamerlid, meerdere malen heb gesproken. Dat gebeurde ook tijdens mijn reis naar Irak vorig jaar. Het gaat om de zorg voor de slachtoffers en daarnaast om het straffen van de daders. Wat ik daarbij zelf doe is aan de ene kant hier werken aan wetgeving. U krijgt bijvoorbeeld van mij binnenkort een voorstel over het verhogen van de strafmaat voor deelname aan terroristische organisaties. Wat mij betreft gaat dat van vijftien naar twintig jaar. U weet ook dat ik vorig jaar naar Irak ben geweest om met mijn collega's te spreken om ervoor te zorgen dat deze mensen, die zich inzetten voor het vernietigen van alles waar wij voor staan, gestraft worden. Ik heb daar ook met jezidi's gesproken, naar hun zorgen geluisterd en mij ingezet voor zorg voor hen. In dit kader had ik dus dezelfde verbazing en zorgen over de vog. Vandaar dat ik hierbij vraag of minister Weerwind in zijn brief kan ingaan op de heroverweging van dat kader.

Voorzitter. Laat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid een ding toevoegen over die dossiers waar betrokkene bij VluchtelingenWerk mee bezig is geweest. Ik wil graag dat VluchtelingenWerk met hulp van experts doorneemt of daar ook gevaren zijn ontstaan. Ik bied daarvoor graag de experts van het Landelijk Steunpunt Extremisme aan. Dat is natuurlijk het deel waar ik mij zorgen over maak. Ik wil dat we daar proactief op gaan handelen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik wacht die brief met grote belangstelling af om te zien hoe het gebeurd is en waarom deze persoon een vog heeft kunnen krijgen. Dan zou ik ook graag willen weten of de minister het net zoals ik onacceptabel acht dat er nog andere terroristen zijn die in Nederland een vog gekregen hebben. Kunnen wij een indicatie krijgen van hoeveel mensen die veroordeeld zijn voor terrorisme door IS of andere terroristische groepen, vog's gekregen hebben in Nederland in de afgelopen twee of drie jaar?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ook deze vraag zal ik graag doorgeleiden naar de heer Weerwind. Wellicht had het een brief kunnen voorkomen als hij hier gewoon had gestaan en op deze vragen was ingegaan. Ik vermoed dat ik hier ook vragen krijg die wél voor mij zijn.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Deze vragen zijn voor de minister van Justitie. De minister van Justitie is verantwoordelijk voor de veiligheid van Nederland en voor terrorismebestrijding. Hier worden vragen gesteld — ik kijk even naar de heer Ellian — over de beveiliging van de extra beveiligde inrichtingen om deze mensen met niemand in contact te laten treden. Maar op het moment dat deze mensen naar buiten komen en in contact kunnen komen met de slachtoffers, hebben we toch te maken met rechtstreekse intimidatie van deze mensen? Is de minister het met mij eens dat mensen die veroordeeld zijn voor terrorisme, twintig jaar lang ... Dat is de terugkijktermijn die ook zedendelicten geldt. Als je een zedendelict gepleegd hebt, dan kijk je geen vier jaar terug, maar twintig jaar terug. Dan mag je niet met kinderen werken, ook vijftien jaar later niet. Is de minister het met mij eens dat je, als je veroordeeld bent voor terrorisme, twintig jaar lang gewoon geen vog moet kunnen krijgen die je in staat stelt om contact met slachtoffers te hebben, aan politieke of maatschappelijke beïnvloeding te doen en al dat soort taken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, ik ben verantwoordelijk voor de veiligheid en dat is de reden waarom ik hier niet alleen nog steeds, demissionair of niet, bezig ben met wetten om ervoor te zorgen dat we deze mensen zo lang mogelijk kunnen opsluiten, maar waarom ik ook als eerste en enige minister van Justitie naar Irak ben gegaan om ervoor te zorgen dat ze er daar niet straffeloos vandoor gaan. Ik ben ook continu in gesprek met jezidi's om te zien wat we nog meer voor hen kunnen doen. Het beleidskader voor een vog is samen met de Kamer en de heer Weerwind vastgesteld. Dat er bij terroristen twintig jaar terug wordt gekeken, lijkt mij heel goed. Het lijkt me nog beter als daar scherper naar wordt gekeken. Ook al ga ik er niet over, geef ik dus wel de wens mee dat het zeker wordt heroverwogen. Alle detailvragen, bijvoorbeeld hoe we dat snel mogelijk kunnen veranderen, zijn voor de verantwoordelijke minister. Ik hoop dus dat dat gesprek snel plaatsvindt. Daarmee denk ik dat ik helaas deze vraag op deze manier moet beantwoorden.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik verzoek de regering toch om aan te geven hoeveel veroordeelde terroristen een vog gekregen hebben, de afgelopen jaren in Nederland. Ik bedoel dit. Jongeren worden stages geweigerd op het moment dat ze één keer een winkeldiefstal gedaan hebben. Hoe ga je aan die jongeren uitleggen dat veroordeelde terroristen vog's kunnen krijgen, maar zij door die ene winkeldiefstal vier jaar lang geen baan kunnen vinden en hun hele leven niet op de rit kunnen krijgen?

Ik vind dit echt heel ernstig en ik vraag dit niet voor niks aan de minister van Justitie die verantwoordelijk is voor het veilig houden van dit land. Ik heb goed gehoord wat zij gezegd heeft, dus ik verwacht ook binnen een week die lijst van hoeveel terroristen hier vog's krijgen in dit land van de minister die verantwoordelijk is voor het veilig houden. Ik heb goed gehoord dat ze gezegd heeft dat dat twintig jaar mag duren.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De heer Omtzigt probeert nu een tegenstelling te creëren die er niet is, want ik heb al aangegeven dat ik het meegeef aan de heer Weerwind, die het in zijn brief zal laten terugkomen. De termijn daarvan weet ik niet. Hij zal dat zo snel mogelijk doen, daar ben ik van overtuigd. En daar zit ook bij, dat heb ik zojuist al gezegd, als hij dat kan ophalen, hoeveel mensen met dit profiel er zijn. Dat is al toegezegd, dus die tegenstelling …

Kijk, de heer Omtzigt en ik trekken op dit onderwerp in verschillende rollen, op verschillende momenten ook samen op. Ik sta hier niet tegenover hem. Wij staan hier naast elkaar. Ik heb deze zelfde zorgen. Daarnaast ben ik als minister van Justitie en Veiligheid alles aan het doen om de wetgeving en de regels zo strak mogelijk te hebben, zodat mensen die daar hun misdaden plegen, daar veroordeeld worden. Als ze al hier belanden of hier zelf terugkomen, zal ik ze hier zo stevig mogelijk straffen. Ik heb de zorg voor de jezidi en ik heb naar de verantwoordelijke minister doorgeleid dat hij met zijn brief komt. Dus ik ben het volledig eens, sterker nog, we staan hier al jaren naast elkaar.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het spijt me. Ik ben nog niet overtuigd en ik wil deze brief hebben van de regering, want ik wil aan dezelfde kant van het touw trekken, maar dat gebeurt op deze manier niet. Ik wil weten hoeveel terroristen hier een vog gehad hebben.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die heb ik al toegezegd, die komt eraan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ja, maar dat wil ik ook deze week weten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat zal ik doorgeven.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik ga dan nog één ding zeggen. Ik heb een jezidi op mijn lijst staan. Deze man kan niet eens aangifte doen, terwijl hij bedreigd wordt. Hij wordt weggestuurd bij het bureau Amsterdam-Zuid. Er wordt gezegd dat hij van de lijst af moet omdat hij een kafir is en dat ze zijn familie weten te vinden in Irak. Er zijn allerlei appjes die u niet wilt zien, voorzitter. Hij kan niet eens aangifte doen. Ik zie de heer Wilders knikken, want hij krijgt nog ernstigere bedreigingen. Ik verwacht betere bescherming hier. Ik heb dat aangegeven bij de NCTV, de AIVD en de Voorzitter van de Kamer; het spijt me dat ik dat hier moet zeggen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik wil heel graag ook ingaan op de persoon op de lijst van de heer Omtzigt die ik persoonlijk ook heel goed ken en die ik jaren geleden als Kamerlid zelf heb benaderd, omdat hij toen al bedreigd werd vanwege zijn activiteiten hier. Dat werd niet geaccepteerd door die mensen, die zijn familie daar gingen bedreigen. Ik heb hem meteen gebeld en ik heb meteen met hem aan tafel gezeten en in al die jaren daarna zijn input altijd gebruikt voor mijn input als Kamerlid en daarna als beleid. Ook hier is dit iets waar we samen in staan.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Deze kandidaat is weggestuurd en deze bedreigingen werden als een melding opgepakt, terwijl ik het de veiligheidsdienst gezegd heb. Er werd gezegd dat hij niet op de lijst moest en er werd gevraagd of hij van de lijst ging, bij dit soort bedreigingen. Dat is een land onwaardig. Wederom: de minister is verantwoordelijk voor deze diensten en ze zijn van tevoren geïnformeerd. Ik neem dit hoog op als er wat gebeurt. Ik kan het ook niet zomaar over mijn kant laten gaan. Ik heb het ook aan de Voorzitter gemeld en ik kan nergens terecht hiermee. Het politiebureau Amsterdam-Zuid kan zich kapot schamen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Op het moment dat er individuele zaken spelen die in dit geval zo heftig zijn, en ik word aangesproken: mijn nummer is ook bekend. Dat hoeft niet te wachten tot de mondelinge vragen. Alstublieft, zet mij niet weg alsof het mij niet raakt, alsof ik daar niet voor zou willen rennen. We hebben het hier over beleidsvragen. Het staat de heer Omtzigt vrij om elke vraag hier neer te leggen, maar als we moeten rennen voor de veiligheid van iemand, ben ik altijd degene die u kunt bellen.

De voorzitter:

Dank u wel. Het is ook niet aan mij om bij dit mondelinge vragenuur op deze kwestie terug te komen, maar ik spreek u graag na het mondelinge vragenuur. Dan geef ik het woord aan de heer Wilders van de PVV. Gaat uw gang.

De heer Wilders (PVV):

Het is een ongekende schande dat veroordeelde terroristen dit soort baantjes als bij VluchtelingenWerk krijgen, maar dat is ook aan de politiek. Ik vraag de minister van Justitie om een reactie over iemand anders die een veroordeelde moslimterrorist is, namelijk mevrouw Soumaya Sahla. Zij is als adviseur aangesteld door het hoofdbestuur van de VVD. Deze mevrouw is tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld, omdat zij lid was van een terroristische organisatie die mij om zeep wilde helpen en die collega Eerdmans een kopje kleiner wilde maken, gewoon Tweede Kamerleden. Ze is veroordeeld wegens ongeoorloofd wapenbezit. Ze had een Kroatisch automatisch machinegeweer bij zich en riep "Allahoe akbar" tijdens haar arrestatie. En die mevrouw is nu opnieuw officieel adviseur bij de VVD. Ik vraag deze minister, niet als partijleider van de VVD, maar als minister van Justitie, die net ook deed alsof — ze fakete dat hopelijk niet — ze het onverantwoord vindt wat er is gebeurd bij VluchtelingenWerk, of hetzelfde niet geldt voor politieke partijen zoals de VVD.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Betrokkene is op geen enkele wijze officieel adviseur bij de VVD. Laat ik dat de heer Wilders meegeven, als partijleider. Ik en woordvoerders van de VVD hier worden niet geadviseerd door betrokkene. Ze heeft daar ook geen leidende rol in.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw Soumaya Sahla heeft zelf gezegd — ik zal er even officieel bij halen hoe ze het voor de radio heeft geroepen — dat zij adviseur is van het partijnetwerk Migratie en Integratie. Zij is dus, zegt zij, adviseur van het VVD-partijnetwerk Migratie en Integratie. Of u ontkent dat, of het is waar. Als het waar is, vraag ik het volgende. Waar is uw morele kompas als iemand die veroordeeld is voor lidmaatschap van de Hofstadgroep, die dus veroordeeld is omdat ze lid was van een terreurorganisatie, die Kamerleden als ondergetekende en de heer Eerdmans wilde vermoorden en die met een automatisch machinepistool is gearresteerd, een functie krijgt bij de VVD, wie ze daar dan ook adviseert? Die functie had ze, en vorige week heeft ze tegen Radio 1 gezegd dat ze dat opnieuw doet. Als dat zo is, waar is uw morele kompas?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik geef aan: we hebben leden, mensen kunnen meepraten en aan tafels zitten. Ze kan verder zeggen wat ze daarnaast nog is. Ik geef iets aan over wat in de inbreng van de heer Wilders zat: het is niet aan de orde dat ze als officieel adviseur is aangesteld. Ik word niet geadviseerd door betrokkene. Kamerleden hier worden dat ook niet. Punt. Dat is duidelijk.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Wilders (PVV):

Mijn vraag aan de minister is: is mevrouw Soumaya Sahla lid van het partijnetwerk Migratie en Integratie?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is wat anders. Dat heeft niks te maken met een officieel adviseurschap. Want zo begon de heer Wilders. Hij zei: ze is als officieel adviseur aangesteld. Nee. Maar iedereen kan lid worden van de partij en elk lid kan zich vervolgens inschrijven bij een netwerk. Dat is iets heel anders dan officieel adviseur zijn en op die manier een rol hebben. Dat is niet aan de orde. Het is dus geen functie die betrokkene heeft of heeft gekregen, of waarvoor ze is aangewezen. Absoluut niet.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter, excuses. Dit raakt mij persoonlijk, dus sorry dat ik nog tien seconden van uw tijd vraag. Een veroordeelde terrorist is dus, of de minister het nou leuk vindt of niet, lid van het partijnetwerk Migratie en Integratie bij de VVD. U moet zich daarvoor kapot schamen. U heeft totaal geen moreel kompas, omdat iemand in uw partij die functie heeft of dat kan doen terwijl ze Kamerleden wilde vermoorden.

De voorzitter:

Ik heb de heer Wilders even wat meer ruimte gegeven ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, natuurlijk.

De voorzitter:

... vanwege de persoonlijke situatie op het gebied van veiligheid. Dit even ter toelichting.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is ook precies het punt waarop ik nog wel zou willen reageren, want met de woede en de onrust die de heer Wilders voelt, kan ik heel erg goed meeleven. Die snap ik heel goed. Ik neem de ruimte om te zeggen dat ik het snap, omdat de heer Wilders hopelijk ook van mij weet dat ik dit soort dingen niet naast mij neerleg, dat het mij raakt en dat ik dit niet als een ambtelijk verhaal ernaast leg. Ik reageer daarna wel op hoe het feitelijk zit. Betrokkene heeft geen officiële rol, is niet aangewezen en heeft geen functie gekregen. Maar ik zal de heer Wilders nooit bevragen op "waarom ben je hier zo gefrustreerd over?", want ik vind dat hij dat recht heeft.

De voorzitter:

Eerst is de heer Ellian, van de VVD, en dan de heer Eerdmans. O, was de heer Eerdmans eerder? Gaat uw gang. De heer Eerdmans van JA21.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik heb een interruptie ter onderstreping van dit punt, waarmee ik ook een persoonlijke relatie heb. Ik vind het onbegrijpelijk dat de VVD geen afstand neemt van mevrouw Sahla. Dat had de VVD gesierd, omdat het in de politiek geen pas geeft om dit soort mensen überhaupt in je club actief te laten zijn, denk ik. Maar dat wil ik even parkeren.

Ik vind het ook redelijk onbegrijpelijk dat de minister de boel richting de heer Omtzigt eigenlijk een beetje probeert weg te parkeren bij de heer Weerwind, zo van: er komt een verslag over. Dat is wel de indruk die ik krijg, omdat zij ook een beetje geprikkeld reageert. Ik zou denken dat u dit onmiddellijk moet omarmen. Het verhaal dat hier neergelegd wordt, is dat van het onbegrip in Nederland over de mogelijkheid dat IS'ers na hun straf op die manier nog zo dicht bij hun slachtoffers kunnen komen. Ik heb veel tbs-debatten gedaan, ook over seksuele misdadigers, en daarbij is altijd de lijn geweest: hoelang moeten wij die mensen in de gaten blijven houden na hun straf? Daar gaat het in feite hier ook over. Wat doen wij met IS'ers? Die moeten we wat JA21 betreft helemaal niet hiernaartoe halen, maar het is kabinetsbeleid om ze hier hun straf uit te laten zitten. Niet doen; laat ze daar. Maar als IS'ers, terroristen, hier zijn, hoe monitoren wij die dan na hun straf, los van de vog?

De voorzitter:

Een concrete vraag.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Om met het eerste deel van de vraag van de heer Eerdmans te beginnen: ik zet helemaal niks weg. Ik deel het onbegrip. Ik vind het ook onbegrijpelijk dat iemand met dit verhaal, met een vog, uiteindelijk bij VluchtelingenWerk belandt en in die dossiers kan kijken. Maar terecht bevraagt u het kabinet: "Hoe is dat gegaan? Was dat binnen de regels? Wat ga je daar dan aan doen?" Daarvoor moet je bij de verantwoordelijke minister zijn. De Kamerleden weten dat dat minister Weerwind is. Hij komt snel met een brief. De elementen die in die brief moeten staan, zijn zojuist meegegeven en zullen ook aanvullend worden meegegeven. Daarnaast ben ik zelf ingegaan op al die elementen, die de heer Eerdmans terecht aanhaalt, waar ik wél verantwoordelijk voor ben en waarvoor ik hier ook vaak met hem sta.

Dan kom ik op de IS'ers. Ten eerste is het beleid van het kabinet, in tegenstelling tot bijna alle andere Europese landen, niet om IS'ers proactief terug te halen; dat doen wij niet. We doen dat alleen op het moment dat de rechter zegt: je moet nu die persoon halen en als je dat niet doet, dan beëindig ik de strafzaak. We wegen vervolgens al die elementen af, van nationale veiligheid tot andere belangen. De heer Eerdmans kan zich voorstellen dat nationale veiligheid voor ons heel zwaar weegt. Die afweging maken we en als we de betrokkene dan niet hiernaartoe halen, dan is de strafzaak beëindigd; die kan dus naar binnen wandelen zonder straf. Willen we dat risico nemen of is de strafzaak zo stevig dat je hier vervolgens voor de veroordeling wilt gaan? Het is dus altijd, elke keer, maatwerk.

Stel nou dat diegene hier uiteindelijk belandt, hier daden heeft gepleegd of zelf hiernaartoe teruggekomen is — elk scenario bestaat helaas in dit geval — dan is het mogelijk dat de rechter bij de veroordeling bijvoorbeeld een maatregel uit de Wet langdurig toezicht oplegt. Dat betekent dat je langdurig, zo lang als nodig, na detentie iemand kunt volgen. Daar zijn meerdere manieren voor. Dit is de stevigste manier, want dan legt de rechter het op. Maar er zijn ook casusoverleggen, er zijn manieren voor de inlichtingendiensten en het is allemaal en-en-en om ervoor te zorgen dat wij in ons land geen onveiligheid ervaren door deze mensen. Dat is de kern.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik wil weten hoeveel risico wij lopen in Nederland. Daar gaat het mij om. Die strafzaak beëindigen is uitstekend. Hun grootste straf is om daar te blijven. We moeten onderschrijven dat de grootste straf voor IS'ers is om daar te blijven, voor de IS-bruidjes en noem het maar op. Ze komen hiernaartoe omdat u hen straf op wilt leggen. U zegt dat we wel toezicht kunnen houden enzovoorts, maar mijn grote punt is: hoe groot is het risico bij deze zeer gevaarlijke, extreem gevaarlijke, misschien wel gevaarlijkst mogelijke, categorie mensen die er in Nederland kan zijn? Daar gaat het om. Hoe groot is het risico voor Nederland als deze mensen hier na hun straf rondlopen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als de optie "blijf daar maar; punt" er was, dan hadden we een andere afweging. Die optie is er niet, omdat men zich gewoon zelf kan melden bij een consulaat of een ambassade van bijvoorbeeld Turkije en dan gewoon hiernaartoe terug kan wandelen. Ik weet zeker dat als dat zou gebeuren en diegene hier straffeloos met een uitkering en een sociale huurwoning zou staan, de heer Eerdmans zou zeggen: wat ben je aan het doen? Dat zijn dus al die afwegingen die je vervolgens moet maken. En het kan zijn dat je in het kader van de nationale veiligheid zegt: we nemen dat risico niet; we willen diegene sowieso niet hier. Maar het kan ook zijn dat je zegt: de straf die een persoon hier kan uitzitten voor zoveel jaar en er daarna voor kunnen zorgen dat je langdurig toezicht houdt, wegen daar tegenop. Díé afwegingen horen we te maken vanuit de nationale veiligheid. Nationale veiligheid is een inhoudelijke afweging die altijd gaat over de veiligheid van Nederlanders en nooit kan gaan over politieke oneliners. Vervolgens, als iemand hier is, wordt diegene in detentie in de gaten gehouden door inlichtingendiensten. Dat gebeurt daarbuiten ook, op grond van de Wet langdurig toezicht. Al die elementen wegen we mee. Sterker nog, we rapporteren daarover, ook richting de heer Eerdmans, die het allemaal kan teruglezen. Maar er is allesbehalve sprake van proactief ophalen en daar naïef naar kijken. Absoluut niet.

De heer Ellian (VVD):

Ik zie de heer Omtzigt niet, maar misschien om te beginnen: de kandidaat over wie hij sprak, verdient alle steun. Het is een moedig man omdat hij zich toch wil kandideren in deze vrije democratie. Ik ga ervan uit, deze minister kennende — ze is altijd begaan met bedreigde personen en zeker ook met de positie van jezidi's — dat ze de hartenkreet van de heer Omtzigt goed gehoord heeft. Als het gaat om de vragen die de heer Omtzigt stelde: het is natuurlijk bizar en verbijsterend dat deelname aan een terroristische organisatie niet zwaarwegend zou zijn als je een vog aanvraagt om bij VluchtelingenWerk te mogen werken. De belangrijkste vraag voor mijn fractie is: hoe worden terroristische misdrijven dan gewogen bij een vog? Dat is de allerbelangrijkste vraag.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister is aan het woord.

De heer Ellian (VVD):

Ik heb nog een korte aanvulling. Ik heb maar één vraag, voorzitter. Mag ik aannemen dat ...

De voorzitter:

U heeft twee vragen.

De heer Ellian (VVD):

I know, maar er is al veel gezegd.

De voorzitter:

Maar ik wil de minister laten antwoorden.

De heer Ellian (VVD):

Zeker, zeker.

De voorzitter:

Gaat uw gang, minister.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Een vog, zo heb ik begrepen, kan op een objectieve grond en een subjectieve grond worden verleend. Dat betekent dat én wordt gekeken of hier sprake is van risico op recidive én dat daarna een weging plaatsvindt. Er wordt gekeken wat nou zwaarder weegt: het risico op recidive of het feit dat iemand resocialiseert. Dat is even in algemene zin heel kort door de bocht een technisch antwoord.

Waar het hier over gaat, is dat we deze mensen al beschouwen als een aparte categorie, net als zedendelinquenten. Je kijkt niet vier jaar terug maar twintig jaar terug. Ik ben het dus volledig eens met de heer Ellian als het gaat om hoe je het daarna weegt. Had de betrokkene dan bij VluchtelingenWerk mogen belanden? Ik heb verteld welke zorgen ik heb. Ik heb ook verteld dat ik VluchtelingenWerk zeer aanraad om actief met experts te kijken tot welke dossiers de betrokkene toegang heeft gehad en of die mensen daar nu risico door lopen. Daar ga ik mee aan de slag. En ik zorg ervoor dat ook deze elementen van de heer Ellian door minister Weerwind worden beantwoord in de brief, die er zo snel mogelijk aankomt.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik herken wel een beetje het ongemak van de heer Eerdmans, omdat we hier te maken hebben met een situatie waarvan we weten dat deze minister altijd moord en brand schreeuwt als het gaat om IS-aanhangers. Dan komt zo'n bericht wel heel raar naar voren en krijg ik ook de indruk dat het wordt doorgeschoven naar de heer Weerwind, terwijl dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Ik wil mijn vraag richten op de timing van dit berichtje, omdat die ook wel bijzonder is: een dag na de verschrikkelijke aanslag in Brussel, zeg ik even. Dat roept bij mij de vraag op, en dat is ook de vraag die ik direct aan de minister wil stellen: waarom heeft deze situatie dan zo lang mogen duren? Ik kan niet anders constateren dan dat VluchtelingenWerk maar ook de vluchtelingen hebben gevoeld dat men hen hierdoor in de kou heeft laten staan, omdat ze mogelijk niet tijdig zijn geïnformeerd.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik zal zorgen dat de heer Weerwind daar ook op ingaat in zijn brief.

Mevrouw Helder (BBB):

Wij hebben altijd de mond vol van het beschermen van slachtoffers. Nou hebben we hier twee echt concrete en ernstige gevallen, en dan hebben we het over maatwerk, dan horen we heel veel woorden en dan horen we dat we een brief krijgen. Maar hoe moeilijk kan het nu zijn om je uit te spreken dat dit gewoon echt niet kan, dat iemand die veroordeeld is voor het lidmaatschap van een terroristische organisatie, op geen enkele wijze bij VluchtelingenWerk terecht had mogen komen? Er is geen enkele context en geen enkel maatwerk te bedenken die dat zouden rechtvaardigen. De andere situatie betreft ook een veroordeling vanwege een lidmaatschap van een terroristische organisatie, welke formele zin er ook aan wordt gegeven: lid van een partijcongres of weet ik wat allemaal. Hoe moeilijk is het om uit te spreken dat zo'n mevrouw op geen enkele wijze toegang tot dit gebouw zou mogen krijgen? Want dat is volgens mij wel wat er hier aan de hand is. Daar is toch geen enkele rechtvaardiging voor? Hoe moeilijk kan het zijn om die twee woorden uit te spreken?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is alsof mevrouw Helder de afgelopen twintig minuten niet heeft gehoord. Ik heb gezegd dat ik dezelfde vragen heb, dat ik me ook afvraag hoe het mogelijk is dat er een vog is afgegeven. Ik heb gezegd: als dat al past binnen onze beleidskaders, dan moet je die herzien, want dit kan niet. Dat is ongeveer letterlijk hetzelfde en wordt uitgesproken door een minister die er niet eens over gaat. Deze Kamer weet dat. Ik doe hier niet alleen die stap. Ik zeg niet alleen namens een collega nog een brief toe, maar ik ga ook uitgebreid in op het deel waar ik zelf over ga. Ik ga uitgebreid in op de zorgen — waar ik geen vragen over heb gehad, maar die ik zelf heb opgepakt — die mij ertoe hebben gebracht om tegen VluchtelingenWerk te zeggen: ga met experts die dossiers doornemen en ga na wat daar gebeurd is. Ik vind het dus een niet heel faire interruptie.

De voorzitter:

Mevrouw Helder. Nee? Dan gaan we naar de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb nog een aanvullende vraag. Het verbaast me inderdaad dat een belangrijk deel van de vragen beantwoord moet worden door een collega van deze minister. Dat was te voorzien. Dan had men toch moeten overwegen om die minister ook voor dit vragenuurtje uit te nodigen? Dat is één.

De voorzitter:

Het is een mondelinge vragenuur. Het is ook heel duidelijk gecommuniceerd aan de heer Omtzigt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik heb het aangeboden. Ik heb gezegd: u moet een collega-minister hebben.

De voorzitter:

Ja.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De Kamerleden hebben ervoor gekozen om mij hier uit te nodigen. Daar maak ik dan gebruik van, met dank, om …

De voorzitter:

Maar laten we nu de heer Bisschop de mogelijkheid geven …

De heer Bisschop (SGP):

Het was verhelderend …

De voorzitter:

Mag ik even? Laten we de procedure nu niet meer bespreken, maar de mondelinge vragen stellen aan de minister. Het woord is aan de heer Bisschop, van de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Kan deze minister ervoor zorgen dat de brief, die dus van haar collega moet komen, inderdaad alle details bevat die van belang zijn? Wie heeft de vog afgegeven? Wanneer is die afgegeven? En daarnaast moet die brief de overwegingen bevatten, dus het complete verhaal. We zitten vlak voor het reces. Als we niet oppassen, verzandt dit en loopt het als droog zand weg. Dat willen we dus niet.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ga al deze elementen absoluut doorgeven. Dat is misschien ook de frustratie die u aan mijn kant hoort. Ik ben zo eerlijk om hier te zeggen dat ik dezelfde vragen heb en dat hiernaar gekeken moet worden. Ik geef bij de Kamer aan: dan zult u wel bij minister Weerwind moeten zijn; wilt u die niet hebben? Dat is om die reden, namelijk omdat dit zo urgent is en we daar wel in moeten duiken. Ik zal al die elementen doorgeven. Ik ben ervan overtuigd dat minister Weerwind, die natuurlijk diezelfde vragen heeft, daar goed op in zal gaan. Het kan zo zijn dat het te veel op de casus gericht is en dat dus niet alle details kunnen worden gedeeld, maar ik ben ervan overtuigd dat de Kamer daar dan ook begrip voor zal hebben. Maar de vragen zijn helder en dit was precies het element waarom ik zei: ik snap dat het campagnetijd is, maar roep dan de minister die erover gaat.

De voorzitter:

Dank u wel, minister. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het deel van de minister van Justitie en Veiligheid. Ik dank u voor uw aanwezigheid hier.

Naar boven