6 Negeren Kamermeerderheid inzake de Nederlandse positie in het Europese debat over de Europese digitale identiteit

Aan de orde is de interpellatie-Leijten, gericht tot de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, over het negeren van een Kamermeerderheid inzake de Nederlandse positie in het Europese debat over de Europese digitale identiteit.

Tot het houden van deze interpellatie is verlof verleend in de vergadering van 17 januari 2023.

(De vragen zijn opgenomen aan het eind van deze editie.)

De voorzitter:

Dan gaan we in één vloeiende beweging door met iets geheel anders, namelijk een interpellatiedebat. Dat hebben we niet zo heel vaak in deze Kamer. Ik zal daarom nog even vertellen hoe de vork in de steel zit. Ik geef straks met heel veel plezier het woord aan mevrouw Leijten. Zij is onze interpellant. Zij heeft dan een spreektijd van vier minuten. Zij mag niet geïnterrumpeerd worden. Vervolgens antwoordt de staatssecretaris, die evenmin geïnterrumpeerd mag worden. Dat is dan de eerste termijn van de Kamer. Vervolgens breekt de tweede termijn van de Kamer aan. Dan geef ik als eerste het woord aan mevrouw Leijten. In de tweede termijn mogen interrupties plaatsvinden. Dan geef ik het woord aan de andere deelnemers van dit debat en vervolgens weer aan de staatssecretaris. Zo zit het in elkaar. Ik vertel nog even dat mevrouw Leijten schriftelijke vragen heeft ingediend bij het ministerie, die ook zijn verspreid onder de leden.

Nou, dat is het. Ik geef graag het woord aan mevrouw Leijten van de fractie van de SP. Zij heeft, zeg ik nogmaals, vier minuten en zij kan niet geïnterrumpeerd worden. Het woord is aan haar.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Het moet natuurlijk veilig zijn om je te kunnen identificeren op internet. Het moet zeker zijn dat u degene bent die u zegt dat u bent. Ook moet datgene kunnen worden gedaan wat nodig is met de noodzakelijke gegevens voor de identificatiecheck: kijken of je ergens recht op hebt, of je iets mag kopen en noem het maar op. Mag je bijvoorbeeld wel een auto huren als je niet de leeftijd voor een rijbewijs hebt in het desbetreffende land? Het gaat om dat soort zaken. Nederland heeft daarvoor DigiD. Voor zakendoen met de overheid heb je de digitale identificatie DigiD. Iedereen die de geschiedenis van DigiD kent, weet hoe ingewikkeld het is om dat op een goede en veilige manier vorm te geven.

Nou heeft de Europese Commissie het briljante idee om daar een Europees project van te maken, want als je je in Nederland moet kunnen identificeren, dan moet je dat ook in andere landen kunnen doen met de andere overheden. Waarom eigenlijk, vraag ik de staatssecretaris. Op welke momenten is dat nou precies nodig? Welke relatie heb je met andere overheden die het nodig maakt om je daar goed te identificeren en om dat in Europese regie te leggen?

De Kamer is van het begin af aan heel kritisch. Het moet nooit verplicht worden je op deze manier te identificeren, zegt een unaniem aangenomen Kamermotie. We willen geen Europees burgerservicenummer. Dat zei een ook anoniem aangenomen Kamermotie. De Kamer heeft meerdere keren felle debatten gevoerd met deze staatssecretaris over wat zij in Europa al dan niet aan het onderhandelen was. Daarin was duidelijk dat de staatssecretaris een stuk optimistischer is over dit alles dan de Kamer. Daarin was ook duidelijk dat de staatssecretaris meermaals is gevraagd rustiger aan te doen.

Nou lag er in november een voorstel. Er was een eindonderhandeling. De staatssecretaris was superblij. Ze had alles binnengehaald. De Kamer was superkritisch, want alles is boterzacht. Het Europees bsn is in de koelkast gezet en we kennen allemaal de Europese, Brusselse koelkasten: daarin blijven heel veel voorstellen goed en die komen er altijd weer uit om het op een ander moment toch nog een keer te proberen. Er kwam een hele kritische motie van de SGP. Nee, van de ChristenUnie. Excuus. Die werd aangenomen. Er kwam ook een motie van de SP. Die zei: niet instemmen met het voorstel en komen met een verklaring dat het Nederlandse Parlement niet akkoord is. Die werd ook aangenomen.

De staatssecretaris wenste de motie niet uit te voeren. Hoe haalt ze het in haar hoofd? Hoe had ze dit niet voorzien? Hoe had ze niet voorzien dat de Kamer dit weleens niet zou willen? Waarom heeft zij de positie van de Kamer in Brussel bij haar Europese collega's niet gewoon eerlijk ingebracht? Zij heeft daar wél filmpjes lopen maken ter promotie van haarzelf, maar niet genoemd dat ze iets deed tegen de wens van de gekozen volksvertegenwoordiging. Snapt zij dan niet dat ze daarmee niet alleen een bom legt onder het onderhandelen over iets wat best cruciaal is, maar zeker veilig moet zijn, maar dat dit zeker ook allerlei onvrede voedt, aangezien het allemaal besloten zal worden buiten ons blikveld? Snapt zij niet dat dit het wantrouwen voedt en dat de staatssecretaris daarvan onderdeel is?

Voorzitter. De staatssecretaris zegt: de Kamer had het niet prioritair verklaard. Dat is een soort toverstafje waarmee de Kamer dan wel goed geïnformeerd wordt of waarmee er wel naar de Kamer wordt geluisterd. Is de staatssecretaris echt van mening dat dat noodzakelijk is? Is de staatssecretaris ook van mening dat haar onderhandelingspositie weg was geweest op het moment dat ze tegen had gestemd? Want welke positie heeft de Kamer dan überhaupt om een keer nee te zeggen tegen een Europees voorstel?

En dan tot slot, voorzitter. Deze staatssecretaris werkt al aan de Nederlandse uitvoering van dit voorstel. Er is vorige maand zelfs al een testding ingegaan. Waarom doet ze dat? Waarom gaat ze door, terwijl we de Wet digitale overheid nog niet eens hebben aangenomen — die ligt nog in de Eerste Kamer — en de gemeenten zeggen dat ze dit eigenlijk nog niet goed kunnen vormgeven? Waarom hobbelt ze door, zowel in Europa als in Nederland?

De voorzitter:

Heel goed. Dan geef ik graag het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van de vragen die door mevrouw Leijten zijn gesteld, zowel die die zojuist zijn gesteld als de ingediende vragen, zou ik graag een korte inleiding willen houden en dan willen ingaan op deze vragen.

Ik wil graag benadrukken dat ik die regulering van de digitale identiteit, ook wel een wallet of datakluis genoemd, waarmee burgers en bedrijven zelf kunnen bepalen welke gegevens ze over zichzelf verzamelen en welke daarvan ze delen en met wie, een belangrijke ontwikkeling vind. Die ontwikkelingen zorgen er namelijk voor dat mensen makkelijker regie kunnen houden op hun eigen gegevens, en ook voor dataminimalisatie. Zo hoeven niet langer al je data te worden gedeeld, maar bijvoorbeeld alleen of je boven of onder de 18 jaar bent. Als je een woning huurt, hoef je niet precies je inkomen te delen, maar hoef je alleen maar aan te geven of je wel of niet voldoet aan inkomenseisen.

De verordening die in Europa voorligt, zorgt ervoor dat er meer waarborgen gesteld worden dan nu aan bijvoorbeeld de wallets op mobiele telefoons met onze bankpas. We weten op dit moment niet goed hoe die door met name Amerikaanse techbedrijven gereguleerd worden.

Dat neemt overigens niet weg dat ik de zorgen van de Kamer in de debatten die we daarover hebben gevoerd, heel goed begrijp en heel serieus neem. Over het wetsvoorstel dat op 3 juni 2021 is gepubliceerd, heeft mijn voorganger en heb ik in deze Kamer meerdere keren gesproken. We hebben er een viertal Kamerbrieven over gewisseld. We hebben een zevental sets aan vragen beantwoord. We hebben acht commissievergaderingen en plenaire debatten gevoerd over dit onderwerp. Met andere woorden, we hebben hier veel over gesproken.

Uw Kamer heeft in die verschillende debatten gevraagd om vooral in te zetten op een aantal thema's om te zorgen dat er waarborgen zijn tegen de vorming van dataconcentraties, dus dat er niet allemaal data op één centrale plek terechtkomen, om te zorgen dat de data van burgers niet als handelswaar kunnen worden gebruikt, het zogenaamde verhandelverbod, om te zorgen dat er gebruikgemaakt wordt van open source bij het maken van deze datakluizen, om te zorgen dat er altijd vrijwillig gebruik van kan worden gemaakt, zowel bij de overheid als bij partijen die behoren tot de zogenaamde vitale onderdelen van onze maatschappij, bijvoorbeeld energiebedrijven en banken, om te zorgen dat er niet één uniek en universeel identificatienummer komt, een soort Europees bsn. Ik vind het dus ook heel erg belangrijk dat er op deze onderwerpen goede waarborgen geregeld worden om de belangen van Europese burgers en bedrijven te beschermen. Ik heb daar tijdens de onderhandelingen in Europa dan ook veel aandacht voor gevraagd.

Daarbij hebben we ook een aantal heel belangrijke dingen bereikt. Er is op initiatief van Nederland een overweging in de verordening opgenomen over het publiceren van de broncode van de wallet. Dat heeft dus te maken met open source. We hebben weten te voorkomen dat er één zo'n uniek en universeel identificatienummer komt. We hebben ook gezorgd dat de termijn waarbinnen de verschillende lidstaten zo'n datakluis of wallet moeten uitbrengen verlengd is en dat er dus meer mogelijkheden zijn om daadwerkelijk te komen tot een juiste implementatie. We hebben gezorgd dat bij het uitgeven van die verschillende wallets — iedere Europese lidstaat moet ervoor zorgen dat er in ieder geval één komt — het hoogste betrouwbaarheidsniveau wordt ingevoerd. Ook zijn wij succesvol geweest in het realiseren van het behouden van sterk toezicht op de vertrouwensdienst. Dat gaat bijvoorbeeld over diensten zoals een elektronische handtekening op afstand en het certificeren van websites.

In de Raadspositie, dus in de EU, is verder een aantal waarborgen opgenomen voor het tegengaan van dataconcentratie, waar uw Kamer zich zorgen over maakte. Die zorgen deelde ik overigens. Aanvullend op de AVG, de privacywetgeving, moeten de gebruikersgegevens gescheiden worden opgeslagen van andere data in die datakluizen. De gebruikers krijgen de mogelijkheid om zelf te kiezen welke data zij delen. Dat is een heel belangrijk onderwerp dat in de motie-Dekker/Ceder is opgenomen.

Uw Kamer heeft ook zorgen geuit over het bieden van gelijkwaardige alternatieven voor mensen die de wallet niet willen gebruiken. Ik heb u gemeld dat dit niet zozeer een onderdeel is van de Europese verordening, omdat die verordening niet verplicht dat mensen een dergelijke wallet of datakluis moeten gebruiken, maar juist eisen stelt aan de wallet als mensen die willen gebruiken. Bij de nationale implementatie zal ik, zoals ik duidelijk heb toegezegd, altijd zorgen dat er alternatieven zijn, zodat burgers bij overheidsdiensten en bedrijven en vitale diensten als nutsbedrijven en banken, altijd terechtkunnen zonder gebruik te maken van die wallet.

Er is één element dat ik niet heb gerealiseerd in de onderhandelingen in Europa, namelijk het expliciet opnemen van een verhandelverbod van die gegevens. Wel is in de Raadspositie een meer impliciet verhandelverbod opgenomen, maar belangrijk is hier om te weten dat altijd de AVG, de privacywetgeving, geldt. Dat blijft dus ook in dit geval zo. Er ís dus een verhandelverbod, het is alleen niet nog expliciet in de tekst opgenomen. Natuurlijk blijf ik ervoor ijveren in de trilogen om dat expliciete verbod ook nog op te nemen.

Met de motie-Leijten heeft u mij gevraagd om niet in te stemmen met de Raadspositie over de eIDAS-verordening. In de Telecomraad van 6 december is door de verschillende lidstaten deze positie vastgesteld. Ik heb namens Nederland mijn steun daarvoor aangeboden en heb ook aangegeven dat ik blij ben met datgene wat we in de onderhandelingen bereikt hebben. Ik heb ook benoemd welke zorgen er nog zijn. Die zorgen zijn de zorgen die uw Kamer ook eerder heeft aangegeven.

Ik heb daarmee natuurlijk geen uitvoering gegeven aan de motie, en daarover heb ik uw Kamer ook ingelicht op 2 december van vorig jaar. De belangrijkste reden daarvoor is dat ik inhoudelijk geen aanleiding daarvoor zag. Ik ben tevreden met het resultaat en dat heb ik ook net toegelicht. In deze fase tegenstemmen zou niet alleen ongebruikelijk zijn, maar vooral negatieve gevolgen hebben voor de positie van Nederland in de verdere onderhandelingen op dit dossier, die op dit moment nog lopen. Uw Kamer heeft ook eerder in de wisselingen die we hierover hebben gehad, niet aangegeven dat dat aan de orde zou zijn.

Ik heb dus naast de belangrijke punten uit de Nederlandse inzet in de Telecomraad op 6 december ook de zorgen van de Kamer goed benoemd: dat er altijd vrijwillig gebruik moet kunnen worden gemaakt van de wallet, dat dit nooit een verplichting zal zijn, dat Nederland een explicieter verhandelverbod wil op de gegevens en dat reclame op basis van de wallet niet zomaar kan worden ingezet, en dat er solide maatregelen moeten worden genomen om de wallet zowel technisch als juridisch te beschermen tegen misbruik van persoonsgegevens.

Daarmee is het kabinet tevreden met de behaalde resultaten en denken wij dat er een gebalanceerd voorstel op tafel ligt. Met de wallet hou je als burger meer controle over je gegevens. Je kunt ze veiliger en betrouwbaar delen wanneer je dat wilt. Dat geeft dus meer regie naast gemak, en zorgt bovendien voor heldere regels voor de aanbieders van deze wallet en een onafhankelijker en beter toezicht op privacy en veiligheid dan de wallets die op dit moment bestaan.

De onderhandelingen zijn nog niet afgerond. De triloogfase gaat nu beginnen; dat betekent het overleg tussen de lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement. Het is misschien belangrijk voor u om te weten dat inmiddels de commissie van het Europees Parlement die over de behandeling hiervan gaat, met grote meerderheid heeft ingestemd. Het Europees Parlement zal over deze verordening stemmen in een plenaire sessie die begint op 13 maart aanstaande.

Wat ik nog een keer wil onderstrepen, is dat de zorgen die u heeft, in het bijzonder de zorgen die zijn neergelegd in de verschillende moties die in deze Kamer zijn behandeld, de kern vormen van het standpunt dat ik heb uitgedragen in Brussel en dat ik ook zal blijven uitdragen.

Dan zou ik graag willen ingaan op de vragen die mevrouw Leijten eerder aan mij heeft gesteld. De eerste vraag die mevrouw Leijten mij schriftelijk heeft gesteld, is of ik kan aangeven wat naar mijn mening de betekenis is van moties die in de Tweede Kamer zijn aangenomen, en wat de staatsrechtelijke positie van deze moties in mijn ogen is. Met een motie kan de Kamer een oordeel uitspreken over het beleid van het kabinet, het vragen om iets te doen of juist te laten. Die moties worden door het kabinet zeer serieus genomen. Er wordt altijd gekeken of een motie kan worden uitgevoerd.

Een aangenomen motie is weliswaar geen opdracht, maar een verzoek. Het kabinet is niet verplicht om een aangenomen motie uit te voeren. Het niet-uitvoeren van een motie is echter wel uitzonderlijk en het is dan ook heel gebruikelijk dat we daarover spreken in het kabinet voordat wij ons daar een mening over vormen. In dit specifieke geval ben ik van mening dat we een goede reden hadden om deze motie niet uit te voeren. Daarover heb ik uw Kamer dan ook op 2 december een brief gestuurd.

De tweede vraag die mevrouw Leijten mij heeft gestuurd, is of ik uitvoerig kan aangeven welke onderhandelingspositie van Nederland geschaad zou worden als er, conform de wens van de meerderheid van de Kamer, niet ingestemd was met het voorstel voor een Europese digitale identiteit. Nederland vindt het natuurlijk belangrijk om een betrouwbare onderhandelingspartner te zijn in Brussel. Een tegenstem in dit stadium zou dan ook wel heel verrassend zijn. Immers, in de aanloop naar de Telecomraad maakte het feit dat de wensen en de eisen die u en wij eraan hebben gesteld, werden gehonoreerd, dat er geen reden was voor partijen om na te denken over de vraag of er inderdaad zou worden tegengestemd. Op het moment dat ik dat had gedaan, zou dat betekenen dat ik geen invloed meer zou hebben tijdens die zogenaamde triloogfase, de fase die nu nog moet starten. Dat maakt het dus ook heel lastig om, wanneer in de triloogfase grote afwijkingen zouden ontstaan van wat er tot nu toe bereikt is, daadwerkelijk nog invloed te hebben. Wij vinden het vooral belangrijk om niet alleen maar aan tafel te blijven zitten maar ook invloed te blijven houden bij het uitvoeren. Het is wel goed, denk ik, om daarbij te zeggen dat alle overige lidstaten ingestemd hebben met de verordening.

Dan ga ik over naar de vragen nummer drie en vier die mevrouw Leijten heeft gesteld. Kan ik aangeven waarom in het uiteindelijke voorstel de eerdere wensen van de Kamer, zoals die over één Europees bsn, het verhandelverbod voor data, het voorkomen van centrale opslag en vrijwilligheid in het gebruik, niet zijn opgenomen, en wat er in de onderhandelingen gewonnen is? U heeft me ook gevraagd of ik wilde weergeven wat er precies veranderd is naar aanleiding van het aannemen van de motie-Ceder en de motie-Ceder/Dekker-Abdulaziz. De door u aangehaalde punten zijn de kern geweest van de inzet tijdens onze onderhandelingen. Juist op die punten zijn we succesvol geweest; ik ben daarop zonet al uitgebreider ingegaan. Per brief en in het debat op 30 november heb ik u daarover ook geïnformeerd. Op die punten zijn de wensen van de Kamer dan ook gerealiseerd in de Europese onderhandelingen. Het is belangrijk om te weten dat we er echt hard voor gewerkt hebben en hard ons best hebben gedaan om dat voor elkaar te krijgen.

Behalve dat expliciete verhandelverbod — het is er dus wel impliciet — en de AVG geldt dat we alle punten hebben binnengehaald die de Kamer heeft gevraagd. Ik wil daarbij overigens wel onderstrepen dat uw zorgen, met name de inhoudelijke zorgen die de Kamer heeft, nog steeds onderdeel zijn van het standpunt dat ik uitdraag en zal blijven uitdragen in Brussel. In de teksten die ik namens Nederland in de Telecomraad heb uitgesproken, heb ik dan ook expliciet naar voren gebracht dat het voor Nederland zeer belangrijk is dat het gebruik van de wallet te allen tijde vrijwillig is, dat er zowel juridische als technische privacywaarborgen moeten zijn en dat het verhandelen van data met de wallet niet mogelijk is.

De motie van de leden Ceder en Dekker-Abdulaziz verzoekt mij om in de onderhandelingen verder in te zetten op een drietal onderwerpen, namelijk het tegengaan van dataconcentratie, het zorgen dat het gebruik van open source wordt geregeld en het zorgen dat er gelijkwaardige alternatieven zijn voor mensen die de wallet niet kunnen of willen gebruiken, niet alleen bij de overheid maar ook bij vitale functies in onze samenleving. Op het gebied daarvan zijn waarborgen in de Raadspositie opgenomen. Daarbij gaat het erover dat die gebruikersgegevens gescheiden worden opgeslagen en dat het voor gebruikers mogelijk is om zelf te kiezen welke gegevens ze delen. Ten aanzien van open source is op initiatief van Nederland een overweging opgenomen over het publiceren van de broncode van de wallet. Zoals ik in de brief van 2 december heb gemeld, valt het bieden van alternatieven voor de wallet buiten de scope, maar dat betekent dat we dat in Nederland bij de nationale implementatie zullen regelen, zodat er altijd vrijwilligheid blijft.

De door u aangehaalde motie-Ceder bevat de opdracht om me tot het uiterste in te spannen om te voorkomen dat er één uniek en blijvend identificatienummer in Europa wordt geïntroduceerd. Mede door de Nederlandse inzet is die bepaling zodanig aangepast dat de lidstaten ervoor kunnen kiezen om niet één uniek nummer aan de burgers toe te kennen. Nederland zal daarvoor kiezen.

De vijfde vraag van mevrouw Leijten is of er serieus juridisch advies is ingewonnen over de positie van Nederland als wij, conform de wens van de Kamer, niet zouden instemmen met het voorstel. Ik heb mij ambtelijk laten adviseren over de opstelling van Nederland in de Raad. De besluitvorming vindt zijn weerslag in de brief die ik op 2 december naar uw Kamer heb gezonden. Ik heb geen extern juridisch advies ingewonnen, omdat er geen juridische redenen ten grondslag liggen aan het niet uitvoeren van deze motie. Ik heb de voornaamste redenen aangegeven, namelijk dat de door Nederland ingebrachte zorgpunten zijn verwerkt en dat niet instemmen negatieve gevolgen zou hebben voor onze onderhandelingspositie.

De zesde vraag van mevrouw Leijten is of het niet uitvoeren van de motie besproken is in de ministerraad en of ik kan toelichten waarom ik in mijn brief aangegeven heb dat ik persoonlijk deze motie niet wens uit te voeren. In de ministerraad van 2 december is de kabinetsinzet ten aanzien van dit raamwerk voor de Europese digitale identiteit aan de orde gekomen. Dat kunt u ook teruglezen in de openbaar gemaakte besluitenlijst van de ministerraad. Na afloop van de ministerraad heb ik uw Kamer geïnformeerd over de inzet van kabinet en het niet uitvoeren van de motie. De brief geeft niet mijn persoonlijke mening weer, maar is het standpunt dat wordt gesteund door het kabinet. Ik heb u eerder aangegeven wat de motivatie daarbij is.

Vraag zeven van mevrouw Leijten is of er op enigerlei wijze is aangegeven dat het Nederlandse parlement niet tevreden was over het onderhandelingsresultaat en, zo nee, waarom ik dat niet zou hebben gedaan. Ik heb aangegeven dat uw Kamer zorgen heeft over de Europese digitale identiteit. Dat heb ik genoemd tijdens de onderhandelingen, toen de punten zijn ingebracht, maar ook tijdens de Telecomraad op 6 december. Tijdens de onderhandelingen is steeds ingezet op de wensen en zorgen van het parlement. Er is voor gezorgd dat die verwerkt zijn in het compromisvoorstel. De punten die beter of sterker zouden kunnen worden opgenomen, heb ik benadrukt in de Telecomraad op 6 december. In de tekst die ik daar namens Nederland heb uitgesproken heb ik expliciet opgeroepen dat het belangrijk is dat de wallet altijd vrijwillig is, dat we er scherp voor zullen zorgen dat het zo blijft bij de implementatie van de verordening, dat er zowel juridische waarborgen als privacywaarborgen moeten blijven bestaan die ervoor zorgen dat de data van de gebruiker van een wallet nooit misbruikt kunnen worden, en dat het de wens is van Nederland om bij de implementatie expliciet vast te leggen dat met het verhandelverbod het verhandelen van data met de wallet niet mogelijk is.

De achtste vraag van mevrouw Leijten was: wat heeft u in de voorbereiding op het Kamerdebat over de Telecomraad op 30 november gedaan om te sonderen of er steun was voor uw lijn om in te stemmen met het onderhandelingsresultaat? Zij vroeg ook: hoe heeft u tijdens de onderhandelingen de Kamer geïnformeerd? Het wetsvoorstel van de Europese Commissie over deze digitale identiteit is gepubliceerd op 3 juni 2021. Sindsdien zijn er vier Kamerbrieven over verzonden. Ook heb ik een zevental sets aan Kamervragen beantwoord en waren er acht commissievergaderingen en plenaire debatten over dit onderwerp. Daarin is dit onderwerp besproken, en naar mijn mening grondig. Met andere woorden: het kabinet hecht er heel veel aan dat de informatievoorziening aan de Kamer op het terrein van EU-besluitvorming goed wordt gedaan. We hebben dat in dit geval naar mijn mening ook gedaan.

Sinds mijn aantreden heb ik daarnaast op verschillende gelegenheden het standpunt van Nederland besproken met mijn Europese collega's in de lidstaten, in het achtereenvolgende Franse, Tsjechische en Zweedse voorzitterschap. Ik heb dan ook de zorgen van de Kamer die besproken zijn in de debatten, zeer zwaar meegenomen in de onderhandelingen. Er was in aanloop naar het Kamerdebat op 30 november geen aanleiding voor mij om aan te nemen dat er in de Kamer geen steun was om in te stemmen met het onderhandelingsresultaat. Het is gebruikelijk dat bewindspersonen voorafgaand aan debatten in de Kamer contact hebben met Kamerleden. Maar er is afgesproken om geen mededelingen daarover te doen, omdat die wisselingen vertrouwelijk zijn.

Dan vraag negen van mevrouw Leijten: heeft u na het aannemen van de motie-Leijten (21501-33, nr. 986) contact gehad met fracties in de Tweede Kamer over het niet uitvoeren van de motie? Daarvoor geldt dus het antwoord dat ik eigenlijk net ook al gaf, namelijk dat ik niks over de contacten tussen Kamerleden en het kabinet met u kan delen omdat die vertrouwelijk zijn. Dat is ook een vaste gedragslijn.

Vraag nummer tien van mevrouw Leijten is: waarom geeft u aan dat de aangenomen motie niet opgevolgd hoeft te worden omdat er geen behandelingsvoorbehoud bij het oorspronkelijke voorstel was gemaakt? Ze vroeg ook of ik heb opgemerkt dat de Kamer in lijn met het oorspronkelijke voorstel en het fiche zelfs een rapporteur had aangesteld op dit onderwerp. Met betrekking tot het eerste deel van de vraag, kan ik zeggen dat ik er alles aan heb gedaan om de wensen van uw Kamer te realiseren in de onderhandelingen op lidstaatniveau. In het compromisvoorstel zijn die punten ook terug te vinden. Ik heb u daar op 2 december dan ook per brief over geïnformeerd. Ik ben hier vandaag ook uitgebreider op ingegaan. Maar het gaf voor mij dus geen reden om deze motie ook daadwerkelijk over te nemen en dus tegen te stemmen in de Raad.

Het rapporteurschap dat uw Kamer heeft, was mij bekend. Ik heb ook ontzettend veel waardering voor het verslag dat de rapporteurs hebben gemaakt. Het is een gedegen en inhoudelijk verslag, waarin goed wordt ingegaan op de aspecten van deze Europese digitale identiteit. Die hebben ook een rol gespeeld in de debatten met uw Kamer; dat zag ik aan de vragen die door de verschillende leden zijn gesteld. Ik zag die ook terug in de inbreng in Europa. Uit dat verslag van de rapporteurs heb ik geen informatie kunnen ophalen op basis waarvan ik kon vermoeden dat de Tweede Kamer ook wilde dat ik zou tegenstemmen, met name niet na het realiseren van de wensen van de Kamer die geuit zijn in de verschillende debatten en moties.

Ik ga naar de elfde en twaalfde vraag van mevrouw Leijten. De elfde vraag was: wat gaat u in het vervolg aanpassen om te zorgen dat u de zorgen in de Tweede Kamer serieus neemt en kunt u uw antwoord toelichten? De twaalfde vraag was: op welke wijze gaan de regering en de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Brussel nu om met de aangenomen moties op dit onderwerp? Met betrekking tot de eerste vraag kan ik zeggen dat ik het ongelofelijk belangrijk vind om de zorgen van uw Kamer serieus te nemen, omdat ik ook deze zorgen deel. Het is belangrijk, zoals u ook heeft vastgelegd in de moties, om te allen tijde te zorgen dat de Nederlandse inzet in de onderhandeling in Brussel ook wordt ingebracht. Dat heb ik dan ook gedaan. Ik zal die zorgen ook steeds blijven delen in de onderhandelingen in Brussel en in de standpunten die ik uitdraag in de komende fases. Wat betreft de wijze waarop er nu bij de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging wordt omgegaan met de aangenomen moties kan ik zeggen dat die punten ook steeds zullen worden meegenomen in de instructies die zij krijgen.

Hiermee heb ik antwoord gegeven op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door mevrouw Leijten. Ik kijk nog even naar de aanvullende vragen die zijn gesteld. Een vraag was: waarom is het nodig om een Europese variant van de DigiD te hebben? De verordening zorgt niet voor een Europese variant van de DigiD. De DigiD is namelijk een inlogmiddel waarmee je bij de overheid in Nederland kunt inloggen om te zorgen dat je op een veilige manier daarmee zaken kunt doen, bijvoorbeeld je belastingen indienen of een nieuw paspoort aanvragen. Deze verordening is dus niet een tool of variant van een wallet. Wij zorgen met deze verordening er juist voor dat het mogelijk is om gegevens te verzamelen en die op een veilige manier te bewaren en ook te delen, net zoals je dat met je bankpas in de hele EU kan doen, maar er niet één bankpas is.

Dan was er nog de vraag waarom Nederland ervoor gekozen heeft om al aan de slag te gaan met de Nederlandse variant van de wallet of datakluis. Dat is een experiment dat we nu uitvoeren. Wij doen ons best om te proberen de bescherming van persoonsgegevens van mensen en de toegankelijkheid en betrouwbaarheid van wallets vorm te geven. Om die reden vinden wij het belangrijk — we hebben dat ook eerder in debatten gewisseld — dat er in ieder geval een overheidswallet komt, die we in Nederland ontwikkelen en die de Nederlandse overheid zal uitgeven. Wij vinden het belangrijk om daarmee voor bescherming te zorgen, ervoor te zorgen dat het gemak er is en dat er regie is over data. Het gaat er ook om dat die wallet voldoet aan alle vereisten die uw Kamer daaraan wil stellen en die wij er ook vanuit het kabinet aan willen stellen.

We experimenteren daarmee, omdat we juist goed willen bekijken hoe we daarmee nog beter kunnen bekijken welke richtlijnen nodig zijn om in te voeren bij de implementatie van deze wallet en meer invloed kunnen uitoefenen waar dat nog nodig is in de Europese onderhandelingen.

Dat waren volgens mij de aanvullende vragen die zijn gesteld.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de eerste termijn. Dan geef ik graag weer het woord aan de interpellant, mevrouw Leijten. Vanaf dit moment zijn interrupties weer mogelijk.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Wat hier gebeurt, is echt heel ernstig. Op de dag dat de motie van mijzelf werd aangenomen die zei "niet instemmen en verklaren dat de Nederlandse Kamer niet akkoord is", werd er ook een andere motie aangenomen, namelijk de motie-Ceder. De motie-Ceder, van de ChristenUnie, is unaniem aangenomen. Daarin staat dat het compromisvoorstel voor het raamwerk van de Europese digitale identiteit onvoldoende waarborgen bevat. De motie vraagt om de onderhandelingen te heropenen. Er staat niet letterlijk "niet instemmen", want mevrouw Leijten schrijft het altijd nét iets scherper op dan de heer Ceder. Maar er staat eigenlijk "niet instemmen", want er staat "heronderhandelen". Dat betekent: niet instemmen. De staatssecretaris staat hier al die lucht te verplaatsen om te zeggen: "Ik heb precies gedaan wat de Kamer wil. De Kamer heeft op 30 november uitgesproken dat het onvoldoende was. Ik heb de zorgen van de Kamer overgebracht." Dank je de koekoek! De staatssecretaris ging naar Brussel, nam een cameraploeg mee en ging filmpjes lopen maken over hoe geweldig haar onderhandelingsresultaat was. Daarbij vertelde ze niet dat de Kamer dat onvoldoende vindt. Dat is iets anders dan zorgen. En dan zeggen dat de Nederlandse onderhandelingspositie geschaad wordt, zonder een enkel argument te noemen op welk dossier dan. Echt wereldvreemd. Diezelfde week stemde Nederland niet in met de grote wens van zo'n beetje alle anderen om Bulgarije toe te laten tot de Schengenzone. Mag het daarom niet meer meepraten over dat onderwerp? Jawel, Nederland zit gewoon nog aan tafel. Je mag als lidstaat zeggen wat je niet wil. In een lidstaat is het nog altijd zo geregeld dat de Tweede Kamer, in ieder geval het nationale parlement — in ons land is dat de Tweede Kamer: hallo, hier zijn we — kan meegeven wat er moet gebeuren. En dan zeggen: ik was het er niet mee eens, ik heb acht brieven gestuurd of acht debatten gevoerd. Juist daardoor had deze staatssecretaris moeten weten hoe het ervoor stond. Moeten weten dat ze snoeihard onderhandeld heeft, vast, maar dat het onvoldoende was. Dan ga je niet met een cameraploeg naar Brussel om filmpjes te maken over hoe geweldig je onderhandelingsresultaat is, terwijl er hier unaniem is uitgesproken dat het onvoldoende is én er een motie is die zegt "niet instemmen". Het is ernstig wat hier gebeurt. Het is echt heel ernstig.

Voorzitter. Ik heb vandaag twee moties, maar het is eigenlijk een beetje ... Ik zeg niet "tegen beter weten in", maar het is wel een laatste waarschuwing. De Kamer heeft op alle mogelijke manieren laten weten dat dit te ver gaat, te snel gaat, onveilig is, een andere discussie is dan wij willen voeren als het gaat over digitale identificatie, echt op alle manieren. De debatten hierover — ik zie sommige woordvoerders zitten — waren echt scherp, niet alleen van de oppositie maar Kamerbreed. We waren geschrokken van wat er lag. Dat de staatssecretaris dat niet aanvoelt, baart de SP veel zorgen. Ik heb twee moties. Ik lees ze snel voor, want ik zie de tijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat is ingestemd met het voorstel voor de Europese digitale identiteit, ondanks ontbrekende steun van een meerderheid van het Nederlandse parlement;

van mening dat het voorstel onvoldragen is en de Tweede Kamer grote twijfels heeft over de invulling en de vormgeving;

verzoekt de regering om de Kamer periodiek te informeren over het krachtenveld en de voortgang van de onderhandelingen en de uitvoering, de Kamer tijdig te informeren wanneer er wijzigingen optreden in het huidige voorstel, en niet in te stemmen voordat de Kamer heeft ingestemd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.

Zij krijgt nr. 1 (36305).

Mevrouw Leijten (SP):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een Nederlandse vorm van e-wallet wordt ontwikkeld en er al getest wordt;

constaterende dat er geen Europese overeenstemming is rond het gebruik van e-wallets, de Wet digitale overheid nog niet in werking is getreden en gemeenten aangeven moeite te hebben met de implementatie;

verzoekt de regering het experimenteren met de Nederlandse e-wallet te pauzeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Leijten.

Zij krijgt nr. 2 (36305).

Prima, tot zover. Dan gaan we luisteren naar de volgende spreker ... Als u wilt interrumperen, moet u echt met uw neus tegen de interruptiemicrofoon gaan staan. Anders weet ik niet wat u doet. De heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Veel dank en ook mijn complimenten aan mevrouw Leijten voor de moties en voor het interpellatiedebat. Het is een heel belangrijk onderwerp. We zijn het denk ik ook eens. Wij zijn ook tegen de Europese digitale identiteit, maar nu mijn vraag. U zegt, en ik ben blij dat te horen: het is ernstig, het is een laatste waarschuwing. We hebben natuurlijk al veel vaker gezien dat als de belangen van de Nederlandse burger die wij hier vertegenwoordigen in de Kamer botsen met die van de Europese Unie, de Europese Unie voorrang krijgt. Dat zagen we ook bij de referendumuitslagen in 2016. Nu mijn vraag. Wanneer is het nou zo dat de SP zegt: "We gaan die gordiaanse knoop doorhakken. Genoeg is genoeg. Het wordt te gevaarlijk, ook voor onze democratie. We moeten die Europese Unie maar verlaten." Wanneer breekt dat moment wellicht aan voor de SP?

Mevrouw Leijten (SP):

Hier is het niet de Europese Unie die de vloer aanveegt met de Tweede Kamer en stemmingen hier, maar de Nederlandse regering. Die controleer ik. Dat is wat hier gebeurt. U heeft de staatssecretaris gezien. Zij betoogt hier dat ze superblij is met het onderhandelingsresultaat, terwijl de motie-Ceder uitspreekt dat het onvoldoende waarborgen biedt en vraagt om heronderhandeling. Deze staatssecretaris gaat met een filmploeg naar Brussel om haar onderhandelingsresultaat op een filmpje te zetten, zonder dat ze zich enige rekenschap geeft van het Nederlandse parlement. Daar zit het probleem op dit moment, zeg ik tegen de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ook hier zijn we het over eens, maar wat ons betreft ligt het probleem waarschijnlijk dieper. Omdat we dit zó vaak zien, hebben wij de indruk dat de regering als puntje bij paaltje komt de verleiding blijkbaar niet kan weerstaan en kiest voor het belang van de Europese Unie. Als dat maar blijft gebeuren, moeten we, ook de SP, op een gegeven moment uit eigenbelang, om onze democratie te verdedigen, dan niet zeggen: "Dit gaat helemaal verkeerd zo. Die Europese Unie is te gevaarlijk voor onze democratie. We moeten eruit. Dat is het enige wat ons nog kan redden"? We zien nu zelfs keer op keer dat moties genegeerd worden.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik zou graag zien dat wij een regering en een verkiezingsuitslag zouden hebben waarmee we echt een luis in de pels zouden kunnen zijn binnen de Europese Unie bij dit soort bemoeizucht en Europese oplossingen voor alles. Die positie zou ik graag zien. Die hebben we niet met deze regering. Om dan te zeggen "we moeten er dus maar uit" en helemaal niet mee te praten, is echt ontzettend veel stappen verder weg, want de luis in de pels kan ook heel handig zijn. Maar dat wil deze regering niet eens doen.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik vraag even het volgende aan mevrouw Leijten, via u. Mevrouw Leijten is ook rapporteur geweest over deze identiteit, dus ze weet er heel veel van. Kan mevrouw Leijten de geest van haar rapport kort samenvatten?

Mevrouw Leijten (SP):

De geest van mijn rapport was heel feitelijk. Er stond in welke onderhandelingen er precies lopen, wat precies de voorstellen zijn die er liggen en op welke momenten de Kamer nog zeggenschap heeft, de mogelijkheid om iets bij te sturen of om in te grijpen. Dat was het mandaat van het rapporteurschap en dat was wat het rapport inhield. En er stonden wat suggesties in aan de Kamer om te vragen waar we precies staan in die processen en erop te letten welke debatten je goed moet voeren of wanneer je erbij moet zijn om het moment niet te missen. Het gebeurt bij Europese onderhandelingen namelijk gewoon heel vaak dat de Kamer in al haar drukte een moment mist waarop ze had kunnen drukken.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dank voor het antwoord, want zo lees ik het ook. Ik miste in dat rapport een hele grote waarschuwing dat wij bijvoorbeeld zouden moeten pleiten voor een stem tegen dit voorstel. Waarom stond dat er niet in? En hoe kijkt mevrouw Leijten hier achteraf tegen aan?

Mevrouw Leijten (SP):

Als je rapporteur bent namens de Kamer, breng je iets in kaart voor de Kamer waar bijvoorbeeld moeilijk het zoeklicht op te zetten is voor iedereen. Je vergaart dus informatie die iedereen kan gebruiken. Binnen zo'n mandaat heb je niet de ruimte om te zeggen: als lid van de SP vind ik dit. Uiteindelijk is het rapport de basis voor iedereen om af te wegen waar je staat. Als ik in het rapport had gezegd dat de Kamer alles overwegende tegen moet zijn, dan was ik al in een veel eerder stadium teruggefloten door mevrouw Dekker-Abdulaziz zelf. Dat was namelijk geen onderdeel van het mandaat. Het rapporteurschap heeft voor ons als Tweede Kamer wel opgeleverd dat niet iedere fractie voor zichzelf dat speurwerk hoefde te doen. Dat was de basis voor het vervolgens nemen van politieke besluiten. Die zitten in die motie.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Tot slot vraag ik dan nu aan mevrouw Leijten op basis waarvan zij concludeert dat we nu tegen dit voorstel zouden moeten stemmen, achteraf gezien.

Mevrouw Leijten (SP):

Dat heeft u onder andere kunnen zien aan onze stem voor de motie-Ceder/Dekker-Abdulaziz van voor de zomer. Daarin stonden een aantal punten waarop ze vonden dat de waarborgen onvoldoende waren. Onze afdronk is dat die onvoldoende terug zijn gekomen in het compromisvoorstel van de Raadsconclusie. Er is gezegd dat zoiets als het Europees bsn nú niet aan de orde is. Mijn ervaring is dat het dan dus in de koelkast staat. Daar blijft alles lang in goed, en het komt wel weer op tafel. Er is gezegd dat open source mogelijk is en dat het hoogste beveiligingsniveau "aangeraden" is. Zo zijn er in de Raadsconclusies wel onderwerpen opgenomen die wij belangrijk vinden, maar die zijn niet hard vastgelegd. Dat baart mij zorgen. Dat baart de SP zorgen. Dat baart een meerderheid van deze Kamer zorgen, en uiteindelijk ook de hele Tweede Kamer als het gaat over de motie-Ceder. Ik herinner mevrouw Dekker-Abdulaziz er maar aan dat zij er ook voor heeft gestemd. De motie verzoekt om een heropening van de onderhandelingen om in ieder geval op genoemde elementen het voorstel fundamenteel te verbeteren. Het ging onder andere over de vrijwilligheid in de bescherming van persoonsgegevens. "Fundamenteel verbeteren." We vonden het gewoon niet goed genoeg, in meerderheid of unaniem, hoe je het maar wil lezen.

De heer Stoffer (SGP):

Complimenten voor mevrouw Leijten, ten eerste omdat ze het aankaart en ten tweede voor de manier waarop ze het verwoordt. Ik moet eerlijk zeggen: als ik alles zo hoorde, dacht ik dat dit zou uitmonden in een motie van afkeuring of wantrouwen. Het verraste mij wat dat die niet kwam. Maar stel dat dadelijk een van de collega's die indient, wat doet mevrouw Leijten dan?

Mevrouw Leijten (SP):

De meeste politici zeggen dan: op een als-danvraag geef ik geen antwoord. Dan ga ik terug naar mijn fractie; ik denk dat wij het zeker afkeuren als er een motie van afkeuring is. Bij wantrouwen moeten we daar in de fractie over spreken. Ik ben teleurgesteld over de beantwoording van net en de manier waarop dat is gegaan. De staatssecretaris had daarin kunnen laten zien dat ze zich misschien misrekend heeft of dat ze belang hecht aan de Kamer op vele inhoudelijke gronden. In mijn eerste vraag heb ik me gericht op de uitvoering van de motie-Leijten, die met 76 zetels is aangenomen. Die wimpelt ze helemaal weg. Dat mag natuurlijk. Ze zegt: ik ben het er inhoudelijk niet mee eens. Maar dan zie je dat de motie-Ceder op dezelfde dag unaniem is aangenomen, waarin staat dat het onderhandelingsresultaat onvoldoende is. Die wil fundamenteel andere keuzes. Dan heb je toch te maken met een staatssecretaris niet begrijpt dat het gevoel in de Kamer serieus anders is dan bij de filmpjes die zij wenst te maken in Brussel. De SP heeft daar grote moeite mee; ik heb daar grote moeite mee. Ik weet nu nog niet hoe we dan gaan stemmen. Als het gaat om afkeuring: ik keur dit zeker af.

Ik heb een motie neergelegd waarin we tegen de staatssecretaris zeggen: "Het was eens maar nooit meer. U moet ons altijd informeren. U mag geen stappen meer zetten zonder dat de Kamer daarmee instemt." Ik hoop dat we die motie aannemen en daarmee verdergaan. Wat de anderen willen indienen, mogen ze indienen. Eerlijk gezegd vind ik het volgende van het instrument dat we nu hebben om dat te doen; daar moeten we in andere gremia maar over spreken. Als je echt vindt dat een staatssecretaris weg moet op een bepaald onderwerp, moet je als Kamerlid denk ik echt zorgen dat je altijd aanwezig bent bij debatten, direct het debat aanvraagt en dat ook direct afdwingt. Het is eigenlijk niet zoals we het hebben afgesproken over hoe je het opbouwt om die in het debat van iemand anders in te dienen. Maar als die er ligt, sluit ik niet uit dat we daarvoor stemmen.

De voorzitter:

Een mooi kort en puntig antwoord. De heer Stoffer is tevreden. Dan geef ik graag het woord aan de heer Drost, die recentelijk beëdigd is als Kamerlid. Het is de eerste keer dat hij hier nu weer plenair spreekt. Maar de heer Drost was natuurlijk al eerder Kamerlid. Op 29 maart 2019 hield hij zijn maidenspeech. Er wordt nog over nagepraat. Het debat ging over de brexit. Meneer Drost had toen een mooie exercitie over Erasmus, herinneren wij ons allemaal nog. Het is toch weer de eerste keer dat hij hier staat, dus de heer Drost gaat er een persoonlijk tintje aan geven. Daarom gaan we er eens extra goed voor zitten. Het woord is aan hem.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Als ik één opmerking de afgelopen jaren veel kreeg als men weer eens op mijn onlineprofiel had ontdekt dat ik in de politiek actief was, dan was het wel deze: ik snap niet waar je aan begint. Mijn antwoord was eigenlijk steevast hetzelfde: wat als iedereen dat nu zou zeggen? Soms voegde ik daar nog aan toe: aan wie laten we dan het bestuur van ons land over? Ik vind het best hoopvol dat ik vrijwel zonder uitzondering merkte dat ik daarmee een snaar van begrip raakte bij mensen. Want onze democratie is te mooi en te waardevol om niet voorop te staan. Het democratisch proces in dit huis is te belangrijk voor de samenwerking in ons land om je rug er definitief naartoe te keren. Daarom sta ik hier vandaag. Ik ben er trots op dat ik dit werk mag doen. Het is mijn inzet om dat met hart en ziel te doen zolang als ik er de tijd voor krijg. Ik hoop dat ik iets mag bijdragen aan de vrede en de saamhorigheid in dit huis en in ons land. Want ik ben er diep van overtuigd dat daar ieder mens mee is gediend. Wij zijn niet gemaakt om tegenover elkaar te staan; wij zijn bedoeld om samen te leven en samen op te trekken.

Voorzitter. Ik geloof in een God, die hemel en aarde maakte en ik heb hoop op een betere toekomst. Ooit komen wij tot rust van wat wij deden. Tot die tijd werken wij hard in de verantwoordelijkheid die ons gegeven wordt. Hier in de Tweede Kamer mag ik de fractie van de ChristenUnie vertegenwoordigen. Voor mij betekent dat: politiek bedrijven met oog voor ieder mens, vanuit een sociaal hart, in de overtuiging dat voor God ieder mens gelijk en geliefd is.

Voorzitter. Het is goed dat we hier vandaag het debat voeren over de uitvoering van de op 30 november jongstleden aangenomen moties. Voor de ChristenUnie staat nog steeds volledig overeind dat we kritisch zijn op de ontwikkeling van een Europese digitale identiteit. Kan straks iedereen nog wel meedoen in onze samenleving? Gaat er online of op straat dwang ontstaan om te pas en te onpas je digitale identiteit te tonen? Waar blijven de data en hoe borgen we dat die niet verhandeld kunnen worden, ook in andere landen binnen Europa? Hoe houden wij het systeem veilig? De fractie van de ChristenUnie vindt dat de zorgen die breed in het parlement gedeeld worden, beter voor het voetlicht gebracht hadden moeten worden door de staatssecretaris namens ons, nu en ook in de toekomst. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de aangenomen motie-Leijten de regering opriep niet in te stemmen met de Raadsconclusie over de Europese digitale identiteit en helder de positie van het Nederlands parlement aan te geven;

overwegende dat de regering ondanks deze motie en de eerdere, zoals verwoord in de motie-Ceder/Dekker-Abdulaziz heeft besloten in te stemmen met het Raadsvoorstel;

van mening dat bij deze en andere Europese voorstellen op het gebied van digitalisering de Nederlandse regering steviger moet inzetten op vrijwilligheid van groepen die niet meekunnen of willen doen, regie van mensen over hun eigen data en transparantie;

verzoekt de regering in de vervolgonderhandelingen over het raamwerk duidelijk kenbaar te blijven maken dat de positie van het Nederlands parlement in meerderheid kritisch is;

verzoekt de regering voorts in de voortzetting van de onderhandeling van deze en andere Europese voorstellen op het gebied van digitalisering scherper en kritischer dan nu te toetsen op genoemde uitgangspunten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Drost.

Zij krijgt nr. 3 (36305).

Dank u wel. Was dat het?

De heer Drost (ChristenUnie):

Nee, ik heb nog een beetje tijd.

De voorzitter:

Ja, gaat uw gang.

De heer Drost (ChristenUnie):

Voorzitter, ten slotte. U refereerde er al aan: in mijn maidenspeech tijdens mijn korte periode als Kamerlid in 2019 heb ik Erasmus geciteerd. Ik ben van mening dat er in zijn tijd beter naar hem geluisterd had moeten worden. Dat had misschien kerkscheuringen en oorlogen gescheeld, maar zijn woorden hebben ook nog zeggingskracht voor ons vandaag. Daarom herhaal ik ze graag nog één keer: "Intussen moet je je eerzucht laten varen, en je koppige wil om te winnen, je voorkeuren, laten gaan, net als je persoonlijke vetes. Het oorverdovende geschreeuw van waanzinnige ruzie moet zwijgen en uiteindelijk moet de vredebrengende waarheid oplichten. Laat het mededogen erbij komen, zodat beide partijen elkaar iets toegeven, iets wat nodig is voor eenheid."

Dank u.

De voorzitter:

Heel mooi. Ik begrijp dat u afstand neemt van de Reformatie.

De heer Drost (ChristenUnie):

Gaan we het daarover hebben? Dat vind ik goed.

De voorzitter:

Altijd, maar niet nu. Mevrouw Leijten, als u wilt interrumperen, graag met het neusje tegen de interruptiemicrofoon.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wilde mijn collega Dekker-Abdulaziz voor laten gaan, maar dank voor het woord. Welkom terug, zeg ik tegen de heer Drost. Als ik uw motie goed begrijp, heeft de staatssecretaris dus gefaald in het overbrengen van onze zorgen, de zorgen van ons beiden en van de Kamer. De SP heeft een motie ingediend waarin we zeggen dat de staatssecretaris in het vervolg eigenlijk altijd eerst terug moet naar de Kamer voordat er een nieuwe go wordt gegeven. Is de ChristenUnie het daarmee eens?

De heer Drost (ChristenUnie):

Op dit dossier zeg ik primair ja. Ik weet eerlijk gezegd niet uit mijn hoofd welke momenten er in de komende maanden en tijden nog komen; misschien weet u dat beter dan ik. We zullen er sowieso in het kader van de uitvoeringswet nog uitvoerig met elkaar over spreken. Wellicht kunnen we een deel van onze zorgen daarbij oplossen; ik denk aan die vrijwilligheid en ook aan de indirecte dwang die kan ontstaan op straat. Op het moment dat wij die digitale identiteit bij ons dragen, kan het zomaar gebeuren dat mensen ons daarom gaan vragen, terwijl wij denken: dat was voordat wij dat hadden, toch ook helemaal niet aan de orde? Er komen dus zeker nog momenten waarop we dat soort zaken kunnen markeren. Ik weet niet of dat echt in het Europese proces zo is. Als dat zo is, ben ik het met u eens.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dank voor het mooie citaat van de ChristenUnie. Ik hoorde in de overweging in de motie van de heer Drost iets over de motie-Ceder/Dekker-Abdulaziz over vrijwilligheid et cetera. Tegelijkertijd las ik in de brieven van de staatssecretaris en ook in haar beantwoording dat ze juist op die drie punten uit onze gezamenlijke motie succes heeft behaald. Ze heeft in de tekst van de Raadspositie dingen veranderd. Hoe is dat met elkaar te rijmen? Deze overweging doet alsof dat niet gelukt is, maar het is juist wel gelukt. Hoe kijkt u daartegen aan?

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik denk dat dit een goede vraag is. Het is niet dat wij niet zien wat er wel gelukt is. Maar feit is ook dat er op 30 november een motie is aangenomen die stelt dat het parlement nog steeds kritisch is. Wij vinden dat die boodschap wellicht helderder voor het voetlicht had mogen worden gebracht in de Telecomraad. En we zijn ook nog steeds niet volledig gerustgesteld over alles wat er is gedaan. Daarom blijven we kritisch, zoals ik ook in mijn tekst heb gezegd. Het is een proces dat gaande is, een Europese trein die voortdendert, als ik die beeldspraak mag gebruiken. Het is nog niet gezegd dat wij met het uiteindelijke resultaat blij zullen zijn. En we moeten het in Nederland nog implementeren en maken. Ook daar zijn we kritisch op. Wat mij betreft sluit het ene dus het andere niet uit.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Tot slot. Ik begrijp dat wij allemaal in Nederland kritisch zijn en vrijwel alle Europese dossiers op dit gebied kritisch volgen, en dat geldt voor dit dossier in het bijzonder. Tegelijkertijd zie ik dat bijvoorbeeld een verhandelverbod bijna voor elkaar gekregen is, dat de broncode is gepubliceerd en dat er sprake is van vrijwilligheid. We mogen onze DigiD blijven gebruiken; er is geen verplichting. Wat precies maakt dat de ChristenUnie zich nu nog zorgen maakt?

De heer Drost (ChristenUnie):

Nou ja, u noemde het voorbeeld zelf — dank daarvoor: het verhandelverbod. De staatssecretaris heeft het zojuist nog gezegd. Wij zetten daarop in als Nederland, maar het ligt nog niet vast. Het is iets wat de komende tijd moet worden vastgelegd. Dit is voor ons een aangelegen punt; wij vinden dit heel belangrijk. Op het moment dat dat vastligt, zijn wij op dat punt tevreden. Maar nu is dat nog niet de situatie.

De voorzitter:

Prima. Dank voor uw bijdrage, uw bijna-maidenspeech. We gaan luisteren naar de heer Eppink van de fractie van JA21.

De heer Eppink (JA21):

Voorzitter. Het is een hardnekkig feit dat de kabinetten-Rutte de Tweede Kamer steeds meer zijn gaan zien als een soort niet-bindend adviescollege in plaats van als een echte volksvertegenwoordiging. Dat werd op 6 december vorig jaar des te meer duidelijk: een Kamermeerderheid, inclusief JA21, steunde de motie-Leijten om niet in te stemmen met de Raadsconclusies over de Europese digitale identiteit. De minister stuurde per brief een ferm nee terug naar de Kamer; ze ging de motie niet uitvoeren. Ze stemde in Brussel alsnog voor de Raadsconclusies, tegen de wil van de Kamer in.

Voorzitter. Dit doet denken aan een debat op 26 juni 1997. Ik ga even terug in de tijd, voorzitter, als u me dat toestaat. Zoals u zich zult herinneren, was er in het kabinet-Kok I onenigheid over de VVD-motie met betrekking tot het contract voor een nieuwe ov-studentenkaart. Het vrat de coalitie intern op. De VVD en de oppositie stonden tegenover de PvdA en D66. VVD-fractieleider Bolkestein moest tot twee keer toe overleggen in het Torentje om de politieke gemoederen te bedaren. De PvdA en D66 noemden de VVD-motie "oppositioneel" en "politiek onzuiver" en zeiden: dit kan zo niet, zo ga je niet om met een minister uit je eigen coalitie. Van die dapperheid is bij de VVD helaas weinig over. Samen met D66 steunt zij stappen in de richting van een Europese digitale identiteit. Daaraan moet ik toevoegen dat in een onderzoek van vpndiensten.nl onder ruim 1.000 Nederlanders van 18 jaar of ouder twee derde zei te vrezen voor de inperking van privacy voor de uitvoering van een EU-wallet. Meer dan de helft gaf aan zich verplicht te voelen tot gebruik van zo'n digitale identiteit en minder dan de helft was bereid om privacygevoelige informatie, zoals paspoort en rijbewijs, te delen met de EU-wallet.

Voorzitter. De strekking is helder: de Nederlandse burgers willen geen Europese digitale identiteit. Ik begrijp ook wel waar dat vandaan komt, want ik vind dat zelf eigenlijk ook wel: naarmate er meer macht naar Brussel gaat en de EU zichzelf gaat positioneren als een autonome federale identiteit, groeit bij veel burgers de vrees voor een Überwachungsstaat, waarin steeds meer gegevens steeds meer worden gecentraliseerd. Dat roept bij veel burgers ook het gevaar van "Chinaficatie" van de privacy op. We zien de laatste tijd erg veel pogingen tot meer digitalisering van van alles en nog wat. We hebben dus niet alleen de privacy, maar we hebben ook een digitale euro en een digitale wallet. Ik vraag me ook vaak af wat dan de meerwaarde is. Wat is de meerwaarde daarvan? Dat is dan moeilijk te zeggen. We hebben toch al een digitaal proces in Nederland? Waarom moet dat dan geëuropeaniseerd worden? Dan spreek ik ook mevrouw Leijten na, die zegt: ja, dat Europese bsn komt er op een gegeven moment. Ja, dat is inderdaad zo. Ik heb zeven jaar voor de Europese Commissie gewerkt. De tactiek is altijd: we maken een richtlijn en stap voor stap gaan we daarnaartoe zonder het einddoel te melden, want zolang we het einddoel niet melden, gaat het proces vanzelf vooruit en eindigen we bij dat doel. Dat doel zit als het ware in een draaimolen en komt er vanzelf weer uit. Ik ben dus erg huiverig voor een EU-bsn. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris dat ziet. Mijn vraag aan haar is derhalve: is zij zich hiervan bewust en zo ja, waarom negeerde zij dan deze motie van de Tweede Kamer?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. Dan mevrouw Maeijer van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Het jaar 2022 was een goed jaar voor Brussel, want zo'n beetje alles wat die eurocraten voorstelden, kreeg groen licht. Oekraïne werd kandidaat-lid, Moldavië werd kandidaat-lid, de onderhandelingen met Noord-Macedonië en Albanië werden geopend, Kroatië kan toetreden tot Schengen, Kosovo mag visumvrij reizen en dat kon allemaal op steun rekenen van dit kabinet. Het kon ook allemaal op steun rekenen van een groot deel van deze Kamer. Maar toen was daar de discussie over de Europese digitale identiteit. Dat was een discussie waar de Kamer zich actief in mengde, die zij bijstuurde en waar zij zich ook tegen verzette. Maar dat kwam mevrouw Van Huffelen niet zo goed uit. Zij was, met filmploeg en al, juist zo lekker op dreef daar in die Brusselse burelen. Zij zat dus helemaal niet te wachten op het uitvoeren van die motie van collega Leijten, die het kabinet opriep om niet in te stemmen met de Raadsconclusie over de Europese digitale identiteit en met een aanhangsel aan te geven dat de positie van het Nederlandse parlement anders is dan het bereikte compromis. "Nee" bekt nu eenmaal niet zo lekker in Brussel. Sinds het referendum over het EU-associatieakkoord is iedereen allergisch geworden voor aanhangsels en inlegvellen.

Voorzitter. De motie ging dus door de shredder. De wens van de meerderheid van deze Kamer, waaronder mijn partij, werd bij het grofvuil gezet. We ontvingen daarover — ik geloof dat dit op een vrijdagmiddag was — een kattenbelletje van de staatssecretaris met daarin de mededeling dat zij deze motie niet wenste uit te voeren. Ze zei tegen een meerderheid van deze Kamer: bekijk het maar. Daar bleef het niet bij. Vervolgens stemde ze namelijk een paar dagen later in Brussel doodleuk in met het voorstel. Ze deed dus, een beetje weggemoffeld met het weekend daartussen, precies het tegenovergestelde van wat een Kamermeerderheid wilde dat zij zou gaan doen.

Voorzitter. Dit is toch niet hoe een democratie werkt? Deze gang van zaken is niet alleen een regelrechte schoffering van het parlement, maar zeker ook van de mensen die wij hier vertegenwoordigen. Ik zou van de staatssecretaris willen weten: wat is uw boodschap aan hen? Is dit nou die nieuwe bestuurscultuur? Doen aangenomen moties van de oppositie er niet toe? Durft de staatssecretaris geen nee te zeggen in Brussel? Ik zou tegen de staatssecretaris willen zeggen: Nederland is nettobetaler, het is ons belastinggeld dat in groten getale richting Brusselse zakken en andere landen vloeit. Me dunkt dat Nederland, zeker Nederland, zolang het nog in die Unie zit, met de vuist op tafel durft te slaan.

Voorzitter. De Kamer heeft een motie aangenomen. Het gebeurt niet zo vaak dat de oppositie een meerderheid krijgt op een zo belangrijke motie. En die motie was kraakhelder: stem niet in! Wat moeten wij als oppositie nog doen als zelfs een parlementaire meerderheid niet voldoende is om iets voor elkaar te krijgen, mevrouw de staatssecretaris? Moties die hier worden aangenomen, moeten worden uitgevoerd. Als de staatssecretaris dat niet ziet zitten, is het misschien tijd om eens wat anders te gaan doen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Ephraim van de Groep Van Haga.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter. Het is terecht dat collega Leijten een interpellatie heeft aangevraagd maar het is ook triest dat dit moet. Het kabinet in het algemeen en de staatssecretaris in dezen in het bijzonder geven er te vaak blijk van geen boodschap te hebben aan wat de Kamer in democratische meerderheid beslist. Is het dan de Kamer die haar eigen instrument bot maakt of het kabinet dat er door deze handelswijze voor zorgt dat de berg aan moties alleen maar groeit? Laat de Kamer haar verantwoordelijkheid nemen voor het eerste en het kabinet zijn rol erkennen voor het tweede.

Dat de staatssecretaris de aangenomen motie om niet in te stemmen met de Raadsconclusie over de Europese digitale identiteit naast zich neerlegt, is treurig. De staatssecretaris wil de motie niet uitvoeren omdat Nederland zich daarmee volgens haar buitenspel zou zetten. Dat doet BVNL denken aan een land dat meteen capituleert omdat het anders net meer mee mag praten over de capitulatievoorwaarden.

Voorzitter. De Kamer was vorig jaar duidelijk. De staatssecretaris heeft geen garantie kunnen bewerkstelligen dat er geen sprake zal zijn van een verplichting tot het gebruik van het identificatienummer. De staatssecretaris heeft geen meerderheid kunnen scharen achter Nederlandse tekstvoorstellen en de staatssecretaris kan mede daarom niet garanderen dat mensen of diensten die geen gebruik willen maken van de digitale portemonnee in de toekomst niet uitgesloten zullen worden. Deze belangrijke punten ten aanzien van privacy, drang en dwang zijn de reden dat het kabinet door een Kamermeerderheid te verstaan is gegeven om niet in te stemmen met de Raadsconclusie. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering ingestemd heeft met EU-wetgeving tegen de expliciete wil van de Kamer;

keurt de handelswijze (dat wil zeggen het instemmen met het voorstel) van de staatssecretaris af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ephraim en Eppink.

Zij krijgt nr. 4 (36305).

Heel goed. Dank voor uw bijdrage. Dan gaan we luisteren naar de heer Omtzigt.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Voorzitter. De regering mág een normale aangenomen motie niet uitvoeren. Als ze die niet uitvoert, is het aan de Kamer om een conclusie te trekken. Er zijn twee smaken: of je stuurt de bewindspersoon naar huis of de regeringspartij slikt een meloen door.

Vandaag behandelen we echter geen normale motie. Het gaat over een motie die ertoe strekt om alleen onder bepaalde voorwaarden in te stemmen met Europese wetgeving, in dit geval wetgeving inzake de Europese digitale identiteit. Wanneer de Nederlandse regering instemt met wetgeving in Europa, een verordening of een richtlijn, dan heeft Nederland de wet die daar uitkomt, maar te accepteren. Die heeft namelijk directe werking. En de Nederlandse regering stemde in met de wetgeving. Het gevolg is dat de regering er feitelijk in slaagt om in te stemmen met dwingende wetgeving, die in Nederland tegen de wil van de meerderheid van deze Kamer ingevoerd wordt. De Tweede Kamer opereert vandaag dus niet vanuit haar controlerende taak, maar vanuit de medewetgevende taak. Deze motie is feitelijk een amendement en had als amendement behandeld en uitgevoerd moeten worden. Nu de regering dat niet gedaan heeft, zitten we straks dus met een Europese digitale identiteit die de meerderheid van de Kamer — het hoogste orgaan in ons staatsbestel — niet wil. Daarom zal ik de motie van afkeuring steunen en zijn heldere, nieuwe afspraken gewenst, zowel in de Europawet als in het Reglement van Orde. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om in de Europawet met een voorstel te komen tot amenderende motie, waarmee de Kamer de regering alleen toestemming geeft om onder voorwaarden in te stemmen met Europese wetgeving;

en verzoekt de regering die de status van wetgeving te geven, zodat zij onder artikel 81 van de Grondwet valt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Stoffer, Leijten, Ephraim, Eppink en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 5 (36305).

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Artikel 81 gaat over wetgeving. Dan zijn wij medewetgever en dus geen controleur.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik heb toch een vraag aan de heer Omtzigt, omdat hij aangeeft dat hij de motie van afkeuring gaat steunen. Hij geeft ons een les Europees recht. Ik denk dat dit klopt, maar het is niet volledig. Ik heb de volgende vraag voor hem. Had het verschil gemaakt voor de wetgevende taak die Europa in dit geval op zich had genomen als Nederland in de Telecomraad op 6 december jongstleden had tegengestemd?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het was geen unanimiteitsbesluit, dus als Nederland ertegen had gestemd, dan zou het besluit ook aangenomen worden. Maar dat doet hier niet ter zake. Je bent de medewetgever. Dit is echt iets heel raars. Je kunt in een stemming verliezen. Ik zal u verzekeren: dat gebeurt je als oppositie weleens een keertje. Maar de regering stemde hier als wetgever. Op grond van artikel 81 van de Grondwet heeft de regering samen met het parlement de wetgevende macht en heeft ze de instemming van het parlement nodig om akkoord te gaan. Die instemming was er niet. Ik wijs op de motie-Ceder en de motie-Leijten. Dan heb je op dat moment nog twee smaken. Je kunt je in Europa ook nog van stemming onthouden. Had de regering dat gedaan, dan hadden we misschien een beetje gegromd, maar dan was het "formeel niet instemmen" opgevolgd, zeg ik er maar bij. Dus als de staatssecretaris gedacht had dat ze de anderen niet zo kwaad wilde maken — ik denk overigens echt niet dat ze door het dak gegaan zouden zijn — dan had ze dat ook kunnen doen. Maar een expliciete voorstem betekent dat deze Kamer niet meer het hoogste gezag op wetgeving is. Dat betekent dat wetgeving ingevoerd kan worden en dat met wetgeving ingestemd kan worden zonder dat deze Kamer dat wil. Dan wordt dit een praatclub, een debatclub. Dan worden de besluiten elders genomen. En dat is zeer onwenselijk in een parlementaire democratie. Dit is zeer principieel.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik ben het met de heer Omtzigt is dat dit zeer principieel is, maar dan moeten we wel bij de feiten blijven. Als ik de heer Omtzigt gelijk heeft, dan hadden wij niet, in al die keren dat wij dat wel hebben gedaan, het Europees verdrag moeten ondertekenen. Toen was het moment dat wij op bepaalde vlakken in onze wetgeving het mandaat bij Europa legden. Dat is hier ook zo. Het debat gaat vandaag dus over het handelen van de staatssecretaris op basis van een motie waarin wij vroegen of zij tegen wilde stemmen. Dat deed zij niet. Dat is het enige wat wij kunnen afkeuren. Wij kunnen hier niet die Europese verordening afkeuren.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Nee.

De heer Drost (ChristenUnie):

Dat mag daarmee wel uit handen worden gegeven. Dat bent u toch wel met mij eens?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat is nog veel ingewikkelder, want de rechtstreekse werking van het Europees recht volgt uit het Van Gend en Loos-arrest. Dat volgt dus niet uit een van de verdragen, maar dat volgt uit een arrest van het Europees Hof in Luxemburg. Ben ik nu minstens driekwart van de kijkers kwijt, denkt u?

De voorzitter:

Maar de rest hangt aan uw lippen.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat is dus niet in het verdrag gebeurd. Over dat verdrag en de instemming daarmee — of niet — wil ik graag een keer met u spreken, maar hier is het zo dat je iedere keer wel of niet akkoord gaat met Europese regelgeving. Het verschil is dan dat er bij toetreden tot de Schengenzone unanimiteit nodig is. Daar is een tegenstem ook fundamenteel anders dan onthouden of voorstemmen, want daarmee houd je 'm tegen. Hiermee houd je 'm niet tegen. Ja, dat is de afspraak die je hebt gemaakt, want je wilt wel zelf een veto, maar je wilt liever niet dat al die andere 26 landen op andere thema's een veto hebben, want dat werkt niet zo lekker. Maar ja, dit is de wetgevende macht. Europese wetgeving … U heeft gisteren gezien dat er een infractieprocedure is begonnen, want sommige wetgeving werkt niet rechtstreeks. Dan heb je twee jaar de tijd om 'm in je eigen wetten te zetten. Doe je dat niet, dan is ie zelfs rechtstreeks van toepassing in Nederland. Ik heb het nu over de wet over het hergebruik van data, die belangrijk is voor het oversterfteonderzoek. Die wetgeving gaat dus over de Nederlandse wetgeving heen, zelfs als we in de Kamer niks doen. Straks hebben we dus een Europese digitale identiteit in de vorm die de meerderheid van de Kamer heeft afgekeurd, inclusief de ChristenUnie. Waarom sturen we dan nog ministers of staatssecretarissen naar Brussel?

De heer Drost (ChristenUnie):

Het gaat mij erom dat het scherp is waar we zo meteen over stemmen als die motie van afkeuring in stemming wordt gebracht. Dat is niet de Europese verordening, want daar zijn wij kritisch over. Daar was ik zojuist in mijn bijdrage ook heel duidelijk over. Wij hebben daar nog steeds grote vraagtekens bij. Het gaat over de vraag of de staatssecretaris op dat moment had moeten tegenstemmen, een tegenstem die niet zo veel had uitgemaakt in de praktijk, of niet. Dat bent u toch met me eens?

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat staat ook in de motie van JA21 en BVNL, de Groep Van Haga. Daarin staat ook dat de tegenstem van de staatssecretaris wordt afgekeurd. En daar bent u het mee eens, want u keurt die tegenstem ook af. De ChristenUnie vindt ook dat ze tegen had moeten stemmen. Als ze dat niet vinden, moeten ze alle moties van hun Kamerlid Ceder door de shredder gooien, want daar staat dat gewoon feitelijk in. Die motie vraagt: stem niet in. En toch deed ze dat. De ChristenUnie heeft hier nog een andere positie. Ze is namelijk lid van de coalitie en zij kan hier dat beleid veranderen, maar ik merk nu op dat ze dat niet nodig vindt. Als wij dit niet stoppen, betekent dit dat de regering te pas en te onpas over de Kamer heen gaat lopen bij besluitvorming in Brussel. Dat moeten we niet willen.

Vandaar nog een tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt het Presidium het Reglement van Orde aan te passen door een amenderende motie op Europese voorstellen toe te voegen als instrument en expliciet te maken dat die onder artikel 81 van de Grondwet valt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Stoffer, Leijten, Ephraim, Koekkoek, Eppink en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 6 (36305).

Heel goed. Tot zover. Dan gaan we luisteren naar de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u, voorzitter. Vandaag voeren we een heel belangrijk debat, denk ik. Het gaat over een gigantisch probleem waar onze democratie nu mee is opgezadeld. We zien dat keer op keer gebeuren. De wens van de Nederlandse bevolking is leidend, de wens van de meerderheid van deze Tweede Kamer is leidend, maar als puntje bij paaltje komt zien we keer op keer — vandaag weer — dat datgene leidend is wat Brussel wil, wat de Europese Unie wil. Dat is wat er gebeurt. Dat hebben we ook weleens de copernicaanse omwenteling genoemd. Onze democratie draait niet langer meer om wat wij hier willen of om wat de Nederlandse bevolking wil. Als puntje bij paaltje komt, zien we keer op keer dat het kabinet doet wat Brussel wil. Dat zien we nu weer. Deze Kamer heeft dus op 1 december een motie aangenomen en heel duidelijk gezegd: we willen niet dat het kabinet instemt met dit voorstel voor een Europese digitale identiteit. En toch gebeurt het.

Ik denk dat het heel belangrijk is om op te merken dat dit dus een patroon is. We zien dit keer op keer terugkeren, ook in 2015 rond het referendum over de Europese grondwet. Toen zei de Nederlandse bevolking: wij willen dat niet; wij willen die Europese grondwet niet. Die is er toch gekomen in 2009, in de vorm van het Verdrag van Lissabon. Nog pregnanter, denk ik, is het referendum dat we op 6 april 2016 hadden. Toen ging het over dat EU-associatieverdrag met Oekraïne. Daar hebben we een uitgebreide campagne over gevoerd. Er kwam zelfs nog ter sprake: als we dit doen, dan kan dat leiden tot oorlog met Rusland. Dat was onderdeel van de campagne. Dus de Nederlandse bevolking heeft in al haar wijsheid gezegd: nee, dat moeten we niet doen. Die heeft toen bijna met twee derde tegen gestemd, en toch is het teruggekomen. Dat was weer dat geitenpaadje. We zien dat keer op keer. Het radicale politieke midden — zo noem ik het maar even — kiest als het erop aankomt niet voor wat de Nederlandse burger wil of zelfs voor wat de Tweede Kamer wil. Nee, die kiest wat Brussel wil, wat de Europese Unie wil. Dat is dus ontzettend bedreigend voor onze democratie. De heer Omtzigt zei dat net met zoveel woorden ook al.

Ik heb hierover een paar vragen aan de minister, als dat kan.

De voorzitter:

Aan de staatssecretaris.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u wel, voorzitter. Aan de staatssecretaris, excuus. Kijk, de minister zei net in haar eerste termijn: ik spreek hier namens Nederland. Ze zei: ik spreek namens Nederland. Hoezo spreekt de staatssecretaris namens Nederland? De staatssecretaris spreekt in ieder geval niet namens de Nederlandse bevolking, want die wil die hele Europese Unie niet. Dat hebben we in 2005 gezien. Dus u spreekt niet namens de Nederlandse bevolking. De Nederlandse bevolking heeft gezegd dat de Europese Unie eigenlijk illegitiem is, want die heeft daartegen gestemd in 2005. U spreekt ook niet namens de Tweede Kamer, want wij, als vertegenwoordigers van de Nederlandse bevolking, hebben gezegd: wij willen dit niet; wij willen niet dat u instemt met die conclusie. En toch doet u dit. Dus u spreekt niet namens Nederland. U spreekt misschien namens uzelf of namens het kabinet, maar in ieder geval niet namens Nederland. Dat is mijn vraag aan u: waar haalt u de democratische legitimiteit vandaan om in te stemmen met die conclusies terwijl wij, de Tweede Kamer, dat niet willen? Waar haalt u die legitimiteit vandaan?

En dan mijn tweede vraag.

De voorzitter:

Zullen we eerst even een interruptie doen, van de heer Drost? Dan kunt u ook even op adem komen.

De heer Drost (ChristenUnie):

Ik wil niet te veel jij-bakken, want ik ben net nieuw. Maar zo'n proces gaat als volgt. Als er grote besluitvorming voor komt te liggen uit Europa, dan komt er zo'n BNC-fiche naar de Kamer. Dat gaat over de nieuwe Commissievoorstellen. Dat is het moment waarop de Kamer behandelvoorbehoud kan maken en kan zeggen: wacht eens even; hier gebeuren dingen waar wij het echt niet mee eens gaan zijn, ook al gaat Europa hierover. Dan is mijn vraag aan de heer Van Houwelingen, mijn collega: waar was u dan op dat moment? Want dat was in 2021. Er is een lijstje met namen. Ik heb een lijstje gekregen van mijn medewerker. De VVD was daarbij, en D66, de PVV, het CDA en de SP. De rest van de partijen heeft het op dat moment wellicht laten lopen. Waar was u dan? Want toen had u het moment om hiervan een groot probleem te maken.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik hoop dat dat in ieder geval niet in het eerste kwartaal van het jaar was, want toen was ik nog geen Kamerlid, maar ik begrijp uw vraag. Ik begrijp natuurlijk ook het proces en hoe het werkt. Je kunt voorbehouden maken en dit en dat. Het punt dat wij hier maken is — dat zei de heer Omtzigt net ook — dat je behandelvoorwaarden kunt maken en kunt doen wat je wil, maar dat als puntje bij paaltje komt uiteindelijk in dit geval de regering haar wens doordrukt, ook als de Tweede Kamer zegt "we willen het niet, we willen het niet" en zelfs als de Nederlandse bevolking dat in meerderheid zegt. Het gebeurt toch. Dus dan kun je inderdaad in allerlei debatten gaan zeggen "moeten we dat wel doen?" en behandelvoorbehoud maken, maar het wordt doorgedrukt als puntje bij paaltje komt. Dat ziet u nu zelf toch ook gebeuren? De heer Omtzigt zei het net eigenlijk ook: het heeft dus eigenlijk geen zin om deze debatten te voeren. We zijn een praatclub geworden, want uiteindelijk staat toch vast wat er gebeurt. Dat is de kern van het probleem waar we mee te maken hebben. Ik denk dat dat u ook heel veel zorgen zou moeten baren.

De heer Drost (ChristenUnie):

Het baart me ook zorgen als er in Europa dingen gebeuren die wij niet fijn vinden en dat er een Europese trein — zo heb ik het volgens mij genoemd — over ons heen dendert, maar ik vind wel dat we zuiver moeten formuleren. Het puntje kwam bij het paaltje in september 2021. Toen hadden we voor het eerst onze vinger moeten opsteken en moeten zeggen: wacht eens even; dit willen wij helemaal niet. Wij zijn dat gaan doen in het jaar daarna. Dat geldt ook voor mijn fractie. Dat was Kamerbreed. Daar hebben we zojuist over gedebatteerd. Nu praten we over een motie van afkeuring voor de staatssecretaris, die tegen ons zegt: met alle respect, maar ik ben te laat. Dat moeten we onszelf dan misschien ook wel een beetje aantrekken. Ik vraag ook aan u of u dat ook vindt, via de voorzitter.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Misschien mag ik een wedervraag stellen.

De voorzitter:

Neenee.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Oké, dan geef ik een antwoord. Ik zal het dan niet in de vorm van een vraag gieten, voorzitter. Het verbaast mij dat u denk dat …

De voorzitter:

… wat de heer Drost denkt …

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank u wel. De heer Drost denkt blijkbaar dat het wellicht anders was gelopen als we behandelvoorbehouden hadden gemaakt, als we er uitgebreid over hadden gedebatteerd. Dan hadden we invloed kunnen uitoefenen, dan was het er niet gekomen. Ik heb het al een paar gezegd: zelfs als de meerderheid van de Kamer zegt "doet het niet", gebeurt het. Het toppunt voor mij is dat het, zelfs als de meerderheid van de Nederlandse bevolking zegt dat zij het niet wil, toch gebeurt. Dat zijn de krachtigste middelen die wij hebben. Als die niet werken, welk procedureel middel werkt dan wel? Zegt u het maar. Dit is de situatie waarin we zitten, of u het nou leuk vindt of niet. En dat is heel ernstig.

Voorzitter, ik ga door met mijn betoog …

De voorzitter:

Nou, mevrouw Dekker lijkt ook te willen interrumperen. Het woord is aan haar.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik was al de hele tijd aan het opletten, voorzitter. Ik hoor meneer Van Houwelingen zeggen: het doet er niet toe wat wij hier doen, het kabinet en de EU denderen maar door et cetera et cetera. Hoe kijkt meneer Van Houwelingen ertegen aan dat wij wel degelijk dingen voor elkaar hebben gekregen? Omdat wij het afgelopen jaar moties hebben ingediend, heeft de staatssecretaris het voor elkaar gekregen dat de tekst wordt aangepast. Wij gaan naar open source. Het gaat om vrijwilligheid. Er komt geen Europees bsn en dus ook geen Europese digitale identiteit. Alles wat wij wilden, heeft de staatssecretaris voor elkaar gekregen. En voor de dingen die wij nog meer willen, gaat zij zich nog hardmaken. Hoe kijkt meneer Van Houwelingen daartegen aan?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank voor die goede vraag. Ik ontken ook niet dat je her en der wat kan bijstellen. Dat is duidelijk. U geeft daar de voorbeelden van. Maar als het om de grote lijnen gaat, als het bijvoorbeeld gaat over het wel of niet invoeren van zo'n Europese digitale identiteit, dan hebben we hier helemaal geen speelruimte. Die grote lijnen liggen vast. Dat zien we keer op keer. Ik heb de voorbeelden net uitgebreid gegeven. We kunnen natuurlijk wel her en der een paar kleine dingetjes bijstellen, maar de grote lijnen staan vast. En dat is dus heel verontrustend. Die trein rijdt. Je kunt zeggen "misschien moet hij iets minder hard rijden, misschien moet je een coupé verwisselen", maar het staat vast in welke richting de trein rijdt. We kunnen hier op ons kop gaan staan, maar we kunnen het alleen veranderen via een nexit.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dit zijn de grote lijnen waar het voorstel gewoon over gaat. We hebben hier een DigiD en we willen dat onze DigiD ook geaccepteerd wordt in Europa. Meer is het niet. Dit is het gewoon. Over welke grote lijnen heeft Van Houwelingen het?

De heer Van Houwelingen (FVD):

De allergrootste lijn zal ik dan maar gelijk benoemen. Wij willen überhaupt geen Europese digitale identiteit. Sterker nog, de Nederlandse bevolking is door op 1 juni 2005 tegen die Europese grondwet te stemmen duidelijk geweest. Vervolgens is er het Verdrag van Lissabon gekomen, het belangrijkste verdrag van de Europese Unie. Daar is alles op gegrondvest. Dat willen we niet. En het gaat toch door. Daar is dus een soort kink in de kabel gekomen. Daarmee is wat ons betreft die hele Europese Unie illegitiem. We zitten echt niet te wachten op een Europese digitale identiteit. Ik voel me totaal geen Europese burger, ik wil eruit.

De voorzitter:

Helder, helder.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik ga door en ben bij mijn tweede vraag. Het is opmerkelijk dat de minister de motie niet uitvoert, terwijl de baas wat wil. De Tweede Kamer zou toch de baas moeten zijn? Misschien heeft de staatssecretaris gewetensbezwaren en voert zij de motie daarom niet uit. Waarom wordt er niet automatisch de conclusie aan verbonden dat, als een lid van het kabinet een motie van de Tweede Kamer niet uitvoert, dat lid ook opstapt? In het bedrijfsleven, in het leger is dat heel gebruikelijk. Je hebt blijkbaar een principieel bezwaar tegen het volgen van een meerderheid van de Tweede Kamer. Dan hoor je toch eigenlijk op te stappen? Mijn vraag aan de staatssecretaris is: waarom trekt ze die conclusie niet?

Ik heb nog een laatste en derde vraag en ik ben heel benieuwd naar het antwoord. Moties kunnen genegeerd worden, zegt de staatssecretaris. Hoe zit dat eigenlijk met een motie van wantrouwen? Kan die door het kabinet met dezelfde logica ook genegeerd worden? Dan staan we hier natuurlijk helemaal voor niks met elkaar te praten elke dag.

Ik rond af, voorzitter. Het is dus droevig gesteld. De meerderheid van de Kamer wil wat en het wordt weer genegeerd. De Nederlandse bevolking wordt genegeerd bij referenda-uitslagen. Uiteindelijk dendert die trein door. Er is echt maar één manier waarop we op een ander spoort terecht kunnen komen en dat is als de Nederlandse kiezer, de soeverein van dit land, het heft in handen neemt en dat kartel, dat radicale midden dat tegenover mij zit, CDA, PvdA, VVD, GroenLinks, de ChristenUnie, wegstemt. Dat kan, beste kiezer, op 15 maart.

Dank u wel.

De voorzitter:

Fijn dat u dat nog even vermeldt. We gaan luisteren naar mevrouw Dekker van de fractie van D66.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Voorzitter. In juni 2021 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een nieuwe verordening voor een elektronische identiteit. Het gaat hier om een voorstel waarbij Europese landen een DigiD beschikbaar maken voor hun eigen burgers en elkaars DigiD's — ik noem ze DigiD's, want dat is makkelijker te begrijpen — moeten accepteren, zodat wij met onze eigen DigiD ook met de overheden in België en Duitsland zaken kunnen doen. Dat is een goede zaak. Het is dan ook niet heel gek dat het kabinet in grote lijnen tevreden was met het voorstel, enkele zorgen en terughoudendheden daargelaten. Dat hebben we allemaal in de aanloop naar de Telecomraad kunnen lezen.

Dit voorstel is afgelopen jaar in juni en december in Brussel besproken in de Telecomraad. Voorafgaand daaraan spraken wij als Kamer met de staatssecretaris. Een aantal partijen die hier vandaag aanwezig zijn, maar veel ook niet, hebben de staatssecretaris toen in moties opdrachten meegegeven voor bij de onderhandelingen in Brussel. Er is een motie ingediend door het lid Ceder voor het tegengaan van een uniek en blijvend identificatienummer. Ikzelf diende samen met het lid Ceder een motie in over het tegengaan van dataconcentratie en het bieden van gelijkwaardige alternatieven. Het gebruik is te allen tijde vrijwillig. De staatssecretaris is er ook in geslaagd ons verzoek voor open source in de Raadstekst opgenomen te krijgen.

Voorzitter. Kortom, ik constateer dat veel zorgpunten van de Kamer uiteindelijk wel in de Raadspositie zijn beland. Ten tweede is het in de Europese besluitvorming van wezenlijk belang om aan de onderhandelingstafel te zitten. Kan de staatssecretaris bevestigen dat er bij de behandeling van de Raadspositie een gekwalificeerde meerderheid voor was en dat het resultaat dus ongeacht de motie-Leijten hoe dan ook hetzelfde was geweest? Het verschil is wel dat er nu nog mogelijkheden zijn om invloed uit te oefenen in de triloog die nog volgt. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het proces er precies uit komt te zien en welke wijzigingen nog verwacht worden?

Voorzitter. Vanuit D66 nog één inhoudelijke zorg. Met dit voorstel moeten landen elkaars elektronische inlog-DigiD accepteren, maar we lezen ook in dit voorstel dat sommige landen niet aan het hoogste betrouwbaarheidsniveau hoeven te voldoen. Klopt dat en hoe gaan we hiermee om?

Voorzitter. Ik sluit af. D66 ziet een Europese digitale identiteit voor elke EU-burger, een Europese DigiD eigenlijk, als iets positiefs. Het verschilt in feite niet veel van een Europese DigiD. EU-burgers kunnen zich hiermee identificeren en kiezen welke persoonlijke gegevens ze willen delen, zowel online als offline, met overheidsinstanties en bedrijven in de hele EU. Dat vereenvoudigt en versnelt ontzettend veel handelingen voor burgers en bedrijven in de EU. Wij zien dat de staatssecretaris de waarborgen van de Kamer heeft meegenomen naar Brussel. Veel daarvan is geland in de Raadspositie. Daarnaast zou het niet-instemmen met de Raadsconclusie door Nederland geen ander resultaat hebben opgeleverd, maar slechts een slechtere onderhandelingspositie voor Nederland.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Een vraag van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Die onderhandelingspositie neemt mythische vormen aan. Als je altijd tekent bij het kruisje, heb je nul onderhandelingspositie. Als ze zeker weten dat de staatssecretaris binnenkomt en altijd zegt wat ze belangrijk vindt, maar uiteindelijk toch tekent bij het kruisje, zullen ze nooit naar haar luisteren. Dat is het antwoord dat je daar het beste op zou kunnen geven wat de SP betreft. Maar ik zou eigenlijk aan mevrouw Dekker-Abdulaziz willen vragen: vindt zij dat de motie die zij heeft ingediend op 2 juni vorig jaar, samen met het lid Ceder, voldoende is uitgevoerd?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Als ik zo de brieven van de staatssecretaris lees, is de vrijwilligheid wel geborgd. Het verhandelverbod is niet expliciet opgenomen, maar die inzet is er ook wel. Dus ja, ik vind het eigenlijk wel goed.

Mevrouw Leijten (SP):

O, dan ben ik zeer verbaasd dat D66 voor de motie-Ceder op 30 november heeft gestemd, die uitspreekt dat de compromistekst slechts deels tegemoetkomt aan die motie en dat die motie dus helemaal niet is uitgevoerd.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Het ging er daarbij waarschijnlijk nog over dat het verhandelverbod niet expliciet is overgenomen. Daarnaast is die motie tijdens het commissiedebat of tijdens het tweeminutendebat volgens mij anders geïnterpreteerd door de staatssecretaris. Zoals ik het me kan herinneren, zei zij toen: ik neem het mee en ik leg het uit tijdens de Telecomraad; ik neem het ook mee naar de trialoog, en zo is de motie wel uit te voeren. Daarom hebben we meegestemd.

Mevrouw Leijten (SP):

Oké, we hebben hier dus een lid van D66 dat de staatssecretaris van D66 volgt in haar optimistische uitleg van wat er gebeurt in Brussel. Tegelijkertijd ligt er een motie van het lid van D66, waarvan D66 in een andere motie zegt dat die niet is uitgevoerd. Dan vraag je ernaar, en dan is die wél uitgevoerd. Ik begrijp heel goed dat mevrouw Dekker-Abdulaziz hier staat als lid van D66, regeringspartij maar ook dezelfde partij als die van de staatssecretaris. Dat begrijp ik heel goed. Ik begrijp heel goed dat er gewoon een ander standpunt is bij die partij, en er ook de wens is om de staatssecretaris te steunen. Het is niet netjes om zo met de waarheid om te gaan. De motie-Ceder van 30 november gaat namelijk niet over de verhandelbaarheid van data. Daarover heeft de staatssecretaris betoogd dat ze dat op een ander moment gaat regelen. Of dat voldoende is of niet ... Maar de motie zegt juist over andere punten van de motie-Ceder/Dekker-Abdulaziz dat die niet zijn overgenomen. Dit raakt de positie van de Kamer. Laat ik die vraag dan stellen aan mevrouw Dekker-Abdulaziz. Ik begrijp dat zij hier de staatssecretaris verdedigt. Ik begrijp dat ze dat inhoudelijk doet en dat ze dat doet qua positie van de partijlijn. Maar vindt zij, inhoudelijk gezien, dat op het moment dat de meerderheid van de Kamer zegt dat de staatssecretaris niet moet instemmen en moet verklaren dat het Nederlandse parlement niet akkoord is, dat eigenlijk opgevolgd moet worden?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dat is wel een moeilijke vraag, maar op inhoud vonden wij dat de teksten er redelijk goed in zijn beland. Wij vonden dat de motie van mevrouw Leijten het kabinet opzadelde met een onmogelijke opdracht. Daarom vonden wij het op inhoud wel goed dat zij deze motie niet heeft uitgevoerd. Tegelijkertijd vinden we dat de staatssecretaris wel haar uiterste best heeft gedaan en nog steeds doet om de wensen, óók die van mevrouw Leijten, in te willigen in Europa.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Afrondend, voorzitter: er staat hier een regeringspartij, de tweede partij van ons land, te zeggen dat het wel goed is dat Kamermoties niet worden uitgevoerd. Ik moet er even over nadenken wat dan de nieuwe bestuurscultuur van Nederland precies inhoudt.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik begrijp dat het campagnetijd is, maar ik heb niet gezegd dat het goed is dat moties niet uitgevoerd worden. Dat heb ik niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik het op inhoud eens ben met de positie van de staatssecretaris in dit geval. Dit moet een uitzondering zijn. Staatsrechtelijk zou het dan wel mogen dat moties niet uitgevoerd zijn, maar wij staan meestal naast de SP als moties niet uitgevoerd worden. In dit geval vind ik dat het op inhoud een goed voorstel is geweest.

De heer Stoffer (SGP):

De staatssecretaris gaf zonet aan dat het zeer uitzonderlijk is als je een motie die het gehaald heeft, niet uitvoert. Dat hoor ik D66 ook zeggen. Ik hoor telkens dat dat zeer uitzonderlijk moet zijn. Maar wat zou er, op inhoud, juist wat betreft het punt dat mevrouw Leijten pakte, mis zijn gegaan als we gewoon een keer door hadden gebeten en in Europa hadden gezegd: wij zijn hiertegen? Wat is er dan op inhoud mis?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik heb begrepen dat wij dan niet mee kunnen doen aan de verdere onderhandelingen. Want zoals de heer Schoffer ook weet ... Stoffers, sorry ...

De voorzitter:

Eén Stoffer.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Excuus, wij komen elkaar bijna nooit tegen in debat, vandaar. Zoals de heer Stoffer ook weet, is dit natuurlijk een Raadspositie. Er volgen ook trialogen, het Europees Parlement gaat er nog dingen mee doen. Het is dus nog niet klaar. Ik had het zonde gevonden om niet mee te zitten aan de tafel en helemaal geen onderhandelingspositie te hebben. Daarom.

De heer Stoffer (SGP):

Dus om aan tafel te zitten, waarbij je nog niet weet wat eruit komt, maak je het principiële punt van de medewetgever, wat wij zijn als parlement … Dan zet je het parlement eigenlijk buitenspel. Het parlement zegt: doet u dat namens ons zo in Europa. U zegt: nou, om aan tafel te blijven zitten vinden wij het eigenlijk wel best om die motie toch maar te negeren.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Er waren zeven andere moties die wél uitgevoerd zijn op inhoud. Dit voorstel is niet meer verplicht. Het is op vrijwillige basis. Het is open source. Er zijn zo veel dingen wel goed beland. Daarom is het ook heel raar om, nadat je alles wat de Kamer wil, hebt ingewilligd, tegen Europa te zeggen: by the way, we stemmen niet mee. Vervolgens hebben wij nog een paar wensen. Mevrouw Leijten zei het ook al: wij zijn als Kamer heel erg kritisch. We hebben een aantal wensen, zoals het verhandelverbod. Dat willen we echt het liefst expliciet in de Raadspositie krijgen. Daarom zou het zonde zijn om helemaal niet mee te kunnen praten in Europa. Misschien is de heer Stoffer veel beter in Europees recht dan ik; dat kan.

De heer Stoffer (SGP):

Dat laatste is het punt niet. Wij zeggen hier namens het Nederlandse volk: doe dat niet. Wat zou het Nederlandse volk missen als we een keer gewoon een streep hadden getrokken en hadden gezegd: dit doen wij niet? Wat zou iemand in de Achterhoek, in Zeeland of hier in Den Haag aan de Laan van Meerdervoort ervan gemerkt hebben als we nu een keer een streep hadden getrokken en hadden gezegd: wij zitten nu gewoon een keer niet aan tafel; we laten een keer echt onze tanden zien?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Als wij niet aan tafel hadden gezeten, was er een Europees bsn gekomen. Wij hebben tot nu toe wel aan tafel gezeten. Wij hebben ervoor gezorgd dat dit niet een verplichte zaak wordt. De staatssecretaris heeft precies gedaan wat wij allemaal wilden, namelijk dat dit niet verplicht wordt, dat er geen Europese identiteit komt, dat wij gewoon verder kunnen werken met onze DigiD, zoals we dat al jaren doen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Stoffer (SGP):

Ja, afrondend dan maar. Dat was allemaal al zo; prachtig. Dan had je nu een keer kunnen zeggen: "Dat zit er allemaal in, prima. Dat is dus al geregeld. Laten we nu die streep trekken en gewoon niet aan tafel zitten." Daar zit mijn principiële punt. Het Nederlandse parlement — dan heb je het wel over iets, namelijk over de vertegenwoordiging van het hele Nederlandse volk — zegt: doe dit niet. En D66, Democraten 66, zegt: wij laten ons toch gewoon een beetje in dat verlengde bestuur in Europa rommelen. Dat doet een heel groot deel van het Nederlandse volk heel veel pijn. Dat wil ik maar gezegd hebben.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dat begrijp ik.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Stel je voor dat er een wetsvoorstel is, dat D66 voor dat wetsvoorstel is, omdat het volgens D66 een goed wetsvoorstel is, en dat de meerderheid van de Kamer tegenstemt. Moet dat wetsvoorstel dan wet worden? Of vindt u dat u zich als democraten dient neer te leggen bij het feit dat de meerderheid van de Kamer beslist en dat, hoe onverstandig haar standpunten ook zijn, dat wetsvoorstel niet door moet gaan?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Meestal leggen we ons hierbij neer in Nederland. Maar de stemming hier is geen onderhandeling.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Het woordje "meestal" verontrust mij zeer. Als het goed is, zou het "altijd" moeten zijn. Dan ga ik even verder. Net zei u dat, omdat u het een goed voorstel vond, u het goed vond dat de staatssecretaris had voorgestemd. Maar dat is hier het issue niet. Wij weten dat de D66-fractie zich beter kon vinden in het voorstel dan de andere fracties. Dat kan. Dat meningsverschil is hier elke dag. Maar een meerderheid van de Kamer zei: dit voorstel vinden wij zo niet akkoord. Wij hebben net gehoord waarom u dat wel akkoord vond; alle respect daarvoor, geen enkel probleem. U was niet de enige in Europa, dus het was ook geen totaal gek standpunt. Maakt u zich dus niet druk dat ik daarover begin. Maar als de meerderheid hier nee zegt, moet de Nederlandse regering volgens de D66-fractie dan ja of nee zeggen?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Het verschil tussen een wet in Nederland wel of niet aannemen en je bij het resultaat neerleggen … Ik zei "meestal", want je baalt er wel van. Het overkomt ons gelukkig niet zo vaak, maar het gebeurt wel. Het verschil tussen hier in Nederland wetten aannemen en in Europa, is dat je daar nog onderhandelt. Dit is het voorstel dat eruit is gekomen. Er moet nog een triloog gevoerd worden, waarin wij als het goed is nog een positie hebben. Het Europees Parlement, dat weer een andere democratie is waarin onze fracties ook zitten, gaat daar ook nog over onderhandelen. Het is dus nog niet klaar. Zoals ik het heb geïnterpreteerd, hadden wij niet mee kunnen doen aan die onderhandelingen als wij tegen hadden gestemd. Het kan zijn dat ik het mis heb, maar dit is de reden waarom ik het zonde had gevonden als we tegen hadden gestemd.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dit is onzin. Als Nederland tegenstemt, zit het nog steeds aan tafel bij de triloogonderhandelingen. Maar het nare is dat het nu al heeft ingestemd met het voorstel. Als dit voorstel identiek uit de triloogonderhandelingen zou komen, kan Nederland dus niet daarna nog tegenstemmen omdat het eerder heeft voorgestemd. Dit is dus precies het probleem, want dit voorstel heeft daarna kracht van wet in Europa. Het is geen aanbeveling; het heeft kracht van wet. Hier geeft D66 als democratische partij het wetgevende instrumentarium uit handen aan de regering, ook als een meerderheid van de Kamer het anders wil. Vindt D66 dat verstandig?

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Ik heb hier echt geen goed antwoord op, eerlijk gezegd. In dit geval is het op inhoud niet geheel onverstandig. In het algemeen … Ik weet het niet. Dit is hoe het gebeurt.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dit is de kern van het maken van wetgeving. Je doet het per meerderheid. Soms win je en soms verlies je, maar het hele idee van een parlement, dat normaal gesproken te vuur en te zwaard wordt verdedigd door D66, is dat het parlement gaat over wat de wetgeving hier is. Door te zeggen dat je ook als je in de minderheid bent iets kan doordrukken via het kabinet, neemt D66 afstand van dat zeer elementaire beginsel van de democratie.

Mevrouw Dekker-Abdulaziz (D66):

Dat laatste wil ik even wegzetten, want dat heb ik niet gezegd. Ik heb niet gezegd dat we het doordrukken omdat we een minderheid hebben. Ik heb helemaal niks doorgedrukt. Ik heb de redenen van de staatssecretaris begrepen waarom ze de motie niet heeft uitgevoerd en die respecteer ik. Voor de rest is het balen.

De voorzitter:

Waarvan akte. We hebben nog drie sprekers te gaan en dan schors ik voor de lunch. Ik geef nu graag het woord aan de heer Rahimi.

De heer Rahimi (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook al was het niet de maidenspeech van de heer Drost, ik wil hem toch complimenteren met de woorden "verbinding" en "verantwoordelijkheid". Het is altijd goed om iemand met een sociaal hart hier in de Kamer te hebben.

Voorzitter. De VVD heeft in het schriftelijk overleg over de Europese digitale identiteit een aantal kritische vragen gesteld. Het is immers een tamelijk nieuw onderwerp maar ook een belangrijk en gevoelig onderwerp. In het uiteindelijke voorstel is een groot deel van de Nederlandse inzet overgenomen, mede naar aanleiding van de uitvoering van moties van de Tweede Kamer. Dit is een goede zaak. De staatssecretaris heeft goed werk geleverd in Brussel. Daar danken wij haar voor.

Voorzitter. Wij zijn niet tegen een digitale identiteit maar we willen er wel voorwaarden onder hangen. Zo vinden wij dat dit wel veilig en privacybestendig moet zijn. Ook willen we niet dat alles in een centrale database wordt opgeslagen en dat alle gegevens van onze burgers weg zijn. Op dit moment wordt er nog druk onderhandeld in Brussel. Wij kijken uit naar de uitkomst en willen graag dat Nederland aan tafel blijft zitten en mee kan blijven praten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Kort maar krachtig. Er is nog een interruptie van mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik ga niet aan de VVD-woordvoerder vragen of hij vindt dat moties moeten worden uitgevoerd. De VVD lapt alles aan haar laars als het gaat over het behoud van de macht. Maar ik zou de VVD-woordvoerder wel willen vragen waar hij het op baseert dat je niet meer meeonderhandelt op het moment dat je tegenstemt.

De heer Rahimi (VVD):

Sorry, ik begrijp de vraag niet helemaal goed. Kan mevrouw Leijten die herhalen?

Mevrouw Leijten (SP):

Het frame wordt hier nu neergelegd — dat deden de staatssecretaris en mevrouw Dekker-Abdulaziz net ook — dat je niet meer zou kunnen meeonderhandelen in het vervolg als je niet zou instemmen met een Raadsbesluit. Waarop baseert de heer Rahimi zijn standpunt dat dit gebeurt?

De heer Rahimi (VVD):

Als je niet meepraat, kun je ook niet verder onderhandelen. Dat gaf ik net aan.

Mevrouw Leijten (SP):

Ja kunt toch meepraten terwijl je niet instemt?

De heer Rahimi (VVD):

Ik zou niet weten hoe.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik wel. De Raad van de EU, de Raad van Ministers, is met ministers of staatssecretarissen van alle lidstaten. Daar zit iedereen aan tafel. In de Telecomraad zit deze staatssecretaris aan tafel. Wat zij ook stemt, ze doet mee. Er zijn genoeg lidstaten die bij allerlei verschillende voorstellen die worden gedaan, zeggen: dit gaat ons te ver; dit gaat ons parlement te ver. En die blijven gewoon zitten. Ze blijven gewoon meepraten. Dus waar baseert de heer Rahimi, en dus de VVD, het op dat hij zegt: op het moment dat er niet is ingestemd met een Raadspositie, zoals de meerderheid van de Tweede Kamer heeft uitgesproken, kan er niet meer meegepraat worden? Waar baseert de VVD dat op?

De heer Rahimi (VVD):

Ik ga mijn best doen om een antwoord te geven. Kijk, u heeft het volste recht om een motie in te dienen. Die is ook aangenomen en moet uitgevoerd worden. Daarnaast is het staatsrechtelijk zo dat de staatssecretaris ook het recht heeft om die motie uiteindelijk niet uit te voeren. Dat moet ze alleen wel motiveren, transparant en openlijk. Dat heeft zij eerder gedaan in een brief. Dat heeft ze zonet in de eerste termijn volledig uitgelegd en daar zijn wij content mee.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik stelde een andere vraag. Waar de heer Rahimi en de VVD-fractie allemaal content mee zijn, dat interesseert me eerlijk gezegd geen biet op dit moment. Waar baseren de VVD-fractie en de heer Rahimi dat op, de redenering van de staatssecretaris volgend om die motie niet uit te voeren, namelijk: dan kan ik niet meer meeonderhandelen? Waar is dat nou op gebaseerd?

De heer Rahimi (VVD):

De staatssecretaris gaf net aan dat er heel veel punten zijn binnengehaald die wij eerder kritisch hebben neergelegd. Die zijn ook allemaal meegenomen. Volgens mij gaf ze net ook aan dat als ze tegen die dingen zijn, al die dingen ook van tafel zijn. Dus daarop.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Als je tegen de Raadsconclusie bent waarin die dingen zijn opgenomen, zijn ze niet opeens verdwenen. Het wordt nou echt van kwaad tot erger. Ik had gehoopt dat de VVD hier een antwoord kon geven op de vraag wat zij vindt van de argumentatie om moties naast zich neer te leggen. Dat de VVD het niet erg vindt dat moties niet worden uitgevoerd, weten we allang. Dat democratie vanuit de Tweede Kamer voor de VVD niet het hoogste goed is, weten we allang. Maar dat je dan ook nog eens redeneringen kan ophouden die gestoeld zijn op fabels? Dat is nu toegevoegd aan het lijstje.

De voorzitter:

Wilt u interrumperen? Dan moet u echt bij de interruptiemicrofoon gaan staan. Het woord is aan de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

De Kamer heeft een motie aangenomen waarin heel duidelijk staat: wij gaan niet instemmen met die Raadsconclusies. Mijn vraag aan u is: op welke wijze is het besluit dat de regering uiteindelijk heeft genomen om wel in te stemmen democratisch gelegitimeerd?

De heer Rahimi (VVD):

Als een motie aangenomen wordt, moet het kabinet die uitvoeren. Dat vinden wij. Staatsrechtelijk heeft het kabinet het recht om dat niet te doen, maar dat moet dan wel transparant uitgelegd worden, punt. Dat heeft de staatssecretaris een hele tijd terug gedaan per brief en zonet in het debat. Dat recht heeft zij.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat begrijp ik, maar dat is niet mijn vraag. In hoeverre is straks die Europese digitale identiteit, die er heel waarschijnlijk gaat komen, hier in Nederland democratisch gelegitimeerd?

De heer Rahimi (VVD):

We hebben acht commissiedebatten gehad, plenaire en schriftelijke inbrengen. Er werd zonet door de heer Dorst aangegeven: kom alstublieft ook naar die debatten om inbreng te leveren. Het is voor mij onderdeel van het democratisch debat om inbreng te leveren.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat is allemaal gebeurd. Dat ben ik helemaal met u eens. De conclusie van deze Tweede Kamer, het hoogste democratische orgaan van dit land, was: we willen het niet. Dat was de motie van Leijten. Dat was de conclusie en die wordt niet opgevolgd. Nogmaals mijn vraag: waar zit de democratische legitimiteit dan?

De heer Rahimi (VVD):

Ik heb die net al beantwoord. Die motie was met 76 zetels aangenomen, maar ik blijf bij het antwoord dat ik zonet gaf.

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Stoffer van ... O, een interruptie nog van de heer Omtzigt. Meneer Omtzigt, ook voor u geldt: als u wilt interrumperen, bij de microfoon gaan staan. Een vraag aan u, meneer Rahimi, als meneer Stoffer weer even teruggaat. Sorry.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dat is mijn fout, voorzitter.

De voorzitter:

Het zij u vergeven.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Dank u. Als hier een motie wordt aangenomen om bepaalde wetgeving niet in te voeren, handelen we dan volgens de VVD in onze capaciteit als controleur, waarbij inderdaad de regering zoals de VVD zegt een motie naast zich neer kan leggen en het aan de Kamer is om daar conclusies uit te trekken of niet? Soms doet de regering dat en dan zeggen de regeringspartijen "dit slikken we", misschien niet van harte. Of handelt de regering, wanneer zij akkoord gaat met wetgeving in de Europese Unie, in de Europese Raden, daar in haar rol als medewetgever?

De heer Rahimi (VVD):

Ik ben geen jurist maar IT'er, maar ik probeer het antwoord te geven waarvan ik denk dat het correct is. Ik kan geen antwoord geven op hoe ze handelt, zeg ik gewoon echt eerlijk. Nogmaals, ik vind dat de motie uitgevoerd moet worden, en de redenatie was voor ons voldoende. De vraag die u mij stelt, kan ik echt niet beantwoorden. Dat zeg ik uit de grond van mijn hart.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

De regering, in dit geval de staatssecretaris van Digitale Zaken, stemt in met wetgeving. Als zij instemt met wetgeving, handelt zij als wetgever. Sterker nog, dit is Europees recht, en Europees recht heeft directe werking in het Nederlands recht. Daarmee wordt dus een wet van kracht, in dit geval een wet over de digitale identiteit, die dwingend is voor Nederland. Het is een wet, in de vorm van een verordening of iets anders. Nou is mijn vraag de volgende. Als zij stemt over wetgeving, dan moet de Tweede Kamer toch ingestemd hebben? De VVD heeft inderdaad tegen de motie-Leijten gestemd, maar soms verlies je. Moet de regering dan het standpunt van de meerderheid van de Kamer volgen of dat van de minderheid van de Kamer waar de VVD in zit?

De heer Rahimi (VVD):

De meerderheid van de Kamer. Maar nogmaals, het blijft wel zo dat ... Ja sorry, ik wil niet steeds in herhaling vallen, maar het blijft zo dat als iets uiteindelijk niet uitgevoerd wordt, wij goed en transparant moeten weten waarom niet. Dan kunnen wij als Kamer, als partijen en als Kamerleden een conclusie trekken. Zo zit dat.

De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):

Ik probeer het nog één keer. De redenering van de heer Rahimi klopt, als het gewoon om controlerende taken gaat. Dan zegt de Kamer inderdaad "wij willen dat dit gebeurt" en kan de regering soms zeggen "het is te duur" of "het is onmogelijk". Dat gebeurt hier in de Kamer weleens. Dan zegt de regering: "Kamer, u zegt dat wij binnen een maand een nieuwe Oosterscheldedam moeten bouwen. Dat is leuk bedacht, maar dat gaat niet lukken, dus we voeren 'm niet uit." Daar kan de Kamer conclusies uit trekken, maar je kunt ook denken: misschien heeft de regering iets verstandigs gezegd. Dat kan. Dat gebeurt hier weleens. Maar hier zitten we met iets anders. Het is niet zo dat de Kamer de regering zomaar iets vraagt. De Kamer zegt: wij willen bepaalde wetgeving niet. En over wetgeving gaat de Kamer, krachtens artikel 81 van de Grondwet, waarop wij allemaal de eed of gelofte afleggen voordat we hier Kamerlid worden. Nu blijkt dus gewoon dat als wij hier in meerderheid vinden dat de regering tegen een bepaalde wet moet stemmen, of zich in ieder geval moet onthouden — dat heb ik gezegd — de regering dat niet hoeft te doen. Wat is onze rol als wetgever in het Europees domein nog waard als de regering dat soort moties aan haar laars mag lappen?

De heer Rahimi (VVD):

Ik begrijp wat de heer Omtzigt zegt, maar er zijn ook moties geweest waar wij tegen waren die wel zijn uitgevoerd. Ik vind dus dat onze rol hier niet eerlijk wordt neergezet. Ik weet verder niet hoe ik hierop moet antwoorden.

De voorzitter:

Prima. Dat lijkt me voldoende. Mevrouw Maeijer nog even.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik wil nog even terugkomen op het punt van mevrouw Leijten. Dat hele verhaal dat je niet meer aan tafel zou zitten als je tegenstemt, is natuurlijk helemaal nergens op gebaseerd. Dat weet de heer Rahimi en dat weet de rest van de Kamer ook. Het is natuurlijk niet zo dat als Nederland tegenstemt, de rest vervolgens zegt: daar is de deur; u doet niet meer mee. Wij zijn gewoon onderdeel van de Europese Unie — helaas, zeg ik erbij. We betalen daar miljarden voor, en wij hebben gewoon stemrecht en recht om deel te nemen aan die onderhandelingen. Dat gezegd hebbende: dat buitenspel zetten is natuurlijk gewoon een nieuw geitenpaadje van de VVD om te kunnen legitimeren dat de staatssecretaris tegen de Kamer zegt: bekijk het maar met je motie. Ik heb dus een vraag aan de heer Rahimi. We hebben hier in de Kamer middelen om beleid bij te sturen. Een van die middelen is een motie. Als oppositie hechten wij daar heel veel waarde aan, denk ik, omdat het een belangrijk middel is om beleid te kunnen bijsturen. Ik zou toch heel graag willen weten wat de oppositie nou nog kan doen als zelfs een voorstel dat met een parlementaire meerderheid wordt aangenomen, door de staatssecretaris niet wordt uitgevoerd. Wat kunnen wij dan als oppositie nog doen? Of zegt u dan eigenlijk: "Weet u wat? Ga gewoon naar huis. Wij dicteren het beleid hier wel"?

De heer Rahimi (VVD):

Ik zou nooit zeggen "gaat u naar huis" en "wij dicteren". Een van de dingen die ik net aangaf, kwam eerder ook al ter sprake: breng a.u.b. de inzet, want de PVV was niet bij dat debat om dat te doen. Dat kan dus gewoon. Ik heb dat net uitgelegd. Ik ben het er helemaal niet mee eens dat alles wat we hier indienen niet mee wordt genomen. Ik wil eigenlijk een wedervraag stellen.

De voorzitter:

Nee, nee, nee, we gaan geen wedervragen stellen.

De heer Rahimi (VVD):

Oké, dan ga ik het anders formuleren. Ik ben nog steeds van mening dat als we zeggen: we doen niet meer mee … Wij hebben negen punten ingebracht. Die zijn meegenomen. Andere partijen hebben dat ook gedaan. We willen niet dat die ook van tafel zijn. Dat is mijn antwoord.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dit is natuurlijk nog geen begin van een antwoord. Nogmaals, op het moment dat we nee zeggen, zegt men niet: daar is de deur Nederland, doei. Zo werkt het niet. Dan zitten we nog steeds aan tafel. Alleen, dan hebben we dus nee gezegd. Dat lijkt me in principe ook nog wel een stevige uitgangspositie voor de rest van de onderhandelingen, in plaats van gewoon ja en amen zeggen en daarna denken: o, God, er staat toch wat in wat we eigenlijk niet zo leuk vonden. Want terugonderhandelen werkt niet zo goed in Brussel. Maar meneer Rahimi, ik vroeg u: wat rest ons als oppositie nou eigenlijk nog als hier een belangrijke motie wordt aangenomen en de staatssecretaris vervolgens zegt "bekijk het met je motie"?

De heer Rahimi (VVD):

Ik ben het er niet mee eens dat de staatssecretaris zegt: bekijk het. Zij heeft daar transparant en open via een brief over gecommuniceerd. Dat is net volledig uitgelegd in de interpellatie. Daar ben ik het dus niet mee eens.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Voorzitter, tot slot. Het was in ieder geval heel transparant en open, dat "bekijk het". Maar het was wel "bekijk het", hè.

De heer Eppink (JA21):

Volgens de vorige spreker was ik ook lid van het Europees Parlement. Ik wil dus even verdergaan met de volgende redenering. Als een lidstaat het niet eens is met de regelgeving, kan die op een gegeven moment de voet dwars zetten. Dan word je er niet buiten gegooid. Je bent op dat moment dan misschien niet zo populair in Brussel, maar je blijft aan de onderhandelingstafel zitten. Je onderhandelt tot er een resultaat is. Frankrijk doet dat en Italië doet dat. Die liggen heel vaak dwars. Maar je moet het wel aandurven om dwars te liggen, want iedereen in Brussel vindt je dan een vervelende man of vrouw. Ik zou ook de volgende vraag willen stellen over het Europese bsn. De VVD is daartegen. We zijn daar allemaal tegen. Dat is min of meer geparkeerd. Stel dat dat in het proces van wetgeving op een gegeven moment toch weer boven komt drijven. Dat is meestal zo, omdat wetgeving een begin is van een proces waarvan vaak het einddoel niet wordt genoemd om de mensen niet bang te maken. Als dat aan het eind van het proces naar voren komt, wat zegt de VVD dan ten aanzien van een Europees bsn?

De heer Rahimi (VVD):

Dank voor de vraag. Wij waren tegen en we blijven tegen.

De heer Eppink (JA21):

Dat betekent dat Nederland dan zegt: wij doen niet mee?

De heer Rahimi (VVD):

Nee, de vraag was: bent u in de toekomst ook tegen een bsn? Ja, dan zijn we nog steeds tegen een bsn.

De heer Eppink (JA21):

We spreken hier over wetgeving. Op een gegeven moment moet je een standpunt innemen in Brussel. Dan zeg je: wij willen dat niet. Men gaat het toch doen. Moet het Nederlandse kabinet dan zeggen: wij gaan daar niet mee verder; we zijn daartegen?

De heer Rahimi (VVD):

Dit is een herhaling van wat eerder gebeurd is. We gaan het toch doen. We hebben inbreng geleverd. Nu gaat het niet gebeuren, want dat heeft de staatssecretaris meegegeven. Daar is naar geluisterd. Dan gaan we hetzelfde weer doen.

De heer Eppink (JA21):

Nu niet, maar het kan later wel. Mijn vraag is juist: als dat later weer boven water komt, wat gaat u dan doen? Wat is dan uw positie? Zegt u dan: we zijn zover, laten we nou maar door de pomp gaan? Of zegt u nee?

De heer Rahimi (VVD):

Wij zeggen dan nog steeds hetzelfde als wat we nu hebben gezegd.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. Ik schors even twee minuten, zodat we extra ontspannen kunnen luisteren naar de bijdrage van de heer Stoffer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de heer Stoffer. We hebben nog twee sprekers te gaan voor de lunch. Het woord is aan hem.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Wij als SGP staan hier vandaag, net als veel collega's, met een gevoel van onbehagen. Heel specifiek gaat het hier om een aangenomen motie waarin de regering de opdracht kreeg om de Raadsconclusies over de Europese digitale identificatie niet te onderschrijven, maar die niet wordt uitgevoerd. Ik wil mevrouw Leijten nadrukkelijk een compliment geven omdat ze daar de vinger bij legt. Het Nederlandse parlement heeft bij motie uitgesproken dat het een andere positie heeft dan de regering. In de brief van de staatssecretaris van 2 december geeft zij aan dat zij die motie niet wenst uit te voeren. Nu staan we voor een voldongen feit, want Nederland heeft toch ingestemd met de Raadsconclusie om te komen tot een Europese digitale identiteit. Dat is op meerdere vlakken ernstig. In de eerste plaats is het ernstig omdat het onze positie als parlement aantast. Staatsrechtelijk is het parlement medewetgever en controleur van de regering. De staatssecretaris doet in haar brief voorkomen dat instemming met de Raadsconclusie onvermijdelijk was, ondanks een negatief advies van de Kamer. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of ze niet datgene wat daarvóór al was bereikt, nog eens nadrukkelijk kan aangeven, maar wat ze nu daadwerkelijk bereikt heeft met het instemmen met die Raadsconclusie. Mijn afdronk tot nu toe van de brief die we hebben gekregen en van wat we hebben gehoord, is in gewonemensentaal immers eigenlijk dat ze, om aan tafel te blijven zitten — waarbij ik de opmerking van mevrouw Maeijer zojuist in een interruptie zinvol vond, want je kunt je afvragen of je wel echt van tafel bent — zich er eigenlijk gewoon in heeft laten rommelen, nadrukkelijk tegen de wens van een meerderheid van dit parlement.

De staatssecretaris zegt zelf dat in zeer uitzonderlijke gevallen, waarin het zeer onwenselijk is dat een motie wordt uitgevoerd, kan worden afgeweken van het uitvoeren van zo'n aangenomen motie. Laat ik gewoon maar helder zeggen dat wij er als SGP niet van zijn overtuigd dat die zwaarwegende belangen er zijn. Wat de SGP-fractie betreft is het niet uitvoeren van deze motie dermate ernstig omdat het over Europese besluitvorming gaat; dat is vandaag al veel langsgekomen. Helaas zien we een trend waarbij de positie van ons parlement steeds kleiner wordt en de macht van Brussel steeds groter. De fundamentele rechten van de Kamer worden aangetast en met de invoering van dit voorstel hebben we steeds minder te zeggen over onze eigen identiteit. Wat de SGP betreft moeten we in plaats van ons in te zetten voor meer EU weer meer macht bij ons eigen parlement neerleggen en moeten we niet de belangen van de EU, maar allereerst de belangen van ons Nederlandse volk vertegenwoordigen.

Voorzitter. Ik sluit af met de woorden van collega Bisschop: "Wie van een parlement een tandeloze tijger maakt, maakt een volk monddood." Dat moeten we in onze democratie niet willen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Het is altijd goed om collega Bisschop te citeren. De heer Slootweg van het CDA praat ons richting de lunch.

De heer Slootweg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Het streven dat het voor onze inwoners gemakkelijker wordt om een nationaal elektronisch identiteitsbewijs te kunnen gebruiken in een andere lidstaat om gebruik te kunnen maken van openbare diensten elders, is iets waar het CDA voorstander van is. Dat betekent niet dat we bij de ontwikkeling van deze mogelijkheid niet een aantal vragen en zorgen hebben geuit. Tijdens de behandeling van het Raamwerk Europese digitale identiteit heeft de CDA-fractie een aantal vragen gesteld die betrekking hadden op de vrijwilligheid van de ID-wallet, de eis van opensourcetechnologie en het verbod op het verhandelen van gegevens.

De staatssecretaris is zowel in een brief aan de Kamer op 25 november 2022 als tijdens het debat op 30 november 2022 ingegaan op deze drie aspecten waarover bij de CDA-fractie zorgen leven. Ten eerste heeft de staatssecretaris op het punt van de vrijwilligheid aangegeven dat het gebruik van ID-wallets vrijwillig moet zijn, dat burgers alternatieven kunnen kiezen in het overheidsdomein en dat mensen die geen ID-wallet willen gebruiken, dit binnen het publieke domein ook niet hoeven te doen, want voor hen blijft het mogelijk om via andere wegen hun gegevens bij de overheid op te halen en te delen. Ook zullen gebruikers niet worden verplicht de ID-wallet te gebruiken om toegang tot particuliere diensten te verkrijgen.

Ten tweede heeft de staatssecretaris op het punt van open source aangegeven dat er een aanbeveling voor de lidstaten komt om de broncode van ID-wallets te publiceren.

Ten derde geeft de staatssecretaris ten aanzien van het verhandelen aan dat afgevers van de ID-wallets geen informatie over het gebruik van ID-wallets mogen verzamelen als dat niet noodzakelijk is voor het leveren van ID-walletdiensten. In het debat gaf de staatssecretaris expliciet aan dat het handelen en delen van gegevens zonder expliciete toestemming van degene van wie de wallet is, niet kan. Wel blijft duidelijk dat het verhandelverbod vooral impliciet is en niet expliciet. Daar hebben wij nog steeds grote zorgen over. De CDA-fractie heeft de motie van de heer Ceder gesteund waarin de regering werd verzocht om zich in te zetten voor fundamentele verbetering van de bescherming van gebruiksgegevens. Deze motie werd door de staatssecretaris geïnterpreteerd als een aansporing om in het vervolg van de onderhandelingen zich in de EU actief te blijven inzetten voor verdere verbetering van het voorstel.

Wij hebben nog enkele vragen aan de staatssecretaris. Heeft u, zoals toegezegd, in de Telecomraad van 6 december aangegeven dat Nederland voorstander blijft van een expliciet verhandelverbod om profilering en advertenties in het kader van de wallet tegen te gaan? Heeft de staatssecretaris het idee dat er binnen de EU een meerderheid is die het standpunt van Nederland ten aanzien van een expliciet verhandelverbod van persoonsgegevens deelt? We begrijpen dat de reden waarom er geen expliciet verhandelverbod is opgenomen is dat andere lidstaten vinden dat hier al voldoende wettelijke waarborgen voor zijn opgenomen. Wij vinden een extra slot op de deur wel heel belangrijk. Wil de staatssecretaris toezeggen dit als belangrijkste Nederlandse punt naar voren te brengen in de triloogfase en daarvoor gelijkgestemde lidstaten te zoeken? En los van de uitkomst van de triloogfase: wat wil de staatssecretaris nu precies in nationale wetgeving vastleggen over dit verhandelverbod boven op wat nu al in de verordening wordt vastgelegd? Welke waarborgen zijn er gerealiseerd voor het vrijwillig gebruiken van de wallet?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Prima. Ik schors tot 13.15 uur voor de lunch. En dan gaan we praten. Maar eerst mevrouw Leijten nog even.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter, het ging zo snel dat ik mijn neus niet tegen de interruptiemicrofoon had geduwd. Excuses.

Wat vindt het CDA ervan dat de staatssecretaris de positie heeft ingenomen die zij heeft ingenomen naar aanleiding van de aangenomen motie?

De heer Slootweg (CDA):

Laat ik allereerst ermee beginnen dat het niet uitvoeren van moties nooit een gebruik kan worden. Dat is één. Ten tweede is in ons staatsrecht een motie een verzoek. De staatssecretaris heeft aangegeven, zoals wij het interpreteren: als wij de motie van de heer Ceder en die van mevrouw Dekker-Abdulaziz en de heer Ceder willen uitvoeren, dan kunnen we dat niet doen als we ook gehoor geven aan de motie van mevrouw Leijten. Daar zit een soortement van spanning. Wij hebben zelf aangegeven hoe belangrijk wij het vinden dat het verhandelverbod wordt uitgevoerd. Wij vinden ook dat in de andere moties expliciet de tanden van dit parlement zijn getoond. Wij roepen de staatssecretaris dan ook op om zo veel mogelijk van wat het parlement wil mogelijk te maken.

Mevrouw Leijten (SP):

Die moties van voor de zomer zijn onvoldoende in de compromistekst terechtgekomen, is de uitspraak van de motie-Ceder, waar ook de CDA-fractie mee in heeft gestemd. Het is dus een ander oordeel of je het goed genoeg vindt of niet. Maar dat laat onverlet dat de CDA-fractie er dus mee te maken heeft, en accepteert, dat de staatssecretaris aangenomen moties als een advies ziet, iets waarmee ze niet verder hoeft te gaan als ze het er niet mee eens is. Wat voor vertrouwen geeft dit de CDA-fractie voor het vervolg van dit onderwerp?

De heer Slootweg (CDA):

Ik denk dat ik het in eerste instantie niet eens ben met de stelling dat dit door de staatssecretaris als een advies wordt gezien. Zoals wij de brief lezen, zegt zij: ik heb die ruimte nodig om de doelstellingen die in de andere moties zijn gezet, te behalen, dus geef mij de ruimte om dat uit te voeren. Bij die uitleg hebben wij gevraagd hoe dat zich ontwikkelt.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Leijten (SP):

Ik vroeg naar de waarborgen die de heer Slootweg en de CDA-fractie voor zich zien als de staatssecretaris dit soort moties tegen elkaar af gaat strepen. Niks stond eraan in de weg om te zeggen: ik geef aan dat het Nederlandse parlement tegen is, ik onthoud mij van stemming — ik stem niet eens tegen — en ik ga door met die andere moties, waarin die zorgen benoemd staan. Dat zou een prima keuze zijn geweest. Nu vertrouwt de CDA-fractie om verder te gaan dus op een staatssecretaris die hier net in de eerste termijn vrolijk heeft staan betogen dat ze vindt dat ze alles heeft binnengehaald en alle wensen van de Kamer heeft ingewilligd. Dat gebeurt terwijl de Kamermotie van Ceder — die motie werd gesteund door het CDA — zegt dat het het fundamenteel anders moet en dat het niet voldoende in een Raadscompromis staat. Dus wat is dan precies de afdronk van het CDA? Gaat deze staatssecretaris daar in Brussel überhaupt de zorgen van de Kamer wel serieus nemen?

De heer Slootweg (CDA):

Ik ben het toch niet eens met de interpretatie van de woorden van de staatssecretaris door mevrouw Leijten. Ik heb in haar antwoorden op uw vragen — dat zijn zeer terechte vragen, want het is ook niet niks dat een motie niet wordt uitgevoerd — gehoord dat ze in Europa sterk heeft aangegeven hoe groot de zorg van dit parlement is. Dat heb ik in ieder geval in eerste instantie verstaan.

Ten tweede heb ik ook echt verstaan dat ze gaat vechten voor een aantal onderdelen die ze nog wil bereiken. Zo heb ik allebei de punten begrepen. Die wijken dan toch een beetje af van de interpretatie die u nu aan de woorden van de staatssecretaris hebt gegeven. Of ik heb u verkeerd begrepen, mevrouw Leijten.

De voorzitter:

Kort.

Mevrouw Leijten (SP):

Een onderhandelingsresultaat is een onderhandelingsresultaat. Daarover kan je niet opnieuw gaan onderhandelen. Je zegt daar ja of nee tegen. De motie van de heer Ceder was eigenlijk, zonder te zeggen dat de staatssecretaris niet mocht instemmen, een tik op de neus. Er staat namelijk in: heronderhandelen, fundamenteel anders, moties zijn niet uitgevoerd. Dat staat in de motie die de CDA-fractie heeft onderschreven. En dan spreekt de heer Slootweg hier het vertrouwen uit dat de staatssecretaris de positie van de Kamer in het vervolg beter zal behartigen, terwijl we hier staan omdat ze een motie niet uitvoert. Succes aan de CDA-fractie om hier goed uit te komen.

De heer Slootweg (CDA):

Ik wil hier toch nog wel even op antwoorden. Bij de beoordeling van die motie van de heer Ceder heeft de staatssecretaris nadrukkelijk aangegeven dat zij dit zag als een aansporing om betere resultaten te gaan halen. Dat is toch wel het punt van de interpretatie. Wij nemen in onze afweging van hoe wij een motie beoordelen alle elementen mee, dus ook wat het kabinet aangeeft over hoe het daarmee omgaat.

De voorzitter:

Prima.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors tot 13.20 uur voor de lunch en ik wens u smakelijk eten.

De vergadering wordt van 12.40 uur tot 13.21 uur geschorst.

Naar boven