6 Implementatie Europese klimaatwet

Implementatie Europese klimaatwet

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Klimaatwet (implementatie Europese klimaatwet) ( 36169 ).

De voorzitter:

Er zijn vrij weinig vragen gesteld aan de minister, dus we kunnen er snel doorheen. Het eerste Kamerlid trekt zijn tweede termijn al terug, dus het wordt korter en korter. De heer Ephraim gaat ons verlaten.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Jetten:

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Er is onmiddellijk een versnelling nodig van de mondiale klimaatactie om de opwarming van de aarde beperkt te houden tot 1,5 graad. Dat was vorig jaar de conclusie van vijf Nederlandse klimaatexperts die hebben bijgedragen aan het klimaatrapport van de Verenigde Naties. Ik kan me voorstellen dat ze zich soms een roepende in de woestijn voelen, want we hebben te lang te weinig gedaan. Wetenschappers wijzen ons er namelijk al decennia op: de aarde warmt op, de zeespiegel stijgt, de grond en lucht vervuilen. Dat heeft wereldwijde gevolgen, zoals bosbranden, overstromingen en extreme droogte. Dat is rampzalig voor honderden miljoenen mensen, mensen die huis en regio moeten verlaten, honger lijden of zelfs doodgaan.

Het was de heer Grinwis die kort stilstond bij de herdenking van de Watersnoodramp, gisteren, in Zeeland. Dit soort extreme weersomstandigheden en extreme rampen zullen we de komende jaren steeds vaker zien. Maar er zijn ook gevolgen die minder zichtbaar zijn, maar minstens zo catastrofaal. Van alle flora en fauna die Nederland in 1900 rijk was, is nog maar 15% over, en in Europa overlijden elk jaar honderdduizenden mensen door luchtvervuiling. We moeten daarom ook niet langer doof zijn voor de signalen en niet langer blind zijn voor de gevolgen. Het vraagt acuut om meer klimaatactie, actie waaraan de overheid zich committeert met de Klimaatwet. Met de Klimaatwet draagt het kabinet bij aan het onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de broeikasgasemissies in Nederland. Dat doen we met een vijfjaarlijks Klimaatplan en een jaarlijkse Klimaatnota om het beleid te verantwoorden, mede op basis van de Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving, waarbij de Raad van State adviseert over het Klimaatplan en de Klimaatnota.

De Klimaatwet geeft het parlement ook meer invloed en controle op de voorbereiding en uitvoering van het klimaatbeleid door het kabinet. De Klimaatwet zorgt ervoor dat Nederlandse wetten en regels in lijn zijn met de Europese klimaatwet, die bindende doelen voor de EU als geheel heeft vastgesteld. Die doelen zijn: klimaatneutraal in 2050 en netto 55% reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Met de voorliggende aanpassing scherpen we de Klimaatwet aan en zorgen we dat we in de pas lopen met de Europese afspraken. Dit wetsvoorstel bevat enkele noodzakelijke aanpassingen. We veranderen "95% reductie in 2050" in "klimaatneutraal in 2050". We veranderen "49% reductie in 2030" in "55% reductie in 2030". We maken verder expliciet dat Nederland aan alle verplichtingen op grond van de Europese klimaatwet moet voldoen, los van het nationale streefdoel van 55% in Nederland. De heer Bontenbal vroeg nog expliciet of die 55% netto was, dus inclusief de negatieve emissies. Dat klopt.

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat we vandaag behandelen is stap één. Het is gericht op het zo snel mogelijk aanpassen van de Klimaatwet in overeenstemming met de Europese klimaatwet. Maar ik ben ook bezig met het voorbereiden van stap twee: een extra, uitgebreidere wetswijziging van de Klimaatwet die ik later dit jaar aan de Kamer zal voorleggen. In die uitgebreidere wetswijziging borgen we de instelling van de Wetenschappelijke Klimaatraad, zorgen we ervoor dat de Klimaatwetcyclus beter aansluit op de begrotingscyclus, kunnen we kijken hoe we onze doelen kunnen corrigeren voor de import en export van elektriciteit, en kunnen we mogelijk extra tussendoelen opnemen voor 2035 en 2040.

Voorzitter. Ik zei het net al: meer klimaatactie is nodig en snel ook. Ik heb vandaag gemerkt dat daar ook veel steun voor is in deze Kamer. We zullen hier de komende weken dan ook veel over komen te spreken, als we in het voorjaar het aanvullende klimaatpakket vaststellen.

Dat brengt mij bij de vragen die in dit debat zijn gesteld. Dat zal ik doen aan de hand van een paar thema's. Ik zal allereerst ingaan op de vragen die zijn gesteld over de doelen in de wet. Daarna zal ik spreken over de implementatie van beleid en ons energiesysteem. Het derde blok gaat over financiering, subsidies, lusten en lasten. Daarna kom ik bij een aantal vragen die zijn gesteld over de toepassing van de klimaatwet op Caribisch Nederland. Tot slot kom ik bij de amendementen.

Voorzitter. Er zijn redelijk veel vragen gesteld over de doelen die de Klimaatwet stelt. Mevrouw Kröger, mevrouw Teunissen, de heer Thijssen, de heer Boucke en ook anderen gingen daar uitgebreid op in. In het coalitieakkoord is afgesproken dat het doel in de Klimaatwet wordt aangescherpt tot ten minste 55% CO2-reductie. Zo nodig worden er extra stappen gezet om dit te realiseren.

Het doel dat in het wetsvoorstel voor 2050 wordt geformuleerd, is bindend geformuleerd. Het kabinet legt zich daarmee een resultaatsverplichting op om uiterlijk in 2050 klimaatneutraliteit te behalen. De Klimaatwet is een kader voor de doelen en de vormgeving van het klimaatbeleid. De wet is een instrument voor politieke controle. De Klimaatwet bevat mechanismen voor controle door het parlement, zowel voor de voorbereiding van het beleid als voor de uitvoering van het klimaatbeleid door het kabinet. Het is dan ook aan het parlement om de regering aan het halen van die doelen te houden. Het lid Kröger constateert terecht dat de opname van het referentiejaar 1990 met mijn voorstel voor wetswijziging is komen te vervallen. Dat is een klein foutje geweest. Een van de amendementen die mevrouw Kröger heeft ingediend, helpt ons om de Klimaatwet nog beter te maken, waarvoor dank.

Voorzitter. Het was met name mevrouw Teunissen die uitgebreid inging op het verschil tussen reductiedoelen en een koolstofbudget. In de Klimaatwet zijn de beleidsdoelen uitgedrukt in reductiepercentages, dus als puntdoelen voor de jaren 2030 en 2050. De gedachte hierachter is dat puntdoelen beter aansluiten bij de EU-doelen, eenvoudig en eenduidig zijn in zowel de monitoring als de communicatie, en zekerheid bieden dat emissies in het richtjaar met het beoogde reductiepercentage zijn gereduceerd. Maar in plaats van een puntdoel kan, zoals mevrouw Teunissen stelde, ook een nationaal koolstofbudget worden gebruikt. Een koolstofbenadering biedt iets meer flexibiliteit om emissies in jaren met hoge uitstoot, bijvoorbeeld door een koude winter, te compenseren in jaren waarin de uitstoot lager is. Daarbij is het mogelijk dat de emissies in het zichtjaar hoger zijn dan een bepaald puntdoel. Ik zie grote voordelen aan een koolstofbudget, maar er zijn ook nadelen. Het eerste voordeel is natuurlijk dat eerder emissies reduceren ook meer loont. Dat helpt als je de opwarming van de aarde tot 1,5 graad wil beperken. Het gebruik van koolstofbudgetten in plaats van reductiepercentages past wetenschappelijk gezien ook goed bij de klimaatproblematiek, omdat voor de opwarming van de aarde de cumulatieve CO2-uitstoot relevant is en niet zozeer de CO2-uitstoot in een bepaald jaar, zeg 2050. Maar omdat het een technische wijziging van de Klimaatwet betreft, zie ik geen reden en noodzaak om de Klimaatwet nu op dit punt aan te passen, maar ik ben wel bereid om de budgetbenadering nader te verkennen bij de besluitvorming over de tweede aanpassing van de Klimaatwet, die ik al in voorbereiding heb. Ook op Europees niveau voeren we de discussie over de koolstofbudgetbenadering. Het lijkt me heel goed om dit daarin mee te nemen. Ik wil ook graag de motie-Bontenbal hierbij betrekken die oproept om te kijken hoe in de Klimaatwet kan worden omgegaan met de sterk fluctuerende emissies in onder andere de elektriciteitssector.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik ben heel blij met de toezegging van de minister dat hij het budget wil verkennen. Kunnen wij verwachten dat die verkenning met de Kamer wordt gedeeld voordat de tweede aanpassing wordt behandeld?

Minister Jetten:

Ik zal sowieso bij die tweede wetswijziging aangeven of we het wel of niet in die wetswijziging hebben verwerkt. Als het te lang gaat duren, zal ik bekijken of we in de tussentijd een stap kunnen zetten. Ik zou in een algemene klimaatbrief mijn reflecties hierop kunnen opnemen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik zou heel graag willen dat dit toch voor de behandeling van die wet gebeurt. Dan kunnen we ons voorbereiden, dan kunnen we bekijken of het wenselijk is om tot een emissiebudget over te gaan. Ik merk dat het in de Kamer lijkt op een vrij technisch verhaal. De minister geeft ook aan dat het veel duidelijker is om met doelen te werken, maar emissiebudgetten kunnen juist heel veel duidelijkheid scheppen over waar we nu eigenlijk staan. Hoeveel koolstof zit er in de atmosfeer? Wat moeten we doen om dat binnen de perken te houden?

Minister Jetten:

Mevrouw Teunissen snijdt een goed punt aan. Ik denk niet dat ik een koolstofbudget in plaats van die puntdoelen zou willen hebben, want die puntdoelen helpen wel degelijk om naar een bepaald doel toe te werken. Het zou wel een goede aanvulling kunnen zijn om beter te begrijpen waar we staan. Ik denk even praktisch na. In Europa hebben we nog de discussie over de koolstofbudgetbenadering. Ik stel voor dat ik in een van de zeswekelijkse updatebrieven over Fit for 55, als we verder zijn in de Europese discussie, de reflectie op die koolstofbenadering laat terugkomen. Dan krijgt u dit thema in een van die brieven terug. Dat is dus nog voordat we de wetswijziging behandelen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Volgens mij heeft minister al een keer toegezegd om de koolstofbudgetbenadering te onderzoeken en daar bij de Kamer op terug te komen. Het is natuurlijk altijd fijn als een minister twee keer iets toezegt, maar dat betekent wel dat het des te sneller moet gebeuren. Dat is een soort beleidsmatig salderen. We krijgen de ibo-verkenningen, we krijgen een groot debat over het hele aanvullende pakket dat dit kabinet gaat maken. Kan daar dan ook al in kaart worden gebracht hoe je een koolstofbudgetbenadering kan toepassen?

Minister Jetten:

Dat kan ik niet toezeggen. Ik wil vooral dat de mensen die bezig zijn met het maken van het interdepartementaal beleidsonderzoek, ibo, klimaat zo snel mogelijk kunnen gaan afronden, zodat ik tijdig het advies met uw Kamer kan delen en zowel Kamer als kabinet zich daarover kunnen buigen voor de voorjaarsbesluitvorming. Ik wil dus daar geen aanvullende vragen meer bij beleggen. Maar mevrouw Kröger wijst mij op een eerdere toezegging. Die ga ik even heel snel terugzoeken, zodat we ook die toezegging gaan uitvoeren.

De voorzitter:

Prima. U continueert.

Minister Jetten:

De heer Stoffer vroeg waarom ik er niet voor heb gekozen om in deze wetswijziging het streefdoel voor 2030 te schrappen. Waarom niet het streefdoel op basis van het EU-doel vaststellen? Het streefdoel van 55% in de nationale Klimaatwet biedt meer zekerheid dat de reductie niet alleen elders in de EU plaatsvindt, maar Nederland ook daadwerkelijk zijn bijdrage aan die Europese doelen levert. Ik vind het dus wel degelijk nuttig om een nationaal tussendoel vast te stellen, zoals wij nu voor 2030 hebben gedaan.

De voorzitter:

De heer Stoffer volgt het allemaal vanuit de gang.

Minister Jetten:

Ja, ik zie hem knikken met een lekker kopje espresso of koffie erbij. De heer Stoffer vroeg ook: hoe verhoudt nou de Klimaatwet zich tot de mogelijke routes die burgers en organisaties hebben richting de rechter om klimaatbeleid af te dwingen? Dat is natuurlijk een debat dat we de afgelopen jaren vaker hebben gehad. Ik denk dat een van de redenen dat we in de coalitie hebben afgesproken dat we die Klimaatwet willen aanscherpen naar 55%, maar we het beleid richten op 60%, zodat we het doel zeker gaan halen, voortkomt uit de eerdere discussie over juridificering van het klimaatdebat. Ik denk dat dat hier breed in de Kamer leeft. Kabinet en Kamer staan echt samen aan de lat om dat klimaatbeleid in Nederland invulling te geven. Nakoming van de doelen uit de Klimaatwet kan dan ook niet rechtstreeks bij de rechter worden afgedwongen. De doelen in de Klimaatwet zijn echt doelen voor het regeringsbeleid. Het is aan het parlement om de regering aan deze doelen te houden. Dat betekent politieke controle op de voortgang daarvan. Maar het is wel zo dat op basis van bijvoorbeeld artikel 2 en 8 van het EVRM, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, doelen wel degelijk een rol kunnen spelen bij procedures voor de rechter. Dat kan ik niet voorkomen, want dat EVRM is iets waar Nederland en andere landen zich aan hebben verbonden. We hebben eerder gezien dat de Europese rechter daar wel degelijk aan toetst.

Een aantal leden van uw Kamer, onder anderen de heer Kops en de heer Thijssen, hebben gevraagd naar wat nou voortkomt uit de doelen die in deze Klimaatwet worden gesteld. Wat zijn bijvoorbeeld de lasten die daarvoor bij de burger komen kijken? De Klimaatwet bevat alleen doelen en heeft dus geen directe inkomenseffecten. Daarom is het niet mogelijk om sec van deze Klimaatwet inkomenseffecten en koopkrachteffecten te berekenen, maar het beleid dat wij inzetten om die doelen te behalen, heeft natuurlijk wel degelijk effect. Het is gebruikelijk dat inkomenseffecten van beleidsmaatregelen in kaart worden gebracht als die aan de orde zijn. Zo borgen wij dat bij de besluitvorming alle effecten in beeld worden gebracht. Denk aan fiscale wijzigingen die onderdeel zijn van het klimaatbeleid. Het kabinet moet onderbouwen wat daarvan het gevolg is, zodat die effecten ook door uw Kamer kunnen worden betrokken bij de behandeling van voorstellen.

We voeren daarnaast impactanalyses uit, zoals bijvoorbeeld bij de CO2-beprijzing voor de industrie- en elektriciteitssector. Daar kijken we naar de impact op het level playing field en de impact op het vestigingsklimaat in Nederland. Maatregelen die ook tot hogere lasten kunnen leiden, gaan soms indirect via normering en verplichtingen. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord extra middelen gereserveerd voor het Centraal Planbureau, zodat het Central Planbureau meer capaciteit heeft om de effecten van het klimaatbeleid op lasten van huishoudens in kaart te brengen. Specifiek zal daarbij aandacht zijn voor de gevolgen voor huishoudens, ook van de verschillende normeringen die we in de gebouwde omgeving willen gaan doorvoeren. Het Centraal Planbureau is bezig met het ontwikkelen van een model om dit zo goed mogelijk in kaart te brengen. Ik verwacht dat wij in de loop van 2023 de resultaten van het CPB met uw Kamer kunnen delen. Overigens wordt ook in het ibo klimaat voor de voorjaarsbesluitvorming gekeken naar aanvullende maatregelen op het gebied van normering en beprijzen. Ook daarin zullen we de effecten zo veel mogelijk schetsen voor u.

Dan vroeg mevrouw Teunissen naar de mogelijkheid die nog openblijft om te salderen tussen lidstaten. We hebben het vaak over salderen gehad de afgelopen weken, maar dat is een andere vorm van salderen. Als de ene lidstaat zijn doelen niet haalt die voortkomen uit de EU-klimaatwetgeving, mag je dat dan compenseren met een andere lidstaat die zijn doelen ruimschoots overschrijdt? Nederland zal zijn bijdrage leveren aan een klimaatneutraal Europa. Daar staat het kabinet echt achter. We verankeren dit als klimaatneutraliteit voor Nederland in de Nederlandse wet. Daarmee hebben we de mogelijkheden om tussen landen te salderen die flexibiliteit nog opengehouden. Ik denk dat het onverstandig is om Nederland op voorhand van deze flexibiliteit te ontslaan, want de mogelijkheden om negatieve emissies te realiseren zijn nou eenmaal ongelijk verdeeld over Europa. Het maakt nogal uit of je een groot of klein land bent, het maakt nogal uit of je een eilandstaat bent of een grote staat met veel bos en noem maar op. Dat laat onverlet dat Nederland het maximale zal moeten doen om emissies te reduceren en ook in Nederland klimaatneutraliteit te bereiken. Maar ook dit is nog onderdeel van de verdere aanscherping van de Europese klimaatwet. Dit zal wat mij betreft hier terugkomen. Wat mij betreft komt deze discussie ook terug bij de volgende wetswijziging van de Nederlandse Klimaatwet.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Wat mij betreft verhoudt dit verhaal van de minister zich niet tot de oproep die hij doet en het streven dat hij uitspreekt om er zeker van te zijn dat we de klimaatdoelen gaan halen. Daar heb ik hem elke keer over gehoord. Als je dan de weg openhoudt voor salderen, dan weet je niet hoeveel CO2 we daarmee gaan besparen. Het is onduidelijk hoeveel we kunnen salderen. Dan zitten we nog steeds met een hiaat in de wetgeving, waardoor onduidelijk is hoeveel we in Nederland moeten reduceren. Ik zou dus toch willen oproepen om dat uit te sluiten. Denk ook aan het voorzorgsbeginsel, waar de parlementaire onderzoekscommissie in 1996 al mee kwam. We moeten het voorzorgsbeginsel hanteren en zeker weten dat we die doelen gaan halen. Hoe wil de minister dat dan doen als hij toch kiest voor salderen?

Minister Jetten:

Nou, ik kies er nu nog niet voor. Ik zeg alleen dat ik het nu nog niet wil uitsluiten. Het doel is: uiterlijk in 2050 als hele Europese Unie klimaatneutraal zijn. Dat vraagt hele forse inspanningen. Nederland zal er alles aan moeten doen om het in eigen land te halen, maar juist ook om negatieve emissies in Europa te realiseren. Daar kom ik straks uitgebreider op terug. Dan is de kans wellicht veel groter om dat in andere lidstaten voor elkaar te krijgen. Ik wil die opties nu gewoon nog niet uitsluiten. Maar ik ben het helemaal met u eens: het ontslaat ons echt niet van de plicht om allereerst het onderste uit de kan te halen om als Nederland zelf helemaal klimaatneutraal te worden en te kijken hoe we dat samen met andere Europese lidstaten doen. Maar zoals gezegd kom ik daar uitgebreider op terug bij de volgende wetswijziging. Ik denk dat we dan in Europa een stap verder zijn in dit debat.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik vind dit toch een beetje jammer. Ik vind het zo typerend dat wij nu beleid maken met het idee dat we nog heel lang hebben, dat we daar nog over na kunnen denken en plannen over kunnen maken. Wat is er nou op tegen om gewoon te zeggen: als Nederland nemen we onze verantwoordelijkheid? Dat sluit ook aan bij de historische verantwoordelijkheid die we hebben als relatief rijk land in de wereld. Ik bedoel dat we zeggen: ik wil met zekerheid zeggen dat Nederland die doelen haalt. Dat heeft het kabinet ook continu uitgedragen. Dan vind ik het tegenstrijdig om te zeggen: we kijken nog wel even aan wat er dan gebeurt en hoeveel we dan kunnen reduceren.

Minister Jetten:

We hebben in Europa met elkaar afgesproken dat we voor 55% reductie in 2030 gaan. Als je dat zou doorvertalen naar welke bijdrage elke lidstaat daaraan moet leveren, zou Nederland een lagere bijdrage hoeven te leveren. Wij kiezen er juist met dit kabinet voor om zelf ook voor die 55% te gaan. Het beleid wordt zelfs op 60% geprojecteerd, dus we doen al meer dan we eigenlijk via de formules van de Europese Commissie zouden moeten doen. We nemen daarin dus zeker onze verantwoordelijkheid. Als heel Europa moeten we zo snel mogelijk klimaatneutraal zijn. Mevrouw Teunissen heeft volgens mij heel goed in haar bijdrage betoogd dat juist Europa hierin voorop moet lopen, omdat we ook historisch gezien het grootste emissiebudget hebben verbruikt. Het is dus ook aan ons om sneller te zijn dan andere delen van de wereld in het terugdringen van die uitstoot en bij die klimaatneutraliteit en negatieve emissies uit te komen. Alleen, het enige wat ik aan u vraag, is om nog heel even de optie voor enige flexibiliteit open te houden. We kunnen de reductie op Europees niveau meer en sneller voor elkaar krijgen dan als we alleen naar onze landsgrenzen kijken.

De heer Bontenbal (CDA):

Is het daarmee niet zo dat er toch sprake is van een soort waterbedeffect als Nederland een hoger doel kiest via emissiehandelssystemen? Volgens mij moet dat niet betekenen dat Nederland zijn doel terugschroeft. Maar het effect is wel dat andere lidstaten iets minder kunnen doen doordat Nederland veel meer gaat doen. Zijn er mogelijkheden om dat op een bepaalde manier te voorkomen? Ik sta namelijk wel achter het feit dat wij gewoon een tandje bij moeten zetten.

Minister Jetten:

We doen natuurlijk in Nederland een stap extra, omdat we geloven in het versterken van de concurrentiepositie van Nederland als we niet alleen maar reduceren maar vooral ook verduurzamen en daarmee een nieuw verdienmodel van Nederland kunnen opzetten. Ik zie gelukkig dat vrij veel Europese lidstaten, die in dezelfde discussie zitten over hun nationale klimaatwet, ook tot vrij ambitieuze doelen komen. Het "Fit for 55"-pakket, dat we in Europa aan het uitonderhandelen zijn, zit inmiddels gelukkig al op 57%. Daarmee worden alle lidstaten dus gedwongen om een extra stap te zetten. Maar de heer Bontenbal heeft gelijk: alles wat je extra doet, heeft impact op het ETS en kan daarmee dus een waterbedeffect hebben op andere delen van de EU. Maar ik zie de beweging in bijna alle lidstaten eigenlijk de goede kant opgaan.

Voorzitter. Mevrouw Koekkoek had mij gevraagd of ik in beeld kan brengen hoe het huidige kabinetsbeleid in lijn is met de huidige doelen of nog daarmee botst. Het is vandaag heel veel gegaan over de doelstellingen in de Klimaatwet, maar de initiatiefnemers van de Klimaatwet hebben destijds vooral gepoogd om tot een goede beleidscyclus te komen. De Klimaat- en Energieverkenning heeft het afgelopen jaar weer laten zien dat het beleid op vrij veel punten nog botst met de doelen. We halen de doelen nog niet, dus is er extra klimaatactie en -beleid nodig. Het lijkt me dus niet nuttig als ik daar nog een extra brief aan wijd, maar ik denk dat mevrouw Koekkoek net als veel anderen reikhalzend uitkijkt naar het aanvullende klimaatpakket, dat in het voorjaar komt. Daarmee gaan we dan laten zien hoe we het botsen van het beleid en de doelen gaan oplossen.

Voorzitter. De heer Boucke en de heer Stoffer vroegen nog om inzage in zowel de beleidseffecten als de financiële implicaties van Fit for 55 op ons nationale beleid. Dat is een zeer terechte vraag. Wij hebben in het coalitieakkoord ook niet voor niks afgesproken dat we ons nationale beleid aanpassen aan Fit for 55 als daar aanleiding toe is. Die is er bijvoorbeeld als het Europese klimaatbeleid leidt tot onevenredige lastenstijgingen voor huishoudens en mkb's. Ik zal dat dan ook elk jaar samen met de staatssecretaris van Financiën bekijken. Op dit moment zijn vanuit het "Fit for 55"-pakket zes voorstellen definitief vastgesteld, waaronder de belangrijke pakketten rondom emissiebeprijzing. Er zijn nu nog zo'n tien richtlijnen en verordeningen in de zogenaamde triloogfase, de onderhandelingen tussen de Europese Raad, de Europese Commissie en het Europees Parlement. Twee van de onderwerpen die daar nog in onderhandeling zijn, hebben zeer veel interesse en aandacht van uw Kamer, namelijk energiebesparing en de hervorming van de energiebelastingen. De verwachting is niet dat deze tien voorstellen al voor 1 mei helemaal zijn afgerond. Ik kan het dus nog niet meenemen in het pakket dat het Planbureau voor de Leefomgeving zal doorrekenen voor de volgende Klimaat- en Energieverkenning, maar mocht dat bijvoorbeeld bij de zomerbesluitvorming wel al gereed zijn, verwerken we dat zo veel mogelijk in de Miljoenennota en het Belastingplan. En anders krijgen we dus via het CPB en andere organisaties daar nog reflecties op en zullen we het nationale beleid daarop moeten aanpassen.

Voorzitter, tot slot. Met betrekking tot dit blok vroeg de heer Grinwis mij om een periodieke persconferentie over waar we staan met het klimaatbeleid. Hij daagde me ook uit met de vraag of de minister-president daar niet bij aanwezig moet zijn. Ik denk dat het mevrouw Ouwehand was die in ieder geval in deze kabinetsperiode als eerste pleitte voor zo'n klimaatpersconferentie, maar anderen hebben het ook al vaker voorgesteld. In reactie daarop ben ik bezig om nieuwe nationale klimaatcampagnes te ontwikkelen. We willen echt structureel informatiecampagnes hebben om mensen mee te nemen in het nut en de noodzaak van klimaatbeleid, de Regionale Energiestrategieën en het extra beleid dat eraan komt. Ook willen we laten zien wat de overheid en het bedrijfsleven doen en waar je ook als burger zelf nog je bijdrage aan kan leveren. Ik denk dat de aftrap van die klimaatcampagne een goed moment is om zo'n eerste persconferentie te houden. Ik ga kijken hoe ik dat een structurele plek kan geven, omdat er al vaker door uw Kamer om is gevraagd. Ik weet dus niet of de heer Grinwis daar nog een motie voor nodig heeft, want ik zeg dit hem hier bij dezen toe.

Voorzitter. Dat brengt me bij het tweede blok. Dat gaat over de implementatie van klimaatbeleid in de breedte om aan die doelen te voldoen.

De voorzitter:

Eerst mevrouw Kröger nog even.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik heb niks gehoord over het volgende punt. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om het advies van de Raad van State te volgen en een bindend doel vast te leggen in de wet?

Minister Jetten:

Ik wilde daar bij de amendementen nog even op terugkomen, maar omdat mevrouw Kröger die vraag nu stelt, zal ik dat nu doen. Het Europese klimaatbeleid richt zich op een bindend doel in 2050. Wij hebben een streefdoel daartussen. Wat ons betreft heeft het dus geen meerwaarde om daar een bindend doel van te maken. Maar we spannen ons natuurlijk tot het uiterste in om dat wel gewoon te halen.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Met andere woorden: we negeren het advies van de Raad van State. Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat we zo veel mogelijk rechtszekerheid geven aan mensen en bedrijven, dus aan iedereen. Een bindend doel geeft meer rechtszekerheid. Ik hoor geen motivatie waarom dat advies van de Raad van State wordt genegeerd.

Minister Jetten:

Omdat het simpelweg wat ons betreft niet noodzakelijk is vanwege de implementatie van de aangescherpte Europese klimaatwet.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Er zijn een heleboel dingen die niet noodzakelijk zijn en die niet verplicht zijn door Europa, maar die wel ons klimaatbeleid vooruit kunnen helpen. Er ligt nu een wet voor en de Raad van State zegt: maak er een bindend doel van. Is de minister van mening dat een bindend doel meerwaarde heeft, omdat burgers en bedrijven daar ook rechtsgeldigheid en zekerheid aan kunnen ontlenen? Waarom legt de minister dat advies van de Raad van State naast zich neer?

Minister Jetten:

Ik heb net ook in antwoord op de heer Stoffer aangegeven dat de Klimaatwet bedoeld is voor versterkte parlementaire controle op het klimaatbeleid van het kabinet. Dat is het belangrijkste doel hiervan. Ik vind het zelf eigenlijk een veel zinnigere discussie — dat neem ik ook mee bij de tweede wijziging van de Klimaatwet — wat we moeten doen met de eventuele tussendoelen voor 2035 en 2040. We zijn namelijk al volop bezig om richting 2030 die doelen te halen of in ieder geval onze beleidscyclus daar steeds op aan te passen. We programmeren niet voor niks op 60% in plaats van 55%, zodat dat wettelijke doel met zekerheid wordt gehaald. Maar je wil eigenlijk veel meer de doorkijk gaan maken naar: wat betekent klimaatneutraal voor onze samenleving en wat heb je nodig om als hele samenleving klimaatneutraal te zijn? Bepaalde sectoren, zoals de elektriciteitsproductie en de industrie, zullen eerder in beweging moeten komen, ook vanwege de afbouw van ETS-rechten. Volgens mij is het veel zinniger om te kijken of we bij de tweede wetswijziging goede tussendoelen voor 2035 en 2040 kunnen vaststellen dan of het 2030-doel nou een streefdoel of een bindend doel is. Niet voor niks hebben GroenLinks en D66 als initiatiefnemers destijds gekozen voor een streefdoel in 2030. Ik mocht toen als Kamerlid nog de initiatiefwet verdedigen.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Ik vind het antwoord van de minister echt teleurstellend. In de memorie van toelichting lezen we alleen maar dat het een streefdoel zou blijven, omdat het kabinet kiest voor parlementaire controle. Maar we hebben geen goede trackrecord. Kijk bijvoorbeeld naar de stikstofcrisis. Die doelen zijn enorm gepolitiseerd en er worden allerlei geitenpaadjes gezocht om maar uit te stellen en uit te stellen. Van de klimaatcrisis weten we — dat heeft de minister net nog bevestigd bij het emissiebudget — dat hoe meer je nu doet, dus juist in de periode tot 2030, hoe effectiever je de klimaatcrisis aanpakt. Je voorkomt dat er meer CO2 in de lucht komt. Het is dus heel effectief om dat doel te stellen in 2030 en natuurlijk ook verder, maar juist in 2030, omdat dat meer rechtszekerheid en duidelijkheid biedt over wat we nu tot 2030 moeten doen. Erkent de minister dat?

Minister Jetten:

We moeten vooral zorgen dat we het beleid zo aanscherpen dat de 55% reductie met zekerheid wordt gehaald. Met programmeren op 60% kunnen we daar misschien zelfs overheen gaan. Daarmee leveren we de grootste bijdrage aan het terugdringen van de opwarming van de aarde. Dat vind ik eigenlijk een belangrijkere discussie dan of het een streefdoel of een bindend doel is voor 2030.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Maar die zekerheid bied je juist door zo'n doel bindend te maken.

Minister Jetten:

Maar u gaat ... Sorry dat ik mevrouw Teunissen zo snel onderbreek. Juist omdat deze wet ziet op de parlementaire controle van het klimaatbeleid, ga ik ervan uit, ook als ik dit debat zo hoor, dat u mij van links tot bijna helemaal rechts er de komende jaren aan gaat houden dat we als Nederland die 55% tot 60% daadwerkelijk gaan binnentikken.

Mevrouw Teunissen (PvdD):

Wij proberen het kabinet al jaren te houden aan de klimaatdoelen, maar elke keer gebeurt het niet. In het voorjaar komt er aanvullend beleid om de doelen wel te halen, maar Urgenda is nog niet gehaald. Ik hoor hier allerlei mensen achter me, maar afgelopen jaar is het Urgendadoel niet gehaald terwijl we naar beneden zouden moeten gaan. Eerdere doelen zijn niet gehaald. Juist door een bindend doel te formuleren, krijg je meer zekerheid. Ik hoor de minister eigenlijk alleen maar argumenten gebruiken die juist pleiten voor meer rechtszekerheid.

Minister Jetten:

Of we Urgenda hebben gehaald of niet, dat gaan we binnenkort horen van de onafhankelijke rekenmeesters. Maar dat het pad de afgelopen jaren onvoldoende snel naar beneden is gegaan, daar geef ik mevrouw Teunissen natuurlijk meteen gelijk in. We denken dat de voorjaarsbesluitvorming laat zien dat deze Klimaatwet werkt, want het kabinet wordt gedwongen om fors aanvullend klimaatbeleid te formuleren als uit de Klimaat- en Energieverkenning blijkt dat we er nog niet zijn.

De heer Thijssen (PvdA):

Toch nog een duit in dit zakje. Volgens mij zijn er inderdaad partijen die u willen houden aan de doelen. Het punt is dat deze regering en deze coalitiepartijen vooral in beweging komen door rechterlijke uitspraken. Urgenda, de dreiging van een dwangsom, zorgt ervoor dat deze regering echt is gaan handelen om de 2020-doelen te halen. Het feit dat het land nu op slot zit en het veel moeilijker wordt om huizen te bouwen door een rechterlijke ingreep zorgt ervoor dat er nu echt vaart wordt gemaakt van stikstofbeleid, terwijl daar de afgelopen drieënhalf jaar veel te weinig aan is gedaan. Ik ken de minister als iemand die echt wil dat we die 60% gaan halen. Dan zou ik denken dat deze minister wil dat dit juridisch bindend is, omdat hij weet dat deze coalitiepartijen dat steuntje in de rug van de rechter wel kunnen gebruiken, toch?

Minister Jetten:

Ik wil de heer Thijssen gelijk geven dat vorige kabinetten die uitspraken van de rechter nodig hadden om in actie te komen. Dat geldt voor dit kabinet absoluut niet. Het coalitieakkoord is volgens mij klip-en-klaar over de ambities die in 2030 gehaald moeten worden. Nogmaals, ik geloof niet dat we een bindend doel voor 2030 nodig hebben om hier de komende jaren de noodzakelijke actie met elkaar door te voeren, zeker ook niet omdat de Klimaatwet bedoeld is voor aangescherpte parlementaire controle op het klimaatbeleid van het kabinet.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Thijssen (PvdA):

Het wordt steeds spannender in het voorjaar, maar we gaan het meemaken. Ik had nog een andere vraag gesteld, namelijk of dit doel in lijn is met het Parijsakkoord. Vaak worden er door de minister, en ook door coalitiepartijen, grote woorden gesproken. Terecht, want dit is de grootste uitdaging van de mensheid. De Watersnoodramp wordt er nu zelfs bij gehaald. Terecht, want dat is een heel groot gevaar voor Nederland als gevolg van klimaatverandering. Maar het coalitieakkoord zegt: we willen handelen in lijn met Parijs. Vervolgens geven de planbureaus van de minister zelf aan dat 55% niet genoeg is voor de Nederlandse bijdrage aan het Klimaatakkoord. Dus waarom doet u er niet een stapje bij? Waarom gaan we niet voor 65%? Want dat is wél in lijn met Parijs.

Minister Jetten:

Ook het IPCC, de onafhankelijke klimaatwetenschappers van de VN, geeft aan dat als de EU voldoet aan die 55%, de EU ook voldoet aan het pad richting de 1,5 graad. Het is wel belangrijk dat we ergens in de komende jaren het tippingpoint bereiken — in goed Nederlands: het omslagpunt — dat de CO2-emissies daadwerkelijk hard naar beneden gaan. Qua intenties en voorgenomen beleid zit Europa dus al op de goede weg, maar nu komt het echt aan op de effectuering ervan. Niet voor niks heeft het Planbureau voor de Leefomgeving eerder al gezegd: "Goede klimaatdoelen, maar het zit wel tegen het praktisch maakbare en haalbare aan. Zet daar vooral alle focus op, zodat we het ook daadwerkelijk gaan halen." Ik zag het amendement van de PvdA en GroenLinks om het doel voor 2030 naar 65% op te hogen. Uw beide verkiezingsprogramma's bij elkaar optellend, is het interessant dat u nu bij 65% bent aangekomen. Maar met 55% in Europa, en dadelijk met 57% met het Europese klimaatbeleid, liggen we wel degelijk op koers.

De voorzitter:

Prima. We gaan naar de heer Kops.

De heer Kops (PVV):

Ik vond de antwoorden van de minister net iets te snel en iets te makkelijk. Eigenlijk begrijp ik nog steeds niet goed waar de minister nu mee bezig is. Waarom wil hij de klimaatdoelen in onze Klimaatwet nu gaan ophogen van 49% naar 55%? We weten allemaal dat dat doel van 49% nu al niet wordt opgehoogd. We weten gewoon zeker dat dat allemaal niet gaat lukken, terwijl er miljarden aan worden uitgegeven. Waarom denkt de minister dat het een goed idee is om doelen die je nu al niet gaat halen, te gaan ophogen naar 55%? Als de minister dat doel echt wil gaan halen, kan hij nu dan even de maatregelen opsommen van klimaatgekte die ons nog te wachten staan, inclusief de kosten? Kan hij dat? Wat komt er de komende jaren nog aan? Want 2030 is al over zeven jaar.

Minister Jetten:

Wij dragen ook hier in Nederland onze verantwoordelijkheid om de opwarming van de aarde af te remmen, zeker in een welvarend land, waar de gemiddelde burger veel meer CO2 uitstoot dan elders in de wereld. Wij moeten ons daar verantwoordelijk voor voelen. Wij hebben nog niet voldoende beleid met elkaar vastgesteld om de 55% in 2030 met zekerheid te halen. Dat betekent dat er aanvullende maatregelen komen. Dat gaat deels om het beprijzen van vervuiling en deels om normeren, om het duidelijk maken dat bepaalde vervuilende activiteiten niet meer kunnen omdat er gewoon prima schone alternatieven voorhanden zijn. Dat is ook de inzet van de 35 miljard uit het Klimaatfonds. Daarmee gaan we de komende jaren huishoudens en ondernemers helpen om die investeringen in de verduurzaming mee te maken. U krijgt in het voorjaar dus niet alleen maar een aanvullend klimaatpakket met normering en beprijzing, maar zeker ook een voorstel voor hoe we het Klimaatfonds zo kunnen inzetten dat het maximale klimaatwinst heeft tegen de laagst mogelijke lasten voor onze burgers en bedrijven.

De heer Kops (PVV):

Dat is toch raar? We zijn hier klimaatdoelen aan het vaststellen. Laat ik heel helder zijn: van ons hoeft dat allemaal niet. Wat ons betreft gaat die Klimaatwet gewoon direct de prullenbak in. Maar de minister is bezig met het ophogen van klimaatdoelen en kan gewoon niet vertellen wat precies de gevolgen daarvan zijn. Welke maatregelen komen er nog om die doelen te halen? Wat gaat dat kosten? Dat is toch geen manier van werken? Je kunt nu toch geen wetswijziging doorvoeren zonder op voorhand te weten wat dat allemaal gaat betekenen? Dat kan toch niet?

Minister Jetten:

Er zijn ook meerdere analyses gemaakt van wat het ons kost als we geen klimaatbeleid voeren en de opwarming van de aarde tot extreme temperatuurstijgingen en meer extreem weer laten doorgaan. Die maatschappelijke kosten zijn niet alleen wereldwijd, maar ook in Nederland veel forser dan wanneer je volop inzet op groen beleid. Als u dat niet wil doen vanwege het voorkomen van de opwarming van de aarde, of als u dat niet wil doen vanwege het voorkomen van het verlies aan biodiversiteit, dan zou u het kunnen doen om mensen gewoon een prettiger huis en een prettigere leefomgeving te geven, zonder luchtvervuiling, met beter geïsoleerde huizen, en met groene bedrijven waar ook in de toekomst nog een baan te vinden is.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Kops (PVV):

Ik krijg gewoon geen antwoord. Als de minister zegt dat nietsdoen tegen klimaatverandering duurder is dan wel iets doen, dan hoor ik graag een bedrag, en goed onderbouwd. Maar dan heb ik nog een andere vraag. Waarom wordt die 55% uit de Europese klimaatwet nu klakkeloos overgenomen in de Nederlandse Klimaatwet? Die 55% geldt namelijk voor de hele EU. Het klopt toch dat helemaal nog niet duidelijk is hoeveel Nederland daar precies aan zal moeten bijdragen? Dus nogmaals de vraag: waarom gaat de minister nu al die 55% overnemen, terwijl we daar in de praktijk misschien veel minder aan hoeven bij te dragen? Nogmaals, voor ons hoeft het allemaal niet, maar als straks blijkt dat Nederland minder aan dat doel hoeft bij te dragen, zitten we er in onze nationale wetgeving wel aan vast. Dat is toch onverstandig? Waarom wacht de minister dat niet op z'n minst even af?

Minister Jetten:

Ik heb net in een bijzin aangegeven dat, als je die 55% uit de Europese klimaatwet met de rekenformules van de Europese Commissie doorvertaalt naar alle lidstaten, Nederland net onder 55% daaraan zou moeten bijdragen. Uit mijn hoofd zou dan 53% naar Nederland komen. Maar wij doen dit als kabinet niet alleen vanuit de overtuiging dat we de CO2-uitstoot moeten verminderen, maar ook vanuit de overtuiging dat we een nieuwe groene economie moeten opbouwen met een sterk vestigingsklimaat en dat het Nederlandse bedrijfsleven ook kan laten zien dat je met circulair en CO2-vrij produceren echt een nieuw verdienmodel kan opbouwen. Daarom vonden wij het gerechtvaardigd om voor dat doel van 55% van de EU te gaan, ook op nationaal niveau.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Kops (PVV):

Nou ja, een hele andere korte vraag dan. Kan de minister even voorrekenen wat het ophogen van die klimaatdoelen precies doet met de opwarming van de aarde? Om hoeveel graden gaat het dan precies? Weet de minister dat?

Minister Jetten:

Ja, dit kennen we van de heer Kops. Ook de heer Eerdmans stond in zijn bijdrage stil bij hoeveel graden minder de aarde opwarmt door de Nederlandse bijdrage. Als elk land dat gaat doen en gaat zeggen "dan doen we gewoon niks", dan gaat de opwarming van de aarde echt helemaal de verkeerde kant op. Ik heb net aangegeven dat wij als Nederlanders per hoofd van de bevolking een veel hogere CO2-uitstoot hebben dan de meeste bewoners van deze planeet, dus wij hebben gewoon ons steentje bij te dragen aan het terugdringen van de opwarming van de aarde. Nogmaals, het biedt ons ook kansen, want minder vervuilende auto's op de weg leidt tot minder luchtvervuiling. Ik heb net gezegd dat honderdduizenden Europeanen per jaar sterven aan luchtvervuiling. Huizen beter isoleren helpt niet alleen om de energierekening omlaag te krijgen. Het is ook goed voor het klimaat. Ik zou de heer Kops er ook toe willen uitdagen om steeds de win-win van dit klimaatbeleid te zien.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik voel me toch een beetje uitgedaagd, voorzitter, niet door u, overigens. De minister zegt: als we alle landen individueel gaan bekijken, dan wordt iedereen een beetje depri en kan de gedachte ontstaan dat we die operatie "temperatuurstijging" maar helemaal niet moeten doen. Maar het probleem is nou juist dat, als je alle landen van het Klimaatakkoord van Parijs bij elkaar optelt, het effect nog nul komma nul nul zoveel is. Dat is vrijwel niets. De vraag is: zijn we, ook al tel je het allemaal bij elkaar op, niet sowieso verkeerd bezig tegen de kosten die we ervoor maken?

Minister Jetten:

Het klopt dat we internationaal ook nog lang niet op koers liggen om 1,5 graad te halen. We halen ook niet 2 graden beperking van de opwarming van de aarde. De aankomende VN-klimaattop is het eerste moment dat we vanuit het Parijsakkoord de totale balans opmaken van hoever we wereldwijd zijn met het nemen van klimaatmaatregelen, maar we weten eigenlijk nu al dat er meer nodig zal zijn, dus meer dan wat we nu in Europa aan het doen zijn met Fit for 55. De Amerikanen zijn ook eindelijk weer ambitieus klimaatbeleid aan het voeren. Australië, India, Indonesië zijn allemaal landen die de laatste tijd hun klimaatbeleid fors hebben aangescherpt. Hopelijk gaan we in de loop van het jaar zien dat we dicht bij dat 2 gradendoel komen, maar dat is dus nog altijd te weinig om de opwarming van de aarde tot 1,5 graad te beperken.

De heer Eerdmans (JA21):

Te weinig of te veel maakt mij niet zo veel uit. Maar als we wereldwijd — of laten we Nederland voor het gemak nemen — zo veel miljarden inzetten voor iets waarvan u zegt te hopen dat we er iets dichterbij gaan komen maar dat het er slecht uitziet, dan is dat toch waanzin? Het ziet er slecht uit; daar heeft de heer Kops volledig gelijk in. Ik heb ministers hier weleens voor minder over de knie gelegd omdat ze niet wisten waar we naartoe gingen, weet je wel? Ik vind het echt een beetje slecht dat we op die manier ons belastinggeld wegzetten met de hoop, de fata morgana of het wensbeeld om het klimaat te redden. Het is toch gewoon niet oké als je zo veel geld investeert in een doel waarvan je nu al zegt dat je het niet gaat halen?

Minister Jetten:

We moeten dus alles op alles zetten om het doel wél te halen. Daarom hebben we, aanvullend op wat we al doen, het Klimaatfonds van 35 miljard geïntroduceerd. Dat is natuurlijk een enorm groot bedrag. Dat belastinggeld moeten we op een nette manier inzetten. Bij elke euro die we uitgeven, moeten we aantonen tot hoeveel meer extra CO2-reductie die leidt. Als je het even in perspectief plaatst: de 35 miljard in het Klimaatfonds is ongeveer een kwartaalbegroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In die zin vind ik dat we met een vrij bescheiden bedrag in de komende jaren een enorme versnelling gaan inzetten om het klimaatdoel in 2030 te halen.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik vind het een beetje gemakkelijk en retorisch om te verwijzen naar de begroting van Sociale Zaken. Het gaat erom dat je die miljarden niet aan iets anders kunt uitgeven, meneer de minister. Dat is het punt. Waar je de miljarden voor gebruikt, is altijd belangrijk. We zijn inmiddels bij het blokje financiën aanbeland, het derde blokje. Ik kom zo nog even terug op de Rekenkamer.

Minister Jetten:

Voorzitter ...

De voorzitter:

De minister begint aan zijn volgende blokje, maar ik begin me een beetje zorgen te maken over de tijd. Om 15.15 uur begint het volgende debat.

Minister Jetten:

Dat ligt volgens mij niet aan de lengte van mijn antwoorden, maar misschien wel aan de lengte van mijn antwoorden op de interrupties. Ik zal erop letten.

Ik kom op de vraag van mevrouw Kröger en mevrouw Teunissen over het koolstofbudget. Ik heb de hulplijn ingezet. We zijn voornemens om in de komende periode de voorbereiding op het klimaatplan te starten. Dat moet in 2024 uitkomen, als onderdeel van de cyclus uit de Klimaatwet. Voorafgaand aan het klimaatplan zullen we de Tweede Kamer uitgebreid meenemen in een aantal belangrijke onderwerpen die in dat klimaatplan gaan terugkomen, zodat we daarover op tijd van gedachten kunnen wisselen. De Wetenschappelijke Klimaatraad, die op dit moment wordt geïnstalleerd, gaat ons hierover adviseren. Ik zal ook de budgetbenadering uitgebreid in het klimaatplan meenemen. In de voorbereiding daarop krijgt u het komende jaar per brief mijn gedachten, zodat we daarover met elkaar een debat kunnen voeren.

Voorzitter. Door de interrupties zijn we deels al bij het volgende blok beland. Hoe implementeer je het klimaatbeleid en hoe haal je de doelen? Mevrouw Kröger haalde het laatste rapport van TNO aan, dat in opdracht is gemaakt van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie. Dat is heel interessant. Daarin zitten een aantal fossiele technieken die je zou moeten uitfaseren om de klimaatdoelen te halen, zoals het versneld uitfaseren van gasketels en personenauto's en bestelauto's die nog op fossiele energie rijden. Dat zijn hele goede suggesties die ik ook meegeef aan het team dat de voorjaarsbesluitvorming aan het voorbereiden is. Ik zal de studie van TNO ook betrekken bij het Nationaal plan energiesysteem, dat in de eerste helft van dit jaar wordt afgerond en naar de Kamer wordt gezonden. Een aantal suggesties van TNO doen we al, zoals het uitfaseren van kolen. De elektriciteitsproductie met kolen is per wet vanaf 2030 verboden. Een andere suggestie was het uitfaseren van gasketels. We normeren hybride warmtepompen vanaf 2026. Dat geldt ook voor de inzet om de verkoop van fossiele auto's in de showroom op een gegeven moment te verbieden. Maar er zaten ook nog nieuwe aanknopingspunten in en die nemen we natuurlijk mee.

De heer Boucke vroeg naar de inzet op CO2-vrije elektriciteitsproductie. Uit het huidige ETS, het Europese handelssysteem voor CO2-rechten, volgt dat de ETS-sectoren, de elektriciteitssector en een groot deel van de industrie in 2040 al netto geen CO2 meer mogen uitstoten. Ook de heer Erkens stond daarbij stil in een interruptiedebat. Dat komt erop neer dat er een hele forse opgave ligt voor de elektriciteitssector. Tegelijkertijd zal de elektriciteitsproductie in de komende jaren fors moeten stijgen om invulling te geven aan de verduurzamingsopgave en de groeiende vraag naar groene elektriciteit. We moeten daarom goed kijken wat wel en niet mogelijk is, maar het is een feit dat de elektriciteitsproductie eerder CO2-vrij zal moeten zijn om een klimaatneutrale samenleving te bereiken.

De heer Boucke vroeg ook naar de potentiële bijdrage van het Nationaal Programma Circulaire Economie. De staatssecretaris van IenW werkt hard aan de uitwerking van de maatregelen die onder dat nationaal plan zitten. Een deel daarvan zal terugkomen bij de voorjaarsbesluitvorming. Het Planbureau voor de Leefomgeving zal bij de volgende Klimaat- en Energieverkenning doorrekenen wat de bijdrage is van ons circulair beleid aan het halen van de klimaatdoelen. Ook in de Integrale Circulaire Economie Rapportage, die eens in de twee jaar verschijnt, wordt door de kennisinstellingen uitgebreid ingegaan op de vraag hoe de inzet op circulair beleid veel sneller tot CO2-reductie kan leiden. Er kloppen regelmatig bedrijven bij ons aan die zeggen: ik heb een hele nieuwe manier van produceren gevonden, zodat ik met een veel kleinere CO2-impact of zelfs met negatieve emissies hetzelfde product kan maken. Er liggen hier echt hele grote kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en dit nieuwe verdienmodel. Ik heb met de staatssecretaris van IenW afgesproken dat we bij de aanscherping van het klimaatbeleid ook kijken naar een apart doel, een aparte paragraaf, in het klimaatbeleid voor circulariteit.

De heer Boucke (D66):

Dank voor de beantwoording van mijn vraag aan de minister. Ik vroeg de minister ook of hij inzet op CO2-vrije elektriciteitsproductie in 2035 en of hij bereid is dat op te nemen bij de volgende wijziging van de Klimaatwet.

Minister Jetten:

Bij de volgende wijziging van de Klimaatwet zal ik inderdaad ook kijken naar het jaartal waarin die elektriciteitsproductie CO2-vrij moet zijn. Ook in het Nationaal plan energiesysteem, dat later dit halfjaar komt, zal ik schetsen hoe we dat doel kunnen bereiken. Wil je dat de industrie en de rest van de samenleving op een gegeven moment klimaatneutraal zijn, dan zullen de elektriciteitsproductie en de energieproductie daarop vooruit moeten lopen, want anders kunnen die andere sectoren dat niet meemaken. Maar ik wil dus op basis van het Nationaal plan energiesysteem vaststellen wat het jaartal is waarin we dat realistisch gezien kunnen bereiken.

De heer Grinwis, de heer Erkens en de heer Bontenbal stonden stil bij versnelling van de energietransitie, ook met het oog op die klimaatneutraliteit. In het coalitieakkoord is afgesproken om nog een keer helemaal door te lichten waar we nou dingen kunnen versimpelen in wet- en regelgeving, in vergunningverlening en in het realiseren van die projecten. Er is ook afgesproken dat we in de prioritering van energieprojecten kijken hoe we de uitrol van de verzwaring van de energie-infrastructuur en grootschalige hernieuwbare projecten nog meer kunnen aanmoedigen. De inventarisatie op deze beide punten is inmiddels af. Ik ben nu bezig met de besluitvorming. Ik verwacht eigenlijk dat ik dus op meerdere plekken in de wet- en regelgeving wijzigingen ga doorvoeren om deze versnelling ook daadwerkelijk voor elkaar te krijgen. Ik ben ook bijna klaar met de wijze waarop we het MIEK, dus het meerjarige investeringsprogramma voor energieprojecten, beter kunnen prioriteren en ook strakker kunnen borgen, zodat we zeker weten dat de landelijke netbeheerder en de regionale netbeheerders die projecten ook op tijd uitvoeren. Ik verwacht dat ik aan het eind van dit kwartaal die voorstellen naar uw Kamer kan sturen.

Voorzitter. Tot slot vroeg de heer Erkens, in het verlengde hiervan, waar we nu staan met dat Landelijk Actieplan Netcongestie, wat er in die Energiewet kan en wat er los van die Energiewet kan. In die brief van eind dit kwartaal waar ik net naar verwees, probeer ik echt alles al mee te nemen, zodat het niet in die grote Energiewetwijziging hoeft. Je ziet dat het Landelijk Actieplan Netcongestie heel veel losmaakt, dat er bijvoorbeeld bedrijven met opslag bezig zijn, maar ook dat netbeheerders zelf alweer met nieuwe ideeën komen naar aanleiding van een publicatie van het landelijk actieplan, dat pas een maand oud is. We hebben daarom ook afgesproken dat dat echt een voortrollende agenda wordt en dat we het regelmatig zullen updaten, zodat we niet alleen maar in de vergunningverlening en de projectenvoorbereiding, maar ook echt in het uitvoeren van projecten en het benutten van de beschikbare netcapaciteit al zo veel mogelijk winst behalen. Een deel van de winst zit overigens ook in de Wet collectieve warmtevoorziening en in de routekaart voor opslag, die beide later dit voorjaar uw kant op komen.

De heer Erkens (VVD):

Heel kort. Die brief waar de minister aan refereert, lijkt me heel relevant. We hebben ook een debat over het elektriciteitsnet en de energie-infrastructuur. Komt die brief dan voorafgaand daaraan, zodat we die ook kunnen betrekken bij dat debat?

Minister Jetten:

Dat debat is volgens mij verzet, dus ik weet niet meer precies wanneer dat plaatsvindt.

De heer Erkens (VVD):

In maart.

Minister Jetten:

Dat weet ik niet helemaal zeker. Ik ga proberen u een zo simpel mogelijke brief te sturen, zodat ik daarna vooral ook de wetswijzigingen naar de Kamer kan brengen. Ik ga dat niet ingewikkelder maken dan nodig is. Ik zal nog even kijken naar de datum van het commissiedebat en proberen daar …

De voorzitter:

Volgens mij heeft u straks elke week twee debatten.

De heer Erkens (VVD):

Ja, er zijn veel debatten met de minister. Maar we moeten wel goed begrijpen dat er nog een losse verzameling komt van kleine wetswijzigingen hier en daar, om juist te zorgen voor een bepaalde versnelling voorafgaand aan de behandeling van de Energiewet.

Minister Jetten:

Ik zal u zo snel mogelijk de brief sturen waarin ik schets welke wijzigingen we kunnen doorvoeren om te versnellen. Dan moeten we die wetswijziging nog afronden, dus of die voor of na de Energiewet komt, weet ik niet. Dat zal ook liggen aan het moment waarop de Energiewet hier plenair wordt geagendeerd. Maar hoe sneller, hoe beter.

De voorzitter:

Qua agenda's: ik ga dit debat afkappen na de eerste termijn.

Minister Jetten:

Ik ben er al bijna, voorzitter.

De voorzitter:

Doe nog even uw best. Wie weet kunnen we het alsnog doen.

Minister Jetten:

Voorzitter. Dan kom ik bij allerlei vragen die zijn gesteld over subsidies, lasten en noem het maar op. Allereerst de Algemene Rekenkamer. Onder anderen de heer Eerdmans, de heer Boucke en de heer Kops hebben daar uitgebreid bij stilgestaan. Ik wil allereerst de Algemene Rekenkamer bedanken voor het heel heldere advies dat zij vorige week hebben uitgebracht. Daarin staat gewoon klip-en-klaar dat we als kabinet een nog beter overzicht kunnen geven van klimaatuitgaven. Ik zal alle aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ook ter harte nemen en met de andere departementen ervoor zorgen dat we dat overzicht zo goed mogelijk schetsen voor u. Ik zal later uiteraard nog formeel regeren op het advies van de Algemene Rekenkamer.

De heer Grinwis, mevrouw Kröger, de heer Thijssen, mevrouw Teunissen en de heer Boucke hebben stilgestaan — eigenlijk deden heel veel van u dat — bij de fiscale voordelen die er nu zijn voor fossiel, maar ook voor groene technieken.

De voorzitter:

Kan het kort, mevrouw Kröger?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Ik wacht dit antwoord over fossiel wel even af.

De voorzitter:

Heel goed. U gaat verder, minister.

Minister Jetten:

Oké. Ja, er zijn voordelen voor fossiele energie. Over het bedrag en over de definitie daarvan zijn allerlei discussies gaande. Er is afgesproken om al die voordelen voor fossiele energie zo snel mogelijk af te bouwen. Daarvoor zijn dit jaar ook al concrete stappen gezet, bijvoorbeeld met de vermindering van dispensatierechten voor de industrie en de verhoging van de vliegbelasting. Dit soort afbouw staat ook voor de komende jaren op de rol. Het verlaagde tarief voor de glastuinbouw wordt uitgefaseerd, de importvrijstelling voor de productie van glas, metaal en cement wordt afgeschaft, en de vrijstelling voor gas voor wkk's wordt afgeschaft. Voor een aantal andere van die regelingen zijn ook goede redenen, zoals het voorkomen van dubbele belastingen of het tijdelijk verminderen van gasverbruik in Nederland vanwege de gascrisis. Maar we kunnen ook niet altijd meteen van fossiele voordelen af, vanwege Europese richtlijnen of internationale verdragen. Denk bijvoorbeeld aan het feit dat er geen kerosinebelasting is voor de luchtvaart. Dat is een internationale afspraak waar we niet onderuit kunnen, maar juist daarom heeft het kabinet een vliegbelasting geïntroduceerd en ook verhoogd om daarmee het ontbreken van een fossiele belasting te compenseren.

Wat nog een beetje buiten de discussie blijft, ook in dit debat, is dat we heel veel andere dingen doen, zoals voordelen voor groene energie, het afschaffen van btw op zonnepanelen of allerlei belasting op de uitstoot van fossiel, zoals een CO2-heffing op de industrie, een CO2-minimumprijs en de net al genoemde vliegbelasting, maar ook autobelastingen, waarbij we daadwerkelijk onderscheid maken tussen fossiele auto's en elektrische auto's. Maar ook in Europees verband worden grote stappen gezet om de uitstoot beter te beprijzen, zoals aanscherping van de ETS-beprijzing in de industrie en de elektriciteit. De komende jaren gaan we daar ook mee verder met nieuwe CO2-beprijzing, ook in de mobiliteit en in de gebouwde omgeving. We geven daarnaast natuurlijk ook allerhande subsidies uit aan groene investeringen. De SDE-subsidies bedragen zo'n 5 miljard tot 8 miljard per jaar, oplopend naar 12 miljard per jaar als je daar ook de ISDE en het Klimaatfonds bij optelt. We zijn ook volop bezig met normeren, zoals het normeren en verplicht stellen van de hybride warmtepomp per 2026, een verbod op kolenstook en een verbod op de verkoop van fossiele auto's.

Kortom, we delen hier volgens mij met z'n allen het doel. Het gaat erom dat we zo snel mogelijk stoppen met fossiele voordelen en die naar beneden brengen. Dat zullen we de komende jaren ook blijven doen. Ik heb al eerder samen met de staatssecretaris van Financiën toegezegd dat we nog eens helemaal in kaart laten brengen welke voordelen er nu nog zijn die fossiel verbruik aanmoedigen, zodat we dat afbouwpad waar nodig verder kunnen aanscherpen.

De voorzitter:

Was dat uw blokje subsidie en financiering?

Minister Jetten:

Nee, dat was het niet, maar mevrouw Kröger kijkt mij zo indringend aan dat ik even pauzeer.

De voorzitter:

Ja, maar daar kunnen we ons wel een beetje aan onttrekken. Ik stel voor dat u het blokje even afmaakt.

Minister Jetten:

Dat zal ik dan doen. De heer Thijssen vroeg naar de overwinstbelasting die is ingevoerd vanwege de exorbitante winsten die nu ook in de olie- en gassector worden gemaakt. Het kabinet heeft erop ingezet om de overwinsten zo veel mogelijk af te romen. Dat doen we op een manier die echt goed aansluit bij de hoge winsten die op dit moment in die sector worden gemaakt, zonder dat we de prikkel om gas te blijven produceren volledig wegnemen, omdat we die gasproductie simpelweg nodig hebben om onze afhankelijkheid van Rusland af te bouwen. Als het kabinet ervoor zou kiezen om hogere percentages te heffen dan 65%, levert dit ook als gevolg van de interactie met het winstaandeel en de vennootschapsbelasting cumulatief bovendien bijna geen extra inkomsten op; dat heeft de staatssecretaris ook bij het Belastingplan aan u aangegeven. Ik wil me eigenlijk aansluiten bij een aantal Kamerleden die ook vandaag hebben gezegd dat je echt steil achterovervalt als je die miljardenwinsten hoort, zoals we die gister en ook vorige week hebben gehoord. Dan denk je in de eerste plaats: hadden die bedrijven het afgelopen jaar dan hun prijzen niet wat kunnen aanpassen, zodat consumenten en kleine bedrijven niet zo hard waren geraakt door de energiecrisis? Je hoopt ook dat die bedrijven die forse winsten gaan inzetten in investeringen in versnelling van de energietransitie. Er moet internationaal ook nog een loss and damage fund worden gevuld. Misschien kunnen die bedrijven daar een stukje van hun verantwoordelijkheid pakken. Er is ook zeer terecht door een aantal Kamerleden aangegeven dat deze bedrijven hun hoofdkantoor niet in Nederland hebben. Er is voor het kabinet dus heel weinig ruimte — eigenlijk geen ruimte — om deze miljardenwinsten extra aan te slaan met grotere belastingen op die overwinsten. Ik deel dus de verontwaardiging maar de ruimte voor het kabinet om wat te doen aan de winsten van Exxon en Shell is beperkt.

De heer Boucke vroeg mij nog naar een overzicht van groene fiscale maatregelen. Ik zou hem graag willen wijzen op hoofdstuk 19, de bijlage van de Miljoenennota. Daar hebben we dit in tabel 19.3 al geschetst, maar zoals de Algemene Rekenkamer al heeft aangegeven, kan dat overzicht nog beter. Dat zullen we de volgende keer dus doen.

De heer Boucke vroeg naar de vrijstelling van energie-intensieve processen in de energiebelasting. Conform het coalitieakkoord wordt die vrijstelling per 1 januari 2025 afgeschaft. Ziet u? Dat is nog zo'n fossiel voordeel dat we aan het uitfaseren zijn. We hebben gekozen voor de implementatiedatum van 1 januari 2025, omdat dit een zeer grote impact heeft op een aantal bedrijfstakken. Die hebben nu nog de tijd om zich daarop voor te bereiden.

Voorzitter, tot slot in dit blok. Mevrouw Gündoğan stelde een aantal hele interessante vragen over de herziening van de Europese energiebelastingen. Het is echt zeer belangrijk om deze hele discussie over het uitfaseren van fossiele voordelen en het echt beter beprijzen van vervuiling een hele grote stap voorwaarts te geven. Zweden is op dit moment voorzitter van de Europese Raad en heeft aangegeven dit halfjaar extra aandacht te zullen besteding aan de herziening van de richtlijn voor energiebelastingen. Ik verwacht niet dat dat dit halfjaar al is afgerond, maar de minister van Financiën zal ook in de Ecofin namens Nederland stevig hameren op veel tempo om tot afronding van deze richtlijn te komen. We zullen inzetten op aanpassingen in zowel de energiebelastingen als de brandstofaccijnzen om alles wat vervuilend is voor klimaat en natuur beter te beprijzen ten gunste van de groene alternatieven. Recentelijk is het BNC-fiche door het kabinet aan de Kamer aangeboden, waarin we daar uitgebreider op ingaan. Mevrouw Gündoğan heeft in haar bijdrage een aantal basisprincipes aangehaald en de heer Bontenbal had daar een goed interruptiedebat over met haar. Ik ben het er heel erg mee eens. Je moet er echt voor zorgen dat die prikkels op fossiele energie veel sterker worden aangezet. Als je er dan tegelijkertijd voor zorgt dat groene opties betaalbaarder worden en je allerlei vrijstellingen afschaft, dan kun je de opbrengsten die dat oplevert, gebruiken om de energiebelastingen voor huishoudens en mkb'ers waar mogelijk weer wat te verlagen, zodat we er allemaal op vooruitgaan. Dat ligt ook heel erg in het verlengde van het pleidooi van de heer Stoffer over het doorberekenen van Fit for 55 in onze nationale belastingen, en het eventueel doorvoeren van een correctie daarop.

De voorzitter:

Prima. Dan gaan we hierna snel door naar de Cariben. Maar eerst nog een korte vraag van mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Er zit heel veel in dit in rap tempo doorgesproken blok. Ik snap dat de minister haast probeert te maken, want dat is ook de wens van de voorzitter.

De voorzitter:

Dat deed hij goed, hè?

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Maar toch even over die winsten van Shell. Shell wint olie in Nederland. Shell wint gas in Nederland. Shell maakt overwinsten. Het kabinet heeft ervoor gekozen om op het laagst mogelijke tarief te gaan zitten dat Europa heeft voorgeschreven voor het belasten van die woekerwinsten. Als je ziet dat Shell 38 miljard winst maakt en dat dit ten koste gaat van mensen in energiearmoede en van de planeet, dan is dit toch hét moment om als kabinet te zeggen: dit pikken we niet en we gaan dat hogere tarief van 49,5% voor woekerwinsten introduceren; gewoon omdat we het niet pikken? De verontwaardiging van de minister vind ik mooi, maar nu nog de daad bij het woord.

Minister Jetten:

Dit vind ik een goede interruptie van mevrouw Kröger, want die is genuanceerder dan het debat dat ik net heb aangehoord. Daarbij kreeg ik een beetje de indruk dat in de Kamer werd gedaan alsof we die miljardenwinst van Shell kunnen afromen, dus dat bedrag dat vandaag is gecommuniceerd. Dat gaat niet, want het hoofdkantoor staat helaas niet meer in Nederland; anders hadden we hier vandaag een heel ander debat met elkaar gevoerd. Wat mevrouw Kröger zegt klopt: Shell heeft net als andere fossiele bedrijven gas- en oliewinningsprojecten in Nederland. De winsten over die specifieke projecten kun je afromen. Dat doen we ook met de extra cijns en de verhoging van de cijns die de staatssecretaris van Financiën heeft doorgevoerd. Wij hebben bekeken hoever we kunnen gaan in het afromen van die overwinsten zonder dat we de extra gasproductie op de Noordzee raken, want die hebben we gewoon keihard nodig om ons op de komende winters voor te bereiden en omdat gaswinning op de Noordzee minder slecht is voor het klimaat dan de import van vloeibaar gas uit andere delen van de wereld. Die balans hebben we gevonden met het percentage dat het kabinet heeft vastgesteld.

De voorzitter:

Afrondend.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

En die balans, zoals de minister voor Klimaat die schetst, is dus precies het probleem waardoor we vastzitten in die fossiele subsidies. Hoeveel miljard het precies is, gaat de minister nog uitzoeken, maar de logica dat we altijd zorgen dat fossiel toch de hand boven het hoofd gehouden wordt en de keuze van het kabinet om voor het laagst mogelijke tarief voor het belasten van die woekerwinsten te gaan, is precies het probleem. Ik heb een hele specifieke vraag. Shell wint olie in Drenthe. Daar kunnen ze dus niet alleen woekerwinsten op maken, maar ze krijgen ook een belastingvrijstelling voor al het gas dat ze daar gebruiken in de winning. Dat is het andere amendement dat wij vandaag hebben ingediend. Dit zijn precies de fossiele subsidies die deze minister zou moeten willen aanpakken. Ik hoop dus dat hij bereid is dat te doen.

De voorzitter:

Helder.

Minister Jetten:

Ik kom zo meteen nog uitgebreid op de amendementen terug.

De heer Thijssen (PvdA):

Schaf ze af, zou ik ook zeggen, en verhoog het tarief. Ik sluit me helemaal aan bij de woorden van mevrouw Kröger.

Ik vroeg me even af of ik mijn vraag moet stellen bij het blokje doelen of bij dit blokje, want nu gaat het over subsidies en financiering. Want hoe gaan we er nou toch voor zorgen dat mensen uit de energiearmoede komen? Ik heb de minister daar nog niet veel over gehoord. Ik denk dus dat klimaatbeleid heel belangrijk is om het vertrouwen tussen de burger en de overheid terug te winnen.

De voorzitter:

Ook dat gaat over een amendement.

Minister Jetten:

Ja.

De voorzitter:

Dus dat gaat de minister straks bij de amendementen bespreken, denk ik.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, maar ik wil er even wat meer aandacht voor en een langer antwoord op dan een afgeraffelde reactie op een amendement. Ik denk dat het cruciaal is om een extra doel in de Klimaatwet te zetten. Er zijn dit jaar weer 60.000 extra huishoudens die in energiearmoede zitten. Er zijn miljoenen Nederlanders die daarmee te maken hebben. Is het voor het draagvlak van het kabinetsbeleid, dat deze minister wil, niet belangrijk om te zorgen dat de energiearmoede wordt afgebouwd?

Minister Jetten:

We hebben hier in de afgelopen weken natuurlijk ook in de andere debatten uitgebreid bij energiearmoede stilgestaan. Ik waardeer het ook dat de heer Thijssen daar zeer consistent aandacht aan besteedt. Mijn antwoord gaat nu wel hetzelfde zijn als het antwoord van vorige week, namelijk dat ik met de minister voor Volkshuisvesting bezig ben met een versnellingspakket voor de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Daarin kunnen we onder andere ook de FIXbrigades meenemen, waarvan de heer Thijssen in zijn bijdrage prachtige voorbeelden aanhaalde. We kunnen nog sneller opschalen. Zo kunnen we ze niet alleen maar het laaghangend fruit, zoals tochtstrips en radiatorfolie, laten toepassen, maar kunnen we ook echt de straat-voor-straatbenadering en de verduurzaming versnellen.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Heel kort. Dat is mooi; dat heb ik toen ook gezegd. We zien alleen dat deze coalitiepartijen vooral door de rechter echt in actie komen en gaan zorgen dat ze de doelen gaan halen. Ik waardeer alle moeite die gedaan wordt, maar als we dit nou als doel in de wet opnemen, dan hebben mensen in energiearmoede de zekerheid dat er echt actie ondernomen wordt om die energiearmoede met 90% naar beneden te krijgen. Dadelijk komt de waardering van de amendementen, maar ik zou zeggen: neem dat over.

Minister Jetten:

Heel kort, voorzitter. Breder dan alleen energiearmoede staat dit kabinet ook voor de bestrijding van armoede in dit land. Daar is zelfs een aparte minister voor aangesteld. Daar zijn ook doelen voor afgesproken in het coalitieakkoord. De minister voor Armoedebestrijding voert daar niet alleen extra beleid op, maar neemt uw Kamer daar ook regelmatig in mee. Energiearmoede is daar een onderdeel van. Ik denk niet dat het van toegevoegde waarde is om dat ook nog apart in de Klimaatwet op te nemen, maar dat neemt niet weg dat ik de bestrijding van energiearmoede net zo belangrijk vind als de heer Thijssen. Ik vind alleen dat dat op een andere plek moet gebeuren.

De voorzitter:

De Cariben.

Minister Jetten:

De Cariben, voorzitter. De heer Boucke heeft daar een aantal vragen over gesteld. Laat ik die samennemen. Bonaire, Sint-Eustatius en Saba zijn verschillende eilanden met verschillende eigenschappen, belangen en wensen. Ik ben met de eilandsbesturen in overleg over wat nou het passende klimaatbeleid is per eiland. Ik vind het een interessante suggestie van de heer Boucke om te kijken of we ook een klimaattafel voor de hele BES kunnen inregelen. De heer Nijpels is nu op Bonaire aan de slag met de klimaattafel voor dat eiland, maar ik heb al met de eilandsraden van Saba en Statia afgesproken dat we op basis van de ervaringen van de heer Nijpels op Bonaire kijken of we de tafel moeten opschalen naar een klimaattafel-BES, of dat we een aparte klimaattafel voor de andere twee eilanden instellen.

Dan de vraag waarom de BES-eilanden niet in de Klimaatwet zitten. Het raamverdrag, de Overeenkomst van Parijs, heeft alleen gelding op het Europese deel van Nederland. Daarom gaat deze Nederlandse Klimaatwet echt alleen maar over het Europese deel van ons Koninkrijk. Er kan wel worden bezien welke artikelen van toepassing zouden kunnen worden verklaard op het Caribisch deel van Nederland, maar ik vind het dan belangrijk dat we dat niet zomaar vandaag doen. Dat zou dan bijvoorbeeld kunnen voortkomen uit de klimaattafels die we daar houden en de gesprekken die we met de eilandsraden voeren.

De beste manier om nu verder te gaan met Caribisch Nederland is, denk ik, echt om te kijken hoe we daar aan de ene kant CO2-uitstoot kunnen terugdringen en de energievoorziening zo snel mogelijk kunnen verduurzamen. Ik denk dat je daar sneller naar CO2-vrije energievoorzieningen moet dan we hier in het Europese deel doen. Maar vooral het adaptatievraagstuk is natuurlijk onwijs belangrijk op de Caribische eilanden, zeker op Bonaire, omdat de impact van de zeespiegelstijging daar groot kan zijn. De heer Nijpels kijkt nu dus ook in de volle breedte naar zowel mitigatie als adaptatie. We betrekken straks ook andere ministeries bij het vervolg dat we aan die klimaattafel gaan geven. Ik zou eigenlijk na de oplevering van het rapport van de heer Nijpels bij u willen terugkomen en dan een voorstel aan de Kamer willen doen omtrent hoe we aangescherpt klimaatbeleid voor Caribisch Nederland kunnen vaststellen.

De voorzitter:

Kunt u het beperken tot één vraag, meneer Boucke?

De heer Boucke (D66):

Ik heb er twee. Het zijn twee verschillende vragen. Mijn eerste vraag is: kan de minister uitleggen waarom hij niet gelijktijdig ook aan een klimaattafel voor Sint-Eustatius en Saba werkt? Waarom moet het een op het ander wachten?

Minister Jetten:

Omdat Bonaire zelf het initiatief had genomen voor die klimaattafel. Ik heb toen met het eilandsbestuur van Bonaire afgesproken om daar zo snel mogelijk opvolging aan te geven. Dat was in de tijd dat ik heb besloten over de extra investeringen in duurzame energie op alle drie de eilanden. Toen hebben Saba en Statia aangegeven: laten we even kennis in Bonaire opdoen en dan kijken hoe zo'n klimaattafel ook voor onze eilanden goed zou kunnen werken.

De voorzitter:

Een tweede vraag?

De heer Boucke (D66):

Mijn tweede vraag is een vraag die ik vergat te stellen in de eerste termijn. De eilanden waar we het nu over hebben, zijn niet meegenomen in de Monitor Energiearmoede. Waarom is dat zo?

Minister Jetten:

Dat is volgens mij, omdat ze in een bredere monitor van de staatssecretaris van Koninkrijksrelaties over armoedebestrijding op de BES-eilanden zitten, maar ik ga dit even checken. Want we zijn natuurlijk volop bezig om de armoede op de eilanden fors terug te dringen.

De voorzitter:

Dank voor uw beknoptheid. Dan gaan we naar de amendementen.

Minister Jetten:

Ik kom bij de amendementen. Er is volgens mij nog het een en ander gewijzigd, maar ik ga proberen om de nummering in één keer goed te doen.

Het amendement op stuk nr. 9 van Kröger en Thijssen stelt voor om in 2030 een bindend doel van 65% en volledig CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2035 te regelen. Met verwijzing naar het debat van zojuist, zeg ik dat dit amendement verdergaat dan de implementatie van de EU-klimaatwet, dus het amendement op stuk nr. 9 ontraad ik.

Het amendement op stuk nr. 11 is van Kröger en Teunissen. Dat vraagt om bindende doelstellingen in 2030 en 2035. Is dat hetzelfde? Nee. De suggesties die in het amendement op stuk nr. 11 worden gedaan, neem ik mee bij de tweede wetswijziging van de Klimaatwet. Daarbij wil ik kijken naar waar we het net over hebben gehad, namelijk wanneer onze elektriciteitsproductie neutraal moet zijn, hoe we eventuele tussendoelen goed kunnen laten aansluiten bij de Europese inzet en hoe we het Nationale plan energiesysteem kunnen laten aansluiten bij de Klimaatwet. Ik begrijp de gedachte dus, maar het is nu nog te vroeg, dus het amendement op stuk nr. 11 ontraad ik.

Over het amendement op stuk nr. 12 heb ik net met mevrouw Kröger een interruptiedebat gehad. Dat is het amendement-Klaver/Kröger/Thijssen/Teunissen. Dat gaat over het versneld afbouwen van een aantal belastingvoordelen. Ik denk dat ik net ook al heb aangegeven dat ook het kabinet die fossiele voordelen zo snel mogelijk wil afbouwen. Dat is het ook al aan het doen met een aantal van de in dit amendement genoemde punten. Een deel van het amendement is dan ook al onderdeel van het coalitieakkoord en het Belastingplan. Aan een aantal voorstellen kleven ook bezwaren. We hebben bijvoorbeeld voor het versneld afschaffen van het lagere tarief voor de glastuinbouw en het schrappen van specifieke vrijstellingen ingezet op 1 januari 2025. Dat is al heel snel, maar dan geven we deze sectoren toch even de tijd om zich voor te bereiden op een heel forse verschuiving van de belastingen. Die bedrijven zullen bijvoorbeeld versneld willen overstappen van gas op elektriciteit om dit te kunnen opvangen. Het amendement stelt voor om de raffinaderijvrijstelling af te schaffen. Dat kan niet, omdat dit gaat om de Europese richtlijn energiebelasting, waar we het net over hadden. Daar zit deze verplichte vrijstelling in om dubbele belastingheffing te vermijden. Het afschaffen van de inputvrijstelling voor kolen zal in mijn ogen juist leiden tot een verhoogde inzet van aardgas in de elektriciteitsproductie. Het staat daarmee haaks op onze inspanningen om zo snel mogelijk onafhankelijk te worden van de import van Russisch gas en om de elektriciteitsproductie op basis van gas te verlagen zodat we zo veel mogelijk gas overhouden voor onze gasopslagen. Ik vind dat we in de wet een veel betere route hebben voor de afbouw van de vrijstelling voor kolen die in het amendement wordt voorgesteld, namelijk het gewoon verbieden van de elektriciteitsproductie met kolen in het jaartal 2030.

De voorzitter:

Kortom?

Minister Jetten:

Kortom, dit amendement ontraad ik, maar een groot deel van het amendement zijn we al aan het uitvoeren.

De voorzitter:

Eén vraag, mevrouw Kröger.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Misschien een constatering en een vraag. Het onderwerp fossiele subsidies is niet nieuw. Dit onderwerp behoeft ongelofelijk veel aandacht en heeft jarenlang gelegen. Nu is er de kans om wel iets concreets te doen. Ik vind het dan moeilijk dat deze minister eigenlijk alleen maar zegt: we zijn er al mee bezig, u moet nog even wachten en het duurt nog even. Wat gaat deze minister concreet doen om fossiele subsidies af te schaffen? Want dat hoor ik niet in het antwoord van de minister.

Minister Jetten:

Sterker nog, het kabinet is fossiele subsidies al aan het afschaffen. Daar heb ik met uw collega, mevrouw Maatoug, ook uitgebreid over gedebatteerd bij de behandeling van het Belastingplan. In dat Belastingplan, dat op 1 januari jongstleden is ingegaan, worden al fossiele subsidies afgebouwd. In het Belastingplan dat op 1 januari 2025 ingaat, worden fossiele subsidies en vrijstellingen verder afgebouwd of zelfs helemaal afgeschaft, juist omdat ook het kabinet ervanaf wil.

Voorzitter. Dan het amendement-Kröger/Thijssen op stuk nr. 13. Dat vraagt om het opnemen van een energiebesparingsdoel voor 2030. De reductie van het energieverbruik is onderdeel van de wijziging van de Richtlijn energie-efficiëntie, die onderdeel is van het Europese klimaatpakket. We zijn in Europees verband nog aan het onderhandelen om de Europese doelen voor energiebesparing vast te stellen. Ik heb u al eerder toegezegd dat ik die Europese doelen, zodra ze zijn vastgeklikt, zal doorvertalen naar nationale reductiedoelen. TNO adviseert mij daarbij. Het eerste tussenonderzoek van TNO is opgeleverd en zal ik binnenkort aan uw Kamer aanbieden. Zodra de Europese onderhandelingen zijn afgerond, kom ik met voorstellen voor nationale doelen. Het amendement loopt daarop vooruit en moet ik op dit moment ontraden.

Het amendement op stuk nr. 14 van mevrouw Teunissen stelt voor om al in 2030 klimaatneutraal te zijn in Nederland. Dat betreft een zeer ver gaande aanpassing van de Klimaatwet. Het gaat ook veel verder dan de Europese klimaatwet. Aangezien het Planbureau voor de Leefomgeving ons ook waarschuwt dat 55% tot 60% reductie in 2030 eigenlijk al tegen het praktisch onhaalbare aanzit, denk ik dat dit amendement erg fors is, al begrijp ik de richting van mevrouw Teunissen. Ik ontraad dat amendement dus.

Het amendement-Teunissen/Kröger op stuk nr. 17 stelt voor om de investeringsaftrek voor de mijnbouw af te schaffen. Dit amendement wijzigt de Mijnbouwwet en ligt daarmee wel, overigens net als heel veel andere amendementen, ver buiten de strekking van dit wetsvoorstel. In Nederland opererende olie- en gasproducenten zijn veelal internationaal opererende bedrijven, die ook actief zijn op andere delen van de Noordzee. Met de investeringsaftrek beoogt het kabinet een gelijk speelveld in het Europese deel van de Noordzee te behouden, ook om te voorkomen dat de offshore gaswinning uit de kleine Nederlandse velden helemaal wordt afgebouwd, terwijl we eigenlijk vinden dat de import van vloeibaar gas uit Amerika en het Midden-Oosten slechter is dan gasproductie op onze eigen Noordzee. Het gaat hier dus om het vinden van de balans tussen de investeringsaftrek enerzijds en het afromen van overwinsten anderzijds. Het amendement op stuk nr. 17 moet ik daarom ontraden.

Met het amendement op stuk nr. 18 willen indieners Thijssen en Kröger de emissies van broeikasgassen van huishoudens per inkomensgroep, en financiële gevolgen daarvan, inzichtelijk hebben. Ik ontraad het om dat in deze wet te amenderen. Het is echt moeilijk om per inkomensgroep een representatief beeld van de werkelijkheid te geven ten aanzien van de broeikasgassen van huishoudens. De emissies van huishoudens hangen immers niet alleen samen met inkomen, maar ook met het gedrag van die huishoudens. Het is daarom heel moeilijk om dat naar inkomensgroep uit te splitsen. Ten aanzien van de jaarlijkse financiële gevolgen van het klimaatbeleid moeten we echt integraal kijken naar de koopkrachtplaatjes die bij de Miljoenennota worden opgeleverd.

Het amendement op stuk nr. 19, van Koekkoek, Dassen, Boucke, Thijssen en Kröger, vraagt om ook negatieve emissies na 2050 vast te leggen in de Klimaatwet. Dit amendement pakt een deel op van de Europese klimaatwet dat wij niet expliciet in onze wetswijziging hadden opgenomen. Ik had wel verwezen naar alle verplichtingen die daaruit voortkomen, maar het schept extra helderheid door dit zo expliciet te maken. Het amendement-Koekkoek c.s. op stuk nr. 19 geef ik dus oordeel Kamer.

Het amendement op stuk nr. 20 van de leden Koekkoek en Dassen vraagt om tussendoelen voor 2035 en 2040. Ik heb eerder al aangegeven dat het mij een heel goede discussie lijkt om te kijken hoe tussendoelen kunnen helpen om klimaatneutraliteit dichterbij te brengen. Maar dat wil ik doen op basis van de afronding van de Europese discussie en dat wil ik meenemen in het nieuwe klimaatplan. Ik vind het amendement op stuk nr. 20 dus nu nog te vroeg. Maar het komt wel terug bij de tweede wijziging van de Klimaatwet. Dus nu ontraad ik het amendement op stuk nr. 20.

De voorzitter:

Eén korte vraag.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Ik heb netjes gewacht totdat het amendement besproken werd. Ik heb het debat gehoord en had al begrepen dat het deze kant op zou gaan. Ik wil de minister nog wel ter overweging meegeven dat de eigen advieswerkgroep van de regering, de Werkgroep C02-vrij elektriciteitssysteem 2035 aangeeft dat dit subdoel nu juist zo nodig is, niet alleen omdat het de parlementaire controle zou vergroten maar juist ook omdat het voor marktpartijen de zekerheid vergroot. Ik geef dit even mee ter overweging, omdat het debat er net heel erg over ging dat de Klimaatwet er is voor parlementaire controle, en niet voor iets anders. Maar dit zou dus juist de nodige investeringen stimuleren.

Minister Jetten:

Dat begrijp ik. Het Expertteam Energiesysteem zal binnenkort zijn eindadvies opleveren. Dat verwerk ik dan in het Nationaal plan energiesysteem dat u voor de zomer van mij krijgt. Ik denk dat we allemaal wel aan voelen komen dat we het jaartal voor CO2-vrije productie naar voren gaan halen ten opzichte van 2050. Maar wat dat jaartal precies wordt, wil ik bepalen op basis van dat advies. U verwijst nu naar het tussenrapport. Het eindrapport komt er binnenkort aan. Maar ik denk dat we qua richting de goede kant opgaan.

De voorzitter:

Het amendement op stuk nr. 20.

Minister Jetten:

Dat was volgens mij net het amendement op stuk nr. 20. Dat is dus ontraden.

Dan het amendement op stuk nr. 21 van de leden Thijssen en Kröger over energiearmoede. Wij hebben afgelopen jaar natuurlijk gezien hoe heftig de schokken van de energiecrisis doorwerken op de energierekening van huishoudens en ondernemers. Daarom moeten we zo snel mogelijk verduurzamen en minder energie verbruiken. Maar dit amendement past wat mij betreft niet bij de opzet van de Klimaatwet. Armoede moeten we in den brede bestrijden. Energiearmoede is daar een onderdeel van. Het amendement op stuk nr. 21 ontraad ik.

Voorzitter. Volgens mij is het amendement op stuk nr. 22 inmiddels vervangen door het amendement op stuk nr. 24.

De voorzitter:

Ja, het amendement op stuk nr. 22 is het amendement op stuk nr. 24 geworden.

Minister Jetten:

Ik verwijs bij het amendement op stuk nr. 24 even naar het debat van zojuist. We hebben een tijdelijke solidariteitsbijdrage ingevoerd, omdat we die excessieve winsten tijdens deze energiecrisis willen afromen. We hebben net uitgebreid van gedachten gewisseld, waarbij ik heb aangeven waarom ik vind dat de staatssecretaris tot een begrijpelijk percentage voor Nederland is gekomen. Ik ontraad dus het amendement op stuk nr. 24.

Dan ligt er nog een amendement op stuk nr. 23. Daar heb ik in mijn inleiding al bij stilgestaan. Mevrouw Kröger heeft gelukkig een klein foutje in de wetswijziging opgemerkt. Het amendement op stuk nr. 23 zorgt er dus voor dat met het tussendoel van 2030 nog altijd wordt gerefereerd aan het jaartal 1990. Het gaat dus om 55% reductie ten opzichte van 1990. Dat is een vrij cruciale toevoeging. Dus het amendement op stuk nr. 23 van mevrouw Kröger krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Omdat mevrouw Kröger dit heeft aangetroffen in de wet, wordt zij meteen werknemer van de maand. Hulde, hulde!

Ik heb nog tien minuutjes. U mag het zeggen. Kunnen we de tweede termijn erdoorheen persen? Zullen we dat gewoon proberen? Maar dan moet u echt ongelofelijk puntig zijn.

Maar ik moet eerst nog even een regeling van werkzaamheden voorlezen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

Naar boven