9 Eerdere veroordeling verdachte in zaak-Gino

Eerdere veroordeling verdachte in zaak-Gino

Aan de orde is het dertigledendebat over een eerdere veroordeling van de verdachte in de zaak-Gino.

De voorzitter:

Aan de orde is het dertigledendebat over een eerdere veroordeling van de verdachte in de zaak-Gino. Er hebben zich zes leden vanuit de Kamer aangemeld om te spreken in eerste termijn. Als eerste zal de heer Markuszower van de Partij voor de Vrijheid spreken. Ik geef hem het woord.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter, dank u wel. De 9-jarige Gino is vorig jaar, op 1 juni 2022, door de meedogenloze dader Donny M. ontvoerd, misbruikt en vermoord. De wrede moord op de jonge Gino heeft de samenleving ernstig geschokt. Het verdriet voor de nabestaanden van Gino is onbeschrijflijk groot. De moeder van Gino is afgelopen november helaas overleden. Vanaf deze plaats wil ik de zussen van Gino en alle andere mensen die Gino liefhadden veel sterkte wensen.

Het is belangrijk dat wij vandaag dit debat voeren, omdat de ontvoering van Gino, het misbruik en de moord voorkomen hadden kunnen worden. Veel betrokken overheidsorganen hebben gefaald. Als wij dat falen vandaag benoemen en in kaart brengen en als daardoor de minister na afloop van dit debat toezegt de juiste maatregelen te nemen, dan kunnen wij zorgen dat onze kinderen in een veiliger Nederland opgroeien. Want te veel daders van ernstige misdrijven lopen in Nederland vrij rond, terwijl zij vast hadden moeten zitten of in de gaten hadden moeten worden gehouden.

Donny M., de moordenaar van Gino, was al in 2015 veroordeeld voor poging tot doodslag. In 2017 mishandelde hij twee jonge kinderen in de leeftijd van Gino. Een van die twee kinderen misbruikte hij. Hij kreeg voor beide vergrijpen amper straf. Iedereen wist en kon weten dat Donny M. een tikkende tijdbom was en ieder moment kon toeslaan. Wie dat zeker had moeten weten, is de politie. Het is daarom onvergeeflijk dat de politie, toen zij op 5 februari 2021 kinderporno bij Donny M. aantrof, niet tot arrestatie overging en zelfs geen onderzoek heeft gedaan. Kan de minister toezeggen dat vanaf nu de politie altijd direct tot arrestatie overgaat bij geconstateerde gewelds- en zedenmisdrijven?

Niet alleen Gino maar ook Anne Faber en Hümeyra hadden vandaag nog kunnen leven, want hun moordenaars hadden vast moeten zitten maar liepen vrij rond. Deze week reed een spookrijder op de A16 twee mensen dood. Ook die dodelijke slachtoffers hadden voorkomen kunnen worden. De dader had vast moeten zitten, maar reed vrij rond. De lijst is eindeloos lang. Veel slachtoffers van kindermisbruik en geweld hadden voorkomen kunnen worden. Heel veel daders waren al eerder in het vizier, maar de instanties lieten ze lopen. Heel veel daders waren al eens veroordeeld, maar het OM liet na hoge straffen te eisen en/of de rechters lieten na maximaal te straffen. Het is de plicht van de overheid en in het bijzonder van deze minister om Nederland zo veilig mogelijk te krijgen. Graag hoor ik van de minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat de meest gevaarlijke mensen van Nederland zo lang mogelijk achter slot en grendel verdwijnen.

Dan nog een aantal suggesties. De PVV wil dat het Openbaar Ministerie verplicht wordt gewelds- en zedenmisdrijven altijd te vervolgen. Per jaar worden er ongeveer 50.000 misdrijven geseponeerd. Daar zitten dus ook gewelds- en zedenmisdrijven tussen. Graag een toezegging dat die delicten niet meer worden geseponeerd.

Twee. Pas altijd het volwassenenstrafrecht toe bij daders van 14 jaar en ouder die een gewelds- of zedendelict hebben gepleegd.

Drie. Voer in ieder geval voor gewelds- en zedendelicten hele hoge minimumstraffen in, zodat rechters niet meer laag kunnen straffen.

Vier. Zorg ervoor dat gewelds- en zedendelicten niet verjaren.

Vijf. Openbaar de identiteit van alle veroordeelde zeden- en geweldsdelinquenten via een gemeentelijke digitale schandpaal. Zo weet iedereen waar het gevaar vandaan kan komen.

Graag een reactie van de minister op alle bovengenoemde voorstellen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. Er is nog een interruptie van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Aan het eind gingen de voorstellen heel snel, maar eerder liet de heer Markuszower over deze kwestie weten dat deze persoon wat hem betreft levenslang gestraft had moeten worden en chemisch gecastreerd had moeten worden. Het is uiteraard verschrikkelijk wat er gebeurd is, maar ik probeer toch even ... Wat moet er qua strafmaat nou precies gebeuren met die zedendelinquenten? Is dat voor iedereen levenslang?

De heer Markuszower (PVV):

De dingen die mij nu worden toegeworpen heb ik in deze spreektekst niet gezegd. Ik weet niet waaruit dat gequoot is, al loop ik er niet voor weg, hoor.

Ik vind dat tikkende tijdbommen zoals Donny M., die dus al in 2015 en in 2017 — in 2021 heeft de politie hem laten lopen — zulke ernstige daden had begaan, in ieder geval heel lang de gevangenis in moeten. Ik ben geen rechter, maar ze hadden heel lang in de gevangenis moeten zitten. Dan heb ik het niet over 139 dagen of over een jeugddetentie, maar over heel lang. Ik heb een wetsvoorstel ingediend en daarin doe ik voorstellen voor minimumstraffen, Daar zit levenslang bij als maximumstraf, maar als minimumstraf — dat zeg ik uit mijn hoofd; ik zoek mijn papieren er even bij — twintig jaar. Donny M. had dus wat mij betreft in 2017 voor het misbruiken van die twee jongens minimaal twintig jaar kunnen krijgen, en wat mij betreft maximaal levenslang, maar wat maximaal is, ligt natuurlijk aan de rechter.

Over chemisch castreren heb ik het vandaag niet gehad, maar in het verleden heeft de PVV gezegd dat daar onderzoek naar kan worden gedaan. In ieder geval pleit ik ervoor dit soort daders, waarvan ook de psychologen, de pleegouders en degenen die met hen werken zeggen dat zij in de gaten gehouden moeten worden nadat zij zijn vrijgekomen, ten minste ook in de gaten te houden als zij vrijkomen. Dat kan ten eerste door een digitale schandpaal. Dat heb ik net voorgesteld. Maar laten de instanties en de minister vandaag ook maar met voorstellen komen om die gevaarlijke elementen in onze maatschappij in ieder geval in de gaten te houden als ze vrij rondlopen.

De heer Sneller (D66):

De bron was een tweet van de heer Markuszower zelf van 5 juni 2022. Dan weet hij dat in ieder geval. Er moet een hoop gebeuren in de verbetering. Laten wij die discussie vooral voeren als die vier rijksinspecties hun onderzoek hebben opgeleverd. Dan weten we wat hier is fout gegaan en weten we ook welke concrete verbeteringen er nodig zijn. Maar in dit geval vroeg ik gewoon: wat is nou de minimumstraf voor zedendelicten? Want dit gaat dus niet over alle zedendelinquenten, als ik de heer Markuszower goed begrijp. Dat is namelijk wel de suggestie die hij vaak wekt.

De heer Markuszower (PVV):

Ik kan het niet zo heel snel zien, maar als je kijkt naar het wetsvoorstel dat ik vier of vijf jaar geleden heb ingediend, dan zou je tot een minimumstraf van 20 tot 25 jaar komen — het ligt er een beetje aan hoe je het leest — voor zo'n delict als Donny M. in 2017 heeft gepleegd. Toen was hij 17 jaar. Dan zit zo iemand 25 jaar vast. Maar wat mij betreft had de rechter — dat staat ook in mijn wetsvoorstel — ook levenslang kunnen opleggen. Ik stel de vraag terug: wat is een redelijke straf voor iemand die een kind misbruikt? Ik vind dat dat zo lang mogelijk moet zijn. Ik vind 25 jaar eigenlijk nog een cadeautje. Waarom moeten we kindermisbruikers korter straffen dan 20 à 25 jaar? Ik vind levenslang een heel terechte straf voor zo'n dader.

De heer Sneller (D66):

De heer Markuszower zwabbert alle kanten op in zijn antwoord. Het principiële verschil tussen twintig jaar en levenslang, zeker het soort levenslang dat de heer Markuszower beoogt, is: wel of niet een tweede kans, en wel of niet de noodzaak van een behandeling, zodat iemand daadwerkelijk terug kan keren in de samenleving. 90% van de zedendelinquenten recidiveert namelijk niet, maar die wil de heer Markuszower wel levenslang opsluiten. Daarom is mijn vraag: stelt hij inderdaad voor dat we per jaar ongeveer vijfhonderd à zeshonderd mensen extra levenslang opsluiten? Zijn dat dan ook de consequenties? Is dat de samenleving waar hij wel in wil wonen?

De heer Markuszower (PVV):

Ik zwabber misschien inderdaad een beetje, naar de mening van de heer Sneller, maar ik denk dat we een zorgvuldige schifting moeten maken naar de verschillende mogelijkheden. De wetgever heeft zonder het voorstel van de PVV nu al heel veel mogelijkheden — vandaar mijn kritiek op wat hier is gebeurd — om daders als Donny M. langdurig te straffen. Er is een maximale straf. Donny M had in 2017, ondanks zijn relatief jeugdige leeftijd van 17 jaar, acht jaar kunnen krijgen. Een rechter had hem acht jaar voor dat delict kunnen geven. Hij heeft, zo zeg ik uit mijn hoofd, 139 dagen gekregen. Ik vind dat de minister daar een antwoord op moet geven. Hoe kan het dat we in een samenleving wonen waarin de Tweede Kamer, de wetgever, heeft gezegd "u kunt zulke daders een straf van acht jaar opleggen" — dat is de wet die we hebben — maar iemand toch maar 139 dagen straf krijgt opgelegd? Die vraag wil ik beantwoord zien.

Dan zeg ik als PVV'er: ik vind die 8 jaar niet genoeg; ik vind dat rechters minimaal 20 of 25 jaar moeten opleggen. Ik vind dat we ons als maatschappij maximaal moeten beschermen en dat we iemand van 17 die een jongetje misbruikt en waarvan alle psychologen zeggen dat het een tikkende tijdbom is, voor minimaal 20, 25 jaar moeten vastzetten. Dat is een nieuw voorstel; nou ja, het is niet nieuw, maar dat is mijn voorstel; het is niet de huidige wetgeving. Ik zeg: geef de rechter ook de mogelijkheid om voor dat soort delicten levenslang op te leggen. Dan gaat het dus om wat de rechter vindt, niet om wat ik vind. Want als ik rechter zou zijn, had ik hem levenslang gegeven, zeg ik u eerlijk, maar ik ben geen rechter. Maar de rechter zou zo iemand minimaal 20, 25 jaar moeten geven. Dat is het PVV-voorstel.

Ik doe een beroep op de minister om ervoor te zorgen dat we daders in ieder geval conform de huidige wetgeving — acht jaar — zo lang mogelijk vastzetten. Op een gegeven moment komen ze vrij. Volgens de huidige wet is dat dus na acht jaar, al heeft Donny M. maar 139 dagen gekregen. Laten we er ten minste over nadenken — dat is denk ik belangrijk in dit debat, want we willen vandaag met z'n allen iets bereiken, hoop ik — hoe we zo'n Donny M., nadat hij is veroordeeld en zijn straf heeft uitgezeten, in de gaten kunnen houden. Hoe zorgen we dat hij het niet nog een keer doet? Een digitale schandpaal is goed, want dan kan iedereen zien waar het gevaar vandaan komt, maar ik denk dat het niet genoeg is. Misschien heeft de minister andere mogelijkheden om dat soort daders in de gaten te houden. De PVV gaat voor maximale bescherming. Ik heb niet zo veel vertrouwen in al die maatregelen en daarom zeg ik: zo lang mogelijk in de cel, zeker 20 à 25 jaar, maar wat mij betreft levenslang.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Haga, die namens de Groep Van Haga het woord gaat voeren.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter. De zaak van de negenjarige Gino, die werd misbruikt en vermoord door Donny Marwa, is een shockerend voorbeeld van het falen van de overheid. We hebben al vaker gezien dat psychopaten die kinderen of jongeren misbruiken opnieuw hun slag kunnen slaan door grove fouten van de overheid. We zagen dat al eerder bij Michael Panhuis, die tijdens zijn verlof Anne Faber verkrachtte en vermoordde. En nu weer bij Donny Marwa, die na een eerdere veroordeling ten onrechte als iemand met een matig recidiverisico werd bestempeld.

Het is onaanvaardbaar dat door gebrekkige monitoring zedendelinquenten kunnen recidiveren. Geeft de minister toe dat de overheid ongelooflijk gefaald heeft in het geval van Donny Marwa? Hoe gaat de minister nu echt voorkomen dat dit soort criminele psychopaten kunnen recidiveren?

Bij dezen wil ik de petitie van BVNL, in samenwerking met voorvechtster voor kinderrechten Kim Feenstra, aan de minister aanbieden. Wij vragen om de samenleving te beschermen tegen daders van zedendelicten, om daders veel zwaarder te straffen en om daders strikter te monitoren. Ook vragen wij betrokken instanties intensiever te laten samenwerken, en uiteraard vragen wij hogere minimumstraffen. Concreet betekent dit dat zedendelinquenten niet na korte tijd alweer op vrije voeten komen, en zeker niet als er sprake is van een recidiverisico. Ze moeten continu gemonitord worden en te allen tijde volledig op de radar staan, zowel tijdens verlof als na vrijlating. Een essentiële maatregel hierbij is het langdurig dragen van een enkelband. Ook moeten er altijd bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals een gebiedsverbod, een contactverbod of een verplichting tot behandeling door een zorginstelling. Graag een reactie van de minister op onze petitie, die meer dan 63.000 keer is ondertekend.

Voorzitter. Genoeg is genoeg. We moeten ons afvragen: zijn we er voor de daders of voor de slachtoffers? De pakkans en de strafmaat moeten omhoog in het belang van Nederland. Dan heb ik hier deze petitie en ik zou graag willen dat de bode deze even aan de minister overhandigt. Hij is 63.681 keer ondertekend, dus reden genoeg om er goed naar te kijken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel.

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De voorzitter:

De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Sneller, die namens D66 het woord zal voeren.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Afgelopen zomer werden we allemaal opgeschrikt door het nieuws over de vermissing van en de moord op Gino. Wat er met hem is gebeurd, is afschuwelijk en onverteerbaar. Bij het lezen van de gruwelijke bekentenis in deze zaak draaide mijn maag zich om. Het is de grootste angst van elke ouder. Een angst die ikzelf ook nog wat beter kan invoelen sinds ik zelf jonge kinderen heb. In deze zaak blijven er veel onbeantwoorde vragen over wat er precies is misgegaan. Hoe is de behandeling verlopen? Hoe kon het dat de politie de kinderporno op de telefoon van de verdachte over het hoofd heeft gezien, terwijl hij nog in zijn proeftijd zat? Waarom is er geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd? Hoe kon zijn recidiverisico als matig worden ingeschat?

Vanwege al die onbeantwoorde vragen is het goed dat er een onderzoek loopt van vier rijksinspecties, om te achterhalen wat er nou precies gebeurd is en vooral ook welke verbeteringen er nodig zijn. Graag hoor ik van de minister welke stappen we van hem kunnen verwachten. Daarbij vraag ik in dit debat ook aandacht voor wat rolvastheid van parlement en regering, omdat het hier gaat om een nog lopende individuele strafzaak, maar ook omdat de lopende onderzoeken van de inspecties nog niet zijn afgerond.

Helaas is dan de ongemakkelijke en verschrikkelijke waarheid dat in geen enkele samenleving en met geen enkel beleid dit soort misdaden 100% te voorkomen zijn. Maar we moeten er natuurlijk naar streven om dit zo veel mogelijk wel te voorkomen en herhaling tegen te gaan, door te straffen en te behandelen. Wanneer dan blijkt dat de verdachte in een zaak als deze al eens eerder is veroordeeld voor een zedendelict, is dat heel moeilijk te accepteren, maar bij de oplossing van sommige partijen, "opsluiten en nooit meer vrijlaten", plaats ik grote vraagtekens. Uit cijfers van het WODC in de Recidivemonitor blijkt dat meer dan 90% van de ex-gedetineerden in zedenzaken gedurende de tien jaar na hun vrijlating niet meer in aanraking komt met justitie vanwege een zedendelict, dus in 2010 waren dat er 510. Hadden deze mensen dan allemaal voor de rest van hun leven opgesloten moeten worden? Dat lijkt mij niet de oplossing die past in een rechtsstaat. Maar laten we er wel voor kiezen om het huidige systeem te verbeteren. Een systeem dat er alles aan moet doen om daders op het juiste spoor te trekken, met voldoende mensen, middelen, kennis en kunde. In deze zaak is dat helaas duidelijk niet gelukt, met alle tragische gevolgen van dien. Maar laten we dus hard werk maken van die noodzakelijke verbeteringen, die we hopelijk na de oplevering van de rijksinspectie duidelijker hebben. Maar we moeten bijvoorbeeld ook goed luisteren naar de nabestaanden van Gino, die bij monde van hun advocaat opriepen om te zorgen voor een goed toegeruste geestelijke gezondheidszorg, politie en justitie en — de heer Markuszower zei het ook al — een betere afstemming tussen hulporganisaties. Op die punten hoor ik dan ook graag nu al een reactie van de minister, zeker ook na het bericht van vanavond dat de helft van de gestrafte jongeren niet de hulp krijgt die de rechter heeft opgelegd.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Ik heb er misschien twee, maar in ieder geval één. De heer Sneller vraagt de minister om reacties. Heeft D66 in dit debat ook zelf een aantal voorstellen om soortgelijke drama's — want dat Gino vermoord is, is een drama — te voorkomen?

De heer Sneller (D66):

Er zijn een aantal onderdelen, in verschillende fases van het proces. Een aantal voorstellen om de capaciteit van de zedenrecherche en de politie voor zeden fors te verhogen, zijn al door deze Kamer aangenomen. Die moties van mijn collega Van der Werf zijn hier breed ondersteund. Het is heel belangrijk om daar meer prioriteit te leggen. Ik kan het niet helemaal beoordelen zonder dat inspectierapport in de hand, maar het lijkt erop dat er dan meer capaciteit beschikbaar was geweest om dat onderzoek wél te doen, dat je dan wél had gezien dat daar kinderporno op stond en dat die voorwaardelijke maatregel dan wél was opgelegd. Daarnaast zijn we met het coalitieakkoord ook bezig om weer te investeren in justitie en politie, om te zorgen dat die beter op orde komen. Dat zijn dingen die volgens mij heel belangrijk zijn. De afstemming tussen de hulporganisaties is meer iets wat in dat domein ligt.

De heer Markuszower (PVV):

Voordat ik een vraag stel, nog even over de kinderporno. De politie heeft die wel aangetroffen. Dat is het erge. Ze hadden het aangetroffen, dus er was helemaal niet meer zo veel te rechercheren, maar de politie heeft er niets mee gedaan. Ze hebben het gewoon laten liggen. Dat is een ander probleem. Ik ben het met de heer Sneller eens dat er een probleem is dat er te weinig capaciteit is en dat er daarom soms dingen blijven liggen. Maar het dramatische aan deze kwestie is dat de politie kinderporno heeft aangetroffen, maar er niks mee heeft gedaan. Daar zou ik graag in dit debat iets over willen horen van de minister. Hoe heeft het in godsnaam kunnen gebeuren dat de politie het heeft aangetroffen, maar er niets mee heeft gedaan?

Dan nog iets over dat onderzoek naar de recidive. De heer Sneller zegt dat de recidive best laag is. Ik vind elke recidive hoog, maar kan de heer Sneller nog wat uitweiden over dat onderzoek? Ik zie namelijk vaak dat onderzoeken over een periode van vijf jaar kijken en dat in die vijf jaar het recidivecijfer lager is dan wat ik in de Kamer zeg. Maar als je kijkt naar tien jaar nadat de eerste daad is begaan, is dat recidivecijfer opeens veel hoger. Je kunt ook individueel naar de cijfers kijken. Als de dader in het eerste geval heel jong was en de daad best ernstig, is de kans op recidive ineens heel hoog. Je hebt verschillende soorten zedendelinquenten of delinquenten, maar bij een bepaalde categorie — volgens mij zei de heer Van Haga dat in zijn bijdrage — is de recidive misschien wel bijna 100%. Als de dader relatief jong is bij zijn eerste daad en de daad heel ernstig is, is de kans dat hij binnen tien tot vijftien jaar recidiveert gigantisch hoog.

De voorzitter:

En uw vraag?

De heer Markuszower (PVV):

Kan de heer Sneller daarop reflecteren? Of kan hij zeggen: dat neemt het onderzoek niet mee, dat kijkt alleen naar een bepaalde periode en gooit alles op één hoop?

De heer Sneller (D66):

Ik kan in ieder geval zeggen welk onderzoek ik heb bekeken. Dat ging over een periode van tien jaar, de periode 2010-2020. Dan gaat het over een recidive van 8,9% in zedenzaken. Dat zijn ze allemaal. Van de specifieke cijfers van bijna 100% die de heer Markuszower noemt, zou ik graag zijn bron horen. Dan kunnen we dat debat specifieker voeren. Hij begon met te zeggen dat het recidiverisico altijd te hoog is en daar zijn we het natuurlijk over eens. Daarom is de behandeling zo belangrijk. Het is cruciaal om ervoor te zorgen dat de voorwaarden goed gevolgd kunnen worden.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

De heer Sneller zegt dat het in geen enkel land mogelijk is om dit soort gruwelijke misdaden te voorkomen. Maar recidive is natuurlijk wel te voorkomen. Ik heb dan ook de volgende vraag. Als er 500 recidivisten zijn die gruwelijke dingen doen, zoals verkrachten en moorden, zijn dat niet gewoon 500 gruweldaden te veel, ook al is het maar een heel klein percentage? Moet je daar niet meer op sturen?

De heer Sneller (D66):

Ja, dat was zojuist het slot van mijn antwoord. We moeten maximaal inzetten op het verminderen van die recidive door goede behandeling, door het soort voorwaarden die net ook werden genoemd en door de naleving daarvan goed te regelen. Het alternatief is namelijk levenslang opsluiten. Zolang iemand vastzit, kan iemand niet opnieuw iets misdoen. Los van speciale preventie, moet je werken aan hoe iemand veilig kan terugkeren in de samenleving. Levenslang opsluiten, dat is wat de heer Markuszower eigenlijk impliceerde. Ik heb gezegd dat levenslang opsluiten wat mij betreft slecht past bij een rechtsstaat. Een minimumstraf van 20 of 25 jaar vind ik ook excessief, maar over strafmaten kun je van mening verschillen. Volgens mij kun je een goed debat voeren over of het acht of tien jaar moet zijn.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ons hele beleid van de afgelopen decennia is erop gericht om de daders te re-integreren en weer veilig te laten terugkeren in de samenleving. Maar het blijkt dat dit gewoon niet werkt. Misschien is de volgende vraag aan D66 op dit moment wel opportuun. Wat weegt voor D66 uiteindelijk zwaarder: de rechten van de duizenden daders die dan misschien niet recidiveren ten opzichte van die 500 slachtoffers van gruwelijke verkrachtingen en moordpartijen? Dat is toch een afweging die moet worden gemaakt. Ik vind het een heel barmhartig verhaal dat we moeten inzetten op re-integratie in de samenleving, maar uiteindelijk is de vraag wat voor u zwaarder weegt: het belang van die dader of het belang van die 500 slachtoffers?

De heer Sneller (D66):

Het gaat hier over moorden en over 500 slachtoffers. Volgens mij heeft dit geen basis in wat ik heb gezegd. Zedendelinquenten, dat is van potloodventer tot veel erger. Het gaat dus wel over een andere categorie dan waar de heer Van Haga het nu over heeft. De strafmaten die werden genoemd, zijn niet strafmaten die op moord staan. Laten we proberen om de discussie wel zuiver te voeren. Uiteindelijk denk ik dat we voor de samenleving moeten werken aan een veilige terugkeer. Dat doen we niet alleen voor de dader, maar daar worden we met z'n allen als samenleving beter van.

De voorzitter:

Afrondend, meneer Van Haga.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Volgens mij staan we hier niet te praten over potloodventers, maar over de moord op Gino. Die is gepleegd door een recidivist. Dat heeft kunnen plaatsvinden in het systeem dat D66 propageert: barmhartig voor de dader en re-integratie in de samenleving. Mijn partij, BVNL, is ervan overtuigd dat we dit moeten voorkomen. Blijkbaar gaat dit in het huidige systeem niet goed, dus dan moet je iets anders bedenken. Dan moet je je afvragen of je kiest voor het belang van de dader of voor het belang van het slachtoffer. Wij kiezen dan voor respect voor het slachtoffer. Ik ben het inderdaad eens met mijn collega van de PVV dat je beter de samenleving kunt beschermen dan de dader zo goed te behandelen.

De heer Sneller (D66):

Nu maakt de heer Van Haga er toch een beetje een potje van. De rechtszaak die gaat over de moord, loopt nog. Die uitspraak moet nog volgen. We weten niet wat de uitspraak van de rechter zal zijn. Dit is dus geen recidiverende moordenaar. Dit is een recidivist die volgens zijn eigen bekentenis iemand heeft vermoord. De rechter moet daar nog een uitspraak over doen. Ik laat het frame van de heer Van Haga hier even niet op plakken, want het past niet.

De voorzitter:

Goed. U was ook al aan het einde van uw betoog. Dank daarvoor. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Knops. Hij voert het woord namens het CDA.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. De vondst van het levenloze lichaam van de 9-jarige Gino van der Straeten, begin juni 2022, zorgde voor een golf van verdriet, verslagenheid en ongeloof in heel Nederland. En bovenal afschuw: een onschuldige jongen, een kind met een hele toekomst voor zich, werd op gruwelijke wijze van het leven en zijn waardigheid beroofd. Honderden mensen kwamen na de vermissing in beweging. Zij wilden samen met de politie en de autoriteiten meehelpen, maar het was te laat. Gino werd niet meer levend gevonden. Ook wij zijn diep geraakt door deze afschuwelijke zaak. We spreken nogmaals ons medeleven uit aan de zussen en de familie van Gino. Het overlijden van de moeder van Gino en de vragen bij de nabestaanden maken het verdriet alleen nog maar groter.

Voorzitter. Wat er begin juni is gebeurd, heeft een enorme impact gehad en roept ongelofelijk veel vragen op. Op dit moment loopt het strafrechtelijke onderzoek nog, dus ik kan er hier niets over zeggen. We moeten de bevindingen van het OM afwachten. Toch vraag ik aan de minister of er al iets meer te zeggen is over de onderzoeken van de vier rijksinspecties over deze zaak. Het feit dat hier vier rijksinspecties onderzoek naar doen, geeft al aan dat er veel te onderzoeken is.

Nu we een aantal maanden verder zijn, is er wel al iets meer duidelijkheid gekomen. De verdachte heeft het misbruik en de dood van Gino namelijk bekend. Uit de brief van de minister is ook duidelijk geworden dat de verdachte eind 2017 een straf van vijf maanden jeugddetentie heeft gekregen voor ontucht met een minderjarige en mishandeling van een minderjarige. Tijdens deze delicten was Donny M. zelf ook minderjarig. Ook voor een zodanig ernstig gewelds- of zedenmisdrijf is de maximale straf volgens het jeugdstrafrecht een jeugddetentie voor de duur van maximaal twee jaar. Eerder, namelijk toen de heer Markuszower het debat aanvroeg, heb ik de minister al gevraagd om in te gaan op het internationale WODC-onderzoek uit 2021 over de hoogte van maximumstraffen voor minderjarigen bij dit soort misdrijven. Op 1 juli 2022 heeft het WODC een nieuw rapport gepubliceerd, waarin verschillende bevindingen zijn gedeeld over de huidige maximumstraffen die opgelegd kunnen worden aan jeugdigen. Kan de minister reageren op de resultaten en conclusies uit dit onderzoek?

Op dit moment is de maximale straf in het jeugdstrafrecht — het gaat dus niet over de huidige zaak, maar over de zaken waarvoor hij eerder is veroordeeld — twee jaar jeugddetentie. Door verschillende leden van het OM die jeugdstrafzaken en zaken tegen adolescenten behandelen, is hier kritiek op geuit. Uit het WODC-onderzoek volgt dat er behoefte wordt gevoeld aan een verhoging van de maximale duur van de jeugddetentie, met name voor jongvolwassenen. Wat vindt de minister van het feit dat een meerderheid van de staande magistratuur vindt dat de maximale straffen van jeugddetentie verhoogd zouden moeten worden? Er wordt geopperd dat dat van twee jaar naar vier jaar zou moeten. Mijn vraag aan de minister is: wat gaat hij nu met de bevindingen van dit onderzoek concreet doen en op welke termijn?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Mutluer, die namens de Partij van de Arbeid het woord gaat voeren.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Er is veel gezegd. Het is overduidelijk dat zedenzaken met kinderen als slachtoffer tot het ergste behoren wat je je kunt voorstellen. Voor het kind is het afgrijselijk en tekenend voor de rest van het leven en voor de ouders is het een nachtmerrie. Het voorkomen en bestrijden hiervan is topprioriteit. Daar is iedereen het over eens, tenminste als het kind het overleeft. Dat geluk had Gino, nog maar negen jaar oud en onschuldig, niet. Ik weet nog heel goed wat ik voelde toen ik de berichten over de moord op Gino las. Er ging een vlaag van verontwaardiging over mij heen, pijn en onbegrip, en de vraag of deze moord niet had kunnen worden voorkomen en of het feit dat hij een bekende van de politie was, daarvoor genoeg was. De dader had namelijk al een verleden, met kindermisbruik op zijn zeventiende. Daarvoor had hij, naast detentie, ook een verplichte behandeling in een ggz-instelling opgelegd gekregen.

Ik vind het erg ingewikkeld om nu op een casus in te gaan zonder de uitkomsten van een onderzoek te weten. Toch blijf ik mij afvragen, net als mijn collega's, of we dit hadden kunnen voorkomen. Hoe succesvol was zijn behandeling in de ggz-instelling? Welke hulp en welk toezicht had hij na het uitzitten van zijn straf en de afronding van zijn behandeling? Wat had de politie moeten doen toen ze kinderporno vonden? Ik weet dat ik daar vandaag mogelijk niet alle antwoorden op ga krijgen vanwege het nog lopende onderzoek, maar ik wil wel dat er uiteindelijk lessen uit worden getrokken. Daarom volsta ik met de volgende vragen. Ik wil namelijk weten hoe we de zedendelinquenten die op jonge leeftijd misdrijven plegen, na hun detentie en na hun behandeling, kunnen begeleiden en monitoren opdat ze niet nog een keer de fout ingaan. Ik kan wel zeggen dat we ze levenslang gaan opsluiten, maar dat lost volgens mij ook niet alle problemen op.

Voor volwassen delinquenten van ernstige misdrijven kunnen we gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen opleggen. Daarmee wordt het mogelijk dat zeden- of geweldsdeliquenten en ex-tbs'ers ook na hun terugkeer in de samenleving lang onder toezicht kunnen komen te staan en zij aan voorwaarden moeten voldoen. Bij minderjarigen lijken de mogelijkheden om ze na straf en behandeling te blijven volgen veel beperkter. Ik wil dat de minister ingaat op die mogelijkheden. Kunnen wij in het kader van risicominimalisatie het langer monitoren van jeugdige zedendelinquenten mogelijk maken? Wat is daarvoor nodig? Welke rol zou de reclassering of een gecertificeerde instelling daarbij kunnen spelen?

Voorzitter. Mijn zorgen zijn niet weg. Ik weet niet of we van eerdere fouten gaan leren, maar dat is wel mijn hoop. Ik blijf mij daarnaast zorgen maken over de lange doorlooptijden in zedenzaken. Als zaken te lang blijven liggen en daardoor zedendelinquenten vrij hun gang kunnen gaan, hoe kunnen wij dan onze kinderen beschermen? Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot de doorlooptijden? Wordt er extra gekeken naar zedendelinquenten die jong zijn? Zo veel vragen om te stellen! Ik weet dat ik daarmee niet de pijn kan wegnemen van de nabestaanden van Gino; pijn die ik echt voel. Maar laten we wel met elkaar afspreken dat de dood van Gino niet helemaal voor niets is geweest.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Tot slot van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Ellian, die namens de VVD gaat spreken.

De heer Ellian (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Tijdens dit debat zag ik het bericht dat Gianni de W. — de verdachte in wat nu al "de grootste online zedenzaak" wordt genoemd — al in 2014 in beeld was. Me dunkt dus dat dit debat wel relevant is.

Voorzitter. De tot nu toe bekende feiten in de zaak-Gino zijn verschrikkelijk. Een onschuldig kind is op wrede en beestachtige wijze uit het leven gerukt. Een kind van 9, wiens moeder daarna ook nog komt te overlijden. Als ik aan deze zaak denk, moet ik telkens denken aan de nabestaanden, de familie. In de eerste plaats richt ik mij tot hen. Niets wat ik zeg kan hun verdriet en leed wegnemen. Ik kan zeggen dat ik het verdriet voel, maar dit verlies heb ik nooit meegemaakt. Ik leef enorm met de nabestaanden mee en wens hun alle kracht en sterkte toe.

Voorzitter. Niet alle feiten zijn bekend, maar natuurlijk lijkt het erop dat iemand als Donny M. niet zonder intensief toezicht vrij had mogen rondlopen. Uit de tot nu toe beschikbare informatie rijst een beeld van iemand met stoornissen die niet bereid was te veranderen of te leren. Een beeld ook van iemand die ook nog een strafrechtelijk verleden heeft. Diverse collega's hebben het gememoreerd: strafbare feiten vanaf 2015.

Voorzitter. Ook ik heb dan natuurlijk de vraag: waarom kon Donny M. dan vrij rondlopen? Dat is een vraag waar velen terecht het antwoord op willen weten, niet in de laatste plaats natuurlijk de nabestaanden van Gino. Een vraag waar ook ik een precies antwoord op wil, en van dat antwoord zullen we moeten leren.

Voorzitter. Voor dit moment moeten de inspanningen van de minister erop gericht zijn dat personen van wie een, zoals dat heet, "potentieel middel- of hoog risico op zware delicten" zoals zedendelicten uitgaat, niet zomaar vrij kunnen rondlopen. Het is namelijk niet de eerste keer dat iemand met een verleden als zedendelinquent — ik noemde net het bericht van deze avond — toch zonder enige vorm van toezicht vrij rondloopt. Denk aan de zaak van Anne Faber waar ook al aan gerefereerd is.

Voorzitter. Naast tbs kunnen allerlei bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zoals een verplichte behandeling. Dat roept de vraag op of scherp in beeld is welke delinquenten onder toezicht staan en hoe we kunnen weten of er gevallen zijn, waarin toezicht opgelegd had moeten worden. Met andere woorden: lopen er nu personen rond wier risico te laag is ingeschat of waar te weinig toezicht aanwezig is?

Voorzitter. Langdurig toezicht in van essentieel belang voor de bescherming van de samenleving bij hoge risico's. De Wet langdurig toezicht maakt dat ook allang mogelijk. Van een gebrek aan instrumenten kan dus op het eerste gezicht geen sprake zijn. Een vraag die dit debat dan ook oproept, is de vraag of de methodes om de risico's in te schatten wel functioneren. En welke rol heeft de reclassering hier nu precies in? Schatten wij de risico's op de juiste manier in? En met "wij" doel ik op degenen die dat moeten doen. Kan de minister hierop ingaan?

Voorzitter. Toezicht op zedendelinquenten nadat de straf is uitgezeten, is zeker voor degenen met een middel- of hoog risico van groot belang. Het is van levensbelang. Als dat toezicht onvoldoende opgelegd wordt of onvoldoende blijkt te functioneren, is dat waar de minister zich op moet richten. Handelingsverlegenheid of gebrek aan wil om te handelen kan dodelijke gevolgen hebben. Het is dus essentieel dat de juiste risico-inschatting wordt gemaakt voor daders van zware delicten. Deelt de minister dit uitgangspunt?

Voorzitter. De vier rijksinspecties doen grondig onderzoek naar hoe gehandeld is in deze zaak, maar daarmee krijgen de nabestaanden Gino natuurlijk niet terug. Dus rust op ons de plicht om de conclusies straks scherp tot ons te nemen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik ga de minister voor Rechtsbescherming de gelegenheid geven om, ook gelet op de breedte van de vragen, wat tijd te nemen voor overleg.

De vergadering wordt van 19.49 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het dertigledendebat over een eerdere veroordeling van de verdachte in de zaak-Gino. We zijn toe aan de eerste termijn van de zijde van het kabinet. Ik geef de minister voor Rechtsbescherming het woord. Gaat uw gang.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. De vermissing en het verschrikkelijke overlijden van Gino, in juni van het vorige jaar, en ook het latere overlijden van zijn moeder, waren gebeurtenissen die heel Nederland, onze samenleving, inclusief mijzelf, diep hebben geraakt. Ik hoef de woorden niet te herhalen die u allen hebt uitgesproken. Dit heeft een enorme maatschappelijke impact teweeggebracht. Ik heb in herinnering nog de stille tocht, hoeveel honderden mensen zich aansloten. De verontwaardiging is groot. Ik begrijp terdege de emotie die ik ook proef bij velen van u.

Zoals u weet, is de verdachte, Donny M., snel aangehouden en is het strafrechtelijk proces in volle gang. Het is belangrijk dat de politie, het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht de ruimte krijgen om hun taak uit te voeren. Inmiddels zijn er twee pro-formazittingen geweest en in februari zal er een derde pro-formazitting volgen. Daarna zal de zaak hopelijk zo snel mogelijk inhoudelijk worden behandeld. Gelet op dit proces, zeg ik tegen u, zal ik over de zaak inhoudelijk geen uitspraken kunnen doen en mogen doen.

Wel kan ik het volgende zeggen. Van Donny M. weten we dat hij al sinds zijn geboorte bekend is bij verschillende civiele en later ook strafrechtelijke instanties. De vraag die dan al snel opkomt, is: zijn er fouten gemaakt? Maar ook heeft u de vraag gesteld: had Donny M. wel vrij rond mogen lopen? Had dit voorkomen kunnen worden, hoorde ik een van u vragen. Een ander Kamerlid zei terecht: honderd procent veiligheid van de samenleving kan je niet garanderen. Die kan ik als minister ook niet garanderen. Die belofte wil ik niet maken en kan ik niet maken, maar dat je het risico zo veel mogelijk wilt reduceren, is een praktijk en zie ik ook als een kerntaak van mijzelf. Ik wil werken aan het veilig hebben en houden van Nederland nu en in de toekomst. Dan vraagt u zich af: waar heeft de minister dan wel invloed op? Dat is op de uitvoeringsinstanties. Daar draag ik de verantwoording voor en daar zal ik ook zeker in mijn beantwoording op ingaan.

Een van de vragen waarop ik het antwoord wil weten, is of er gedurende deze lange periode vol overdrachtsmomenten in de zaak van Donny mogelijk in het systeem iets verkeerd is gegaan. Het is van belang dat er onafhankelijk gekeken wordt naar de eventuele lessen die te leren zijn. Onderzoek van het Toezicht Sociaal Domein — ik ga zo direct dieper in op de samenwerking tussen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs, de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Nederlandse Arbeidsinspectie — is van belang. Het Toezicht Sociaal Domein doet dit onderzoek in samenwerking met de lokale toezichthouder van de gemeente Sittard-Geleen. Juist in dit onderzoek wordt bekeken in hoeverre er passende begeleiding, ondersteuning en zorg is verleend aan de verdachte en hoe betrokken partijen in het zorgdomein, veiligheidsdomein en sociaal domein hebben samengewerkt. Ik spreek de nadrukkelijke wens uit en hoop daadwerkelijk dat ik het onderzoek voor de zomer krijg. Ik koppel dan ook de bevindingen aan u terug. Nadat ik het ontvangen heb, zal ik dat terstond doen. Ik vind dat ook van belang.

Voorzitter. Enkelen van u hebben mij ook gevraagd om verder te kijken. Daarom zal ik aan de hand van vier kopjes dit debat voeren. Ik zal ingaan op de strafmaat, ik zal ingaan op toezicht, ik zal ingaan op het lopend onderzoek van Donny M. als derde punt, en dan zijn er nog overige vragen.

De voorzitter:

Voordat u daartoe overgaat, is er een interruptie van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Ja, ik hoop dat dit het goede moment is, inderdaad. Nog voor de vragen die gesteld zijn door mijzelf en door andere Kamerleden, wil ik aan de minister iets vragen. Ik wil gewoon begrijpen waarom de minister in zijn brief die hij aan de Kamer over dit onderwerp op 9 juni 2022 heeft gestuurd … Daarin noemt hij, met de beperkingen die hij zichzelf oplegt dat hij niet over individuele casussen mag spreken, een aantal feiten over de zaak, over de moord op Gino en over de verdachte Donny M. Als feit noemt de minister — ik lees voor — dat de verdachte eerder, op 28 november 2017, onder toepassing van het jeugdstrafrecht, enzovoort, is veroordeeld. Dan vraag ik me af waarom in die brief nou niet een van de grootste pijnpunten van deze casus staat: de situatie dat bij de verdachte, dat bij die Donny M., op 5 februari 2021, zeg ik uit mijn hoofd, kinderporno is aangetroffen. Dat is een heel belangrijk feit, want daaruit blijkt dat de politie gewoon heeft lopen slapen, dat het OM heeft lopen slapen, dat er gewoon op een ander moment dan de minister noemt niet gehandeld is. Dat staat volgens mij los van veel vragen die wij hebben gesteld en het wordt dus niet in de brief genoemd. Ik ben gewoon benieuwd waarom de minister dat niet noemt in die brief.

Minister Weerwind:

Voorzitter. Via u zeg ik tegen het Kamerlid de heer Markuszower: alle feiten wil ik weten. U hoorde net dat ik aangaf hoe het Toezicht Sociaal Domein zijn onderzoek doet. Er loopt een strafrechtelijk onderzoek. Het is usance en gebruik wanneer iets onder de rechter is, dat ik daar geen uitspraken over doe. Ik heb vragen, u hebt vragen. Enkelen van u hebben ook aangegeven: daar moeten we antwoord op krijgen. Ik loop niet voor de muziek uit, meneer de voorzitter. Ik heb u nadat de verdachte is aangehouden in de nacht van 3 op 4 juni en wij, verschrikkelijk, het levenloze lichaam hebben gevonden van Gino op 4 juni zo spoedig mogelijk willen antwoorden. Dat was de informatie die ik u kon geven en die heb ik direct met u gedeeld.

De heer Markuszower (PVV):

Oké, fair enough. Kan de minister dan wel iets toezeggen? Ik heb een ander soort vraag over dat materiaal in mijn bijdrage gesteld. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd — daar zal de minister vast en zeker op terugkomen — of hij kan toezeggen dat er vanaf nu als er kinderpornografisch materiaal wordt gevonden op telefoons altijd tot arrestatie wordt overgegaan. Dat kunnen we straks bespreken in de blokjes. Ik wil dan nu alvast vragen, gezien het feit dat het niet in die brief staat, maar de minister nu wel mondeling zegt dat hij alles wil weten, of nadrukkelijk wordt meegenomen in het onderzoek van de minister waarom de politie toen niet tot arrestatie is overgegaan, hoe het nou allemaal heeft kunnen gebeuren dat er niet tot arrestatie is overgegaan en welke maatregelen kunnen worden genomen om te voorkomen dat dat in de toekomst gebeurt. Wordt dat meegenomen in dat onderzoek?

Minister Weerwind:

Dit is een vraag die continu boven de markt hangt. Hadden we signalen waardoor we Donny M. hadden kunnen aanhouden? Had er meer gemonitord moeten worden? Dat zijn vragen die u heeft en vragen die ik heb. Terecht dat enkele Kamerleden zeggen: trek dat breder, trek het breder naar hoe wij omgaan met dit soort zedendelinquenten in Nederland. Ervan uitgaande dat de verdachte dat is, hè. Ik ben daar voorzichtig in. Het is onder de rechter. Dan neem je alles mee en wil je het weten. Dus dan pak je dat mee in onderzoeken.

Voorzitter. Ik ga nu de kopjes een voor een afhandelen.

De voorzitter:

Ja. De strafmaat als eerste.

Minister Weerwind:

Dank u, voorzitter. De strafmaat. Ik meen dat het het Kamerlid Knops was dat mij vroeg om eens verder te kijken, even los van deze zaak. Deze zaak is ernstig genoeg, maar vraag jezelf eens af: we hebben een jeugdige, een jongvolwassene, die ernstige zaken heeft gedaan, hoe gaan we daarmee om? Ik ben daar de diepte over ingegaan. Ik ga meteen het onderzoek aanraken dat ik met u gedeeld heb van augustus 2022. U zit te wachten op een reactie daarop van mij. Die kunt u eind februari 2023 tegemoetzien, maar ik geef u nu al aan wat mijn visie in dezen is en wat mijn constateringen zijn. Ik hoorde het Kamerlid Knops vragen: hoe ga je daarmee om?

Voorzitter. Ik maak een onderscheid. We hebben 16- en 17-jarige zedendelinquenten, we hebben 18 tot 23 en we hebben 23 en ouder. Laat ik dat staatje even zo beetpakken. Die groep van 16 tot en met 23 en ouder kan nu al in het volwassen strafrecht als zodanig behandeld worden en besproken worden. Het jeugdstrafrecht daarentegen zet nadrukkelijk ook in op opvoeding, op verbetering van gedrag. De pedagogische kant, zeg maar. De 16- en 17- jarigen laat ik even voor wat ze zijn. Die vallen in het jeugdstrafrecht. Ik kijk juist naar de groep van 18 tot 23, iets ouder. Ik kijk ook naar de hersenontwikkeling in dezen. Dat hebben de onderzoekers ook meegenomen. U legde meteen de relatie tussen de zittende en de staande magistratuur, de rechters en het Openbaar Ministerie. Is hun gereedschapskist voldoende gevuld? Dat was de vraag achter de vraag, maar wel de kernvraag die op tafel ligt bij de omgang met dit soort delinquenten.

U heeft in 2014 in deze Kamer ook gedebatteerd over de groep van 18- tot 23-jarigen en u heeft toen nagedacht over hoe je daarmee om moet gaan. Het Duitse model is toen ook voorbijgekomen en er is gesproken over adolescentenstrafrecht. Kennen wij in Nederland adolescentenstrafrecht in de kern? Is het er, ja of nee? Daarop is mijn antwoord, als ik het heel plat sla en terugga naar de kern: jongvolwassenen kunnen terechtkomen in het volwassenenstrafrecht of in het jeugdstrafrecht. Zou je niet eens heel nadrukkelijk — ik kom zo op de strafmaat terecht — moeten kijken wat de huidige regelgeving is en hoe we ermee om kunnen gaan?

Er kan worden besloten om die groep, van 18 tot 23 jaar, in het jeugdstrafrecht te behandelen. Ik ga daar niet over; de officier geeft het aan en de rechter beslist en bepaalt. Gelukkig hebben wij hier een trias politica. Vervolgens kan je je afvragen wat er op dit moment maximaal opgelegd kan worden als de rechter besluit om een jongvolwassene te behandelen in het jeugdstrafrecht; dat is twee jaar jeugddetentie. Vervolgens is ook de mogelijkheid aanwezig om de jongvolwassene daarna zeven jaar te behandelen via een PIJ-maatregel. Dat betekent dat je iemand wel degelijk op zijn gedrag kan behandelen, dat je hem beet kan pakken, en dat je hem tegelijkertijd een straf op kan leggen. Vervolgens kan je hem in jaar zeven van die PIJ-regeling ook nog eens drie jaar lang volgen, onder voorwaarden.

Dat zijn nu de mogelijkheden. Daar kijk ik ook scherp naar. Wat betekent dit? Hoe gaan rechters ermee om? Zijn de rechters van mening dat hun gereedschapskist voldoende gevuld is? We willen jongvolwassenen ook op een veilige, verantwoorde manier weer teruggeleiden in de samenleving; is de strafmaat van twee jaar jeugddetentie daarvoor voldoende? Die vraag leeft in mijn hoofd, zeg ik tegen het Kamerlid Knops. Ik vind dat we het daarover moeten hebben en dat we er scherp naar moeten kijken of dat voldoende is. Dat leert het onderzoek mij terdege.

De heer Markuszower (PVV):

Dank voor de coulance in het aantal vragen, voorzitter. Ik hoorde de minister zeggen: die vragen zitten in mijn hoofd. Wanneer kunnen we antwoorden krijgen op de vragen van de minister? Wanneer geeft de minister zijn mening? Wanneer stippelt hij nieuw beleid uit of niet?

Dan over de trias politica en de gereedschapskist. Mijn vraag is: heeft de politiek niet te veel ruimte en gereedschappen overgedragen aan een andere macht binnen die trias politica? Concreet: we laten het nu aan de rechter over om daders tussen 16 en 23 jaar te berechten volgens het jeugdstrafrecht, het adolescentenstrafrecht of hoe je het ook noemt. In de praktijk gebeurt dat echter bijna nooit. In de praktijk worden de meeste jonge daders — ik heb het over daders tot 23 jaar — niet volgens het volwassenstrafrecht berecht. Die cijfers zijn heel laag. A. Wat vindt de minister ervan dat die cijfers zo laag zijn? B. Kunnen we als wetgever die grens niet oprekken? Dat heb ik in mijn eerste termijn ook gevraagd. De minister kan daarvoor ook voorzetten doen. Kunnen we die grens niet oprekken? Kunnen we niet zeggen: vanaf 14 jaar moet je volgens het volwassenstrafrecht berecht worden? Sommige jongeren plegen namelijk volwassen daden. Moeten we die dan ook niet volwassen straffen? Moeten we die niet flink straffen?

Minister Weerwind:

Er zijn drie vragen aan mij gesteld. Ik heb net een antwoord gegeven op de eerste vraag. Eind februari 2023 kunt u mijn beleidsreactie op het rapport tegemoetzien. Dat is één.

Ik begin met de laatste vraag, met die over 14-jarigen. Die heb ik namelijk nog het duidelijkst voor ogen. U en ik verschillen daarover van mening. Daar kan ik heel helder over zijn. Die mening deel ik niet.

De middelste vraag was: hebben we niet te veel overgelaten aan de andere staatsmacht? Allereerst, u kunt die vraag voor uzelf beantwoorden. Wij zijn een wetgevende staatsmacht. Wij bepalen de wetten. De rechterlijke macht kan binnen die kaders acteren. U hoort mij net in mijn betoog aangeven dat ik in mijn hoofd de volgende denkexercitie aan het doen ben. Op dit moment is er twee jaar jeugddetentie. Er is een bijregeling van zeven jaar, met de mogelijkheid om iemand in het zevende jaar en in de twee jaar daarna te blijven monitoren en te blijven volgen. Dat is op dit moment de maximum toolkit. Is dat voldoende, ja of nee, zeker bij de 8-jarigen tot 23-jarigen? Of moet je dat verhogen? U vraagt mij om een reactie. Wacht tot februari, meneer Markuszower. Ik doe een beroep op uw geduld.

De voorzitter:

De heer Markuszower heeft toch nog een vraag.

De heer Markuszower (PVV):

Dat geduld zal ik betrachten. Ik wil daar wel bij zeggen: zo veel tijd hebben we niet. Dat zei de heer Ellian ook al. Gevaarlijke daders lopen nu namelijk misschien wel vrij rond, zonder toezicht. Zo veel tijd hebben we dus niet, zeg ik tegen de minister. Maar als er een reactie komt, dan zal ik daarop moeten wachten.

Ik wil dan wel graag dat de minister het volgende expliciet meeneemt. Dat probeerde ik net al aan te stippen. Ik heb het over de ruimte. We hebben nu best al wat tools, wat gereedschappen. Die kan je strenger maken. Je kunt een langere PIJ doen. Het probleem is dat als je als wetgever niet verplicht om de tool te gebruiken, die dan niet genoeg gebruikt wordt. De rechter kan nu een PIJ-maatregel van zeven jaar opleggen, maar hoe vaak gebeurt dat? Bijna nooit. We kunnen de tool dus wel oprekken, maar als we de macht bij de rechter, de psychologen en instanties houden die nu slapen, dan hebben ze nog meer gereedschappen die ze niet gebruiken. Ze gebruiken de gereedschappen die ze nu hebben al bijna niet. Ik zoek naar iets wat de politieke macht, onze kast in de trias politica, versterkt. Ik zoek naar iets waardoor daders langer vastzitten. Ik wil dat rechters verplicht worden om een PIJ-maatregel op te leggen. Dat moet natuurlijk niet aan iedereen opgelegd worden, maar wel aan gevaarlijke daders. Dat ligt nu te veel …

De voorzitter:

Meneer Markuszower, u moet uw interrupties een beetje kort houden.

Minister Weerwind:

Ik heb geen vraag gehoord. Ik heb een stelling gehoord. Ik heb de heer Markuszower eerder horen zeggen: ik ben geen rechter. Daarin hoor ik ook dat hij aangeeft: de scheiding van machten is goed. Ik hoor hem ook aangeven: goh, kan er niet wat strenger gestraft worden? Dat is de opinie die de heer Markuszower heeft. Die heb ik gehoord.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Minister Weerwind:

Voorzitter, ik ga door. Ik ben ingegaan op het fenomeen "strafmaat". Eén punt geef ik u nog mee. We zullen ook heel nadrukkelijk — die weeg ik ook altijd mee — naar de internationale richtlijn moeten kijken. Dan heb ik het over het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind. Dat weeg ik ook continu mee in mijn beleidsoverwegingen, welke richting ik ook opga. Ik heb net toegezegd dat ik in februari 2023 met een beleidsreactie kom. Ik heb heel nadrukkelijk contact gezocht met de scribent van het onderzoek van augustus 2022, professor Lievaart, omdat ik merk dat ik juist met de wetenschap wil sparren om te kijken wat er mogelijk is, hoe het gebeurt in het buitenland en hoe we het in Nederland goed en intelligent kunnen inrichten. Ik hoop dat u een beeld hebt gekregen van de visie die ik in dezen heb.

Er is mij …

De voorzitter:

De heer Knops wil toch nog een interruptie plegen.

De heer Knops (CDA):

Dank aan de minister voor zijn "begeisternde" betoog. Ik zie hier een minister staan die gemotiveerd is om het probleem dat we met z'n allen beschrijven, aan te pakken. Tegelijkertijd is het ook een soort cliffhanger omdat we maar moeten raden waar het naartoe gaat als hij zegt: heb er vertrouwen in. Wij hebben dus niets anders te doen dan te wachten, zoals de heer Markuszower zei. Dat doen wij ook. Dat is nog vier weken, geloof ik. Ik denk dat we daar dan opnieuw een debat over hebben, maar ik ben in ieder geval blij met deze houding van de minister, zonder dat ik weet wat de uitkomst zal zijn.

Minister Weerwind:

Via u dank ik de heer Knops voor zijn woorden. Dank.

De voorzitter:

Heeft mevrouw Mutluer toch nog een vraag over de strafmaat? Volgens mij gaan we nu namelijk door naar het toezicht. Ze heeft nu geen vraag.

Minister Weerwind:

Ik zou toch iets korts willen zeggen over de suggesties die ik van de heer Markuszower heb gehoord. Ik heb ze inderdaad opgeschreven en even goed tegen het licht gehouden. Datzelfde geldt, met alle respect, voor de petitie die door 63.681 personen is ondertekend en die u mij gaf, zeg ik ook richting de heer Van Haga. Ik bestudeer ze. Ik heb ze net ontvangen. Ik kijk er ook naar, maar tegelijkertijd kijk ik ook naar wat past in het kader waarvoor ik wil staan en hoe ik daarmee omga.

Laat ik er dan maar even één punt uit halen: een gemeentelijke digitale schandpaal. Je straft mensen dan twee keer. Ik heb ook rekening te houden met het recht op privacy. Al die elementen weeg ik ook mee. Ik kijk wel degelijk naar de slachtoffers. We hebben vele discussies gehad over slachtofferbeleid, maar ik kijk ook naar daders. Als ik daders, en zeker jonge mensen, in gedrag wil laten veranderen en ze vervolgens, nadat het gedrag daadwerkelijk is veranderd, ook veilig de samenleving weer in wil sturen, moet ik ze niet twee keer straffen. Een digitale schandpaal betekent dat het niet meer weggaat. Dan blijft het je je hele leven achtervolgen. Ik praat gruweldaden niet goed, absoluut niet, want daar neem ik grote afstand van.

Er is mij de vraag gesteld of de minister kan toezeggen dat de politie vanaf nu direct tot arrestatie overgaat bij geconstateerde zedenmisdrijven. Dat kan ik niet. Bij een aanhouding buiten heterdaad vindt aanhouding plaats als de officier van justitie daartoe beslist. Die beslissing geschiedt op basis van individuele feiten en omstandigheden. Dat is buiten mijn competentie als minister.

De voorzitter:

De heer Markuszower op dit punt.

De heer Markuszower (PVV):

Dat is misschien nú het geval, maar ik zeg tegen de minister — ik denk dat veel Kamerleden het er niet mee oneens zijn — dat we een probleem hebben. Er lopen te veel gevaarlijke daders vrij rond. Wat kunnen we daaraan verbeteren? We zien dat er bij een dader, die niet heel veel later — het was een jaartje later — een kind heeft vermoord, kinderporno op zijn telefoon wordt aangetroffen. De politie constateert dat, niet een burger. De politie constateert dat, niet bij zomaar iemand, maar bij een recidivist, bij iemand die al zedendelicten had gepleegd en daarvoor zelfs een poging tot doodslag had gepleegd. Hij was al veroordeeld.

Bij een veroordeelde crimineel wordt door de politie kinderporno aangetroffen. Ik vraag aan de minister hoe we er nou voor zorgen dat zo iemand, een recidivist waarbij kinderporno wordt aangetroffen, gewoon direct gearresteerd wordt. De minister antwoordt dan — dat vind ik eerlijk gezegd niet goed genoeg — dat dat nu niet de praktijk is of dat het nu niet in zijn competentie ligt omdat de beslissing ergens anders wordt gemaakt. Dit debat is er juist voor om dat te repareren. Als blijkt dat de beslissing ergens anders wordt gemaakt, zeg ik tegen de minister dat we nu verantwoordelijkheid moeten nemen, want op het niveau waar de beslissingen nu worden gemaakt, wordt er gefaald.

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. De minister.

Minister Weerwind:

Ik constateer dat er een verschil blijft tussen de inhoudsopvatting, de taakopvatting, die de heer Markuszower heeft en die ik heb. Als de heer Markuszower mij vraagt om dit in de toekomst naar mij toe te trekken en op de stoel te gaan zitten van de politie en van de officier van justitie, zeg ik dat je dat niet moet willen wensen. Houd die scheiding, maar zorg er wel voor dat we adequaat reageren. Daarom laten we juist dat onderzoek doen door het Toezicht Sociaal Domein. En daarom vindt er een strafrechtelijk onderzoek plaats, op een onafhankelijke manier, om zuiver te weten wat er niet goed is gegaan, wat er wel goed is gegaan en wat we kunnen verbeteren aan het hele stelsel om ervan te leren. Ik zeg: eerst die onderzoeken, eerst de feiten, en dan de conclusies.

De voorzitter:

Afrondend, op dit punt.

De heer Markuszower (PVV):

Ja, afrondend. We verschillen mogelijk van mening over de invulling, hoor. Het gaat over de scheiding der machten. Ik heb het altijd graag over het evenwicht tussen de machten. Ik ben niet zo van het formele scheiden. Volgens mij zit de Nederlandse staatsrechtleer zo ook niet in elkaar, maar daar kunnen we een andere keer over discussiëren. Natuurlijk is er een verschil in taken en rechten en plichten van de verschillende machten die we hebben. Ik heb het niet over het Openbaar Ministerie of de officier van justitie. Natuurlijk moet er iemand anders zijn dan een politicus die, in de meeste gevallen, zegt: deze persoon moet vervolgd worden. Ik heb het daar niet over.

Ik heb het over arrestatie. Het is toch niet te veel gevraagd aan een minister voor Rechtsbescherming, dus ook voor de rechtsbescherming van slachtoffers of potentiële slachtoffers, dat als er een recidiverende dader bij wie kinderporno wordt aangetroffen door de politie — het zijn geen beschuldigingen; het wordt door politie aangetroffen — zo iemand wordt gearresteerd. Over de vraag of diegene vervolgens wordt vervolgd, wil ik best nog een andere keer discussiëren, want misschien kan je dat niet altijd verplichten binnen onze huidige trias politica. Maar je kan toch wel eisen van de politiek, van de minister dat zo iemand in ieder geval gearresteerd wordt? Zet 'm twee weken vast, dan kan er gerechercheerd worden, dan kan de officier van justitie …

De voorzitter:

Goed. Het is duidelijk.

De heer Markuszower (PVV):

… er onafhankelijk naar kijken.

Minister Weerwind:

Met respect, maar anders ga ik een herhaling van zetten doen: ik heb het punt gehoord van de heer Markuszower. Wij verschillen daarover van opvatting en van mening, maar ik ben het wel met hem eens als het gaat over de scheiding van de machten: ik spreek daarbij over een goede balans. U leert mij vanavond iets.

Mag ik doorgaan naar toezicht, voorzitter?

De voorzitter:

Zeker, graag.

Minister Weerwind:

Voorzitter. De volgende vraag is hoe we Donny M.'s na veroordeling en na invrijheidsstelling zo lang mogelijk in de gaten houden. Ik ben net ingegaan op de mogelijkheden die er zijn. Ik heb de vraag beantwoord en aangegeven wat de mogelijkheden zijn. Dat is niet alleen die twee jaar detentie, dat is ook nog die zeven jaar erbij en dat is ook de mogelijkheid om in het zevende jaar te besluiten om iemand nadrukkelijk drie jaar lang te volgen.

Dan een vraag over de reclassering: welke rol heeft de reclassering? Ik dacht dat de vraag afkomstig was van de VVD. De reclassering heeft als taak de justitiabelen te begeleiden en toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarden. Natuurlijk kan ik al die instrumenten noemen, maar de reclassering heeft heel veel risico-instrumenten puur om in kaart te brengen hoe groot de kans op recidive is. Ik kan ze noemen. Afgekort is het COSA: Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid. Je gaat dan diep op de psyche van de dader in: waarom heeft hij iets gedaan en hoe kan je dat voorkomen? Het is een van de belangrijkste zaken; er zijn allerlei hulpinstrumenten die ingezet kunnen worden. Nou, dit kerstreces heb ik mij niet verveeld. Ik had een goed boek van de reclassering, waarin beschreven werd hoe dit werkt in de praktijk. Er werden heel duidelijke casuïstieken genoemd. Ik kreeg heel veel respect voor de reclasseringsambtenaren, want ik zag hoe zij hun werk invullen en hoe zij werken, met gemeenten, met allerlei hulpverleningsinstellingen, juist om ervoor te zorgen dat de recidive laag is, laag blijft en meer naar beneden gaat. Vlak voor het kerstreces heb ik bewust de reclasseringsfunctionaris opgezocht. Ik ben met ze in gesprek gegaan puur om te kijken: hoe doen jullie je werk en waar lopen jullie tegen aan? Daar komen we zeker nog over te spreken.

Dan toch één punt. De meeste zedendaders krijgen een behandelverplichting binnen een forensische behandelingsinstelling opgelegd. Vele rechters spreken dat ook zo uit en die behandeling vindt dan ook plaats. Dat is allemaal afhankelijk van de ernst van de problematiek. Die kan ambulant, maar ook klinisch zijn. De reclassering houdt nadrukkelijk toezicht op die behandelingen. Tot zover over de reclassering, voorzitter.

De heer Ellian (VVD):

Wat natuurlijk wat onbevredigend is aan het antwoord … Er zijn meer voorbeelden. Collega Van Nispen is er vandaag niet, maar met hem heb ik ook vragen gesteld — twee keer, denk ik — over een vreselijke zaak in Breda. Er zijn allerlei zaken te noemen. Uiteindelijk gaat het hierom. Het is onze rol om te kijken of er een patroon is, want als er een patroon is, dan moeten wij het beleid of de wetgeving aanpassen. De minister zei net over het jeugdstrafrecht of adolescentenstrafrecht dat je uiteindelijk wilt dat iemand kan terugkeren. Ja, fair enough, als dat het uitgangspunt is. Maar de kern van de inbreng van de VVD was: hoe weet je nou of je het op de goede manier hebt ingeschat? Want in al die gevallen waarin het fout gaat, blijkt achteraf dat een heleboel betrokkenen hebben gezegd: ja, eigenlijk had deze persoon nog veel meer hulp nodig. Dat is voor mij de essentie. Of iemand nou twee jaar, vier jaar of acht jaar … Dat model geloof ik ook. Maar hoe kunnen we er nou van uitgaan dat die inschatting op de juiste manier plaatsvindt, zodat je ook het juiste toezicht hebt? Als er geen goed toezicht is, dan is er een groter gevaar. Dat is eigenlijk voor mij de essentie van het debat van vandaag.

Minister Weerwind:

Ik heb gezegd: ja, je wil dat mensen terugkeren in de samenleving. Echter, dat moet wel op een veilige en verantwoorde manier. Dat heb ik erbij gezegd. Het is dus niet terugkeren om terug te keren, maar: kan het, is het mogelijk? De advisering van reclassering speelt daarbij een heel belangrijke rol. U heeft diverse casuïstieken genoemd die je als voorbeeld kunt noemen en waarbij je kan zeggen: hij is teruggekeerd in de samenleving, maar heeft ernstige delicten begaan. U kunt voorbeelden noemen; ik kan voorbeelden noemen. Zonneklaar. We moeten ook kijken in hoeveel zaken het is misgegaan en in hoeveel zaken het goed is gegaan. Daarom wil ik nu leren. Daarom is het Toezicht Sociaal Domein nu actief aan het werk om dat te achterhalen: wat hebben we nu gedaan in deze precieze zaak en wat kunnen we ervan leren? En dat hoor ik terug in het debat. U wil dat; ik wil dat. Ik heb er mijn inleiding mee geopend.

Voorzitter?

De voorzitter:

U kunt uw betoog vervolgen.

Minister Weerwind:

Dank u. Dan ga ik snel naar de vragen over het onderzoek. Ik wil er toch iets over zeggen. Ik kan niet de diepte in. Ik heb aangeduid waarom ik dat niet kan. Inzake het Toezicht Sociaal Domein heb ik aangegeven dat ik dat direct met u deel. Er is mij ook gevraagd naar de onbeantwoorde vragen die er zijn en naar de onvoorwaardelijke PIJ. Hoe kan het risico laag zijn ingeschat en welke stappen ter verbetering kunnen we van de minister verwachten? Ik heb die vragen ook van de heer Sneller gehoord. Kijk, voor mij zijn het ook onbeantwoorde vragen, die ik niet voor u kan beantwoorden. Maar ik wil nogmaals benadrukken dat het strafrechtelijke proces in volle gang is. Daardoor hebben we nog geen antwoorden. Wat voor straf iemand krijgt, is aan de rechters, niet aan mij als minister. Het Toezicht Sociaal Domein onderzoekt op dit moment of aan de verdachte passende begeleiding, ondersteuning en zorg is verleend. Ik wacht dat onderzoek ook af. Is er goed samengewerkt in het zorg-, veiligheids- en sociaal domein? Dat is een andere kernvraag die er ligt. Nou, hele belangrijke punten, en daarom vind ik het onderzoek te belangrijk om daar nu al op voor te sorteren, want dat kan ik niet. Voorzitter, dat ten aanzien van het onderzoek. Het spijt me dat ik niet meer kan zeggen tegen de Kamer. Ik weet het niet, want ik heb het niet.

Overige vragen die mij gesteld zijn. Er is een vraag gesteld of een opmerking geplaatst over de Wet langdurig toezicht. Ik heb mezelf meteen dit afgevraagd. We hebben sinds 2018 dat middel om volwassen zeden- en zware geweldsdelinquenten langdurig onder toezicht te stellen. Jeugdigen kunnen in uitzonderlijke gevallen berecht worden volgens het volwassenenstrafrecht; dat hebben we net besproken. In nieuwe uitzonderlijke gevallen kan de rechter de Wet langdurig toezicht ook toepassen. Op die manier is langdurige ondertoezichtstelling voor jeugdigen mogelijk. Ik ga niet in op de specifieke casus, anders ga ik weer op de stoel van de rechter zitten.

Dan een vraag die gesteld is: wat doet de minister om de doorlooptijden in zedenzaken te verbeteren? Dat is een vraag die mij is gesteld, dacht ik, door de PvdA. Ik ga nu even op de stoel zitten van mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, want die is hier meer dan druk doende mee bezig. Dit voorjaar bleek dat de streefnormen die de politie en het OM en de rechtspraak zich gesteld hebben voor het behandelen van zedenzaken in veel gevallen niet worden gehaald. Dit heeft breed de publiciteit gehaald. Ik heb het over het voorjaar 22. Daarom is mijn collega, minister Yeşilgöz, met organisaties uit de strafrechtketen in gesprek gegaan over het vormgeven van een nieuwe aanpak om de doorlooptijden te verkleinen. We hebben daarvoor een overlegorgaan. Dat heet het Bestuurlijk Ketenberaad. Daarin zitten, naast het departement van JenV, alle organisaties uit de strafrechtketen. En zo is er eind september gekomen tot een Actieplan versterken aanpak zedenzaken. Dat actieplan is ook vastgesteld. Naar mijn mening en weten heeft de minister van Justitie en Veiligheid het plan aangeboden in de Tweede Kamer bij brief van 2 november 2022. Dat actieplan heeft als hoofddoelstelling om die doorlooptijden te verbeteren. Het heeft ook een bredere ambitie, namelijk om het strafproces voor slachtoffers van zedenzaken in zijn geheel te verbeteren. Dat zeg ik even namens mijn collega.

Voorzitter, naar mijn idee ben ik nu door mijn vragen heen.

De voorzitter:

Dan is er nog een interruptie van de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Dan hoorde ik een aantal dingen niet. Ik had een aantal suggesties gedaan. In stuk één heeft de minister geantwoord dat we altijd tot arrestatie kunnen overgaan. Daar hebben we net iets over gewisseld. Graag hoor ik van de minister hoe hij ervoor gaat zorgen dat de gevaarlijke mensen achter slot en grendel blijven. Dat horen we dus in februari. Maar dan heb ik vijf concrete voorstellen gedaan, zodat ik niet de aanval krijg — meestal van D66 — van waar mijn concrete voorstellen zijn. Dus ik had vijf concrete voorstellen gedaan, en ik vroeg daar een reactie van de minister op. Bijvoorbeeld 1: kunnen we zorgen dat gewelds- en zedenmisdrijven altijd worden vervolgd en niet meer worden geseponeerd? 2: altijd het volwassenenstrafrecht doen bij daders. Dat heb ik net in een interruptie ...

De voorzitter:

U hoeft ze niet allemaal weer voor te lezen, meneer Markuszower. U heeft ze genoemd in uw termijn. De minister heeft in algemene zin ook al een reactie gegeven op uw suggesties en de punten uit de petitie, maar ik nodig hem uit om te kijken of hij nog specifiek op uw specifieke voorstellen wil ingaan. De minister.

Minister Weerwind:

Ik heb de suggesties gehoord van de heer Markuszower. Die heb ik in mijn inleiding ook genoemd. Het seponeren van zedenmisdrijven: naar mijn idee worden zedenmisdrijven niet geseponeerd en wel degelijk behandeld. Maar dat is echt informatie die ik eigenlijk moet opvragen bij mijn collega, om te weten of dat juist is. Dan ben ik inderdaad ingegaan op die hogere minimumstraffen. Ik heb verteld hoe ik naar het beeld kijk. En ik gaf het net al aan: we weten dat je daarmee komt in februari. En op de digitale schandpaal ben ik ook ingegaan. Naar mijn idee zijn al uw vijf suggesties behandeld, zo zeg ik tegen het Kamerlid Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Behalve volgens mij het verjaren van gewelds- en zedendelicten. Die heb ik nog niet gehoord. Dat zou ik namelijk niet meer willen. Wij zouden graag willen zien dat gewelds- en zedendelicten niet meer verjaren, dus dat je altijd nog vervolgd kan worden, en het Openbaar Ministerie wat meer de tijd krijgt om ze te vervolgen.

Minister Weerwind:

Ik hoor een duidelijk verzoek. Eerst wil ik weten: kan dat, is dat mogelijk en gebeurt dat? Dus eerst de feiten, en die heb ik niet paraat.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Ik heb de minister gehoord over onze petitie, maar ik weet niet precies wat het vervolg daarop gaat zijn. Krijgen we een brief? Gaat hij daar schriftelijk op reageren?

Minister Weerwind:

U heeft die net aan mij gegeven. Ik vind het in uw richting, ook voor de energie die u er samen met mevrouw Feenstra in gestopt heeft, wel zo chic om het eerst goed te bestuderen: wat staat er? Ik werp er nu een eerste blik op. Ik zou u tekortdoen als ik het zo verticaal gaat behandelen. Ik wil er dus best even een brief aan wijden.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel. Dat waardeer ik zeer.

De voorzitter:

Dan zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. O, er is toch nog een vraag van de heer Sneller. We hebben ook nog een tweede termijn, maar gaat uw gang.

De heer Sneller (D66):

Ja, die wilde ik laten gaan, maar ik heb nog wel een vraag. Vandaag zag ik de berichtgeving dat de helft van de hulp die door de rechter wordt opgelegd aan jeugdigen uiteindelijk niet wordt uitgevoerd. Dat bericht is relatief nieuw, maar ik zou het waarderen dat als er nog een brief komt naar aanleiding van dit debat, dat daarin wordt meegenomen.

Minister Weerwind:

Dat zeg ik toe. Ik heb begrepen dat het een interne memo betreft van de Raad voor de Kinderbescherming, die daar terecht is gekomen. Ik wil het eerst bestuderen. Dat kan ik nu niet. Het is vandaag pas gebeurd en in de media gekomen, begreep ik.

De voorzitter:

Dank. Dan zijn we nu echt aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de regering. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ja, in ieder geval bij de heer Markuszower. Hij zal in de tweede termijn weer als eerste spreken vanuit de zijde van de Kamer. Hij zoekt nog even naar de goede papieren, zie ik. Die zijn gevonden. Gaat uw gang.

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Toch lees ik in het nieuws dat er veel zaken van zeden- en geweldsdelicten worden geseponeerd. Ik krijg daar dus graag nog een antwoord op van de minister, misschien schriftelijk: hoe vaak worden zeden- en geweldsdelicten geseponeerd? In het nieuws verschijnen veel berichten dat dat het geval is.

Ik heb in ieder geval twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat relatief jonge daders van de meest gruwelijke gewelds- en zedenmisdrijven in Nederland amper straf krijgen;

overwegende dat dit onverteerbaar is voor slachtoffers en nabestaanden en de maatschappij onvoldoende wordt beschermd;

verzoekt de regering te regelen dat daders van 14 jaar en ouder die een gewelds- of zedenmisdrijf hebben gepleegd, altijd op grond van het volwassenenstrafrecht berecht worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 114 (36200-VI).

De heer Markuszower (PVV):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het OM per jaar meer dan 50.000 misdrijven seponeert;

overwegende dat dit hier ook gewelds- en zedendelicten tussen zitten;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat gewelds- en zedendelicten nooit meer geseponeerd worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 115 (36200-VI).

De heer Markuszower (PVV):

Dan dank ik nog de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik hoop eigenlijk op een vervolgdebat als dat rapport klaar is en de conclusies van de minister daarover gegeven worden. Dan kunnen we volgens mij misschien beter zaken doen.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng in de tweede termijn. De heer Van Haga namens de Groep Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het vaststellen en updaten van risicoprofielen van zedendelinquenten kan worden verbeterd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 116 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onvoldoende zicht is op zedendelinquenten met een recidivegevaar;

verzoekt de regering om het toezicht op zedendelinquenten te intensiveren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 117 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe betrokken organisaties, zoals OM, politie, reclassering, zorginstellingen, gevangenissen en gemeenten, beter kunnen samenwerken ten behoeve van het monitoren van zedendelinquenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 118 (36200-VI).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. De heer Sneller gaf bij z'n interruptie al aan dat hij geen behoefte had aan een tweede termijn. Ik kijk even naar de heer Knops. Nee. Mevrouw Mutluer. Ja? Dan zal zij nog een tweede termijn uitspreken namens de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Voorzitter. Ook van mij een voorstel over monitoring.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorkomen moet worden dat minderjarige zedendelinquenten op latere leeftijd recidiveren;

van mening dat het daarvoor nodig kan zijn dat minderjarige zedendelinquenten ook na hun straf of behandeling voor langere tijd gevolgd kunnen worden en gemonitord;

verzoekt de regering te bezien of de mogelijkheden om minderjarige zedendelinquenten voor langere tijd te kunnen volgen, verruimd moeten en kunnen worden, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 119 (36200-VI).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Het gaat echt met name om het volgen door de reclassering dan wel de gecertificeerde instellingen. Dat is iets meer dan de toezegging die net is gedaan en de brief die onze kant opkomt naar aanleiding van het rapport van het WODC. Ik hoop dus dat dat steun kan krijgen en dat we met elkaar kunnen voorkomen dat dit soort verschrikkelijke misdrijven plaatsvinden. Laat Gino's dood niet voor niets zijn geweest.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De heer Ellian? Nee. Dan zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn zes moties ingediend, als ik het zo snel goed geteld heb. De minister zal daar even naar moeten kijken. Ze moeten ook nog even gekopieerd worden. Zullen we om 21.05 uur of om 21.10 uur verdergaan, minister? Ik schors de vergadering tot 21.05 uur.

De vergadering wordt van 20.53 uur tot 21.02 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het dertigledendebat over een eerdere veroordeling van de verdachte in de zaak-Gino. We zijn toe aan de tweede termijn van de zijde van de regering, waarin de minister voor Rechtsbescherming een appreciatie zal geven van de zes ingediende moties. Ik geef hem bij dezen het woord.

Minister Weerwind:

Voorzitter, met permissie, mag ik ook reageren op de vraag die mij gesteld is door de PVV?

De voorzitter:

Natuurlijk. Dat mag ook.

Minister Weerwind:

Er is gevraagd naar het aantal geseponeerde zedenmisdrijven. Mag ik voorstellen dat ik daar in één verzamelbrief met de reactie op de petitie en de strafmaat, waar ik de discussie over gehad heb, op inga? Dan zorg ik ervoor dat die informatie eind februari in één verzamelbrief beschikbaar komt voor de Kamer.

De voorzitter:

Heel goed, dank.

Minister Weerwind:

Dan ga ik naar de eerste motie, op stuk nr. 114, toe. Ik verwijs naar de discussie die we gevoerd hebben en naar het debat. Die motie ga ik ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 115, waarin wordt gesteld dat seponeren niet meer mogelijk moet zijn. Op het moment dat er niet voldoende bewijs is in een zaak, dan kan het OM niet anders dan geen verdachte aanwijzen en overgaan tot seponeren. Derhalve, met die argumentatie, kan ik niet anders dan de motie op stuk nr. 115 ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 116. Die verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het vaststellen en updaten van risicoprofielen van zedendelinquenten kan worden verbeterd. Ik begrijp dat u dat als zodanig als onderzoek ziet. Ik geef deze motie oordeel Kamer.

Dan het intensiveren van het toezicht op zedendelinquenten. Dat is een conclusie trekken uit het onderzoek waar de motie op stuk nr. 116 over gaat en dat vind ik prematuur. Ik vind dat je dan al een conclusie trekt en daarom zeg ik: ontraden.

De motie op stuk nr. 118 vraagt om een onderzoek. Dat is een onderzoek dat in de kern nu eigenlijk al plaatsvindt. Dan heb ik het over het Toezicht Sociaal Domein. Dat onderzoek heb ik ook toegezegd aan deze Kamer en dat ga ik met u delen. Nu vraagt u mij om hetzelfde te doen. Doe dat nou niet. Ik kijk even naar het Kamerlid Van Haga. Laten we dat onderzoek van Toezicht Sociaal Domein afwachten. Dat gaat precies over de actoren die worden genoemd in de motie. Ik zou het liefst zien dat u deze motie intrekt, maar daar gaat u over en niet ik. Ik ga ook niet spreken over aanhouden, want dat onderzoek loopt op dit moment. Ik kan niet anders dan de motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 119. Dat is de motie van de PvdA. Kijkend naar de strekking, kan ik niet tegen zijn. Die motie kan ik alleen maar oordeel Kamer geven.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank voor uw beantwoording en de appreciatie van de moties.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties wordt op 24 januari, aanstaande dinsdag, gestemd. Verder heeft de minister toegezegd op een behoorlijk aantal punten met één verzamelbrief te komen, die eind februari door de Kamerleden ontvangen zal worden. Daarmee sluit ik de behandeling van dit onderwerp.

Ik kondig aan dat ik ga schorsen tot 22.10 uur, want dan vindt er nog een tweeminutendebat plaats naar aanleiding van een commissiedebat Raad Buitenlandse Zaken dat momenteel nog gaande is. Mocht dat debat eerder klaar zijn, dan beginnen we misschien ook eerder, maar de verwachting is dat dat om 22.10 uur is.

De vergadering wordt van 21.05 uur tot 22.15 uur geschorst.

Naar boven