11 Begroting Justitie en Veiligheid 2023

Begroting Justitie en Veiligheid 2023

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023 ( 36200-VI ).

De voorzitter:

We gaan door met de begrotingsbehandeling.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan minister Weerwind.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Het is vandaag exact 311 dagen geleden dat ik aan deze eervolle baan mocht beginnen. Mijn opdracht was helder: het verbeteren van de rechtsbescherming in ons land. Dat dit nodig was, werd nog eens extra onderstreept door actuele gebeurtenissen, zoals de toeslagenaffaire, de aardbevingsproblematiek in Groningen en meer recent nog de problemen in de jeugdzorg.

Voorzitter. De noodzaak en de urgentie om de rechtspositie van iedereen in ons land te verbeteren waren mij daarentegen allang duidelijk. Als oud-burgemeester van een stad met meer dan 160 nationaliteiten uit alle geledingen van de samenleving, heb ik heel veel mensen gesproken die in de problemen zaten. Ze hadden een conflict met elkaar of met de gemeente, of ze kampten met lastige gezinsproblematiek. Zij voelde zich in ieder geval te vaak niet door het recht geholpen. Wij wonen in een land met een van de meest geavanceerde rechtssystemen ter wereld. Als er dan mensen buiten de boot vallen, maak ik mij daar zorgen om.

Sommigen noemen mij een optimistisch mens. Ik vind het belangrijker om realistisch te zijn. Daarom stel ik: wat snel moet en snel kan, doen we snel. De veiligheid van de samenleving en van individuen staat voorop. Een structurele verbetering van de rechtsbescherming gaat echter tijd kosten. Wetten zijn niet zomaar gemaakt en nieuwe werkwijzen zijn niet zomaar bedacht en geïmplementeerd. Achterstanden zijn niet zomaar weggewerkt, hoe graag ik dat ook wil. Het vertrouwen in het recht is misschien wel het belangrijkste. Dat vertrouwen en het vertrouwen in de overheid zijn niet zomaar terug.

Dat dit het geval is, heb ik ook op mijn vele werkbezoeken mogen ervaren. Ik sprak met professionals uit de jeugdzorg en met ouders die getroffen waren door de kinderopvangtoeslagaffaire. Ik sprak met bewaarders in tbs-klinieken en met gedetineerden. Ik sprak met slachtoffers van geweldsmisdrijven, met geadopteerden, met gokverslaafden, met advocaten en met rechters. Ik sprak met jongeren die uit alle macht proberen op het rechte pad te blijven, en met medewerkers van de reclassering die hen daarbij helpen. Ik zag een andere werkelijkheid dan hoe die is op papier. Ik zag mensen van vlees en bloed, die een hele andere ervaring hadden met het rechtsbeschermingssysteem. Ik zag mensen die zich in de steek gelaten voelden. Ze voelden zich tegengewerkt en machteloos. Ik had meer dan 100 werkbezoeken en wel bijna 1.000 gespreken. Daarin was de harde werkelijkheid weer zichtbaar. De rechtsbescherming die wij in een beschaafd land zo vanzelfsprekend achten, is er niet voor iedereen. Grote groepen mensen die in de problemen of een conflict zitten, hebben niet de noodzakelijke toegang tot het recht. Je recht halen is soms te ingewikkeld, te duur of het duurt te lang. De bescherming die het recht moet bieden, ook tegen de Staat zelf, schiet dus tekort.

Voorzitter. Sommigen spreken over rechtsbescherming als een valscherm of een vangnet. Ik noem het liever een trampoline, omdat we mensen niet alleen voor meer ellende willen behoeden, maar ook kansen willen geven om hun leven weer op te pakken. Ik geloof erin dat de samenleving niet bedoeld is om aan de kant te staan. Die is bedoeld om mee te doen, om terug te veren en vooruit te kijken.

Dat vooruitkijken doen wij vandaag. Vandaag gaan wij het hebben over nieuwe plannen, plannen waarmee wij Nederlanders niet langer in de kou laten staan, waarmee wij de mens en niet het systeem op één zetten en waarmee we het vertrouwen van de mensen in de overheid willen herstellen. De urgentie is mij als geen ander helder, maar het is tegelijkertijd een kwestie van geduld en volharding, en van de wil om het beter te maken. Ik zie het als een privilege dat ik hierin samen met alle betrokken professionals uit het veld het verschil kan maken.

Voorzitter. Ik heb de antwoorden als volgt ingedeeld. Eén: toegang tot het recht en rechtsbijstand. Twee: rechtspraak. Drie: juridische beroepen. Vier: recidiven en het gevangeniswezen. Vijf: preventie en jeugdcriminaliteit. Zes: slachtoffers. Voorzitter, ik heb goed naar u geluisterd. U heeft aangegeven: kort waar het kort kan en lang waar het lang moet. Ik zal trachten om dat tot uiting te brengen.

Ik start met de toegang tot het recht. Als minister voor Rechtsbescherming sta ik voor een democratische rechtsstaat, waarin iedere Nederlander toegang heeft tot het recht, ongeacht de afkomst, de persoonlijke situatie of de omvang van de portemonnee. In het coalitieakkoord is al geld gereserveerd voor een verlaging van de griffierechten, voor het verbeteren van de vergoedingen voor rechtsbijstandsverleners, voor een laagdrempelige en onafhankelijke fiscale rechtshulp en voor het versterken van de justitiële keten. Ik wil ons rechtssysteem nog toegankelijker maken. Ik doel op toegang in de meest brede zin van het woord: toegang tot informatie, advies en ondersteuning, waaronder rechtsbescherming en waar nodig een heldere beslissing van een neutrale instantie. Goede en begrijpelijke informatie draagt bij aan het vinden van een passende en duurzame oplossing voor een probleem of geschil. Maar die informatie moet wel betaalbaar, bereikbaar en begrijpelijk zijn. We willen het betaalbaar maken door geen onnodige financiële drempels op te werpen. We willen het bereikbaar maken door een goede vindbaarheid op internet en door het vaker publiceren van gerechtelijke uitspraken, maar ook door middel van het Juridisch Loket in de buurt of de informatiepleinen in openbare bibliotheken. We willen het begrijpelijk maken door informatie zo op te schrijven dat iedereen het kan volgen. Daarnaast zijn mensen gebaat bij een helder juridisch advies en bij ondersteuning. We stimuleren onderlinge overeenstemming, omdat afspraken op vrijwillige basis beter worden nageleefd dan opgelegde beslissingen. Daarom wil ik op korte termijn een startbijdrage invoeren voor partijen die door de rechter worden doorverwezen naar mediation. Juist in deze tijden van stijgende inflatie en terugbetaling van coronamiddelen kunnen sommige mensen en bedrijven snel in de problemen raken. Ik wil dat daar gericht actie op ondernomen kan worden en dat er zo vroeg mogelijk contact is tussen schuldeiser en schuldenaar. Om incasso en executie te voorkomen, werk ik de rol uit die een coördinerend deurwaarder kan hebben bij de samenwerking tussen incasseerders, gerechtsdeurwaarders en schuldhulpverleners. Om mogelijk te maken dat rechters een betalingsregeling opleggen, ontvangt u volgend jaar een wetsvoorstel.

Toegang tot het recht is niet alleen iets van de overheid; ook de juridische beroepen dragen actief bij aan de vraag hoe we dit kunnen verbeteren. In dit licht zie ik uit naar bijvoorbeeld de gesprekken met de gerechtsdeurwaarders over een sociaal tarief. Net als de heer Van Nispen zie ik dat een sociaal notariaat op langere termijn niet alleen conflicten kan voorkomen, maar ook geld kan opleveren. Ik waardeer het feit dat de heer Van Nispen de pen heeft gepakt om tot een concreet plan voor het sociaal notariaat te komen. Ik ga dit bestuderen. Ik neem het ook mee in mijn overleg met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en ik stel aan de KNB ook de vraag welke rol en bijdrage het notariaat voor zichzelf ziet. In het eerste kwartaal van 2023 laat ik uw Kamer weten hoe deze gesprekken zijn verlopen.

Voorzitter. Iedereen moet toegang hebben tot het recht in brede zin, ook mensen die het minder breed hebben. Hiervoor kennen we in Nederland het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Om de kwaliteit van de geboden rechtsbijstand en de toekomstige bestendigheid van het stelsel te waarborgen, is in 2018 naar aanleiding van de adviezen van verschillende commissies het programma stelselvernieuwing rechtsbijstand gestart. Samen met alle bij het stelsel betrokken partijen zet dit kabinet het programma voort. In 2023 houden we de oogst van de huidige fase met 30 pilots tegen het licht en bepalen we wat een blijvende plek verdient. Een van de pilots is het Huis van het Recht in Heerlen.

Voorzitter. Dan kom ik op wat Kamerlid Van Nispen een "sociaal-juridische huisarts" noemde, als ik me niet vergis. Of deze voorziening straks landelijk wordt aangeboden — dan bedoel ik zowel in het buitengebied, het landelijk gebied, als in de steden — hangt af van de evaluatie in 2023. Ik kan u al wel meegeven wat in mijn ogen een succesvolle pilot in ieder geval moet zijn: een plek waar rechtzoekenden terechtkunnen voor een duurzame oplossing. Dat betekent verder kijken dan alleen naar het strikt juridische. Waar loopt de rechtzoekende nog meer tegenaan? Heeft hij of zij ook hulp nodig bij bijvoorbeeld schulden of het vinden van een geschikte woning? Er moet een plek zijn waar de mens, de persoon, centraal staat en waar met hem of haar wordt nagedacht over de beste oplossing. Met deze bril kijk ik naar de pilots.

Sociaal advocaten vormen een belangrijke pijler binnen het stelsel van rechtsbijstand, een stelsel waarin de daarin werkzame sociaal advocaten en mediators een redelijke vergoeding ontvangen voor het goede werk dat zij verrichten. De conclusies van het Panteiarapport over de stand van de sociale advocatuur zijn zorgelijk. Het garanderen van voldoende aanbod van sociaal advocaten heeft dan ook mijn doorlopende aandacht. Ik laat ook vervolgonderzoek doen om helder te krijgen hoe de conclusies uit het rapport zich vertalen naar regio's en rechtsgebieden. Een plan, zoals de heer Van Nispen voorstelt, is echter niet nodig. Op dit moment is er geen tekort aan sociaal advocaten, maar we moeten wel voorkomen dat er een tekort ontstaat. We zien dat het gaat knellen. Voor de langere termijn ben ik al met de Raad voor Rechtsbijstand en de NOvA in gesprek om gericht beleid te maken en een visie te ontwikkelen op de aanwas en toekomst van de sociale advocatuur. Daarnaast verwacht ik dat de structurele verbetering van de vergoedingen, gestart per 1 januari 2022, een positief effect zal hebben op de aantrekkelijkheid van het beroep van sociaal advocaat. In de stelselvernieuwing rechtsbijstand werk ik ook aan de periodieke herijking van de vergoedingen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik dank de minister voor zijn toezegging om terug te komen op het plan van een sociaal notariaat. Zeker, dat zou uitgewerkt moeten worden met de notarissen. Dan gaan we kijken wat de notarissen moeten doen, maar ook wat de minister zou kunnen gaan doen. Als je het vergelijkt met de sociale advocatuur, kun je denken aan aansluiten bij de Wet op de rechtsbijstand. Natuurlijk moet daar dan een fonds voor komen, maar daar komen we op terug. Het was ook goed wat de minister zei over de Huizen van het Recht. Ook daar komen we op terug na die evaluatie.

Maar dan even iets over de sociale advocatuur. De minister zegt: een plan is niet nodig, want ik laat vervolgonderzoek doen en ik zie ook wel hoe belangrijk de sociale advocatuur is. Maar er is op dit moment een heel erg groot probleem. Volgens mij kunnen we niet wachten op nader onderzoek. We moeten kijken wat er nu al gedaan moet worden in de sfeer van de opleidingen om de toekomst van de sociale advocatuur zeker te stellen, in het belang van de rechtzoekende, en de toegang tot het recht voor iedereen zeker te stellen. We moeten nu bijvoorbeeld ook al kijken naar de tarieven voor de komende jaren. Volgens mij moet je dus niet alleen naar de lange termijn kijken. Dan hebben we zeker een knoeperd van een probleem, maar die problemen zijn er nu ook al. "Noodplan" is misschien niet de goede term, maar er is wel een plan nodig met maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn.

Minister Weerwind:

Ik kom uit de school "meten is weten". U hoorde mij net zeggen dat er op dit moment geen tekort is. Ik heb ook gezegd dat je wel moet kijken naar de toekomst, dat je verder moet kijken. U zegt dat de sociale advocatuur op de korte termijn onder de aandacht moet worden gebracht. Dat doe ik. Dat doe ik op hogescholen en universiteiten. Ik kan niet bepalen hoe zij het in hun curriculum opnemen, maar ik vraag er bij de nieuwe generatie studenten wel aandacht voor dat de sociale advocatuur er is en dat het een prachtig vak is. Ik doe het ook als ik spreek met de grote commerciële bureaus. Dan maak ik ook duidelijk: zoek die samenwerking; laat je stagiairs ook werkzaam zijn bij de sociale advocatuur. Ik tracht dit vraagstuk zo veel mogelijk niet alleen op de middellange of de lange termijn, maar nu al onder de aandacht te brengen. Dat is wat u mij vraagt. Ik heb dat niet vervat in papier, want papier is geduldig. Het is een kwestie van doen en van onder de aandacht brengen. Ik voel mij daar ook in gesteund door de sociale advocatuur, die dit uitsprak, en door het accent dat u op de sociale advocatuur legt, zo zeg ik tegen het Kamerlid Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Maar uit het rapport van Panteia van afgelopen zomer, dus het arbeidsmarktonderzoek naar de sociale advocatuur, blijkt ook dat er nu al grote problemen zijn. Die tekorten in bepaalde regio's zijn dus niet iets voor de lange termijn. De sociale advocatuur is nu al het vergrijzen, met alle respect, en de jonge aanwas stagneert. We moeten ons dus echt grote zorgen maken en er zijn dus zeker maatregelen nodig voor de korte termijn. En eigenlijk moeten we ook nu al kijken naar de tarieven. Laat ik het dan even heel concreet maken. Met de huidige inflatie nemen natuurlijk ook de grote kosten toe voor de sociaaladvocatenkantoren, bijvoorbeeld voor personeel en voor het kantoor. De tarieven gaan volgend jaar niet of nauwelijks omhoog als we de bestaande systematiek volgen. Wat is de minister bereid om te doen om de tarieven het komende jaar bij de tijd te houden, om nog grotere problemen dan er nu al zijn, te voorkomen? Daarna moet er nog heel veel meer gebeuren, maar we hebben het nu over het nu, dus over de tarieven in de sociale advocatuur. Ik wil niet dat we straks weer een commissie-Van der Meer hebben die zegt: er is veel te lang niks gedaan. Dan moeten we weer boos worden en met voorstellen en togaprotesten komen. We moeten nú voorkomen dat die tarieven weer uit de tijd gaan lopen.

Minister Weerwind:

Bij iedere nieuwe wetsaanpassing, wetswijziging, waar de sociale advocatuur een rol in speelt, wordt weer bekeken en herijkt wat de vergoeding voor de sociale advocatuur is. Per 1 januari 2022 hebben we ook een nieuwe vergoeding bepaald. U zegt dat er een inflatiecorrectie is. We gaan naar 2023 toe. Waar staat die sociale advocatuur? Dat geldt niet alleen voor de sociale advocatuur. Het geldt voor veel meer beroepen. Ik denk aan de gerechtsdeurwaarders, maar u kunt het lijstje zelf aanvullen. Ik ga niet de toezegging doen dat ik daar nu invulling aan kan en zal geven. Het probleem is wel nadrukkelijk onder mijn aandacht.

Voorzitter. Ik continueer, als u het goedvindt. Ik ben ingegaan op de rechtspraak. In Nederland hebben we goede rechters, die onafhankelijk rechtspreken. Als fundament van de rechtsstaat hebben we een rechtspraak nodig die voor iedereen bereikbaar is, ook digitaal, en die zaken rechtvaardig, zorgvuldig en op tijd behandelt. Zo vanzelfsprekend is dat niet. De rechtspraak heeft momenteel te maken met structurele opgaven zoals een hoge werkdruk, een groeiende uitstroom van rechters door het bereiken van de pensioenleeftijd en een grote digitaliseringsopgave. Daarnaast vergt de aanpak van de ondermijnende criminaliteit extra inzet van de rechtspraak. Het kabinet heeft daarom besloten om de begroting van de rechtspraak voor de periode 2023 tot en met 2025 structureel met ruim 155 miljoen euro te verhogen. Met deze extra middelen kan de rechtspraak voldoende rechters en ander personeel werven om zo de werkdruk te verlagen, te werken aan de achterstanden en de doorlooptijden te verkorten.

De heer Van der Staaij uitte ook al zijn zorgen over de doorlooptijden, zeker als er slachtoffers betrokken zijn. Ik deel dat met hem. En de heer Knops vroeg in dit kader om out-of-the-boxoplossingen. Bij de inspanningen om de doorlooptijden te verkorten kijkt de rechtspraak over de grenzen heen van het eigen apparaat. Samen met een extern bureau dat expertise heeft op het gebied van capaciteitsmanagement, werkt de rechtspraak aan professionalisering van het rooster- en planproces. Daarbij wordt ook gekeken naar ervaringen binnen de zorg, die een vergelijkbare logistiek heeft. Om daarvoor de juiste ICT-ondersteuning te realiseren is in deze begroting ook extra geld beschikbaar gesteld. Daarnaast wordt samen met promovendi op het gebied van operations management en operations research van de Universiteit Twente gewerkt aan een verbetering van de algehele capaciteitsplanning van de rechtspraak. Ook kijk ik naar de mogelijkheden om het supersnelrecht beter te benutten. Daarover is een vraag gesteld door het Kamerlid Ellian.

Daarnaast maken we het mogelijk dat in plaats van 80 nu 130 rechters per jaar instromen. Dit verdient ook een kritische noot, een hele kritische noot. Verschillende leden hebben in eerste termijn stilgestaan bij de grootschalige sepotactie in het arrondissement Gelderland. Ik heb vorige week tijdens het commissiedebat rechtspraak toegezegd uw Kamer over dergelijke acties te informeren. Ik sta hier met een zekere treurnis, want ik betreur het dat ik dit nu moet doen. Gisteren zijn mijn collega van JenV en ik geïnformeerd door het Openbaar Ministerie over een geplande oudezakenzitting op de rechtbank Noord-Holland op 1 december aanstaande. Het gaat om 82 zaken waarbij het Openbaar Ministerie naar verwachting niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het OM heeft op mijn vraag of ze de slachtoffers hebben geïnformeerd, geantwoord dat die inmiddels geïnformeerd zijn. Ik kan u verzekeren: dit is vers nieuws voor mij, maar ik ga op korte termijn in gesprek met het Openbaar Ministerie en de Raad voor de rechtspraak om hier nadere toelichting op te krijgen. Ik zal u daar nadrukkelijk van op de hoogte brengen.

De voorzitter:

Krijgen we dan een brief van u te zijner tijd?

Minister Weerwind:

Zeker, voorzitter.

De voorzitter:

En wanneer?

Minister Weerwind:

Nadat ik het gesprek met hen gevoerd hebt.

De voorzitter:

Dat lijkt me logisch.

Minister Weerwind:

Dat gesprek staat voor volgende week ingepland. Kort daarna, binnen twee of drie weken, ben ik voornemens de Kamer te informeren.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Dat scheelt weer een interruptie, meneer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Dank voor deze interventie. Dat scheelt weer, maar graag krijgen we dan ook een toelichting om wat voor type zaken het gaat. Graag de brief wat meer inhoud geven.

De voorzitter:

Een brief met inhoud.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mijn vraag is of we hiermee nu langzamerhand een landelijk totaalbeeld hebben. Er komen elke keer weer nieuwe verhalen naar buiten. Elke keer schaadt dat mogelijk ook weer het vertrouwen van burgers in de tijdigheid van de rechtspleging. Ik denk dat het heel belangrijk is om zo snel mogelijk zo goed mogelijk het totaalbeeld te hebben.

Minister Weerwind:

Ik begrijp dat dit wat aan de logistiek gaat veranderen, maar dat merk ik vanzelf. Ja, natuurlijk. U heeft daar gelijk in. Daarom zeg ik ook dat ik hier met een zwaar gemoed sta. Ik ben niet blij met dit nieuws. Ik zie ze als een belangrijke actor in de Nederlandse samenleving. U wilt van de rechtspraak ook weten hoe het ervoor staat in andere arrondissementen. Dat is een oude vraag die ik gesteld heb. Ik ben dan ook meer dan content met de vraag die de heer Ellian terecht stelde. Ik wil weten om welke zaken het gaat. Ik wil ook weten waarom het OM in deze zaken niet-ontvankelijk wordt verklaard. Ik wil weten hoe en wanneer de slachtoffers zijn betrokken. Ik heb allerlei vragen gesteld, ook over het soort zaken. Ik wil ook verder kijken naar de horizon. De vraag die u stelde, is de inhoud van het gesprek dat ik met hen ga voeren.

Terug naar de extra structurele investeringen van 155 miljoen euro. Hiermee kan de rechtspraak zich weer volledig richten op toegankelijke, tijdige en kwalitatief hoogstaande rechtspraak. Onder de noemer "maatschappelijk effectieve rechtspraak" beproeft de rechtspraak nieuwe werkwijzen op thema's als een eenvoudige civiele procedure, multiproblematiek, wijkrechtspraak en schulden. Ik denk dan bijvoorbeeld aan nabijheidsrechters, de Rotterdamse regelrechter, de wijkrechter in Den Haag of de Overijsselse overlegrechter. De eerste ervaringen met dit soort rechtspraak zijn positief, maar het vraagt wel een zorgvuldige aanpak om deze werkwijze landelijk toe te passen. Voor partijen van wie de nabijheidsrechter hun zaak behandelt, geldt namelijk een andere procedure dan bij een gewone rechtbank. Daarom heeft de rechtspraak een werkgroep ingesteld die zich bezighoudt met de vormgeving van het experiment. De verwachting is ook dat de concept-AMvB met daarin het experiment in het eerste kwartaal van 2023 in consultatie gaat. Ik heb dat al eerder toegezegd in een commissievergadering.

Voorzitter. Toegankelijke rechtspraak moet ook betaalbaar zijn, zoals ik eerder heb gesteld. De griffierechten zijn hoog voor sommige burgers en voor het midden- en kleinbedrijf. Daarom kent u de plannen voor een verlaging met 25%.

Dan de juridische beroepen. Op 6 oktober heb ik met uw Kamer gedebatteerd over de versterking van het toezicht op de advocatuur. Gelet op de bijzondere rol en positie van advocaten in onze rechtsstaat moet het toezicht op advocaten onafhankelijk van de Staat plaatsvinden. Over de precieze uitwerking vinden op dit moment nog gesprekken plaats met onder anderen vertegenwoordigers van de algemene raad, lokale dekens en het college van toezicht. Bij de uitwerking betrek ik ook de recente brief van 25 advocaten en oud-advocaten, wetenschappers en bestuurders. In het eerste kwartaal van 2023 informeer ik uw Kamer over de inrichting van het toezicht.

Voorzitter. Ik ga richting recidive en gevangeniswezen, het vierde onderwerp. Wie een strafbaar feit heeft begaan, mag daar niet mee wegkomen. Een humaan detentiebeleid staat daarbij voorop, met oog voor het slachtoffer, oog voor de dader en ook nadrukkelijk oog voor de maatschappij. Het is mijn stelligste overtuiging dat onder meer een humaan beleid recidive omlaag zal brengen. Dat zou ook het hoofddoel van een gevangenisstraf moeten zijn. 47% van alle gedetineerden recidiveert binnen twee jaar na detentie. Ik vind dat dat percentage omlaag moet, want alleen dat is de manier om Nederland daadwerkelijk duurzaam veiliger te krijgen. Gedetineerden moeten al tijdens hun detentie werken aan een toekomst zonder criminaliteit. Het hebben van werk, inkomen, onderdak, een schuldenaanpak, zorg en een identiteitsbewijs vermindert het recidiverisico. Gemeenten hebben hierin een belangrijke rol, hoe lastig dat soms ook is, zoals nu met het woningtekort.

Voorzitter. Laat ik een voorbeeld noemen dat ik tegenkwam tijdens een van mijn werkbezoeken. Wat is "humaan beleid"? Ik geef een voorbeeld van humaan beleid. De penitentiaire inrichtingen van Leeuwarden en Veenhuizen hebben een zogenoemde "vadervleugel". Daar mogen vaders vaker beeldbellen met hun kinderen. Ze leren er gezond koken en er is een familiekamer voor bezoek. De achterliggende gedachte, de ratio, is dat een gemotiveerde vader minder snel weer de fout in zal gaan als hij de samenleving ingaat. Opeens moet hij vanuit binnen de muren voorlezen aan zijn kinderen, horen hoe de rapportcijfers eruitzien et cetera, et cetera. Een bijkomend doel van deze aanpak is voorkomen dat een volgende generatie, dus de kinderen van een gedetineerde, net als vader of moeder het foute pad opgaat. Laat ik duidelijk zijn: niet iedere gedetineerde komt voor zoiets in aanmerking; je moet het wel verdienen.

Voorzitter. Driekwart van de detenties duurt kort: van een of enkele dagen tot drie maanden. Met name bij zeer korte detenties zal in de regel sprake zijn van lichtere delicten. Dan denk ik aan een winkeldiefstal, een belediging of een vernieling. Voor dergelijke delicten zijn alternatieve sancties mogelijk effectiever om recidive te voorkomen, terwijl er tegelijkertijd ook sprake is van vergelding en genoegdoening. In dit licht verken ik de mogelijkheden voor alternatieven voor detentie, of in de woorden van de heer Sneller: voor slimmer straffen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan elektronische detentie, een leerstraf voor volwassenen of een vervangende taakstraf. Voor de zomer van 2023 informeer ik uw Kamer over deze verkenning.

De heer Ellian (VVD):

De minister benoemt nadrukkelijk een heel belangrijk uitgangspunt, namelijk vergelding. Maar is enkel thuis moeten blijven nou echt vergelding? Zou de minister daarop willen reageren? Zou hij in die verkenning ook juist het mooie fenomeen van een beperkt beveiligde afdeling willen meenemen, waarbij een gedetineerde overdag werkt en 's avonds in de gevangenis zit? Want dat lijkt veel meer op vergelding. Is de minister het daarmee eens?

Minister Weerwind:

Thuis en de beperkt beveiligde afdelingen, de bba's: u hoorde mij nadrukkelijk stellen dat we iemand binnen de muren kunnen geven of binnen de muren van zijn huis in een beperkte cirkel. Daardoor blijven de resocialisatie en de re-integratie in stand, maar is en blijft de bewegingsvrijheid klein. U hoorde mij ook zeggen dat ik dit soort alternatieve, slimme straffen nadrukkelijk wil onderzoeken. Zijn het slimme straffen? Laat ik daar eens mee beginnen. Bij bepaalde vergrijpen kun je concluderen dat mensen misschien thuis kunnen blijven. Andere keren zeg je: nee, dit ligt zwaarder, dus dit vergt ook nog even bba, een beperkt beveiligde afdeling. Dat ga ik eerst onderzoeken en goed in kaart brengen. Natuurlijk moet ik dat eerst bespreken met de ministerraad en vervolgens ook met u.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik zou nog even in willen gaan op de recidivecijfers. In mijn eigen bijdrage gaf ik aan dat ik schrik van recidivecijfers van 70% bij Teylingereind in vergelijking met recidivecijfers van de kleinschalige voorzieningen in Noorwegen en ook met die van dat land zelf. De recidivecijfers zijn daar 20%. Ik heb een aantal heel concrete suggesties gedaan, zoals: "alternatieve straffen, tenzij" en het beter benutten van kleinschalige voorzieningen. Mijn vraag richt zich op het antwoord van de minister op mijn suggestie om een alternatieve straf inclusief een jeugdactieplan te maken. Het antwoord luidt dat de betrokken organisaties integrale nazorgafspraken maken. Ik wil graag van de minister weten — misschien moet dat schriftelijk teruggekoppeld worden — of hij inzichtelijk kan maken hoe vaak dat soort afspraken daadwerkelijk worden gemaakt in de praktijk, met al die relevante leefgebieden. Wat is de effectiviteit daarvan? Ik wil namelijk snappen waarom onze recidivecijfers zo hoog zijn. Wilt u dat dan via een Kamerbrief met ons delen? Want ik kan me best voorstellen dat u daar nu niet direct antwoord op kunt geven. Maar u triggert mij wel ...

De voorzitter:

De minister triggert mij wel ...

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Sorry, het spijt me. Ik betrapte mezelf erop dat ik hem direct aansprak, terwijl het via de voorzitter moet. Voorzitter, de minister triggert me met zijn antwoord dat de reclassering het al doet. Ik snap dan nog steeds niet waarom onze recidivecijfers zo hoog zijn. Ik wil dit gewoon graag inzichtelijk gemaakt krijgen.

Minister Weerwind:

Het is een mooi onderwerp dat door Kamerlid Mutluer wordt aangeraakt. Als ik praat over slimmer straffen en het hele stelsel tegen het licht houden, ga ik niet alleen bekijken hoe recidive is ontstaan en bij welke doelgroep, want we kunnen ook de gedetineerden weer in verschillende doelgroepen plaatsen. We bekijken ook: hoe kunnen we hem of haar begeleiden om daadwerkelijk weer een bijdrage aan onze Nederlandse samenleving te kunnen bieden? Dus ik bedoel absoluut geen abstract taalgebruik over integrale nazorgplannen en dergelijke. Ik hoor dat nu niet precies. Juist bij die notitie waarvan ik zeg "zo wil ik gaan kijken naar de werkelijkheid" maak ik nadrukkelijk de analyse. Eerst wil ik weten: wat is het probleem? Waarom hebben wij zulke hoge cijfers? Wat zijn de knoppen waar ik aan kan draaien en wat zouden de effecten zijn? Dan wil ik het ook gaan meten en in kaart brengen. Ik bedoel geen los zand, maar gewoon beleid dat gebaseerd is op feiten, waarbij je conclusies kan trekken en blijft bekijken of het ingezette beleid daadwerkelijk leidt tot maatschappelijke resultaten. Ik redeneer terug naar het grotere geheel, maar ook naar het kleinere geheel op microniveau. Die klus wil ik klaren in die notitie slimmer straffen, waar ik dit vraagstuk ook nadrukkelijk in meeneem.

Ik geloof dat ik mevrouw Mutluer trigger, voorzitter.

De voorzitter:

U triggert haar als een dolle. Daarom geef ik haar voor de laatste keer het woord, want dit is haar achtste interruptie.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nee, het is geen interruptie; het gaat er meer om of ik het goed heb begrepen.

De voorzitter:

Ha, ja, oké.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Moet ik het zien als een toezegging? Nee, voorzitter, het is geen vraag. Is dit een toezegging van de minister?

De voorzitter:

"Nee, het is geen vraag" … "Is het een toezegging?" Dat eindigt op een …

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Nee, maar ik moet 'm even goed snappen. Zegt de minister: ik doe een toezegging; wat betreft die jeugdigen en recidive onder jeugdigen ga ik bij u terugkomen en maak ik inzichtelijk hoe het gaat, ook met reclassering en nazorgafspraken die gemaakt worden? Als hij dat zegt, ben ik daar blij mee en hou ik gelukkig nog één vraag over.

De voorzitter:

Nou … Ik heb slecht nieuws voor u.

Minister Weerwind:

Voorzitter, ik heb dat gezegd.

De voorzitter:

Helder. Is de minister al klaar voor een afronding?

Minister Weerwind:

Haha, van mijn inleiding of in z'n totaliteit? Nee, voorzitter, ik moet u teleurstellen. Ik haast mij; dat had ik u toegezegd.

Voortgezet crimineel handelen vanuit detentie: ik wil het toch aanraken. Voor een specifieke groep criminelen ga ik het gevangenisregime juist strenger maken. Dit betreft de georganiseerde criminaliteit die met enorme macht en middelen geen methode lijkt te schuwen om de criminele praktijk vanuit detentie voort te zetten. Hiervoor komt een structurele investering van ruim 34 miljoen in 2023 en 24 miljoen vanaf 2024 vrij. Van het totale aantal gedetineerden, circa 9.000, hebben we het over een kleine groep. Ik kan hier aantallen noemen, maar laat ik dan ook meteen zeggen: de groep hele zware criminelen in Nederland is aanwezig en is groeiend. Gelet op hoe wij samenwerken, zie ik dat de politie steeds meer van deze zware criminelen ook arresteert, nee, aanhoudt, moet ik zeggen; ik moet de juiste bewoordingen bezigen. Ik voel in deze Kamer, zeker bij sommige Kamerleden, de urgentie om om te gaan met deze gedetineerden. Die deel ik. Ik wil dat ook verankeren in een wet. Ik wil dat het stevig en sterk staat en niet leidt tot verwarring. Daar zoek ik naar.

Ik zoom in op de ebi. Plaatsing in de ebi moet in mijn plannen mogelijk worden als gevolg van iemands rol of positie in een crimineel netwerk. Nu kan het alleen bij extreem vluchtgevaar of bij concrete aanwijzingen van voortgezet crimineel handelen. De plannen naar de toekomst toe zijn ook dat ik gedetineerden met een hoog risico strengere regels kan opleggen, zoals het beperken van het aantal belminuten en het aantal bezoekers. Ik wil de wet- en regelgeving wijzigen om dat mogelijk te maken.

De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming publiceert op korte termijn zijn advies hierover. De RSJ kijkt daarmee naar de verhouding tussen waarborgen van veiligheid en de positie van gedetineerden. Het advies van de RSJ zal ik zorgvuldig bestuderen. Onze reactie hierop wordt betrokken bij de definitieve wijziging van de zogenaamde Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Dit zal ook worden toegelicht bij die regeling. Daarnaast komt er spoedig een wetsvoorstel waarmee het mogelijk wordt om op individueel niveau nog verdergaande beperkingen op te leggen. U moet hierbij denken aan het volledig stilleggen van telefooncontacten of het verbieden van schriftelijke correspondentie. Met mijn collega, de minister van Justitie en Veiligheid, onderzoek ik hoe we dat juridische instrumentarium verder kunnen versterken. U weet dat wij zijn afgereisd naar Rome en Italië. Daar hebben we het systeem bekeken. We hebben het WODC ook gevraagd om met een vergelijkend onderzoek te komen. Ook dat soort ideeën neem je nadrukkelijk mee.

Voorzitter, ik wil naar het onderwerp levenslang.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Is het blokje gevangeniswezen voorbij? Begrijp ik dat goed?

Minister Weerwind:

Dat klopt.

De heer Ellian (VVD):

Ik heb de minister goed beluisterd. Het gaat mij om het volgende. Ik voelde ook wel wat steun in de beantwoording die wij dinsdagavond mochten ontvangen. Ter illustratie van de urgentie die de VVD op dit onderwerp voelt: in de beantwoording staat op pagina 14 "Tot en met augustus 2022 zitten er twaalf personen in de ebi", maar op pagina 121 staat "Op 31 augustus zitten er negen mensen in de ebi". Dat maakt niet uit. Daar zal iemand niet goed gekeken hebben. Dat kan gebeuren, maar het zegt iets over hoe we kijken naar deze categorie. Mijn vraag is: gaat de minister ook, als hij toch de positie van sommige gedetineerden gaat heroverwegen, meer mensen in de ebi zetten? In mijn bijdrage heb ik ook nadrukkelijk gevraagd hoe hij naar de gebouwelijke toekomst van de ebi kijkt.

Minister Weerwind:

Zowel naar de Nederlandse samenleving als naar gedetineerden toe heb ik in het schrijven dat ik de Kamer heb doen toekomen, in de categorisering aangegeven hoe ik gedetineerden tegen het licht wil houden, met de zogenaamde a-, b-, c-, en d-categorieën. Ik heb u daar kond van gedaan. Dat sluit zeker niet uit dat er nu nog gedetineerden zijn die wel degelijk in de ebi komen. Ik sluit ook niet uit dat het andersom moet zijn; laten we daar helder over zijn. Maar ik hou alles tegen het licht. De zwaarste criminelen verdienen het om juist onder het ebi-regime te vallen. U heeft ook gezien dat ik mijn verantwoordelijkheid niet schuw en dat ik, als mijn voorstellen gevolgd worden, nu bepaalde verantwoordelijkheden neerleg bij de minister, juist om die eenduidigheid en duidelijkheid te hebben en te kunnen sturen.

Dan ten aanzien van die fysieke gebouwen. Daar ben ik nog niet op ingegaan. Ook daarover heb ik me even goed laten informeren naar aanleiding van uw vragen. U inspireerde mij met Amerika. Ik ben ook geïnspireerd door wat er in het United Kingdom gebeurt en door wat er in Scandinavië gebeurt, met hele mooie recidivecijfers. Mevrouw Mutluer refereerde daar al aan. Ik zie dat ik het niet alleen moet zoeken in gebouwen, ondanks dat Amerikaans collega's aangeven dat ze hun bedenkingen hebben bij het ebi-gebouw. Zo heb ik uw woorden geïnterpreteerd, zeg ik tegen het Kamerlid Ellian. Ik wil leren van het buitenland en dus ook van Amerika. Daartoe ben ik bereid. Ik ga daar zeker mijn licht bij opsteken. Daar ga ik niet naartoe reizen, maar wij hebben onze bronnen om die informatie te achterhalen. Dan kijken we vervolgens: hoe hebben we het in Nederland? Misschien hebben we het soms goed of zelfs beter geregeld. Ik sluit dat niet uit.

De heer Ellian (VVD):

Zeker. Je kunt altijd van anderen leren. Sommige dingen doen we overigens hartstikke goed in Nederland. Laat ik dat ook …

Minister Weerwind:

Nog excuses voor die rekenfout in mijn beantwoording. U moet mij daarop aankijken.

De heer Ellian (VVD):

Het maakt mij niet uit. Gelet op veiligheidsoverwegingen doet het er niet toe hoeveel het er zijn. Het begint vol te raken, ook dankzij de inspanningen van uw collega naast u. Maar dan toch even het volgende. De Afdelingen Intensief Toezicht vormen een belangrijk onderdeel van het beleid van deze minister. Ik heb in de beantwoording van de minister niet gehoord — ik heb daar wel het een en ander over gelezen — wat nu maakt dat de minister zo veel vertrouwen heeft in de Afdelingen Intensief Toezicht, waarin gewoon sprake is van onderling contact, bewegingen door de gehele gevangenis en elke dag communicatie? Daar zitten kopstukken. Ik ga geen namen noemen, want ik heb al genoeg gezeik aan m'n hoofd, om het maar even plat uit te drukken.

De voorzitter:

Dat is wel erg plat, ja.

De heer Ellian (VVD):

Dat mag af en toe. De luisteraar zal snappen wat ik bedoel. Daar zitten figuren in die gevaarlijk zijn. Ik wil horen van de minister wat we nou gaan doen met deze figuren. Gaan die straks in een ebi terechtkomen, en gaat de crème de la crème misschien naar een andere, afgesloten plek, waar niemand last van ze heeft? Of blijven we voortkabbelen op de problematische weg die we nu bewandelen? Eigenlijk kunnen we dat niet eens "een weg" noemen.

Minister Weerwind:

Allereerst wil ik ook vanuit mijn positie eens een compliment maken in de richting van de heer Ellian, die dit onderwerp in de praktijk bestudeerd heeft en vervolgens met allerlei suggesties is gekomen die mijn beleid steunen en versterken op vele onderdelen. Laat ik dat eens uitspreken in uw richting. Wij verschillen soms echter van mening over de Afdeling Intensief Toezicht. Ik heb er nu drie en ik wil er in 2023 een vierde bij. Die wordt volgend jaar in gebruik genomen. Ik heb haast. Ik wil zakendoen. Een belangrijk doel van de Afdeling Intensief Toezicht is om voortgezet crimineel handelen te voorkomen. Hoe gebeurt dat op de AIT? Gedetineerden worden op kleine afdelingen geplaatst met meer personeelsleden per gedetineerde dan op reguliere afdelingen. Het dagprogramma wordt gecompartimenteerd uitgevoerd, zodat gedetineerden met een beperkt aantal medegedetineerden in contact komen. Contacten van de gedetineerde worden door het personeel intensief gemonitord en waar nodig beperkt. Ik noemde daarmee enkele kernelementen van de Afdeling Intensief Toezicht.

Er zijn niet alleen criminele kopstukken. Er komt ook een generatie aan die dat wil worden, maar die er nog niet zit. Juist die kan ik kwijt in de Afdeling Intensief Toezicht. Daarnaast gaan de echt zware jongens en meisjes, als ik het even zo mag formuleren, richting de ebi. Zo werkt het regime. Daar zetten onze functionarissen van de DJI zich keihard voor in. Ik ondersteun ze daarbij van harte. U mag van mij verwachten dat ik dat nauwgezet blijf volgen, maar ik weet dat u mij ook scherp houdt in dit dossier.

Voorzitter, mag ik continueren?

De voorzitter:

Graag.

Minister Weerwind:

Voorzitter. Levenslang. In Nederland is de levenslange gevangenisstraf de zwaarste straf. Levenslang is in beginsel levenslang. Levenslang gestraften hebben wel recht op perspectief op vrijlating en de mogelijkheid van een herbeoordeling. Dat recht hebben wij bediscussieerd in een commissiedebat. Het vloeit voort uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Graag benadruk ik dat de herbeoordeling geen garantie biedt op vrijlating. Het biedt de mogelijkheid daartoe. Als er goede redenen zijn om de straf voort te zetten, bijvoorbeeld omdat de veroordeelde nog steeds gevaarlijk is, dan wordt de straf voortgezet. Voor de zomer heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik een specifieke regeling voor voorwaardelijke invrijheidsstelling voor levenslang gestraften wil ontwikkelen, waarbij de rechter alle beslissingen neemt. Ik ben mij ervan bewust dat dit een ingrijpend voorstel is. De uitwerking ervan vergt uiterste zorgvuldigheid, waarbij de positie van slachtoffers en nabestaanden nadrukkelijk wordt meegenomen. Zoals toegezegd in het commissiedebat van 5 oktober, leg ik het wetsvoorstel eind 2023 aan uw Kamer voor.

Voorzitter. Dan iets over het befaamde PwC-onderzoek en de Dienst Justitiële Inrichtingen. PwC concludeerde deze zomer dat de taken en middelen van DJI onvoldoende met elkaar in evenwicht zijn. Het gat van 400 miljoen pak ik nu deels op door extra investeringen van 210 miljoen en deels door het treffen van vier maatregelen, zoals u bekend is. Het waren moeilijke beslissingen om te nemen. Ook nu weer moet ik de heer Ellian erkentelijk zijn voor de waardering die hij hiervoor uitsprak. Bij het zoeken naar oplossingen stonden de volgende uitgangspunten voor mij voorop: geen sluitingen van p.i.'s, geen ontslagen, geen verhoging van de werkdruk en voortzetting van een humaan detentiebeleid. De veiligheid van medewerkers, justitiabelen en de samenleving staat centraal en zal altijd centraal blijven staan. Ik heb hierbij expliciet oog gehad voor het DJI-personeel, dat zich elke dag weer inzet voor de veiligheid van de samenleving. Ik wil hier dan ook een compliment aan hen maken voor de betrokkenheid die zij tonen in de uitvoering van hun werk en voor de betrokkenheid bij dit proces. Dat geldt ook voor de vakbonden en de ondernemingsraad. Ik kan u verzekeren dat wij indringende gesprekken hebben gevoerd, maar ze hebben wel bijgedragen aan de oplossingen.

Voorzitter. Er zijn mij vragen gesteld over de aanpak van jeugdcriminaliteit en preventie. Het is noodzakelijk dat wij samen met gemeenten en partners aandacht blijven houden voor jongeren die een verkeerde afslag dreigen te nemen. Mevrouw Michon-Derkzen en mevrouw Mutluer vroegen hier terecht aandacht voor. Wij richten ons met name op wijken waar, tegen de landelijke trend in, de jeugdcriminaliteit heviger wordt. Op dit moment worden negentien gemeenten ondersteund vanuit het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid in een brede, domeinoverstijgende wijkaanpak.

Aan mevrouw Van der Werf kan ik melden dat er voor nog een nader te bepalen aantal kleine en middelgrote gemeenten die te maken hebben met hardnekkige of specifieke jeugdcriminaliteit, middelen beschikbaar zijn die zij flexibel kunnen inzetten. Zo kunnen we zorgen voor de begeleiding van jongeren bij het vinden van werk en de aanpak van schulden. Voor effectieve en kansrijke interventies werken wij aan een landelijke dekking. Om de kans te verkleinen dat jongeren toch opnieuw de fout ingaan, straffen we op maat. Dat betekent licht waar het kan, zoals een Halt-afdoening of een taakstraf, maar stevig waar het nodig is. Wanneer het nodig is om preventieve hechtenis of jeugddetentie op te leggen, kijk ik inderdaad naar de justitiële jeugdinrichting of de Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd. Ik zag dat het Kamerlid Mutluer daar een groot voorstander van is.

Er werd gevraagd naar maatwerk. Ik kan mij geheel vinden in de suggestie van mevrouw Kuik en mevrouw Mutluer voor specialistisch jongerenwerk. Het bestaat en met succes. Voor jongeren met meer complexe problemen die een hoger risico lopen om op het criminele pad te belanden, zijn er goede praktijkvoorbeelden van meer gespecialiseerde vormen van jongerenwerk vanuit bijvoorbeeld de steden Rotterdam, Tilburg en Arnhem. Het kabinet zal hierin blijven investeren. Dank voor het Parool-artikel. Ik heb dat goed gelezen.

Voorzitter. Ik kom op de uithuisplaatsingen, tot slot. Ik kan kort zijn, want ik heb u 1 november geschreven over de voortgang. De kern hiervan is dat er een aanpak is ontwikkeld. Die aanpak staat en is gericht op erkenning, inzicht en oplossingen voor ouders en kinderen. Het uitgangspunt is dat regie bij de ouders en kinderen ligt. Hun wensen vormen het vertrekpunt en zijn daarmee ook de focus voor de ondersteuning. De heer Azarkan vroeg mij dan ook: waar focus je op? Ik focus mij op de ouders en kinderen. Zij staan centraal en dat lijkt mij de enige juiste focus.

Zoals u weet, werk ik sinds maart met een ondersteuningsteam. We ondersteunen nu ruim 200 ouders. Daar vallen vele kinderen onder. Eerst wordt gekeken naar de erkenning en hulp waar men behoefte aan heeft. Daar zijn maatwerk en doorzettingsvermogen voor nodig. Ik spreek de leden van het ondersteuningsteam tweemaandelijks en zij bieden dat ook. Leidt die ondersteuning tot concrete resultaten? Ja. Contact met kinderen wordt hersteld. Dat is een van de punten die men wil. Ook wil men weten: wat is mij nou overkomen en gebeurd? Dat is terugrekenen. Ook de zorg die nodig is voor ouders en/of kinderen komt tot stand. In sommige gevallen kunnen kinderen die uit huis zijn geplaatst, veilig terug naar huis. Er zijn nu acht terugplaatsingen sinds het ondersteuningsteam aan de slag is.

Tot slot noem ik de resultaten van het eerste deelonderzoek van de inspectie op basis van de CBS-analyses. De inspectie heeft geconcludeerd dat de toeslagenaffaire de kans op een kinderbeschermingsmaatregel niet heeft vergroot. Ik zie dat als een belangrijke nuancering van het beeld dat uithuisplaatsingen het gevolg zouden zijn van de toeslagenaffaire. Wel maakt het onderzoek nog eens duidelijk dat door de toeslagenaffaire een al hele kwetsbare groep mensen getroffen is en dat is zeer pijnlijk. Het onderzoek sluit zeker niet uit dat er gedupeerde gezinnen zijn die als gevolg van de kinderopvangtoeslagaffaire zodanig in de problemen zijn gekomen dat een kinderbeschermingsmaatregel volgde. Ik blijf daarom ondersteuning bieden.

Voorzitter, ik ga nog in op de slachtoffers en dan ben ik bij het eind van mijn betoog. Het is goed dat slachtoffers de afgelopen jaren veel nieuwe rechten hebben gekregen in het strafbestel. Op een dag als vandaag wil ik daarbij memoreren hoe indrukwekkend het was om ruim 100 nabestaanden hun spreekrecht te zien uitoefenen in het MH17-proces. Terwijl ik met u spreek, vindt daar op dit moment wellicht de uitspraak van de rechter plaats. Ik weet het niet, omdat ik met u in gesprek ben. Drie weken lang luisterde de rechtbank naar de vaak schrijnende verhalen over de gevolgen van de ramp. Het spreekrecht is dan ook een belangrijk recht om erkenning te krijgen als slachtoffer of nabestaande.

De heer Eerdmans vroeg mij dit recht uit te breiden, zodat slachtoffers ook na de strafeis het woord kunnen krijgen. Een uitbreiding is echter hiervoor niet nodig, aangezien de rechter ook nu al de mogelijkheid heeft om het slachtoffer op een later moment het woord geven.

De uitoefening van slachtofferrechten vraagt wel wat van de uitvoeringsorganisaties. Daarom richt ik mij nu op het zo goed mogelijk kunnen uitvoeren van deze rechten en voorzieningen. Ik ben daarop ingegaan in mijn Meerjarenagenda Slachtofferbeleid.

Voorzitter. Ik bevestig richting het Kamerlid Ellian dat er een wettelijke regeling van procesaanspraken zal worden opgenomen in het nieuwe Wetboek van Strafvordering.

Voorzitter, tot zover mijn bijdrage.

De voorzitter:

Hartelijk gewaardeerd. Tot zover de termijn van het kabinet.

Minister Weerwind:

Amendementen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, amendementen nog even. De heer Van Nispen heeft nog een inhoudelijke vraag.

De heer Van Nispen (SP):

In de beantwoording is de minister ingegaan op de, vind ik, schrijnende zaak van de heer Noordhoven en mevrouw Butink, tegen wie de overheid in hoger beroep en in cassatie gaat. Dat had niet gehoeven. Deze mensen hebben de zaak tegen de overheid gewonnen. Dat heeft hen al bloed, zweet en tranen gekost. Zij hebben gewonnen, maar de overheid gaat toch tegen hen in beroep en daarmee worden hun belangen eigenlijk vermorzeld, vind ik. De belangen van het geld lijken boven de belangen van de mensen gesteld te worden. De minister zegt tegen ons in de schriftelijke beantwoording: nee, maar het gaat ons helemaal niet om het geld. Nou, als dat zo is, kan hier gewoon een keuze gemaakt worden. Dan kan ook gezegd worden: we berusten als Staat, wij hoeven dit niet te doen en we gaan nu de belangen van deze mensen vooropstellen. Dat zou de minister kunnen doen. En als de minister dat niet doet, als hij dat niet toe kan zeggen — ik hoop dat hij dat opnieuw in overweging gaat nemen; hij zou dus ook kunnen zeggen dat hij daar nogmaals over gaat nadenken — hoop ik dat de minister deze mensen op een andere manier in hun belangen tegemoet kan komen. Dat is wat ik de minister nadrukkelijk vraag.

Minister Weerwind:

Juist over deze casus — we praten nooit over individuele casuïstiek, maar deze is alom bekend — heb ik mij diep gebogen. Ik heb scherp gekeken naar wat hier nu gebeurd is, naar wat de uitspraak is en hoe deze tot stand gekomen is. Als een uitspraak tot stand komt op basis van de kennis van nu, dan klopt die niet. Hij moet worden beoordeeld op basis van de kennis van toen, de kennis die er destijds was. Dat is niet gebeurd. Ik zie dat deze casus niet op zichzelf staat. Er zitten meerdere mensen in een soortgelijke situatie. Dat wil ik ook nadrukkelijk meewegen. Het gaat mij namelijk ook om de rechtszekerheid die ik wil bieden met een duidelijke uitspraak. Daarom ben ik uit principe in cassatie gegaan. Vervolgens heb ik vanuit dat principe niet zomaar een brief bij de betrokkene op de mat laten vallen. Nu ga ik naar het microniveau. Ik heb ook gesteld: mevrouw moet gebeld worden. Er is contact geweest met haar advocaat. Ik heb ook gesteld dat we moeten uitleggen waarom het ministerie dit doet en wat hierachter zit. Het gesprek is deze week nog door mevrouw aanvaard. Ik ga dan dat gesprek aan. Ik besteed dus aandacht aan de macrogevolgen op lange termijn en ik kijk ook naar het individu.

De voorzitter:

Prima. Dan de amendementen.

Minister Weerwind:

Ik mag naar de amendementen toe? Oké. Ik zie daar een bilateraaltje in de zaal.

De voorzitter:

Ja, ik moet het ook even volgen.

Minister Weerwind:

Ik start met het amendement van mevrouw Van der Plas van BBB. Ik heb de nummers niet. Is dat het amendement op stuk nr. 14 (36200-VI)? Kan dat kloppen?

De voorzitter:

Ja.

Minister Weerwind:

Mijn appreciatie is dat ik het amendement ontraad. Het nieuwe Wetboek van Strafvordering levert een bijdrage aan een betere bestrijding van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. De middelen die in mijn begroting staan voor het Wetboek van Strafvordering, zijn volledig nodig voor de implementatie daarvan. Door de middelen hiervandaan over te hevelen naar het ministerie van BZK wordt een gat in mijn begroting geslagen voor de komende jaren waarin het implementatietraject wordt uitgevoerd. Daarnaast zijn de gemeenten waar u deze middelen aan wilt besteden, niet gebaat bij een incidentele verhoging van het budget voor ondermijning. Ik kan dan ook niet anders dan het amendement ontraden.

Dan het amendement op stuk nr. 20 van de heer Van Nispen. Hij beoogt met het amendement geld vrij te maken voor de reclassering in verband met de inflatie. Voor nieuwe cao-afspraken geldt de rijksbrede afspraak om deze via de loon- en prijsbijstelling te compenseren. Wij zijn in gesprek met de reclassering over de middelen voor de productie van 2023. Conform de huidige kostprijzen kan in de subsidieaanvragen worden voorzien. Het amendement veronderstelt dat middelen die bedoeld zijn voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering, over zullen blijven. Ik heb net aangegeven dat dit niet het geval is. Ik ontraad dus het amendement.

De voorzitter:

Helder.

De heer Van Nispen (SP):

Over die dekking kunnen we het inderdaad hebben. Ik veronderstelde dat er geld zou overblijven, maar als er een betere dekking gevonden kan worden, hoor ik dat graag van de minister. Maar het gaat hier over het belang van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, waar de minister van Justitie en Veiligheid terecht warme woorden over heeft gesproken. Ook de reclassering heeft natuurlijk een nadrukkelijke rol ten opzichte van die verharding en die complexere vormen van criminaliteit. Dat is voor de reclassering een gigantische uitdaging. Met de huidige kosten van de inflatie heeft dat grote gevolgen voor hun bedrijfsvoering. Zij worden pas achteraf gecompenseerd voor de inflatie. Ze staan dus voor het komende jaar letterlijk voor de keuze: gaan wij fatsoenlijke lonen betalen aan ons personeel, onze medewerkers, ook om straks misschien wel protesten en stakingen te voorkomen, of kiezen wij ervoor om meer mensen aan te nemen, zodat de werkdruk omlaag kan? Maar dan kun je dat andere weer niet doen. Dat is een onmogelijke keuze. Dat snapt de minister ook wel, denk ik. Ik vind dat we hen niet voor die keuze moeten stellen. Ik vraag de minister heel nadrukkelijk om toch een manier te vinden om de reclassering tegemoet te kunnen komen.

Minister Weerwind:

Ik hoor de argumentatie van de heer Van Nispen. Die respecteer en waardeer ik. Ik blijf op mijn standpunt staan ten aanzien van het amendement, maar ik wil wel met de directeur van de reclassering, de heer Bac, het goede gesprek voeren. Ik wil van hem horen of er problemen zijn, want in de ontmoetingen met hem heb ik die vooralsnog niet zo gehoord. Ik ga dus wel even op onderzoek uit, maar ik ontraad het amendement.

De voorzitter:

Ja.

Minister Weerwind:

Het amendement van de heer Ellian op stuk nr. 50. Wederom waardeer ik het dat de indiener van het amendement meedenkt over de veiligheid en bereikbaarheid van de PI Vught. En inderdaad, hij heeft het rapport buitengewoon goed bekeken. De inspectie constateert dat het entreegebouw van de PI Vught niet volstaat. Daarom wordt hard gewerkt aan de realisatie van een nieuw entreegebouw. De realisatie staat dan ook gepland. Tot die tijd worden andere zichtbare en onzichtbare maatregelen genomen. Ik lees het amendement zo dat er dekking moet komen uit reeds toegekende middelen voor de aanpak van ondermijning tijdens detentie en berechting. Ik zie dit dan ook als ondersteuning van het gevoerde beleid. Dan kan ik niet anders dan het amendement oordeel Kamer geven.

Voorzitter. Volgens mij waren dat mijn amendementen. Of ik moet iets over het hoofd zien.

De voorzitter:

Op stuk nr. 51 nog.

Minister Weerwind:

Dat is een amendement van BBB, dacht ik.

De voorzitter:

Nee, van de heer Sneller over cybercrime. Dat is later gekomen. We gaan het in de tweede termijn horen. De heer Ellian.

De heer Ellian (VVD):

Ik durf eigenlijk bijna niet meer na de handgebaren van de voorzitter. Maar toch, om misverstanden te voorkomen: ondersteuning van welk beleid? Het amendement verandert de wet, de begroting. Wat bedoelt de minister met "ondersteuning"?

Minister Weerwind:

Ik lees het amendement zo dat u de ebi als zodanig, de toegang, veiliger wilt maken. Zo heb ik het geïnterpreteerd. Ik zie dat als een punt van aandacht en zorg. Daarom zie ik dat als ondersteuning en heb ik positief gereageerd op dit amendement.

De voorzitter:

Ja, wees blij. Trek de champagne open, zou ik zeggen. De heer Knops.

De heer Knops (CDA):

Een punt van orde, voorzitter. "Ondersteuning beleid" kennen we niet meer. Het is ontraden, oordeel Kamer of overnemen.

De voorzitter:

Ja, maar hij heeft het omarmd, dus hij zegt oordeel Kamer met als motivatie dat het ondersteuning beleid is.

Dit was de termijn van de regering. Altijd scherp, meneer Knops. Bestaat er behoefte aan een tweede termijn? Ja? Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik had nog 1 minuut en 40 seconden over van gisteren.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. En u heeft allemaal de aanbevelingen gelezen van de commissie-Van der Staaij. Meneer Van der Staaij is ook aanwezig. Daar staat onder andere in: gij zult uw aantal moties beperken. Dat gaat u allemaal vandaag in de praktijk brengen. Ik vóél dat. Mevrouw Helder gaat het als eerste bewijzen.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Mevrouw Helder is altijd heel beperkt in haar moties, maar deze keer breekt zij met die trend. Maar ik wil beginnen met een serieuze noot. Ik wil de nabestaanden van de ramp met de MH17 sterkte wensen op deze dag dat de uitspraak wordt gedaan. De rechter is al aan de uitspraak begonnen. Ik hoop dat het enige gemoedsrust kan geven.

Dan onze begroting. Ik begin met een kijktip: het tv-programma Bureau Arnhem. Ik spits dat nu toe op de problematiek van de verwarde personen. De voorbeelden die je dan ziet, brengen mij tot de conclusie dat de tijd van praten voorbij is. Ik ben het zat dat de politie de eerst aangesproken partij is. De politie is 24/7 in touw en komt toch wel. Als ze moeten optreden, is soms de inzet van het stroomstootwapen nodig. Dat levert kritiek op en talloze filmpjes op social media. Als ze niks doen, levert dat ook weer kritiek op. In 2021 waren er maar liefst 130.177 meldingen oftewel 357 meldingen per dag. Dan kun je ook niet meer verwachten dat wijkagenten op straat nog hun werk kunnen doen. Kortom, er moeten afdwingbare regels komen die de politie op dit punt ontlasten. Dan is de vraag aan de minister: is zij dat met mij eens? Wij als politiek hebben hier wat mij betreft ook in gefaald, zodat de praktijk — dan citeer ik even de minister — het zelf maar is gaan regelen. Maar ik vind dat wij hier op z'n minst een duit in het zakje moeten doen.

Voorzitter, dan de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het budgetrecht van het parlement is beperkt tot het amenderingsrecht op het totaalbudget van de politie;

constaterende dat de Raad van State op verzoek van de Kamer naar aanleiding van een aangenomen motie heeft aangegeven dat het binnen de randvoorwaarden van de Politiewet mogelijk is om begrotingsartikel 31. Politie uit te splitsen in vijf of zes begrotingsartikelen, waarmee het inzicht en de controle van de Kamer worden vergroot;

verzoekt de regering om begrotingsartikel 31. Politie uit te splitsen in meerdere begrotingsartikelen conform het advies van de Raad van State,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 52 (36200-VI).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter, dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Team Bedreigde Politici de intake en de screening doet in het geval van bedreigingen van politici en door opvolging te geven aan strafbare bedreigingen en het zeker stellen van bewijs bijdraagt aan de bestuurlijke weerbaarheid van personen die werken aan onze rechtsstaat;

constaterende dat het aantal meldingen sinds 2015 is vervijfvoudigd en tot september van dit jaar al boven de 1.000 uitkomt;

constaterende dat de meldingen en de onderzoeken steeds meer tijd in beslag nemen, omdat de bedreigingen veelal (anoniem) worden geuit via sociale media;

verzoekt de regering in 2023, 2024 en 2025 extra geld ter beschikking te stellen zodat het Team Bedreigde Politici dit belangrijke werk op een adequaat niveau kan blijven uitvoeren, dit te dekken vanuit artikel 92. Nog onverdeeld, en de Kamer hierover tijdig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Helder en Wilders.

Zij krijgt nr. 53 (36200-VI).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dan de Veteranenwet voor de politie. Het stelsel beroepsziekten is veel te weinig en het eeuwig duren en traineren van de afhandeling van de PTSS-dossiers moet stoppen. Oud-korpschef Bouman noemde het vergoeden van immateriële schade van agenten die met PTSS uitvallen "een ereschuld". En kijk hoe de huidige korpsleiding met haar mensen omgaat! Daarom dus de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ten behoeve van militairen wettelijke regels zijn vastgelegd omtrent de bijzondere zorgplicht voor veteranen, de zogenoemde Veteranenwet;

constaterende dat voor politieagenten dergelijke rechten niet zijn vastgelegd in een wet, maar dat slechts sprake is van een regeling omtrent hun rechtspositie die geen wettelijke zorgplicht omvat, terwijl vaststaat dat er sprake is van een hoogrisicoberoep;

van mening dat politieagenten recht hebben op vergelijkbare zorg en rechten zoals die voor de militairen wettelijk zijn vastgelegd;

verzoekt de regering om voor politieagenten een vergelijkbare wet als de Veteranenwet op te stellen dan wel de Veteranenwet zodanig aan te passen dat politieagenten ook onder de werking van die wet vallen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.

Zij krijgt nr. 54 (36200-VI).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Op het punt van waardering van onze agenten heb ik ook het taakstrafverbod bij geweld tegen agenten, brandweerlieden en ambulancepersoneel genoemd. Ondanks het verwerpen van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zet ik deze strijd voort. Gezien de antwoorden van de minister merk ik op dat zij zich ook beraadt — daar ben ik blij om — op hoe verder te gaan op dit punt. Ter ondersteuning nog een motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Wet uitbreiding taakstrafverbod (35528) onlangs door de Eerste Kamer is verworpen;

van mening dat geweld tegen politieagenten, brandweerlieden en ambulancepersoneel, ofwel hulpverleners in de frontlinie, die geen stap terug kunnen doen wanneer zij met geweld worden geconfronteerd, onacceptabel is;

van mening dat geweld tegen hen derhalve altijd bestraft dient te worden met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf;

verzoekt de regering de betreffende wetsartikelen in het Wetboek van Strafrecht zo aan te passen dat alle geweldsdelicten tegen politieagenten, brandweerlieden of ambulancepersoneel niet meer kunnen worden bestraft met alleen een taakstraf, geldboete en/of voorwaardelijke gevangenisstraf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.

Zij krijgt nr. 55 (36200-VI).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter, ik heb een laatste motie. Die is ter ondersteuning van de minister, die terecht aangaf dat de hoofddoek niet bij het politie-uniform hoort omdat dit uniform neutraal dient te zijn, en ook om een einde te maken aan de politieke discussie, waar onze agenten inderdaad ten onrechte in worden betrokken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Gedragscode lifestyle-neutraliteit is vastgelegd dat de politieambtenaar zich dient te onthouden van uitingen, toevoegingen en/of versierselen aan het uniform die afbreuk doen aan de neutrale houding;

constaterende dat door of namens de korpsleiding telkens de indruk wordt gewekt dat een hoofddoek bij het uniform, al dan niet in de (nabije) toekomst, wel mogelijk zou moeten zijn;

van mening dat onverkort dient te worden vastgehouden aan de neutraliteit van het politie-uniform en dat hier geen enkele ruimte is voor het toevoegen van religieuze symbolen, omdat dit afbreuk doet aan de vereiste neutrale uitstraling van politieambtenaren, die de overheid vertegenwoordigen in de uitoefening van hun functie;

verzoekt de regering het dragen van een hoofddoek door politieambtenaren tegen te gaan door het aanpassen dan wel aanvullen van de ter zake geldende regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder.

Zij krijgt nr. 56 (36200-VI).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Dan rest mij nog om de minister voor Rechtsbescherming wijsheid toe te wensen bij de beoordeling van het gratieverzoek van politiemoordenaar Bennie S. Ik benadruk nog maar eens dat hij achter tralies dient te blijven voor de gemoedsrust van de ouders van het slachtoffer en de politieagenten.

Tot slot, voorzitter. Ik spreek mijn dank vanaf deze plek weer even uit richting onze politieagenten. Er is een aantal dat mij altijd van nuttig advies voorziet. Ik ga graag op werkbezoek bij de politie. Het is altijd weer een genoegen. Als ik hun namen allemaal zou noemen, ga ik nog verder over mijn spreektijd heen. Ik hoop dus dat zij hier voldoende waardering uit putten.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef woord aan de heer Markuszower, eveneens van de fractie van de PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter. De minister had beter importeur kunnen worden, dan was ze nu een rijke vrouw geweest. Ze heeft namelijk 57 terroristen geïmporteerd uit IS-gebied sinds zij minister is. Veel erger is dat op last van mevrouw Kaag en de D66-fractie de VVD door de pomp is gegaan. Daardoor blijven de poorten van asiel openstaan en is het onmogelijk voor dit ministersduo om de veiligheid van Nederland te garanderen. Asielzoekers plegen namelijk minimaal 4.000 misdrijven per jaar. Een op de drie verdachten in Nederland is van niet-westerse afkomst. De helft van onze gevangenissen is gevuld met niet-westerse allochtonen. Zolang er geen asielstop is, kan deze minister de veiligheid van Nederland niet garanderen. Ik zeg dit nadrukkelijk tegen de VVD-fractie, die door de pomp is gegaan. De veiligheid kan zeker niet gegarandeerd worden als ze tussentijds constant terroristen uit IS-gebied haalt. Daarom dien ik de volgende motie in over die IS-terroristen. Als je de schriftelijke beantwoording goed leest, zie je namelijk dat de minister ongeveer 35 van die terroristen kwijt is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat islamitisch terrorisme nog altijd de grootste bedreiging vormt voor onze nationale veiligheid;

overwegende dat islamitische terroristen nooit meer vrij rond zouden moeten lopen in de maatschappij;

verzoekt de regering dat islamitische terroristen altijd levenslang gestraft worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 57 (36200-VI).

Ik laat één piepklein vraagje toe, maar geen hele verhandelingen, meneer Azarkan.

De heer Azarkan (DENK):

Het is een beetje een obsessie van de heer Markuszower om te focussen op de afkomst van mensen. Zegt de heer Markuszower dat als er tienduizenden misdrijven worden gepleegd, hij zich alleen focust op het deel dat toe te schrijven is aan mensen waarvan de opa's en oma's ooit deze kant op zijn gekomen? Stel dat hij zijn zin krijgt met een asielstop, maakt dat Nederland dan veilig?

De heer Markuszower (PVV):

Het maakt Nederland 4.000 misdrijven veiliger.

De voorzitter:

Oké, prima.

De heer Azarkan (DENK):

Maar die andere dan? Maakt het voor het slachtoffer uit wie het misdrijf pleegt?

De voorzitter:

Tot zover.

De heer Markuszower (PVV):

Ik weet het niet, maar tien min vier is zes. Dus als je tien misdrijven hebt per jaar en je haalt er vier af, zijn er nog maar zes over.

De voorzitter:

Prima. Gaat u verder met uw volgende motie.

De heer Markuszower (PVV):

Dat is de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel gewelds- en zedendelicten verjaren;

overwegende dat dit niet alleen onverteerbaar is voor de slachtoffers, maar dat hiermee ook ontvluchten wordt beloond;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de verjaringstermijnen van alle gewelds- en zedenmisdrijven worden afgeschaft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower.

Zij krijgt nr. 58 (36200-VI).

De heer Markuszower (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan mevrouw Michon-Derkzen van de VVD.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier met minder moties dan ik dacht te zullen staan; dat wil ik gezegd hebben.

De voorzitter:

Dat siert u.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik dank beide ministers hartelijk voor de beantwoording. Dit is de eerste begroting van deze nieuwe ploeg. Ik vond het een verademing om te luisteren naar de scherpte en de directheid waarmee is beantwoord. Vanaf deze plek dank ik ook alle ambtenaren, want ik weet als geen ander hoe hard hieraan gewerkt wordt. Het is weer een huzarenstukje. Knap werk!

Voorzitter. Ik heb vier moties. De eerste ziet toe op de maatschappelijke onrust, waarover de minister in stevige bewoordingen heeft gesproken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er sinds enkele jaren een toename is van incidenten waarbij onder het mom van een niet-aangekondigde demonstratie sprake is geweest van vormen van intimidatie, bedreiging, vernieling, geweld en gevaar voor de veiligheid van de luchtvaart;

overwegende dat iedere vorm van intimidatie, vernieling, bedreiging en geweld bij demonstraties onaanvaardbaar is;

overwegende dat een burgemeester op grond van de Wet openbare manifestaties een demonstratie slechts mag beperken ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden, en dat bij concrete signalen hiervan de lokale driehoek hard moet optreden;

overwegende dat een burgemeester op dit moment niet beperkend kan optreden om de enkele reden dat demonstranten niet hebben voldaan aan hun kennisgevingsplicht;

overwegende dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om demonstraties in goede banen te leiden wanneer niet is voldaan aan de kennisgevingsplicht;

van mening dat de inhoud van de demonstratie geen enkele rol speelt bij het inkaderen van het recht op demonstratie;

verzoekt de regering te onderzoeken in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen of het huidige instrumentarium van de Wet openbare manifestaties om demonstraties te beperken voldoende aansluit bij de verantwoordelijkheid van burgemeesters, en de Kamer hierover te informeren in de eerste helft van 2023,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 59 (36200-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Voorzitter. Dan een tweetal moties die toezien op onze agenten, waar ik ongelofelijk trots op ben, zoals velen vandaag al hebben gezegd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet na succesvolle pilots is overgegaan tot de aanschaf van stroomstootwapens voor de politie;

overwegende dat uit de pilots is gebleken dat er een sterk de-escalerende werking uitgaat van het stroomstootwapen en dat dreigen met het wapen in veel gevallen voldoende is voor een succesvolle aanhouding of het afwenden van direct gevaar;

overwegende dat begin 2023 ongeveer 17.000 politiemedewerkers opgeleid en bevoegd zijn om het stroomstootwapen te gebruiken;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat alle opgeleide en bevoegde politiemedewerkers in de noodhulp tijdens hun dienst ook daadwerkelijk een stroomstootwapen ter beschikking kunnen krijgen;

verzoekt de regering voor de komende jaren hiervoor voldoende structurele middelen beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen, Eerdmans, Helder, Van der Staaij en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 60 (36200-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Mijn tweede motie die ziet op de agenten, is de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Openbaar Ministerie in 2022 noodgedwongen een aantal keren heeft moeten besluiten om een groot aantal zaken te seponeren wegens een gebrek aan zittingscapaciteit;

overwegende dat dergelijke sepotbeslissingen fnuikend zijn voor het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat;

overwegende dat dergelijke sepotbeslissingen ook fnuikend zijn voor het vertrouwen van politieagenten, nu zij doorgaans vele uren besteden aan zaken die vervolgens zonder inhoudelijke behandeling worden geseponeerd;

overwegende dat op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (de wet-Mulder) een aantal veelvoorkomende lichte strafbare feiten door de politie onder gezag van het OM kunnen worden afgehandeld;

van mening dat de politie meer mogelijkheden moet krijgen om veelvoorkomende lichte strafbare feiten via een Mulder-achtige procedure af te doen of wanneer de definitie van Muldergedragingen zou worden verruimd;

verzoekt de regering in overleg te treden met de politie en het Openbaar Ministerie om te bezien welke maatregelen kunnen worden getroffen om de politie mogelijkheden te geven om meer lik-op-stukbeleid vorm te geven en daarmee het Openbaar Ministerie en de rechtspraak te ontlasten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen, Knops, Van der Staaij en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 61 (36200-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Terecht word ik erop gewezen dat mijn vorige motie, over het stroomstootwapen — nu moet ik nóg een keer dat vreselijke woord zeggen — mede is ingediend door de heer Eerdmans, mevrouw Helder, de heer Van der Staaij en mevrouw Van der Plas. Dank voor deze hulp.

Mijn laatste motie gaat over de poortwachtersfunctie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet met de aanpak criminele geldstromen een belangrijke stap zet om verdienmodellen van de georganiseerde criminaliteit onderuit te halen;

overwegende dat op grond van de Wwft verschillende beroepsgroepen, zoals de advocatuur, banken, notarissen, makelaars, accountants, antiquairs en moneytransferorganisaties, verplicht zijn om ongebruikelijke transacties te melden aan de FIU en daarmee een poortwachtersfunctie vervullen;

overwegende dat deze poortwachtersfunctie essentieel is bij het versterken van de aanpak criminele geldstromen;

constaterende dat sommige beroepsgroepen hun wettelijke verplichtingen beter nakomen dan andere beroepsgroepen en dat het toezicht op de naleving van wettelijke verplichtingen per beroepsgroep zeer verschilt;

constaterende dat versnippering van het toezicht op poortwachters niet bijdraagt aan een integrale aanpak van criminele geldstromen;

verzoekt de minister van Justitie en Veiligheid in het kader van de aanpak criminele geldstromen zichtbaarder en inzichtelijker te maken hoe verschillende beroepsgroepen op dit moment invulling geven aan hun poortwachtersfunctie op grond van de Wwft, en in 2023 met voorstellen te komen om het toezicht op poortwachters integraal te verbeteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Michon-Derkzen, Mutluer, Bikker, Van der Staaij en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 62 (36200-VI).

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan gaan we luisteren naar de heer Ellian van de fractie van de VVD.

De heer Ellian (VVD):

Dank, voorzitter. In de eerste plaats een woord van dank aan beide bewindspersonen. Dank voor deze prettige bespreking van uw eerste begroting. Ik hou daar in ieder geval een prettig gevoel aan over. Ook een woord van dank aan al diegenen die het nu mogelijk maken dat wij dit op inhoud kunnen doen. Ik weet hoeveel mensen meeluisteren, hier en op het departement. Ik wil ook het volgende zeggen. Het is mijn rol als controleur en medewetgever om scherp te zijn en soms kritisch te zijn, te luisteren naar anderen en zelf met voorstellen te komen, maar dat neemt niet weg dat ik altijd waardering heb voor al diegenen die elke dag bezig zijn met deze inhoud.

Voorzitter. Ik heb twee moties. Ik zal ze kort toelichten. Eén ding wil ik duidelijk benadrukken. Ik ben niet tegen de Afdelingen Intensief Toezicht. Wel heeft de VVD wat bedenkingen bij de mate van veiligheid die een Afdeling Intensief Toezicht kan bieden afhankelijk van het type gedetineerde dat je daar plaatst. Datzelfde geldt overigens in zekere zin voor de extra beveiligde inrichting, met dien verstande dat daar op dit moment personen zijn. Die zal ik gewoon benoemen, omdat ik ook vind dat je niet moet wegkijken als een vorm van kwaad je aankijkt. De ebi is kostbaar. We hebben er op dit moment maar één; dat hoef ik de minister niet uit te leggen. We moeten dus voorzichtig omgaan met die capaciteit. Dat brengt ook de vraag mee, indachtig mijn ervaringen vanuit onder andere Amerika, of we er niet goed aan doen om sommige mensen op een aparte plek te zetten. Dat ter toelichting op mijn beide moties. Ik zal ze nu voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Afdelingen Intensief Toezicht op dit moment geen helder en uniform beveiligings- en gevangenisregime kennen;

constaterende dat zowel in de extra beveiligde inrichting als de Afdelingen Intensief Toezicht criminele kopstukken van diverse criminele samenwerkingsverbanden zijn gedetineerd;

overwegende dat ten aanzien van criminele kopstukken geen risico's genomen mogen worden ten aanzien van communicatie met andere gedetineerden alsmede de buitenwereld;

verzoekt de regering om per direct:

  • -een uniform beveiligings- en detentieregime voor de Afdelingen Intensief Toezicht te creëren waarbij volledige controle van communicatie het uitgangspunt is;

  • -te realiseren dat criminele kopstukken zo veel mogelijk in de ebi geplaatst worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 63 (36200-VI).

De heer Ellian (VVD):

Met de volgende motie wordt uitdrukkelijk beoogd dat goed gekeken wordt wie er nu in die AIT's zitten en of je die niet eventueel in de ebi moet zetten. En in die ebi zijn er twee of drie personen waarvan je zou moeten kijken of ze niet naar iets nog compacters toe kunnen, waardoor je een soort nieuwe miniketen creëert.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ter uitvoering van de motie-Ellian (24587, nr. 844) de regering een ebi-plusregime heeft voorgesteld om de zwaarste categorie criminele kopstukken te detineren;

overwegende dat deze categorie criminele kopstukken zoals Ridouan Taghi en Willem Holleeder zo gevaarlijk is dat zij in een aparte ebi-waardige locatie geplaatst zouden moeten worden, zodat ook kostbare capaciteit in de ebi vrijkomt;

constaterende dat het volledig ontmantelen van het crimineel samenwerkingsverband van Ridouan Taghi het uitgangspunt is en diverse aanhoudingen al verricht zijn;

overwegende dat concentratie van gedetineerden uit hetzelfde criminele samenwerkingsverband en/of familieleden zeer ongewenst is;

verzoekt de regering:

  • -te onderzoeken of een aparte (tijdelijke) locatie voor de ebi-pluscategorie gevonden kan worden;

  • -te onderzoeken waar op korte termijn hoogbeveiligde cellen gerealiseerd zouden kunnen worden om spreiding te creëren;

  • -hierover de Kamer binnen twee maanden te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ellian.

Zij krijgt nr. 64 (36200-VI).

De heer Ellian (VVD):

En u bedankt, voorzitter, voor het voorzitten en voor alle ondersteuning.

De voorzitter:

Ik was er toch. Dan de heer Van Nispen van de fractie van de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Geen van beide ministers is ingegaan op mijn betoog dat het beter is het kapitalisme af te schaffen. Ik neem dus aan dat ze dat omarmen en ik zie de voorstellen graag tegemoet. Dan hoef ik daar geen motie over in te dienen.

De voorzitter:

U heeft ze gewoon overtuigd, denk ik.

De heer Van Nispen (SP):

Zo is het. Maar ik heb wel andere moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het onderzoek De arbeidsmarkt voor de Sociale Advocatuur geconcludeerd wordt dat de arbeidsmarkttekorten die zich op niet al te lange termijn in de sociale advocatuur voordoen bijzonder problematisch zijn, waardoor in bepaalde regio's nog maar weinig sociaal advocaten actief zullen zijn;

overwegende dat het onderzoek tevens concludeert dat de positie van de sociale advocatuur en de advocaten zal moeten verbeteren om de rechtsbijstand voor kwetsbare groepen op peil te houden en dat het onderzoek diverse concrete oplossingsrichtingen aandraagt;

spreekt uit dat de toegang tot het recht van fundamenteel belang is in onze rechtsstaat en derhalve het behoud en de versterking van de sociale advocatuur een overheidstaak is;

verzoekt de regering zo snel mogelijk met een plan voor de sociale advocatuur te komen, met voorstellen voor de korte en (middel)lange termijn, en daarbij de oplossingsrichtingen uit het genoemde onderzoek nadrukkelijk te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Mutluer, Bromet en Azarkan.

Zij krijgt nr. 65 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie gemiddeld meer dan 356 meldingen per dag krijgt over mensen met verward gedrag, dit aantal al jaren toeneemt en dit zwaar drukt op de inzet van politieagenten;

constaterende dat de politie niet toegerust is om zorg te verlenen aan mensen met ggz-problematiek en dit primair aan zorgverleners is, wat voor deze mensen, de betrokken agenten en de samenleving beter zou zijn;

verzoekt de regering op korte termijn met concrete voorstellen te komen om de zorg voor personen met verward gedrag te verbeteren en daarmee de druk op de politiecapaciteit te verlichten, en daarbij de voorstellen uit de notitie "Het politiewerk en mensen met verward gedrag" in overweging te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Van der Staaij, Knops, Mutluer en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 66 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in een eerdere motie (29517, nr. 203) reeds heeft uitgesproken dat veiligheidsregio's af zouden moeten zien van de harde maatregel dat maximaal twintig jaar in repressieve brandweerfunctie mag worden gewerkt, omdat een sociaal bedoelde afspraak uit het verleden zo uit dreigde te pakken dat jonge mensen gedwongen zouden moeten stoppen met hun waardevolle brandweerwerk voor de samenleving;

constaterende dat er inmiddels afspraken liggen tussen werkgevers en werknemers over de mogelijkheid dat brandweerlieden die dat kunnen en willen langer dan twintig jaar in hun functie kunnen blijven werken, in ieder geval tot de resultaten van een meerjarig onderzoek naar de brandweerfunctie bekend zijn;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk brandweerlieden behouden blijven, door dit uitstel van het tweede loopbaanbeleid te omarmen, de werkgevers op te roepen dat ze conform deze afspraken gaan handelen en deze mogelijkheid per direct en actief uit te gaan dragen, zodat iedereen die dat wil en kan de komende jaren bij de brandweer kan blijven werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Van der Werf.

Zij krijgt nr. 67 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vorige minister van Justitie en Veiligheid beloofde dat alle schade ontstaan tijdens de coronarellen verhaald zou worden op de daders, maar dat hier in de praktijk weinig van terecht is gekomen;

overwegende dat de rechtbank Amsterdam in 28 zaken rondom de coronarellen als bijzondere voorwaarde heeft opgelegd dat de veroordeelde een geldbedrag moet storten in een speciaal door de gemeente Amsterdam opgericht fonds;

van mening dat het goed zou zijn als rechters in het hele land veroordeelden kunnen sommeren om geld te storten in een algemeen fonds, als niet volledig duidelijk is voor welk gedeelte van de aangerichte schade iemand verantwoordelijk is, maar wel duidelijk is dat iemand betrokken is geweest bij het veroorzaken van schade aan private dan wel openbare eigendommen;

verzoekt de regering een landelijk fonds in het leven te roepen waarmee het mogelijk wordt dat rechters als bijzondere voorwaarde kunnen opleggen dat veroordeelden een door de rechter te bepalen bedrag moeten storten in het fonds, ter vergoeding van schade aan gedupeerden en gemeenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Knops.

Zij krijgt nr. 68 (36200-VI).

De heer Van Nispen (SP):

Dan tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat criminelen de Nederlandse financiële sector, en met name de banken- en trustsector, misbruiken om hun criminele winsten wit te wassen en weg te sluizen;

overwegende dat het de overheid op dit moment onvoldoende lukt om criminelen in hun portemonnee te raken, waardoor criminaliteit helaas te vaak loont;

van mening dat de overheid fors moet investeren in het financieel volgen en verstoren van criminelen, zodat beter onderzoek gedaan kan worden naar criminele geldstromen, maar bijvoorbeeld ook zodat van elke strafzaak een afpakzaak gemaakt kan worden;

verzoekt de regering banken en trustkantoren extra te belasten en deze belastingopbrengsten te investeren in de financiële opsporing en vervolging van criminelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 69 (36200-VI).

De heer Van Nispen (SP):

Ik dank u nogmaals heel hartelijk.

De voorzitter:

Dank u. Mevrouw Van der Werf van D66.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter, ik heb twee minuten, zie ik. Ik had er toch vijf in totaal?

De voorzitter:

U wilt er vijf van maken?

Mevrouw Van der Werf (D66):

U gaf gisteren aan dat het er vijf waren.

De voorzitter:

Oké, ja, dat kan. Uw wil is wet.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dat ging snel, voorzitter.

De voorzitter:

Maar u moet het zelf maar met uw fractiesecretaris regelen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Oké.

De voorzitter:

Want met diegene gaat u een probleem krijgen, maar goed.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dank aan de ministers voor de beantwoording. Ik ga snel door. Ik ben blij dat de minister van JenV de urgentie deelt wat betreft het tekort aan forensisch artsen, maar daar moet nu ook een oplossing voor komen. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het schrijnende tekort aan forensisch artsen grote gevolgen heeft voor de lijkschouw, het forensisch medisch onderzoek en de medische arrestantenzorg, waarbij onder andere het veiligstellen van sporen bij seksueel geweld en kindermishandeling in gevaar komt;

constaterende dat de aanpak van de capaciteitstekorten vraagt om een reorganisatie bij de GGD'en, zodat zij volwaardige dienstverbanden, een aantrekkelijk takenpakket en goede arbeidsvoorwaarden aan forensisch artsen en verpleegkundigen kunnen bieden;

overwegende dat de ministers van JenV, VWS en BZK in 2021 aan de Kamer hebben aangeven dat er structureel 20 miljoen euro nodig is voor de noodzakelijke versterking van de forensische geneeskunde;

constaterende dat de minister van Justitie en Veiligheid tot dusver heeft voorzien in bijna de helft van de benodigde structurele middelen;

constaterende dat de noodzakelijke versterking een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van de ministers van JenV, VWS en BZK;

verzoekt de regering voor de jaren 2024 en verder voldoende structurele middelen beschikbaar te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Werf, Michon-Derkzen, Mutluer en Van der Staaij.

Zij krijgt nr. 70 (36200-VI).

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter. Ik had ook een motie in voorbereiding over de middelen voor het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme, maar in plaats daarvan dien ik het amendement dat collega Bikker heeft voorgesteld voor de extra middelen voor 2023 graag mede in.

Collega Helder heeft zojuist mede namens ons een motie ingediend om het begrotingsartikel over de politie verder uit te splitsen, want het is eigenlijk gek dat het grootste artikel op de begroting nu een "alles of niets"-constructie heeft, dus van harte steun van D66 voor dit voorstel om het budgetrecht van de Kamer met dit voorstel beter tot zijn recht te laten komen.

Ook de motie van de heer Van Nispen van de SP over de 20 jaarregeling bij de brandweer heb ik meegetekend, want we kunnen het ons niet veroorloven om brandweerprofessionals die kunnen en willen blijven werken, weg te sturen.

Collega Mutluer zal namens mij ook nog een motie indienen om de lokale aanpak van ondermijning beter te verankeren. Als raadslid in Den Haag heb ik zelf een nota ingediend waarmee de basis is gelegd voor de huidige ondermijningsaanpak daar. Ik ben ervan overtuigd dat ons gezamenlijke voorstel daar een stap verder in gaat zetten.

Tot slot. Van harte steun voor de motie van mevrouw Van der Plas om meer recht te doen aan het platteland als het gaat om de politiesterkte. Complimenten voor haar en haar medewerker voor het grondige uitzoekwerk! Deze motie dien ik graag mede in.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. Dan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. Als alle plannen die in deze begroting staan, komend jaar daadwerkelijk worden uitgevoerd en als al die investeringen worden gedaan, dan denk ik dat de rechtsstaat daar sterker uit zal komen. Op één punt werd ik het niet eens met de minister van Justitie. Dat gaat over het weerbaarder maken van de democratische rechtsstaat. Daarom dien ik één motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het een urgente opdracht is om de Nederlandse democratische rechtsstaat weerbaarder te maken tegen antidemocratische krachten;

overwegende dat de verschillende organisaties die hierin een verantwoordelijkheid hebben ook juridisch voldoende toegerust moeten worden om hun rol adequaat te kunnen vervullen;

overwegende dat de Wet op de politieke partijen, de Wpp, hierin een belangrijke toevoeging zal betekenen, maar nog geruime tijd op zich laat wachten;

verzoekt de regering om te doen wat in haar macht ligt om de behandeling van de Wpp zoveel mogelijk te bespoedigen;

verzoekt de regering tevens om tot het moment van inwerkingtreding van de Wet op de politieke partijen de uitzonderingsclausule voor politieke partijen voor artikel 2:20 BW over de ontbinding van rechtspersonen te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 71 (35200-VI).

Is dat niet een wet van Binnenlandse Zaken?

De heer Sneller (D66):

De Wet op de politieke partijen wel, maar voor het Burgerlijk Wetboek is de minister voor Rechtsbescherming verantwoordelijk. En het wetsvoorstel is ook ...

De voorzitter:

Nou ja, goed, u begon over de Wet op de politieke partijen. Daar wilt u vaart achter zetten. Dat is redelijk, maar het is een beetje vreemd om dat bij dit debat in te brengen, lijkt mij. Maar goed, dat staat u vrij.

De heer Van Nispen (SP):

Nog los van dat punt, inderdaad, snap ik niet goed hoe je een uitzonderingsclausule die in een wet staat nu snel, hapsnap, toch zou willen wijzigen. Is dat werkelijk wat D66 wil? Is het wel verstandig om het op deze manier te doen? Want D66 laadt hiermee toch de verdenking op zich dat het hier specifiek gaat om uitlatingen van één bepaalde politieke partij, waar ik overigens ook van alles van vind, hè? Laat daar geen misverstand over bestaan. Maar is dat nou verstandig en gaan we hiermee nou mensen in de samenleving overtuigen die misschien wel twijfelen of wat dan ook? Vindt de heer Sneller het nou een erg verstandig voorstel om dit nu op deze manier te doen, zonder dat daar een fundamenteel, principieel debat over is geweest met alle betrokkenen, zoals de Raad van State en noem het maar op?

De heer Sneller (D66):

Dat debat is er natuurlijk geweest bij het wetsvoorstel. In het licht van afwachten — want de Wet op de politieke partijen komt er bijna aan — is toen gezegd: laten we het nu uitzonderen. Maar dat duurt zo lang dat ik zeg: het is verstandig om die gereedschapskist nu uit te breiden.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het echt een buitengewoon onzorgvuldige manier van voorstellen doen. Dat ben ik eigenlijk niet van D66 gewend. Dus ik heb toch de indruk dat het hier gaat om een stunt of iets wat in de media gebracht moest worden en nu een vervolg moet krijgen met een motie. Kijk, dat je de regering tot spoed maant met de discussie over de Wet op de politieke partijen, kan ik goed volgen. Dat debat gaan we voeren. Maar om hier nou met een motie te komen en iets te willen uitzonderen waarmee je het toch voorzien hebt op één bepaalde politieke partij, vind ik echt onzorgvuldig en ook onverstandig.

De heer Sneller (D66):

U weet dat ik de feedback en de kritiek van de heer Van Nispen altijd serieus neem, dus ook deze neem ik ter harte. Maar wij zijn natuurlijk al sinds juni 2019 dat wetsvoorstel aan het aanjagen. Als het pas eind dit jaar — zoals nu wordt aangekondigd — in consultatie gaat, weet de heer Van Nispen dat het bij een wet die zo omvangrijk is, nog heel lang gaat duren. De vraag is of je in de tussentijd deze mogelijkheid het OM wil ontzeggen.

De voorzitter:

Kort, kort.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, afrondend. Hoe ziet wat de heer Sneller nu voorstelt er nou precies wetstechnisch uit? Ik bedoel niet de Wet op de politieke partijen. Daarbij maant hij de regering tot spoed. Ik bedoel specifiek die uitzondering: hoe ziet die er wetstechnisch uit en vergt dat een apart wetgevingstraject? Ik hoor daar graag de uitleg van de heer Sneller over.

De heer Sneller (D66):

Nee, het vergt geen nieuw wetgevingstraject, want dan zou het eigenlijk hetzelfde doen als de Wet op de politieke partijen. Nee, dit is uiteindelijk iets wat het kabinet kan besluiten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik heb hierbij nog wel het punt dat nu de suggestie lijkt te bestaan dat er in artikel 2:20 nu geen mogelijkheid is ten aanzien van politieke partijen. Maar kan de heer Sneller bevestigen dat dat wel het geval is, dat artikel 2:20 nu ook al op politieke partijen ziet? Ziet hij ook niet het risico dat als we nu ineens een heel rommelig traject hebben rond wetsvoorstellen die nog gaande zijn, we een zorgvuldige behandeling van dit onderwerp doorkruisen?

De heer Sneller (D66):

Ten eerste: ja, de heer Van der Staaij heeft er helemaal gelijk in dat het geen principieel ander verhaal is, maar een bevoegdheid die het Openbaar Ministerie al heeft voor lid 1 van artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek. Alleen, de uitwerking en de uitbreiding naar de leden 2 en 3 is niet van toepassing verklaard. Dat is eigenlijk de enige aanpassing. Ik hoop dat we dat zo snel mogelijk kunnen doen, maar dat we wel die Wet op de politieke partijen in al z'n omvangrijkheid heel serieus gaan behandelen. Maar er worden heel veel verschillende dingen in geregeld, die ook weer allemaal tijd zullen vragen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Tot slot. Nogmaals, het vraagt natuurlijk een veel uitgebreidere discussie. Ik zag dat mooie boek dat u had meegenomen nog liggen: Lage drempels, hoge dijken. Daarin worden er natuurlijk ook beschouwingen aan gewijd. Maar het viel me op, ook in het rapport van de staatscommissie, dat er nadrukkelijk over een escalatieladder wordt gesproken, waarbij ten opzichte van politieke partijen of organisaties waarover zorg bestaat, nog altijd eerst de stafrechtelijke procedures aan de orde zijn. Dat is ten opzichte van uitlatingen van personen die die organisatie of die politieke partij vormgeven. Twee: bestuurlijke maatregelen. En dan pas komt die kwestie van een partijverbod aan de orde. Dus ziet hij niet ook het risico dat door nu heel erg hierop te focussen, het lijkt alsof we nu met de handen in het haar zitten omdat er geen mogelijkheid is om in te grijpen?

De heer Sneller (D66):

Nee, dat risico zie ik niet. Ik zeg alleen: we zouden die gereedschapskist moeten uitbreiden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik wil daar nog graag iets aan toevoegen. Afgelopen week hebben toonaangevende mensen het gehad over die uitspraken, onder wie bijvoorbeeld Mona Keijzer. Zij gaf ook wel aan: ik denk dat als je dit zo gaat doen, je een heel grote groep mensen nog verder van je af gaat drijven. Ook andere mensen zeiden: dit soort dingen moet je eigenlijk ook in een publiek debat bespreken. Dat betreft dus ook de uitspraak van de heer Van Meijeren, die zei "we hebben de aantallen". Maar dit zijn dingen die in een publiek debat thuishoren. Ik ben bang dat dit mensen nog verder gaat afdrijven, dat het zorgt voor nog meer polarisatie, en dat die mensen zich nog meer gaan afscheiden van de maatschappij, waardoor je helemaal niet meer met ze in gesprek kan. Hoe ziet de heer Sneller dat?

De heer Sneller (D66):

Dan verschillen wij gewoon principieel van mening over de vraag of een partijverbod wel of niet aan de orde kan zijn, maar dat is op zich een discussie die niet nieuw is. Ik neem er kennis van dat wij daarbij aan de andere kant staan.

Mevrouw Helder (PVV):

Voor de Handelingen wil ik toch ook even een duit in het zakje doen. Het gaat erom dat je artikel 20 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek hebt, op basis waarvan je rechtspersonen kan verbieden. Bij een wet zijn onlangs twee leden aan dat artikel toegevoegd. Dat is Kamerstuk 35366, voor de liefhebber. Daarmee wordt verduidelijkt wanneer er sprake is van schending van de openbare orde of een gevaar voor de rechtsstaat — nou zeg ik het even in spreektaal — waarbij je een rechtspersoon kan verbieden. Dat is ter verduidelijking van lid 1. Dat wetsvoorstel is aangenomen. We hebben de Wet op de politieke partijen, maar dat speelt later. Maar in het wetsvoorstel dat is aangenomen, staat heel sneaky dat de uitzondering, namelijk het verbod op politieke partijen, bij koninklijk besluit kan worden weggehaald. Daarvan zei professor Voermans: met één streep kan je dat weghalen. Dan kun je dus inderdaad op basis van artikel 20 van Boek 2 rechtspersonen en dus ook politieke partijen verbieden. En omdat een koninklijk besluit geen oordeel vraagt van de Tweede Kamer, en ook niet van de Eerste Kamer, zoals dat bij wetgeving normaal gaat, vind ik dat sowieso al in strijd met de democratie, met iedereen die hier gekozen is. Om dat er hier ook dan nog bij motie in te fietsen … De heer Sneller gaat over zijn eigen inbreng, maar ik wil opmerken dat mijn partij daartegen zal stemmen.

De heer Sneller (D66):

Met alle respect, voor iemand die in de inleiding zegt het voor de zorgvuldigheid te gaan duiden: hiermee wordt geen enkele partij verboden en ook de regering kan geen enkele partij verbieden. Hiermee wordt slechts een grondslag gecreëerd. Volgens mij illustreert collega Helder juist dat dit daar inderdaad stond bij de wetsbehandeling. Vervolgens kan je inderdaad zeggen: het kabinet kan het zelf besluiten. Dat is wel heel summier. Maar zou het dan niet goed zijn dat de Kamer zich daarover uit kan spreken, zoals bijvoorbeeld met deze motie?

Mevrouw Helder (PVV):

Nee, de Kamer moet zich bij motie niet uitspreken over wetgeving. Het gaat er hier om — dat heb ik aangeduid — dat je normaal wetgeving maakt, zoals bij de Wet op de politieke partijen. Dan is er een heel voorbereidingsproces. Dat loop inderdaad allang. Over een wetsvoorstel komt na advies van de Raad van State, waar uw fractie ook altijd heel veel belang aan hecht, in de Tweede Kamer een debat. Wordt dat aangenomen, dan heeft de Eerste Kamer er een debat over. In het wetsvoorstel dat is aangenomen met Kamerstuk 35366, waarin die gronden zijn aangevuld, staat in één keer dat de uitzondering van politieke partijen bij koninklijk besluit kan worden weggehaald. Daarvan heb ik namens mijn fractie dus gezegd: dat is helemaal niet democratisch, want dan wordt de Tweede Kamer niet geconsulteerd en de Eerste Kamer ook niet. Dat vinden wij dus zodanig ondemocratisch dat je dat al niet moet doen. Daarom hebben we ook tegen die wet gestemd. En nu vraagt u ook nog bij motie — zo lees ik de motie — om dat koninklijk besluit in werking te stellen, en daarmee dus het verbod op politieke partijen mogelijk te maken via een aangenomen wetsvoorstel. Dat vind ik toch wel twee bruggen te ver.

De heer Sneller (D66):

Dat mevrouw Helder en haar fractie tot een minderheid behoorden bij de behandeling van die wet in formele zin terwijl die wel is aangenomen, is geen reden om vervolgens te zeggen dat het ondemocratisch is. Dat koninklijke besluit zat in de wet; dat zei mevrouw Helder net ook.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook een woord van dank van mijn kant richting de beide bewindspersonen voor het mogelijk maken van een zeer memorabele eerste begroting van mij als Kamerlid. U snapt dat ik een viertal moties heb, waarvan een tweetal over jeugdigen en een tweetal over veilige wijken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jongerenwerkers eraan kunnen bijdragen dat kwetsbare jongeren uit de criminaliteit blijven;

van mening dat het reguliere jongerenwerk niet is toegerust op de specifieke groep van "2%" van de risicojongeren die ernstig probleemgedrag vertoont en misdrijven pleegt;

van mening dat naast regulier jongerenwerk in de praktijk ook behoefte is aan specialistisch jongerenwerk;

verzoekt de regering te laten onderzoeken hoe invulling moet worden gegeven aan genoemd specialistisch jongerenwerk dat kan bijdragen aan het voorkomen dat jongeren opnieuw misdrijven begaan, en daarover de Kamer binnen zes maanden te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Kuik, Ellemeet, Sylvana Simons en Bikker.

Zij krijgt nr. 72 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jongeren op grond van een strafrechtelijke titel in een Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd kunnen worden geplaatst;

overwegende dat het aantal plaatsen in kleinschalige voorzieningen beperkt is en bovendien niet benut wordt;

overwegende dat de verantwoordelijke inspecties hebben laten weten dat reguliere jeugdgevangenissen niet kunnen voorzien in een passende behandeling en een verantwoord verblijf voor jonge delinquenten;

verzoekt de regering de huidige capaciteit van deze kleinschalige voorzieningen beter te benutten en te bezien of de capaciteit dan wel het aantal van deze voorzieningen kan worden uitgebreid, en de Kamer hier uiterlijk in het eerste kwartaal van 2023 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Ellemeet.

Zij krijgt nr. 73 (36200-VI).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Mevrouw Van der Werf heeft de volgende motie al aangekondigd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat meerdere economische branches in wijken in het bijzonder kwetsbaar zijn voor infiltratie door criminelen;

van mening dat het voor gemeenten lastig blijkt om hier barrières tegen op te werpen vanwege een tekort aan capaciteit, afdoende budget en gebrek aan effectieve regelgeving;

verzoekt de regering in samenspraak met gemeenten in kaart te brengen welke branches het meest kwetsbaar zijn en/of met de meeste problemen te kampen hebben als het gaat om malafide ondernemingen;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of er aanvullende regelgeving dan wel een wettelijke basis nodig is om ervoor te zorgen dat malafide ondernemers uit kwetsbare wijken geweerd kunnen worden, hierbij gebruik te maken van de kracht van de economische branche zelf, en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer, Van der Werf, Ellemeet en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 74 (36200-VI).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat burgers beter in staat moeten worden gesteld om op een laagdrempelige, snelle en effectieve manier melding te doen van misdrijven waarmee zij geconfronteerd worden;

van mening dat de bestaande 112NL-app mogelijk verbeterd kan worden, lerende van de toepassingen van een smartphone-app zoals Spanje hiervoor inzet, om daarmee mensen in een benarde positie te helpen;

verzoekt de regering te onderzoeken of en hoe een smartphone-app kan bijdragen aan een verbetering van een snel en adequaat optreden van de politie en de veiligheid van burgers kan dienen, hierbij de privacy in acht te nemen alsmede de mogelijke risico's bij de toepassing van de app,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mutluer en Knops.

Zij krijgt nr. 75 (36200-VI).

Dank u wel. Dan de heer Knops van de fractie van het CDA.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Dank aan beide bewindslieden en de staatssecretaris, die met onze toestemming al vertrokken is, voor de beantwoording van de gestelde vragen en via hen aan alle mensen die zich in de veiligheids- en justitiesector dagelijks inzetten voor onze veiligheid.

Voorzitter. Ik kan en wil er niet omheen. De veroordelingen in het MH17-proces zijn een eerste stap op weg naar gerechtigheid. Dit waren de mensen achter de aanslag. Ze zijn nu veroordeeld. De zoektocht naar wat er op 17 juli 2014 precies gebeurde en wie daarbij betrokken zijn geweest, gaat ook na vandaag door. De nabestaanden van de 298 passagiers wachten al acht jaar op antwoorden. Hun leven is voor altijd getekend door deze verschrikkelijke daad. Dat leed kan nooit meer ongedaan gemaakt worden. In gedachten zijn we vandaag dan ook bij de familie en vrienden van de slachtoffers.

Voorzitter. Ik heb uw oproep goed verstaan. Ik had twee moties, maar er is er maar eentje overgebleven. De motie gaat over verbetering van de strafrechtketen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment te veel coördinatieproblemen zijn binnen de strafrechtketen, zoals onder andere de ARK geconstateerd heeft;

constaterende dat coördinatie- en capaciteitsproblemen leiden tot onwenselijke situaties binnen het strafproces, zoals het gedwongen seponeren van 1.500 strafzaken in Gelderland;

overwegende dat de beschikbare capaciteit op dit moment op onvoldoende efficiënte wijze wordt benut;

overwegende dat een optimalisatie van de strafrechtketen bijdraagt aan een goed functionerende rechtsstaat, en het vertrouwen van de burgers in de rechtsstaat versterkt;

verzoekt de regering om met out of the box-oplossingen te komen om de algehele bedrijfsvoering van de strafrechtketen te verbeteren, en de Kamer hierover voor 1 juni 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Knops, Bikker, Ellian en Sneller.

Zij krijgt nr. 76 (36200-VI).

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik had nog een andere motie, maar die ga ik dus niet indienen. Maar ik heb wel een vraag aan de ministers. Zij zijn op dit moment bezig, naar aanleiding van hun bezoek aan Italië, om onderzoek te doen naar mogelijkheden om met name in de aanpak van de zware georganiseerde criminaliteit meer mogelijkheden te benutten die we misschien nu in Nederland onbenut laten. Ik zou hen expliciet willen vragen om in dat onderzoek mee te nemen hoe de informatiedeling versneld verbeterd kan worden, gebaseerd op artikel 4:16 bis van Italiaanse wetgeving en dat mee te nemen in de rapportage die al eerder is toegezegd aan de Kamer voor de zomer 2023.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Kuik, eveneens van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Ook ik dank de bewindspersonen en de ambtenaren achter de schermen voor de beantwoording van de vragen. Ik begin allereerst met de motie die ik heb.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bezit en het gebruik van drugs ertoe leidt dat de georganiseerde criminaliteit in stand wordt gehouden;

constaterende dat in Antwerpen betrapte drugsbezitters verplicht een leerproject moeten volgen om deze personen inzicht te laten krijgen in de schadelijke gevolgen van drugsgebruik;

constaterende dat in Nederland een vergelijkbare educatieve maatregel alleen opgelegd kan worden wanneer een persoon veroordeeld is voor rijden onder invloed van alcohol;

overwegende dat een educatieve maatregel in het kader van drugsgebruik kan bijdragen aan de bewustwording van de negatieve gevolgen van drugsgebruik en aan het terugdringen van de vraag naar drugs;

verzoekt de regering om te laten onderzoeken of er mogelijkheden zijn om in Nederland een educatieve maatregel op te leggen wanneer een persoon gestraft wordt voor het bezit van drugs, geïnspireerd op het Antwerpse model, en de uitkomsten van dit onderzoek te delen met de Kamer;

verzoekt de regering om de Kamer voor de zomer van 2023 te informeren over de stand van zaken van dit onderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik, Bikker, Van der Staaij en Eerdmans.

Zij krijgt nr. 77 (36200-VI).

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Dan heb ik nog een aantal vragen. In mijn betoog ben ik ingegaan op de deepnudes en de deepfakes. Eerder is er een motie aangenomen van mijn collega Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg. Maandag is er een debat geweest over ervoor zorgen dat deepnudes en deepfakes strafbaar worden gesteld. De minister heeft gezegd: ik kom met een reactie op het onderzoek. Ik wil graag een toezegging dat zo spoedig mogelijk een strafbaarstelling wordt ontworpen. We moeten namelijk zo snel mogelijk dit regelen. Kijk naar de regeling die in Amerika is ontworpen. Daar is dit al verboden.

Voorzitter. Tot slot kom ik op de Wet regulering sekswerk. De staatssecretaris gaf al aan dat er nog veel discussie is. Ja, er is al tien jaar discussie. Dat kan niet de reden zijn dat wij dit nu nog weer langer uitstellen. Wij willen het zo snel mogelijk naar de Kamer hebben. Ik snap dat de staatssecretaris bezig is met allerlei andere onderwerpen, zoals asiel. Dat zien wij ook, maar dat betekent toch niet dat achter de schermen niemand meer werkt aan dit belangrijke voorstel?

Voorzitter, tot zover.

De voorzitter:

Dan twee minuten voor mevrouw Bikker van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel voor uw leiding van de vergadering. Natuurlijk veel dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording in de eerste termijn en dank aan allen die hen daartoe in staat hebben gesteld, naast het buitengewone talent dat zij daar zelf voor hebben. Ik heb een tweetal moties en dan zie ik nog wel wat ik overheb aan spreektijd.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het coalitieakkoord stelt dat de maatschappelijke diensttijd wordt voortgezet en uitgebreid, onder meer met projecten op het terrein van veiligheid;

overwegende dat invulling van de maatschappelijke diensttijd binnen het veiligheidsdomein kan bijdragen aan betrokkenheid van jongeren bij het veiligheidsdomein en hen ook enthousiast kan maken voor een toekomstige beroepskeuze in deze richting;

verzoekt de regering samen met relevante partijen voor de zomer van 2023 met een uitwerking te komen hoe de maatschappelijke diensttijd bij de politie en binnen het veiligheidsdomein kan worden ingevuld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Knops.

Zij krijgt nr. 78 (36200-VI).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat politie-inzet rondom voetbalwedstrijden en grootschalige commerciële evenementen een grote druk legt op de capaciteit van politie en dat dit in 2018-2019 meer dan 275.000 politie-uren bedroeg die niet elders op straat konden worden ingevuld;

overwegende dat vanuit verschillende gemeenten, waaronder Eindhoven, de wens bestaat om de impact van voetbalwedstrijden op politie-inzet te beperken;

verzoekt de regering samen met de politie en gemeenten met oplossingsrichtingen te komen om de balans tussen maatschappelijke lasten (inzet van politie en financiële gevolgen) en commerciële baten minder onevenredig te laten zijn bij voetbalwedstrijden en commerciële evenementen, en de Kamer hier voor de zomer over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker, Knops en Mutluer.

Zij krijgt nr. 79 (36200-VI).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb hier jegens de staatssecretaris mijn ongeduld over het dossier mensenhandel al uitgesproken, juist omdat ik weet dat er in zoveel gemeenten misstanden zijn waarbij de gemeente met de handen in het haar staat, terwijl wij hier net doen alsof het allemaal legaal is en daarmee goed. Het is niet goed en het kan niet wachten. Die oproep leg ik hier dus nog met nadruk neer bij het kabinet.

Voorzitter. Ik dank alle collega's voor het goede debat dat we hadden, juist als het gaat om die bescherming van de rechtsstaat. In die zin betreur ik het dat een van onze collega's er nu niet is. Maar ik denk dat velen hier hebben gezegd wat we belangrijk vinden, namelijk een weerbare democratische rechtsstaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Meijeren van de fractie van Forum voor Democratie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

O, hij is er wel. Dan zet ik dat recht.

De voorzitter:

Ik wist ook niet over wie u het had.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Excuus, ik had niet gezien dat u daar zat, meneer Van Meijeren.

De voorzitter:

Mevrouw Bikker, u staat bij de interruptiemicrofoon. Gaat u uzelf nu interrumperen?

(Hilariteit)

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik wil iets in de Handelingen zetten. Dit staat dan ook in de Handelingen. Dan zou ik sneren en dat wil ik niet doen als een collega er wel was, want zo zit ik niet in elkaar. Dat is vrij simpel.

De voorzitter:

Ik kan bevestigen dat de heer Van Meijeren er is.

De heer Van Meijeren (FVD):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Voor het eerst sinds mijn aantreden als Kamerlid dien ik vandaag een motie van wantrouwen in. Ik was al wantrouwig toen mevrouw Yeşilgöz werd voorgedragen als minister van Justitie, maar dat wantrouwen heeft inmiddels wel een dieptepunt bereikt. Dat wil ik graag toelichten.

De heer Van Nispen (SP):

Ik snap werkelijk niet wat de heer Van Meijeren hier nou weer komt doen. Hij kan wel weer proberen om alle aandacht naar zich toe te trekken, maar hij is hier heel de dag niet geweest en heeft geen enkele interruptie ... Ja, goed, hij heeft hier vanochtend geïnterrumpeerd en vervolgens zien we hem de hele dag niet. Hij doet niet aan het debat mee dat hier inhoudelijk gevoerd wordt. En dan komt hij hier wel een motie van wantrouwen indienen. Nou goed, hij mag indienen wat hij wil, voorzitter, ik leg wie dan ook geen strobreed in de weg, want we hebben immers de vrijheid van meningsuiting, meneer Van Meijeren. In onze rechtsstaat werkt dat zo. Ik wens hem daar veel succes mee.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Het is zijn goed recht om die motie in te dienen, hoor.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Heel fijn dat mij wordt toegestaan om hier gebruik te maken van mijn tweede termijn. Ik heb gelukkig nuttigere dingen gedaan dan hier naar dat oeverloze gezever over details te luisteren. Ondertussen hangen hier in het parlement meer beeldschermen dan dat er mensen werken en heb ik alles meegekregen wat er gebeurd is. Ik licht heel graag toe waarom ik een motie van wantrouwen ga indienen.

Voorzitter. Het ministerie van Justitie wordt in de wandelgangen ook wel "het superministerie" genoemd, vanwege de enorme verantwoordelijkheden die onder dit departement vallen. Het waarborgen van de rechtsstaat en de nationale veiligheid, de politie, het openbaar ministerie, de rechtspraak, de NCTV: ze vallen allemaal onder het ministerie van Justitie. Ondertussen gaat het ministerie van Justitie al jarenlang gebukt onder het ene na het andere schandaal, de ene na de andere rel, van de bonnetjesaffaire tot de Teevendeal, doofpotaffaires, topambtenaren die alleen maar bezig zijn met persoonlijke conflicten en de enorme problemen rondom de oprichting van de nationale politie. Het departement staat inmiddels meer bekend om het geblunder dan om het waarborgen van de rechtsstaat en onze veiligheid.

Je zou verwachten dat er juist bij dit departement was gekozen voor een bestuurlijk zwaargewicht, iemand met kennis van het recht, iemand met leidinggevende ervaring, een sterk rechtvaardigheidsgevoel en een rechte rug, iemand die schoon schip kan maken op het departement en alles op alles zet om de rechtsstaat in ere te herstellen. Maar in plaats daarvan werd gekozen voor een absoluut lichtgewicht, iemand zonder enige aantoonbare kennis en capaciteiten om deze belangrijke taak te vervullen. Het lijkt wel alsof er bewust gekozen is voor een loyaal, manipuleerbaar poppetje dat geen enkel weerwoord heeft tegenover de ambtelijke top ...

De voorzitter:

Ik vind "poppetje" niet een term ... De minister is onze gast en om haar als "poppetje" aan de duiden, gaat mij echt te ver.

De heer Van Meijeren (FVD):

Waarvan akte.

De voorzitter:

Waarvan akte.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Voorzitter, ik wil ook even een punt van orde maken van het sneue seksisme dat hier weer tentoon wordt gespreid. Ik vind het echt walgelijk. Ik erger me dood dat ik dit moet aanhoren, echt waar.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Het woord "poppetje" is onzijdig. Als hier een man gezeten had met hetzelfde gebrek aan capaciteiten en kennis, dan had ik exact dezelfde bewoordingen gebruikt. Dit heeft niets te maken met het geslacht van mevrouw Yeşilgöz. Dit is gewoon weer zo'n walgelijke dooddoener in de zin van: o, u heeft kritiek op een vrouw, dus dan moet het wel seksistisch zijn. Dit heeft totaal niets te maken met het geslacht van mevrouw Yeşilgöz. Het maakt mij niet uit of een man of een vrouw deze post vervult.

Mevrouw Van der Werf (D66):

De heer Van Meijeren doet precies hetzelfde als waar de minister hem vanochtend al op aansprak. Dat is het continue, slijmerige draaien van eerst iets zeggen en dan vervolgens: o nee, voorzitter, maar dat heb ik niet bedoeld. De heer Van Meijeren weet heel goed waarom hij in dit geval deze term gebruikte. Ik laat het hier maar even bij.

De voorzitter:

Ja. Maar ik wil zeggen dat ik het een vervelende term vind om een minister die onze gast is te betitelen.

De heer Van Meijeren (FVD):

Waarvan akte, maar ik heb nog niet het begin van een argument gehoord waarom dit ook maar iets met seksisme te maken zou hebben. Het woord "poppetje" wordt heel vaak gebruikt om personen aan te duiden, of het nou mannen of vrouwen zijn. Nogmaals, ik zeg niet dat ik het anders heb bedoeld dan ik het heb gezegd. Ik heb bedoeld wat ik heb gezegd.

De voorzitter:

Prima. U gaat heel snel verder. Maar ik vind het geen fraaie term om iemand te betitelen. De minister is onze gast, een dienaar van de Kroon. Zo doet men dat niet. Maar gaat u vrolijk verder.

De heer Van Meijeren (FVD):

Bedankt dat u dat voor de derde keer herhaalt.

De voorzitter:

Nee, ik heb het voor de tweede keer ...

De heer Van Meijeren (FVD):

Voor de derde keer neem ik daar akte van. Ik zal mijn betoog vervolgen.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Er zit een minister die overduidelijk geen enkel weerwoord heeft tegenover de ambtelijke top en precies doet wat haar wordt opgedragen, zoals het afknippen van plukjes haar op de nationale televisie en het voorlezen van door haar ambtenaren geschreven hatespeeches, gericht op het ongefundeerd beschuldigen, dehumaniseren en besmeuren van kritische oppositieleden. Wie twijfelt aan de goede bedoelingen van de overheid, wordt gemakshalve weggezet als complotdenker en bestempeld als onwelriekende reuzel. Wie kritiek heeft op de leugenachtige pers, is ineens een antisemiet. En wie de hoop uitspreekt op een fluwelen, dus vreedzame revolutie, wordt met instemming van de minister van Justitie door de regering voorbarig beschuldigd van opruiing.

Ondertussen weigert de minister van Justitie om op een normale manier verantwoording af te leggen. En als ze kritisch bevraagd wordt, komt ze niet veel verder dan gelieg, gedraai en het tot in den treure herhalen van betekenisloze onelinertjes als: "het hondenfluitje is ingewisseld voor een blaasorkest".

De voorzitter:

Ik heb ook bezwaar tegen het woord "gelieg". Er bestaat simpelweg de vertrouwensregel. U kunt een minister — nogmaals, een dienares van de Kroon — niet zomaar betichten van liegen.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter, ik sta hier nota bene om een motie van wantrouwen in te dienen. Ik kan een hele opsomming geven van aantoonbare leugens die verteld zijn door deze minister. Als een minister liegt, dan moet dat gewoon benoemd kunnen worden. Dat gebeurt heel vaak hier in dit huis.

De voorzitter:

Ja, maar het woord "liegen" is een hele zware term. Nogmaals, u gaat maar weer vrolijk verder, maar ik heb echt bezwaar tegen het woord "liegen" in de richting van de minister.

De heer Van Meijeren (FVD):

Welk woord zou u daar dan voor willen voorstellen, als er opzettelijk onwaarheden worden verteld?

De voorzitter:

Ik schrijf uw teksten niet. U gaat vrolijk verder, maar dit is opnieuw een woord waar ik groot bezwaar tegen heb.

De heer Van Meijeren (FVD):

Nou ja, ik kan wel het woord "jokkebrokken" gebruiken, maar dan denk ik eerder aan een jongetje dat stiekem uit de koektrommel heeft gegeten, terwijl hij nog de kruimels aan zijn mond heeft hangen. Als volwassenen willens en wetens, doelbewust onwaarheden aan het verspreiden zijn, dan bestempel ik dat als liegen.

De voorzitter:

U gaat verder.

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Mevrouw Yeşilgöz heeft overduidelijk niet de ware leiding over het departement. Dat is de ambtelijke top. Dilan Yeşilgöz, de minister van Justitie, is slechts de zoveelste passant die de topambtenaren uit de wind moet houden en wordt opgeofferd zodra er een volgend schandaal aan het licht komt en er spreekwoordelijk koppen moeten rollen. Dat vindt ze helemaal prima, omdat ze weet dat ze na een flinke periode van wachtgeld toch wel weer ergens een burgemeestersbaantje kan krijgen. Al met al is ze in alle opzichten ongeschikt voor haar functie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

zegt het vertrouwen in de minister van Justitie en Veiligheid op,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meijeren.

Zij krijgt nr. 80 (36200-VI).

De heer Van Meijeren (FVD):

Voorzitter. Forum voor Democratie pleit ervoor om de volgende minister van Justitie te benoemen na een openbare sollicitatieprocedure, waarvoor iedereen kan solliciteren, volstrekt in lijn met de bedoeling van de grondwetgever. Artikel 3 van de Grondwet bepaalt dat alle Nederlanders op gelijke voet in openbare dienst benoembaar zijn. Wij pleiten daarvoor zodat er een minister van Justitie wordt benoemd op basis van zijn of haar geschiktheid, en niet op basis van pr-gehalte, loyaliteit, diversiteit of manipuleerbaarheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Blijft u even staan, meneer Van Meijeren? Meneer Azarkan, we gaan hier niet te veel woorden aan vuilmaken, stel ik voor.

De heer Azarkan (DENK):

Ik probeer een beetje te zoeken naar consistentie in het verhaal, want ik kan het niet zo goed meer volgen. Gisteren of eergisteren zei de heer Van Meijeren dat de mensen die hier zaten, aangestuurd werden door andere machten; hij sprak over het WEF. Maar nu zegt hij: het zijn de ambtenaren. Hoe verhouden die ambtenaren zich tot die elite? Is dat dezelfde club? Hoe zit dat?

De heer Van Meijeren (FVD):

Dit is een heel duidelijk verhaal. Ik heb overduidelijk gezegd dat de Nederlandse regering niet de hoogste macht heeft over Nederland, de Tweede Kamer evenmin. Ik heb inderdaad heel vaak gewezen op de invloed van bijvoorbeeld de Europese Unie. Dat is het duidelijkste voorbeeld.

De voorzitter:

Dat hebben we gisteren allemaal … Laten we niet te veel herhalen van gisteren.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik noem ook het World Economic Forum en de Bilderbergconferenties. Ook in de ambtenarij zit een hele sterke macht. Dat hebben wij al heel vaak benoemd.

De heer Azarkan (DENK):

Even tot slot, voorzitter.

De heer Van Meijeren (FVD):

Wij willen een minister van Justitie die daar weerstand tegen weet te bieden, die het belang van Nederland vooropstelt en niet zwicht voor druk van allerlei andere factoren die drukker zijn met het dienen van de belangen van een elite dan met de belangen van alle Nederlanders.

De voorzitter:

Punt. Afrondend, kort, kort, kort, kort.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, afrondend. Ik begrijp het niet. De heer Van Meijeren zegt: wij kunnen in die hele parlementaire democratie geen controle uitoefenen, niks. Maar hij doet daar wel aan mee. Hij dient net, volgens de regels, een motie in om te bekijken of hij de minister kan wegsturen. Dat is een groot goed. Dus gelooft hij er nou in dat dat via de democratische weg kan, namelijk via de parlementaire democratie? En als hij daar niet in gelooft, dan begrijp ik niet waarom hij een motie van wantrouwen indient via datzelfde systeem.

De heer Van Meijeren (FVD):

Ik ziet hier niet in de naïeve veronderstelling dat wij hier met z'n 150'en fundamentele beleidswijzigingen kunnen doorvoeren. Ik zit hier wel om voor de mensen thuis — ik richt me ook helemaal niet tot u en ik probeer u ook helemaal niet te overtuigen; ga inderdaad lekker zitten — te exposen wat er gaande is. Dat lukt gelukkig ook steeds beter. Wij zijn de grootste ledenpartij van Nederland. Onze beweging is niet te stoppen. We groeien nog iedere dag. Vandaar ook dat wij ongrijpbaar, oncontroleerbaar en onbeheersbaar zijn en dat er nu zelfs stemmen opgaan om ons te verbieden. Ik denk dat net bewezen is dat de parlementaire democratie vrijwel niets meer waard is. Zolang het mogelijk is, zal ik hier gebruikmaken van de mogelijkheid om me uit te spreken in de publieke ruimte.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar de heer Van der Staaij van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij. En om wellicht paniek bij uw fractiesecretaris te voorkomen: dinsdag stemmen wij over deze motie van wantrouwen, dus niet vandaag. Dan bungelt u wel, mevrouw de minister. Het wordt een spannend weekend voor u! De heer Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Dank aan de bewindslieden. Ik heb een tweetal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij het veiligstellen van bewijsmateriaal in seksueelmisbruikzaken het belangrijk is dat het forensisch medisch onderzoek aansluit bij de behoefte van het kind en dat het belang van het kind vooropstaat;

constaterende dat de uitvoering van FMO bij kinderen op dit moment niet duurzaam geborgd is;

verzoekt de regering om volgens de aanbevelingen van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen een duurzame oplossing te realiseren voor het uitvoeren van forensisch medisch onderzoek bij minderjarige slachtoffers van seksueel geweld waarbij de juiste forensisch-medische expertise geborgd is en artsen in staat zijn om deze expertise op peil te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij en Bikker.

Zij krijgt nr. 81 (36200-VI).

De heer Van der Staaij (SGP):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 38a van de huidige Politiewet voorschrijft dat op elke 5.000 inwoners van Nederland minstens één wijkagent werkzaam moet zijn;

verzoekt de regering om te bezien hoe de lokale verankering van de wijkagent verder ontwikkeld kan worden en hierbij de aanbevelingen uit het rapport mee te nemen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Staaij, Bisschop, Van der Plas en Van Nispen.

Zij krijgt nr. 82 (36200-VI).

Dat was het minuutje van Van der Staaij.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Azarkan van de fractie van DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter. Ik wil gauw nog vier moties indienen, zolang de minister er nog zit.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Schneiders heeft geadviseerd om de Landelijke Eenheid te splitsen en de leiding te veranderen door in samenwerking met de werkvloer nieuwe leiderschapsprofielen op te stellen;

constaterende dat de minister dit advies heeft overgenomen en de korpsleiding de taak heeft gegeven om dit te hervormen;

constaterende dat er in het huidige hervormingsplan niet meer wordt gesproken over het opstellen van nieuwe leiderschapsprofielen, terwijl de korpsleiding wel nieuwe mensen aan het benoemen is;

verzoekt de regering om het advies van de commissie-Schneiders op te volgen, nieuwe leiderschapsprofielen op te laten stellen met medewerkersparticipatie en op basis van deze leiderschapsprofielen nieuwe leidinggevenden te benoemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 83 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme verschillende signalen heeft ontvangen dat gemeenten de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) gebruiken wanneer sprake is van vestiging van religieuze instellingen;

constaterende dat de Wet Bibob kan leiden tot een beperking van de uitoefening van grondrechten zoals de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de vrijheid van onderwijs;

verzoekt de regering om de aanbeveling van de NCDR op te volgen door een verkennend onderzoek te verrichten naar hoe vaak, met welke reden en met welk resultaat de Wet Bibob door gemeenten wordt ingezet bij de vestiging van religieuze instellingen en scholen met een religieuze signatuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Azarkan en Van Baarle.

Zij krijgt nr. 84 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende ouders hun kinderen hebben afgegeven aan medewerkers van de politie of jeugdinstellingen die de indruk wekten dat er een machtiging tot uithuisplaatsing was;

constaterende dat er in deze gevallen geen machtiging was en dat er later werd gesproken over een vrijwillige uithuisplaatsing;

overwegende dat een uithuisplaatsing een ingrijpende maatregel is en dat medewerkers van de politie of overheidsinstellingen niet de indruk mogen wekken bij ouders dat er een machtiging aanwezig is;

verzoekt de regering om te onderzoeken wat de omvang is van het aantal uithuisplaatsingen dat gebaseerd is op dergelijke "vrijwillige" uithuisplaatsingen, en dit aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 85 (36200-VI).

De heer Azarkan (DENK):

Tot slot, voorzitter. Ik heb nog 28 seconden; dat moet lukken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij onderzoek naar de kwaliteit van feitenonderzoeken bij uithuisplaatsingen in geen enkele onderzochte casus het feitenonderzoek op orde was;

overwegende dat bij een ingrijpende maatregel als uithuisplaatsing het feitenonderzoek op z'n minst op orde moet zijn;

verzoekt de regering te onderzoeken hoeveel machtigingen tot uithuisplaatsingen zijn afgegeven zonder een volledig feitenonderzoek en deze machtigingen opnieuw te beoordelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Azarkan.

Zij krijgt nr. 86 (36200-VI).

De heer Azarkan (DENK):

Dank aan u voor het voorzitten. Ook dank aan de bewindslieden voor de beantwoording en aan de collega's voor de uitwisseling van argumenten.

De voorzitter:

Dan mevrouw Van der Plas van de fractie van BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Zojuist hebben we gezien dat er een uitspraak is gedaan in de zaak-MH17. Er is drie keer levenslang geëist en één keer vrijspraak. Ik wil me bij de collega's aansluiten en de nabestaanden van de verschrikkelijke aanslag die op de MH17 is gepleegd, sterkte wensen. Met deze uitspraak krijg je je geliefden natuurlijk niet terug, maar ik hoop dat het ze in ieder geval enigszins troost zal geven.

Voorzitter. Ik heb een paar moties om verder te gaan met dit debat. Nou, niet om verder te gaan met dit debat. Ik moet het eigenlijk anders zeggen: om verder te gaan met dit debat, heb ik een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de huidige herijking van het verdeelsysteem van de politiebudgetten stamt uit 2010, gebaseerd is op data uit 2005-2008 en daarmee verouderd is;

overwegende dat in de onderliggende verdeelsleutel aan de oppervlakte van een gebied maar in geringe mate rekenschap wordt gegeven, terwijl dunbevolkte gebieden weer unieke uitdagingen en kwetsbaarheden hebben op het gebied van veiligheid;

overwegende dat de uitwerking hiervan is dat plattelandsgemeenten structureel zien dat de middelen tekortschieten om voldoende aanwezigheid te hebben op het platteland;

verzoekt de minister de huidige herijking van het politiebudgetverdeelsysteem te herzien en te moderniseren, en hierbij zorg te dragen voor een eerlijke verdeling ten aanzien van het platteland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas, Van der Werf, Bisschop, Bikker, Azarkan en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 87 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de reactietijden, afhankelijk van de politieregio, in 5,2% tot 9,8% van de gevallen langer zijn dan twintig minuten;

spreekt uit dat reactietijden voor de politie in Nederland van meer dan twintig minuten ongewenst zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 88 (36200-VI).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Voorzitter. Gisteren hoorde ik van het nieuwe motto onder brandweerlieden: lege kazernes en volle kantoren. Doordat er steeds meer middelen naar managementposities gaan, komen er onvoldoende mensen met specialistische kennis. We hebben in Nederland bijvoorbeeld één handcrewteam, een specialistisch team dat bijvoorbeeld natuurbranden bestrijdt. Dat team zit in Overijssel. Door al die overheadkosten en steeds meer managers komt er onvoldoende materieel beschikbaar voor het bestrijden van bijvoorbeeld natuurbranden. Dat zei de Algemene Rekenkamer ook al in 2021. Bij de brand in de Peel streden honderden brandweermensen uit Nederland, België en Duitsland dagenlang. Dat die brand effectief werd bestreden, was min of meer toeval. Het was coronacrisis en Defensie had mensen over om mee te helpen. Er waren ook wat meer brandweerlieden beschikbaar, omdat het coronacrisis was en heel veel vrijwillige brandweermensen met een baan thuis moesten werken. Het handcrewteam bleek cruciaal. Zij trokken met rugzakken bluswater en speciale vuurzwepen het gebied in om het vuur te doven. Maar als er in de toekomst meer natuurbranden tegelijk zijn, is zo'n team waarschijnlijk niet genoeg. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen de brandweer steeds meer middelen besteed worden aan overhead en managementposities;

overwegende dat dit betekent dat middelen bij de daadwerkelijke brandweerlieden weggenomen worden, met een verzwakte operationele capaciteit, langere aanrijtijden en het niet in staat zijn om bijvoorbeeld zelfstandig natuurbranden te bestrijden als gevolg;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de onnodige overhead binnen de brandweer en hiernaar te handelen met een voorstel om dit tegen te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 89 (36200-VI).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover. U bent flink over uw tijd heen gegaan bij dit debat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, I know.

De voorzitter:

Dat levert u waarschijnlijk ruzie op met de rest van uw fractie. U moet maar even overleggen. Het woord is aan mevrouw Simons van de fractie van BIJ1.

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u, voorzitter. Ik heb een flink aantal moties, dus ik ga meteen van start.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de uitgaven voor geweldsmiddelen bij de politie in 2022 zijn verdubbeld ten opzichte van 2021, en ook in de komende jaren forse investeringen geraamd zijn die oplopen tot wel 60 miljoen per jaar;

van mening dat verdere investering in geweld en repressie onwenselijk is;

overwegende dat jarenlange bezuinigingen tegelijkertijd enorme problemen hebben veroorzaakt als het gaat om de vergoedingen en dus beschikbaarheid en capaciteit van de sociale advocatuur;

overwegende dat klassenjustitie, waarbij rechtsbijstand voor mensen met lagere inkomens minder vaak beschikbaar is, hierdoor tot de norm dreigt te worden;

verzoekt de regering om de geraamde verhogingen die toekomen aan geweldsmiddelen bij de politie terug te draaien, en de vrijgekomen gelden, die neerkomen op 21 en 24 miljoen in respectievelijk 2023 en 2024, te investeren in het verhogen van vergoedingen binnen de sociale advocatuur,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 90 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het demonstratierecht een mensenrecht is, en beschermd moet worden;

constaterende dat Amnesty International recentelijk aan de bel heeft getrokken in de vorm van het rapport Demonstratierecht onder druk, waarin op basis van onder andere demonstranten, waarnemers, wetenschappelijke evaluaties en beleidsdocumenten de conclusie wordt getrokken dat de overheid tekortschiet in het waarborgen van het demonstratierecht;

van mening dat dit onacceptabel is, en dergelijke toetsing derhalve niet alleen serieus genomen dient te worden, maar in het vervolg structureel onderdeel moet zijn van beleid;

verzoekt de regering om een jaarlijks evaluatiemoment in het leven te roepen waarin de naleving van het demonstratierecht en de bescherming van demonstranten door onafhankelijke mensenrechtenorganisaties wordt getoetst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 91 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sekswerk een volwaardige beroepsgroep is maar dat de branche niet als zodanig wordt beschouwd en beschermd;

constaterende dat de wet- en regelgeving rondom sekswerk in Nederland is gericht op het voorkomen van mensenhandel en uitbuiting met onder andere criminalisering en uitsluiting tot gevolg, en dat dit sekswerkers regelmatig de illegaliteit in dwingt en hen daarmee kwetsbaarder en onveiliger maakt;

constaterende dat dergelijke wet- en regelgeving de sekswerkbranche derhalve ten nadele beïnvloedt terwijl sekswerk enerzijds en mensenhandel en uitbuiting anderzijds niet ontegenzeggelijk met elkaar zijn verbonden;

overwegende dat, zolang sekswerk is ondergebracht bij het ministerie van Justitie en Veiligheid, deze verbinding wel in stand wordt gehouden en we de branche en de arbeidsrechten daardoor niet goed kunnen beschermen;

spreekt uit dat sekswerk werk is, en als volwaardige branche beschouwd en beschermd dient te worden;

verzoekt de regering om te onderzoeken hoe de arbeidsgerelateerde aspecten van sekswerk ondergebracht kunnen worden bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en wat ervoor nodig is om dat daadwerkelijk te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 92 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat femicide, intimidatie, bedreiging en verschillende vormen van geweld tegen vrouwen een enorm en groeiend probleem vormen binnen de samenleving, maar de capaciteit voor de bestrijding en preventie hiervan op dit moment geen recht doet aan de omvang van het probleem;

overwegende dat deze patronen tevens hun weg hebben gevonden in de digitale wereld, waar cybergeweld en -intimidatie jegens vrouwen in allerlei vormen drastisch oprukken;

van mening dat een dermate groot vraagstuk om een integrale visie en aanpak vraagt, die gericht is op de fundamentele oorzaken, bewustwording hiervan en gerichte aanpak ter preventie hiervan;

verzoekt de regering om het tegengaan van geweld tegen vrouwen in alle verschillende vormen integraal onderdeel te maken van beleid, met nadrukkelijke focus op (h)erkenning van de fundamentele problemen en de bestrijding en preventie hiervan, en dit op te pakken in nadrukkelijke samenwerking met organisaties als WOMEN Inc., Atria en het Clara Wichmann Instituut,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 93 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat buurtrechtspraak een laagdrempelige en toegankelijke manier is om conflicten op te lossen en escalering van juridische problematiek te voorkomen;

overwegende dat er momenteel een aantal buurtrechtbanken opereren in de vorm van lokale pilots met zeer positieve resultaten;

overwegende dat de minister voor Rechtsbescherming zich tevens positief heeft uitgelaten over dergelijke initiatieven;

constaterende dat er momenteel nog geen duidelijk integraal plan is om de totstandkoming van buurtrechtbanken door het hele land verder te faciliteren;

verzoekt de regering om de oprichting van buurtrechtbanken aan te moedigen, te ondersteunen en te faciliteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sylvana Simons.

Zij krijgt nr. 94 (36200-VI).

Mevrouw Sylvana Simons (BIJ1):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. We zitten op 43 moties. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Ephraim van de fractie van Groep Van Haga.

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Voorzitter. Indachtig Johan van Oldenbarnevelt houd ik het kort. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat messenbezit en steekincidenten onder jongeren toenemen;

overwegende dat steeds meer gemeenten kampen met deze problematiek;

verzoekt de regering om te onderzoeken welke maatregelen uit het tienpuntenplan "Bescherm onze jeugd tegen wapenbezit" van BVNL, zoals reeds aan de minister en de Kamer verstrekt, opgenomen kunnen worden in landelijk beleid tegen messenbezit onder jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ephraim.

Zij krijgt nr. 95 (36200-VI).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het jaar 2022 weer een record breekt voor minderjarigen die betrokken zijn bij gewapende overvallen;

overwegende dat kwetsbare jongeren steeds vaker verdwijnen in de criminaliteit;

verzoekt de regering om te onderzoeken of een maatschappelijke dienstplicht kan bijdragen om jongeren op het rechte pad te behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ephraim.

Zij krijgt nr. 96 (36200-VI).

De heer Ephraim (Groep Van Haga):

Voorzitter. Ik realiseer me dat deze motie lijkt op die van mevrouw Bikker, maar mijn motie is toch net anders, zo hebben we samen geconstateerd. Daarom handhaaf ik haar toch.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover de tweede termijn van de Kamer. Ik schors tot 16.35 uur. Dan gaan wij luisteren naar de becommentariëring door de beide ministers. Ik schors voor twintig minuten.

De vergadering wordt van 16.14 uur tot 16.36 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Dan staan we over twintig minuten buiten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voorzitter. Ik begon mijn inbreng met een verwijzing naar de uitspraak die we vandaag verwachten. Verschillende leden hebben daar al naar verwezen. Op dit vonnis van de rechtbank is jaren gewacht. Die uitspraak is zojuist gedaan. Meer dan acht jaar geleden kwamen 298 onschuldige mensen om door de ramp met vlucht MH17. Het is goed dat er nu een uitspraak van de strafrechter ligt. Mijn gedachten zijn vandaag vooral bij de slachtoffers en hun nabestaanden, voor wie dit een hele heftige en emotionele dag moet zijn. Hoe belangrijk dit vonnis ook is, het is niet het sluitstuk. Alle partijen kunnen nu een hoger beroep aantekenen. Ook loopt nog het strafrechtelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de betrokkenheid van andere personen. Verder lopen er procedures tegen de Russische staat bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie. Nederland blijft met bondgenoten strijden voor waarheidsvinding, gerechtigheid en rekenschap voor allen die door deze tragedie zijn geraakt.

Voorzitter. Veel dank richting de leden. Ik heb in de tweede termijn nog een paar vragen openstaan. Daarna ga ik snel door naar de moties. Ik heb de voorzitter beloofd dat ik alleen maar "oordeel Kamer" zeg als het oordeel aan de Kamer is. Als Kamerleden daar dan verdrietig van worden: het is zijn schuld.

Voorzitter. De heer Van Nispen had nog een antwoord tegoed. Dat ging over zijn verzameling van indrukken, ervaringen en input van vooral agenten over de rol die de politie speelt bij personen met verward gedrag. Hij vroeg of ik nu alvast in kan gaan op een aantal concrete aanbevelingen. Dat doe ik graag. Ik ben ervan overtuigd, ook gezien wat ik net allemaal heb toegezegd, dat we er later nog uitvoeriger over komen te spreken. In de voorgestelde oplossingsrichting van de SP herken ik ook dat een ggz-medewerker beschikbaar moet zijn. Denk ook aan elementen van de wijk-GGD'er of streettriage. Dat laatste is iets waar ik me als Kamerlid ook erg voor heb ingezet. Bij meldingen over overlastgevend en verward gedrag kunnen zij optreden en de toeleiding naar zorg en ondersteuning regelen. Het is denk ik wel goed om te herhalen dat lokaal moet worden bepaald welke oplossingen lokaal werken. Volgens mij zitten we daar redelijk hetzelfde in. Wat werkt op Schiphol, hoeft dus niet te werken in de Achterhoek en noem maar op.

Ook zeg ik in de richting van de Kamer: het gaat niet alleen om ggz. Het gaat vaak over maatschappelijke ondersteuning. Het gaat vaak over verward gedrag. Dat hoeft overigens niet altijd ggz te zijn. Bij gedragsstoornissen is er sprake van een hele andere invalshoek. Uit bestaande voorbeelden, zoals de wijk-GGD'er, blijkt dat zij deze domeinen al heel goed aan elkaar verbinden.

Ik meen dat er ook het een en ander staat over het vervoer van personen met verward gedrag. Dat is geregeld in de Wet ambulancezorgvoorzieningen. Het vervoer vindt in principe ook plaats door ambulances. Op verschillende plekken in Nederland zijn er speciale ambulances; daar hebben we het al even over gehad. Ik zal de heer Van Nispen toezeggen dat we nog nadrukkelijk alle elementen van wat hij heeft aangegeven, zullen bestuderen; dat weet hij ook. Misschien mag ik het nu als volgt afronden. Ik zal met de minister voor Langdurige Zorg en Sport in de voortgangsbrief terugkomen op het hele rapport. Ik zal zorgen dat we die voor het kerstreces sturen. Dan kan het onderwerp dus betrokken worden bij het debat wat we gaan hebben.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Bikker over onlinewebshops voor drugs. Zij zegt: "Het is zorgelijk dat drugs erg makkelijk online te bestellen zijn. Wat gaan we daaraan doen?" Uit onderzoek van Trimbos blijkt dat er diverse onlinekanalen zijn waartoe jongeren zich richten als zij drugs willen kopen. Dat gebeurt vaak via anonieme sites, zoals Telegram. Zoals gezegd heeft mijn collega, de staatssecretaris van VWS, dit al benoemd in de brief inzake de stand van zaken moties en toezeggingen zomerreces 2022. Daarin komt een eerdere motie over dit onderwerp aan de orde. De staatssecretaris is daarop ingegaan. Het gebruik van de veelal versleutelde platforms zorgt ervoor dat de handhaving erg ingewikkeld is. Ik zeg niet dat we ons er dan bij neer moeten leggen, maar dat maakt het wel erg ingewikkeld. Er zou wel een aanknopingspunt kunnen liggen in de toekomstige Europese wetgeving op het gebied van digitale diensten, de Digital Services Act. Die richt zich op strenge regels ten aanzien van de verantwoordelijkheden van onlineplatforms in hun omgang met illegale onlinecontent en biedt daarmee een handvat bij het tegengaan van het aanbod van drugs op deze platforms.

Ik kan daar nog twee zinnen aan toevoegen. Bij publiek toegankelijke webshops — daar ging de vraag over volgens mij — gaat het voornamelijk om designerdrugs. Die zijn op die sites vaak vermomd als zogenaamde research chemicals en daardoor ook zomaar te bestellen. Op dit moment geldt voor een aantal designerdrugs nog geen strafbaarstelling op grond van de Opiumwet. We moeten al die verschillende categorieën benoemen als we dit probleem proberen te doorgronden. Nog niet verboden designerdrugs vallen onder de Warenwet — daar zitten dan weer regels in voor productveiligheid. Momenteel ligt het wetsvoorstel NPS bij de Tweede Kamer. Dat voorziet in een generiek verbod op stofgroepen met een psychoactieve werking.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik moest dit in eerste termijn laten liggen, omdat ik wachtte op dit antwoord. Dank daarvoor aan de minister. Deze minister is niet naïef. We weten heel goed wat er allemaal online besteld en verkocht kan worden, ook ten aanzien van cannabis. Ik had het er even met de heer Van der Staaij over. Al in 2008 diende hij een motie in dat het online afficheren daarvan niet moest plaatsvinden, maar dat gebeurt volop. Ik zou de minister willen aanmoedigen om hier meer werk van te maken, niet alleen aan de gezondheidskant — prachtig dat het kabinet dat doet, daar ben ik blij mee — maar ook aan de strafrechtkant. Er ligt een aangenomen motie, maar ik hoor vooral telkens wat er zo moeilijk is en wat er niet kan, terwijl het zo makkelijk te vinden is. Eerlijk gezegd hoop ik op meer ambitie bij het kabinet. Ik kan nu geen moties meer indienen, maar ik denk wel dat hier meer mogelijk is, juist als we dat normaliseren willen tegengaan.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als het mag, ervaar ik dit als extra ondersteuning om hiermee volop aan de slag te zijn.

Mevrouw Mutluer had nog een antwoord tegoed over het weren van criminele ondernemers. Voor een effectieve aanpak van georganiseerde criminaliteit is het nodig om lokaal en landelijk samen te werken en om ook criminaliteit in kwetsbare branches te bestrijden — dat betoogde mevrouw Mutluer ook. Ik heb via de Regionale Informatie en Expertise Centra signalen ontvangen van gemeenten dat er steeds meer branches zijn die kwetsbaar zijn voor dit probleem. Gemeenten kunnen verschillende instrumenten inzetten om op lokaal niveau georganiseerde ondermijnende criminaliteit tegen te gaan, zoals het invoeren van een vergunningplicht. Landelijke regulering brengt bestuurlijke en administratieve lasten met zich mee, zowel aan de kant van de gemeenten als aan de kant van ondernemers. Daarom laat ik een verkennend onderzoek doen, want we zien het probleem natuurlijk. Daar gaan we mee starten om in kaart te brengen welke branches als kwetsbaar worden gezien. Aan de hand daarvan wil ik de bestaande problemen in kaart brengen en onderzoeken of regulering uitvoerbaar is en in welke vorm. Ons streven is om in het voorjaar van 2023 al met een eerste analyse te komen, omdat we natuurlijk zien dat we daar haast mee moeten maken. Het Nationaal Platform Criminaliteitsbeheersing ondersteunt en informeert ondernemers bij het weerbaar en schoon houden van hun branche.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

De gemeenten die ik heb gesproken — en mijn collega's ook, denk ik — geven nadrukkelijk aan dat ze aanvullende regelgeving dan wel een wettelijke basis nodig hebben. Mijn verzoek aan de minister is om met haar collega's van Binnenlandse Zaken en EZK te praten, omdat zij ook wel wat ideeën hebben. Een wet op goed verhuurderschap zou bijvoorbeeld ook een idee kunnen zijn. Dat wil ik haar meegeven.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat is een heel goed punt. Dat ga ik zeker doen. Dank.

Dan was er nog een vraag van mevrouw Helder, ook over de politie-inzet bij verwarde personen. Ik ben het er wederom helemaal mee eens dat de politie daar veel te veel tijd aan kwijt is en dat dat anders zou moeten, omwille van de gezondheid en de gesteldheid van de betrokkene, maar ook van de inzet van de politie. Volgens mij vroeg zij in tweede termijn of je geen afdwingbare regels moet hebben om op die manier de politie te ontlasten. Hier kom ik op het dilemma waar ik aan het begin ook op reageerde. Dat soort regels en blauwdrukken vanuit Den Haag werken in de praktijk slecht, zeker op dit dossier, want dat proberen we al een tijdje. Daarmee heb ik de zoektocht van de afgelopen decennia kort samengevat, maar daar komt het wel op neer. Dat betekent dat een landelijke of eenduidige werkwijze wat mij betreft niet opportuun is, maar dat ik juist heel erg op zoek ben naar maatwerk, ook ingegeven doordat professionals zeggen: laat ons dat maar lokaal ontwikkelen. Dat is het dilemma. Om die reden denk ik: laat het veld het eerst maar terugformuleren naar ons.

De heer Knops vroeg of ik bij het onderzoek dat de heer Weerwind en ik samen doen naar het Italiaanse model, ook informatiedeling wil meenemen bij een vergelijking met 416bis. Dat zullen we zeker doen.

De laatste vraag die ik wil beantwoorden, is van mevrouw Kuik. Daarna ga ik in op de moties. Zij vraagt of wij het Amerikaanse model kunnen betrekken bij het onderzoek dat we hebben toegezegd naar deepfakes. Dat zeg ik graag toe.

Mevrouw Helder (PVV):

Heel kort. Ik begrijp de denkexercitie van de minister wel. Daarom verwees ik ook naar het bureau Arnhem. Een mevrouw in een ggz-instelling voor begeleid wonen veroorzaakte overlast. De politie moest haar daaruit halen en gewoon een hele nacht op straat laten rondzwerven, totdat ze terugkwam. Ja, dat is dus precies wat ik niet wil. De ggz hád die mevrouw; zij veroorzaakt overlast en de politie moet haar op straat zetten. Natuurlijk zwierf die mevrouw over straat, met alle gevolgen van dien. Dat moeten we echt zien te voorkomen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik kan het daar niet nog meer mee eens zijn.

Voorzitter. Dan ben ik nu bij de moties.

De voorzitter:

Ja, inderdaad. Is het "oordeel Kamer", dan weten we voldoende en dan kunt u door naar de volgende motie. Verder sta ik per motie alleen vragen toe van de eerste indiener. Gaat uw gang.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De eerste motie, de motie op stuk nr. 52 van mevrouw Helder en mevrouw Van der Werf, moet ik ontraden. In de begroting hebben we juist al meer aanvullende informatie opgenomen om die verschillende lagen daarin aan te brengen.

De motie-Helder/Van der Werf op stuk nr. 53 krijgt oordeel Kamer.

De motie-Helder op stuk nr. 54 ga ik ontraden, maar ik wil wel graag toelichten waarom. De zorgplicht is al geregeld in het nieuwe stelsel. Wat in de motie wordt verzocht, is volgens mij dus al geregeld. Ik ga graag met mevrouw Helder in gesprek als zij daar inhoudelijk nog ideeën bij zou hebben. Haar kennende, denk ik dat dat zomaar zou kunnen.

Dan de motie-Helder op stuk nr. 55. Dit deel ik helemaal. Dit gaat over een taakstrafverbod dat het in de Eerste Kamer helaas niet heeft gehaald. Ik sta volledig voor de veiligheid van politie en brandweer en onze hulpverleners. Ik was ook erg teleurgesteld in de Eerste Kamer over het verwerpen hiervan bij de stemmingen. Een voorstel kan nu dus niet op voldoende steun rekenen. Mevrouw Helder weet hoe ik hierin zit. Ik zou graag "oordeel Kamer" zeggen, maar de Eerste Kamer heeft al tegen mij gezegd dat 'm dat niet gaat worden. Eigenlijk zou ik mevrouw Helder willen vragen om deze motie aan te houden. Er loopt nu nog wel een onderzoek naar het al dan niet instellen van een taakstrafverbod bij journalisten. Dat komt er nog aan. Dat was al in gang gezet. Wellicht kunnen we dan met elkaar kijken wat het WODC zegt en wat we vinden van hoe het tot nu toe is gegaan. Wat mij betreft, blijven we samen op zoek naar allerlei manieren om onze politiemensen, brandweerlieden en hulpverleners te blijven beschermen.

Mevrouw Helder (PVV):

Het was ook mijn bedoeling om dit boven de markt te laten hangen. Ik hou deze motie dus graag aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Helder stel ik voor haar motie (36200-VI, nr. 55) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Als ik de motie-Helder op stuk nr. 56 zo mag interpreteren dat ik mag kijken of neutraliteit in hogere regelgeving kan worden vastgelegd, dan geef ik deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Helder zegt ja. Dan de zesde motie.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De zesde motie, de motie-Markuszower op stuk nr. 57, ontraad ik omdat de rechter de strafmaat bepaalt.

De motie-Markuszower op stuk nr. 58 ontraad ik ook, omdat er geen verjaring geldt bij misdrijven waarop een straf staat van meer dan twaalf jaar. Dit gaat om ernstige gewelds- en zedenmisdrijven, en dan is verjaring al niet mogelijk. Daarnaast bevat het wetsvoorstel seksuele misdrijven, dat net naar de Kamer is verzonden, nog een uitbreiding: het niet meer verjaren van seksuele misdrijven tegen minderjarigen. Om die reden zie ik mij niet genoodzaakt tot nog meer uitbreidingen.

De heer Markuszower (PVV):

Heel kort. Mevrouw Van der Werf spoorde mij aan, want zij dacht dat ik het allemaal niet zou hebben gelezen. Het is ook niet helemaal in onderdelen; dat had ik al gezegd. Maar bijvoorbeeld kinderporno staat er niet onder. Er zijn een aantal delicten die ik wel zedendelicten vind en die ook ernstig zijn, althans in mijn ogen — bij de VVD weet je het nooit — ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Die is niet fair, meneer Markuszower. Die was niet nodig.

De heer Markuszower (PVV):

Oké.

De voorzitter:

Nee, want de minister staat hier ook niet namens een politieke partij.

De heer Markuszower (PVV):

Dat klopt. Ik zei het ook niet per se tegen de minister, dus ik hoef het ook niet terug te nemen. Sorry, nou ben ik wel even van mijn à propos.

Een aantal delicten op het gebied van zeden en geweld die ik ernstig acht, zijn niet in dat wetsvoorstel seksuele misdrijven opgenomen. Als de minister daar nog naar kan kijken en die alsnog erin kan fietsen — volgens mij kan dat via een amendementje — dan zijn we allemaal happy.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Mag ik een suggestie doen? Ik denk dat niemand in deze Kamer wil uitstralen dat we kinderporno of seksuele misdrijven zwaarder of lichter zouden willen … Iedereen walgt ervan en iedereen hoopt dat daders gepakt worden en zo zwaar als mogelijk gestraft worden. Dan wordt deze motie op deze manier ontraden. Ik vind 'r ook heel ongemakkelijk in zo'n debat. Op dit soort onderwerpen zouden we dat ook allebei, vind ik, niet moeten willen. Wellicht kan de heer Markuszower deze motie intrekken en juist met amendementen en ideeën komen op het moment dat we die wet behandelen, want er komt gewoon hele nieuwe wetgeving. Ik vraag hem om hier niet mij of collega's vervolgens in de positie te brengen dat we tegen iets zouden moeten zijn, terwijl we het op een degelijke manier elders al regelen. En als hij daar wat van vindt — dat zou ook zomaar kunnen — dan kan hij dat bij die wetsbehandeling doen. Er komt een hele nieuwe wet met al deze elementen.

De heer Markuszower (PVV):

Prima. Laten we daarop voorsorteren. Ik trek natuurlijk niks in, want dit is een goede richtlijn voor ons allemaal om ervoor te zorgen dat als mensen geweld plegen of een zedenmisdrijf plegen, dat nooit verjaart. Laten we niks intrekken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wellicht kan de motie worden aangehouden totdat die wet behandeld wordt. Anders blijft het "ontraden", maar dat zou mij op zo'n onderwerp, zo'n debat, niet opportuun lijken.

De motie op stuk nr. 59 krijgt oordeel Kamer. Even kijken waar die over ging. Ja, die kan gewoon oordeel Kamer krijgen. Is dat niet goed, mevrouw Michon? U wilt dat ik 'r ontraad?

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik ben natuurlijk zeer blij met het oordeel van het kabinet op mijn motie, want de discussie over demonstraties loopt al samen met de collega van BZK. Dus ik hoop ook dat we waar deze motie om vraagt, daarbij betrekken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik kan me herinneren dat er al een motie was over de consternatie rond demonstraties bij de minister. Er loopt een brede discussie over binnen het kabinet. Ik neem aan dat dat ook met de collega van BZK is.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Helemaal eens. Ik probeerde het op verzoek van de voorzitter een beetje kort te houden, maar dit is exact de appreciatie die nog uitgeschreven bij mij stond. Dit doen we gezamenlijk. Er liggen ook andere moties die ons vragen om hiernaar te kijken. Deze nemen we daar graag in mee.

Dan de motie op stuk nr. 60 van mevrouw Michon-Derkzen en een aantal andere collega's over stroomstootwapens. Het is ontzettend belangrijk om de medewerkers van basisteams in noodhulpdiensten toe te rusten met een stroomstootwapen. Daarmee zijn we al een heel eind op streek, maar ik begrijp de wens om nog een extra stap te maken. Als ik de motie mag beschouwen als steun voor de inzet om de hiervoor benodigde middelen de komende periode te zoeken, dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.

Dan ben ik bij …

De voorzitter:

Eén seconde. Ik moet dit bevestigd of ontkend hebben. Knikken of hoofdschudden is voldoende.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik zat er even over na te denken. Dank dat u mij aanspoort. Wanneer kan ik dan van het kabinet een reactie hierop krijgen? "Zoeken" kan namelijk ook jaren duren.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Nou, laten we het volgende afspreken. Volgens mij komt de eerstvolgende halfjaarsrapportage al voor kerst. Dat ga ik natuurlijk niet redden, als ik nu goed zeg dat die überhaupt voor kerst komt. In de halfjaarsrapportage daarna ga ik in ieder geval uitgebreider in op dit onderwerp en op deze motie, en ook op wat wel gelukt is en hoe we daar op dat moment voor staan. Maar ik begrijp 'r zeker.

De voorzitter:

Ja, maar wat gaan we nu doen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij is de interpretatie dan goed en dan krijgt de motie met die uitleg oordeel Kamer.

De voorzitter:

Nu wordt het bevestigd. Dat wilde ik even zien. Dan is de motie op stuk nr. 60 oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 61.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Rond de Voorjaarsnota hebben we ongetwijfeld weer een halfjaarsrapportage. Ik zal dit daarin meenemen.

De motie op stuk nr. 61 van mevrouw Michon-Derkzen ontraad ik. De inspanningen zijn erop gericht om de capaciteit van de rechtspraak en het OM te vergroten, zodat sepotacties als gevolg van een gebrek aan zittingscapaciteit niet meer nodig zullen zijn. Voor de rechtspraak en het OM heeft de coalitie geld vrijgemaakt. Het is zeer de vraag of de uitbreiding van de Wahv veel verlichting gaat geven. Bij bezwaar en beroep tegen Mulderfeiten zijn het OM en de rechtspraak alsnog aan zet. Het lijkt mij goed … Ik heb hier nog een langere toelichting, maar ik zie mevrouw Michon al lopen, omdat ze al begrijpt waarom ik dit zeg.

Mevrouw Michon-Derkzen (VVD):

Ik begrijp wel waarom de minister dit zegt, namelijk omdat dit nu zo gaat. Als je politieagenten op straat spreekt, dan krijg je te horen dat die meer in handen willen om de kleine vergrijpen direct te kunnen aanpakken. Ik vraag niet om dit morgen te regelen, want ik begrijp hoe het nu gaat, maar ik vraag om in overleg te gaan om te kijken of er mogelijkheden zijn om de politie meer armslag te geven. Dat is wat ik vraag. Ik hoor de minister daar vrij stellig nee op zeggen, maar als u het mij vraagt is dit een vrij milde formulering.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Bij overtredingen kunnen al bestuurlijke boetes of strafbeschikkingen worden opgelegd. Het is dus de vraag of er überhaupt nog lichte strafbare feiten zijn die daarmee niet kunnen worden afgedaan. Dus in die zin is de motie gewoon niet opportuun, denk ik. De keten bereidt zich voor op de implementatie van een gemoderniseerd Wetboek van Strafvordering. Daar is mijn collega, minister Weerwind, ook erg druk mee bezig. Vanuit de keten weten we ook: kom niet met nog meer prioriteiten of druk om dingen anders te doen terwijl dat gaande is, want het wordt al heel erg fundamenteel. Dus ik zou deze motie, om verschillende redenen, echt willen ontraden.

Maar, mevrouw Michon-Derkzen, nu ben ik bij de motie op stuk nr. 62, waarin wordt gevraagd om criminele geldstromen zichtbaarder en inzichtelijker te maken. Die kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie op stuk nr. 66, als ik het goed zeg. Dat is een motie van de heer Van Nispen en andere collega's, die gaat over politiewerk en mensen met verward gedrag. Die motie krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 67.

De voorzitter:

De minister heeft er een aantal overgeslagen, waarschijnlijk omdat de tussenliggende moties op het terrein van de andere minister liggen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, ik zou niet willen dat de Kamerleden denken dat ik daar geen zin in had. Die zijn voor minister Weerwind.

De motie-Van Nispen/Van der Werf op stuk nr. 67 gaat over zo veel mogelijk brandweerlieden aan het werk houden als zij daar na die twintig jaar bij betrokken willen zijn. Deze motie kan ik oordeel Kamer geven met de volgende interpretatie. Die interpretatie is belangrijk, want ik ga er niet over, maar ik ga er wel over, maar ook weer niet echt. Dat zei de heer Van Nispen al in zijn betoog. Momenteel wordt door de Universiteit Maastricht naar dit onderwerp een promotieonderzoek uitgevoerd. Dat zal in 2026 worden afgerond. De werkgevers — dat zijn dus de veiligheidsregio's, daarom ligt het niet primair bij mij — en de vakbonden zijn overeengekomen dat brandweermensen, terwijl dit onderzoek gaande is, een verzoek tot uitstel van de maximale termijn van twintig jaar kunnen indienen. Zij kunnen dus dat uitstel krijgen. Dat kan worden ingediend vanaf vijftien dienstjaren en is gekoppeld aan voorwaarden als mentale en fysieke geschiktheid. Daarmee wordt dus uitstel van die maximale periode verleend tot de resultaten van het onderzoek bekend zijn.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 69. Die ga ik ontraden. Ik denk dat de heer Van Nispen wel weet waarom, dus ik ga snel door.

Voor de motie op stuk nr. 70 moet ik weer wat meer woorden gebruiken. In deze motie wordt heel terecht aandacht gevraagd voor forensisch medisch onderzoek. We worstelen er echt mee dat we te weinig forensisch artsen hebben. Dat moet natuurlijk helemaal niet kunnen. Deze motie kan oordeel Kamer krijgen als ik haar mag zien als steun voor onze inzet om de benodigde middelen te zoeken, want dat is er aan de hand. Maar ik begrijp heel goed wat hier wordt gezegd. Dit is een hele belangrijke prioriteit.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Dat mag de minister zeker. Ik wil er nog wel even bij opmerken dat ik natuurlijk bedoel dat u die middelen met z'n drieën gaat zoeken en dat u niet bij voorbaat zegt: o, wat ingewikkeld; daar komen we niet uit.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat laatste zal ik sowieso niet zeggen en het eerste neem ik mee in de richting van mijn collega's. Mevrouw Van der Werf heeft natuurlijk gelijk: het is ook van VWS en ook van BZK. Maar vandaag behandelen we de begroting van JenV en die valt onder mijn verantwoordelijkheid. Vanuit die insteek is de appreciatie "oordeel Kamer".

Dan de motie op stuk nr. 72, over specialistisch jongerenwerk: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 74, ook van mevrouw Mutluer, gaat over aanvullende regelgeving om malafide ondernemers uit kwetsbare wijken te weren. Daar hadden we het al over. Die motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 75, van mevrouw Mutluer en de heer Knops, ga ik ontraden, om de volgende reden. De gevraagde functionaliteiten zijn al ingebed in de website van de politie. Vroeger was er al zo'n app, maar die werd niet goed gebruikt. Er is nu dus een functie die beter wordt gebruikt met uiteindelijk dezelfde werking. Ik zou dus niet willen adviseren om daar iets aan toe te voegen waarvan de politie zelf zegt dat het niet zo handig is.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb de antwoorden van de minister voorgelegd aan een aantal politiemensen, ook van de Meldkamer. Zij herkenden zich niet in het antwoord. Sterker nog, zij vroegen: leven we in de prehistorie? Volgens ons is het goed om echt te onderzoeken of de bestaande app verbeterd kan worden, uiteraard met inachtneming van alle privacyregelgeving. Het verzoek is nog steeds om ernaar te kijken. Maar ik hoor u. En dan is het aan de collega's.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is inderdaad aan de collega's, maar het is echt al geweest en het is niet goed gebruikt. Ik wil altijd erg terughoudend zijn met wat we de politie extra als issues meegeven. Dus ik denk niet dat dit het effect gaat opleveren waarnaar gezocht wordt. Dat was de motie op stuk nr. 75.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 77, van mevrouw Kuik c.s., over de stand van zaken rond de educatieve maatregel. Deze motie krijgt oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 78, van mevrouw Bikker en de heer Knops, over de maatschappelijke diensttijd. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer.

In de motie op stuk nr. 79 wordt de regering verzocht om de maatschappelijke lasten en de commerciële baten wat meer in balans te brengen, bijvoorbeeld bij grote evenementen als voetbalwedstrijden. Ik snap de motie, maar ik moet haar ontraden. Uiteindelijk wordt de politie als pijler van de rechtsstaat publiek gefinancierd. Dat blijft ook zo. Het beleid is er de afgelopen jaren op gericht om de inzet van de politie in en rond de stadions te verminderen. Dat daar minder kosten gemaakt moeten worden, is naar mijn mening ons gezamenlijk uitgangspunt. De politie-inzet was sterk verminderd, maar lijkt helaas, na twee covidjaren, een opleving te hebben, omdat er veel meer gedoe is, even gechargeerd gezegd.

De afspraken met partners om ongeregeldheden bij voetbalwedstrijden te voorkomen, zijn geïntensiveerd. Ik had nog niet zo lang geleden een heel goed werkbezoek bij de ArenA — Ajax verloor helaas wel op die dag — waarbij ik werd meegenomen in de manier waarop ze dat doen. Ik weet dat verschillende steden, stadions en voetbalclubs het echt goed doen. De inzet van de politie wordt ingeschat op basis van de risico's en wordt bepaald door de lokale driehoek. Maar we kunnen niet tornen aan het basisprincipe dat de politie als pijler van de rechtsstaat publiek gefinancierd wordt. We kunnen wel alles op alles zetten om te zorgen dat de politie-inzet daar zo min mogelijk wordt. Dat is wel mijn agenda. Absoluut.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De minister geeft een exegese van het dictum van de motie die er echt niet staat. Er staat niet dat ik torn aan de publieke middelen van de politie, of zoiets. Er staat wel dat ik het onevenredig vind dat de maatschappelijke lasten volledig bij de politie en de maatschappij liggen, terwijl de baten geheel voor de commercie zijn. Ook burgemeester Dijsselbloem van Eindhoven legt de vinger bij die onevenredigheid. Daarom moedig ik de minister aan om te bekijken welke stappen we kunnen zetten, zoals ze die heeft gezet met de KNVB, die nodig blijven bij al die evenementen. Dus ik vind dat zij de motie iets te rigide uitlegt.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Oké. Zoals ik de motie lees, moet ik haar ontraden. Maar ik begrijp nu iets beter wat er eigenlijk gezocht wordt. Is het een optie om de motie aan te houden? In vorige plannen met de betaaldvoetbalclubs, met de KNVB en met de gemeenten wilden we steeds meer in de richting gaan waar mevrouw Bikker naar zoekt. Deze motie op zich moet ik ontraden, maar ik praat wel heel graag met haar verder over hoe je het beter in balans kunt brengen en het ook veiliger kunt maken voor iedereen.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Er komt volgens mij nog een commissiedebat Politie aan. Daar kunnen we het hier verder over hebben. Daar hebben we er ook meer tijd voor. Ik hou de motie in ieder geval tot dat moment aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bikker stel ik voor haar motie (36200-VI, nr. 79) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

De motie op stuk nr. 80 is aan uw Kamer.

De motie op stuk nr. 81 krijgt oordeel Kamer. Ik ben het helemaal eens met deze motie en de desbetreffende aanbevelingen van de nationaal rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen.

De motie op stuk nr. 82, van de heer Van der Staaij c.s., gaat over het verder ontwikkelen van de lokale verankering van de wijkagent. De lokale verankering van de politie in de wijken is natuurlijk een heel belangrijk uitgangspunt voor de Nederlandse politie. Het politiebestel dient dit belangrijke uitgangspunt te ondersteunen. Dus nieuwe ideeën over die verankering neem ik zeer serieus. Ik zal de aanbevelingen van de professoren Van Vollenhoven en Moor en de Politievakbond over de gebiedsgebonden politie en de wijkagenten daarom met aandacht bestuderen en u daar in het halfjaarbericht over informeren. Dat is dus begin 2023. Als de heer Van der Staaij dat een goede uitleg van zijn motie vindt, dan krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Van der Staaij knikt ja.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Top.

Dan de motie op stuk nr. 83 over de Landelijke Eenheid. Verschillende leden, mevrouw Van der Werf en ik meen ook mevrouw Helder, verwezen naar de afspraken die we eerder hebben gemaakt en natuurlijk ook naar de stevige motie van onder anderen deze leden. Die motie vraagt die kaders voor de Landelijke Eenheid mee te geven. Ik zou de heer Azarkan daarom eigenlijk willen vragen om deze motie dan maar aan te houden. Ik moet nog met een reactie komen op de stappen die er bij de Landelijke Eenheid zijn gezet, het advies van de commissie-Scheiders en hoe we de komende maanden inrichten. Dus iets extra's toevoegen lijkt mij niet handig. Daarom zou ik hem willen vragen om 'r even aan te houden, zodat we erover kunnen debatteren.

Ik ga verder geen nieuw leiderschapsprofielen opvragen, want die stappen zijn juist al gezet. En als de commissie-Schneiders één ding adviseert is het wel: blijf zorgvuldig, maar ga geen dingen terugdraaien, want een halfjaar vertraging is voor de mensen op de werkvloer al helemaal geen goed idee. Dus het liefst aanhouden en anders, om ál deze redenen, ontraden. Maar we komen hierover te spreken.

De voorzitter:

Ik zie geen actie van de heer Azarkan en dan is de motie gewoon ontraden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dan de motie op stuk nr. 87. Die motie vraagt de huidige herijking van het politiebudget te herzien en te moderniseren; een eerlijke verdeling. Oordeel Kamer, zeg ik richting mevrouw Van der Plas en de andere ondertekenaars. Het staat volgens mij ook in de antwoorden, maar het is wellicht wel goed en fair om tegen mevrouw Van der Plas te zeggen dat de regioburgemeesters hier ook om hebben gevraagd. Het is een belangrijke wens, die we ook samen gaan oppakken. Het is niet iets wat ik voor kerst of voor de zomer van volgend jaar heb gerealiseerd, want het is een fundamenteel en langdurig traject. Ik denk dat het fair is om deze context mee te geven, want anders gaat mevrouw Van der Plas terecht in het eerstvolgende commissiedebat aan mij vragen waar het blijft.

O ...

De voorzitter:

Kijk uit, mevrouw Van der Plas, straks breekt u uw nek nog!

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Zoals zij zelf ook in haar eerste termijn liet zien, is het zo fundamenteel dat je het zorgvuldig moet doen met alle betrokkenen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb wel een kleine aanvulling. De regioburgemeesters, dat is allemaal prima, maar deze regioburgemeesters komen uit Groningen, Nijmegen, Utrecht, Haarlem, Rotterdam, Den Haag, Tilburg, Eindhoven ...

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Almere, hoor ik hier.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

... en Almere. Dat zijn allemaal grote steden. Ik wil aan de minister vragen of bijvoorbeeld ook de burgemeesters uit de P10, de plattelandsgemeenten, de M50, de middelgrote gemeenten, of de K80, de kleine plattelandsgemeenten, aan tafel kunnen. Het zijn wel allemaal mooie namen! Ik vraag dit, want het is zo wel echt een stedelijk onderonsje van de regioburgemeesters. Ik zeg dat met alle respect voor deze burgemeesters, maar ik zou ook wel graag burgemeesters uit kleinere gemeenten dan bijvoorbeeld de regioburgemeesters aan tafel willen zien.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Wellicht voor de goede orde, ook ik spreek heel vaak met mensen uit al die afkortingen die mevrouw Van der Plas noemde, bijvoorbeeld met de middelgrote gemeenten over ondermijningsproblematiek en dat soort zaken. Dus die zijn ook altijd onderdeel van onze overleggen. Die zijn ook vertegenwoordigd in het LOVP, waar dit soort gesprekken plaatsvinden. Dus die vertegenwoordiging is geregeld.

Ik zei al dat het een fundamenteel traject is en dan denk je niet na twee vergaderingen: dat ga ik maar zo doen. Dat kan helemaal niet. Dat proces moeten we dus goed inrichten en daarom moet je ervoor zorgen dat je ook de geluiden op die overleggen goed hoort. Dus als mevrouw Van der Plas zegt "heb je daar extra aandacht voor?", dan zeg ik "ja, natuurlijk".

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Oké. Tot slot. Ik heb gisteren een mooie graphic gemaakt. Nou ja, ik heb die niet zelf gemaakt, want dat heb ik een zaak, de kopieershop, laten doen. We moeten altijd goed de feiten op orde hebben. Die graphic wil ik de minister na het debat graag meegeven, want het is misschien toch wel mooi om die op haar kamer neer te zetten. Nou ja, om goed na te denken over het platteland.

De voorzitter:

Dat hele grote ding?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wat zegt u?

De voorzitter:

Dat hele grote ding gaat u overhandigen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga het niet overhandigen. Ik geef het gewoon na het debat even mee en dan hoop ik dat ik het aan de muur zie hangen wanneer ik een keertje op het ministerie een kopje koffie kom drinken om zaken te bespreken.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Volgens mij komt er dan zo'n kleine foto bij met zo'n blik van "ik hou je in de gaten". Dat lijkt me heel goed. Afgesproken!

Voorzitter. Zoals gezegd, krijgt de motie op stuk nr. 87 dus oordeel Kamer met de gegeven uitleg: in gezamenlijkheid met de politie, het OM, het leger, burgemeesters, al die elementen. Maar dat hebben wij goed gedeeld met elkaar.

Kan het zijn dat ik opeens bij de motie op stuk nr. 84 ben? Ja, dat ben ik. Dat is misschien niet zo handig. Maar die motie is wel van de heer Azarkan. Het loopt even door elkaar in mijn setje, excuus. De motie van de heer Azarkan vraagt om in te gaan op een aanbeveling van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme. Die heeft natuurlijk meerdere aanbevelingen gedaan. Mijn collega van BZK komt met een integrale reactie op al die aanbevelingen. Zo zijn we ook met elkaar aan het kijken, dus daar kan ik op dit moment niet op ingaan. Ik zou zeggen: houd de motie aan of trek haar in totdat de reactie op die aanbevelingen komt. Dan hebben wij er hier kennis van genomen hoe de heer Azarkan naar deze specifieke aanbeveling kijkt.

De voorzitter:

Maar de heer Azarkan komt niet in actie, dus is de motie …?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Om die reden wordt de motie ontraden, omdat de reactie nog volgt.

Dan hebben we de motie op stuk nr. 88 van mevrouw Van der Plas, maar dat is volgens mij een spreekt-uitmotie, dus die is niet voor mij.

Dan volgt de motie op stuk nr. 89 van mevrouw Van der Plas. Die motie ontraad ik, omdat er al diverse onderzoeken lopen.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 90 van mevrouw Simons. Die ontraad ik.

Dan ga ik door met de motie op stuk nr. 91 van mevrouw Simons. Die ontraad ik ook, maar die is echt van mijn collega van BZK. De motie kan dus ook ingetrokken worden en daar ingediend worden. O, mevrouw Simons is er niet. Als mevrouw Simons de motie intrekt en haar daar indient, dan kan de collega van BZK erop reageren. Anders ontraad ik de motie om die reden.

De motie op stuk nr. 92 wordt ook ontraden. Het vraagstuk benadert de staatssecretaris al integraal. Er wordt nauw samengewerkt met Sociale Zaken.

Ik heb hier nog één motie. Dat is de motie op stuk nr. 93. Die is ook van mevrouw Simons. Ik vraag om die motie aan te houden of door te geleiden naar SZW en OCW. OCW is de trekker, want die gaat over het integrale plan waarbij mevrouw Hamer een rol speelt. Ik kan hier niet over preadviseren of daarvoor een advies meegeven, dus vraag ik de motie aan te houden of door te geleiden en anders wordt zij ontraden.

De voorzitter:

Ze is er niet meer, dus dat wordt dan ontraden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

O, ik heb nog een amendement, excuus.

De voorzitter:

Ja, inderdaad. Dat is het amendement-Van der Werf/Sneller op stuk nr. 51.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voorzitter. Dit amendement wordt ontraden. Met het coalitieakkoord en de motie-Hermans-middelen wordt al fors geïnvesteerd in de politie en in het OM, ook volgend jaar. Daarmee wordt onder meer de opsporing in het digitale domein zeer versterkt. Dat helpt om cybercrime en gedigitaliseerde criminaliteit aan te pakken. Met de ondermijningsmiddelen uit het coalitieakkoord krijgt de politie er bij de landelijke recherche capaciteit bij op dit vlak.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Ik heb hier dinsdag naar gevraagd in het debat. De minister schrijft zelf in haar beantwoording: dat zijn geen directe specifieke investeringen in de aanpak van cybercrime. Er gaat dus alleen geld naar het OM, maar niet voor dit specifieke stukje naar de politie. Bovendien komt de post waar dit vandaan wordt gehaald — ik ben heel blij met het amendement dat collega Bikker heeft ingediend — uit hetzelfde potje. Dat is nog steeds onbesteed geld. Bij het ene amendement kan het wel, maar bij dit amendement zou het niet kunnen. Ik ben dus heel erg benieuwd naar het antwoord op deze vragen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Opsporing in het digitale domein wordt zeer versterkt, ook bij de landelijke recherche. Dat staat, als het goed is, in de antwoorden. Dat is dus wel degelijk zo. Het is niet zo dat de politie daarvoor niks zou krijgen. Wat betreft dekking vanuit artikel 36: er is vanochtend — we zeiden net: dit lijken drie hele lange dagen achter elkaar — inderdaad 1 miljoen gegeven, incidenteel. Maar het zijn nog steeds noodzakelijk geachte uitgaven op ontwikkelingen binnen nationale veiligheid en het domein van contraterrorisme. Ik kan het daar dus niet uit blijven halen, want dit zijn niet middelen die over zijn en die vrij zouden komen in de algemene middelen — die heb ik niet — van de overheid. Op een gegeven moment hebben we die ruimte daarin mee kunnen geven, maar dat kan ik niet nog een keer doen. Maar ook inhoudelijk: die opsporing in het digitale domein is al erg versterkt.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Als dat noodzakelijk geacht zou zijn, dan zou dat beleidsmatig gereserveerd zijn. Het is nu nog steeds letterlijk vrij te besteden geld. Bovendien zit in dat potje 3,5 miljoen euro, dus 1% van de nog niet ingevulde post. In totaal hebben we het over 357 miljoen. Dus als daar 1 miljoen uit wordt gehaald, is er nog steeds 2,5 miljoen over. Nogmaals, er staat niet "beleidsmatig gereserveerd". Dus dan begrijp ik nog steeds niet waar het dan wel naartoe gaat.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het is niet over. Het is begroot voor andere zaken. Het is niet dat we dat soort potjes houden als een soort spaargeld. Het is begroot voor andere zaken. Denk aan onderzoeken naar hoeveel terroristische content op Nederlandse servers staat en het versterken van het stelsel voor crisisbeheersing en brandweerzorg. Het is allemaal begroot voor dat soort elementen.

Mevrouw Van der Werf (D66):

Maar waarom staat er dan niet waarvoor dat begroot is en waarom staat er dan niet "beleidsmatig gereserveerd"?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik ben hier om uit te leggen of de dekking wel of niet kan. Ik vind het wel een heel goed punt om te kijken of we het de volgende keer nog scherper kunnen formuleren. Ik heb natuurlijk bij de inhoudelijke ambtenaren gevraagd: gaat er iets mis? Nog los van dat ik het inhoudelijk een amendement vind waarvan ik zeg "ik weet niet of het nodig is", heb ik gevraagd of er iets misgaat als daar nog meer geld uitgehaald zou worden. Als vervolgens vanuit dat idee, vanuit het versterken van zelfs de crisisbeheersing, in deze tijd wordt gezegd "dat is te kwetsbaar", vind ik ook echt dat we dat niet moeten doen.

De voorzitter:

Prima.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dat was 'm.

De voorzitter:

Dank aan deze minister vooralsnog. Dan gaan we luisteren naar minister Weervind voor de resterende moties. Het woord is aan hem.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel. Als ik uw spelregels goed heb begrepen, hoef ik als ik "oordeel Kamer" zeg dat niet te beargumenteren, tenzij er mogelijkerwijs een interpretatiediscussie is.

Ik start met de motie op stuk nr. 63. Die is van de heer Ellian. Een paar punten ten aanzien van deze motie, in het kader van verwachtingenmanagement. Er staat "per direct". Ik heb daar even de tijd voor nodig. Ik vraag nadrukkelijk tot eind eerste kwartaal 2023. Dat is het eerste. De woorden "directe controle" die ik in de motie lees, lees ik als dat ik er alles aan doe om voortgezet crimineel handelen in detentie te voorkomen middels maximale controle op de communicatie. Als ik het zo mag lezen en interpreteren, dan kan ik alleen maar over deze motie zeggen "oordeel Kamer".

De voorzitter:

De heer Ellian bevestigt dat.

Minister Weerwind:

Dank u. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 64. Oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 65. Die is van de heer Van Nispen. Ook hier ten aanzien van de interpretatie het volgende. We hebben erover gediscussieerd. Ik wil niet in herhaling vervallen. Het Panteiaonderzoek geeft de zorgelijke situatie ten aanzien van de sociale advocatuur aan. Dat heeft u ook opgemerkt. Ik wil niet uitsluitend kijken naar de oplossingsrichtingen die in het Panteiaonderzoek gegeven worden. Ik wil ook kijken naar overige denkbare maatregelen. Ik zoek daar ook de koppeling met maatschappelijke bijdragen van de gehele advocatuur. Ik wil het dus breder trekken en breder bekijken.

De heer Van Nispen (SP):

Akkoord, als maar ook naar de oplossingsrichtingen van het Panteia-onderzoek gekeken gaat worden.

Minister Weerwind:

Ja, dat zal ik doen.

De voorzitter:

En dus is zij?

Minister Weerwind:

Oordeel Kamer.

Dan het schadevergoedingsfonds. Dat ga ik ontraden.

De voorzitter:

Welke motie is dat?

Minister Weerwind:

Excuus, dat is de motie op stuk nr. 68. Die is van de heren van Nispen en Knops. Ik ga haar ontraden. De argumentatie is dat rechters reeds een schadevergoeding kunnen opleggen en gedupeerden en gemeenten zich in de strafzaak kunnen voegen om schade vergoed te krijgen. Eventueel kan de schade ook via een civiele procedure worden verhaald. Derhalve ontraad ik haar.

De heer Van Nispen (SP):

Het probleem bij tumultueuze rellen, grootschalige rellen, is nu juist dat mensen wel veroordeeld worden voor het deelnemen aan die rellen of het gooien van stenen, maar dat niet bewezen kan worden welke winkelruit precies door persoon X of welk bushokje door persoon Y is vernield. Dat is nou juist het probleem. Dan kan er dus geen schadevergoedingsmaatregel opgelegd worden. Er kan dan ook niet civiel gevoegd worden of wat dan ook. Dus de mogelijkheden die de minister schetst, gaan alleen op als je de concrete schade kunt toerekenen. Wat wij nu willen, is dat mensen niet wegkomen met hun daden en dat zij dus ook schade moeten vergoeden omdat zij lid waren van die groep en deel hebben genomen aan die rellen. Vandaar het voorstel voor dat fonds. Ze hebben dat dus in Amsterdam geprobeerd bij die coronarellen en dat heeft goed uitgepakt. Het heeft dus een precedent. Wij zeggen "doe dat ook structureel", met als doel om te voorkomen dat mensen weg kunnen komen met hun daden. Uiteindelijk zijn er wel uitvoeringsvraagstukken over hoe je dan dat geld moet verdelen. Dat snap ik. Daar geven we de minister de ruimte op.

Minister Weerwind:

Ik dank de heer Van Nispen voor de uitleg die hij geeft. Desalniettemin blijf ik bij "ontraden". Hij geeft ook aan: kijk naar Amsterdam, probeer daarvan te leren en probeer het op te schalen. Die suggestie wil ik wel overnemen, maar ik ga de motie ontraden.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 71. Voorzitter, iets meer uitleg hierbij. Ik ga de motie ontraden. Ik lees echter ook dat een verzoek tot versnelling van de voorbereiding van de Wet op de politieke partijen leeft. Zo heb ik deze Kamer ook beluisterd. Ik zal dat ook doorgeleiden naar de minister van Binnenlandse Zaken. De motie ontraad ik. Daarin staat ook dat de uitzondering voor politieke partijen bij artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek moet worden geschrapt. De positie van politieke partijen als deelnemers aan het democratisch proces is mijns inziens van een andere orde dan die van andere organisaties. Politieke partijen moeten in het maatschappelijk debat meer ruimte kunnen nemen om standpunten uit te dragen. Ik benadruk echter: die ruimte is niet onbegrensd. De rechter kan ook nu een partij verbieden op verzoek van het Openbaar Ministerie, op basis van de oude tekst van artikel 2:20 Burgerlijk Wetboek. De wetgever heeft overwogen dat de gronden waarop tot een verbod van een politieke partij kan worden gekomen, een eigen afweging vergen. Die afweging past bij uitstek in het bredere kader van de totstandkoming van een wet op de politieke partijen. Dat is ook in lijn met het advies van de commissie-Remkes. Tot een wet op de politieke partijen tot stand komt, blijven de huidige mogelijkheden voor een partijverbod bestaan. Ik ontraad de motie op stuk nr. 71.

Ik ga naar de motie op stuk nr. 73. Die motie gaat over het beperkt aantal plaatsen in de Kleinschalige Voorzieningen. Ik wil daarbij even een kanttekening plaatsen. Ik lees in de motie ook over een uitbreiding. Laat ik vooropstellen: ik acht uitbreiding niet aan de orde. Constateer ik echter dat er behoefte aan uitbreiding is, dan zal ik die nadrukkelijk overwegen. Dus als ik de motie ten aanzien van uitbreiding zo mag lezen, dan geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Mutluer knikt ja.

Minister Weerwind:

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 76, ingediend door de leden Knops, Bikker, Ellian en Sneller. Die motie krijgt oordeel Kamer. Ik wil die motie betrekken bij de behandeling van de uitvoering van de motie-Ellian/Mutluer van 22 juli jongstleden. Die ging over het in kaart brengen van bottlenecks in de strafrechtsketen en over het nagaan welke oplossingen kunnen worden gevonden.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 85 van DENK. Die motie ga ik ontraden. Ik kijk naar data om iets te kunnen doen. Als ik die niet heb, kan ik er geen antwoord op geven. Derhalve ontraad ik deze motie.

In de motie op stuk nr. 86 wordt het feitenonderzoek aangegeven en genoemd als basis. Ik kom morgen met een brief hieromtrent. Ik ga de motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 94, van BIJ1. Ja, ik heb aan de rechtspraak financiële middelen beschikbaar gesteld. Ja, er zijn diverse pilots door de rechtspraak gestart en zij zullen ook worden geëvalueerd. In deze motie wordt gevraagd: kom met een duidelijk integraal plan. Omdat ik dat ook van belang vind om het overzicht te krijgen, zeg ik: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 95 is van BVNL en gaat over het bij het landelijk beleid betrekken van het tienpuntenplan. Wat neem je over en wat neem je niet over? Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 96 gaat over de maatschappelijke dienstplicht. Die motie ga ik ontraden. Laat ik vooropstellen dat ik zie dat er een ernstig probleem is, maar dat vraagt ook een stevige aanpak voor jeugdcriminaliteit. Die staat er dan ook tegenover. Die aanpak is met name gericht op de wijken en het versterken van de jeugdstrafketen. Daarom zie ik de meerwaarde van deze motie niet en kom ik tot "ontraden".

Voorzitter, dat waren de moties in mijn portefeuille.

De voorzitter:

Heel goed. Dat was dan de begrotingsbehandeling van het jaar onzes Heren 2022. Heeft een van de bewindspersonen nog behoefte aan een kort stichtelijk woord? Misschien een mooie afsluiting? Iets dat ons koude rillingen geeft?

Minister Weerwind:

Geeft u mij echt die gelegenheid, voorzitter?

De voorzitter:

Bij dezen. Natuurlijk! Dat heb ik in het verleden bij meneer Opstelten en bij andere collega's van u ook gedaan.

Minister Weerwind:

Voorzitter. We praten over de democratische rechtsstaat. We praten ook over de veiligheid van ons land. De veiligheid van ons land is iets wat de minister van Justitie en Veiligheid, en ook mijn persoon, zich zeer aantrekken. Dat doen we niet alleen met onze lokale ervaring die we hebben. Juist op het niveau waar we nu op staan, zijn we ook meer dan trots, en groots — laat ik het West-Friese woord gebruiken — op al die mannen en vrouwen van de politie, van de brandweer die hun werk doen. En ik ga hier toch ook de ambulancediensten bij betrekken; excuseert u mij, ik praat af en toe als oud-voorzitter van een veiligheidsregio. Deze mensen staan er. Zij gaan het gevaar in om voor het land te staan. Velen van u hebben uitgesproken hoe trots u daarop bent. Hetzelfde geldt voor de inlichtingendiensten. Die zijn ook de revue gepasseerd. Ik sta hier voor die democratische rechtsorde.

Ik zei net: een democratie vergt inspanning. Enkelen van u hebben die heel filosofisch en nadrukkelijk benaderd. Ik kijk dan met name naar de ChristenUnie, naar mevrouw Bikker. U sprak over "de weerbare democratie". De democratie is inderdaad weerbaar. Hoe houd je die in stand? Hoe onderhoud je die? Hoe zorg je daarvoor? Daar zijn kastenvol boeken over geschreven. Ik kan Pröpper en Van den Bergh aanhalen. Daar zijn prachtige boeken over geschreven. Ik denk aan hoogleraar Van den Bergh uit Leiden die in 1936 — dat was na 1933; dat was toen de democratie in Duitsland zó geraakt was — een speech hield waarin hij zich afvroeg: wanneer houdt de tolerantiegrens op in een democratie? Dat was een krachtige speech.

U heeft de vraag die hij stelde allemaal aangeraakt. U bent bij de debatten aanwezig geweest. U heeft gezien hoe wij dit land onderhouden, hoe wij de rechtspraak in stand houden. Wij mogen trots zijn op onze rechters, onze officiers van justitie, onze advocatuur en, niet te vergeten, onze gerechtsdeurwaarders. Wij mogen trots zijn op alle functionarissen die zich inzetten om de toegang tot het recht inhoud te geven. Zij geven daar invulling aan.

Dank voor het debat. Dank voor uw ingevingen. Dank voor alle suggesties die u ons heeft meegegeven om verder te bouwen aan de veiligheid van ons land, de rechtsstatelijkheid van ons land en de toegang tot het recht in ons land.

Voorzitter, tot zover.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Hartstikke mooi. Tot zover dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag stemmen wij over alle moties, inclusief de motie van wantrouwen. Op 6 december stemmen wij over de begroting en de amendementen. Dank aan de bewindspersonen voor hun aanwezigheid en inzet. Ik schors de vergadering tot 18.45 uur.

De vergadering wordt van 17.25 uur tot 18.46 uur geschorst.

Naar boven