7 Eindrapportage Programma Volwaardig Leven

Aan de orde is het tweeminutendebat Eindrapportage Programma Volwaardig Leven (24170, nr. 263).

De voorzitter:

Aan de orde is een tweeminutendebat over de Eindrapportage Programma Volwaardig Leven (24170, nr. 263). Ik heet uiteraard de leden van de zijde van de Kamer welkom en ik heet de minister welkom. Een bijzonder warm welkom ook voor de mensen op de publieke tribune. Ik heb me laten vertellen dat het wijkverpleegkundigen zijn. Welkom ook; goed dat u er bent! Er zijn vanuit de zijde van de Kamer twee sprekers aangemeld. Ik wil toch maar voortvarend beginnen en de eerste spreker van de zijde van de Kamer uitnodigen. Dat is mevrouw Paulusma namens D66.

Mevrouw Paulusma (D66):

Voorzitter, ik kon het toch niet laten om even te zwaaien naar de wijkverpleegkundigen.

Voorzitter. Als het gaat om volwaardig leven, dan is het belangrijk dat iedereen zich seksueel kan ontplooien. Dat sommige mensen dit niet kunnen, vanwege hun ziekte of hun beperking, vindt D66 pijnlijk. Want seksuele ontplooiing is een mensenrecht. Het voorkomt het gebruik van andere zorg en het kan ongewenst gedrag naar zorgprofessionals voorkomen. Daarom dien ik vandaag een motie in op het gebied van sekszorg, om mensen ook van dit mensenrecht gebruik te kunnen laten maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de vrijheid om seksueel actief te zijn een mensenrecht is en dat sommige mensen dit niet kunnen vanwege hun ziekte of beperking;

constaterende dat sekszorg mensen kan helpen met dit recht maar ook zwaarder zorggebruik en ongewenst gedrag kan verminderen;

constaterende dat er nu nog geen beleidsvisie van de regering ligt op het ondersteunen en het stimuleren van sekszorg, alsmede het verminderen van het taboe op sekszorg;

verzoekt de regering om een beleidsvisie te ontwikkelen over seksualiteit en intimiteit voor mensen met een beperking, waarbij expliciet wordt ingegaan op de meerwaarde van sekszorg, op het opleiden van sekszorgers, op het verminderen van het taboe en op de kennisuitwisseling tussen gemeenten over hoe sekszorg binnen de Wmo bevorderd zou kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Paulusma.

Zij krijgt nr. 266 (24170).

Mevrouw Paulusma (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Paulusma namens D66. Dan is de volgende — in dit geval — spreekster mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Hoe langer ik woordvoerder ben op het gebied van gehandicaptenbeleid, hoe pijnlijker ik het vind dat deze groep altijd wordt vergeten in zaken die voor andere mensen heel normaal zijn. Dat geldt ook voor sekszorg. Daarom heb ik op dit gebied ook een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zorgwetten erg zijn gericht op geneeskundige zorg;

constaterende dat de wetten daarmee structureel tekortschieten voor mensen met een beperking, aangezien zij niet meer gaan genezen;

van mening dat sekszorg structureel goed geregeld moet worden voor deze groep;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe sekszorg opgenomen kan worden in een van de stelselwetten voor mensen met een beperking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld.

Zij krijgt nr. 267 (24170).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. We hebben deze vragen ook gesteld in het schriftelijk overleg. Daaruit blijkt — dat gaf de minister ook als antwoord — dat het hier dus niet over zorg gaat. Dat is de reden dat dit niet goed is opgenomen en vandaar dat wij met onze motie zeggen: regel dit in ieder geval. Ik sluit me ook aan bij de woorden van mevrouw Paulusma. Dit kan natuurlijk ook het taboe doorbreken. Laten we daar gewoon eerlijk over zijn met elkaar en laten we ervoor zorgen dat dit voor iedereen, juist ook voor mensen met een beperking, goed geregeld wordt.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan zijn we aan het einde gekomen van de sprekerslijst. We hebben twee moties. Ik kijk even naar de minister om te zien hoe lang zij nodig heeft voor de appreciatie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister de gelegenheid voor de appreciaties van de twee moties. De minister.

Minister Helder:

Dank u wel, voorzitter. De appreciatie van de motie op stuk nr. 266 is oordeel Kamer. Daarbij wil ik aangeven dat ik aankomende zomer kom met een beleidsreactie over de intimiteit en seksualiteit van mensen met een beperking. Daarin ga ik onder andere in op de bevindingen uit het rapport-Tiresias en ook op het thema seksuele dienstverlening, inclusief het opleiden, het verminderen van het taboe en de kennisbevordering daarover. Dat betekent overigens niet dat ik bij al die onderwerpen een overheidsrol zie. Daar heb ik in de antwoorden in het VSO ook al wat over gezegd. Ik ga daar in die beleidsreactie wel uitgebreid op in; dat kan ik u toezeggen.

De voorzitter:

Ik zie de indiener knikken, dus dank u wel daarvoor. De motie op stuk nr. 267.

Minister Helder:

Ik ben zeker bereid om het doorbreken van het taboe mee te nemen in de beleidsvisie die ik net heb aangekondigd. De Zorgverzekeringswet is natuurlijk een geneeskundige wet. De Centrale Raad van Beroep heeft ook aangegeven dat het niet onder de Wmo valt. Tegelijkertijd wil ik daar in de beleidsreactie wel op ingaan om te kijken hoe we het taboe zo goed mogelijk kunnen doorbreken. Ik wil daar zeker ook in uitdragen en meenemen, ook al voor die tijd, hoe we de kennisuitwisseling tussen de gemeenten kunnen bevorderen. Maar verder is het wat mij betreft ontraden.

De voorzitter:

Ontraden. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan heb ik daar natuurlijk een vraag over. Want het probleem is nou juist — ik gaf dat al aan — dat we mensen met een beperking heel vaak vergeten, dat ze overal net niet in passen. We kunnen dit natuurlijk met een heel strak kader bekijken, van: natuurlijk gaat de Zorgverzekeringswet over geneeskundige zorg en zal de Wmo ook over allerlei andere zaken gaan. Maar het maakt me niet uit waarin het geregeld wordt. Ik wil gewoon dat het ergens in een wet wordt geregeld. We hebben hier niet staan: het moet in die wet. Het moet gewoon ergens in een wet geregeld worden. Daarom is mijn vraag aan de minister de volgende. Zou u, met die lezing — dat is dus dat het ergens vaststaat; we zeggen niet hoe — nog eens een keer opnieuw naar deze motie willen kijken?

Minister Helder:

Dan blijf ik bij de appreciatie ontraden. Ik wil daarbij wel het volgende toezeggen aan mevrouw Westerveld. Ik begrijp voor een deel haar oproep om dat taboe te doorbreken en er ook strenger in te zijn om te kijken waar we het wel kunnen regelen. Ik zeg haar toe dat ik dit expliciet meeneem in de beleidsreactie die ik ga schrijven.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de indieners. U wilt nog nadenken? Als die in stemming wordt gebracht, zetten we er "ontraden" bij als appreciatie. Dank aan de minister. We zijn hierbij aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank voor de flexibiliteit van de leden voor het volgende tweeminutendebat. We zijn wat sneller dan gepland, dus we willen eigenlijk voortvarend doorgaan. We schorsen nog even voor een kort moment. Ik word er net over geïnformeerd dat er nog één woordvoerder niet aanwezig is. Die zou onderweg zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven