6 Mbo

Aan de orde is het tweeminutendebat Mbo (CD d.d. 09/11).

De voorzitter:

Dan gaan wij door naar het tweeminutendebat Mbo, naar aanleiding van een commissiedebat op 9 november en van vanochtend. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer El Yassini, van de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister en ook de leden voor een goed en stevig gesprek. Fijn dat we allemaal de schouders onder het mbo zetten. Ik heb een drietal moties. Die wil ik graag meteen uitspreken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering van plan is een bbl-offensief te starten;

constaterende dat nu ongeveer 25% van de mbo-studenten een bbl-opleiding volgt;

overwegende dat de combinatie van leren en werken in een bbl-opleiding bijdraagt aan de ontwikkeling van de student, het voorkomen van groenpluk en het verminderen van de tekorten op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering om samen met onderwijsinstellingen en het bedrijfsleven ernaar te streven dat minimaal 35% van het totale aantal mbo-studenten een bbl-traject volgt en dit percentage tot doelstelling van het bbl-offensief te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Yassini.

Zij krijgt nr. 517 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat nu 24.385 jongeren per jaar hun opleiding zonder diploma verlaten;

overwegende dat voortijdige schoolverlaters vaker een beroep doen op uitkeringen, vaker in aanraking met politie en justitie komen en vaker gebruikmaken van zorg;

verzoekt de minister met een aanvalsplan te komen om het aantal voortijdige schoolverlaters stapsgewijs te verlagen naar onder de 18.000 jongeren in 2026 en in dat aanvalsplan afspraken met mbo-scholen op te nemen om alle obstakels voor omschakeling naar een bbl-traject weg te nemen;

verzoekt de minister van OCW om samen met het ministerie van Defensie te onderzoeken welke rol het dienstjaar van Defensie in het vsv-aanvalsplan kan spelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Yassini.

Zij krijgt nr. 518 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om stagematching in te voeren voor eerstejaars mbo-studenten;

constaterende dat verschillende partijen, waaronder de MBO Raad, FNV en VNO-NCW, sterke bezwaren hebben tegen verplichte stagematching;

overwegende dat een acceptatieplicht van mbo-stagiairs bedrijven en instellingen ervan zal weerhouden deel te nemen aan leertrajecten;

overwegende dat het voor veel bedrijven en instellingen die stageplekken aanbieden essentieel is om stagiairs te kunnen selecteren, bijvoorbeeld wanneer stagiairs op een bouwplaats stage lopen of in de zorg rechtstreeks met patiënten werken;

overwegende dat een acceptatieplicht de leerlingen de kans ontneemt te leren solliciteren;

verzoekt de regering het plan voor stagematching te herzien zodat altijd een kennismakingsgesprek plaatsvindt zonder acceptatieplicht voor zowel bedrijf als student,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Yassini en Pouw-Verweij.

Zij krijgt nr. 519 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ook van mijn kant drie moties als afronding van het debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mentale gezondheid van studenten onder grote druk staat;

overwegende dat uitval op het mbo een risicofactor is voor het sterker ontwikkelen van suïcidale gedachten;

overwegende dat zodra mbo-studenten uitvallen, ze niet meer in beeld zijn bij onderwijsinstellingen;

verzoekt de regering om te bewerkstelligen dat er in de ondersteuningsstructuur rondom mbo-studenten specifiek aandacht, kennis en kunde komt voor het signaleren van en het gesprek voeren over vroegtijdig schoolverlaten, dreigende depressieve gevoelens en suïcidale gedachten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Van der Plas, Hagen, Van der Molen, De Hoop, Kwint, Van Baarle en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 520 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bbl-studenten vier dagen werken en één dag naar school gaan;

overwegende dat er vanuit de praktijk behoefte is aan flexibiliteit, bijvoorbeeld drie dagen werk en twee dagen school;

overwegende dat er krapte is op de arbeidsmarkt en dat er veel mbo-studenten nodig zijn om de maatschappelijke transities aan te kunnen, maar het niet voor iedere student passend is om slechts één dag per week onderwijs te krijgen;

verzoekt de regering met inachtneming van het bovenstaande in de toekomstverkenning mee te nemen hoe een dergelijke werkbegeleidende leerweg kan worden vormgegeven en wat ervoor nodig is om deze leerweg te realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en El Yassini.

Zij krijgt nr. 521 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat mbo-studenten voor profilering en ondersteuning een beroep kunnen doen op het studentenfonds;

overwegende dat er veel onbekendheid is bij studenten en docenten over dit fonds;

overwegende dat scholen terughoudend zijn in het toekennen van het fonds en de overgebleven middelen uit het studentenfonds ook mogen gebruiken voor andere doeleinden;

verzoekt de regering om de bekendheid met het studentenfonds te vergroten onder zowel studenten als docenten en studieadviseurs en de middelen hierin ten bate van mbo-studenten in te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Van der Molen.

Zij krijgt nr. 522 (31524).

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Kwint, SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik had een indrukwekkende hoeveelheid moties voorbereid, maar de minister heeft eigenlijk bij een hele hoop dingen gezegd dat hij het wel goede ideeën vond, wat ik natuurlijk met hem eens ben. Dan is het natuurlijk onzinnig om allerlei moties in te dienen. Er blijft nog wel een discussiepunt over en dat gaat over het onderscheid qua rentepercentage tussen mbo'ers en studenten op het hoger onderwijs wanneer het gaat om terugbetalen. De minister heeft gezegd dat hij dat ook onwenselijk vindt en dat hij dat gaat veranderen. Dat is dus mooi, maar er blijft wel degelijk een groep over waarvoor het straks zomaar mogelijk kan zijn dat zij een hogere rente over hun studieschuld betalen dan hun jaargenoten op het hbo of op de universiteit. Dat lijkt ons een slecht idee, zeker gezien de breed gedeelde wens van deze Kamer om het mbo als volwaardige onderwijsvorm naast het hbo en de universiteit neer te zetten. Daar hoort een gelijke behandeling bij. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet van plan is om aankomend studiejaar het rentetarief op studieschulden gelijk te trekken voor alle studenten;

overwegende dat dit niet geldt voor alle studenten;

verzoekt het kabinet ervoor zorg te dragen dat zowel voor huidige als toekomstige studenten er geen verschillen zijn tussen mbo en hoger onderwijs in de hoogte van de rente die studenten over hun studieschuld betalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint.

Zij krijgt nr. 523 (31524).

De heer Kwint (SP):

Daarbij wil ik nog gezegd hebben dat ik sowieso het betalen van rente over studieschuld een heel slecht idee vind en dat de studieschuld sowieso onnodig hoog is in heel veel onderwijsvormen, maar ik vermoed dat ik daarover de komende weken de discussie met de minister nog wel een paar keer aanga. Voor nu willen we in ieder geval dat iedereen die gelijke behandeling krijgt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint namens de SP. Het klinkt dan alsof u een goed debat heeft gehad als u bijna geen motie meer hoeft in te dienen. Dus heel goed. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Van mijn kant een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek is opgenomen dat de minister geregeld overleg pleegt met de daarvoor in aanmerking komende belangenorganisaties van studenten over aangelegenheden van algemeen belang voor studenten;

constaterende dat in de Wet educatie en beroepsonderwijs geen vergelijkbaar wetsartikel is opgenomen;

constaterende dat studenten op het mbo gelijkwaardig zijn aan studenten op het hbo of op de universiteit en ook een gelijkwaardige behandeling verdienen;

verzoekt de regering om in de Wet educatie en beroepsonderwijs op te nemen dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geregeld in overleg dient te treden met de daarvoor in aanmerking komende belangenorganisaties van studenten over aangelegenheden van algemeen belang voor studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouchallikh en De Hoop.

Zij krijgt nr. 524 (31524).

Dank u wel, mevrouw Bouchallikh namens GroenLinks. Ik zie de volgende spreker al opstaan. Dat is de heer Van der Molen van het CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Dat klopt, voorzitter, dank u wel.

Ik sluit me aan bij de beoordeling door andere collega's van het debat. Het was een goed debat. We hebben ook goede toezeggingen van de minister gekregen, maar ik heb toch nog twee moties, voorzitter. Dank overigens dat u mijn klokje nog niet liet lopen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is om met stagematching te gaan werken voor de eerste stage van eerstejaarsstudenten;

overwegende dat het voornemen voor stagematching nog niet concreet is uitgewerkt;

verzoekt de regering om in de uitwerking van stagematching een variant op te nemen waarbij studenten kennismaken met twee stageorganisaties en stageorganisaties kennismaken met twee studenten, waarna de school aan de hand van wederzijdse voorkeuren een knoop doorhakt welke student waar stage gaat lopen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en El Yassini.

Zij krijgt nr. 525 (31524).

De heer Van der Molen (CDA):

Het onderwerp van een gelijke behandeling van mbo-studenten en studenten in het hoger onderwijs is natuurlijk een van de belangrijkste onderwerpen in het debat geweest maar ook in het beleid van de minister. Als CDA hebben wij voor een paar concrete problemen aandacht gevraagd. Ik zou heel graag willen vastleggen dat wij daar binnen afzienbare tijd als Kamer actie op zien. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat studenten in het mbo geen aanspraak kunnen maken op gemeentelijke studietoeslag, indien ze door een beperking niets bij kunnen verdienen;

constaterende dat studenten in het mbo geen collegekaart krijgen, waardoor ze niet aan kunnen tonen dat zij student zijn en niet in aanmerking komen voor kortingen;

constaterende dat voor studenten in het mbo strengere voorwaarden en een kortere periode geldt waarin ze lesgeld terug kunnen vragen;

constaterende dat in de medezeggenschapsmonitor er alleen aandacht is voor medezeggenschap in het hoger onderwijs;

constaterende dat mbo-studenten die op zichzelf willen gaan wonen in veel gevallen niet in aanmerking komen voor een studentenkamer van sociale studentenhuisvesters;

verzoekt de regering te werken aan verdere gelijkheid van mbo-studenten ten opzichte van studenten in het hoger onderwijs en de voorgaande vijf knelpunten in kaart te brengen, en de Kamer gelijktijdig met de indiening van de Voorjaarsnota te informeren op welke wijze en op welke termijn deze knelpunten kunnen worden verholpen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Molen en Palland.

Zij krijgt nr. 526 (31524).

Dank u wel, meneer Van der Molen. U heeft een interruptie hierover van de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik vind het een hele mooie motie. Ik herken de knelpunten die de heer Van der Molen noemt ook. De afgelopen week zagen we ook een heel mooi item in Radar, waarin dit ook heel nadrukkelijk bloot werd gelegd. Ik vraag me eigenlijk af of we niet groter moeten denken. Deze knelpunten zien we namelijk heel breed. Zouden we er niet naartoe moeten werken dat we ook opleidingsniveau mee moeten nemen in de Algemene wet gelijke behandeling? Ik zou het CDA willen vragen of dat iets waar zij aan denken. Behoort dat tot de mogelijkheden die u voor u ziet met deze motie?

De heer Van der Molen (CDA):

Ja.

De voorzitter:

Dat was een kort en krachtig en antwoord.

De heer Van der Molen (CDA):

Dat is een kort antwoord, maar dat is de uiteindelijke stap. Een voorbeeld uit Radar betrof een mbo-student die werd geweigerd bij een café. En als je bij Apple een laptop wil kopen, krijg je als hbo'er of als universitair student wel korting, maar als mbo'er niet. Dat is niet uit te leggen. Ik vind dat die bedrijven eerst de kans moeten krijgen om hun gedrag aan te passen. Ik denk dat we dat op gang moeten brengen. Maar als dat niet helpt, wil ik dat de minister naar de Algemene wet gelijke behandeling gaat kijken. Want doordat opleidingsniveau daar nog niet in staat, kunnen ondernemers door de mazen van de wet kruipen. Dat moeten we niet meer toestaan.

De voorzitter:

Dank u wel, en dank ook dat u ons scherp houdt op de tijd. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van der Plas, BBB.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut zich met name focust op gender, religie en achtergrond en er in dit onderzoek diepgang op stagediscriminatie op handicap mist;

overwegende dat het om een significant aantal studenten gaat in het mbo en er met de uitkomst van een onderzoek een betere ondersteuning en plan voor deze doelgroep opgemaakt kan worden;

verzoekt de regering een apart onderzoek in te stellen naar stagediscriminatie op handicap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Plas en El Yassini.

Zij krijgt nr. 527 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er binnen het mbo een grote focus is op prestatiegestuurd onderwijs;

overwegende dat dit prestatiegestuurde onderwijs kan resulteren in stress onder de studenten;

verzoekt het kabinet om te onderzoeken hoe we het prestatiegestuurde onderwijs op het mbo en de negatieve effecten die dit op de studenten heeft, kunnen veranderen, zodat niet de prestaties maar de ontwikkeling in het beroep en de ontwikkeling in sociale en maatschappelijke vaardigheden centraal komen te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 528 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de positie van mbo-studenten in de samenleving nog steeds niet gelijk is aan die van hbo- en wo-studenten;

constaterende dat mbo-studenten nog steeds veelvuldig worden uitgesloten van studentensport, studentenkortingen en studentenhoreca;

overwegende dat mbo'ers volwaardige studenten zijn die recht hebben op een volwaardig studentenleven met dezelfde voordelen en mogelijkheden als hbo- en wo-studenten;

verzoekt het kabinet om een landelijk geldige studentenpas te introduceren die mbo-studenten dezelfde rechten en mogelijkheden geeft als hbo- en wo-studenten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 529 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de positie van mbo-studenten in de samenleving nog steeds niet gelijk is aan die van hbo- en wo-studenten;

constaterende dat mbo-studenten nog steeds veelvuldig worden uitgesloten van studentensport, studentenkortingen en studentenhoreca;

overwegende dat mbo'ers volwaardige studenten zijn die recht hebben op een volwaardig studentenleven met dezelfde voordelen en mogelijkheden als hbo- en wo-studenten;

overwegende dat hbo- en wo-instellingen studenten(sport)verenigingen faciliteren en ondersteunen en dat mbo-instellingen dit niet doen;

overwegende dat dit voor veel verenigingen reden kan zijn om mbo-studenten uit te sluiten van deelname;

verzoekt het kabinet om mbo-instellingen te motiveren om het studentenleven voor mbo-studenten te faciliteren door een financiële bijdrage te leveren aan studentenverenigingen en -activiteiten;

verzoekt het kabinet om te onderzoeken hoe mbo-instellingen deze financiële bijdrage kunnen bekostigen en waar nodig er financiële dekking gezocht kan worden vanuit het ministerie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 530 (31524).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. Voor u vertrekt, is er een interruptie van mevrouw Bouchallikh van GroenLinks en daarna van de heer Van der Molen, CDA.

Mevrouw Bouchallikh (GroenLinks):

Het is goed dat mevrouw Van der Plas weer aandacht vraagt voor studenten met een handicap. Ik wil wel even verwijzen naar het debat eerder vandaag, waarin we het er ook over hebben gehad. Toen heb ik een soortgelijke motie van een collega van vorig jaar aangehaald. Die vroeg eigenlijk precies om hetzelfde. Omdat we volgende week gaan stemmen, wil ik heel graag weten waarom mevrouw Van der Plas nog een keer een soortgelijke motie indient en wat daar anders aan is ten opzichte van waar we eerder naar hebben verwezen en de motie die alreeds is aangenomen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat klopt. Ik wacht ook even de appreciatie van de minister af op dit punt. Ik heb inderdaad uw betoog daarover gehoord. Ik heb ook begrepen dat bij de partij van mevrouw Bouchallikh niet duidelijk was of de motie überhaupt is uitgevoerd. Het laatste onderdeel van het debat heb ik, zoals mevrouw Bouchallikh weet, niet kunnen bijwonen omdat ik naar de commissie voor de Werkwijze moest. Ik dacht: ik dien 'm nu wel in; dan hoor ik even de appreciatie van de minister en dan kan hij misschien ook nog even terugkomen op het laatste stukje in het debat. Dan besluit ik of ik 'm wel of niet zal aanhouden.

De voorzitter:

Dan heeft u nog een interruptie van de heer Van der Molen, CDA.

De heer Van der Molen (CDA):

Ik stel vast dat mevrouw Van der Plas net als ik een motie heeft ingediend over de collegekaart voor studenten. We hoeven misschien geen dubbelingen te doen, maar dan spreken we elkaar wellicht nog even na het debat. Ik heb nog een vraag over uw motie over prestatiegericht onderwijs. Zou u die nog iets kunnen toelichten? U zegt dat er meer moet worden gekeken naar de ontwikkelingen in het beroep, maar het mbo leidt ook voor andere dingen op. Daar heb je ook gewoon vakken als rekenen, Nederlands en burgerschap. Hoe moet ik de motie interpreteren, vraag ik voordat ik daar een mening over kan vormen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat sluit eigenlijk ook een beetje aan op de discussie die we in het commissiedebat hebben gehad. Bij het primaire onderwijs, het basisonderwijs, wordt heel erg daarop gestuurd. Dan gaan kinderen een bepaalde richting op omdat ze goed zijn in taal en in rekenen, terwijl ze misschien ook wel heel goed zijn in die vakken. Ik wil voorkomen dat kinderen daardoor afhaken, ook op het mbo. Ik wil voorkomen dat ze op dat gebied afhaken omdat ze misschien dus ook gewoon goed zijn, misschien niet in de vakken … Ik heb zelf een zoon die de ICT-opleiding heeft gedaan. Die was toevallig wel goed in Nederlands en Engels, maar was hij dat niet geweest maar wel een hele goede ICT'er geweest, dan had het kunnen gebeuren dat hij was afgehaakt en dat hij had gezegd: ik trek dit niet. Dat is een beetje de overweging van de motie.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze nadere toelichting en dank ook voor uw inbreng. Dan is de volgende spreker van de zijde van de Kamer de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter. In tweede termijn heb ik voor de minister het verhaal van Metin Yavuz aangehaald, wiens dochter solliciteerde en afgewezen werd. Toen zij haar achternaam veranderde in "Sloots" kreeg ze opeens wel een uitnodiging voor een stageplek. Dat toont aan dat heel veel mensen in het dagelijks leven nog steeds stagediscriminatie meemaken. Het is goed dat de regering stappen zet op dit terrein, maar mijn fractie heeft nog twee moties op het gebied van handhaving naar aanleiding van signalen over stagediscriminatie en het inzetten van mysteryguests.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de antidiscriminatie-eisen in de erkenningsvoorwaarden voor stagebedrijven worden aangescherpt;

overwegende dat dit een extra titel gaat bieden voor de SBB om bij toekomstige en bestaande erkenningen voor stagebedrijven te handhaven op antidiscriminatie;

overwegende dat in het verleden bij slechts drie bedrijven discriminatie heeft geleid tot intrekking van de erkenning;

met de regering de mening delende dat stagediscriminatie moet worden uitgebannen;

verzoekt de regering om samen met de SBB een plan op te stellen om te komen tot geïntensiveerde handhaving van antidiscriminatie-eisen bij stagebedrijven, te bewerkstelligen dat er serieuzer werk wordt gemaakt van het opvolgen van meldingen en samen met de SBB te streven naar intensivering van de capaciteit op de handhaving van antidiscriminatie-eisen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 531 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie een hardnekkig probleem is;

overwegende dat mysteryguestonderzoek kan helpen om discriminatie op de stagemarkt te signaleren en met bedrijven in gesprek te treden, alsmede kan leiden tot een afschrikkende werking;

verzoekt de regering om periodiek mysteryguestonderzoek uit te laten voeren om stagediscriminatie te signaleren en te bezien hoe de uitkomsten van dit onderzoek gebruikt kunnen worden om beterschap te bewerkstelligen bij bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 532 (31524).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Baarle van DENK. De volgende spreker zie ik al opstaan. Dat is de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in de werkagenda voor het mbo 142,2 miljoen euro wordt vrijgemaakt voor het carrièreperspectief van docenten;

overwegende dat er in het mbo sprake is van een docententekort en het hebben van carrièreperspectief een belangrijke reden is om voor een baan in het mbo te kiezen of om in het mbo werkzaam te blijven;

overwegende dat eerder gemaakte afspraken in het kader van de functiemix al sinds 2014 niet overal worden nagekomen en dat de medezeggenschap op de instellingen er niet in slaagt die trend te keren;

van mening dat de extra gelden terecht moeten komen bij docenten en dat duidelijke en meetbare afspraken hierover van groot belang zijn, omdat werkgevers er vaak terughoudend in zijn om structurele uitgaven te baseren op incidentele investeringen;

verzoekt de regering om de extra 90 miljoen euro voor het salarisperspectief uit de kwaliteitsgelden te halen en toe te voegen aan de functiemixregeling;

verzoekt de regering tevens de sociale partners richtinggevende kaders mee te geven voor het percentage leraren dat per instelling minimaal in een LC- of LD-functie behoort te zitten, sociale partners te laten vaststellen onder welke voorwaarden je als docent aanspraak kunt maken op een hogere salarisschaal en dit bedrag pas beschikbaar te stellen wanneer hierover bindende afspraken zijn gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Hoop en Bouchallikh.

Zij krijgt nr. 533 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongebruikte studieboeken een nodeloze kostenpost van gemiddeld wel €276 per jaar vormen voor veel mbo-studenten;

overwegende dat de terugkoopregeling om dit probleem te verhelpen bij 89% van de studenten niet bekend is en deze daarmee weinig effect sorteert;

van mening dat het kiezen van of deelnemen aan een opleiding niet geblokkeerd mag worden door de daarbij behorende studiekosten, omdat dit de kansenongelijkheid verder vergroot;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar diverse mogelijkheden waarop de selectie en aankoop van lesmaterialen kan worden uitgevoerd door instellingen zelf, en de overheidsbijdrage die hiervoor nodig zou zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 534 (31524).

De heer De Hoop (PvdA):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat goed opgeleide vakmensen onmisbaar zijn in onze samenleving en zeker ook in onze verduurzamende economie, waarin kennis en vaardigheden zich in rap tempo ontwikkelen;

verzoekt de regering in de toekomstverkenning van een Leven Lang Ontwikkelen mogelijkheden te onderzoeken om een scholingsrecht toe te kennen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 535 (31524).

De heer De Hoop (PvdA):

Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het mbo mensen opleidt die onmisbaar zijn voor de Nederlandse samenleving en economie;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe een baangarantie voor afgestudeerde mbo'ers gestalte kan krijgen en wanneer dit niet lukt de mogelijkheid tot doorleren tegen het minimumloon zou kunnen worden ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Hoop.

Zij krijgt nr. 536 (31524).

De heer De Hoop (PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Voor u vertrekt: wij constateren dat u bij één motie niet het verzoek heeft voorgelezen. Daardoor moeten we die als niet-ingediend beschouwen. Ik zal voor deze keer coulant zijn en u het verzoek van de motie op stuk nr. 534 nog laten voorlezen, maar u bent eigenlijk al door uw tijd heen.

De heer De Hoop (PvdA):

Dat was mij ontgaan, voorzitter. Ik wilde het iets sneller doen. De heer Van der Molen kreeg ook net iets meer tijd, dus in het kader van gelijke behandeling: dank dat u mij deze ruimte nog biedt.

Het dictum luidt: "verzoekt de regering onderzoek te doen naar diverse mogelijkheden waarop de selectie en aankoop van lesmaterialen kan worden uitgevoerd door instellingen zelf, en de overheidsbijdrage die hiervoor nodig zou zijn,

en gaat over tot de orde van de dag."

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is dat voor de Handelingen ook goed genoteerd. Dan gaan we over naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer. Dat is in dit geval een spreekster en dat is mevrouw Hagen namens D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Het werd al eerder gezegd, maar we hebben inderdaad een heel plezierig mbo-debat achter de rug. Nogmaals dank, ook aan de medecommissieleden. Ik denk dat er veel overeenkomsten zijn tussen onze partijen. Ook ik heb hier een overeenkomst gevonden, namelijk met de SGP. Die gaat over de ouderbetrokkenheid, waar ik ook even aandacht voor heb gevraagd tijdens het debat.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de betrokkenheid van ouders ook voor jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs van groot belang is, zeker als het gaat om kwetsbare jongeren;

constaterende dat ouders in het middelbaar beroepsonderwijs slechts beperkt lijken te worden betrokken bij keuzes en besluiten indien de jongere de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt;

verzoekt de regering in samenspraak met Ouders & Onderwijs en de MBO Raad te bezien op welke wijze ouders meer kunnen worden betrokken bij het onderwijs van hun kinderen, ook als de jongeren de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hagen en Bisschop.

Zij krijgt nr. 537 (31524).

Dank u wel, mevrouw Hagen namens D66. Dat brengt ons aan het einde van tweede termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven behoefte te hebben aan tien minuten schorsing alvorens hij overgaat tot de appreciaties.

De vergadering wordt van 14.27 uur tot 14.39 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heet iedereen wederom welkom. We hebben een volle publieke tribune. Het is altijd goed om dat te zien. Dus ook welkom aan alle mensen op de publieke tribune. Ik geef de minister het woord voor de appreciatie van de moties.

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel, voorzitter. We hebben er al aan gerefereerd dat we de afgelopen week op twee momenten zeer uitvoerig met elkaar gedebatteerd hebben. We hebben ook vastgesteld dat het mbo veel stof tot discussie en nadenken geeft. Ik ben blij verrast dat ik op zo veel punten met de Kamer heb kunnen praten en dat dit ook geleid heeft tot deze 21 moties. Ik zal proberen om die in rap tempo met u door te nemen.

De voorzitter:

Ik vraag u om nog heel even te wachten, want ik zie dat een aantal leden de bundel moties nog niet heeft. Ik geef hun even de gelegenheid om die te halen, zodat de administratie goed verloopt. Ik constateer dat iedereen weer op haar of zijn plek zit. Minister, ga uw gang.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 517 van de heer El Yassini. Die motie beoogt het bbl-offensief te laten groeien. In de motie wordt daarvoor een scherpe doelstelling van 35% voorgesteld. Ik heb al eerder gezegd dat de bbl bij uitstek geschikt is voor mensen die werkend willen blijven leren. De bbl is ook bij uitstek geschikt voor jongeren die op deze manier voor het onderwijs behouden kunnen blijven, terwijl ze tegelijkertijd aan het werk willen. Die vallen dan niet uit. Ik deel het streven van de heer El Yassini om dat verder te laten groeien. We gaan vanuit de werkagenda ook een bbl-offensief starten. Ik omarm dat streven en lees de motie als een steun in de rug voor dit offensief. Daarom geef ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 518 over de voortijdige schoolverlaters. In de motie wordt gevraagd om daarvoor een aanvalsplan te lanceren, afspraken te maken en ook in gesprek te gaan met het ministerie van Defensie. Medio 2025 gaan de mbo-instellingen en de gemeenten een nieuw regionaal plan maken. Daar kunnen deze aanscherping en doelstelling zeker in worden meegenomen. Ik heb contact opgenomen met mijn collega op het ministerie van Defensie. Ik kan berichten dat men zeer geïnteresseerd is om daar het gesprek verder over te voeren. Dus ook de motie op stuk nr. 518 kan ik oordeel Kamer geven.

Dan de motie-El Yassini/Pouw-Verweij op stuk nr. 519, waarin de regering wordt gevraagd om stagematching op zo'n manier in te voeren dat er toch een mogelijkheid is voor bedrijven om er nog wat van te vinden. Ik denk dat we allemaal met elkaar hebben vastgesteld wat een belangrijk punt dit is. Het is lastig om discriminatie in de maatschappij in de breedte tegen te gaan, maar dit is een heel concreet punt, waarop we in het onderwijs echt wat kunnen doen. We hebben de afgelopen tijd in het nieuws een aantal zeer treffende voorbeelden daarvan gezien. Voor mij blijft de randvoorwaarde bij matching dat de matching objectief plaatsvindt, dus niet op basis van persoonskenmerken of een klik. Een kennismakingsgesprek geeft dan weer ruimte voor keuzes op basis van persoonskenmerken. Die willen we nou juist uitsluiten. Ik benadruk nog een keer dat mijn voorstel alleen geldt voor eerstejaarsstudenten, bij de eerste stage en ook als studenten dat zelf willen. Ik verwacht dan ook niet dat bedrijven gaan afhaken. Bedrijven vinden ook dat jongeren een eerlijke kans verdienen. Er zijn allerlei andere mogelijkheden bij volgende stages en leerjaren, waarin studenten de mogelijkheid krijgen om te leren solliciteren. Nogmaals, als zij dat ook al bij hun eerste stage willen, dan kan dat. Daarom moet ik helaas deze motie ontraden.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 520 van mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie, over mentale gezondheid. Ik denk dat het belangrijk is dat u nog een keer benadrukt hoe belangrijk het signaleren is en het hebben van een goed gesprek over persoonlijke problemen. De mentale gezondheidsproblemen in het vervolgonderwijs in de breedte, ook bij studenten op hogescholen en universiteiten, hebben heel nadrukkelijk onze aandacht. Het is erg belangrijk dat er aandacht voor komt op school binnen het mbo. Het is ook een belangrijk onderdeel van mijn inzet op de werkagenda voor het mbo. Ik ervaar deze motie als een verdere ondersteuning daarvan en geef haar daarom oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie-Van der Graaf/El Yassini op stuk nr. 521, om verder te verkennen of er naast de huidige bbl — vier dagen op het werk en één dag op school — nog een andere mogelijkheid is, bijvoorbeeld drie dagen en twee dagen. Ik deel de opvatting dat er behoefte is aan flexibiliteit. In de huidige bol en bbl zijn al andere varianten mogelijk. Mijn ervaring is ook dat scholen en bedrijven die ruimte wel weten te vinden, maar ik denk dat het heel belangrijk is om bij onze toekomstverkenning echt alle varianten bekijken. Welke knoppen kunnen we introduceren en aan welke knoppen kunnen we draaien? Wat zijn de standen die we daarbij willen? Met die connotatie wil ik deze motie oordeel Kamer geven.

Dan de motie-Van der Graaf/Van der Molen op stuk nr. 522, over mbo-studenten die voor profilering en ondersteuning een beroep kunnen doen op het studentenfonds. Deze motie kan ik ook oordeel Kamer geven. De middelen zijn er in principe al voor mbo-studenten, maar een heel belangrijk punt is dat wij vooral de bekendheid daarmee vergroten. We willen natuurlijk ook dat de middelen die daarvoor beschikbaar zijn, gebruikt gaan worden. Dus nogmaals: oordeel Kamer.

Ik ga naar de motie-Kwint op stuk nr. 523 over de rente. De gelijkheid tussen mbo-studenten en ho-studenten vindt het kabinet absoluut belangrijk. Daarom zorgen we er ook voor dat vanaf 2023/2024 deze dingen gelijkgetrokken worden. Maar deze motie gaat heel veel verder. Er zitten allerlei haken en ogen aan. Het is ook niet uitvoerbaar, naast dat er allerlei kosten mee gemoeid zijn. De motie heeft ook allemaal andere consequenties. Ik kan de juridische omvang van deze motie eigenlijk niet overzien. Ik zie ook niet hoe ik haar zou kunnen uitvoeren, los van het feit dat ik er geen dekking voor heb, dus ik moet deze motie helaas ontraden.

Ik ga naar de motie-Bouchallikh/De Hoop op stuk nr. 524, met de constatering dat de overlegstructuur van studentenorganisaties niet is vastgelegd in de WEB. We voeren hier al overleg over. Op dit moment lijkt het mij niet noodzakelijk om dit wettelijk te regelen, maar als de Kamer dat verlangt, dan neem ik dat zeker mee. Ik wil deze motie graag oordeel Kamer geven.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 525 van de heren Van der Molen en El Yassini over stagematching, een variant waarbij er twee gesprekken plaatsvinden met twee stageorganisaties en twee studenten. Ik heb in onze discussie al gezegd dat we nog niet weten welke varianten het meest effectief zullen zijn. Ook al zit de keuze hier uiteindelijk bij de student — wat ik zeer kan appreciëren — is het altijd belangrijk om te voorkomen dat de docent die verantwoordelijk is voor de plaatsing toch op een of andere manier het belang van het leerbedrijf de voorkeur geeft. Aan de andere kant denk ik dat je met dit instrument wel heel erg zichtbaar bent. In die zin snap ik de gedachtegang achter deze variant, die we wat mij betreft zeker mee kunnen nemen. We gaan aan het nieuwe instrument van stagematching beginnen, maar we zitten natuurlijk nog in een fase waarin er meerdere varianten naast elkaar zullen bestaan. Ik denk dat we op een gegeven moment zullen moeten kijken — dat geldt voor de Kamer en zeker voor mij vanuit het ministerie — wat het beste werkt en hoe we hiermee verder willen. We zitten eigenlijk nog in een soort van evolutionaire fase. Daarmee geef ik deze motie oordeel Kamer.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 526 van de heer Van der Molen en mevrouw Palland. Die is eigenlijk een soort vijfpuntenplan. Dat zijn ieder voor zich belangrijke punten: de studietoeslag, de collegekaart, lesgeld, medezeggenschap en studentenhuisvesting. Die punten vallen allemaal onder iets waarmee ik brede instemming proef in de Kamer, namelijk de gelijkwaardigheid van mbo-studenten binnen de hele waaier van Nederlandse studenten. Die motie sluit volgens mij goed aan op mijn bredere inzet, maar ze schetst ook hoe we tot actie kunnen overgaan. Ik ga zeker de knelpunten hierin en de mogelijke oplossingen onderzoeken en de Kamer informeren over de vervolgstappen. Daarmee geef ik de motie graag oordeel Kamer.

We gaan naar de motie op stuk nr. 527. Die is ingediend door mevrouw Van der Plas en medeondertekend door de heer El Yassini en gaat over stagediscriminatie, met name van studenten met een beperking, met een handicap. Ik denk eerlijk gezegd dat een nieuw onderzoek naar studenten met een functiebeperking overbodig is. Er wordt al onderzoek gedaan, onder andere door KBA Nijmegen, om stagediscriminatie onder deze groep studenten beter in beeld te brengen. Dat gebeurt in opvolging van de motie van de heer Wassenberg en mevrouw Westerveld. Die resultaten worden voor de zomer van 2023 verwacht. Als ik deze motie kan lezen als een verdere motivatie om dat onderzoek niet alleen uit te blijven voeren, maar er ook gevolgen uit te trekken, dan geef ik deze motie graag ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik kijk heel even. Mevrouw Van der Plas is niet aanwezig, maar ik zie de mede-indiener, de heer El Yassini, wel en hij knikt. Oordeel Kamer dus, met deze lezing.

Minister Dijkgraaf:

Dan de motie op stuk nr. 528 van mevrouw Van der Plas, die erom vraagt om het prestatiegestuurde onderwijs op het mbo te veranderen naar meer ontwikkeling. Dat er druk op studenten ligt, gaat mij aan het hart. Ik heb samen met de staatssecretaris van VWS veel aandacht voor het mentale welzijn van studenten, bijvoorbeeld via het NPO of de aanpak Gezonde School. Het speelt veel breder onder jongeren. U heeft ongetwijfeld ook gezien dat onze koningin zich daar sterk voor maakt. Het is echt een thema dat keer op keer in al mijn gesprekken naar boven komt. Ik vind het belangrijk dat, als je als jongere aan een opleiding begint, de school dat traject met begeleiding en met aandacht samen met de jongeren tot een succes maakt. Dat geldt vooral daar waar de school het verschil maakt; vandaar dat we inzetten op niveau 2 en de loopbaanoriëntatiebegeleiding. Maar het mbo kent wel een drievoudige kwalificatie. Daar wil ik niet aan tornen. Daarom wil ik de motie zoals die nu geformuleerd is, ontraden, ook al snap ik de gedachte erachter goed.

Ik kom op de motie op stuk nr. 529 van mevrouw Van der Plas, over een landelijk geldige studentenpas voor alle studenten. Bij mijn beantwoording in de eerste termijn heb ik al aangegeven dat ik samen met de MBO Raad en de studentenorganisatie JOB wil gaan onderzoeken hoe we zo'n collegekaart voor mbo-studenten kunnen realiseren. U kent mijn standpunt dus. Dat is positief. Daarom geef ik deze motie ook oordeel Kamer.

We gaan naar de motie op stuk nr. 530. Die motie is ook een vraag om het volwaardige studentenleven voor mbo-studenten te faciliteren. Met name wordt gevraagd wat mogelijk de financiële bijdrage kan zijn van mbo-scholen aan bijvoorbeeld studentensportverenigingen, bestuursbeurzen et cetera. Daarmee moet eigenlijk een situatie worden gecreëerd waarbij dingen voor het mbo op dezelfde manier gebeuren als voor het hoger onderwijs, en waarbij er een parallelle en gelijkwaardige situatie ontstaat. Dit is zeker onderdeel van mijn inzet. Mbo-instellingen moeten zich ervoor inzetten om die infrastructuur te creëren. Ik denk wederom dat de studentenorganisaties daar een hele belangrijke rol bij spelen, ook lokaal. Als je ergens de studenten bij wilt betrekken, dan is het denk ik wel bij het faciliteren van het studentenleven. In mijn ogen zou het mbo, net als het hoger onderwijs, middelen uit de lumpsum hiervoor kunnen aanwenden. Ik geef de motie graag de appreciatie oordeel Kamer.

Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 531, van DENK. Die gaat over antidiscriminatie-eisen opnemen in de erkenningsvoorwaarden voor stagebedrijven. We gaan inderdaad de erkenningsvoorwaarden aanscherpen. Daarmee wordt aan de voorkant al door SBB het gesprek met het leerbedrijf gevoerd over het voorkomen en tegengaan van stagediscriminatie. Ik denk dat SBB daar een cruciale rol in heeft. We gaan ook een plan maken om te bewerkstelligen dat die meldingen worden opgepakt en dat SBB-adviseurs het lastige gesprek gaan voeren met de leerbedrijven over discriminatie. Daar gaan we afspraken over maken in het stagepact. SBB krijgt uit de coalitieakkoordmiddelen ruim 10 miljoen om hier werk van te maken. Met andere woorden, ik ervaar deze motie als steun voor ons beleid. Daarom geef ik haar graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 532 van het lid Van Baarle gaat eigenlijk over de mysteryguest. Kunnen we die gebruiken voor signalering van stagediscriminatie en voor handhaving van antidiscriminatiebeleid? Ik denk dat mysteryguests een onderdeel kunnen zijn van monitoring. Het middel is ook wel eerder gebruikt in andere delen van de rijksoverheid. Mag ik het zo lezen dat de mysteryguest onderdeel van de monitoring is? Het is toch in zekere zin een steekproef. Het is erg moeilijk om de mysteryguest als een soort handhavingsinstrument te hanteren. Als ik het zo mag lezen, dan wil ik de motie oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 533 is ingediend door de heer De Hoop. Die motie gaat over de werkagenda en de afspraken die we gaan maken. De motie gaat eigenlijk over de inzet van onze middelen voor docenten. In de motie staat het concrete verzoek om in plaats van die 52,2 miljoen voor de functiemix in de Randstad, 90 miljoen uit de kwaliteitsgelden van de instelling toe te voegen aan de gelden voor de functiemix. En misschien is het belangrijkste wel dat er volgens de motie hiervan op landelijk niveau afspraken moeten worden gemaakt. Afspraken op landelijk niveau wil ik niet voorwaardelijk laten zijn voor de toekenning van de middelen. Ik vertrouw erop dat de individuele instellingen tot ambitieuze kwaliteitsplannen kunnen komen voor hun onderwijspersoneel. Ik waarborg daarbij ook de docenten en andere onderwijsmedewerkers op een concrete manier, want de ondernemingsraad heeft daar instemmingsrecht. De ondernemingsraad moet dus die plannen ook echt goedkeuren. Daar zitten trouwens ook de studentenorganisaties in. Ik vind het dus mijn taak om de randvoorwaarden te creëren, en ik wil het dan aan de sociale partners overlaten om daar afspraken over te maken. Die kunnen heel goed landelijk zijn. Ik heb vertrouwen in de sociale partners. Wat mij betreft gaat deze motie dus te ver. Daarom wil ik haar ontraden.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 534 van de heer De Hoop over de aankoop van lesmateriaal door instellingen. We hebben vanochtend al op een aantal plekken gesproken over leermiddelen. Ik heb ook toegezegd dat ik voor de begrotingsbehandeling van volgende week een overzicht ga geven van wat je wel en niet kunt doen. Ik ga dus een overzicht geven van het mogelijke kostenplaatje. Ik zou de heer De Hoop daarom willen vragen om deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Ik kijk heel even naar de indiener, de heer De Hoop van de PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Ik wil de motie wel aanhouden, hoor. Tegelijkertijd ben ik wel nog even aan het nadenken over het volgende. Als dat voor de begroting is, dan krijgen we dat waarschijnlijk nog voor de stemmingen. In die zin had het misschien dus niet gehoeven. Ik zal de motie echter aanhouden. Dat is prima.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer De Hoop stel ik voor zijn motie (31524, nr. 534) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Dijkgraaf:

Dank u wel.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 535 van de heer De Hoop over scholingsrecht voor mbo'ers. De regering wordt daarin verzocht om in de toekomstverkenning voor leven lang ontwikkelen, mogelijkheden te zoeken om scholingsrecht toe te kennen. Ik heb hierover contact gehad met mijn collega-minister Wiersma. Hij is leidend in die toekomstverkenning. Ik heb met hem afgestemd dat wij hier goed mee kunnen leven. Ik geef deze motie dus graag oordeel Kamer.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 536, ook van de heer De Hoop, over baangaranties voor mbo-studenten. Ik heb eerder aangegeven dat ik het zeer toejuich als werkgevers baangaranties zouden kunnen afgeven, bijvoorbeeld in cruciale sectoren waar we structurele arbeidsmarkttekorten hebben, waar we als overheid worden aangesproken om wat te doen. Denk aan sectoren als de techniek en de zorg. Dat lijkt mij een no-brainer. Er wordt de werkgevers niets in de weg gelegd om dat te doen. Als minister van Onderwijs kan ik helaas geen banen garanderen. Daarom wil ik deze motie ontraden.

Dan kom ik bij de laatste motie, de motie op stuk nr. 537, ingediend door mevrouw Hagen en de heer Bisschop. Die motie gaat over de betrokkenheid van ouders bij jongeren in het middelbaar beroepsonderwijs. Er wordt gevraagd of wij in samenspraak met de ouders, het onderwijs en de MBO Raad kunnen kijken op welke wijze ouders beter kunnen worden betrokken bij het onderwijs van hun kinderen. Het is zonder meer waar dat dit heel belangrijk is. Op veel mbo-scholen zijn ouders al betrokken bij de intake, de opleidingskeuze en de studievoortgang. Maar u maakt zich er terecht zorgen over dat het ongelijk is. Het kan absoluut beter, met name voor de mbo-studenten die ouder zijn dan 16 jaar. Ik ga dus graag in gesprek met de organisatie, de ouders en het onderwijs, en geef deze laatste motie dus ook graag oordeel Kamer.

Voorzitter, dat waren mijn appreciaties van de 21 moties.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn appreciatie. Ik dank uiteraard ook de leden voor hun inbreng en hun aanwezigheid. De stemmingen over deze moties zijn aanstaande dinsdag. Daarmee schors ik de plenaire vergadering tot 17.00 uur. Daarna vangen we aan met het tweeminutendebat Eindrapportage Programma Volwaardig Leven, inclusief het onderzoek Faciliteren van seksualiteit en intimiteit voor mensen met een beperking.

De vergadering wordt van 14.59 uur tot 17.00 uur geschorst.

Naar boven