5 Begroting Overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad 2023

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB) voor het jaar 2023 ( 36200-IIB ).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde de begroting overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (36200-IIB).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Voor dit debat hebben zich drie mensen ingeschreven. De eerste is de heer Strolenberg van de VVD. Ik hoor dat hij onderweg is. Mag ik dan nu het woord geven aan de persoon die als tweede op de sprekerslijst staat? Dat is de heer Sneller van de fractie van D66. Hij heeft zich ingeschreven voor één minuut. Het woord is aan hem.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Ik had geen behoefte aan behandeling, maar als deze begroting behandeld wordt, is het volgens mij netjes om er kort iets over te zeggen. Dit zijn belangrijke instituties voor onze democratie. Volgens mij is het belangrijk om de onafhankelijkheid ervan te bewaken. Ik heb een aantal jaar geleden een motie ingediend die ertoe strekte om de benoemingsprocedures te veranderen en de rol van de Kamer te vergroten als de betrokkenheid van de Kamer bij het werk van deze instituties groter is en als het belang van onafhankelijkheid groter is. Ik zoek nog steeds naar de uitvoering van die motie. Ik zal daar steeds op terug blijven komen, maar ik voel me ook steeds bezwaarder om erop terug te komen, omdat ik me met dit pleidooi in steeds gekker gezelschap lijk te bevinden.

Het lijkt mij goed om een andere keer verder te spreken over het nut en de noodzaak van de Kanselarij der Nederlandse Orden. Mijn fractie zal instemmen met deze begroting.

De voorzitter:

U bevindt zich in mijn gezelschap, hè. Het was een wat rare kwalificatie. Ik kijk even of de heer Strolenberg al in de buurt is. Nee. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Houwelingen van de fractie van Forum voor Democratie. Hij heeft een spreektijd aangevraagd van vijftien minuten.

Ik zie dat de heer Strolenberg nu binnenkomt. Wil hij nu spreken? Nee. Dan gaan we eerst een kwartier lang luisteren naar de heer Van Houwelingen.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank, voorzitter. De Raad van State is ons oudste zogenaamde Hoge College van Staat. Opgericht in 1531 en daarmee dus bijna een half millennium oud. Een college met twee functies: adviseren en recht spreken. Twee functies die onafhankelijkheid en neutraliteit vereisen. Maar is de Raad van State nog wel onafhankelijk en neutraal? Belangrijk ook: dient de Raad van State het Nederlandse belang? We hebben daar ernstige vragen bij. Al sinds mijn tijd als onderzoeker bij het Sociaal en Cultureel Planbureau lees ik elk jaar met veel interesse het jaarverslag van de Raad van State. Sterker nog, ik ben erop geabonneerd.

Vooral het eerste hoofdstuk van het jaarverslag weet mij elk jaar weer te boeien. Waarom? Omdat het een verbazend eerlijk inkijkje geeft in de kosmopolitische mindset van onze bestuurlijke klasse. Sterker nog, het leest weg als een D66-partijprogramma: een jaarlijks terugkerende hoogmis van het globalisme. Ook dit jaar. De veelzeggende titel van het eerste hoofdstuk luidt: De burger in de internationale rechtsorde. Het leest als een lofzang op het supranationalisme. Laten we samen eens een vijftal fragmenten uit het jaarverslag over 2021 van de Raad van State erbij pakken. Het eerste citaat: "Het is geen ideologische keuze om deze voortwoekerende problematiek via internationale samenwerking het hoofd te bieden; het is een gegeven." We zien het onze D66-collega's hier zo zeggen. Globalisering is geen politieke keuze, maar een gegeven, zoiets als het weer dus. We hebben het maar te accepteren. Globalisme als ideologie wordt zo volledig gedepolitiseerd en onschadelijk gemaakt: there is no alternative, tina. Als debattruc te begrijpen, maar onbestaanbaar in een jaarverslag van wat een neutraal adviescollege zou moeten zijn.

Dan het tweede citaat. "EU-regels bevorderen eerlijke concurrentie tussen bedrijven op de Europese markt. Zo kan een bouwer uit Brabant meedingen naar opdrachten van Duitse deelstaten en is het voor een Zeeuwse restauranthouder mogelijk zijn geluk net over de grens in België te beproeven. Sommige voordelen zijn financieel. Veel Nederlandse boerenbedrijven komen in aanmerking voor Europese landbouwsubsidies." Pardon? Hoe zit het dan bijvoorbeeld met onze pulsvissers, die we op bevel van Brussel de nek om moesten draaien? Hebben onze producenten en consumenten van eieren er belang bij dat dankzij het EU-associatieverdrag met Oekraïne er goedkope eieren van lage kwaliteit op de Nederlandse markt moeten worden toegelaten? Hoe zit het met het mkb, dat simpelweg de kennis en kunde niet in huis heeft om de Europese aanbestedingsprocedures te doorlopen? Kortom, hoe kan de Raad van State met droge ogen stellen dat EU-regels eerlijke concurrentie bevorderen?

Het derde citaat uit het jaarverslag van de Raad van State: "Veel zaken die nu vanzelfsprekend zijn, zoals de mogelijkheid om zonder veel belemmeringen in de winter op vakantie gaan naar Spaanse stranden, waren dat niet zonder internationale afspraken en Europese regels. De invoering van één gemeenschappelijke munt, de euro, heeft hieraan in het bijzonder bijgedragen. Wat het betekent vrij te kunnen reizen binnen de Europese Unie is duidelijk geworden tijdens de coronapandemie, toen veel lidstaten hun grenzen in deze uitzonderlijke situatie sloten in de hoop het virus buiten de deur te houden."

De heer Sneller (D66):

Ik begrijp iets gewoon niet. De Raad van State is in de woorden van de heer Van Houwelingen een soort globalistisch instituut en wil ons in de Europese Unie verankeren, zoals D66 dat wil. Nou had D66 een initiatiefwetsvoorstel om in de Grondwet op te nemen dat Nederland lid is van de Europese Unie. Wat zegt de Raad van State, tot mijn teleurstelling? "... vindt zo'n bepaling niet nodig." Hoe past dat nou in het verhaal van de heer Van Houwelingen? Dat is dan toch een onbegrijpelijk advies?

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat is een goede vraag en daar kom ik straks ook op terug. Voor de Raad van State is het al een gegeven dat we in de Europese Unie zitten en daarin moeten blijven. Het gaat zelfs nog verder. Ik kom er straks nog op terug, maar voor de Raad van State is het zelfs zo dat de Europese Unie niet eens ter discussie mag worden gesteld. Zover gaan ze dus. Ze gaan verder dan u, dan D66. In een eerdere versie van mijn betoog noemde ik dit het D66-programma on steroids. Ze gaan inderdaad verder dan u gaat. Zo erg is het.

De heer Sneller (D66):

Dit is een beetje een retorische kunstgreep, met alle respect, meneer Van Houwelingen. Als wij dit willen opnemen en het verankert en verstevigt het en de Raad van State is daartegen, dan pleit dat toch echt tegen uw pleidooi.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Ik kom daar in het betoog op terug, maar ze gaan nog verder. Het is nog erger dan u vermoedt, denk ik.

Dat is de wereld op z'n kop. Ik heb het nu over het citaat dat ik net oplas. De EU is namelijk de grote aanjager geweest van het belemmeren van vrij verkeer door de invoering van het Europese vaccinatiepaspoort. De euro maakt het reizen binnen Europa juist duurder, zoals iedereen weet die voor de eeuwwisseling weleens naar Italië of Spanje op vakantie is geweest. Waarom hechten kosmopolieten zo ontzettend veel waarde aan het kunnen betalen met de euro? Vernietigt zo'n gemeenschappelijke munt niet een deel van de romantiek van reizen? Dit zijn overwegingen die blijkbaar volstrekt wezensvreemd zijn voor de Raad van State.

Het vierde citaat. De Raad van State schrijft: "Ook de kritiek op de Europese Unie is lang niet altijd uit de lucht gegrepen. Zo heeft het handelen van de Unie geen perfecte democratische legitimatie." Nou. Zozo. Volgens de Raad van State is kritiek op de EU niet altijd uit de lucht gegrepen, maar ongetwijfeld wat de Raad van State betreft vaak wel. De Unie heeft geen perfecte democratische legitimatie. Maar die legitimatie is wat de raad betreft op z'n minst, zo lezen we tussen de regels door, ruim voldoende en misschien eigenlijk wel heel goed. Zo denkt D66 er ook over.

Tot slot het vijfde citaat uit het jaarverslag van de Raad van State. "Als een constructieve, rechterlijke dialoog echter omslaat in een openlijke confrontatie en wantrouwen, dan dreigt het fundament van de verdeling van de rechterlijke bevoegdheden in het Unierecht te worden ondermijnd. In diezelfde zin is het zorgelijk wanneer politieke kritiek omslaat in wantrouwen of zelfs de roep om de Unie te verlaten. Ook de besluitvorming in Den Haag verloopt nogal eens moeizaam, omdat er met veel verschillende en soms tegenstrijdige belangen rekening moet worden gehouden. Als kritiek daarop niet wordt gevolgd door een pleidooi de Staat der Nederlanden dan maar op te heffen, zou kritiek op de Unie evenmin hoeven te leiden tot een simpel pleidooi voor een nexit." Hierbij kom ik ook op het punt dat de heer Sneller net maakte. Dit is dus ronduit hallucinant. De Raad van State, die zich, nogmaals, hoort op te stellen als een politiek onafhankelijk adviseur en neutrale rechter, pleit dus niet alleen expliciet tegen nexit, maar vindt het zelfs zorgelijk dat er partijen zijn, zoals Forum voor Democratie, die pleiten voor een nexit. En dat terwijl een groeiend aantal Nederlanders grote moeite heeft met de EU en alles waar die voor staat. Kortom, als adviseur is de Raad van State wat ons betreft allesbehalve ongekleurd.

De Raad van State bewierookt elk jaar weer het supranationalisme en het globalisme in zijn jaarverslag. Ik gaf net de voorbeelden. Het is de ideologie waar Forum voor Democratie tegen strijdt. Ondertussen is het dezelfde Raad van State die initiatiefwetsvoorstellen van bijvoorbeeld Forum voor Democratie moet beoordelen en geacht wordt aan het parlement en de regering neutrale adviezen te geven. Voor Forum voor Democratie en voor velen in het land heeft de Raad van State daarmee z'n geloofwaardigheid als adviseur volledig verloren.

Maar misschien weet de Raad van State ten minste als rechter de balans goed te bewaken en is die weegschaal wél in evenwicht. Helaas, niets wijst daarop. De Raad van State beschermt consequent de macht, dat wil zeggen: de Staat en haar instellingen zoals de Belastingdienst, in plaats van de burger. Dat is al vele decennia zo. De toeslagenaffaire heeft dit voor iedereen in het land pijnlijk duidelijk gemaakt. Als ouders in conflict kwamen met de Belastingdienst over de kinderopvangtoeslag, kwamen zij uiteindelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State terecht. De hoogste bestuursrechter van het land koos vervolgens bijna altijd de kant van de fiscus. Ouders moesten daardoor bij een klein foutje hun kinderopvangtoeslag helemaal terugbetalen, zelfs als ze wel recht hadden op een groot deel van de toeslag. Een enkel ontbrekend bonnetje was genoeg om ouders duizenden of zelfs tienduizenden euro's te laten terugbetalen. Lagere rechtbanken vonden echter vaak dat de wet niet zo streng moest worden uitgelegd. De vonnissen van deze lagere rechters werden echter consequent door de Raad van State vernietigd. Kortom, de Raad van State kiest stelselmatig partij voor de Staat en tegen de burger. De prioriteit blijkt niet te liggen bij het beschermen van individuele grondrechten, maar bij het beschermen van de macht. Wat die macht zegt, bijvoorbeeld de Belastingdienst of de jeugdbescherming, wordt door de bestuursrechter in principe voor waar aangenomen. Terwijl — dat weten we nu — de jeugdbescherming de dossiers vaak niet eens op orde heeft. Terwijl in de toeslagenaffaire onomstotelijk is gebleken dat de Belastingdienst de rechter niet altijd juist en volledig heeft geïnformeerd. Terwijl de rechter — dat is ook heel belangrijk — de plicht heeft bij twijfel zelf onderzoek te doen. Waarom vertrouwt de Raad van State overheidsinstellingen op hun woord? Waarom doet de Raad van State niet vaker zelf aan feitenonderzoek? De bestuursrechter mag de feiten nota bene aanvullen door zelfstandig feitenonderzoek te doen.

Ik vraag de minister: hoe vaak heeft de bestuursrechter dat de afgelopen jaren ook daadwerkelijk gedaan? In hoeveel van de 1.875 zaken die deel uitmaken van de toeslagenaffaire, en waarin de Raad van State een uitspraak heeft gedaan, is er door de bestuursrechter van de Raad van State zelfstandig feitenonderzoek verricht? We vermoeden dat dit niet of nauwelijks is gebeurd. En daarmee heeft de Raad van State de ouders, de burgers en daarmee de Nederlanders, in de steek gelaten. En dat, voorzitter, is het probleem. Burgers weten zich door deze passieve en procesmatige houding van de Raad van State onvoldoende beschermd tegen een steeds onverbiddelijker staatsmacht. Zaken die burgers tegen de overheid aanspannen, worden door deze benadering van de Raad van State niet langer op inhoudelijke gronden bekeken, als ze trouwens überhaupt al ontvankelijk worden verklaard, laat staan dat er ruimte is voor een toets op redelijkheid en rechtvaardigheid.

De heer Sneller (D66):

Ofwel: de heer Van Houwelingen wil dat de rechters meer invloed krijgen op wat er gebeurt in Nederland en een ruimere discretionaire bevoegdheid tot zich nemen. Dit is echt gelegenheidsargumentatie. Het is compleet tegenovergesteld aan wat we de afgelopen jaren horen, waarin het juist zo was dat rechters te veel macht hadden en te veel gingen toetsen op onduidelijke gronden en daardoor uitspraken deden die tot het politieke domein behoren. En nu krijgen we 180 graden gedraaid een ander verhaal.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Een goede vraag. Wij hebben dat inderdaad vaak een dikastocratie genoemd. Maar dat is niet waar ik hier voor pleit, ook niet straks aan het eind van mijn betoog. Het is niet zo dat rechters meer macht moeten krijgen of zo, maar ze moeten hun werk doen. Een rechter behoort inhoudelijk te beoordelen, bijvoorbeeld feitenonderzoek te doen als dat kan. Hij behoort zijn werk te doen. In dit geval — en dat is ons betoog — is de Raad van State bijvoorbeeld bij de toeslagenaffaire op een soort automatische piloot gegaan: het zal wel kloppen wat de Belastingdienst zegt; dat zal wel correct zijn. De Raad van State gaat veel te makkelijk mee in de argumentatie van bijvoorbeeld overheidsinstellingen. Dat behoor je niet te doen. Je behoort eerlijk te wegen. Dat behoor je te doen als rechter. Je moet eerlijk alle kanten van de zaak bekijken. Dat is objectief: het van alle kanten bekijken. Het is niet zo dat de rechter zich het domein van de wetgeving moet toemeten. Wij zijn natuurlijk tegen dikastocratie.

De heer Sneller (D66):

Dat is natuurlijk wel het resultaat daarvan. De heer Van Houwelingen bevindt zich in het goede gezelschap van onder andere asieladvocaten, die ook vinden dat de Raad van State voller moet toetsen en dat de besluiten van het bestuur te marginaal worden getoetst. In dat opzicht snap ik de gedachte wel; ik snap alleen niet dat die van deze partij komt.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dan bent u misschien aangenaam verrast. Dat is dan toch ook een keer mooi. Ik heb daarop geantwoord.

Ik ga door met mijn betoog. Het gevolg is dat de burger weerloos is overgeleverd aan de bureaucratie en het systeem, terwijl de rechter hem daar juist tegen zou moeten verdedigen. Zo is het in onze Grondwet verankerd, een Grondwet die de rechtsbescherming van de burger tegen zijn overheid constitutioneel toevertrouwt aan de rechterlijke macht. Ondanks fel verweer van onder meer juristen is de Raad van State er helaas in geslaagd zelf tot rechter te worden uitgeroepen door de wetgever. Als een echt koekoeksjong heeft hij behalve de Hoge Raad ook alle bestuursrechtelijke concurrenten, zoals de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor de studiefinanciering uit het zelfgemaakte nest van hoogste bestuursrechter gekiept. Kortom, zowel in zijn rol als adviseur als in zijn rol als bestuursrechter dient de Raad van State niet het belang van politiek en burger, maar het belang van de zittende macht, dat wil zeggen de macht van het partijkartel.

Maar daar blijft het niet bij. We vragen ons zelfs af in hoeverre de Raad van State — ik zei het al — nog het Nederlandse belang dient. Ik licht het graag kort toe. Zeven jaar geleden schreef het Burgercomité-EU dit manifest, mooi uitgegeven met zelfs een lintje, met als ronkende titel Aan het volk van Nederland. De ondertitel luidt: Aanklacht tegen de afschaffing van ons land en de ondermijning van onze democratie door de Europese Unie en oproep tot grondwettelijk herstel. Het is geschreven naar aanleiding van het burgerinitiatief Geen EU-bevoegdhedenoverdracht zonder referendum. Dat is op 21 januari 2014 in deze Kamer besproken, waarbij Thierry Baudet namens de indieners het woord voerde. Na afloop van dit debat is de Raad van State om advies gevraagd. Dit manifest baseert zich voor een groot deel op dat advies van de Raad van State. Het concludeert het volgende: "Onze Nederlandse democratie is fundamenteel en praktisch overgenomen door een nieuwe staat. Onze staatsinstellingen, de Raad van State voorop, accepteren de omwenteling volledig. Ze proberen die bovendien geniepig, principieel en praktisch verder te bevorderen."

Met andere woorden, uit dat advies van de Raad van State van zeven à acht jaar geleden blijkt zonneklaar dat voor dit Hoge College van Staat het Nederlandse belang per definitie hetzelfde is en samenvalt met het Europese belang. De Raad van State ziet de noodzaak de Unie te beschermen en te verdiepen als het fundamentele principe van de Nederlandse politiek. De Europese Unie is dus de autoriteit waaromheen de Nederlandse politiek draait, en niet het Nederlandse volk. De Raad van State betoogt dat dit praktisch het geval is en benadrukt dat dit ook principieel noodzakelijk is omwille van het integratieprincipe. Daarom is het ook geen toeval dat van een actieve rol van de Nederlandse bevolking in het advies geen sprake is.

Tot slot een laatste citaat uit dit manifest: "Uit de praktijk zoals die door de Raad van State scherp is blootgelegd blijkt dat er steeds meer beleid wordt gemaakt op EU-niveau. De raad ziet heel goed in dat dit ten koste gaat van de wetgevende en controlerende macht van het Nederlandse parlement, en dat tegelijk de Nederlandse uitvoerende macht steeds meer verbonden is met een wetgevende en beleidsvormende macht op Europese Unieniveau. De raad geeft daarmee duidelijk te kennen dat de soevereine wilsvorming van de Nederlandse bevolking in het centrum van de Nederlandse politiek het veld heeft moeten ruimen voor een andere autoriteit: de Europese Unie."

Deze copernicaanse omwenteling, waarbij de Nederlandse politiek niet langer draait om de Nederlandse bevolking maar om de Europese Unie, wordt door de Raad van State in zijn advies niet alleen feitelijk beschreven, heel eerlijk, maar ook gelegitimeerd als iets noodzakelijks, onvermijdelijks en goeds. Daarmee is in onze ogen voor de Raad van State niet langer het Nederlandse belang, maar het belang van de Europese Unie leidend geworden. Sterker nog, de Raad van State is niet eens meer in staat om het onderscheid te maken.

Samenvattend. De Raad van State faalt als neutrale adviseur van de politiek. De Raad van State slaagt er als bestuursrechter onvoldoende in de burger tegen de Staat en de macht te beschermen. De Raad van State vertegenwoordigt als Hoog College van Staat niet langer het Nederlandse belang, maar het belang van de Europese Unie. Kortom, de Raad van State is ziek, doodziek. Wat Forum voor Democratie betreft is dit onacceptabel. Genoeg is genoeg. Dit moet stoppen. Dit Hoge College van Staat met zijn lange geschiedenis en sterke grondwettelijke positie moet wat ons betreft gesaneerd, bij zinnen gebracht en van de grond af opnieuw opgebouwd worden.

Wij stellen daarom de volgende reset voor. Trek de Raad van State financieel leeg. Laat de begroting van de Afdeling advisering ten goede komen aan de onderzoeksafdeling van de Kamer, zodat we zelf als Kamer onderzoek kunnen doen en uitzetten, en — dit is hard nodig — de positie van de Kamer ten opzichte van de regering kunnen versterken. Wat de Afdeling bestuursrechtspraak betreft: deze functie is simpelweg niet verenigbaar met de functie van regeringsadviseur en zal dus ergens anders moeten worden ondergebracht. De Raad van State kan niet tegelijkertijd bestuursrechter en adviseur van de regering zijn. Kortom, het wordt hoog tijd dat we als Tweede Kamer orde op zaken gaan stellen bij de Raad van State.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de laatste spreker van de zijde van de Kamer: de heer Strolenberg. Hij was niet alleen te laat, maar ziet nu ook af van zijn spreektijd. Nou, u weet de spanning er wel in te houden. De minister gaat hier even tien minuten over nadenken. Daarna gaan we de vergadering hervatten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng over dit begrotingshoofdstuk. Ook bij dit begrotingshoofdstuk van de Hoge Colleges van Staat heb ik als minister een bijzondere rol, in die zin dat ik beheerverantwoordelijk ben. Zowel voor de Staten-Generaal als voor de Hoge Colleges van Staat geldt dat zij zelf inhoudelijk verantwoordelijk zijn voor het uitgeven van het geld dat zij in hun begroting hebben. Alleen op het moment dat ik echt inhoudelijk zware bezwaren heb, kan ik daar als minister een opmerking over maken.

Voorzitter. De heer Sneller heeft een opmerking gemaakt over de motie die hij enkele jaren geleden heeft ingediend. Daarbij heeft hij weer herinnerd aan het feit dat hij elke keer nadrukkelijk beargumenteert dat het belangrijk is om bij de benoemingen van de Hoge Colleges van Staat ook de Tweede Kamer te betrekken. Zeker voor iemand als de Nationale ombudsman geldt dat ook ten zeerste. De Kamer benoemt dan ook de Nationale ombudsman.

Voorzitter. De heer Van Houwelingen heeft een betoog gehouden over de rol van de Raad van State en zijn visie gegeven op de toekomst daarvan. Het zal misschien geen verrassing zijn dat ik een ander perspectief heb dan de heer Van Houwelingen. De Raad van State is binnen onze Grondwet een belangrijk instituut en een onafhankelijk instituut, dat tot taak heeft de regering, maar ook deze Kamer, te adviseren over wetgeving en bestuur. De Raad van State vervult ook een belangrijke taak als een van de hoogste bestuursrechtsprekende colleges van het land. Die betrouwbaarheid van de Raad van State is het fundament waarop de Raad van State zijn werk kan doen. Die rol is ook belangrijk in onze democratische rechtsstaat. Van belang is ook dat de Raad van State zijn werk goed en gedegen kan doen. Dat is een ander perspectief dan de heer Van Houwelingen heeft.

Ik wil nog wel opmerken dat het juist de Raad van State was die bij de kinderopvangtoeslagaffaire zelf heeft geëvalueerd wat ze anders en beter hadden kunnen doen. Ze hebben zelf die inzichten naar binnen gehaald en zich gerealiseerd dat ze het niet goed genoeg hebben gedaan. Die zelfreflectie die ze hebben laten zien, hebben zij in een eerder stadium dan sommige anderen laten zien. Daarmee zijn zij wel echt onderscheidend geweest.

Als wetgever zijn wij nu bezig om bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht te veranderen. Wij willen die mensgerichter maken, juist om de rechters meer ruimte te bieden om af te wijken op het moment dat de menselijke maat dat vraagt. Dat is mede doordat de Raad van State zelfreflectie heeft laten zien en ook heeft gepinpoint waar precies de gebreken in het wettelijk systeem staan. Samen met de minister voor Rechtsbescherming ben ik bezig om die wetgeving te maken. Ik hoop die aan uw Kamer te kunnen aanbieden, zodat we gezamenlijk de ruimte kunnen creëren voor rechters om de menselijke maat op zo'n moment beter toe te passen.

Voorzitter. Dan kom ik bij de beide amendementen van heer Van Houwelingen. Het zal geen verrassing zijn dat ik het amendement waarin een wijziging van artikel 3 wordt voorgesteld, waarbij het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag van de Raad van State worden verminderd en die van de Tweede Kamer worden verhoogd, moet ontraden. Dit amendement maakt hun adviserende taak onmogelijk.

Het andere amendement van de heer Van Houwelingen ziet op de rechtsprekende taak van de Raad van State, die daardoor ook niet meer mogelijk is. In dat perspectief, dat het werk onmogelijk wordt gemaakt, ontraad ik ook dat amendement.

De voorzitter:

Tot zover de termijn van de regering. Ik kijk even of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Dat is het geval bij de heer Van Houwelingen. Ik geef graag het woord aan hem.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State een kwalijke rol heeft gespeeld in de toeslagenaffaire;

overwegende dat oud-president van de Hoge Raad Corstens als president en wederom ook als oud-president heeft gezegd dat de rechtsprekende functie van de Raad van State dient te verdwijnen;

overwegende dat de Raad van State twee functies kent die in principe niet verenigbaar zijn, namelijk hoogste bestuursrechter en adviseur van de regering;

overwegende dat de in het verleden bedachte oplossing om de rechtsprekende en de adviserende functie organisatorisch volledig van elkaar te scheiden onvoldoende is;

verzoekt de regering om een onderzoek te laten uitvoeren met als doel om te kijken of de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ondergebracht zou kunnen worden bij een ander rechtscollege, zoals het gerechtshof,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 6 (36200-IIB).

Prima. Dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Dan geef ik graag nog even het woord aan de minister om hierop te reageren.

Minister Bruins Slot:

Voorzitter, dank u wel. Zoals in mijn eerste termijn betoogd, heeft de Raad van State juist zelfreflectie op de kinderopvangtoeslagaffaire getoond. De Raad van State heeft juist zelf een onderzoek gedaan omdat die zich ervan bewust was dat het anders en beter moet. Daar zijn adviezen uit voortgekomen. Dat strookt niet met de overwegingen die de heer Van Houwelingen in deze motie aangeeft. Daarmee moet ik de motie op stuk nr. 6 ontraden.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. De heer Van Houwelingen heeft nog een vraag.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Heel kort. Dank voor de beantwoording. In dit geval is het mij iets te makkelijk. Er is namelijk heel veel kritiek, bijvoorbeeld van de oud-president van de Hoge Raad. Die heb ik net genoemd. Dit is iets wat loopt. Het enige verzoek dat we indienen, is om nou eens te onderzoeken of het niet gescheiden zou kunnen worden. De minister zegt net zelf: we zijn bezig om te kijken of het anders ingericht kan worden. Waarom zou zo'n onderzoek niet kunnen, als er zo veel discussie over is? Ik vraag om een onderzoek, niet meer en niet minder.

Minister Bruins Slot:

De afgelopen jaren is hier al veel discussie over geweest. Op dit moment is mijn inzet vooral om ervoor te zorgen dat we met deze Kamer wetgeving voor elkaar krijgen om juist wel die menselijke maat te kunnen toepassen. Daar steek ik op dit moment liever de capaciteit en de kennis en kunde in dan dat we het nog verder gaan onderzoeken.

De voorzitter:

Prima. Tot zover dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij ook over deze motie.

Wellicht heeft u allemaal het nieuwe schema gezien. Ik schors een paar minuten en dan gaan we in een tweeminutendebat praten over de JBZ-Raad. Daarna doen we de lunch en daarna gaan we nog even stemmen. Zo rond 13.20 uur gaan we beginnen aan de begroting van Binnenlandse Zaken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven